Besluit van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 9 augustus 2017, nr. WJZ/17081079, tot instelling van de Wetenschappelijke Adviescommissie Zeehondenopvang (Instellingsbesluit Wetenschappelijke Adviescommissie Zeehondenopvang)

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

Gelet op artikel 2, eerste lid, van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies;

Besluit:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. de minister:

de Minister van Economische Zaken;

b. adviescommissie:

Wetenschappelijke Adviescommissie Zeehondenopvang.

Artikel 2

  • 1. Er is een Wetenschappelijke Adviescommissie Zeehondenopvang.

  • 2. De commissie heeft tot taak de minister te adviseren op basis van onderzoeksresultaten en input van nationale en internationale wetenschappers over de opvang van zeehonden in het Nederlandse Waddengebied en in de overige kustwateren.

Artikel 3

  • 1. De commissie bestaat uit een voorzitter en ten minste drie en ten hoogste vijf andere leden.

  • 2. De leden worden door de minister benoemd en kunnen door de minister worden geschorst en ontslagen.

  • 3. De leden brengen op persoonlijke titel hun kennis en ervaring in en treden niet op als vertegenwoordiger van een specifieke belangengroep.

Artikel 4

  • 1. De adviescommissie stelt haar eigen werkwijze schriftelijk vast.

  • 2. De minister voorziet in het secretariaat van de adviescommissie.

  • 3. Het beheer van de bescheiden betreffende de werkzaamheden van de adviescommissie geschiedt op overeenkomstige wijze als bij het Ministerie van Economische Zaken. De bescheiden worden na beëindiging van de werkzaamheden van de adviescommissie bewaard in het archief van dat ministerie.

  • 4. De adviescommissie verstrekt desgevraagd aan de minister de voor de uitoefening van zijn taak benodigde inlichtingen. De minister kan inzage vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden, voor zover dat voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig is.

Artikel 5

  • 1. Aan de leden, bedoeld in artikel 6, onder b, d en e, wordt een vaste vergoeding per maand toegekend, waarbij de salarisschaal wordt vastgesteld op schaal 16 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 en de arbeidsduurfactor op 0,15.

  • 2. Aan de leden, bedoeld in artikel 6, onder c en f, wordt een vaste vergoeding per maand toegekend, waarbij de salarisschaal wordt vastgesteld op schaal 16 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 en de arbeidsduurfactor op 0,2.

Artikel 6

Ter gelegenheid van de instelling van de adviescommissie worden voor een periode van zes maanden tot lid van de commissie benoemd:

  • a. de heer em. prof. dr. A.N. van der Zande, te Gouda, tevens voorzitter;

  • b. de heer em. prof. dr. J.J.M. van Alphen, te Leiden;

  • c. de heer dr. S.J. Goodman, te Leeds (VK);

  • d. de heer dr. F.L.B. Meijboom, te Ede;

  • e. de heer prof. dr. A.J. Stegeman, te Amersfoort;

  • f. de heer dr. D. Thompson, te St Andrews (VK).

Artikel 7

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 september 2017 en vervalt met ingang van 1 maart 2018.

Artikel 8

Dit besluit wordt aangehaald als: Instellingsbesluit Wetenschappelijke Adviescommissie Zeehondenopvang.

Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst en in afschrift worden gezonden aan betrokkenen.

’s-Gravenhage, 9 augustus 2017

De Staatssecretaris van Economische Zaken, M.H.P. van Dam

TOELICHTING

In de brief aan de Tweede Kamer van 8 maart 2016 heeft de Staatssecretaris van Economische Zaken aangegeven dat advies wordt gevraagd over de opvang van zeehonden (Kamerstukken II 2015/16, 28 286, nr. 856).

Het advies zal gaan over alle aspecten van de uitvoering van de opvang van zeehonden. Het kader wordt gevormd door de internationale afspraken en de geldende wet- en regelgeving.

Het wetenschappelijk advies dient, zoals aangegeven in die brief, in te gaan op de volgende vragen:

  • 1. In welke situatie is opvang toelaatbaar en wanneer wordt opvang ontraden? Hierbij zal worden gevraagd in te gaan op zowel de benadering dat wilde dieren zo min mogelijk moeten worden opgevangen (in welke gevallen is opvang wel nodig) als op de benadering dat er ruimte wordt geboden aan opvang vanuit dierenwelzijn van het individuele dier (in welke gevallen zijn er bezwaren tegen opvang);

  • 2. Hoe moet er gehandeld worden in situaties dat opvang wordt ontraden?

  • 3. Waaraan dient de uitvoering van de opvang te voldoen, welke behandeling en verzorging maakt deel uit van de opvang en wat zijn de grenzen van opvang wanneer besloten wordt tot opvang?

  • 4. Welke voorwaarden dienen er gesteld te worden aan het terugzetten van de dieren?

De commissie heeft tot taak de Minister te adviseren op basis van onderzoeksresultaten en input van nationale en internationale wetenschappers over de opvang van zeehonden in het Nederlandse Waddengebied en in de overige kustwateren. Het advies dient input te leveren voor de uitvoering en de praktijk bij de opvang van zeehonden, daarbij de internationale context in ogenschouw nemend. In de totstandkoming van het advies zullen ook de zeehondenopvangcentra worden gehoord.

De commissie wordt geleid door een onafhankelijke voorzitter en bestaat verder uit maximaal 5 andere leden. De commissie wordt voor de uitvoering van haar taken ondersteund door een secretariaat waarvoor de minister een ambtelijk secretaris ter beschikking stelt.

De vergoedingen van de leden zijn conform de Wet en het Besluit vergoedingen adviescolleges en commissies.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, M.H.P. van Dam

Naar boven