Zeehondenakkoord, Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

Partijen,

1. De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, handelend als bestuursorgaan en als vertegenwoordiger van de Staat der Nederlanden, hierna te noemen: 'LNV';

2. Gedeputeerde Staten van de Provincie Groningen, handelend als bestuursorgaan en de commissaris van de Koning van de Provincie Groningen, handelend als vertegenwoordiger van de Provincie Groningen, namens dezen: de heer H. Staghouwer, gedeputeerde van de Provincie Groningen;

3. Gedeputeerde Staten van de Provincie Fryslân, handelend als bestuursorgaan en de commissaris van de Koning van de Provincie Fryslân, handelend als vertegenwoordiger van de Provincie Fryslân, namens deze: de heer H. Staghouwer gedeputeerde van de Provincie Groningen;

4. Gedeputeerde Staten van de Provincie Noord-Holland, handelend als bestuursorgaan en de commissaris van de Koning van de Provincie Noord-Holland, handelend als vertegenwoordiger van de Provincie Noord-Holland, namens deze: de heer H. Staghouwer gedeputeerde van de Provincie Groningen;

5. Gedeputeerde Staten van de Provincie Zuid-Holland, handelend als bestuursorgaan en de commissaris van de Koning van de Provincie Zuid-Holland, handelend als vertegenwoordiger van de Provincie Zuid-Holland, namens deze: de heer H. Staghouwer gedeputeerde van de Provincie Groningen;

6. Gedeputeerde Staten van de Provincie Zeeland, handelend als bestuursorgaan en de commissaris van de Koning van de Provincie Zeeland, handelend als vertegenwoordiger van de Provincie Zeeland, namens deze: de heer H. Staghouwer gedeputeerde van de Provincie Groningen;

Partijen genoemd onder 2 tot en met 6 hierna samen te noemen: de Kustprovincies;

7. Het Dagelijks bestuur van De Waddeneilanden, handelend als bestuursorgaan, en de voorzitter van het Algemeen bestuur van De Waddeneilanden, handelend als vertegenwoordiger van het openbaar lichaam De Waddeneilanden, namens deze: mevrouw Ineke van Gent, handelende ter uitvoering van het besluit van het Dagelijks Bestuur van 29 november 2019 en de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Texel, Vlieland, Terschelling, Ameland en Schiermonnikoog van 4 en 11 februari 2020;

8. De Vereniging van Waddenzeegemeenten, statutair gevestigd te Harlingen, te dezen vertegenwoordigd door de heer H. Blok;

9. Stichting A Seal Centrum voor Zeezoogdierenzorg, statutair gevestigd te Stellendam, te deze vertegenwoordigd door de heer R.M. Wissekerke;

10. Stichting Texels Museum (Ecomare) statutair gevestigd te Texel, te deze vertegenwoordigd door mevrouw A.L. Schrama;

11. Stichting Zeehondencentrum Pieterburen, statutair gevestigd te Pieterburen, te deze vertegenwoordigd door de heer N. Kuizenga, hierna te noemen: zeehondencentrum Pieterburen;

12. Stichting Zeehondenopvang Eemsdelta, statutair gevestigd te Oldambt, te deze vertegenwoordigd door de heer P. Landman en mevrouw R.V. Janac;

13. Stichting Zeehondenopvang Terschelling, statutair gevestigd te West-Terschelling, te deze vertegenwoordigd door de heer A.C. Schweigmann;

Partijen genoemd onder 9 tot en met 13 hierna afzonderlijk en samen te noemen: de Zeehondencentra;

14. Stichting E.H.B.Z. (Eerste Hulp Bij Zeezoogdieren), statutair gevestigd te Pieterburen, te deze vertegenwoordigd door de heer N. Kuizenga

15. Stichting Reddings Team Zeedieren, statutair gevestigd te ’s-Gravenhage, hierna te noemen Stichting Reddingsteam Zeedieren, te deze vertegenwoordigd door, de heren J.G.J. van der Hiele en D. Scholtens.

Partijen genoemd onder 14 en 15 hierna samen te noemen: de Stichtingen;

Alle Partijen hierna allen gezamenlijk te noemen: Partijen;

Overwegende dat:

I. Aanleiding van het Zeehondenakkoord

  • Het goed gaat met de populatie van in het wild levende zeehonden in de Nederlandse kustwateren en de internationale Waddenzee.

  • In de dagelijkse praktijk van de zeehondenopvang verschil van inzicht bestond over wanneer, welke en hoe zeehonden moeten worden opgevangen. De toenmalige Staatssecretaris van Economische Zaken heeft in overeenstemming met de provincies een wetenschappelijk advies gevraagd over alle aspecten van het opvangbeleid, mede in het licht van de internationale afspraken en de geldende wet- en regelgeving.1

  • Bij Besluit van de toenmalige Staatssecretaris van Economische Zaken van 9 augustus 20172 de Wetenschappelijke Adviescommissie Zeehondenopvang (WAZ) is ingesteld, die tot taak had te adviseren op basis van onderzoeksresultaten en input van nationale en internationale wetenschappers over de opvang van zeehonden in het Nederlandse Waddengebied en in de overige kustwateren van Nederland.

  • De WAZ op 13 maart 2018 haar advies aan LNV heeft aangeboden.

  • In het advies (hierna: WAZ-advies) wordt ingegaan op de vragen in welke situatie opvang toelaatbaar is en wanneer opvang wordt ontraden, hoe gehandeld moet worden in situaties dat opvang wordt ontraden, waaraan de uitvoering van de opvang dient te voldoen, en welke voorwaarden er gesteld dienen te worden aan het terugzetten van de dieren.

  • LNV haar reactie op dit WAZ-advies op 9 juli 2018 naar de Tweede Kamer heeft gestuurd.3

  • Partijen het advies van de WAZ en de reactie van LNV als uitgangspunt hebben genomen voor dit Zeehondenakkoord.

  • Het WAZ-advies het volgende aangeeft:

    • het gaat goed met de populatie van gewone en grijze zeehonden in het Waddengebied en de overige Nederlandse kustwateren;

    • opvang van zeehonden voor het behoud en de bescherming van de zeehondenpopulatie is niet nodig;

    • naast het belang van de populatie is ook het welzijn van het individuele dier belangrijk;

    • het is wenselijk om te komen tot een structurele vermindering van het aantal opgevangen dieren;

    • er zijn specifieke situaties waarin zieke en gestrande zeehonden opgevangen kunnen worden;

    • er daarbij zo veel mogelijk de nadruk moet komen om zeehonden met rust te laten en ze tijd en ruimte te geven om in hun eigen natuurlijke omgeving te herstellen;

    • in het geval opvang noodzakelijk is, het ophalen en vervoeren van deze dieren naar het zeehondencentrum door professioneel getrainde Zeehondenwachters uitgevoerd dient te worden.

  • Partijen in het Zeehondenakkoord afspraken maken waarbij Partijen elk een eigen rol en verantwoordelijkheid hebben ten aanzien van de zeehondenzorg van in het wild levende zeehonden en het opvangen van zeehonden. Het Zeehondenakkoord gaat over levende zeehonden (met name de gewone zeehond, de grijze zeehond) en incidenteel over de overige vijf soorten zeezoogdieren4 in de Nederlandse kustwateren.

II. Internationale verdragen en afspraken, geldende wet- en regelgeving en beleidsregels

  • Gewone zeehonden (Phoca vitulina ssp. vitulina) en grijze zeehonden (Halichoerus grypus ssp. atlantica) op de lijst van bijlage V bij de Habitatrichtlijn5 van strikt beschermde soorten die in een goede staat van instandhouding moeten blijven staan, alsmede op Appendix II bij de Bern-conventie,6 en dat de gewone zeehond op Appendix II bij de Bonn-conventie7 staat. Nederland is partij bij de Overeenkomst inzake de bescherming van zeehonden in de Waddenzee8, ter uitvoering van de Bonn-conventie, en de gewone en grijze zeehond hebben op de Rode Lijst9 de status kwetsbaar.

  • Het verboden is in het wild levende grijze en gewone zeehonden opzettelijk te doden of te vangen of de vaste voortplantingsplaatsen of rustplaatsen van zeehonden opzettelijk te beschadigen of te vernielen10 (artikel 3.10 van de Wet natuurbescherming) en dat LNV bevoegd is om ontheffing of vrijstelling te verlenen voor het opvangen en verzorgen van zieke of gewonde dieren van de in het kader van dit akkoord relevante soorten gewone zeehond en grijze zeehond11 in een opvangcentrum, en voor het doen van wetenschappelijk onderzoek12. In de Regeling natuurbescherming is een vrijstelling opgenomen om zieke of gewonde gewone en grijze zeehonden te vangen, mits de zeehonden binnen 12 uur worden overgedragen aan één van de volgende opvangcentra: A Seal te Stellendam, Ecomare op Texel, Zeehondencentrum Pieterburen te Pieterburen, Stichting Zeehondenopvang Eemsdelta te Termunterzijl en Zeehondenopvang Terschelling op Terschelling.13

  • Gedeputeerde Staten van de Kustprovincies ontheffing of provinciale staten van de Kustprovincies vrijstelling kunnen verlenen van het verbod om de gewone of grijze zeehond te verplaatsen naar een ander gebied of van het verbod om de zeehonden te herplaatsen14 op grond van een provinciale verordening (artikel 3.34, derde lid, van de Wet natuurbescherming).

  • In de Wet natuurbescherming een algemene zorgplicht voor dieren is opgenomen.15

  • Het protocol in de bijlage bij de Beleidsregels kwaliteit opvang diersoorten16 de kwaliteitseisen bevat waaraan het vijftal hiervoor genoemde opvangcentra dienen te voldoen.

III. Voorgenomen fusie Stichtingen

  • De Stichtingen hebben het voornemen om tot één stichting te fuseren, met als voorgenomen naam Stichting Zeezoogdierenhulp Nederland, om zodoende hun krachten, kennis en ervaring te bundelen met het oog op het verder verbeteren van (nood)hulp aan zee(zoog)dieren, waaronder zeehonden, langs de gehele Nederlandse kust. De overige Partijen juichen dit voornemen toe.

Zijn het volgende overeengekomen:

I. Algemeen

Artikel 1 Definities

In dit Zeehondenakkoord worden door Partijen de volgende definities gehanteerd:

Gespeende Zeehonden:

Jonge zeehonden die vanuit de normale biologie van de zeehond zijn verlaten door hun moeder.

Handelingskader zeehondenopvang:

een kader voor de handelwijzen van Zeehondenwachters in verschillende situaties en in verschillende gebieden dat als richtsnoer dient voor het omgaan met gestrande levende zeehonden.

Observatie:

het observeren van zeehonden waarbij een Zeehondenwachter een gestrande zeehond markeert en voor een bepaalde periode in de gaten houdt inclusief het verrichten van handelingen die nodig zijn om de conditie en het welzijn van die zeehond te kunnen beoordelen.

Zeehondenwachter:

– een natuurlijk persoon die als professional in dienst is van, of als opdrachtnemer of als vrijwilliger actief is voor, een van de Zeehondencentra en werkzaam is binnen het werkgebied van dat centrum om gestrande (levende) zeehonden te observeren, te verplaatsen, uit te zetten dan wel te vervoeren naar of van dat zeehondencentrum.

Artikel 2 Doel

Het Zeehondenakkoord heeft in het licht van het WAZ-advies als doel een eenduidige en zorgvuldige manier van opvang van zeehonden in Nederland te realiseren waarbij zowel het belang van de populatie als van het individuele dier centraal staat. Daarbij werken Partijen, ieder vanuit hun eigen rol en verantwoordelijkheden, met elkaar samen.

Artikel 3 Inspanningsverplichting vermindering opvang

  • 1. Partijen spannen zich in om op basis van het Handelingskader zeehondenopvang zoals bedoeld in artikel 11 te komen tot een vermindering van de opvang van jonge (0–12 maanden) grijze en gewone zeehonden tot maximaal 5% van de aanwas (per jaar en per soort) met als referentiejaar 2018.17

  • 2. De streefwaarde van 5% wordt gehanteerd als een concreet ijkpunt. Deze waarde is door Partijen niet bedoeld als een maximaal percentage voor de opvang. Hiermee wordt evenmin beoogd om gedurende de loop van een jaar te stoppen met de opvang en de streefwaarde heeft dan ook geen gevolgen voor de behandeling van dieren in de zeehondencentra.

Artikel 4 Aanpak en inzet van Partijen

Om het doel te bereiken zetten Partijen de volgende middelen in: samenwerking, communicatie, opleiding, onderzoek en het verbeteren van het toezicht en de handhaving van de wet- en regelgeving.

Artikel 5 Rollen en verantwoordelijkheden Partijen

  • 1. Partijen hebben de volgende rollen en verantwoordelijkheden in het kader van de opvang van zeehonden en dit Zeehondenakkoord:

    • a. LNV is een bevoegd gezag op grond van de Wet natuurbescherming en de Wet dieren;

    • b. de (bestuursorganen van de) Kustprovincies zijn een bevoegd gezag op grond van de Wet natuurbescherming;

  • 2. De Zeehondencentra zijn opvangcentra die op grond van de Wet dieren vrijstelling hebben van het bezitsverbod om zeehonden op te kunnen vangen. Deze vijf centra zijn verantwoordelijk voor de zeehondenopvang in Nederland en de juistheid van hun beslissing hierover bij iedere individuele stranding van een levende zeehond in het eigen werkgebied.

  • 3. De werkgebieden van de Zeehondencentra zijn weergegeven op de kaart in de bijlage bij dit Zeehondenakkoord. Bij een fysieke overlap van werkgebieden maken de Zeehondencentra onderling concrete afspraken over samenwerking en afstemming.

  • 4. De Stichtingen zijn zelfstandige reddingorganisaties voor zeezoogdieren die actief zijn in heel Nederland met uitzondering van Texel.18

II. Samenwerkings- en uitvoeringsafspraken

Artikel 6 Samenwerking Zeehondencentra en de Stichtingen

  • 1. De Zeehondencentra en de Stichtingen werken constructief samen aan zeehondenopvang in Nederland volgens de uitgangspunten van dit Zeehondenakkoord. Zij onderschrijven allen de ambitie om te komen tot een doeltreffend georganiseerde en kwalitatief hoogstaande zeehondenopvang.

  • 2. De samenwerking tussen de Zeehondencentra en de Stichtingen wordt gefaciliteerd door een onafhankelijke persoon om het onderlinge vertrouwen en de samenwerking te borgen en verder te versterken. LNV en de Kustprovincies dragen in het kader van dit akkoord zorg voor de aanwijzing van deze onafhankelijk persoon die voldoende draagvlak heeft bij zowel de centra als de Stichtingen. LNV en de Kustprovincies zijn bereid om de werkzaamheden van de onafhankelijke persoon te faciliteren.

Artikel 7 Zeehondenwachters

  • 1. Voor een eenduidige en zorgvuldige uitvoering van de zeehondenopvang in Nederland hechten Partijen aan kundige en deskundige personen die zich met de zeehondenopvang bezig houden en daarbij handelen volgens het Handelingskader zeehondenopvang.

  • 2. Om een eenduidige en zorgvuldige uitvoering van de zeehondenopvang conform dit Zeehondenakkoord te borgen zijn er Zeehondenwachters die in nauw overleg met de Stichtingen hun werkzaamheden verrichten. De Zeehondenwachters die als vrijwilliger actief zijn voor de Zeehondencentra, zijn aangesloten bij de Stichtingen.

  • 3. De Zeehondencentra en de Stichtingen dragen er zorg voor dat Zeehondenwachters:

    • a. voor zover die wachters in dienst zijn of opdrachtnemer zijn van een Zeehondencentrum een verklaring hebben getekend dat ze het Zeehondenakkoord en in het bijzonder het Handelingskader zeehondenopvang kennen en onderschrijven tenzij dit op andere wijze is gewaarborgd;

    • b. in het bezit zijn van een certificaat Zeehondenwachter, genoemd in artikel 8, tweede lid, van dit Zeehondenakkoord of aantoonbaar voldoen aan de vereisten voor zeehondenopvang volgens het Handelingskader zeehondenopvang, genoemd in artikel 11 van dit Zeehondenakkoord;

    • c. voor zover het vrijwilligers betreft een persoonsgebonden samenwerkingsovereenkomst met het betreffende Zeehondencentrum hebben met daarin opgenomen de verplichting om zich als Zeehondenwachter te houden aan het Handelingskader zeehondenopvang.

  • 4. De Zeehondencentra nemen in de in het derde lid en onderdeel c, bedoelde samenwerkingsovereenkomst met een Zeehondenwachter:

    • a. een bepaling op die ertoe strekt dat, als blijkt dat een Zeehondenwachter zich niet aan het Handelingskader zeehondenopvang houdt, de Stichtingen worden geïnformeerd.

      De overeenkomst kan pas door het Zeehondencentrum worden ontbonden of opgezegd indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:

      • de Stichtingen zijn in de gelegenheid gesteld om een minnelijke oplossing voor te stellen;

      • het betreffende Zeehondencentrum heeft de Zeehondenwachter schriftelijk aangemaand om te handelen volgens het Handelingskader zeehondenopvang.

    • b. een bepaling op die ertoe strekt dat er bij een geschil over de uitvoering van die overeenkomst de Zeehondencentra, de Stichtingen of de Zeehondenwachter een advies kunnen vragen aan de onafhankelijk persoon zoals bedoeld in artikel 6, tweede lid.

Artikel 8 Opleiding Zeehondenwachter

  • 1. De Stichtingen zullen samen met de Zeehondencentra een geschikte opleiding voor Zeehondenwachters (laten) ontwikkelen.

  • 2. Na het volgen van de opleiding Zeehondenwachters kan het certificaat Zeehondenwachter worden verkregen.

  • 3. De professionals die zijn verbonden aan de Zeehondencentra en alle bestaande vrijwilligers die zijn aangesloten of zich zullen aansluiten bij één van de twee Stichtingen zijn beoogde of potentiële Zeehondenwachters.

  • 4. De opleiding voor Zeehondenwachters richt zich in ieder geval op de volgende onderwerpen:

    • a. het relevante wettelijke kader zoals de Wet natuurbescherming en de Wet dieren;

    • b. kennis over de gewone en grijze zeehond;

    • c. bekwaamheid in de omgang met de gewone en grijze zeehond;

    • d. kennis over het gedrag van de gewone en de grijze zeehond bij ziekte en verwonding;

    • e. de werkwijzen van de Zeehondencentra en meer specifiek de werkwijze van het zeehondencentrum binnen welk gebied de Zeehondenwachter opereert;

    • f. communicatievaardigheden zoals de omgang met omstanders;

    • g. de inhoud en strekking van het Zeehondenakkoord, in het bijzonder het Handelingskader zeehondenopvang.

  • 5. Alle beoogde of potentiële Zeehondenwachters krijgen de gelegenheid om de (nog te ontwikkelen) opleiding te volgen. Uitgangspunt is dat zij de afspraken in het Zeehondenakkoord onderschrijven en daarbij in elk geval zullen handelen conform het Handelingskader zeehondenopvang.

  • 6. De Zeehondencentra en de Stichtingen spannen zich in om binnen 18 maanden na de inwerkingtreding van dit Zeehondenakkoord alle beoogde en potentiële Zeehondenwachters in staat te stellen tot het volgen van deze opleiding.

  • 7. De periode van 18 maanden na inwerkingtreding van dit Zeehondenakkoord beschouwen Partijen als een overgangsperiode om te komen tot zeehondenopvang op basis van dit Zeehondenakkoord. In deze periode kunnen de Zeehondencentra, in overleg met de Stichtingen, de personen die zich met de zeehondenopvang bezig houden de status van tijdelijke Zeehondenwachters geven. Daartoe zorgen de Zeehondencentra, in overleg met de Stichtingen, ervoor dat die personen een samenwerkingsovereenkomst of een schriftelijke verklaring ondertekenen waarbij zij afspreken of verklaren dat zij het Zeehondenakkoord onderschrijven en zullen handelen volgens het Handelingskader zeehondenopvang.

Artikel 9 Rol en taak Zeehondenwachter

  • 1. De Zeehondenwachter kan bij de uitvoering van de zeehondenopvang aantonen dat hij/zij namens een in artikel 3.22a, vierde lid, van de Regeling natuurbescherming genoemde organisatie handelt en kan daartoe een schriftelijk bewijs op vordering van een bevoegde toezichthoudende en/of handhavingsinstantie tonen. Deze instantie kan bij vervoer of verplaatsing van een zeehond via de Zeehondenwachter contact opnemen met het betreffende opvangcentrum zoals bedoeld in artikel 2.3 van de Regeling houders van dieren en de daarbij behorende bijlage IIa, tabel A, onderdeel d, om te controleren of het dier hier is aangemeld.

  • 2. Zeehondenwachters doen een eerste analyse over het al dan niet opvangen, observeren en verplaatsen van gestrande zeehonden en vervullen een adviserende rol bij de besluitvorming door een Zeehondencentrum waarmee zij verbonden zijn. De verantwoordelijkheid voor het verplaatsen, observeren of opvangen ligt onverminderd bij de aan het opvangcentrum zoals bedoeld in het eerste lid verbonden dierenarts of vakbekwame dierverzorger. Om deze reden nemen Zeehondenwachters altijd voor het opvangen, verplaatsen of observeren van gestrande zeehonden contact op met het betreffende opvangcentrum.

  • 3. Zeehondenwachters registreren de precieze vindplaats en fysieke toestand van het dier en de gevolgde procedure of handelwijze. Indien wordt afgeweken van de observatietermijnen in het Handelingskader zeehondenopvang wordt hiervan een verslag opgesteld of gegevens vastgelegd die aan het opvangcentrum worden gegeven.

  • 4. Zeehondenwachters zijn voor omstanders als zodanig herkenbaar.

  • 5. Zeehondenwachters informeren omstanders en spreken hen of anderen zo nodig aan die zeehonden verstoren. Zeehondenwachters schakelen het bevoegd gezag in als sprake is van voortdurende verstoring van het dier of dreigend geweld. Zij doen dit in het licht van de algemene zorgplicht op grond van de Wet natuurbescherming, artikel 1.11, eerste lid.

Artikel 10 Informatieverzameling en meldpunt

  • 1. De Zeehondencentra koppelen diagnostische informatie over het verloop van de behandeling van, door hen aangeleverde, zeehonden zo veel als redelijkerwijs verwacht mag worden terug aan hun Zeehondenwachters met het oog op het gezamenlijke leerproces. Daarnaast hebben Zeehondenwachters altijd het recht om diagnostische informatie op te vragen bij het Zeehondencentrum met het oog op het eigen leerproces.

  • 2. De Zeehondencentra streven er naar om te komen tot één landelijk meldpunt voor gestrande zeehonden. De Zeehondencentra streven naar 24 uur per dag telefonische bereikbaarheid.

  • 3. Indien opvang noodzakelijk is en het betreffende Zeehondencentrum geen plaats heeft, neemt het (bij voorkeur vóór het initiële transport vanaf de vindplek) contact op met de andere Zeehondencentra om daar een geschikte opvangplek te vinden.

Artikel 11 Handelingskader zeehondenopvang

  • 1. Het Handelingskader zeehondenopvang is een kader voor de handelwijzen van de Zeehondencentra, de Stichtingen en de Zeehondenwachters in verschillende situaties en in verschillende gebieden dat als richtsnoer dient voor het omgaan met gestrande levende zeehonden.

  • 2. Partijen nemen het Handelingskader zeehondenopvang als uitgangspunt voor de opvang van zeehonden en hun inzet in het kader van het Zeehondenakkoord.

  • 3. De Zeehondencentra en de Stichtingen spreken af om bij strandingen van levende zeehonden, te handelen volgens het Handelingskader zeehondenopvang zoals nader uitgewerkt in tabel 1.

    Tabel 1: Handelingskader zeehondenopvang.

    Situatie

    Gemaakte afspraak over hoe te handelen

    verstrikte en gewonde dieren

    Directe hulp bieden aan verwonde en verstrikte dieren (buiten de gesloten natuurgebieden, als bedoeld in artikel 2.5, eerste lid, van de Wet natuurbescherming) bestaande uit:

    – (Medische) hulp ter plaatse en eventueel verplaatsen

    – Opname

    – Euthanasie (indien geringe kans op herstel)

    zogende pups zonder moeder nabij

    24 uur observatie en zorgen voor rust rondom pup zodat moeder kan terugkomen. Eerder dan 24 uur opvangen als:

    – de pup op een lastige of gevaarlijke plek ligt en/of

    – er te veel omstanders zijn die commotie geven en er geen mogelijkheden zijn om de lig plek van de zeehond af te zetten of via handhaving de commotie op te lossen.

    In geval van eerdere opname dan 24 uur: goede administratie van proces en redenen

    gespeende zeehonden:

    Zorgen voor rust rondom het dier (voorkeur)

    (30 tot liefst 50 meter)

    Dier verplaatsen naar rustige plek in geval er te veel omstanders zijn

    (Geen opname gespeende zeehonden, ook niet als er sprake is van gewichtsverlies.)

    matig zieke dieren

    24 uur observatie voor matig zieke of verzwakte dieren om te bezien of de dieren zich op een natuurlijk wijze kunnen hervatten.

    Zo nodig rust maken op de vindplek of dier verplaatsen naar rustige plek.

    Pas na 24 uur overgaan tot opname als duidelijk is dat herstel niet zonder interventie gaat plaatsvinden

    Eerder opnemen in de volgende gevallen:

    – het dier op een lastige of gevaarlijke plek ligt.

    – het dier bij nadere bepaling toch ernstig ziek of verzwakt blijkt te zijn (zie 'ernstig zieke dieren').

    – er teveel omstanders zijn die commotie geven en handhaving of afzetting/verplaatsing geen optie is

    – ondragelijk en zinloos lijden (dan euthanasie)

    – er besmettingsgevaar voor dieren of mensen (zoönosen) is

    In geval van eerdere opname dan 24 uur: goede administratie van proces en redenen

    ernstig zieke dieren

    Directe opname ernstig zieke, ondervoede of verzwakte dieren voor behandeling (of in geval er geringe kans is op herstel – voor euthanasie) in het zeehondencentrum.

    In gesloten natuurgebieden

    (op grond van art.2.5 eerste lid van de Wet natuurbescherming)

    Geen hulp of opvang is het vaste uitgangspunt

    Indien nodig kunnen LNV en de Kustprovincies op grond van de relevante wet- en regelgeving de eigen bevoegdheden uitoefenen om hulp te bieden aan gewonde of verstrikte dieren. De desbetreffende bevoegde Partij draagt in de gesloten gebieden de verantwoordelijkheid voor de communicatie met het publiek.

Artikel 12 Aansluiten nationale en provinciale regelgeving en bevoegdheden op het Zeehondenakkoord

  • 1. LNV spant zich in om de Regeling natuurbescherming (artikel 3.22a) inzake de zeehondenopvang zodanig aan te passen dat het in lijn is met de afspraken in dit Zeehondenakkoord.

  • 2. De Kustprovincies spannen zich in om de uitwerking van de bevoegdheden van gedeputeerde staten respectievelijk provinciale staten zoals bedoeld in artikel 3.34, derde lid, van de Wet natuurbescherming, inzake zeehondenopvang in lijn te laten zijn met de afspraken in dit Zeehondenakkoord.

Artikel 13 Vervallen verklaring na verankering in regelgeving

Artikel 11 en artikel 12, eerste lid, komen te vervallen zodra de wijziging van de Regeling natuurbescherming betreffende de verankering van het Handelingskader zeehondenopvang in die regeling, in werking treedt. De verwijzingen naar het Handelingskader zeehondenopvang in dit akkoord wordt na inwerkingtreding van deze wijzigingsregeling een verwijzing naar de relevante bepalingen in de gewijzigde Regeling natuurbescherming.

Artikel 14 Markeren bij strandingen

  • 1. Partijen of een Partij die het aangaat maken of maakt zo nodig met het bevoegd gezag afspraken om gestrande zeehonden tijdelijk te kunnen markeren, bijvoorbeeld met duurzame en diervriendelijke markeringsmiddelen, zodat de dieren meer rust hebben en onnodige opvang zoveel mogelijk kan worden voorkomen.

  • 2. Partijen of een Partij die het aangaat maken zo nodig met het bevoegd gezag afspraken over het aanwijzen van rustig gelegen locaties om zieke of verzwakte zeehonden op drukke locaties eventueel naar toe te kunnen verplaatsen voor observatie. Het publiek wordt geïnformeerd, bijvoorbeeld via informatieborden, dat hier zeehonden ter observatie kunnen liggen en dat daarom afstand moet worden bewaard.

Artikel 15 Kwaliteitsprotocol zeehondenopvang voor dierenwelzijn in de opvang

  • 1. Voor de zorg in de opvangcentra stellen de Zeehondencentra gezamenlijk een gemeenschappelijk kwaliteitsprotocol op.

  • 2. Het gezamenlijke kwaliteitsprotocol dient als nadere uitwerking van de handelwijze die verplicht is op basis van artikel 4 van het Protocol in de bijlage bij de Beleidsregels kwaliteit opvang diersoorten.19 De Zeehondencentra zullen dit kwaliteitsprotocol voor vaststelling ook door een of meer internationale zeehondenexperts laten beoordelen.

Artikel 16 Uitzetten van zeehonden

  • 1. Partijen onderschrijven het uitgangspunt dat het verblijf van een zeehond in een opvangcentrum zo kort mogelijk duurt. Zodra het dier vitaal is en naar het inzicht van de behandelende dierenarts voldoende overlevingskansen heeft, kan het dier in principe worden uitgezet. Er geldt geen minimum gewichtseis voor dieren die worden uitgezet.

  • 2. Voordat de zeehonden worden uitgezet zijn ze vrij van medicatie volgens de specificaties die zijn beschreven in het gemeenschappelijke kwaliteitsprotocol van de Zeehondencentra zoals bedoeld in artikel 15.

  • 3. Zeehonden worden uitgezet op de vindplaats of, indien dit niet mogelijk is, in een geschikt natuurlijk habitat nabij de vindplaats. In veel gevallen zal dit betekenen dat het dier wordt uitgezet in de buurt van een opvangcentrum.

  • 4. Alle uit te zetten zeehonden zullen worden voorzien van chip en/of tag zodat op termijn op basis van wetenschappelijk onderzoek de overlevingskans per opnamecategorie bepaald kan worden.

  • 5. De Zeehondencentra zijn bereid om aan een eventueel zenderonderzoek mee te werken, bijvoorbeeld voor een 'post-release' verspreidingsonderzoek indien dit past binnen de doelstellingen van dit Zeehondenakkoord en is voldaan aan alle wettelijke eisen voor dierenwelzijn.

Artikel 17 Onderzoek

  • 1. LNV is bereid om met inachtneming van de relevante wettelijke kaders en procedures een wetenschappelijk onderzoek te laten uitvoeren door een consortium van onafhankelijke onderzoeksinstellingen.

  • 2. Bij het formuleren van de onderzoeksopdracht betrekt LNV de Zeehondencentra waarbij in elk geval de volgende onderwerpen worden opgenomen:

    • a. de overlevingskansen van longwormpatiënten;

    • b. verbetering van de triage van longwormpatiënten teneinde de in artikel 3 opgenomen streefwaarde te kunnen halen.

  • 3. Bij het nader uitwerken van het onderzoeksvoorstel in het kader van de verleende onderzoeksopdracht betrekt LNV de Zeehondencentra.

  • 4. Naast het onderzoek bedoelt in het eerste tot en met het derde lid, stellen de Zeehondencentra in overleg met onderzoeksinstellingen een meerjarige onderzoekagenda op. Het zeehondencentrum Pieterburen neemt hierin het initiatief en betrekt de overige Partijen daarbij.

Artikel 18 Administratie

  • 1. De Zeehondencentra en de Stichtingen zorgen voor een eenduidige administratie van strandingen van levende en dode zeehonden.

  • 2. De Zeehondencentra zorgen voor een eenduidige administratie van uitgezette dieren.

  • 3. De Zeehondencentra stellen de in het eerste en tweede genoemde informatie uiterlijk vier weken na afronding van een kalender jaar ter beschikking aan een nog gezamenlijk door Partijen aan te wijzen gegevensbeheerder.

  • 4. De in het derde lid genoemde gegevensbeheerder zal de gegevens over de strandingen en de uitzettingen jaarlijks publiceren in een openbaar rapport en/of op een website. Hierdoor ontstaat een duidelijk beeld van de jaarlijks in Nederland opgevangen en uitgezette zeehonden. Onderdeel van dit overzicht is gelet op de in artikel 3 opgenomen streefwaarde in ieder geval ook het aantal en percentage jonge dieren (0-1 jaar) dat per soort jaarlijks opgevangen respectievelijk wordt uitgezet.

  • 5. De Zeehondencentra zorgen voor een eenduidige administratie van de behandeling in de opvangcentra. De daaraan ontleende gegevens zijn niet vrijelijk beschikbaar maar kunnen voor wetenschappelijke doeleinden beschikbaar worden gesteld nadat het betrokken Zeehondencentrum hierover vooraf geïnformeerd is en goedkeuring heeft verleend aan de betreffende onderzoeksinstelling.

Artikel 19 Overleg

De Zeehondencentra en de Stichtingen organiseren in principe tweemaal per jaar een overleg met de overige Partijen om de voortgang van het Zeehondenakkoord te bespreken. De in artikel 6, tweede lid, bedoelde onafhankelijk persoon fungeert als voorzitter van dit overleg.

Artikel 20 Communicatie

  • 1. De Zeehondencentra stellen samen met de Stichtingen een plan op voor gezamenlijke communicatie om het nieuwe zeehondenverhaal en de nieuwe handelwijze op basis van het Zeehondenakkoord aan het grote publiek en specifieke doelgroepen (b.v. toeristen) op een eenduidige manier uit te leggen.

  • 2. Partijen dragen het nieuwe zeehondenverhaal zoals beschreven in het Zeehondenakkoord ook consequent uit in hun eigen communicatie naar buiten toe.

Artikel 21 Financiering van het Zeehondenakkoord

  • 1. LNV en de Kustprovincies zijn bereid om, met inachtneming van de relevante wettelijke kaders en procedures en in overeenstemming met het Unierecht in het bijzonder de mededingingsregels, financieel bij te dragen aan:

    • a. de ontwikkeling van de opleiding Zeehondenwachter zoals bedoeld in artikel 8;

    • b. het onderzoek zoals bedoeld in artikel 17, eerste, tweede en derde lid;

    • c. de uitvoering van het communicatieplan zoals bedoeld in artikel 20.

  • 2. De Zeehondencentra en de Stichtingen kunnen voor hun activiteiten zoals genoemd in het eerste lid, onderdelen a en c, lid subsidieaanvragen doen met overlegging van een concreet projectplan en een bijbehorende begroting.

Artikel 22 Wijziging

  • 1. Elke Partij kan de andere Partij(en) schriftelijk verzoeken het Zeehondenakkoord te wijzigen. De wijziging behoeft de schriftelijke instemming van alle Partijen.

  • 2. Partijen treden in overleg binnen zes weken nadat een Partij de wens daartoe aan de andere Partij(en) schriftelijk heeft meegedeeld.

  • 3. De wijziging en de verklaring(en) tot instemming worden als bijlage aan het Zeehondenakkoord gehecht.

Artikel 23 Opzegging

  • 1. Elke Partij kan het Zeehondenakkoord met inachtneming van een opzegtermijn van drie maanden schriftelijk opzeggen, indien een zodanige verandering van omstandigheden is opgetreden dat dit Zeehondenakkoord billijkheidshalve op korte termijn behoort te eindigen. De opzegging moet de verandering in omstandigheden vermelden.

  • 2. Wanneer een Partij het Zeehondenakkoord opzegt, blijft het akkoord voor de overige Partijen in stand voor zover de inhoud en de strekking ervan zich daartegen niet verzetten.

  • 3. Ingeval van beëindiging van het Zeehondenakkoord krachtens opzegging is geen van de Partijen jegens een andere Partij schadeplichtig.

Artikel 24 Toetredingsregeling

  • 1. Teneinde een zo breed mogelijk maatschappelijk draagvlak te creëren voor het Zeehondenakkoord kan een Partij toetreden. Een toetredende partij dient de verplichtingen die voor haar uit het akkoord voortvloeien, te aanvaarden.

  • 2. Een toetredende partij maakt haar verzoek tot toetreding schriftelijk bekend aan het bevoegd gezag. Partijen besluiten over toetreding bij unanimiteit. Na schriftelijke instemming van Partijen met het verzoek tot toetreding, ontvangt de toetredende partij de status van Partij van het akkoord en gelden voor die Partij de voor haar uit het akkoord voortvloeiende rechten en verplichtingen.

  • 3. Het verzoek tot toetreding en de verklaring tot instemming worden als bijlage aan het akkoord gehecht.

Artikel 25 Steunverklaring

  • 1. Partijen betrekken bij dit Zeehondenakkoord ook anderen die weliswaar geen Partij willen zijn bij dit akkoord, maar die bijvoorbeeld door middel van een verklaring hebben aangegeven dat zij zich wel actief willen inzetten voor de doelen die het Zeehondenakkoord nastreeft.

Artikel 26 Afdwingbaarheid

Dit akkoord is niet in rechte afdwingbaar.

Artikel 27 Geschillenbeslechting

  • 1. De Zeehondencentra en de Stichtingen leggen eventuele conflicten in het kader van dit Zeehondenakkoord ter bemiddeling of advies voor aan de onafhankelijke persoon zoals bedoeld in artikel 6. Het bij een geschil betrokken Zeehondencentrum en de Stichtingen spreken af om een eventueel advies van de onafhankelijke persoon ten aanzien van het beslechten van het geschil over te nemen.

  • 2. Er is sprake van een geschil indien een Partij daarvan gemotiveerd melding maakt aan de andere Partijen, waarna binnen vier weken na een zodanige melding eerst met elkaar in overleg wordt getreden om te bezien of in der minne een oplossing van het geschil kan worden gevonden.

  • 3. Indien het minnelijk overleg niet binnen twee maanden leidt tot een oplossing van het geschil kunnen Partijen het Zeehondenakkoord opzeggen met inachtneming van artikel 23 van dit akkoord.

Artikel 28 Evaluatie

  • 1. Partijen spreken af dat uiterlijk vier jaar na inwerkingtreding van het Zeehondenakkoord een tussentijdse evaluatie plaats zal vinden en een eindevaluatie in 2028.

  • 2. LNV en de Kustprovincies nemen het initiatief voor deze evaluatie.

  • 3. Indien Partijen het nodig achten kunnen naar aanleiding van de tussentijdse evaluatie de afspraken uit het Zeehondenakkoord (inclusief het Handelingskader zeehondenopvang voor zover dit niet is komen te vervallen) worden gewijzigd met inachtneming van artikel 22.

Artikel 29 Counterparts

Het Zeehondenakkoord kan worden ondertekend door Partijen in verschillende exemplaren, die samengevoegd hetzelfde rechtsgevolg hebben alsof dit akkoord is ondertekend door alle Partijen in één exemplaar.

Artikel 30 Inwerkingtreding en looptijd

Het Zeehondenakkoord treedt in werking na ondertekening door alle Partijen en heeft een looptijd tot 1 januari 2028.

Artikel 31 Publicatie

  • 1. Binnen twee maanden na ondertekening van dit akkoord wordt het gepubliceerd in de Staatscourant.

  • 2. Van wijzigingen, toetreden, uittreden, opzeggen of ontbinden wordt melding gemaakt in de Staatscourant.

Aldus overeengekomen en ondertekend, 3 Juni 2020 te DEN HAAG door:

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

Gedeputeerde staten van de Provincie Groningen en de Provincie Groningen, namens deze/vertegenwoordigd door: H. Staghouwer

Gedeputeerde staten van de Provincie Fryslân en de Provincie Fryslân, namens deze/vertegenwoordigd door: H. Staghouwer

Gedeputeerde staten van de Provincie Noord-Holland en de Provincie Noord-Holland, namens deze/vertegenwoordigd door: H. Staghouwer

Gedeputeerde staten van de Provincie Zuid-Holland en de Provincie Zuid-Holland, namens deze/vertegenwoordigd door: H. Staghouwer

Gedeputeerde staten van de Provincie Zeeland en de Provincie Zeeland, namens deze/vertegenwoordigd door: H. Staghouwer

Het Dagelijks bestuur van De Waddeneilanden, handelend als bestuursorgaan, en de voorzitter van het Algemeen bestuur van De Waddeneilanden, handelend als vertegenwoordiger van het openbaar lichaam De Waddeneilanden, namens deze: I. van Gent

De Vereniging van Waddenzeekustgemeenten, namens deze: H. Blok

Stichting A Seal Centrum voor Zeezoogdierenzorg te Stellendam, R.M. Wissekerke

Stichting Texels Museum (Ecomare) op Texel, A.L. Schrama

Stichting Zeehondencentrum Pieterburen te Pieterburen, N. Kuizenga

Stichting Zeehondenopvang Eemsdelta te Termunterzijl, P. Landman R.V. Janac;

Stichting Zeehondenopvang Terschelling op West-Terschelling, A.C. Schweigmann

Stichting Eerste Hulp bij Zeehonden, N. Kuizenga

Stichting Reddingsteam Zeedieren Nederland, hierna te noemen Stichting Reddingsteam Zeedieren, J.G.J. van der Hiele D. Scholtens


X Noot
1

Kamerstukken II 2015/16, 28 286, nr. 856.

X Noot
2

Instellingsbesluit Wetenschappelijke Adviescommissie Zeehondenopvang, Stcrt.2017, 44874

X Noot
3

Kamerstukken II 2017/18, 28 286, nr. 970

X Noot
4

Naast de gewone en grijze zeehond geldt dit ook voor de soorten bruinvis, gewone dolfijn, tuimelaar, witflankdolfijn en witsnuitdolfijn.

X Noot
5

Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (PbEG 1992, L 206).

X Noot
6

Verdrag inzake het behoud van wilde dieren en planten en hun natuurlijke leefomgeving, 19 september 1979 (Trb. 1979, 175).

X Noot
7

Verdrag inzake de bescherming van trekkende wilde diersoorten, 23 juni 1979 (Trb. 1980, 145 en Trb. 1981, 6).

X Noot
8

Overeenkomst inzake de bescherming van zeehonden in de Waddenzee, 16 oktober 1990 (Trb. 1990, 174 en Trb. 1991, 136.

X Noot
10

Artikel 3.10 van de Wet natuurbescherming

X Noot
11

Naast de gewone en grijze zeehond geldt dit ook voor de soorten bruinvis, gewone dolfijn, tuimelaar, witflankdolfijn en witsnuitdolfijn

X Noot
12

Artikel 3.10, tweede lid, in samenhang met artikel 3.8, eerste lid, van de Wet natuurbescherming in samenhang met artikel 1.5, eerste lid, van het Besluit natuurbescherming

X Noot
13

Artikel 3.22a van de Regeling natuurbescherming.

X Noot
14

Artikel 3.34, derde lid, van de Wet natuurbescherming.

X Noot
15

Artikel 2.1 van de Wet dieren en artikel 1.11 van de Wet natuurbescherming.

X Noot
17

De aanwas wordt daarbij gedefinieerd als het aantal geboren pups zoals die jaarlijks worden geteld door de WUR (gewone zeehond in periode april-oktober en grijze zeehond in de maanden oktober–april). In 2013 was het percentage van de aanwas voor de gewone zeehond dat opgevangen werd en is uitgezet nog 34,1%. In 2018 was dit afgenomen tot 13,1%. Voor de grijze zeehond was dit respectievelijk 29,1% en 10,5%. Gerekend wordt met uitgezette dieren na opvang.

X Noot
18

De opvang van zeezoogdieren die stranden op Texel wordt verzorgd door medewerkers van Zeehondencentrum Ecomare.

Naar boven