Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 12 juni 2013, 120637-104393-VGP houdende wijziging van de Warenwetregeling tatoeëren en piercen in verband met de indexatie van de tarieven van de vergunning

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Gelet op artikel 4, vijfde lid, van het Warenwetbesluit tatoeëren en piercen;

Besluit:

ARTIKEL I

Artikel 5 van de Warenwetregeling tatoeëren en piercen wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid, wordt:

a. ‘€ 389,04’ telkens vervangen door: € 393,72;

b. ‘€ 340,41’ vervangen door: € 344,51;

c. ‘€ 194,52’ vervangen door: € 196,86;

d. ‘€ 486,30’ vervangen door: € 492,15.

2. In het derde en vierde lid wordt ‘€ 24,32’ telkens vervangen door: € 24,61.

3. In het vijfde lid wordt ‘€ 97,26’ vervangen door: € 98,43.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2013. Indien de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 30 juni 2013, treedt zij in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.I. Schippers.

TOELICHTING

In artikel 4, vijfde lid, van het Warenwetbesluit tatoeëren en piercen is bepaald dat de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport regels stelt met betrekking tot de hoogte van de retributies van de vergunning voor het gebruik van tatoeage- of piercingmateriaal. De tarieven van deze retributies zijn opgenomen in artikel 5 van de Warenwetregeling tatoeëren en piercen.

Bij de eerste berekening van de tarieven is uitgegaan van een uurtarief van de GGD-ambtenaar van € 87,18 in 2007. Dit tarief bestaat alleen uit loonkosten. Het tarief is sinds de inwerkingtreding van de wetgeving in 2007 vijf maal geïndexeerd.1 De tarieven worden geïndexeerd op basis van het door het CBS vastgestelde loonindexcijfer voor de sector overheid. Deze regeling verhoogt de tarieven op grond van het CBS loonindexcijfer voor de sector overheid over 2012 met 1,2%.

Administratieve lasten en bedrijfseffecten

Deze regeling heeft geen gevolgen voor de administratieve lasten voor de burger en het bedrijfsleven. De bedrijfseffecten voor de vergunning zijn jaarlijks ruim € 130.000,-. Door de stijging van de loonkosten van de GGD-ambtenaar zullen de bedrijfseffecten stijgen met 1,2%. Dit komt neer op ruim € 1.500.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.I. Schippers.


X Noot
1

1. Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 14 februari 2008, nr. VGP/PSL 2829073, houdende wijziging van de Warenwetregeling tatoeëren en piercen in verband met de aanpassing van de tarieven voor het aanvragen van een vergunning aan de stijging van de loonkosten (Stcrt. 2008, 36);

2. Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 3 december 2009, nr. VGP/PSL 2895343, houdende wijziging van de Warenwetregeling tatoeëren en piercen in verband met de aanpassing van de tarieven voor het aanvragen van een vergunning aan de stijging van de loonkosten 2009 (Stcrt. 2008, 1962);

3. Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 14 juli 2010, nr. VGP/VC 3012190, houdende wijziging van de Warenwetregeling tatoeëren en piercen in verband met de aanpassing van de tarieven voor het aanvragen van een vergunning aan de stijging van de loonkosten 2010 (Stcrt. 2010, 11521).

4. Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 18 mei 2011, nr. VGP/VC 3062896, houdende wijziging van de Regeling mandaat- en volmachtverlening aan de GGD’en met betrekking tot de uitvoering van het Warenwetbesluit tatoeëren en piercen en de Warenwetregeling tatoeëren en piercen (Stcrt. 2011, 8591).

5. Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 21 juni 2012, nr. VGP/3118265, houdende wijziging van de Warenwetregeling tatoeëren en piercen in verband met de indexatie van de tarieven van de vergunning (Stcrt. 2012, 13559).

Naar boven