Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 3 december 2008, nr. VGP/PSL 2895343, houdende wijziging van de Warenwetregeling tatoeëren en piercen in verband met de aanpassing van de tarieven voor het aanvragen van een vergunning aan de stijging van de loonkosten 2009

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Gelet op artikel 4, vijfde lid, van het Warenwetbesluit tatoeëren en piercen;

Besluit:

ARTIKEL I

Artikel 5 van de Warenwetregeling tatoeëren en piercen wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt:

  • a. ‘€ 358,15’ telkens vervangen door: € 371,36;

  • b. ‘€ 313,37’ vervangen door: € 324,94;

  • c. ‘€ 179,07’ vervangen door: € 185,68;

  • d. ‘€ 447,68’ vervangen door: € 464,20.

2. In het derde en vierde lid wordt ‘€ 22,39’ telkens vervangen door: € 23,21.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2009.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

A. Klink.

TOELICHTING

In artikel 4, vijfde lid, van het Warenwetbesluit tatoeëren en piercen is bepaald dat de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport regels stelt met betrekking tot de hoogte van de retributies van de vergunning voor het gebruik van tatoeage- en piercingmateriaal. De tarieven van deze retributies zijn opgenomen in artikel 5 van de Warenwetregeling tatoeëren en piercen.

Bij de berekening van de tarieven is uitgegaan van een uurtarief van de GGD-ambtenaar van € 87,18 in 2007. Dit tarief bestaat alleen uit loonkosten. Bij de vaststelling van de Warenwetregeling tatoeëren en piercen is in de toelichting op artikel 5 aangegeven dat het tarief jaarlijks wordt geïndexeerd naar aanleiding van de indexatie van de CAO voor de gemeenten. Voor 2008 zijn de tarieven aangepast middels de regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 14 februari 2008, nr. VGP/PSL 2829073, houdende wijziging van de Warenwetregeling tatoeëren en piercen in verband met de aanpassing van de tarieven voor het aanvragen van een vergunning aan de stijging van de loonkosten (Stcrt. 2008, nr. 36). Voor 2009 wordt een salarisverhoging van 3,7% toegepast. Om het tarief voor de aanvraag van een vergunning kostendekkend te houden is het van belang dat de stijging van de loonkosten wordt doorgevoerd in de tarieven voor de vergunning. Deze regeling voorziet daarom in een verhoging van 3,7% van die tarieven.

Regulier Overleg Warenwet

Het ontwerp van deze regeling is voorgelegd aan de deelnemers aan het Regulier Overleg Warenwet. De Nederlandse Bond van Tatoeëerders (NBT) maakt bezwaar tegen de voorgestelde verhoging van de tarieven. De reden voor dit bezwaar is dat volgens de NBT het vergunningstelsel niet werkt. Bij de vaststelling van de Warenwetregeling tatoeëren en piercen is aangegeven dat de tarieven jaarlijks worden geïndexeerd naar aanleiding van de indexatie van de CAO voor de gemeenten. Het bezwaar van de NBT geeft geen aanleiding om van dit vooraf vastgestelde systeem af te wijken. De bezwaren tegen het vergunningstelsel worden meegenomen in de evaluatie van de wetgeving in 2009.

Administratieve lasten en bedrijfseffecten

Deze regeling heeft geen gevolgen voor de administratieve lasten voor de burger en het bedrijfsleven.

Deze regeling heeft gevolgen voor de bedrijfseffecten. In de toelichting bij de Warenwetregeling tatoeëren en piercen zijn de jaarlijkse bedrijfseffecten berekend. Deze bedroegen € 216.011. Door de stijging van de loonkosten van de GGD-ambtenaar zullen de jaarlijkse bedrijfseffecten ook stijgen met 3,7%. Dit komt neer op ruim € 8000.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

A. Klink.

Naar boven