Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport 9 mei 2011 nr. VGP/VC 3062896, houdende wijziging van de Regeling mandaat- en volmachtverlening aan de GGD’en met betrekking tot de uitvoering van het Warenwetbesluit tatoeëren en piercen en de Warenwetregeling tatoeëren en piercen

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie;

Gelet op artikel 4, vijfde lid, van het Warenwetbesluit tatoeëren en piercen;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling mandaat- en volmachtverlening aan de GGD’en met betrekking tot de uitvoering van het Warenwetbesluit tatoeëren en piercen wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid vervalt ‘aan één of meerdere onder hen ressorterende functionarissen’.

2. Een lid wordt toegevoegd, luidende:

  • 4. Het verlenen van ondermandaat of ondervolmacht als bedoeld in het derde lid leidt niet tot een hogere retributie.

B

In bijlage 1 wordt de gemandateerde bij de GGD Regio Twente ‘bestuurscommissie Openbare Gezondheidszorg’ vervangen door: bestuurscommissie Publieke Gezondheid.

ARTIKEL II

De Warenwetregeling tatoeëren en piercen wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 3, eerste lid, wordt ‘twee jaar’ vervangen door: drie jaar.

B

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt:

a. ‘€ 381,40’ telkens vervangen door: € 388,28;

b. ‘€ 333,73’ vervangen door: € 339,75;

c. ‘€ 190,70’ vervangen door: € 194,14;

d. ‘€ 476,75’ vervangen door: € 485,35.

2. In het derde en vierde lid wordt ‘€ 23,84’ telkens vervangen door: € 24,27.

3. In het vijfde lid wordt ‘€ 95,36’ vervangen door: € 97,07.

ARTIKEL III

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juni 2011.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E.I. Schippers.

TOELICHTING

Artikel I, onderdeel A

Op grond van artikel 2, vierde lid, van de Warenwetregeling tatoeëren en piercen wordt de aanvraag voor een vergunning voor het gebruik van tatoeage- en piercingmateriaal ingediend bij de GGD van de gemeente waar de ruimte is gelegen waarvoor de vergunning wordt aangevraagd. In de praktijk komt het voor dat zich in een GGD regio weinig ondernemers bevinden die een dergelijke vergunning aanvragen. GGD’en waar weinig vergunningen worden aangevraagd, sluiten overeenkomsten met naburige GGD’en die de aanvragen dan zullen afhandelen. Om dit mogelijk te maken is het noodzakelijk de Regeling mandaat- en volmachtverlening aan de GGD’en met betrekking tot de uitvoering van het Warenwetbesluit tatoeëren en piercen aan te passen. Het gaat hier om het verlenen van ondermandaat en ondervolmacht en dat is momenteel alleen toegelaten ‘aan één of meerdere onder hen ressorterende functionarissen’. Ondermandaat of ondervolmacht aan functionarissen van een andere GGD is dan ook niet mogelijk. Deze regeling zorgt ervoor dat ondermandaat en ondervolmacht ook verleend kan worden aan andere GGD’en. Artikel 10:9, tweede lid, Awb bepaalt dat op dit ondermandaat Afdeling 10.1.1., die over mandaat gaat, van overeenkomstige toepassing is. Ingevolge artikel 10:4 Awb, moet die andere GGD dan instemmen met dit ondermandaat en ondervolmacht.

Het verlenen van ondermandaat en ondervolmacht mag overigens niet leiden tot een hogere retributie voor de ondernemer die een vergunning aanvraagt. De retributie bestaat voor een deel uit reiskosten (artikel 5, derde en vierde lid, van de Warenwetregeling tatoeëren en piercen). Het verlenen van ondermandaat en ondervolmacht zal kunnen leiden tot een langere reistijd voor de GGD aan wie ondermandaat en ondervolmacht is verleend. Deze extra kosten mogen niet in rekening worden gebracht.

Artikel II, onderdeel A

Tijdens de behandeling van de wijziging van de Warenwet in verband met het hygiënisch werken bij het aanbrengen van tatoeages, permanente make-up en piercings (Handelingen II 2005/06, blz. 5794-5800) is gesproken over de vergunningplicht. De geldigheidsduur van een vergunning is destijds vastgesteld op twee jaar (artikel 3, eerste lid, van de Warenwetregeling tatoeëren en piercen). Vier jaar na inwerkingtreding van de Warenwetregeling tatoeëren en piercen (lees: 1 juni 2011) zal de geldigheidsduur worden vastgesteld op drie jaar. Dit is overeenkomstig de toezegging die is gedaan aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2005/06, 30 173, nr. 14). Met deze regeling wordt uitvoering gegeven aan deze toezegging.

Artikel II, onderdeel B

In artikel 4, vijfde lid, van het Warenwetbesluit tatoeëren en piercen is bepaald dat de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport regels stelt met betrekking tot de hoogte van de retributies van de vergunning voor het gebruik van tatoeage- en piercingmateriaal. De tarieven van deze retributies zijn opgenomen in artikel 5 van de Warenwetregeling tatoeëren en piercen.

Bij de berekening van de tarieven is uitgegaan van een uurtarief van de GGD-ambtenaar van € 87,18 in 2007. Dit tarief bestaat alleen uit loonkosten. Het tarief is sinds de inwerkingtreding van de wetgeving in 2007 drie maal geïndexeerd.1 Bij de laatste indexatie is bepaald dat de tarieven worden geïndexeerd op basis van het door het CBS vastgestelde loonindexcijfer voor de sector overheid. Deze regeling verhoogt de tarieven op grond van het CBS loonindexcijfer voor de sector overheid over 2010 met 1,8%.

Van het besluit van het kabinet inzake vaste verandermomenten van regelgeving wordt afgeweken aangezien het hier een toezegging aan de Tweede Kamer betreft en gezien de financiële consequenties.

Regulier Overleg Warenwet

Het ontwerp van deze regeling is voorgelegd aan de deelnemers aan het Regulier Overleg Warenwet (ROW)2. Deze consultatie heeft geleid tot drie reacties van de kant van ondernemers. Twee organisaties konden zich vinden in het voorstel. Een vereniging voor tatoeëerders is van mening dat het systeem van de vergunningen niet goed functioneert en geeft om die reden aan dat een verlenging van de geldigheidsduur van de vergunning geen positieve bijdrage zal leveren aan het functioneren van het systeem. Deze reactie heeft niet geleid tot een wijziging van dit besluit.

Administratieve lasten en bedrijfseffecten

Deze regeling heeft geen gevolgen voor de administratieve lasten voor de burger en het bedrijfsleven. De regeling heeft voornamelijk positieve bedrijfseffecten. De bedrijfseffecten voor de vergunning zijn in 2007 geschat op ruim € 200.000,–. Met de verlenging van de geldigheidsduur van de vergunning zullen de kosten van deze vergunningen per jaar met eenderde dalen. Door de stijging van de loonkosten van de GGD-ambtenaar zullen de bedrijfseffecten stijgen met 1,8%. Dit komt neer op ruim € 4000,–.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E.I. Schippers.


X Noot
1
  • 1. Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 14 februari 2008, nr. VGP/PSL 2829073, houdende wijziging van de Warenwetregeling tatoeëren en piercen in verband met de aanpassing van de tarieven voor het aanvragen van een vergunning aan de stijging van de loonkosten (Stcrt. 2008, nr. 36);

  • 2. Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 3 december 2008, nr. VGP/PSL 2895343, houdende wijziging van de Warenwetregeling tatoeëren en piercen in verband met de aanpassing van de tarieven voor het aanvragen van een vergunning aan de stijging van de loonkosten 2009 (Stcrt. 2008, nr. 244);

  • 3. Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 14 juli 2010, nr. VGP/VC 3012190, houdende wijziging van de Warenwetregeling tatoeëren en piercen in verband met de aanpassing van de tarieven voor het aanvragen van een vergunning aan de stijging van de loonkosten 2010 (Stcrt. 2010, nr. 11521).

X Noot
2

Aan het ROW nemen vertegenwoordigers deel van ondernemers (industrie en handel), van consumenten, van ministeries (met name van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, en van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie), van de Voedsel en Waren Autoriteit, en van product- en bedrijfschappen.

Naar boven