Regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 2 november 2012, nr. G&VW/GW/2012/16185, houdende wijziging van de Arbeidsomstandighedenregeling, de Warenwetregeling drukapparatuur, de Warenwetregeling liften en de Warenwetregeling machines in verband met de gefaseerde invoering van het stelsel van certificatie (fase 4)

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op de artikelen 1.5a, tweede lid, 1.5b, derde lid, 1.5d, derde lid, 1.5e, derde lid, 1.5f, tweede lid, 1.5h, derde lid, 1.5i, tweede lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit, de artikelen 12b, eerste en zevende lid, 12c, eerste en zevende lid, 12d, achtste lid, 14a, vijfde lid, 18a, 19a, vijfde lid, 22a, derde lid, 22c, derde lid, en 22d, tweede lid, van het Warenwetbesluit drukapparatuur, de artikelen 17, zesde lid, 17a, tweede lid, 23, derde lid, 24, derde lid, 26, derde lid, en 26a, tweede lid, van het Warenwetbesluit liften, de artikelen 6e, tweede lid, 6g, derde lid, 6h, derde lid, 6j, derde lid, en 6ja, tweede lid, van het Warenwetbesluit machines;

Besluit:

ARTIKEL I

De Arbeidsomstandighedenregeling wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1.1a, aanhef, wordt ‘artikel 1.5b, eerste lid’ vervangen door: artikel 1.5e, eerste lid.

B

Artikel 2.7 komt te luiden:

Artikel 2.7 Aanwijzing certificerende instelling

Als certificerende instelling als bedoeld in artikel 2.14, eerste en tweede lid, van het besluit, kan worden aangewezen een instelling die voldoet aan de eisen vastgelegd in het Werkveldspecifiek document voor aanwijzing en toezicht (WDA&T op certificatie-instellingen behorend bij het Certificatieschema voor de dienstverlening door Arbodiensten: document: WDA&T-Arbodiensten 2012, versie 01, opgenomen in bijlage IIa bij de regeling.

C

Na artikel 2.7 wordt een artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 2.8 Eisen aan de arbodienst

Een certificaat arbodienst als bedoeld in artikel 2.14, eerste en tweede lid, van het besluit wordt door de minister of, indien de minister een instelling heeft aangewezen als bedoeld in artikel 2.7, door die instelling afgegeven indien wordt voldaan aan de eisen vastgelegd in het Werkveldspecifiek certificatieschema voor de Dienstverlening door Arbodiensten: document: WSCS-Arbodiensten: 2012, versie 1, opgenomen in bijlage IIb bij de regeling.

D

De artikelen 2.11, 2.12 en 2.13 vervallen.

E

In artikel 2.14 wordt ‘bijlage IIa’ vervangen door: bijlage IIc.

F

In artikel 2.15 wordt ‘bijlage IIb’ vervangen door: bijlage IId.

G

In artikel 2.16 wordt ‘bijlage IIc’ vervangen door; bijlage IIe.

H

Artikel 2.17 komt te luiden:

Artikel 2.17. Afgifte certificaat van vakbekwaamheid arbeids- en organisatiekunde

Het certificaat van vakbekwaamheid arbeids- en organisatiekunde als bedoeld in artikel 2.7, tweede lid, van het besluit, wordt door de certificerende instelling afgegeven indien de aanvrager voldoet aan de eisen vastgelegd in het Werkveldspecifiek Certificatieschema voor het persoonscertificaat Arbeids- en Organisatiedeskundige, document: WSCS-AO: 2012, versie 1, opgenomen in bijlage IIf bij de regeling.

I

Artikel 9.1, met opschrift, vervalt.

J

De bijlagen IIa, IIb, IIc en IId worden vernummerd tot bijlagen IIc, IId, IIe en IIf.

K

Na bijlage II worden twee bijlagen ingevoegd, zoals opgenomen in de bijlagen 1 en 2 bij deze regeling.

L

In de bijlagen XVI, XVIa, XVIb, XVIc, XVId, XVIe en XVIf wordt onder punt 2, Definities, in de kolom Betekenis ‘Documentnummer: WSCS-WOD-F: 2012, versie 1’ vervangen door: Documentnummer: WSCS-WOD-E: 2012, versie 1.

ARTIKEL II

De Warenwetregeling drukapparatuur wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 vervallen de onderdelen j en k onder verlettering van onderdeel l tot onderdeel j.

B

Artikel 2, derde lid, komt te luiden:

  • 3. De keuring voor ingebruikneming op basis van artikel 12b, zesde lid, van het besluit, wordt uitgevoerd overeenkomstig het Werkveldspecifiek certificatieschema voor beoordeling van drukapparatuur (producten): document: SBP-DA 2012, versie 1, opgenomen in bijlage 1 bij de regeling.

C

Artikel 3, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. De onderzoeken, bedoeld in artikel 12c, zesde lid, van het besluit, worden uitgevoerd overeenkomstig het Werkveldspecifiek certificatieschema voor beoordeling van drukapparatuur (producten): document: SBP-DA 2012, versie 1, opgenomen in bijlage 1 bij de regeling.

D

Artikel 15 komt te luiden :

Artikel 15. Eisen voor aanwijzing en (blijven) functioneren als aangewezen keuringsinstelling, aangewezen aangemelde keuringsinstelling en aangewezen aangemelde onafhankelijke instelling

  • 1. Een aanwijzing als aangewezen keuringsinstelling, aangewezen aangemelde keuringsinstelling of aangewezen aangemelde onafhankelijke instelling kan geschieden indien:

    • a. in geval van een beoordeling, keuring of herkeuring van drukapparatuur en samenstellen als bedoeld in artikel 1, onderdelen e en j, van het besluit, de aanvragende instelling voldoet aan de eisen vastgelegd in het Schema voor Aanwijzing en Toezicht op de certificerings- en keuringsinstellingen voor Drukapparatuur, documentcode: WDA&T-DA: 2012, versie 01, opgenomen in bijlage 3 bij de regeling;

    • b. in geval van een beoordeling, keuring of herkeuring van druksystemen als bedoeld in artikel 1, onderdeel k, van het besluit, de aanvragende instelling voldoet aan de eisen zoals neergelegd in het Schema voor Aanwijzing en Toezicht op de certificerings- en keuringsinstellingen voor Drukapparatuur, opgenomen in de bijlage 2 bij de regeling.

  • 2. In geval van een aanwijzing als aangewezen keuringsinstelling voldoet de aanvragende instelling tevens aan de vastgelegd in het Werkveldspecifiek certificatieschema voor de beoordeling van systemen t.b.v. de productie en het gebruik van drukapparatuur: document SPS-DA 2012, versie 01, opgenomen in bijlage 3 bij de regeling.

E

De bijlage bij de regeling vervalt.

F

Aan de regeling worden drie bijlagen toegevoegd, opgenomen in de bijlagen 3, 4 en 5 bij deze regeling.

ARTIKEL III

De Warenwetregeling liften wordt als volgt gewijzigd:

A

In bijlage 2 bij de regeling wordt in paragraaf 4.5.11. ‘Elke aangewezen instelling meldt elke afkeuring van een lift aan de andere aangewezen instellingen op dat werkveld.’ vervangen door: Vervallen.

B

In bijlage 3 bij de regeling wordt na pararaaf 4.8.5. een paragraaf 4.9 ingevoegd, luidende:

4.9. Interpretatie regelgeving

Het CCvDL bevordert een eenduidige interpretatie van de geldende regelgeving in de gebruiksfase. Toch kan het voorkomen dan in deze fase verschillende interpretaties bestaan van één of meerdere in dit werkveldspecifieke certificatieschema gehanteerde begrippen of uitvoeringsaspecten.

Indien certificaathouders, certificatie-instellingen of andere belanghebbenden uiteenlopende definities of uitvoeringsaspecten hanteren en hierover meningsverschillen bestaan, dienen afwijkende interpretaties te worden voorgelegd aan het CCvDL. Het CCvDL doet, na ruggespraak met en instemming van SZW, een bindende uitspraak. Het CCvDL doet geen uitspraak over de interpretatie van Europese richtlijnen en geharmoniseerde normen.

ARTIKEL IV

De Warenwetregeling machines wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2b komt te luiden:

Artikel 2b

  • 1. Een certificaat van goedkeuring, bedoeld in artikel 6e, eerste lid, van het besluit wordt voor een aangewezen instelling afgegeven aan de aanvrager indien tijdens de keuring, bedoeld in artikel 6d, eerste lid, tweede zin, van het besluit, is gebleken dat de mobiele kraan of torenkraan voldoet aan de eisen, vastgelegd in het Werkveldspecifiek certificatieschema Periodieke Keuring Hijskranen, documentcode WSCS-VT Periodieke Keuring Hijskranen: 2012, versie 01, opgenomen in bijlage 3 bij de regeling.

  • 2. Een certificaat van goedkeuring, bedoeld in artikel 6fa, derde lid, van het besluit wordt voor een aangewezen instelling afgegeven aan de aanvrager indien tijdens de keuringen, bedoeld in artikel 6fa, eerste en tweede lid, van het besluit, is gebleken dat het hijs- of hefwerktuig voor beroepsmatig personenvervoer voldoet aan de eisen, vastgelegd in het Werkveldspecifiek certificatieschema opstellings- en periodieke keuring hijs- en hefwerktuigen voor beroepsmatig personenvervoer en tijdelijke personen(bouw)liften voor bewoners: document: TCVT/W8-01/11-017: 2012, versie 01, opgenomen in bijlage 4 bij de regeling.

B

In het opschrift van bijlage 3 wordt ‘behorend bij artikel 26’ vervangen door: behorend bij artikel 2b.

C

Aan de regeling wordt een bijlage 4 toegevoegd, zoals opgenomen in bijlage 6 bij deze regeling.

ARTIKEL V

Deze regeling treedt, met uitzondering van artikel IV, in werking met ingang van 1 april 2013. Artikel IV treedt in werking met ingang van 1 januari 2013.

Deze regeling zal met de toelichting en de bijlagen in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 2 november 2012

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, P. de Krom.

BIJLAGE 1, BEHOREND BIJ DE MINISTERIËLE REGELING VAN 2 NOVEMBER 2012, NR. G&VW/GW/2012/16185, HOUDENDE WIJZIGING VAN DE ARBEIDSOMSTANDIGHEDENREGELING EN DIVERSE WARENWETREGELINGEN IN VERBAND MET DE GEFASEERDE INVOERING VAN HET HERZIENE STELSEL VAN CERTIFICATIE (FASE 4).

Bijlage IIa behorend bij Artikel 2.7 Arbeidsomstandighedenregeling

Werkveldspecifiek document voor aanwijzing en toezicht (WDA&T) op certificatie-instellingen behorend bij het: Certificatieschema voor de dienstverlening door Arbodiensten

Document: WDA&T-Arbodiensten 2012, versie 01

Onder beheer van:

Stichting Beheer Certificatieregeling Arbodiensten (SBCA)

Postbus 12

3740 AA Baarn

INHOUDSOPGAVE

1.

INLEIDING

2.

DEFINITIES

3.

WERKVELDSPECIFIEKE KENMERKEN

3.1.

Beschrijving document

3.2.

Actieve partijen

3.3.

Risicoanalyse

4.

EISEN TEN BEHOEVE VAN DE AANWIJZING

4.1.

Beoordelingscriteria

4.2.

Aanwijzingscriteria

5.

TOEZICHT

6.

MAATREGELEN

1. INLEIDING

De dienstverlening door arbodiensten betreft een activiteit met een groot maatschappelijk belang, namelijk het voorkómen van arbeidsongevallen en ziekteverzuim alsmede het beperken van ziekteverzuim en het bevorderen van een adequate re-integratie. Om het maatschappelijke belang – veiligheid en gezondheid in verband met de arbeid – te waarborgen, is door de overheid gekozen voor een wettelijk verplichte certificatieregeling m.b.t. de dienstverlening door arbodiensten. Het certificaat wordt onder deze regeling verstrekt door CKI’s. Om certificaten te mogen verstrekken dient een CKI hiertoe te worden aangewezen door de minister. Dit gebeurt door een toetsing aan de hand van dit Document voor Aanwijzing van en Toezicht op de Certificatie en Keuringsinstellingen ten behoeve van de dienstverlening door arbodiensten. In dit document is aangegeven aan welke regels en procedures de betreffende CKI’s zich dienen te houden.

2. DEFINITIES

In dit document hebben onderstaande begrippen of afkortingen de volgende betekenis:

Begrip of afkorting

Betekenis

Aanvrager van een certificaat

De (rechts)persoon die bij de CKI een aanvraag doet voor het afgeven van een certificaat.

Aanwijzing

Aanwijzing van een instelling bij of krachtens wettelijk voorschrift door de minister van SZW.

Arbodienst

Een instantie die diensten aanbiedt op het gebied van arbeidsomstandigheden, minimaal conform artikel 14, eerste lid van de Arbeidsomstandighedenwet (hierna: Arbowet). Er zijn drie (organisatie)vormen van arbodiensten te onderscheiden:

interne arbodienst: de arbodienst die opgericht is door, onderdeel uitmaakt van en diensten aanbiedt aan één bepaalde werkgever (de onderneming, zie aldaar); tevens de dienst die in geval van een joint venture of holding, optreedt binnen de onderneming of instelling waar een meerderheidsbelang bestaat;

samenwerkingsverband: de interne arbodienst als bij a), waarbij tenminste één van de verplichte kerndeskundigen in dienst is van de werkgever, met een schriftelijk vastgelegd samenwerkingsverband met de overige deskundigen dan wel hun werkgever(s);

externe arbodienst: de arbodienst die als onafhankelijk instantie, met rechtspersoonlijkheid en ingeschreven bij de Kamer van Koophandel, diensten aanbiedt.

Audit

Systematisch, onafhankelijk en gedocumenteerd proces voor het verkrijgen van auditbewijsmateriaal en het objectief beoordelen daarvan om vast te stellen in welke mate aan overeengekomen auditcriteria is voldaan (dit overeenkomstig ISO 9000:2005).

Beheerstichting

Stichting die een wettelijke certificatieregeling beheert

Beoordeling

Beoordeling (initiële, of her-) door de nationale accreditatie-instelling van CKI’s op basis van het door de minister van SZW vastgestelde Document voor aanwijzing en toezicht, op grond waarvan de nationale accreditatie-instelling schriftelijk rapporteert of de instelling competent is om wettelijk verplichte certificaten af te geven. Bij het vaststellen van het document door de minister van SZW wordt zoveel mogelijk aangesloten bij internationale systematiek en normen.

Centraal College van Deskundigen (CCvD)

Het college, onderdeel van en gefaciliteerd door de Stichting Beheer Certificatieregeling Arbodiensten (SBCA), dat belanghebbende partijen in de branche arbodienstverlening de mogelijkheid biedt tot deelname bij het opstellen en onderhouden van werkveldspecifieke documenten op zodanige wijze dat sprake is van een evenwichtige en representatieve vertegenwoordiging van deze partijen.

Certificaat

Een certificaat in de zin van artikel 20 Arbowet en artikel 27 Warenwet. Daarnaast moet een certificaat beschouwd worden als een verklaring van overeenstemming (conformiteitsverklaring) zoals bedoeld in relevante ISO en EN normen.

Certificaathouder

(Rechts)persoon die in het bezit is van een geldig wettelijk verplicht certificaat.

Certificatieproces

Alle activiteiten via welke een CKI beoordeelt en besluit of een persoon, product of systeem voldoet en blijft voldoen aan de normen, zoals opgenomen in het werkveldspecifieke certificatieschema.

Certificatiereglement

Bepalingen voor de uitvoering van het certificatieproces en de relaties tussen kandidaat en CKI.

Certificatiesysteem

Set van procedures en middelen benodigd om het certificatieproces uit te voeren per certificatieschema, dat leidt tot de uitgifte van een certificaat van vakbekwaamheid, inclusief onderhoud.

Certificerings- en Keuringsinstelling (CKI)

Kalibratie- of conformiteitsbeoordelingsinstellingen zoals certificatie-instellingen, keuringsdiensten van gebruikers, laboratoria, inspectie-instellingen en testinstituten.

Certificatieschema voor de dienstverlening door arbodiensten

Het certificatieschema zoals de CKI’s die dienen te hanteren bij het beoordelen of (potentiële) arbodiensten in aanmerking komen voor een certificaat arbodiensten.

Controle

Periodieke beoordeling door de nationale accreditatie-instantie van CKI’s tegen de voor beoordeling geldende regels van de minister (WDA&T).

Disciplines

De vier disciplines zoals aangegeven in artikel 2.7, lid 1 van het Arbobesluit:

arbeids- en bedrijfsgeneeskunde

arbeidshygiëne

veiligheidskunde

arbeids- en organisatiekunde

Huishoudelijk

Reglement

Het huishoudelijk reglement van de CKI.

Kerndeskundigen

Deskundige functionarissen verbonden aan een Arbodienst die zijn voorgeschreven in afdeling 3, paragraaf 2, artikel 2.7, lid 1 van het Arbeidsomstandighedenbesluit (veiligheidskundige, arbeids- en bedrijfsgeneeskundige, arbeidshygiënist en arbeids- en organisatiekundige) en die zijn gecertificeerd/geregistreerd conform artikel 14, lid 1 en 20 van de Arbowet.

Klant

De organisatie of rechtspersoon die een product of dienst ontvangt van de arbodienst (dit overeenkomstig ISO 9000:2005).

Kwaliteitsmanagementsysteem

Managementsysteem voor het sturen en beheersen van een organisatie met betrekking tot kwaliteit (dit overeenkomstig ISO 9000:2005).

Minister

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW).

Procedure

Gespecificeerde wijze voor het uitvoeren van een activiteit of een proces (dit overeenkomstig ISO 9000:2005)

Risicoanalyse

Analyse waaruit motivatie, voor te maken keuzes in werkveldspecifiek probleemgebied, blijkt, op te nemen in het beoogde werkveldspecifieke schema.

SBCA

Stichting Beheer Certificatieregeling Arbodiensten (SBCA)

Toezicht

Het verzamelen van de informatie over de vraag of een handeling of zaak voldoet aan de daaraan gestelde eisen, het zich daarna vormen van een oordeel daarover en het eventueel naar aanleiding daarvan interveniëren.

Verklaring

De EG-verklaring van typeonderzoek of EG-verklaring overeenstemming als bedoeld in het bij of krachtens de Machinerichtlijn of enige andere EU-productrichtlijn bepaalde.

Werknemer

De persoon die werkt bij de klant van de arbodienst op basis van een arbeidsovereenkomst of een publiekrechtelijke aanstelling.

WDAT-Arbodiensten

Werkveldspecifiek document van aanwijzing en toezicht op certificatie-instellingen behorend bij Certificatieschema voor de dienstverlening door Arbodiensten.

3. WERKVELDSPECIFIEKE KENMERKEN
3.1. Beschrijving document

Dit werkveldspecifieke document voor aanwijzing en toezicht ten behoeve van de dienstverlening door arbodienst van de SBCA is op (datum) door het CCvD voorgesteld en door de minister van SZW – inclusief eventuele aanpassingen – vastgesteld middels een statische verwijzing in de Arboregeling. Dit vastgestelde document vervangt daarmee eerdere versies. Op- en aanmerkingen over dit document kunnen worden ingediend bij het CCvD, per adres: SBCA, Postbus 12, 3740 AA Baarn.

3.2. Actieve partijen

Binnen het kader van dit document voor aanwijzing en toezicht zijn bij de opstelling betrokken geweest:

  • SBCA (Stichting Beheer Certificatieregeling Arbodiensten)

  • CCvD (Centraal College van Deskundigen van de SBCA)

3.3. Risicoanalyse

De CKI’s dienen (potentiële) arbodiensten te beoordelen met de vraag: voldoet deze (potentiële) arbodienst aan de eisen zoals die zijn neergelegd in het certificatieschema voor de dienstverlening door arbodiensten. Op hun beurt dienen ook de CKI’s te worden beoordeeld op hun certificeringsdeskundigheid. Deze beoordeling vindt plaats aan de hand van dit Werkveldspecifiek document van aanwijzing en toezicht. Dit schema berust weer voor een belangrijk deel op de internationale norm voor CKI’s: ISO/IEC 17021. Deze internationale norm kent enerzijds een aantal algemene uitgangspunten/principes en anderzijds een aantal algemene eisen voor het werk van de CKI’s.

4. EISEN TEN BEHOEVE VAN DE AANWIJZING
4.1. Beoordelingscriteria

Het beoordelen en aanwijzen van CKI’s voor systeemcertificatie vindt plaats op basis van de volgende normenstelsels:

  • 1. NEN-EN-ISO 9001:2008

  • 2. ISO/IEC 17021:2011

  • 3. de van toepassing zijnde internationale Guidance documenten IAF MD 1: 2007 en IAF MD 5:2009

  • 4. en aan de eisen die gesteld worden aan de CKI op grond van aanwijzingscriteria (zie 4.2).

4.1.1. Inzet Auditors

De CKI dient voor de certificatie van arbodiensten de volgende functionarissen te kunnen inzetten, het één en ander conform paragraaf 7.2 van de norm ISO 17021:

  • 1. een lead auditor certificatie arbodiensten (= leider auditteam);

  • 2. een tweede auditor, deskundige van een andere discipline;

  • 3. een derde auditor, deskundige van een andere, derde discipline;

  • 4. een coördinator certificatie arbodiensten.

De lead auditor en coördinator certificatie arbodiensten dienen een vast dienstverband met de CKI te hebben. De CKI treft een zodanige voorziening dat, naast de hiervoor genoemde aanwezigheid van drie disciplines, ook raadpleging van een deskundige van de vierde voor arbodiensten verplichte discipline op korte termijn kan plaatsvinden.

De lead-auditor van de CKI dient te voldoen aan het volgende profiel:

Opleiding:

  • lead assessor voor kwaliteitssystemen conform de norm ISO 17021;

  • één van de vier opleidingen voor kerndeskundigen met goed gevolg afgelegd (hogere veiligheidskunde, arbeidshygiëne, arbeids- en bedrijfsgeneeskunde en arbeids- en organisatiekunde);

    of

  • een aantoonbaar gelijkwaardig opleidingsniveau (in verband met internationale erkenningsregelingen).

Ervaring:

  • drie jaar praktische ervaring in de afgelopen tien jaar als deskundige op het gebied van arbozorg of verzuimbegeleiding. De ervaring dient voor méér dan de helft betrekking te hebben op relevante arbo-aspecten (tenminste die aspecten die worden benoemd in de Arbowetgeving);

    of

  • drie jaar praktische ervaring als deskundige op het gebied van arbozorg of verzuimbegeleiding en over tenminste drie jaar ervaring in de certificatie van arbodiensten in de afgelopen tien jaar.

Bekwaamheid:

  • vakkennis bijhouden conform de registratie- en certificatievereisten die wettelijk worden opgelegd aan de kerndeskundigen conform de artikelen 2.15 (arbeidshygiënisten), 2.16 (veiligheidskundigen) en 2.17 (arbeids- en organisatiedeskundigen) van de Arboregeling. De bedrijfsarts is geregistreerd in het specialistenregister dat verplicht is gesteld op basis van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (BIG), en dient op basis daarvan de vakbekwaamheid bij te houden.

  • minimaal tien auditdagen per jaar besteden aan het auditeren van managementsystemen;

  • deelnemen aan afstemming tussen de verschillende auditoren van de CKI’s (door middel van de Harmonisatiedagen van de SBCA) en het Centraal College van Deskundigen van de SBCA.

Overige auditors dienen te voldoen aan het volgende profiel:

Opleiding:

  • lead assessor voor kwaliteitssystemen conform de norm ISO 17021;

  • één van de vier opleidingen voor kerndeskundigen met goed gevolg afgelegd (hogere veiligheidskunde, arbeidshygiëne, arbeids- en bedrijfsgeneeskunde en arbeids- en organisatiekunde), anders dan die van de lead auditor;

    of

  • een aantoonbaar gelijkwaardig opleidingsniveau.

Ervaring:

  • praktische ervaring als deskundige op het gebied van arbozorg of verzuimbegeleiding gedurende tenminste twaalf maanden in de afgelopen vijf jaar.

Bekwaamheid:

  • vakkennis bijhouden conform de registratievereisten van het kerndeskundigenregister.

De coördinator certificatie arbodiensten dient te voldoen aan het volgende profiel:

Opleiding:

  • lead assessor voor kwaliteitssystemen conform de norm ISO 17021;

  • één van de vier opleidingen voor kerndeskundigen met goed gevolg afgelegd (hogere veiligheidskunde, arbeidshygiëne, arbeids- en bedrijfsgeneeskunde en arbeids- en organisatiekunde);

    of

  • een aantoonbaar gelijkwaardig opleidingsniveau.

Bekwaamheid:

  • vakkennis bijhouden conform de vereisten van het vakbekwaamheidscertificaat. De eisen m.b.t. tot deze vakbekwaamheid zijn voor de arbeidshygiënist, de veiligheidskundige en de arbeids- en organisatiekundige vinden hun basis in de artikelen 2.15 tot en met 2.17 van de Arboregeling. De bedrijfsarts is geregistreerd in het specialistenregister dat verplicht is gesteld op basis van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (BIG), en dient op basis daarvan de vakbekwaamheid bij te houden.

  • deelnemen aan afstemming tussen de verschillende auditoren van de CKI’s en het CCvD.

4.2. Aanwijzingscriteria

De CKI wordt in het kader van haar aanwijzing op grond van de artikelen 1.5a t/m 1.5d Arbobesluit op de navolgende criteria getoetst.

4.2.1

De aangewezen CKI en de werknemers die met de keuringen of beoordelingen zijn belast, voeren deze uit met de grootste mate van beroepsintegriteit.

4.2.2

Er is een integriteitbeleid, dat waar nodig in duidelijke voorschriften is uitgewerkt. Het personeel heeft zich aantoonbaar hieraan geconformeerd.

4.2.3

De aangewezen CKI treedt integer en niet buiten zijn bevoegdheden in de markt op.

4.2.4

Het personeel van de aangewezen CKI is aantoonbaar gebonden aan beroepsgeheimen aanzien van al hetgeen het bij de uitoefening van zijn taak in het kader van het besluit ter kennis is gekomen, behalve tegenover de ter zake bevoegde overheidsinstanties.

4.2.5

Beveiliging van vertrouwelijke informatie dient zodanig te zijn geregeld dat uitsluitend bij het certificatieproces betrokken functionarissen van de CKI hiertoe onbelemmerd toegang hebben.

4.2.6

De aangewezen CKI dient te beschikken over een adequate WA verzekering.

4.2.7

De aangewezen CKI dient een procedure te hebben waarin geregeld is dat in geval van ontdekking van een vermoeden van direct gevaar voor de veiligheid dit ogenblikkelijk door de desbetreffende medewerker gemeld wordt aan zijn/haar leidinggevende, en waarin staat beschreven dat de instelling z.s.m. de belanghebbenden informeert, waaronder indien van toepassing de betreffende overheidsinstantie.

4.2.8

Bij beëindiging van de activiteiten door de aangewezen CKI dient deze terstond de minister van SZW te informeren. De minister van SZW bepaalt wat de (voorheen) aangewezen CKI met de dossiers moet doen, de (voorheen) aangewezen CKI dient hieraan mee te werken. Dit vrijwaart de (voorheen) aangewezen CKI niet van eventuele aansprakelijkheid voor fouten in door haar uitgevoerde keuringen of beoordelingen.

4.2.9

Voor besluiten van de CKI is ten aanzien van de verlening van certificaten op grond van de aanwijzing gelden een klachtenprocedure en een herzieningsprocedure. De hiervoor geldende procedures zijn door SZW vastgesteld en opgenomen in het WSCS-Arbodiensten.

4.2.10

De aangewezen CKI moet zich aantoonbaar laten vertegenwoordigen in het nationale overleg van de instellingen, georganiseerd door het CCvD. De CKI moet kunnen aantonen de afspraken uit het overleg met het CCvD uit te voeren.

4.2.11

De CKI meldt in voorkomende gevallen het weigeren, opschorten of intrekken van certificaten aan eventuele andere CKI’s.

4.2.12

Taal van de rapportages en dossiers. De CKI gebruikt de Nederlandse taal. Een andere taal kan worden gebruikt indien dit doelmatiger is en andere belangen niet worden geschaad. (alle documenten en registraties in het verkeer met de overheid dienen in het Nederlands te zijn tenzij anders met de overheid overeengekomen).

4.2.13

Verbod op (onder)uitbesteding op afgifte van certificaten en de daaraan voorafgaande beoordeling en beslissing.

4.2.14

Voor zover een sanctie- en maatregelenbeleid is vastgelegd, dient de CKI zich bij de op te leggen sancties/maatregelen aan dit sanctie- en maatregelenbeleid te houden. In geval van kennelijke onredelijkheid heeft de keuringsinstelling op grond van de Algemene wet bestuursrecht de bevoegdheid hier van af te wijken. Afwijking geschiedt alleen op grond van door de certificaathouder aan te dragen argumenten. De onderbouwing voor de afwijking wordt opgenomen in het besluit over de opgelegde sanctie. Afwijkingen worden geregistreerd door de keuringsinstelling.

5. TOEZICHT

In verband met de verplichtingen in het kader van toezicht zijn de volgende artikelen van toepassing: artikelen 1.5b en 1.5c Arbobesluit en artikel 1.1a Arboregeling.

Ten behoeve van de informatieverzameling dient de CKI kosteloos:

  • Zich jaarlijks vóór 1 maart schriftelijk aan de Minister van SZW te verantwoorden over de rechtmatigheid en doeltreffendheid van het functioneren op elk werkveld waarvoor de instelling door de Minister van SZW is aangewezen (de schriftelijke verantwoording wordt naar Inspectie SZW gezonden en in afschrift naar de SBCA t.a.v. het CCvD). In deze schriftelijke verantwoording worden tenminste de onderwerpen behandeld:

    1.

    de door de instelling afgegeven, geschorste, ingetrokken dan wel geweigerde certificaten;

    2.

    wijzigingen in de op het werkveld van de instelling betrekking hebbende accreditaties, reglementen en procedures;

    3.

    wijzigingen in de bestuurssamenstelling;

    4.

    wijzigingen in de statuten of het huishoudelijk reglement;

    5.

    aan derden uitbestede werkzaamheden;

    6.

    structurele knelpunten op het werkveld van de instelling die zich in de uitvoeringspraktijk hebben voorgedaan;

    7.

    het gevoerde overleg en de samenwerking op het werkveld met andere certificerende instellingen;

    8.

    door de instelling ontvangen klachten en de wijze van afhandeling daarvan;

    9.

    tegen de beslissingen van de instelling ingediende bezwaren en aangespannen

    zaken en de wijze van afhandeling daarvan;

    10.

    een financieel verslag betreffende de activiteiten waarvoor de instelling is

    aangewezen.

  • Mee te werken aan controles, in opdracht van de Minister van SZW (in de praktijk betekent dit dat de controles door de Inspectie SZW en de nationale accreditatie-instelling uitgevoerd kunnen worden).

  • Tijdige en juiste informatie te verstrekken die de Minister van SZW nodig heeft om te kunnen beoordelen of zij aan de aanwijzingsnormen blijft voldoen (in de praktijk betekent dit dat deze informatie aan de Inspectie SZW en de nationale accreditatie-instelling verstrekt moet worden).

  • Terstond informatie te verstrekken aan de Minister van SZW en aan de SBCA in het kader van hun registratietaak, over individuele certificaten/certificaathouders waaraan een sanctie is opgelegd (in de praktijk betekent dit dat deze informatie aan de Inspectie SZW verstrekt moet worden).

  • Informatie te verstrekken aan de Inspectie SZW over de wijze waarop zij certificaten heeft verstrekt en van de wijze waarop zij het doen en laten van certificaathouders periodiek beoordeelt.

  • Aan te tonen aan de Minister van SZW dat zij voldoende controleert of certificaathouders blijven voldoen aan de certificatie-eisen (in de praktijk betekent dit dat deze informatie aan de Inspectie SZW of de nationale accreditatie-instelling verstrekt moet worden). In ieder geval worden frequentie, aard en omvang (tijdsduur) van de controles weergegeven.

  • De Minister van SZW in te lichten zodra zij voornemens is een of meer van haar taken te beëindigen.

  • De Minister van SZW in te lichten zodra zij een aanvraag indient voor een aanvullende beoordeling op basis van een wettelijke specifiek schema.

  • De Minister van SZW jaarlijks een afschrift te sturen van de polis van de afgesloten verzekering tegen wettelijke aansprakelijkheid.

  • De Minister van SZW onverwijld in kennis te stellen van het wegvallen van een geldige overeenkomst met de SBCA

  • De SBCA terstond te informeren over door de instelling afgegeven, geweigerde, geschorste en ingetrokken certificaten.

6. MAATREGELEN

Indien de aangewezen instelling niet meer voldoet aan de eisen in dit schema kan dit gevolgen hebben voor de aanwijzing. Zie beleidsmaatregel maatregelenbeleid certificering Arbeidsomstandighedenwet en Warenwet, Stcrt. 2010, nr. 10839 van 14 juli 2010.

BIJLAGE 2, BEHOREND BIJ DE MINISTERIELE REGELING VAN 2 NOVEMBER 2012, NR. G&VW/GW/2012/16185, HOUDENDE WIJZIGING VAN DE ARBEIDSOMSTANDIGHEDENREGELING EN DIVERSE WARENWETREGELINGEN IN VERBAND MET DE GEFASEERDE INVOERING VAN HET HERZIENE STELSEL VAN CERTIFICATIE (FASE 4).

Bijlage IIb behorend bij Artikel 2.8 Arbeidsomstandighedenregeling

Werkveldspecifiek certificatieschema voor de Dienstverlening door Arbodiensten

Document: WSCS-Arbodiensten 2012, versie 1

Onder beheer van:

Stichting Beheer Certificatieregeling Arbodiensten (SBCA)

Postbus 12

3740 AA Baarn

INHOUDSOPGAVE

DEEL 1:

ALGEMENE BEPALINGEN

1.

INLEIDING

2.

DEFINITIES

3.

WERKVELDSPECIFIEKE KENMERKEN

3.1.

Beschrijving schema

3.2.

Risicoanalyse en afbreukcriteria

4.

CERTIFICATIEREGLEMENT

4.1.

Doelstelling

4.2.

Certificatieprocedure

4.3.

Certificatiebeslissing

4.4.

Geldigheidsduur van het certificaat

4.5.

Gegevens op het certificaat

4.6.

Klachten over de CKI

4.7.

Bezwaarprocedure

4.8.

Register voor systeemcertificatgie

4.9.

Norminterpretatie

5.

TOEZICHT

5.1.

Toegang

5.2.

Frequentie van het toezicht

5.3.

De wijze van uitvoering van het toezicht

5.4.

Verslag van bevindingen

5.5.

Maatregelen (artikel 1.5.e Arbobesluit)

5.6.

Criteria

DEEL II:

NORMEN

6

WERKVELDSPECIFIEKE EISEN

   

Bijlage 1:

Auditdagen per arbodienst

DEEL I: ALGEMENE BEPALINGEN

Deel 1 van dit certificatieschema bevat algemene uitgangspunten en bepalingen voor certificatie door CKI’s en voorwaarden waaronder de afgifte van certificaten dient te gebeuren. Beschreven wordt achtereenvolgens:

  • het werkveld waarop dit certificatieschema betrekking heeft (1),

  • definities (2),

  • een beschrijving van de specifieke kenmerken van het werkveld waaronder een risicoanalyse (3),

  • het certificatiereglement (4), en

  • controle op naleving/handhaving (5).

1. INLEIDING

Dit werkveldspecifieke certificatieschema voor systemen is door het Centraal College van

Deskundigen Arbodiensten opgesteld. Dit Centraal College is ondergebracht bij de Stichting Beheer Certificatieregeling Arbodiensten. Het betreft de systeemcertificatie op het gebied van de dienstverlening door arbodiensten. Door het Ministerie van SZW is het schema vastgesteld middels een statische verwijzing in de Arboregeling. Dit vastgestelde schema vervangt daarmee eerdere versies.

Het te certificeren systeem betreft de dienstverlening door arbodiensten, zoals die is vereist op grond van artikel 20 en artikel 14, lid 1 van de Arbowet. Het te certificeren systeem van een arbodienst heeft betrekking op de vier wettelijk taken die iedere arbodienst tenminste dient uit te voeren:

  • het toetsen van een risico-inventarisatie en -evaluatie en het geven van een advies daarover;

  • het begeleiden van zieke werknemers;

  • het uitvoeren van het arbeidsgezondheidskundig onderzoek;

  • de aanstellingskeuring.

2. DEFINITIES

Begrip of afkorting

Betekenis

Aanvrager van een certificaat

De (rechts-)persoon die bij de certificerings- en keuringsinstelling een aanvraag doet voor het afgeven van een Certificaat Arbodienst.

Aanwijzing

Aanwijzing van een instelling bij of krachtens wettelijk voorschrift door de minister van SZW.

Arbeidsgezondheidskundig onderzoek

Een arbeidsgezondheidskundig onderzoek, zoals bedoeld en voorgeschreven in artikel 18 van de Arbowet.

Arbodienst

Een instantie die diensten aanbiedt op het gebied van arbeidsomstandigheden, minimaal conform artikel 14, eerste lid van de Arbeidsomstandighedenwet (hierna: Arbowet).

Er zijn drie (organisatie)vormen van arbodiensten te onderscheiden:

a) interne arbodienst: de arbodienst die opgericht is door, onderdeel uit maakt van en diensten aanbiedt aan één bepaalde werkgever (de onderneming, zie aldaar); tevens de dienst die in geval van een joint venture of holding, optreedt binnen de onderneming of instelling waar een meerderheidsbelang bestaat;

b) samenwerkingsverband: de interne arbodienst als bij a), waarbij tenminste één van de verplichte kerndeskundigen in dienst is van de werkgever, met een schriftelijk vastgelegd samenwerkingsverband met de overige deskundigen dan wel hun werkgever(s);

c) externe arbodienst: de arbodienst die als onafhankelijk instantie, met rechtspersoonlijkheid en ingeschreven bij de Kamer van Koophandel, diensten aanbiedt.

Audit of externe audit

Systematisch, onafhankelijk, gedocumenteerd proces voor het verkrijgen van registraties, feitelijke verklaringen of andere relevante informatie en de onafhankelijke beoordeling daarvan door een CKI om vast te stellen in welke mate aan de specifieke eisen uit het Certificatieschema voor de dienstverlening door arbodiensten wordt voldaan.

Auditdag

Eén dag die één auditor besteedt aan het auditen van een arbodienst (incl. rapportage).

Beoordeling

Beoordeling (initiële, of her-) door de nationale accreditatie-instantie van instellingen op basis van het door de minister van SZW vastgestelde WDA&T, op grond waarvan de nationale accreditatie-instantie schriftelijk rapporteert of de instelling competent is om wettelijk verplichte certificaten af te geven. Bij het vaststellen van het WDA&T door de minister van SZW wordt zoveel mogelijk aangesloten bij internationale systematiek en normen.

Belanghebbenden

Persoon of groep die een belang heeft bij de prestaties of het succes van de arbodienst; zoals klanten (zie aldaar), eindgebruikers, mensen in de organisatie, eigenaren en investeerders, leveranciers en partners, de maatschappij in termen van de gemeenschap en burgers die worden beïnvloed door de organisatie of haar producten. (ISO 9000:2005)

Centraal College van Deskundigen (CCvD) Arbodiensten

Het college, onderdeel van en/gefaciliteerd door de Stichting Beheer Certificatieregeling Arbodiensten (SBCA), dat het beheer voert over het certificatieschema voor de dienstverlening door arbodiensten. Het CCvD biedt belanghebbende partijen in de branche arbodienstverlening de mogelijkheid tot deelname bij het opstellen en onderhouden van werkveldspecifieke documenten op zodanige wijze dat sprake is van een evenwichtige en representatieve vertegenwoordiging van deze partijen.

Certificaat Arbodienst

Het certificaat in de zin van artikel 20 en artikel 14, lid 1 van de Arbowet. Het Certificaat Arbodienst dat een CKI verstrekt aan de arbodienst om kenbaar te maken dat een gerechtvaardigd vertrouwen bestaat dat de kwaliteit van de dienstverlening overeenstemt met het Certificatieschema voor de dienstverlening door arbodiensten.

Certificaathouder

(Rechts-) Persoon die in het bezit is van een geldig wettelijk verplicht gestelde Certificaat Arbodienst.

Certificatie-overeenkomst

De overeenkomst waarbij de arbodienst het recht krijgt tot het voeren van een Certificaat Arbodienst en die voor hem de rechten en verplichtingen dienaangaande bevatten.

Certificatieproces

Alle activiteiten via welke een CKI beoordeelt en besluit of een systeem voldoet en blijft voldoen aan de normen, zoals opgenomen in het werkveldspecifieke certificatieschema.

Certificerings- en Keuringsinstelling (CKI)

De organisatie die door de minister van SZW is aangewezen en die bevoegd is om een Certificaat Arbodienst af te geven, te weigeren, op te schorten/schorsen of in te trekken.

Contract

De overeenkomst die een arbodienst afsluit met een klant of opdrachtgever om bepaalde wettelijk voorgeschreven diensten te verlenen.

Controle

Periodieke beoordeling door de nationale accreditatie-instantie van CKI’s tegen de voor beoordeling geldende regels van de minister (WDA&T).

Derden

Andere personen of bedrijven die niet werkzaam zijn in of voor de arbodienst en geen klanten van de arbodienst zijn.

Deskundigen

Beroepsbeoefenaars, (al dan niet) verbonden aan een arbodienst, die bijdragen aan de dienstverlening op het gebied van arbeidsomstandigheden, bijvoorbeeld: kerndeskundigen (zie aldaar), ergonomen, bedrijfsmaatschappelijk werkers, arboverpleegkundigen, doktersassistenten, arbeidsdeskundigen en psychologen.

Documentenbeoordeling

Beoordeling van documenten c.q. kwaliteitshandboek door auditors van CKI’s. Het document kan papier zijn, een magnetische, elektronische of optische computerschijf, foto of master sample of een combinatie daarvan.

Eis

De voorwaarde of conditie gesteld door de certificerings- en keuringsinstelling waaraan de arbodienst moet voldoen.

Huishoudelijke Reglement

Het huishoudelijk reglement van het Centraal College van Deskundigen Arbodiensten.

Interne audit

Een onafhankelijke, objectieve "assurance" (geven van zekerheid) en consulting (geven van advies) activiteit met de bedoeling waarde toe te voegen aan en verbetering te brengen in de operaties van een arbodienst.  

Kerndeskundigen

Deskundige functionarissen verbonden aan een arbodienst die zijn voorgeschreven in afdeling 3, paragraaf 2, artikel 2.7, lid 1 van het Arbeidsomstandighedenbesluit (hoger) veiligheidskundige, arbeids- en bedrijfsgeneeskundige, arbeidshygiënist en arbeids- en organisatiekundige) en die zijn gecertificeerd/geregistreerd conform artikel 14, lid 1 en 20 van de Arbowet.

Kerntaken

De taken die een arbodienst volgens artikel 14a, lid 2 en art. 14, lid 1 van de Arbowet moet uitvoeren, samengevat:

het toetsen van de risico-inventarisatie en –evaluatie en daarover adviseren;

de bijstand bij de begeleiding van werknemers die door ziekte niet in staat zijn hun arbeid te verrichten;

het uitvoeren van het arbeidsgezondheidskundig onderzoek;

het uitvoeren van de aanstellingskeuring, indien de werkgever deze laat verrichten.

Keurling

De werknemer die een aanstellingskeuring ondergaat.

Klant

De organisatie of rechtspersoon die een product of dienst ontvangt, met inbegrip van de Medezeggenschapsvertegenwoordiging (ondernemingsraad / personeelsvertegenwoordiging / mede-zeggenschapsraad) van de arbodienst (dit overeenkomstig ISO 9000:2005).

Kwaliteit van dienstverlening

Alle kwaliteitseisen die gesteld worden aan de dienstverlening van een arbodienst.

Kwaliteitsmanagementsysteem

De organisatorische structuur, verantwoordelijkheden, bevoegdheden, procedures, processen en voorzieningen voor het ten uitvoer brengen van kwaliteitszorg.

Management review

De beoordeling van het kwaliteitsmanagementsysteem, uitgevoerd door de directie, om de geschiktheid, toereikendheid en doeltreffendheid voor het halen van de vastgestelde (kwaliteits-)doelstellingen te bepalen.

Medezeggenschapsvertegenwoordiging

De ondernemingsraad (OR) of personeelsvertegenwoordiging (PVT), zoals bedoeld in de Wet op de Ondernemingsraden (WOR) en de belanghebbende werknemers zoals bedoeld in de Arbeidsomstandighedenwet. Medezeggenschapsvertegenwoordiging = werknemersvertegenwoordiging. Voor enkele sectoren is de medezeggenschapsvertegenwoordiging de Medezeggenschapsraad (MR)

Minister

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Nieuwe arbodienst

Een arbodienst die ná inwerkingtreding van dit Certificatieschema wordt opgericht.

Non conformity note

Het niet voldoen aan één of meer eisen uit dit Certificatieschema óf er is gerede twijfel ontstaan of het managementsysteem van de klant in staat is om de aan de eisen van dit Certificatieschema te voldoen.

Onderneming

De arbeidsorganisatie die een interne arbodienst heeft ingericht.

Periodieke controles

Periodieke audits die er op gericht zijn om te controleren of de kwaliteit van de dienstverlening tijdens de geldigheid van het Certificaat Arbodienst nog voldoet aan de eisen uit het Certificatieschema voor de dienstverlening door arbodiensten.

OVAL

Organisatie voor Vitaliteit, Activering en Loopbaan. De OVAL is een branche-organisatie die (ook) opkomt voor de belangen van (gecertificeerde) arbodiensten. De OVAL komt o.a. voort uit de branche-organisatie voor arbodiensten en re-integratiebedrijven (Boaborea).

Procedure

Gespecificeerde wijze voor het uitvoeren van een activiteit.

Professionele dienstverlening

Dienstverlening geleverd door medewerkers van de arbodienst met een afgeronde opleiding gericht op het verlenen van preventie, verzuimbegeleiding en re-integratie (bijvoorbeeld (kern)deskundigen, ergonoom, bedrijfsmaatschappelijk werker, arboverpleegkundige, doktersassistente, arbeidsdeskundige). De medewerkers werken conform de eisen van het Certificatieschema voor de dienstverlening door arbodiensten, inclusief de in dit Certificatieschema genoemde professionele statuten van Boaborea (tegenwoordig OVAL geheten), de Nederlandse Vereniging voor Veiligheidskunde (NVVK), de Nederlandse Vereniging voor Arbeidshygiëne (NVVA), de beroepsvereniging voor Arbeids- en Organisatiedeskundigen (BA&O) en de Nederlandse Vereniging voor Arbeids- en Bedrijfsgeneeskunde (NVAB) en voldoen aan de eisen van (her)registratie of werken onder supervisie van een geregistreerde vakgenoot.

Raad voor Accreditatie

Landelijk orgaan dat CKI’s en CKI-regelingen beoordeelt.

Risicoanalyse

Analyse waaruit motivatie, voor te maken keuzes in werkveldspecifiek probleemgebied, blijkt, op te nemen in het beoogde certificatieschema.

Risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E):

De inventarisatie en evaluatie van de risico’s die de arbeid voor de werknemers met zich brengt, zoals bedoeld in artikel 5 van de Arbowet. (De RI&E bevat een beschrijving van de gevaren, de risicobeperkende maatregelen en de risico’s voor bijzondere categorieën van werknemers. De RI&E besteedt ook aandacht aan de toegang van werknemers tot deskundige werknemers en personen. Bij de RI&E hoort een plan van aanpak, waarin is aangegeven welke maatregelen zullen worden genomen in verband met de bedoelde risico’s en de samenhang daartussen, één en ander overeenkomstig artikel 3 van de Arbowet. In het plan van aanpak worden termijnen aangegeven waarbinnen de maatregelen worden genomen.).

SBCA

Stichting Beheer Certificatieregeling Arbodiensten (SBCA)

Statuten

De statuten van de Stichting Beheer Certificatieregeling Arbodiensten (SBCA).

Stichting

Zie: SBCA.

Toezicht

Het verzamelen van de informatie over de vraag of een handeling of zaak voldoet aan de daaraan gestelde eisen, het zich daarna vormen van een oordeel daarover en het eventueel naar aanleiding daarvan interveniëren.

Werknemer

De persoon die werkt bij de klant. Het gaat om werknemers in de zin van artikel 1, eerste lid, onder b. en tweede lid, onder b. van de Arbowet.

Werkveldspecifiek certificatieschema

Term gebruikt door SZW voor een certificatieschema dat door de minister van SZW is geaccepteerd te gebruiken binnen een specifieke aanwijzing als CKI voor personen, producten of systemen.

3. WERKVELDSPECIFIEKE KENMERKEN

Om het maatschappelijk belang – veiligheid en gezondheid van en rondom de arbeid – te waarborgen, is door de overheid gekozen voor een wettelijk verplichte certificatieregeling voor de borging van de kwaliteit/veiligheid van dienstverlening door arbodiensten.

3.1. Beschrijving schema

Het werkveldspecifieke certificatieschema voor de dienstverlening door arbodiensten van .... (datum) is op ....(datum) door het CCvD opgesteld en door het Ministerie van SZW – inclusief eventuele aanpassingen – vastgesteld middels een statische verwijzing in de Arboregeling. De minister van SZW kan ook op eigen initiatief wijzigingen aanbrengen in de vastgestelde documenten. Dit vastgestelde schema vervangt daarmee eerdere versies.

Op- en of aanmerkingen over het certificatieschema kunnen worden ingediend bij de SBCA, t.a.v. het CCvD, Postbus 12, 3740 AA Baarn.

Het te certificeren systeem betreft de dienstverlening door arbodiensten, zoals die is vereist op grond van artikel 20 en artikel 14, lid 1 van de Arbowet. Het te certificeren systeem van een arbodienst heeft betrekking op de vier wettelijk taken die iedere arbodienst tenminste dient uit te voeren:

  • het toetsen van de risico-inventarisatie en –evaluatie en daarover adviseren;

  • de bijstand bij de begeleiding van werknemers die door ziekte niet in staat zijn hun arbeid te verrichten;

  • het uitvoeren van het arbeidsgezondheidskundig onderzoek;

  • het uitvoeren van de aanstellingskeuring, indien de werkgever deze laat verrichten.

3.2. Risicoanalyse en afbreukcriteria

Met de komst van de Wet Arbo/TZ, zoals die is ingegaan op 1 januari 1994, bestaan er in Nederland arbodiensten. Deze arbodiensten kregen tot taak om zowel preventieve- als ziekteverzuimbegeleidingstaken uit te voeren. Daarmee werd de arbodienst een geïntegreerde dienstverlener. De preventieve taken vloeiden voort uit de Europese Kaderrichtlijn 89/391/EEG en de Arbowet. De ziekteverzuimbegeleidingstaken vloeiden voort uit de loondoorbetalingsplicht zoals die is geformuleerd in het Burgerlijk Wetboek. Later zijn daar de verplichtingen op basis van de Wet Verbetering Poortwachter bijgekomen.

Arbodienstverlening kan worden uitgevoerd door privaatrechtelijke organisaties, die met elkaar moe(s)ten gaan concurreren. De overheid hield niet zelf de controle over arbodiensten, maar ging over tot een certificatiestelsel voor arbodiensten.

Iedere werkgever is verplicht zich door gecertificeerde arbodiensten of gecertificeerde kerndeskundigen te laten bijstaan, ná instemming door een ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging. Deze verplichting is terug te vinden in de artikelen 14 en 14a van de Arbowet. Iedere werknemer moet toegang hebben tot deze deskundigen of tot preventiemedewerkers (art.5, lid 2 Arbowet).

De verplichte bijstand van een werkgever door een gecertificeerde arbodienst of door gecertificeerde kerndeskundigen heeft betrekking op vier taken:

  • het toetsen van de risico-inventarisatie en –evaluatie en daarover adviseren;

  • de bijstand bij de begeleiding van werknemers die door ziekte niet in staat zijn hun arbeid te verrichten;

  • het uitvoeren van het arbeidsgezondheidskundig onderzoek;

  • het uitvoeren van de aanstellingskeuring, indien de werkgever deze laat verrichten.

Elk van deze taken is van groot belang voor zowel de werkgever als de werknemers binnen de organisatie. Het toetsen van de RI&E door een arbodienst en het geven van een advies daarover moet de werkgever ondersteunen bij het voeren van een goed arbobeleid. Zonder een goede analyse en evaluatie van de risico’s binnen een bedrijf en zonder concrete en praktische voorstellen om de situatie te verbeteren via het plan van aanpak, lopen bedrijven het risico om de verkeerde onderwerpen op een verkeerde manier aan te pakken. Het beoordelen van de RI&E (inclusief het plan van aanpak) door de arbodienst is dus van essentieel belang om bedrijven goed te ondersteunen bij het voeren van een adequaat arbobeleid.

Met de verzuimbegeleiding van zieke werknemers door de bedrijfsarts/arbodienst worden verschillende doelen nagestreefd. Zowel de gezondheid van de zieke werknemer als het bedrijfsbelang moeten door de arbodienst worden meegewogen. Juist dit aspect doet een beroep op de onafhankelijkheid van de arbodienst.

De verzuimbegeleiding vergt een zorgvuldige aanpak van de arbodienst. Deze aanpak moet bijdragen aan een voorspoedig herstel van de gezondheid van de zieke werknemer, aan het tijdig doen re-integreren van de zieke medewerker in het bedrijf en in algemene zin aan het voorkómen van instroom van werknemers in een uitkeringssituatie zoals bijv. de WIA. Het doeltreffend begeleiden van zieke werknemers leidt tot minder kosten voor de werkgever (minder loondoorbetaling). Vanuit de gedachte van een geïntegreerde arbodienst moet een doeltreffende ziekteverzuimbegeleiding ook leiden tot maatregelen in het preventieve vlak (arbobeleid).

Het periodiek beoordelen van de gezondheid van werknemers zoals dat gebeurt via het arbeidsgezondheidskundig onderzoek heeft primair tot doel om gezondheidsrisico’s te vóórkomen en als deze zich voordoen te beperken. Het arbeidsgezondheidskundig onderzoek is daarmee een instrument om het arbobeleid mede vorm te geven.

De aanstellingskeuring kan grote consequenties hebben voor de betreffende werknemer alsmede voor het bedrijf, immers een ongunstige uitslag maakt de werknemer ongeschikt voor een bepaalde functie. De wetgeving verlangt m.b.t. de aanstellingskeuring een hoge mate van zorgvuldigheid in de uitvoering door de arbodienst.

Het uitvoeren van deze vier wettelijk verplichte taken door een arbodienst moet dus zorgvuldig en efficiënt gebeuren. Indien dit niet goed gebeurd loopt de werknemer het risico van gezondheidsschade, de werkgever het risico van hoge kosten (o.a. ziekteverzuim, arbeidsongeschiktheid en claims) en de maatschappij het risico op een grote uitstroom van werknemers uit arbeid en een grote instroom in uitkeringssituaties.

In hoofdstuk 6 worden de eisen met betrekking tot deze vier wettelijke taken nader uitgewerkt.

Een belangrijk, meer specifiek, risico in de uitvoering van de vier wettelijke taken door een arbodienst is het risico op schending van de privacy-voorschriften. Het schenden van deze voorschriften door een arbodienst als rechtspersoon en/of door medewerkers van een de arbodienst is een ernstig feit, met grote gevolgen voor de betrokken werknemer.

4. CERTIFICATIEREGLEMENT
4.1. Doelstelling

Dit deel van het schema omschrijft de procedures die relevant zijn voor het juist toepassen van het specifieke schema. Het gaat om de volgende onderwerpen:

  • Aanvraag van certificaat (§ 4.2);

  • Initiële audits (§ 4.2);

  • Certificatiebeslissing (§ 4.3);

  • Geldigheidsduur certificaat (§ 4.4);

  • Gegevens op het certificaat (§ 4.5);

  • Klachten (§ 4.6);

  • Verzoek om herziening (§ 4.7);

  • Register voor systeemcertificatie (§ 4.8);

  • Norminterpretatie (§ 4.9)

4.2. Certificatieprocedure

De arbodienst dient bij een CKI1, in overeenstemming met de certificatieprocedure, een aanvraag in voor het Certificaat Arbodienst.

De certificatieprocedure volgt de procedure die geldt voor een regulier ISO 9001:2008 certificatie traject.

Aanvraag

De (mogelijke) opdrachtgever dient bij een CKI in overeenstemming met deze certificatieprocedure, een verzoek in voor het Certificaat Arbodienst óf voor het behoud van het Certificaat Arbodienst (hercertificatie).

De CKI verstrekt informatie over de gang van zaken bij de afhandeling van de aanvraag voor het Certificaat Arbodienst vóórdat er een contract wordt getekend.

In het contract dat de CKI afsluit met de arbodienst wordt de eisen uit dit Certificatieschema van toepassing verklaard.

De externe arbodienst verstrekt aan de CKI bij de aanvraag de gegevens zoals die staan geformuleerd in artikel 2.12 van de Arboregeling.

De interne arbodienst verstrekt aan de CKI bij de aanvraag de gegevens zoals die staan geformuleerd in artikel 2.13 van de Arboregeling.

Initiële audits

De uitvoering van de audit vindt plaats conform het werkplan. De audits worden gehouden door een team van een lead auditor en een tweede auditor. Beide auditors dienen deskundigen te zijn.

De initiële audits vinden plaats door een team bestaande uit de lead auditor en tenminste een deskundige auditor van een andere discipline. Eén van de lead auditors is tevens teamleider en uit dien hoofde verantwoordelijk voor het auditproces, inclusief de inhoud van het auditrapport.

Bij het proces van certificatie dient bij de inzet van de auditordeskundigheden rekening te worden gehouden met een verdeling van activiteiten van de arbodienst over de verschillende kerntaken.

Het aantal auditdagen verschilt per arbodienst, afhankelijk van het aantal personeelsleden (fulltime equivalent) en het aantal vestigingen. In bijlage 1 van dit Certificatieschema is een overzicht opgenomen van het totaal aantal auditdagen dat een CKI maximaal kan besteden aan de certificatie van arbodiensten.

Voor nieuwe externe arbodiensten of ondernemingen geldt dezelfde certificatieprocedure, echter met de volgende aanpassingen:

  • a. de CKI verstrekt desgevraagd een bewijs dat de nieuw opgerichte externe of interne arbodienst een aanvraag Certificaat Arbodienst heeft ingediend;

  • b. tijdens de eerste audit (binnen 3 maanden ná de aanvraag) worden minimaal twee van de in de praktijk uitgevoerde vier kerntaken beoordeeld. De vier kerntaken betreffen:

    • het toetsen van de risico-inventarisatie en –evaluatie en daarover adviseren;

    • de bijstand bij de begeleiding van werknemers die door ziekte niet in staat zijn hun arbeid te verrichten;

    • het uitvoeren van het arbeidsgezondheidskundig onderzoek;

    • het uitvoeren van de aanstellingskeuring, indien de werkgever deze laat verrichten.

    Bij een positief besluit van de CKI om een certificatie-overeenkomst aan te gaan, wordt een Certificaat Arbodienst met een looptijd van maximaal 1 jaar verstrekt;

  • c. bij de eerste periodieke controle, uit te voeren binnen 1 jaar ná ondertekening van de certificatie-overeenkomst, dient de arbodienst aan alle eisen uit dit Certificatieschema te voldoen; bij een positief besluit wordt het certificaat omgezet in het Certificaat Arbodienst met een looptijd van drie jaar.

4.3. Certificatiebeslissing

De certificatiebeslissing wordt genomen in overeenstemming met de eisen uit het Certificatieschema door een functionaris van de CKI die is gekwalificeerd en aangesteld conform het kwaliteitsmanagementsysteem van de CKI en die volgens de procedure onder 4.2 niet betrokken is geweest bij de beoordeling van het systeem.

Bij een positief besluit wordt een Certificaat Arbodienst afgegeven met een looptijd van drie jaar. Uit dit Certificaat Arbodienst blijkt dat er een gerechtvaardigd vertrouwen mag bestaan dat de arbodienst voldoet aan de voorschriften die zijn gesteld bij of krachtens de Arbowet. Deze voorschriften zijn terug te vinden in artikel 2.11 van de Arboregeling. De arbodienst heeft het recht het logo Certificaat Arbodienst te gebruiken.

De CKI heeft de plicht om van het afgeven, het weigeren, het opschorten of schorsen of het intrekken van een Certificaat Arbodienst mededeling te doen aan het SBCA. Deze mededeling wordt door het SBCA doorgegeven aan het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

4.4. Geldigheidsduur van het certificaat

Bij een positief besluit wordt een Certificaat Arbodienst afgegeven met een geldigheidsduur van drie jaar.

4.5. Gegevens op het certificaat

Het Certificaat Arbodienst bevat minimaal de navolgende gegevens:

  • Gegevens van het gecertificeerde bedrijf:

    • I. Volledige bedrijfsnaam;

    • II. Vestigingsplaats;

    • III. Scope van het certificaat.

  • Gegevens van de CKI:

    • I. Naam;

    • II. Vestigingsplaats;

    • III. Logo;

    • IV. Kenmerk van de aanwijzing.

  • Overige gegevens certificaat:

    • o Geldigheidsduur;

    • o Tekst: Op het certificaat dient vermeld te worden, dat de instelling verklaart dat het betreffende systeem voldoet aan de eisen uit het werkveldspecifieke certificatieschema;

    • o Handtekening bevoegd persoon CKI;

    • o Beeldmerk en logo van de SBCA.

4.6. Klachten over de CKI

Een adequate behandeling van klachten is belangrijk voor het creëren van vertrouwen in certificatie en belangrijk voor de bescherming van zowel de certificaathouders als de gebruikers van certificaten.

Aan een CKI worden onder meer de volgende eisen gesteld:

  • Een openbaar toegankelijke klachtenprocedure dient aanwezig te zijn.

  • de klachtenprocedure bevat minimaal het volgende: een beschrijving van het proces van ontvangen, onderzoeken en beoordelen van de klacht; de wijze van volgen van de klacht en acties als vervolg daarop; en de wijze waarop wordt verzekerd dat correctieve acties worden uitgevoerd.

  • De beslissing over de reactie op de klacht dient te worden genomen door personen die niet betrokken zijn bij het onderwerp van de klacht.

  • Indieners van klachten dienen, indien mogelijk, op de hoogte te worden gehouden van de ontvangst van de klacht, de voortgang van behandeling en de uitkomst.

4.6.1 Klachten over het bedrijf of de persoon

Indien de CKI klachten van derden, zoals een opdrachtgever, ontvangt over het voldoen aan dit schema door het bedrijf of de persoon die een aanvraag voor het certificaat heeft ingediend of certificaathouder is, dient de CKI de klager te verwijzen naar het bedrijf of de persoon. De CKI dient de klacht te betrekken bij de eerstvolgende beoordeling bij het betreffende bedrijf of de betreffende persoon.

Echter, indien het naar de mening van de CKI een ernstige klacht betreft, dient de CKI, naast de behandeling door het bedrijf of de persoon, zelf ook direct te beoordelen of de klacht gevolgen dient te hebben voor de beslissing m.b.t. certificatie.

In dat geval dient de CKI af te wegen of het gewenst is een extra beoordeling uit te voeren. De kosten van deze extra beoordeling komen in beginsel voor rekening van de certificaathouder.

4.6.2 Klachtenregeling

Inleiding

In deze werkinstructie wordt de afhandeling van een klacht besproken. Voor iedere afzonderlijke klacht wordt een apart klachtenformulier ingevuld.

Werkwijze

Wanneer iemand probeert een klacht telefonisch of mondeling te melden, wordt aan hem/haar gevraagd deze schriftelijk te verwoorden. Als een klacht schriftelijk binnenkomt wordt deze meteen naar de kwaliteitsmanager gebracht en indien de klachtafhandelaar duidelijk is krijgt hij/zij meteen een kopie van de klacht.

De kwaliteitsmanager registreert de klacht op een klachtenformulier en stelt de directeur CKI op de hoogte van de klacht. De directeur van de CKI wijst de klachtafhandelaar aan. De kwaliteitsmanager vermeldt de klachtafhandelaar op het klachtenformulier en brengt de klachtafhandelaar schriftelijk op de hoogte van de klacht. De klachtafhandelaar informeert de indiener van de klacht schriftelijk over de ontvangst van de klacht.

Eenvoudige zaken

Klachtafhandelaar stuurt klacht door naar betrokken bedrijf/persoon; stelt indiener op de hoogte legt dossier aan tbv voortgangsbewaking en meenemen afhandeling klacht door bedrijf/persoon bij eerstvolgende beoordeling.

Ernstige klachten

Klachtafhandelaar beoordeelt de klacht en stelt vast of de klacht een incident betreft of dat de klacht moet leiden tot een aanpassing in de werkwijze.

Indien het een incident betreft, wordt de indiener daarvan op de hoogte gesteld. De klachtafhandelaar bedenkt samen met de indiener binnen drie weken na het indienen van de klacht een oplossing voor de afhandeling en betrekt bedrijf/persoon hierbij.

De oplossing zoals die met de indiener is besproken wordt vastgelegd op het klachtenformulier. Hier wordt tevens vermeld dat het gaat om een incident.

Indien de klacht een aanpassing van de werkwijze vergt bedenkt de klachtafhandelaar binnen 10 dagen een verbetervoorstel en bespreekt dit met de kwaliteitsmanager en betrekt bedrijf/persoon hierbij. Het verbetervoorstel moet een structurele verbetering inhouden van de werkwijze. Het verbetervoorstel wordt ingevuld op het klachtenformulier.

De klachtafhandelaar stelt de indiener op de hoogte van de afhandeling van de klacht.

De kwaliteitsmanager maakt de gewijzigde werkwijze bekend.

De kwaliteitsmanager start, indien nodig, een vervolgonderzoek naar de invoering van het verbetervoorstel. De bevindingen worden vastgelegd op het klachtenformulier. Het klachtenformulier wordt gearchiveerd.

4.7. Bezwaarprocedure

Onderstaand worden de stappen beschreven die nodig zijn voor het afhandelen van een bezwaarschrift. Een dergelijk bezwaarschrift kan bijvoorbeeld ingediend worden tegen besluiten van de CKI inzake het niet (opnieuw) verlenen, schorsen of intrekken van een certificaat.

Werkwijze

Algemeen:

  • Een door of namens de CKI genomen besluit, dat is een definitieve uitslag of eindoordeel, wordt schriftelijk ter kennis van de belanghebbende gebracht.

  • Onder een besluit wordt tevens verstaan het weigeren te beslissen of het niet tijdig nemen van een beslissing.

  • De CKI stelt de belanghebbende in haar correspondentie in kennis van de mogelijkheid van het indienen van een bezwaarschrift door middel van de volgende clausule:

    ‘Ingevolge de CKI procedure ‘bezwaarschriftprocedure’ kan door een belanghebbende met betrekking tot dit besluit een bezwaarschrift ingediend worden. Daartoe moet binnen zes weken na de datum van verzending van het besluit een bezwaar worden ingediend bij de CKI. In het bezwaarschrift moet gemotiveerd worden aangegeven waarom het gegeven besluit niet juist gevonden wordt. Verzocht wordt bij het bezwaarschrift een kopie van het bestreden besluit toe te voegen.’

  • Het bezwaarschrift dient in ieder geval de volgende elementen te bevatten:

    • o naam en adres indiener

    • o dagtekening

    • o een omschrijving van het bestreden besluit

    • o de gronden van het bezwaar.

  • Het bezwaarschrift schort de werking van het besluit niet op.

  • Het bezwaarschrift leidt tot heroverweging van het besluit waartegen het is gericht.

Het bezwaar wordt niet-ontvankelijk verklaard:

  • indien niet aan de gestelde termijn van indienen wordt voldaan. Dit geldt niet als de indiener aantoont dat hij redelijkerwijs niet in verzuim is geweest

  • in andere gevallen dan genoemd onder a, als geen gebruik gemaakt wordt van de door de CKI geboden gelegenheid tot verzuimherstel

  • het bezwaar wordt verder niet-ontvankelijk verklaard als het, bij het niet van toepassing zijn van een termijn, onredelijk laat wordt ingediend. Dit geldt uitsluitend wanneer het bezwaar betrekking heeft op het niet tijdig nemen van een besluit.

Procedure

  • De CKI neemt kennis van het bezwaarschrift en bevestigt binnen twee weken de ontvangst.

  • De CKI biedt gelegenheid tot het horen van de indiener.

  • Het bezwaarschrift wordt gemeld bij de kwaliteitsmanager die het bezwaar registreert.

  • Het horen betreft met name de vakinhoudelijke aspecten die geleid hebben tot het besluit en dient binnen in beginsel zes weken na het vaststellen dat een hoorprocedure aan de orde is, plaats te vinden.

  • Het horen kan geschieden door de CKI of door een of meer door de CKI benoemde ter zaken kundige. Het horen geschiedt door een persoon of personen die niet betrokken is/zijn geweest bij de voorbereiding van het besluit, en geen binding hebben met de belanghebbende.

  • Het horen geschiedt op een door de CKI te bepalen tijdstip binnen de gangbare kantooruren.

  • Relevante stukken kunnen tot 10 dagen voor de hoorzitting worden ingediend en liggen gedurende een week voor de zitting ter inzage.

  • Van het horen wordt afgezien indien het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk of kennelijk ongegrond is, inmiddels aan het bezwaar is tegemoetgekomen, of indien belanghebbende verklaart hiervan geen gebruik te maken.

  • Van het horen wordt een verslag gemaakt. Het verslag wordt bij de beslissing op het bezwaar gevoegd.

  • De hoorcommissie brengt tevens advies aan de CKI.

Beslissing op het bezwaarschrift

  • De CKI beslist aan de hand van de haar ter beschikking staande gegevens binnen zes weken, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken. De beslistermijn kan eenmaal met ten hoogste 6 weken worden verlengd. Daarna kan de termijn slechts met toestemming van de belanghebbende worden verlengd.

  • De CKI zal, bij het gegrond verklaren van het bezwaar, de beslissing herroepen en een nieuwe beslissing ter zake nemen.

  • Van haar beslissing op het bezwaar zal de CKI de onderbouwing en motivering aan belanghebbende meedelen.

Bestuursrechter

  • Indien de inhoud of strekking van de nieuwe beslissing de belanghebbende hiertoe aanleiding geeft, dient hij zich in voorkomend geval te wenden tot de bestuursrechter.

  • De CKI zal de belanghebbende in haar beslissing op bezwaar wijzen op deze mogelijkheid.

4.8. Register voor systeemcertificatie

De CKI registreert maandelijks de actuele gegevens in het Certificaat Arbodienst-register. Conform de overeenkomst tussen de CKI en de SBCA worden de gegevens elektronisch verzonden aan het SBCA ten behoeve van het SBCA Certificaat Arbodienst-register. Dit register wordt via internet toegankelijk gemaakt, binnen de wettelijke kaders. Het afgeven, het weigeren, het opschorten/schorsen of het intrekken van certificaten dient door de CKI onmiddellijk te worden doorgegeven aan de SBCA en de andere CKI’s.

4.9. Norminterpretatie

Het CCvD zorgt voor een eenduidige norminterpretatie van de eisen in dit certificatieschema voor de dienstverlening door arbodiensten. Toch kan het voorkomen dat er in de operationele fase verschillende interpretaties bestaan van één of meerdere in het certificatieschema voor de dienstverlening door arbodiensten gehanteerde begrippen.

Mocht het gebeuren dat aanvragers van het Certificaat Arbodienst, certificaathouders en CKI’s uiteenlopende definities hanteren en hierover meningsverschillen (blijven) bestaan, dan dienen afwijkende interpretaties te worden voorgelegd aan het CCvD.

5. TOEZICHT

De CKI is verplicht de certificaathouder blijvend te toetsen aan de eisen uit het Certificatieschema voor dienstverlening door arbodiensten. De CKI toetst de certificaathouder in overeenstemming met de eisen uit paragraaf 9.3 van ISO 17021:2011.

5.1. Toegang

Voor het toezicht kan het noodzakelijk zijn dat de CKI, de RvA, de Inspectie SZW zich toegang verschaffen tot gegevens van de certificaathouders. Het gaat om de volgende gegevens van de certificaathouder:

  • het auditrapport van de CKI;

  • het certificaat;

  • alle voor een adequate uitoefening van het toezicht relevante documenten.

De certificaathouder verschaft toegang tot de gevraagde gegevens door middel van:

  • het toezenden van schriftelijke documenten;

  • het beschikbaar stellen van elektronische gegevens of bestanden.

In de certificatieovereenkomst neemt de CKI deze verplichting voor de certificaathouder op.

5.2. Frequentie van het toezicht

In deze paragraaf wordt aangegeven hoe vaak de CKI controles of (tussentijdse) audits houdt.

Daarbij geldt het volgende uitgangspunt: in alle gevallen kan besloten worden tot onaangekondigde steekproefsgewijze controle. Doel van deze controle is om na te gaan of de zaken bij de certificaathouder daadwerkelijk goed zijn geregeld.

Gedurende de looptijd van het Certificaat Arbodienst vindt ieder jaar een tussentijdse audit plaats van de CKI. De CKI kan altijd besluiten om tot een onaangekondigde steekproefsgewijze controle van de certificaathouder over te gaan.

5.3. De wijze van uitvoering van het toezicht

Bij de tussentijdse audits wordt een lead auditor en een auditor betrokken. Welke deskundigheden gedurende de looptijd van het certificaat bij de audits worden ingezet, wordt na overleg tussen de CKI en de arbodienst bepaald. De auditors onderzoeken of de arbodienst voldoet aan de eisen verwoord in het Certificatieschema en rapporteren aan de coördinator certificatie arbodiensten van de CKI. Deze coördinator beoordeelt inhoudelijk en procesmatig de rapportage.

Indien de CKI weet of kan weten dat de veiligheid en gezondheid van werknemers en derden in gevaar wordt of kan worden gebracht door werkzaamheden die door een door haar afgegeven certificaat worden gereguleerd, dan moet de CKI dit melden aan de AI (art. 1.5b, lid 3 Arbobesluit).

5.4. Verslag van bevindingen

De CKI stelt een verslag op van haar bevindingen tijdens de tussentijdse audit. Dit verslag wordt ter beschikking gesteld aan de certificaathouder. Deze kan hiertegen eventueel een verzoek om herziening indienen; zie hiervoor paragraaf 4.7.

Indien uit het verslag van de CKI blijkt dat er afwijkingen zijn geconstateerd dan geeft de CKI expliciet aan hoe en binnen welke termijn de geconstateerde afwijkingen worden opgeheven. De maximale termijn voor het opheffen van een geconstateerde afwijking bedraagt voor major non-conformities drie maanden en voor minor non-conformities een half jaar.

Bevindingen waarbij de privacy van de werknemer wordt overtreden dienen als een major non-conformity te worden beoordeeld. Het ontbreken van een verplicht element in het privacyreglement leidt tot een minor non-conformity.

5.5. Maatregelen (artikel 1.5e Arbobesluit)

Indien blijkt dat een certificaathouder niet of niet meer voldoet aan de eisen of normen in het werkveldspecifieke certificatieschema dan heeft dit maatregelen door de CKI tot gevolg. De maatregelen strekken ertoe dat op zo kort mogelijke termijn voldaan wordt aan genoemde eisen of normen.

Mogelijke maatregelen zijn het weigeren, schorsen of intrekken van het certificaat. Indien er sprake is van een maatregel wordt dit aan de certificaathouder kenbaar gemaakt. Tevens dient de Inspectie SZW hiervan in kennis gesteld te worden. Relevante informatie over de maatregel dient door de CKI ingebracht te worden in een centraal registratiesysteem. Deze meldingsplicht dient nauwkeurig uitgewerkt te worden, in verband met de vertrouwelijkheid van persoonsgegevens en de contractuele relatie tussen CKI en arbodienst.

Indien een certificaathouder na een intrekking opnieuw gecertificeerd wil worden dient dezelfde procedure doorlopen te worden als bij initiële certificatie. De termijn tussen intrekken en het verstrekken van het nieuwe certificaat is minimaal 12 maanden. Bij het opleggen van een maatregel dient de CKI aan te geven (en te registreren) na welke periode certificatie weer is toegestaan.

Organisatieveranderingen van arbodiensten zoals overnames, fusies, uitbreidingen of inkrimpingen kunnen invloed hebben op het Certificaat Arbodienst. Indien dit soort organisatieveranderingen zich voordoen, wordt dit door de certificaathouder gemeld aan de betreffende CKI, conform de artikelen 2.6, 2.12, eerste lid, en 2.13, eerste lid van de Arboregeling.

5.6. Criteria

De CKI neemt een aanvraag voor het Certificaat Arbodienst of voor een hercertificatie altijd in behandeling. Het Certificaat Arbodienst kan door de CKI worden afgegeven, geweigerd, opgeschort/geschorst en ingetrokken.

Hieronder treft u de criteria voor het:

  • afgeven,

  • weigeren,

  • opschorten/schorsen,

  • intrekken

van het Certificaat Arbodienst door de CKI.

Afgeven certificaat:

Het Certificaat Arbodienst zal door de CKI worden afgegeven indien uit de initiële audit door de CKI blijkt, dat de aanvrager van het certificaat voldoet aan de eisen zoals die gesteld zijn in het Certificatieschema voor de dienstverlening door arbodiensten.

Weigeren certificaat:

Indien de aanvrager van een Certificaat Arbodienst of de certificaathouder niet voldoet aan de eisen uit het Certificatieschema voor de dienstverlening door arbodiensten weigert de CKI het certificaat.

Opschorten/Schorsen:

Een CKI zal het certificaat opschorten/schorsen, indien:

  • het managementsysteem van de certificaathouder bij voortduring en in ernstig mate niet voldoet aan de eisen uit het Certificatieschema voor de dienstverlening door arbodiensten;

  • de effectiviteit van het managementsysteem onvoldoende is. Dit is onvoldoende indien verbeteracties n.a.v. interne en externe audits niet worden uitgevoerd of er geen actie wordt ondernomen op de in de managementreviews gesignaleerde risico’s en verbetervoorstellen;

  • de certificaathouder geen tussentijdse audits toestaat;

  • de certificaathouder vrijwillig een verzoek tot opschorting/schorsing heeft gedaan;

  • de certificaathouder in ernstige mate in strijd heeft gehandeld met één of meer van zijn verplichtingen ingevolge de certificatieovereenkomst, waaronder ook vallen zijn financiële verplichtingen;

  • de certificaathouder de belangen van de CKI ernstig heeft geschaad;

  • er geen adequate corrigerende maatregelen zijn getroffen tijdens de periode van 3 maanden ná constatering van major non-conformities.

De periode van opschorting/schorsing bedraagt maximaal 6 maanden.

Binnen de gestelde periode van opschorting/schorsing (6 maanden):

  • blijft de certificatieovereenkomst van kracht;

  • zal de CKI toezicht houden op de door de certificaathouder te treffen maatregelen die moeten leiden tot de opheffing van de opschorting/schorsing;

  • mag de certificaathouder geen gebruik maken van het certificaat.

  • Overtreding van deze bepaling wordt beschouwd als oneigenlijk gebruik.

Intrekken:

Intrekken van het certificaat vindt plaats nadat de CKI heeft vastgesteld dat:

  • ná de afgesproken (her)beoordeling onvoldoende maatregelen zijn genomen om de non-conformity te kunnen afsluiten;

  • er geen adequate corrigerende maatregelen zijn getroffen tijdens een periode van schorsing van het certificaat;

  • de certificaathouder in ernstige mate in strijd heeft gehandeld met één of meer van zijn verplichtingen ingevolge de certificatieovereenkomst, waaronder ook vallen zijn financiële verplichtingen;

  • de certificaathouder de belangen van de CKI ernstig heeft geschaad.

Indien binnen de gestelde periode van opschorting/schorsing door de certificaathouder geen adequate corrigerende maatregelen zijn getroffen, zal de CKI het certificaat intrekken. Daarmee vervalt de certificatie-overeenkomst.

DEEL II: NORMEN

Deel 2 van dit certificatieschema bevat de normen die gelden voor een Certificaat Arbodienst.

Beschreven wordt achtereenvolgens:

  • eisen voor certificatie (hoofdstuk 6);

  • de wijze waarop het voldoen aan de toelatingseisen wordt beoordeeld en gerapporteerd (hoofdstuk 7).

6. WERKVELDSPECIFIEKE EISEN

Het CCvD heeft eisen opgesteld voor certificatie. Hierbij moeten voortdurend de achterliggende doelen voor ogen gehouden worden, te weten het verzekeren dat er (management) systemen zijn die zorgen dat alle relevante risico’s gekend zijn en met adequate middelen beheerst worden, zodat uiteindelijk arbodiensten adequaat kunnen functioneren.

Het gaat hierbij bijvoorbeeld om:

  • Eisen m.b.t. management van de organisatie;

  • Eisen m.b.t. management van middelen

  • Eisen m.b.t. management van personen;

  • Eisen m.b.t. procedures, werkwijzen/methoden.

Het Certificaat Arbodienst van een gecertificeerde arbodienst moet gebaseerd zijn op het ISO 9001:2008 kwaliteitsmanagementsysteem, aangevuld met wet- en regelgeving die niet expliciet wordt gedekt door ISO 9001:2008. Dit is in het onderhavige Certificatieschema vastgelegd.

Algemene eisen

De arbodienst beschikt ten minste over een kwaliteitsmanagementsysteem conform ISO 9001:2008. Uitsluitingen conform ISO 9001:2008) par 1.2. zijn van toepassing.

De scope waarop deze eisen betrekking hebben betreft minimaal de wettelijke kerntaken. Daarnaast kunnen arbodiensten deze scope uitbreiden waardoor ISO 9001:2008 ook van toepassing wordt voor de taken die de arbodienst zelf heeft aangegeven.

Daarnaast moet voldaan worden aan de aanvullende eisen die hieronder staan vermeld. Bij iedere aanvullende eis staat vermeld welk onderdeel van de norm ISO 9001:2008 van toepassing is.

Aanvullende eisen

  • 1. Planning (Paragraaf 5.4 van ISO 9001:2008)

    • De arbodienst garandeert de professionele onafhankelijkheid wat onder andere blijkt uit de statuten.

    • De arbodienst onderschrijft de tekst van het professioneel statuut arbodienstverlening zoals opgesteld door de branche-organisatie2 en geaccepteerd door het CCvD en handelt dienovereenkomstig. Het gaat hierbij om de tekst van het professioneel statuut arbodienstverlening zoals die is opgenomen op de website van de SBCA (www.sbca.nl, button ‘documenten’).

  • 2. Management van middelen (Hoofdstuk 6 van ISO 9001:2008)

    • 1. De arbodienst beschikt over een dusdanige voorziening dat een werknemer een andere bedrijfsarts toegewezen kan worden indien dit verzoek door een werknemer schriftelijk wordt ingediend.

    • 2. T.a.v. privacy aspecten:

      • o In het kwaliteitssysteem van de arbodienst is beschreven in welke registratie(s), op welke wijze en op basis van welke grondslag en met welk doel de arbodienst (medische) gegevens vastlegt met betrekking tot de aangesloten werknemers.

      • o Deze registratie(s) zijn aangemeld bij het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP). Soms worden (medische) gegevens vastgelegd in een registratie waarvan een klant van de arbodienst (=de werkgever) de verantwoordelijke is. In dat geval is die klant zélf verantwoordelijk voor melding bij het CBP. De arbodienst moet wel verifiëren of dat is gebeurd.

      • o Per registratie is er een privacyreglement. In het privacyreglement zijn minimaal de volgende onderwerpen beschreven:

        • doel van het vastleggen van de gegevens en de herkomst van de gegevens;

        • de vastlegging van (medische) persoonsgegevens in verband met ziekteverzuim en re-integratie op basis van de KNMG-code ‘Gegevensverkeer en samenwerking bij arbeidsverzuim en reïntegratie (2007)’ ;

        • welke medewerkers hebben toegang tot de (medische) persoonsgegevens. Dit betreft de medewerkers die rechtstreeks bij de behandeling betrokken zijn. Op algemeen niveau dient in een autorisatieschema te worden vastgelegd wie toegang hebben tot (medische) persoonsgegevens. Indien er op klantniveau afwijkingen zijn moeten deze in een register worden vastgelegd;

        • vermeld is hoe de autorisaties worden toegekend en beheerd;

        • papieren dossiers met (medische) persoonsgegevens zijn in afsluitbare kasten opgeborgen. Er zijn afspraken over sleutelbeheer; elektronische (medische) persoonsgegevens worden zodanig beveiligd dat onbevoegden geen toegang kunnen krijgen tot deze gegevens.Het hoogst mogelijke beveiligingsniveau moet hier worden toegepast.

        • de wijze waarop de werknemer, van wie persoonsgegevens zijn vastgelegd, gebruik kan maken van zijn wettelijke rechten, zoals het inzagerecht, het correctierecht en het recht op afschrift;

        • de wijze waarop de werknemer kennis moet kunnen nemen van het verstrekken van gegevens uit de registratie aan derden alsmede de wijze waarop aan de werknemer voorafgaand om toestemming wordt gevraagd voorzover vereist;

        • aan de werkgever worden geen (medische) persoonsgegevens verstrekt tenzij dit noodzakelijk is en de werknemer daarvoor zijn uitdrukkelijke toestemming heeft gegeven. Van de toestemming wordt aantekening gemaakt in het medisch dossier;

        • aan de werkgever worden geen mededelingen gedaan over bezoek werknemer aan arbeidsomstandighedenspreekuur of vrijwillige deelname van werknemer aan periodieke onderzoeken. Indien naar aanleiding van zo’n bezoek of deelname de bedrijfsarts advies wenst te geven aan de werkgever dan is daarvoor de uitdrukkelijke en gerichte toestemming van de werknemer nodig. Deze toestemming is of aangetekend in het dossier en/of bevestigd middels een schriftelijke machtiging;

        • in het privacyreglement wordt verwezen naar de klachtenprocedure van de arbodienst;

        • het privacyreglement is een extern beschikbaar/openbaar document dat vanaf de website gratis is te downloaden of gratis opvraagbaar is voor de werkgever en/of de werknemer.

    • 3. De arbodienst heeft in het kwaliteitssysteem een document opgenomen met voorbeelden van wat wel en wat niet gerapporteerd mag worden aan werkgever.

    • 4. Er wordt een interne audit gedaan op naleving van de bepalingen van het privacyreglement.

  • 3. Personeel (Paragraaf 6.2 van ISO 9001:2008)

    • De arbodienst moet tenminste de volgende vier kerndeskundigen in dienst hebben, dan wel de vier kerndeskundigen georganiseerd hebben in een arbodienst als samenwerkingsverband:

      • o veiligheidskundige;

      • o arbeids- en bedrijfsgeneeskundige;

      • o arbeidshygiënist, en

      • o arbeids- en organisatiekundige.

    • Met uitzondering van het samenwerkingsverband, zoals gedefinieerd in artikel 2.6a, lid 2 van het Arbobesluit, moet iedere arbodienst tenminste beschikken over één arbeidsovereenkomst of publiekrechtelijke aanstelling voor onbepaalde tijd voor elke van de vier hierboven genoemde kerndeskundigen. Het minimum aantal uren voor deze aanstelling voor onbepaalde tijd is vier uur per week.

    • (Kern-)deskundigen binnen de arbodienst zijn in staat zich een zelfstandig en onafhankelijk oordeel te vormen en dienovereenkomstig te handelen.

    • Hoe de professionele dienstverlening wordt ingevuld is opgenomen in functiebeschrijvingen / taakomschrijvingen.

    • De arbodienst werkt met een vorm van intercollegiale toetsing met als doelen: de deskundigheid op peil te houden en procesverbetering van de dienstverlening te bewerkstelligen. In een procedure moet zijn aangegeven op welke wijze, onder welke condities, onder wiens verantwoordelijkheid en met welke frequentie de intercollegiale toetsing met deskundigen plaatsvindt en wat er met de resultaten wordt gedaan. Wanneer de intercollegiale toetsing is gericht op vakinhoudelijke kennis dienen deskundigen binnen dat vakgebied aanwezig te zijn (interdisciplinair). Tevens dient tenminste één kerndeskundige vanuit de andere disciplines aanwezig te zijn. Wanneer de intercollegiale toetsing is gericht op procesverbetering, dienen meerdere deskundigen en bij het proces betrokken medewerkers aanwezig te zijn (intercollegiaal).

    De volgende kerndeskundigen houden zich aan het professioneel statuut van de beroepsvereniging: de bedrijfsarts, de arbeidshygiënist en de veiligheidskundige. Voor de arbeids- en organisatiekundige bestaat geen professioneel statuut. Het gaat om de teksten van de professionele statuten van de beroepsverenigingen voor bedrijfsarsten (NVAB), arbeidshygiënisten (NVVA) en veiligheidskundigen (NVVK), zoals die zijn opgenomen op de website van de SBCA (www.sbca.nl, onder button ‘documenten’).

  • 4. Planning van het realiseren van het product (Paragraaf 7.1 van ISO 9001:2008)

    • De arbodienst plant, ontwikkelt en beheerst de processen die nodig zijn voor het realiseren van de wettelijk voorgeschreven kerntaken (artikel 14a, tweede lid Arbowet), alsmede de voor die klant relevante wettelijke eisen m.b.t. de vier kerntaken.

    • De arbodienst bepaalt bij de opdrachtformulering de eisen van de klant en andere belanghebbenden alsmede de vier wettelijke eisen (kerntaken).

    Per kerntaak:

    • Maakt de arbodienst gebruik van aanwezige beschikbare voorinformatie (intern en extern);

    • Bepaalt de arbodienst de relatie met de andere kerntaken;

    • Adviseert de arbodienst volgens de arbeidshygiënische strategie, conform artikel 3, lid 1, onder b. van de Arbowet, aan de werkgever en de medezeggenschapsvertegenwoordiging;

    • Beoordeelt de arbodienst het resultaat en het effect van de advisering;

    • Evalueert de arbodienst het proces van dienstverlening (intern en extern).

  • 5. Processen die verband houden met de klant (Paragraaf 7.2 van ISO 9001:2008)

    • De arbodienst waarborgt zijn onafhankelijkheid ten aanzien van de klant en andere belanghebbenden.

  • 6. Communicatie met de klant (Paragraaf 7.2.3 van ISO 9001:2008)

    • De arbodienst informeert de werkgever en de medezeggenschapsvertegenwoordiging schriftelijk wie de contactpersoon van de arbodienst is en hoe de informatievoorziening aan de werkgever en de medezeggenschapsvertegenwoordiging is geregeld.

    • De arbodienst stuurt een afschrift van elk advies op groeps- of afdelingsniveau inzake genomen en te nemen maatregelen, gericht op het arbeidsomstandighedenbeleid aan de werkgever en aan de medezeggenschapsvertegenwoordiging. Bij het ontbreken ervan wijst de arbodienst de werkgever op de plicht om het advies te verstrekken aan de belanghebbende werknemers.

    • De arbodienst / de bedrijfsarts meldt een aangetoonde beroepsziekte aan het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten (NCvB), overeenkomstig artikel 9, lid 3 van de Arbowet. Bij het melden van beroepsziekten neemt de arbodienst / de bedrijfsarts de registratierichtlijnen van het NCvB over het melden van beroepsziekten in acht. Vermoede beroepsziekten worden gemeld bij de werkgever en de medezeggenschapsvertegenwoordiging of, bij het ontbreken daarvan, bij de belanghebbende werknemers.

    • De arbodienst meldt arbeidsgebonden factoren die leiden tot klachten en beroepsziekten bij de werkgever en vermeldt de meldingsplicht aan het NCvB.

    • De arbodienst informeert werkgevers en werknemers over de mogelijkheid tot een deskundigenoordeel van het UWV (vroeger: second opinion) indien de werknemer of werkgever van mening verschillen over de uitspraak van de arbodienst.

  • 7. Productie en het leveren van diensten (Paragraaf 7.5 van ISO 9001:2008)

    • 7.1 Risico-inventarisatie en –evaluatie (RI&E)

      • a. De arbodienst moet een RI&E kunnen toetsen en zélf kunnen uitvoeren, alsmede de klant kunnen adviseren over de prioriteiten en de te nemen maatregelen, zoals bedoeld in artikel 5 en artikel 14, lid 1, onder a. van de Arbowet en artikel 2.1 van de Arbeidsomstandighedenregeling (Arboregeling).

      • b. De arbodienst vervult deze taak met in acht neming van de stand van de wetenschap en professionele dienstverlening.

      • c. Bij de toetsing van de RI&E wordt tenminste één van de vier gecertificeerde kerndeskundigheden ingeschakeld. Bij een RI&E uitgevoerd door de klant bestaat deze uit een schriftelijke toetsing van de RI&E en de toetsing op de werkplek. Het laatstgenoemde is (op basis van artikel 14, lid 12 Arbowet, artikel 2.14b, lid 2 en 3 Arbobesluit en artikel 2.1 van de Arboregeling) niet van toepassing op:

        • o bedrijven waar de werknemers in totaal niet meer dan 40 uur per week werk verrichten, bijvoorbeeld 3 werknemers werken elk 12 uur per week. De arbeidsduur voor dit bedrijf is dan in totaal 36 uur;

        • o bedrijven die 25 of minder werknemers in dienst hebben en die gebruik maken van een model branche-RI&E die is opgenomen in een CAO of een publieke regeling opgesteld door een bestuursorgaan. Dit model branche RI&E-instrument moet wel zijn getoetst door een geregistreerd bedrijfsarts of een gecertificeerde kerndeskundige;

        • o bedrijven die 25 of minder werknemers in dienst hebben en die een RI&E hebben opgesteld met behulp van een RI&E-instrument dat is aangemeld bij de Stichting van de Arbeid3.

        • o Eisen aan dit RI&E-instrument zijn:

          • het moet zijn opgesteld met betrokkenheid van werkgevers- en werknemersverenigingen op tenminste branche-niveau;

          • het is getoetst door een gecertificeerde kerndeskundige of een geregistreerd bedrijfsarts;

          • het instrument wordt digitaal beschikbaar gesteld en door werkgevers- en werknemersverenigingen gezamenlijk aangemeld;

          • de aanmelding geldt voor maximaal drie jaar.

      • d. Zowel bij de toetsing van, als bij de advisering op basis van de RI&E wordt in ieder geval aandacht besteed aan de volgende aspecten:

        • de bepaling van het gewenste niveau van interne deskundigheid van de klant;

        • volledigheid, betrouwbaarheid en actualiteit;

        • de in het plan van aanpak voorgestelde wijze waarop geconstateerde tekortkomingen kunnen worden verholpen;

        • de (wijze van) prioritering waarmee de maatregelen worden genomen;

        • aanvullende behoeften van de klant.

      • e. De arbodienst maakt ten behoeve van de advisering over de RI&E gebruik van informatie over de uitvoering van werkzaamheden, werkomstandigheden en ondersteunende processen bij de klant; melding en registratie van ongevallen en beroepsziekten (artikel 9 Arbowet); verzuimontwikkeling en gegevens op grond van:

        • de verzuimbegeleiding;

        • overige relevante uitgebrachte adviezen of onderzoeksrapportages uitgebracht door de arbodienst of andere deskundigen;

        • het (periodiek) arbeidsgezondheidskundig onderzoek.

    • 7.2 Ziekteverzuimbegeleiding

      • a. De arbodienst moet de werkgever kunnen ondersteunen bij het uitvoeren van taken op het gebied van ziekteverzuimbeleid en in het kader van artikel 14, eerste lid, onderdeel b van de Arbowet (begeleiding werkgever en werknemer ingevolge Wet verbetering poortwachter) en artikel 2.2. van de Arboregeling.

      • b. De arbodienst voldoet aan de eisen zoals die zijn vastgelegd in de Wet verbetering poortwachter (WVP) en de ministeriële regeling Procesgang eerste en tweede ziektejaar.

      • c. De arbodienst overlegt regelmatig met de klant over:

        • de ontwikkeling in het ziekteverzuim en eventuele vermoede beroepsziekten;

        • mogelijke relaties tussen het verzuim en de aard en inhoud van de werkzaamheden van de zieke werknemer, de werkomstandigheden en de arbeidsverhoudingen.

      • d. Het overleg wordt gevoerd op basis van samenhangende, methodisch vastgelegde, geaggregeerde en geanalyseerde gegevens uit:

        • de verzuimregistratie;

        • de individuele verzuimbegeleiding;

        • het arbeidsomstandigheden spreekuur (indien deze althans nog wordt uitgevoerd);

        • het arbeidsgezondheidskundig onderzoek.

        Bij deze analyse zijn de genoemde gegevens niet op individuele werknemers te herleiden.

    • 7.3 Arbeidsgezondheidskundig onderzoek

      • a. De arbodienst moet een arbeidsgezondheidskundig onderzoek uit kunnen voeren zoals bedoeld in artikel 14, eerste lid, onderdeel c, artikel 18 van de Arbowet en artikel 2.3 van de Arboregeling.

      • b. De arbodienst stelt indicaties en criteria (relevantie, subsidiariteit, proportionaliteit) op voor de uitvoering van het arbeidsgezondheidskundig onderzoek en voor de relatie met de RI&E of werkplekonderzoek.

      • c. De arbodienst adviseert aan de klant omtrent inhoud en frequentie van het arbeidsgezondheidskundig onderzoek, gebaseerd op de RI&E. Daarbij is de werknemer overigens niet verplicht om mee te werken aan het arbeidsgezondheidskundig onderzoek.

      • d. Met de individuele werknemer worden het resultaat van het arbeidsgezondheidskundig onderzoek en de te ondernemen vervolgstappen besproken en zonodig of desgewenst schriftelijk vastgelegd.

    • 7.4 Overige adviserings- en ondersteuningstaken

      De arbodienst moet op een adequate wijze kunnen adviseren over een gestructureerd en systematisch arbo- en ziekteverzuimbeleid waarbij met name rekening wordt gehouden met bijzondere groepen van werknemers (conform artikel 5 Arbowet).

    • 7.5 Aanstellingskeuringen

      • a. De arbodienst moet een aanstellingskeuring kunnen uitvoeren zoals bedoeld in de Wet medische Keuringen, het Besluit medische Keuringen, en zoals bedoeld in artikel 14, eerste lid, onderdeel c van de Arbowet en artikel 2.4 van de Arboregeling.

      • b. De arbodienst verstrekt informatie aan de werkgever over het doel en de functie van aanstellingskeuringen ten aanzien van

        • 1. aanstellingskeuringen géén selectie-instrument;

        • 2. aanstellingskeuringen aan eind sollicitatieprocedure;

        • 3. onafhankelijk oordeel van de bedrijfsarts van de arbodienst.

      • d. De arbodienst stelt indicaties en criteria (tijdstip, aard, inhoud en omvang beperkt tot het doel/relevantie, subsidiariteit, proportionaliteit) op voor uitvoering van de aanstellingskeuring ten aanzien van functie-eisen, gezondheidscriteria, belasting / belastbaarheid.

      • e. De arbodienst adviseert en verstrekt informatie aan de individuele keurling, zodanig dat de rechten van de keurling gewaarborgd worden.

    • 7.6 Toegang werknemers

      Arbodiensten kan gevraagd worden om uitvoering te geven aan de verplichting uit de Arbowet om werknemers toegang te geven tot de arbodienst (art. 5, lid 2, Arbowet). De arbodienst moet daarom een spreekuur kunnen uitvoeren. Met de werkgevers die deze dienstverlening wensen, worden afspraken gemaakt over de toegankelijkheid van het spreekuur voor individuele werknemers.

      De advisering richting de individuele werknemer omvat in ieder geval het eventuele overleg met de werkgever over de conclusie en de te ondernemen actie.

  • 8. Beheersing van productie en het leveren van diensten (Paragraaf 7.5.1 van ISO 9001:2008)

    De arbodienst draagt zorg voor:

    • a. afstemming van de benodigde personeelscapaciteit met de aard en inhoud van de contracten met klanten, in relatie tot het aantal, type, de grootte en risicoklasse van deze organisaties;

    • b. kerndeskundigen of daarmee vergelijkbare deskundigen voor het onderkennen van risico’s in een bepaalde bedrijfstak, gebaseerd op vastgelegde criteria.

  • 9. Klant- en werknemerstevredenheid (Paragraaf 8.2.1 van ISO 9001:2008)

    • a. De arbodienst concretiseert schriftelijk zoveel mogelijk de beoogde resultaten in doelstellingen en prestaties.

    • b. De arbodienst formuleert meetbare doelstellingen t.a.v. het verkrijgen van tevredenheid van klanten en werknemers.

    • c. De arbodienst stelt doeltreffende en doelmatige processen vast om informatie over klant- en werknemerstevredenheid te verzamelen, analyseren en gebruiken ter verbetering van de prestaties van de organisatie.

    • d. De arbodienst meet jaarlijks de tevredenheid van de klanten en de werknemers over de geleverde dienstverlening en analyseert de verzamelde informatie-gegevens ter verbetering van de dienstverlening. De arbodienst evalueert de dienstverlening aan de klant en de werknemers waarbij aandacht wordt besteed aan de factoren of belemmeringen in de arbodienst of bij de klant of de werknemer die een beter effect in de weg staan. Bij klanten met 100 werknemers of meer evalueert de arbodienst jaarlijks aan de hand van een rapportage de verleende dienstverlening en bereikte resultaten, en doet voorstellen voor de komende periode.

  • 10. Verbetering (Paragraaf 8.5 van ISO 9001:2008)

    • a. Er moet een gedocumenteerde procedure worden vastgelegd voor de klachtafhandeling van klanten en werknemers. Dit in overeenstemming met de paragrafen 4.6 en 4.7 van dit Certificatieschema.

    • b. De arbodienst wijst de klager op de mogelijkheid een klacht in te dienen bij een andere instantie conform het vastgelegde in het Certificatieschema.

  • 11. Aanvullende eisen niet aan ISO 9001:2008 gekoppeld

    Een nieuwe interne arbodienst moet aan alle eisen van het Certificatieschema voor de dienstverlening door arbodiensten voldoen voor certificering. Tot het moment dat het Certificaat arbodienst is verstrekt aan de interne arbodienst blijft de externe arbodienst verantwoordelijk.

    Bij een samenwerkingsverband moet de werkgever van de arbodienst zijn verantwoordelijkheid voor het samenwerkingsverband aantonen.

BEOORDELINGSMETHODIEK

In dit hoofdstuk worden de beoordelingscriteria uitgewerkt van de (potentiële) certificaathouder m.b.t.:

  • de initiële audit;

  • de tussentijdse audit;

  • de audit m.b.t. de hercertificatie.

1. Uitwerken criteria initiële audit

Fase 1-audit:

Het doel van de Fase 1-audit is het vaststellen of er voldoende basis aanwezig is om het certificatie-onderzoek middels een audit uit te voeren. De Fase 1-audit wordt op locatie bij het bedrijf uitgevoerd.

De Fase 1-audit bestaat uit de volgende onderdelen:

  • beoordeling van de documentatie m.b.t. het managementsysteem;

  • beoordeling of locatie, proces, middelen, doelstellingen, personeel en management klaar zijn voor de Fase 2-audit volgens het bedoelde toepassingsgebied;

  • beoordeling of de klant in staat is om aan de eisen te voldoen, met name m.b.t. het herkennen van belangrijke aspecten, processen, doelen en de uitvoering van het managementsysteem;

  • verzamelen van relevante informatie over de reikwijdte van het managementsysteem, de processen en de locaties van de klant, inclusief relevante beleidsdocumenten, zoals m.b.t. kwaliteit;

  • beoordeling of uitvoering interne audits en managementreview beschikbaar zijn;

  • opstellen planning voor de Fase 2-audit;

  • het beoordelen van de inzet van mensen en middelen voor de Fase-2 audit.

Fase 2-audit:

Nadat de Fase 1-audit geheel of grotendeels is afgerond kan, in overleg met de potentiële certificaathouder, de auditplanning voor de Fase 2-audit worden opgesteld.

Aandachtspunten bij de auditplanning zijn:

  • tijdsbesteding conform de calculatie;

  • volledige toetsing van het toepassingsgebied;

  • steekproefomvang bij vestigingen.

De auditplanning geeft informatie met betrekking tot de samenstelling van het auditteam, datum, tijd, functie/interviews, locatiebezoeken in relatie met de te toetsen normaspecten. De met de potentiële certificaathouder afgesproken auditplanning dient aantoonbaar met de klant gecommuniceerd te zijn.

Het doel van de Fase 2-audit is het vaststellen van:

  • de conformiteit t.o.v. alle eisen uit het onderhavige Certificatieschema;

  • effectieve monitoring en meting van kwaliteitsprestatie-indicatoren en doelstellingen;

  • beoordeling of het systeem voldoet aan de wettelijke eisen;

  • effectieve procesbeheersing;

  • effectieve uitvoering van interne audits en management review;

  • effectieve klantgerichtheid van het management;

  • een daarop afgestemd effectief managementsysteem.

De Fase 1-audit en de Fase 2-audit vormen tezamen de initiële audit. De criteria van de initiële audit zijn gebaseerd op paragraaf 9.2.3 van ISO 17021:2011.

2. Controle audits

De eerste periodieke controle audit vindt plaats uiterlijk binnen 12 maanden ná de laatste dag van de Fase-2 audit.

Aandachtspunten bij controle audits zijn:

  • ná certificaatverlening moet er minimaal jaarlijks toezicht worden gehouden;

  • de totaal te besteden tijd mag verspreid worden over meerdere (controle) audits gedurende de 3-jarige looptijd van het certificaat;

  • de certificatiebeslissing bij hercertificatie vindt aantoonbaar plaats vóórdat de vervaldatum van het certificaat is bereikt.

De controle audit omvat tenminste de volgende beoordelingen:

  • interne audits en management review;

  • de acties ondernomen n.a.v. non-conformities uit eerdere audits;

  • het afhandelen van klachten;

  • de effectiviteit van het managementsysteem;

  • voortgang van de geplande activiteiten voor continue verbetering;

  • de effectiviteit van de procesbeheersing;

  • beoordelen van wijzigingen;

  • beoordelen van het gebruik van, of verwijzen naar het Certificaat Arbodienst.

De criteria van de controle audit zijn gebaseerd op paragraaf 9.3.2 van ISO 17021.

3. Audit t.b.v. hercertificatie

De audit t.b.v. de hercertificatie omvat tenminste de volgende beoordelingen:

  • de prestaties van het kwaliteitsmanagementsysteem over de afgelopen certificatieperiode;

  • De effectiviteit van het kwaliteitsmanagementsysteem in het licht van in- en externe veranderingen;

  • Expliciete betrokkenheid om het kwaliteitsmanagementsysteem te blijven verbeteren;

  • Draagt het kwaliteitsmanagementsysteem bij aan het verwezenlijken van het beleid en het doel van de organisatie

De criteria van de audit t.b.v. de hercertificatie zijn gebaseerd op paragraaf 9.4.2.1 van ISO 17021.

De CKI dient een zodanig auditplanning vast te stellen, dat eventuele noodzakelijke correctieve maatregelen n.a.v. geconstateerde major non-conformities vóór de vervaldatum van het lopende certificaat zijn geïmplementeerd.

Hercertificatie (inclusief corrigerende maatregelen) dient te hebben plaatsgevonden vóór de vervaldatum van het certificaat.

Bijlage 1: Auditdagen per arbodienst

In paragraaf 4.2 van het Certificatieschema voor de dienstverlening door arbodiensten is in de procedure voor certificatie het minimum aantal "auditdagen" omschreven. Ter verduidelijking is in onderstaande tabellen, weer gegeven hoeveel auditdagen per type arbodienst minimaal besteed moeten worden aan de certificatie.

Het totale aantal auditdagen voor de 3-jaarlijkse cyclus is berekend en vermenigvuldigd met ¾. De uitkomst is naar beneden bijgesteld omdat de klantbezoeken zijn vervallen. Dit aantal dagen is verdeeld over 1 initiële en 2 periodieke audits.

Schema voor de initiële audit: aantal auditdagen

Aantal vestigingen

Aantal te bezoeken vestigingen

Aantal personeelsleden arbodienst

<15

15–30

31–100

101–250

251–500

>500

1

1

3

3,5

4,5

6,5

   

2–5

2

4

4,5

5,5

7,5

8,5

9,5

6–10

4

4,5

5

6

8

9

12

11–15

6

5,5

6

8

10

11

14

16–20

8

 

7

8,5

10,5

12

15

21–25

10

   

10

11

13

16

26–30

12

       

15,5

17

31–35

14

       

16

17,5

36–40

16

       

17

18

41–45

18

       

18

19

Schema voor de periodieke audit: aantal auditdagen

Aantal vestigingen

Aantal te bezoeken vestigingen

Aantal personeelsleden arbodienst

<15

15–30

31–100

101–250

251–500

>500

1

1

1,5

1,5

2,5

3,5

   

2–5

2

2,5

2,5

2,5

3,5

4,5

4,5

6–10

2

3,5

3,5

3,5

4,5

5,5

5,5

11–15

3

4

4

4

5

6

6

16–20

4

 

5

5

6

7

7

21–25

5

   

6

7

8

8

26–30

6

       

8,5

8,5

31–35

7

       

9

9

36–40

8

       

9,5

10

41–45

9

       

10

11

Indien een arbodienst over meer vestigingen beschikt, wordt in overleg met het Centraal College van Deskundigen een aangepast schema opgesteld.

BIJLAGE 3, BEHOREND BIJ DE MINISTERIËLE REGELING VAN 2 NOVEMBER 2012, NR. G&VW/GW/2012/16185, HOUDENDE WIJZIGING VAN DE WARENWETREGELING DRUKAPPARATUUR IN VERBAND MET DE GEFASEERDE INVOERING VAN HET HERZIENE STELSEL VAN CERTIFICATIE (FASE 4).

Bijlage 1 behorend bij de artikelen 2 en 3 van de Warenwetregeling Drukapparatuur

Werkveldspecifiek certificatieschema voor de beoordeling van drukapparatuur (producten)

Document: SPB-DA: 2012, versie 01

Onder beheer van:

CCvD-DASecretariaat CCvD-DA

Vrieseweg 145

3311 NV Dordrecht

INHOUDSOPGAVE

DEEL I

 

1.

INLEIDING

1.1.

Toelichting

1.2.

Nieuwbouwfase

1.3.

Ingebruiknemingsfase

1.4.

Gebruiksfase

2.

DEFINITIES

3.

SPECIFIEKE KENMERKEN VAN HET WERKVELD

3.1.

Beschrijving schema

3.2.

Actieve partijen

3.3.

Risicoanalyse en afbreukcriteria

4.

BEOORDELINGSREGELEMENT

4.1.

Doelstelling

4.2.

Beoordelingsprocedure

4.3.

Procedures algemeen

4.4.

Indelingsprocedures

4.5.

Behandelingsprocedure module A1

4.6.

Behandelingsprocedure module B

4.7.

Behandelingsprocedure module B1

4.8.

Behandelingsprocedure module C1

4.9.

Behandelingsprocedure module F

4.10.

Behandelingsprocedure module G

4.11.

Behandelingsprocedure module H1

4.12.

Behandelingsprocedure samenstellen

4.13.

Behandelingsprocedure druksystemen

4.14.

Behandelingsprocedure keuring voor ingebruikneming

4.15.

Behandelingsprocedure herkeuring gebruiksfase

4.16.

Behandelingsprocedure intredekeuring

4.17.

Behandelingsprocedure beoordeling van wijzigingen

4.18.

Behandelingsprocedure beoordeling van reparaties

4.19.

Beslissing inzake de verklaring

4.20

Geldigheidsduur verklaring

4.21.

Geldigheidscondities

4.22.

Klachten over de CKI

4.23.

Bezwaarprocedure

4.24.

Normen en technische maatstaven

5.

TOEZICHT

5.1

Inleiding

5.2

Toegang

5.3

De frequentie en wijze van uitvoering van het toezicht

5.4

Verslag van bevindingen

5.5

Maatregelen

DEEL II:

 

6.

ONDERWERP VAN VERKLARING

7.

EISEN

8.

TOETSMETHODIEK

9.

DE VERKLARINGEN

   

Bijlage 1:

Overzicht – minimum inhoud ‘certificate of conformity’

Bijlage 2:

Overzicht – minimum inhoud ‘(EG-)verklaring van type-/ontwerponderzoek’

Bijlage 3:

Toetsingslijst – ‘fabricage en eindcontrole drukapparatuur – nieuwbouw – gebruiksfase’

Bijlage 4:

Overzicht – minimum inhoud (inspectie) rapportages

Bijlage 5:

Inhoudsopgave technische documentatie – nieuwbouw

Bijlage 6:

Toetsingslijst ‘Inhoudsopgave technische documentatie – gebruiksfase’

Bijlage 7:

Toetsingslijst – ‘ontwerpbeoordeling’ – nieuwbouw – gebruiksfase

Bijlage 8:

(Voorlopige) Verklaring van ingebruikneming

Bijlage 9:

Verklaring van herkeuring

Bijlage 10:

Verklaring van intredekeuring en ingebruikneming

Bijlage 11:

Nadere uitwerking taakverdeling bij herkeuring

DEEL I:

Deel 1 van dit certificatieschema bevat algemene uitgangspunten en bepalingen voor certificatie door CKI’s en voorwaarden waar onder de afgifte van certificaten dient te gebeuren. Beschreven wordt achtereenvolgens:

  • het werkveld waarop dit certificatieschema betrekking heeft (1);

  • definities (2);

  • een beschrijving van de specifieke kenmerken van het werkveld waaronder een risicoanalyse (3);

  • het certificatiereglement (4);

  • bepalingen met betrekking tot toezicht (5).

1. INLEIDING
1.1 TOELICHTING

Dit werkveldspecifieke certificatieschema voor producten is door Stichting CCvD-DA opgesteld. Het betreft de inspectie van drukapparatuur op het gebied van het ontwerp, de fabricage, de samenbouw, de eindcontrole en het gebruik van drukapparatuur. Door de Minister van SZW is het schema op vastgesteld.

De te keuren producten betreffen apparatuur met een overdruk van meer dan 0,5 bar. Dit schema betreft de nieuwbouw van drukapparatuur alsmede de ingebruikneming en het gebruik van drukapparatuur. Voor nieuwbouw van drukapparatuur zijn diverse mogelijkheden vastgesteld ter borging van de veiligheid van de drukapparatuur. In para zijn deelgebieden te onderkennen, welke in paragrafen 1.3 en 1.4 zijn beschreven.

In dit document zijn de eisen vastgelegd waaraan de beoordeling van drukapparatuur door CKI’s moeten voldoen.

1.2 NIEUWBOUWFASE

Bij nieuwbouw van drukapparatuur, samenstellen en druksystemen van de risicocategorie II, II en IV moeten modules van bijlage III van de Richtlijn en artikel 11, 12 en 12a van het Warenwetbesluit drukapparatuur worden toegepast. In onderstaande tabel zijn de modules voor de borging van de veiligheid alsmede de gehanteerde aanduiding voor deze modules gegeven.

Omschrijving module

Aanduiding module

Interne fabricagecontrole met toezicht op de eindcontrole

A1

EG-typeonderzoek

B

EG-ontwerponderzoek

B1

Overeenstemming met het type

C1

Productkeuring

F

EG-eenheidskeuring

G

Het onderdeel controle van het ontwerp en bijzonder toezicht op de eindcontrole

H1

Naast de modules inzake de overeenstemmingsbeoordelingen gelden voor samenstellen artikel 10 lid 2 van de PED en voor druksystemen artikel 12a van het Warenwetbesluit drukapparatuur.

Tevens wordt in het kort het doel en toepassingsgebied van de modules beschreven.

Module A1:

Het doel van deze module is het vaststellen, door middel van een gedefinieerd toezicht en een of meerdere controle(s) van een monster, of de eindcontrole door de fabrikant van drukapparatuur voldoet aan de desbetreffende eisen van de Richtlijn (PED bijlage I, punt 3.2).

Module B:

Het doel van deze module is het vaststellen door middel van een onderzoek of een voor de productie representatief exemplaar (= ‘type’) van drukapparatuur voldoet aan de desbetreffende eisen van de Richtlijn. En het afgeven van een verklaring van EG-typeonderzoek door de CKI.

Module B1:

Het doel van deze module is het vaststellen door middel van een onderzoek of het ontwerp van een drukapparaat voldoet aan de desbetreffende eisen van de richtlijn drukapparatuur. En het afgeven van een verklaring van EG-ontwerponderzoek door de CKI.

Module C1:

Het doel van deze module is het vaststellen, door middel van een gedefinieerd toezicht en een of meerdere controle(s) van een monster, of de eindcontrole door de fabrikant van drukapparatuur (d.w.z. is in overeenstemming met een verklaring van EG-typeonderzoek) voldoet aan het type en de desbetreffende eisen van de Richtlijn (PED bijlage I, punt 3.2.)

Module F:

Het doel van deze module is het vaststellen, door middel van een productkeuring (‘product verification’) of de fabricage van drukapparatuur (in overeenstemming met een verklaring van EG-typeonderzoek of EG-ontwerponderzoek) voldoet aan het type of het ontwerp en de desbetreffende eisen van de Richtlijn. En het afgeven van een EG-verklaring van overeenstemming (‘certificate of conformity’) door een CKI over de verrichte proeven (= beoordelings-, onderzoek of beproevingsactiviteiten).

Module G:

Het doel van deze module is het vaststellen, door middel van een EG-eenheidskeuring (‘EC-unit verification’), of het ontwerp en de fabricage van drukapparatuur voldoet aan de desbetreffende eisen van de richtlijn drukapparatuur. En het afgeven van een verklaring van overeenstemming (‘certificate of conformity’) door een CKI over de verrichte proeven (= beoordelings- onderzoek of beproevingsactiviteiten).

Module H1:

Het doel van het betreffende deel van deze module is vaststellen of het ontwerp en bij-behorende documentatie voldoet aan de desbetreffende eisen van de Richtlijn, bijlage III, module H1, punt. 1 en het toezicht houden op het blijvend voldoen door de fabrikant aan de verplichtingen voortvloeiend uit dat kwaliteitseissysteem.

Drukapparatuur:

Het doel van de beoordeling is het vaststellen of ‘drukapparatuur’ voldoet aan de PED bijlage I en het door de CKI afgeven van een ‘verklaring van type-/ontwerponderzoek’ voor drukapparatuur en het door de CKI afgeven van een ‘verklaring van overeenstemming ten aanzien van de verrichte proeven’ voor drukapparatuur.

Samenstellen:

Het doel van de beoordeling is het vaststellen of ‘samenstellen’ voldoen aan de Richtlijn, en het door de CKI afgeven van een ‘Verklaring van Overeenstemming t.a.v. de verrichte proeven’.

Druksystemen:

Het doel van de beoordeling is het vaststellen of een ‘druksysteem’ voldoet aan de Richtlijn, en het door de CKI afgeven van een ‘verklaring van ontwerponderzoek’ voor een druksysteem en het door de CKI afgeven van een ‘verklaring van overeenstemming ten aanzien van de verrichte proeven’ voor een druksysteem.

1.3 INGEBRUIKNEMINGSFASE

Het doel van de beoordeling is het vaststellen of de drukapparatuur na installatie, of na installatie op een nieuwe plaats van opstelling of na een wijziging voldoet aan de daarop betrekking hebbende bepalingen van het Besluit en de Regeling. En het door de CKI afgeven van een ‘(voorlopige) verklaring van ingebruikneming’ voor de drukapparatuur. Doordat er meerdere drukapparaten op één Verklaring van ingebruikneming vermeld mogen worden, kan deze Verklaring betrekking hebben op een samenstel of een druksysteem, dat als zodanig aangeduid is in de nieuwbouwfase.

1.4 GEBRUIKSFASE

Voor de gebruiksfase zijn de volgende keuringen en/of beoordelingen te onderscheiden:

Herkeuring met vaste termijnen

Het doel van de beoordeling is het vaststellen of de drukapparatuur nog voldoet aan de daarop betrekking hebbende bepalingen van het Besluit en de Regeling. En het door de CKI afgeven van een ‘verklaring van herkeuring’, met bijbehorend rapport van herkeuring voor de drukapparatuur.

Beoordelen van termijnverlenging

Het doel van de beoordeling is of een termijnverlenging verantwoord is en vaststellen of de drukapparatuur nog voldoet aan de daarop betrekking hebbende bepalingen van het Besluit en de Regeling. En het door de CKI afgeven van een ‘verklaring van herkeuring’, met bijbehorend rapport van herkeuring voor de drukapparatuur.

Beoordelen van termijnflexibilisering

Het doel van de beoordeling is of een termijnflexibilisering verantwoord is en vaststellen of de drukapparatuur nog voldoet aan de daarop betrekking hebbende bepalingen van het Besluit en de Regeling. En het door de CKI afgeven van een ‘verklaring van herkeuring’, met bijbehorend rapport van herkeuring voor de drukapparatuur.

Intredekeuring

Het doel van de beoordeling is het vaststellen of de drukapparatuur voldoet aan het veiligheidsniveau als bedoeld in het Besluit ten aanzien van het beoogde gebruiksdoel. En het door de CKI afgeven van een ‘verklaring van intredekeuring en ingebruikneming’ voor de drukapparatuur met bijbehorend aantekeningblad.

Beoordelen van wijzigingen

Het doel van de beoordeling is het vaststellen of in geval van wijziging van een drukapparaat in de gebruiksfase het ontwerp en/of de fabricage van de wijziging voldoet aan de desbetreffende eisen van het Besluit en de actuele versie van de oorspronkelijk toegepaste norm(en) of ontwerp- / constructieregels. Toepassing van andere normen of codes dient gemotiveerd te worden onderbouwd. En het door de CKI opstellen en afgeven aan de gebruiker van de rapportage betreffende de wijziging. En het door de CKI vermelden van de wijziging in het aantekenblad, met waar van toepassing een verwijzing naar de onderliggende rapportage en indien van toepassing het afgeven van een Verklaring van Ingebruikneming.

Beoordelen van reparaties

Het doel van de beoordeling is het vaststellen of de reparatie van een drukapparaat in de gebruiksfase voldoet aan de desbetreffende eisen (zie toelichting op art. 14a eerste lid) van het Besluit en de actuele versie van de oorspronkelijk toegepaste norm(en) of ontwerp- / constructieregels. Toepassing van andere normen of codes dient gemotiveerd te worden onderbouwd. En het door de CKI opstellen en afgeven aan de gebruiker van rapportage betreffende de reparatie. En het door de CKI vermelden van de reparatie in het aantekenblad, met waar van toepassing een verwijzing naar onderliggende rapportage.

2. DEFINITIES

Begrip of afkorting

:

Betekenis

Aanvrager van een verklaring

:

De rechtspersoon die bij de CKI een aanvraag doet voor het afgeven van een ‘’ verklaring’.

Aanmelding

:

Aanmelding bij de EC van een CKI bij of krachtens wettelijk voorschrift door de minister van SZW.

Aantekenbladen

:

Document die samen met de Verklaring van Ingebruikneming wordt afgegeven waarop gedurende de gebruiksfase aantekeningen inzake reparaties, wijzigingen of keuringswerkzaamheden worden ingevuld.

Aanwijzing

:

Aanwijzing van een CKI bij of krachtens wettelijk voorschrift door de minister van SZW.

AAKI

:

Aangemelde Aangewezen Keuringinstelling is een door de overheid aangewezen en bij de EC aangemelde CKI met toezichthoudende taken bij het ontwerp, de fabricage, en de eindcontrole van drukapparatuur.

AKI

:

Aangewezen Keuringinstelling is een door de overheid aangewezen CKI met toezichthoudende taken bij de samenbouw, de ingebruikneming en het gebruik van drukapparatuur.

AKVG

:

Aangemelde Aangewezen Keuringsdienst van de Gebruiker Instelling is een door de overheid aangewezen en bij de EC aangemelde CKI met toezichthoudende taken bij het ontwerp, de fabricage, en de eindcontrole van drukapparatuur ten behoeve van de eigen organisatie.

Besluit

:

Warenwetbesluit drukapparatuur

Centraal College van Deskundigen Drukapparatuur (CCvD-DA)

:

Het college, onderdeel van en gefaciliteerd door de Stichting CCvD-DA, dat belanghebbende partijen in een bepaalde sector of branche de mogelijkheid biedt tot deelname bij het opstellen en onderhouden van werkveldspecifieke documenten op zodanige wijze dat sprake is van een evenwichtige en representatieve vertegenwoordiging van deze partijen.

Certificerings en Keurings-instelling (CKI)

:

Kalibratie- of conformiteitsbeoordelingsinstellingen zoals certificatie-instellingen, keuringsdiensten van gebruikers, laboratoria, inspectie-instellingen en testinstituten. Conform het Warenwetbesluit Drukapparatuur worden de volgende CKI’s onderscheiden: AAKI; AKI; AKVG; KVG; erkende onafhankelijke instelling.

EG-Verklaring van overeenstemming (VvO)

:

De EG-verklaring van typeonderzoek of EG-verklaring van overeenstemming als bedoeld in de Richtlijn drukapparatuur dan wel een verklaring van typeonderzoek of verklaring van overeenstemming als bedoeld in het Warenwetbesluit drukapparatuur.

EER-landen

:

Landen die behoren bij de Europese Economische Ruimte

Inspectie

:

Een inspectie is een controle van de documenten en de fysieke conditie van een apparaat, teneinde te kunnen beoordelen of voldaan wordt aan de van toepassing zijnde normen.

IVG

:

Inspectiedienst van de Gebruiker

KVG

:

Aangewezen Keuringsdienst van de Gebruiker is een door de overheid aangewezen CKI met toezichthoudende taken bij de samenbouw, de ingebruikneming en het gebruik van drukapparatuur ten behoeve van de eigen organisatie.

Keuring

:

Keuring is een in het werkveld drukapparatuur niet gangbare term. In plaats daarvan wordt veelal de term inspectie gebruikt. Verder zie inspectie.

KvI

:

Keuring voor Ingebruikneming

LMB

:

Las Methode Beschrijving

LMK

:

Las Methode Kwalificatie

NEN-EN-ISO 9001:2008

:

Kwaliteitsmanagementsystemen – Eisen

PED

:

Pressure Equipment Directive (97/23/EG)

PRD’s

 

Praktijkregels voor Drukapparatuur. Deze praktijkregels worden opgesteld door de Technische Commissie van Drukapparatuur van NEN en uitgegeven door de SDU-uitgevers.

Regeling

:

Warenwetregeling drukapparatuur

Richtlijn

:

Richtlijn drukapparatuur, PED (97/23/EG)

RvA

:

Raad voor Accreditatie

SBP-DA

:

Schema voor Beoordeling Producten (drukapparatuur)

Stichting CCvD-DA

:

Stichting die de schema’s voor drukapparatuur beheert en het CCvD-DA faciliteert.

SZW

:

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Verklaring van ingebruikneming (VvI)

:

Een door de CKI aan de gebruiker van drukapparatuur afgegeven verklaring dat de apparatuur in gebruik kan worden genomen.

Verklaring van herkeuring (VvH)

:

Een door de CKI aan de gebruiker van drukapparatuur afgegeven verklaring dat de apparatuur op basis van de uitgevoerde herkeuring weer in gebruik kan worden genomen.

3. SPECIFIEKE KENMERKEN VAN HET WERKVELD

Om het maatschappelijke belang – veiligheid van het product – te waarborgen, is door de overheid gekozen voor een wettelijk verplichte beoordelingregeling voor de borging van de veiligheid van drukapparatuur.

3.1 BESCHRIJVING SCHEMA

Het schema voor de beoordeling van producten (drukapparatuur) is door de Stichting CCvD-DA voorgesteld en door het ministerie van SZW – inclusief eventuele aanpassingen – vastgesteld.

Op- en of aanmerkingen over dit document kunnen worden ingediend bij het CCvD-DA. Correspondentieadres van het CCvD-DA is te vinden in het handelsregister van de Kamer van Koophandel in Rotterdam onder het nummer: 24386674.

3.2 ACTIEVE PARTIJEN

Binnen het kader van dit schema voor beoordeling van Producten (drukapparatuur) zijn bij de opstelling betrokken geweest:

  • CKI’s;

  • Stichting CCvD-DA

3.3 RISICOANALYSE EN AFBREUKCRITERIA

Drukapparatuur wordt onder overdruk bedreven. Dit houdt het risico in dat onder bepaalde omstandigheden de in de apparatuur aanwezige stoffen kunnen vrijkomen. Afhankelijk van de brandbaarheid, fysische explosiviteit en giftigheid brengt dit risico’s voor de veiligheid en gezondheid van medewerkers en omwonenden en risico’s voor het milieu met zich mee. Om deze risico’s te beheersen is waarborging van de integriteit van de apparatuur van groot belang. Hiertoe worden eisen gesteld aan het ontwerp, de fabricage, de samenbouw, de eindcontrole, de ingebruikneming en het gebruik van drukapparatuur. Deze eisen welke gesteld worden aan fabrikanten en gebruikers van drukapparatuur betreffen, de gehanteerde methoden en kwaliteitssystemen, de benodigde deskundigheid en het toezicht door een CKI. Uit een door het ministerie van SZW uitgevoerde risicoanalyse blijkt dat de apparatuur met het grootste risico voornamelijk bij grote bedrijven in gebruik is. Deze risicoanalyse geeft echter ook aan dat bij deze bedrijven veel deskundigheid aanwezig is in veelal goed gestructureerde inspectieafdelingen met een goede kwaliteitsborging. Dit maakt het mogelijk om bij die bedrijven, ondanks het relatief hoge risico, maatwerk bij de periodieke herbeoordelingen (verlenging van termijnen of flexibilisering van termijnen) toe te passen. Dit uiteraard mits toetsbaar aan voorgeschreven deskundigheidseisen en organisatorische eisen wordt voldaan. Apparatuur welke in gebruik is bij veel relatief kleine bedrijven heeft veelal een lager risico. Echter, bij deze bedrijven is ook het deskundigheidsniveau veel lager. Daarom zal voor de bij deze bedrijven in gebruik zijnde apparatuur uitgegaan moeten worden van voorgeschreven vaste herbeoordelingstermijnen.

4. BEOORDELINGSREGELEMENT
4.1 DOELSTELLING

Dit reglement omschrijft de procedures die relevant zijn voor het juist toepassen van het schema. Hierbij moet gedacht worden aan onder meer procedure van aanvraag, de condities met betrekking tot de certificatie, de afgifte van verklaringen, procedures bij het uitvoeren van keuringen, klachtenafhandeling en het indienen van bezwaarschriften.

4.2 BEOORDELINGSPROCEDURE

De aanvrager dient bij een CKI,een aanvraag in tot het uitvoeren van een beoordeling. Vervolgens verstrekt de CKI informatie over de gang van zaken bij de afhandeling van de aanvraag.

4.3 PROCEDURES ALGEMEEN

In het kader van het proces van het beoordelen van drukapparatuur komen verschillende procedures aan bod. De CKI dient:

  • aangewezen te zijn door de minister van SZW voor het uitvoeren van de betreffende keuringen;

  • een samenwerkingsovereenkomst te hebben gesloten met Stichting CCvD-DA.

Daarnaast is de CKI verplicht:

  • de aanvrager schriftelijk te informeren over de regels, voor¬waar¬den en procedures die verband houden met het afgeven, intrekken, etc. van het certificaat of de verklaring.

In dit hoofdstuk zijn deze procedures voor het beoordelen opgenomen door het CCvD-DA.

4.4 INDELINGSPROCEDURES

De volgende procedures waarover een CKI dient te beschikken, zijn gebaseerd op de laatst geldende versie van het Warenwetbesluit drukapparatuur en de Warenwetregeling drukapparatuur.

De indelingsprocedure is in principe geschikt voor toepassing op twee manieren, t.w.:

  • * ter verificatie of een -door de aanvrager- gewenste behandelingsprocedure voldoet aan de desbetreffende eisen volgens het Besluit;

  • * in overleg met de aanvrager vaststellen van de juiste behandelingsprocedure(s) in het geval dat geen gespecificeerde behandelingsprocedure(s) is(zijn) vermeld in de aanvraag.

De indelingsprocedure dient op een toetsbare wijze te resulteren in de vaststelling van de respectievelijke behandelingsgrondslag c.q. procedure(s).

4.4.1 Nieuwbouw

De CKI dient te beschikken over een procedure voor het vaststellen van de juiste indeling resp. overeenstemmingsbeoordelingsprocedure(s) c.q. module(s) voor de aangeboden drukapparatuur.

De onderstaande parameters met betrekking tot de vaststelling van de indeling en de passende overeenstemmingsbeoordelingsprocedure(s) voor de desbetreffende drukapparatuur dienen op basis van deze indelingsprocedure te worden vastgesteld, t.w.:

  • * de vaststelling of de aangeboden drukapparatuur c.q. de aanvraag voor een overeenstemmingsbeoordeling onder het toepassingsgebied van de Richtlijn valt (PED art. 1)

  • * de vaststelling van de indeling van de stof c.q. groep (PED art. 9)

  • * de vaststelling van de indeling van de desbetreffende drukapparatuur, ergo de tabel en de categorie (PED art. 3 en bijlage II).

  • * de vaststelling van de (combinatie van) module(s) (PED art. 10 en bijlage II).

Het eindresultaat van de afwikkeling van deze indelingsprocedure is de vaststelling van de vereiste basisinformatie voor de definitie van de behandelingsgrondslag c.q. procedure(s) voor de uitvoering van de overeenstemmingsbeoordeling.

4.4.2 Samenbouw van een druksysteem dan wel samenstel

De CKI dient te beschikken over een schriftelijke procedure voor het vaststellen van de juiste indeling resp. overeenstemmingsbeoordelingsprocedure(s) c.q. module(s) voor een aangeboden druksysteem.

De onderstaande parameters met betrekking tot de vaststelling van de indeling en de passende overeenstemmingsbeoordelingsprocedure(s) voor de samenbouw van een druksysteem dient op basis van deze indelingsprocedure te worden vastgesteld, t.w.:

  • * de vaststelling van de categorie van de desbetreffende drukapparatuur en/of samenstellen;

  • * PS en TS (rekening houdend met de waarde hiervan in installatieverband); V of DN;

  • * de vaststelling van de categorie van het druksysteem;

  • * de vaststelling van de module voor de beoordeling van de integratie van de ver schillende onderdelen van het druksysteem (PED art. 10, lid 2b);

  • * de vaststelling van de module voor de beveiliging van het druksysteem tegen overschrijding van de toelaatbare grenzen (PED art. 10, lid 2c).

4.4.3 Keuring vóór ingebruikneming

De CKI dient te beschikken over een schriftelijke procedure voor het vaststellen van de juiste indeling voor de aangeboden drukapparatuur.

De onderstaande parameters met betrekking tot de vaststelling van de indeling voor de desbetreffende drukapparatuur dienen op basis van deze indelingsprocedure te worden vastgesteld, t.w.:

  • * PS en TS (rekening houdend met de waarde hiervan in installatieverband); V of DN;

  • * de vaststelling van de stof en zijn kenmerk;

  • * de vaststelling van de indeling van de desbetreffende drukapparatuur, op basis van artikel 2 van de regeling;

  • * de vaststelling of een keuring vóór ingebruikneming voor de drukapparatuur is vereist.

De indelingsprocedure is ook van toepassing op drukapparatuur na montage op een nieuwe plaats van opstelling (besluit art. 12b, lid 2 en art. 39a, lid 1) en kan ook van toepassing zijn na een wijziging.

4.4.4 Herkeuring gebruiksfase

De CKI dient te beschikken over een schriftelijke procedure voor het vaststellen van de juiste indeling voor de aangeboden drukapparatuur.

De onderstaande parameters met betrekking tot de vaststelling van de indeling voor de desbetreffende drukapparatuur dienen op basis van deze indelingsprocedure te worden vastgesteld, t.w.:

  • * PS en TS (rekening houdend met de waarde hiervan in installatieverband); V of DN;

  • * de vaststelling van de stof en zijn kenmerk;

  • * de vaststelling van de indeling van de desbetreffende drukapparatuur, op basis van artikel 3 van de regeling;

  • * de vaststelling of een herkeuring voor drukapparatuur is vereist.

De indelingsprocedure kan ook worden toegepast op in gebruik zijnde apparatuur die volgens het oude herkeuringsregime aan een herkeuring zouden moeten worden onderworpen (besluit art. 39b, lid 1).

De indelingsprocedure is niet van toepassing op in gebruik zijnde apparatuur waarvoor volgens het oude herkeuringsregime geen herkeuring is vereist (besluit art. 39b, lid 2) tenzij bij regeling nadere regels zijn gesteld.

Voor zover van toepassing dient een CKI tevens over een procedure te beschikken voor het uitoefenen van het toezicht op de inspectieafdeling van de gebruiker, die de herkeuringen uitvoert van de in artikel 3, eerste lid, van de regeling aangeduide drukapparatuur, alsmede de onderzoeken in het kader van termijnverlenging en termijnflexibilisering.

4.4.5 Intredekeuring

De CKI dient te beschikken over een schriftelijke procedure voor het vaststellen of de aangeboden drukapparatuur in aanmerking komt voor een intredekeuring (besluit art. 12d).

Door middel van deze procedure dienen de volgende punten te worden vastgesteld:

  • de drukapparatuur is vervaardigd voor 29 mei 2002;

  • de drukapparatuur is vervaardigd volgens wettelijke voorschriften van één der EER-landen, niet zijnde Nederland;

  • de drukapparatuur behoort tot de groep apparatuur bedoeld in art. 12c, eerste lid van het besluit.

4.4.6 Beoordeling van wijzigingen

De CKI dient te beschikken over een schriftelijke procedure om vast te stellen of een beoordeling van een voorgenomen wijziging aan drukapparatuur in de gebruiksfase door de CKI vereist is. Daartoe dient de procedure te leiden tot het vaststellen van de juiste indeling voor de aangeboden drukapparatuur ten aanzien van de meldingsplicht (besluit art. 14a).

De onderstaande parameters met betrekking tot de vaststelling van de indeling voor de desbetreffende drukapparatuur dienen op basis van deze indelingsprocedure te worden vastgesteld, t.w.:

  • * PS en TS (rekening houdend met de waarde hiervan in installatieverband); V of DN;

  • * de vaststelling van stof en zijn kenmerk;

  • * de vaststelling van de indeling van de desbetreffende apparatuur op basis van artikel 3 van de regeling;

  • * de vaststelling of een EG-verklaring van overeenstemming of verklaring van overeenstemming nog geldig is (hierbij rekening te houden met het overgangsrecht, artikel 39 a van het Warenwetbesluit Drukapparatuur);

  • * de vaststelling of een keuring vóór ingebruikneming was vereist of vereist wordt na realisatie van de wijziging.

4.4.7 Beoordeling van reparaties

De CKI dient te beschikken over een schriftelijke procedure om vast te stellen of een beoordeling van een voorgenomen reparatie aan drukapparatuur in de gebruiksfase door de CKI vereist is. Daartoe dient de procedure te leiden tot het vaststellen van de juiste indeling voor de aangeboden drukapparatuur ten aanzien van de meldingsplicht. (besluit art. 14a).

De onderstaande parameters met betrekking tot de vaststelling van de indeling voor de desbetreffende drukapparatuur dienen op basis van deze indelingsprocedure te worden vastgesteld, t.w.:

  • * PS en TS (rekening houdend met de waarde hiervan in installatieverband); V of DN;

  • * de vaststelling van stof en zijn kenmerk;

  • * de vaststelling van de indeling van de desbetreffende apparatuur op basis van artikel 3 van de regeling;

  • * de vaststelling of een EG-verklaring van overeenstemming of verklaring van overeenstemming nog geldig (hierbij rekening te houden met het overgangsrecht, artikel 39 a van het Warenwetbesluit Drukapparatuur);

4.5 BEHANDELINGSPROCEDURE MODULE A1

De uitvoering van het toezicht op de eindcontrole door een CKI omvat de volgende activiteiten. In hoofdstuk 5 wordt het toezicht nader uitgewerkt.

4.5.1 Benodigde basisinformatie

De CKI dient voor de uitvoering van het toezicht op de eindcontrole te beschikken over de onderstaande basisinformatie.

De benodigde basisinformatie is:

  • * de aanvraag voor een overeenstemmingsbeoordeling;

  • * de desbetreffende technische documentatie voor de uitvoering van het toezicht op de eindcontrole;

  • * het beoogde productieschema (m.n. planning, productiefrequentie en partij-grootte);

  • * de gedocumenteerde methode van eindcontrole van de fabrikant.

4.5.2 Identificatienummer

De CKI draagt zorg voor het aanbrengen van het -aan haar toegekende- identificatienummer op ieder afzonderlijk drukapparaat.

4.5.3 Afwijkingen en passende maatregelen

Een CKI neemt passende maatregelen indien, in het kader van de uitvoering van het toezicht op de eindcontrole, een of meerdere drukapparaten niet in overeenstemming zijn met de desbetreffende eisen van de Richtlijn.

De aard en omvang van de passende maatregelen zijn afhankelijk van de ernst en het karakter van de geconstateerde afwijkingen.

Eventuele passende maatregelen zijn o.a.:

  • * het intrekken van de toestemming tot het aanbrengen van het identificatienummer.

  • * het aansporen van de fabrikant tot:

  • * het in het quarantaine plaatsen van de desbetreffende drukapparatuur.

  • * het uitvoeren van corrigerende bewerkingen/handelingen.

  • * het uit de handel nemen van de desbetreffende drukapparatuur.

  • * het uitvoeren van een oorzaakanalyse (incidenteel/structureel) en het formuleren en implementeren van maatregelen ter verbetering.

  • * het wijzigen van het monsternameplan (o.a. de intensiteit, ref.: ISO 2859 deel 1).

  • * een kennisgeving aan de bevoegde autoriteit, t.w. de lidstaat van aanwijzing (voor Nederland: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid).

4.5.4 Rapportage en archivering

De resultaten van de afzonderlijke beoordelingsactiviteiten in het kader van het toezicht op de eindcontrole worden door de CKI vastgelegd in rapportages.

De rapportages bevatten ten minste de informatie conform het overzicht ‘minimum inhoud (inspectie-)rapportages’ (bijlage 4).

De aanvraag, de desbetreffende technische documentatie, het productieschema, het monsternameplan, de (inspectie-)rapportages en de overige relevante documentatie worden door de CKI bewaard (minimale bewaartermijn = 10 jaar).

4.6 BEHANDELINGSPROCEDURE MODULE B

De uitvoering van een typeonderzoek door een CKI omvat de volgende activiteiten.

4.6.1 Benodigde basisinformatie

De CKI dient voor de uitvoering van het typeonderzoek te beschikken over de onderstaande basisinformatie:

  • * de aanvraag voor een overeenstemmingsbeoordeling;

  • * een schriftelijke verklaring dat er geen gelijkluidende aanvraag is ingediend bij een an-dere CKI;

  • * de desbetreffende technische documentatie voor de uitvoering van het typeonderzoek.

4.6.2 Beschikbaarheid representatief exemplaar

De CKI dient voor de uitvoering van het typeonderzoek de beschikking te hebben over een voor de productie representatief exemplaar (= ‘type’) van de desbetreffende drukapparatuur.

Opmerking

De CKI richt een schriftelijk verzoek, met opgave van de redenen, indien meerdere representatieve exemplaren voor de uitvoering van het typeonderzoek benodigd zijn.

4.6.3 Controle technische documentatie

De technische documentatie dient, voor zover dat voor de beoordeling van het type nodig is, inzicht te verschaffen in het ontwerp, het fabricageproces en de werking resp. te voorzien in de passende informatie voor de beoordeling van de overeenstemming van het type met de desbetreffende eisen van de Richtlijn.

De CKI controleert de technische documentatie op volledigheid aan de hand van het desbetreffende overzicht ‘inhoudsopgave technische documentatie’ (bijlage 5).

4.6.4 Controle variant(en)

De CKI dient in het geval het onderzoek van een type verscheidene varianten van drukapparatuur omvat te controleren of de verschillen tussen de varianten geen invloed hebben op het veiligheidsniveau van de drukapparatuur.

De variant(en) die in overeenstemming zijn met de onderstaande voorwaarden voldoet (voldoen) aan de eis ‘geen invloed hebben’ op het veiligheidniveau:

  • * alle varianten zijn ingedeeld in dezelfde categorie;

  • * alle varianten worden behandeld volgens dezelfde overeenstemmingsbeoordelingsprocedure;

  • * voor alle varianten is dezelfde ontwerpberekening van toepassing;

  • * voor alle varianten worden dezelfde materialensoorten en/of uitvoeringsvormen van permanente verbindingen toegepast.

4.6.5 Beoordeling van het ontwerp

De CKI bestudeert de technische documentatie van het type en identificeert de afzonderlijke onderdelen voor het uitvoeren van een beoordeling van het ontwerp.

Voor de vaststelling van de aard en omvang van de beoordeling van het ontwerp van het type en/of de onderdelen worden twee verschillende uitgangspunten onderscheiden, t.w.:

  • * de geharmoniseerde normen volgens artikel 5 van de Richtlijn zijn toegepast.

  • * de geharmoniseerde normen volgens artikel 5 van de Richtlijn zijn niet toegepast.

4.6.6 Toepassing geharmoniseerde normen

De CKI verricht de onderstaande beoordelingen in het geval de geharmoniseerde normen volgens artikel 5 van de Richtlijn zijn toegepast:

  • * een controle of de juiste geharmoniseerde normen, juist en in de juiste samenhang werkelijk zijn toegepast.

  • * een controle van het ontwerp van het type op basis van de toepassing van de geharmoniseerde normen, door middel van een beoordeling en/of controle van de invoergegevens in relatie tot het ontwerp en/of het resultaat van de berekeningsmethode, aan de hand van de toetsingslijst ‘ontwerpbeoordeling drukapparatuur’ (zie bijlage 7).

4.6.7 Geen toepassing geharmoniseerde normen

De CKI verricht de onderstaande beoordelingen in het geval de geharmoniseerde nor-men volgens artikel 5 van de Richtlijn niet zijn toegepast:

  • * een controle of de toegepaste normen of technische maatstaven van de fabrikant voldoen aan de essentiële eisen van de Richtlijn.

  • * een controle of de toegepaste normen of technische maatstaven, juist en in de juiste samenhang werkelijk zijn toegepast.

  • * een controle van het ontwerp van het type op basis van de toegepaste normen of technische maatstaven van de fabrikant, door middel van een beoordeling en/of controle van de invoergegevens in relatie tot het ontwerp en/of het resultaat van de berekeningsmethode, aan de hand van de toetsingslijst ‘ontwerpbeoordeling drukapparatuur’ (zie bijlage 7).

4.6.8 Controle personeel uitvoering permanente verbindingen

De CKI controleert de gebruikte materialen op het voldoen aan een van de onderstaande voorwaarden:

  • * een materiaal overeenkomstig de geharmoniseerde normen.

  • * een materiaal overeenkomstig een Europese materiaalgoedkeuring voor drukapparatuur.

De CKI verricht een aparte materiaalbeoordeling in het geval de gebruikte materialen niet voldoen aan een van deze voorwaarden.

De CKI verricht een controle van het (de) keuringsdocument(en), afgegeven door de fabrikant van het materiaal, op basis van de desbetreffende eisen van de Richtlijn (PED bijlage I, punt 4.3) met betrekking tot:

  • * de geschiktheid van het kwaliteitssysteem van de fabrikant van het materiaal.

  • * het soort keuringsdocument.

Opmerking

De criteria voor de uitvoering van een aparte materiaalbeoordeling resp. voor de vaststelling van het soort keuringsdocument zijn vastgelegd in paragraaf 4.24.

4.6.9 Beoordeling uitvoeringsmethoden permanente verbindingen

De CKI controleert de uitvoeringmethode(n) voor de toegepaste permanente verbindingen op het voldoen aan de desbetreffende eisen van de Richtlijn i.c. bijlage 1/punt 3.1.2 met betrekking tot een van de volgende voorwaarden:

  • * een goedkeuring door een vakkundige aangemelde CKI.

  • * een goedkeuring door een door een lidstaat erkende onafhankelijke instelling conform art. 13 van de Richtlijn.

De CKI verricht een eigenmachtige gedocumenteerde beoordeling van de desbetreffende uitvoeringsmethode(n) voor permanente verbindingen in het geval de uitvoeringsmethode(n) voor permanente verbindingen niet voldoen aan een van deze voorwaarden.

Opmerking

De criteria voor de uitvoering van een beoordeling van de uitvoeringsmethode(n) voor permanente verbindingen zijn vastgelegd in paragraaf 4.24.

4.6.10 Controle personeel uitvoering permanente verbindingen

De CKI controleert de kwalificatie van het personeel dat is belast met de uitvoering van permanente verbindingen op het voldoen aan de desbetreffende eisen van de Richtlijn i.c. bijlage 1/punt 3.1.2 met betrekking tot een van de volgende voorwaarden:

  • * een goedkeuring door een vakkundige aangemelde CKI.

  • * een goedkeuring door een door een lidstaat erkende onafhankelijke instelling conform art. 13 van de Richtlijn.

De CKI verricht een eigenmachtige gedocumenteerde beoordeling van de vakbekwaamheid van het personeel belast met de uitvoering van permanente verbindingen in het geval de kwalificatie(s) van het desbetreffende personeel niet voldoen aan een van deze voorwaarden.

Opmerking

De criteria voor de uitvoering van een beoordeling van de van de vakbekwaamheid van het personeel belast met de uitvoering van permanente verbindingen zijn vastgelegd in paragraaf 4.24.

4.6.11 Controle personeel uitvoering niet destructieve proeven

De CKI controleert de kwalificatie van het personeel dat is belast met de uitvoering van niet destructieve proeven op het voldoen aan de desbetreffende eisen van de Richtlijn i.c. bijlage 1/punt 3.1.3 met betrekking tot de volgende voorwaarde:

  • * een goedkeuring door een door een lidstaat erkende onafhankelijke instelling conform art. 13 van de Richtlijn.

Opmerking

De criteria voor de uitvoering van een beoordeling van de vakbekwaamheid van het personeel belast met de uitvoering van niet destructieve proeven zijn vastgelegd in paragraaf 4.24.

4.6.12 Vooronderzoek fabricage en eindcontrole van het type

De CKI verricht voor de aanvang van de controle van de fabricage van het type de onderstaande activiteiten:

  • * het vaststellen resp. vastleggen van de noodzakelijke beoordelingen, onderzoeken en beproevingen (zie 4.6.11).

4.6.13 Uitvoering eindcontrole van het type

De CKI verricht de vastgelegde onderzoeken en proeven

Een detaillering van de essentiële toetsingselementen in het kader van de uitvoering van de controle van de fabricage van het type is vastgelegd in de toetsingslijst ‘fabricage en eindcontrole drukapparatuur’ (bijlage 3).

4.6.14 Verklaring van EG-typeonderzoek

De CKI stelt een schriftelijke verklaring van EG-typeonderzoek op.

Deze verklaring is 10 jaar geldig en de optie tot het aanvragen resp. verwerven van een vernieuwing.

De verklaring van EG-typeonderzoek bevat ten minste de informatie conform het over-zicht ‘minimum inhoud EG-verklaring van EG-type cq EG-verklaring van ontwerponderzoek’ (bijlage 2).

4.6.15 Wijzigingen van goedgekeurd type

De CKI dient voor de beoordeling van een wijziging aan een goedgekeurd type te beschikken over de onderstaande basisinformatie:

  • * een aanvraag voor een overeenstemmingsbeoordeling van het gewijzigde type.

  • * de oorspronkelijke technische documentatie resp. oorspronkelijke verklaring van EG-typeonderzoek.

De CKI verricht een passende overeenstemmingsbeoordeling van het gewijzigde type gericht op de wijzigingen en de invloed van de geïdentificeerde wijzigingen op de overeenstemming met de essentiële veiligheidseisen resp. de voorgeschreven gebruiksomstandigheden.

De CKI stelt voor een aanvullende goedkeuring een schriftelijke aanvulling op de oorspronkelijke verklaring van EG-typeonderzoek op.

De aanvulling op de verklaring van EG-typeonderzoek bevat ten minste de informatie conform het overzicht ‘minimum inhoud EG-verklaring van EG-type cq EG-verklaring van ontwerponderzoek’ (bijlage 2).

4.6.16 Weigering of intrekken verklaring van EG-typeonderzoek

De CKI dient een werkwijze te hebben gericht op de behandeling van het weigeren of intrekken van een verklaring van EG-typeonderzoek.

Deze werkwijze dient te voorzien in een (schriftelijke) opgave aan de fabrikant (aanvrager) van de gedetailleerde redenen voor een weigering of intrekking van een verklaring van EG-typeonderzoek.

4.6.17 Rapportage en archivering

De resultaten van de afzonderlijke beoordelingsactiviteiten in het kader van een EG-typeonderzoek worden door de CKI vastgelegd in rapportages.

De rapportages bevatten ten minste de informatie conform het overzicht ‘minimum inhoud (inspectie)rapportages’ (bijlage 4)

De aanvraag, de desbetreffende technische documentatie, de verklaring van EG-typeonderzoek en aanvullingen, weigeringen, intrekkingen, de (inspectie) rapportages en de overige relevante documentatie worden door de CKI bewaard (minimale bewaartermijn = 10 jaar).

4.6.18 Informatieverplichting

De CKI dient een werkwijze te hebben gericht op het voldoen aan de onderstaande actieve/passieve informatieverplichtingen, t.w.:

  • * het in kennis stellen van de lidstaten van de van belang zijnde informatie over de door haar ingetrokken verklaring(en) van EG-typeonderzoek.

  • * het -op verzoek- in kennis stellen van de lidstaten van de van belang zijnde informatie over de door haar afgegeven verklaring(en) van EG-typeonderzoek.

  • * het in kennis stellen van de andere aangemelde CKI’s van de van belang zijnde informatie over de door haar geweigerde of ingetrokken verklaring(en) van EG-typeonderzoek.

  • * het -op verzoek- verstrekken van alle nuttige informatie aan de andere aangemelde CKI’s over de door haar afgegeven of ingetrokken verklaring(en) van EG-typeonderzoek en aanvullingen.

4.7 BEHANDELINGSPROCEDURE MODULE B1

De uitvoering van een ontwerponderzoek door een CKI omvat de volgende activiteiten.

4.7.1 Benodigde basisinformatie

De CKI dient voor de uitvoering van het ontwerponderzoek te beschikken over de onderstaande basisinformatie:

  • * de aanvraag voor een overeenstemmingsbeoordeling;

  • * een schriftelijke verklaring dat er geen gelijkluidende aanvraag is ingediend bij een andere CKI;

  • * de desbetreffende technische documentatie voor de uitvoering van het ontwerponderzoek.

4.7.2 Controle technische documentatie

De technische documentatie dient, voor zover dat voor de beoordeling van het ontwerp van het drukapparaat nodig is, inzicht te verschaffen in het ontwerp, het fabricageproces en de werking resp. te voorzien in de passende informatie voor de beoordeling van de overeenstemming van het ontwerp van het drukapparaat met de desbetreffende eisen van de richtlijn drukapparatuur.

De CKI controleert de technische documentatie op volledigheid aan de hand van het desbetreffende overzicht ‘inhoudsopgave technische documentatie’ (bijlage 5).

4.7.3 Controle variant(en)

De CKI dient in het geval het onderzoek van een ontwerp van een drukapparaat verscheidene varianten van drukapparatuur omvat te controleren of de verschillen tussen de varianten geen invloed hebben op het veiligheidsniveau van de drukapparatuur.

De variant(en) die in overeenstemming zijn met de onderstaande voorwaarden voldoet (voldoen) aan de eis ‘geen invloed hebben’ op het veiligheidniveau:

  • * alle varianten zijn ingedeeld in dezelfde categorie;

  • * alle varianten worden behandeld volgens dezelfde overeenstemmingsbeoordelingsprocedure;

  • * voor alle varianten is dezelfde ontwerpberekening van toepassing;

  • * voor alle varianten worden dezelfde materialensoorten en/of uitvoeringsvormen van permanente verbindingen toegepast.

4.7.4 Beoordeling van het ontwerp

De CKI bestudeert de technische documentatie van het ontwerp van het drukapparaat en identificeert de afzonderlijke onderdelen voor het uitvoeren van een beoordeling van het ontwerp.

Voor de vaststelling van de aard en omvang van de beoordeling van het ontwerp van het type en/of de onderdelen worden twee verschillende uitgangspunten onderscheiden, t.w.:

  • * de geharmoniseerde normen volgens artikel 5 van de richtlijn drukapparatuur zijn toegepast;

  • * de geharmoniseerde normen volgens artikel 5 van de richtlijn drukapparatuur zijn niet toegepast.

4.7.5 Beoordeling gebruikte materialen

De CKI verricht de onderstaande beoordelingen in het geval de geharmoniseerde normen volgens artikel 5 van de richtlijn drukapparatuur zijn toegepast:

  • * een controle of de juiste geharmoniseerde normen, juist en in de juiste samenhang werkelijk zijn toegepast.

  • * een controle van het ontwerp van het drukapparaat op basis van de toepassing van de geharmoniseerde normen, door middel van een beoordeling en/of controle van de invoergegevens in relatie tot het ontwerp en/of het resultaat van de berekeningsmethode, aan de hand van de toetsingslijst ‘ontwerpbeoordeling drukapparatuur’ (zie bijlage 7).

4.7.6 Geen toepassing geharmoniseerde normen

De CKI verricht de onderstaande beoordelingen in het geval de geharmoniseerde normen volgens artikel 5 van de richtlijn drukapparatuur niet zijn toegepast:

  • * een controle of de toegepaste normen of technische maatstaven van de fabrikant voldoen aan de essentiële eisen van de richtlijn drukapparatuur.

  • * een controle of de toegepaste normen of technische maatstaven, juist en in de juiste samenhang werkelijk zijn toegepast.

  • * een controle van het ontwerp van het drukapparaat op basis van de toegepaste nor men of technische maatstaven van de fabrikant, door middel van een beoordeling en/of controle van de invoergegevens in relatie tot het ontwerp en/of het resultaat van de berekeningsmethode, aan de hand van de toetsingslijst ‘ontwerpbeoordeling drukapparatuur’ (zie bijlage 7).

4.7.7 Beoordeling gebruikte materialen

De CKI controleert de gebruikte materialen op het voldoen aan een van de onderstaande voorwaarden:

  • * een materiaal overeenkomstig de geharmoniseerde normen.

  • * een materiaal overeenkomstig een Europese materiaalgoedkeuring voor drukapparatuur.

De CKI verricht een aparte materiaalbeoordeling in het geval de gebruikte materialen niet voldoen aan een van deze voorwaarden.

De CKI verricht een controle van het (de) keuringsdocument(en), afgegeven door de fabrikant van het materiaal, op basis van de desbetreffende eisen van de richtlijn drukapparatuur (PED bijlage I, punt 4.3) met betrekking tot:

  • * de geschiktheid van het kwaliteitssysteem van de fabrikant van het materiaal.

  • * het soort keuringsdocument.

Opmerking

De criteria voor de uitvoering van een aparte materiaalbeoordeling resp. voor de vaststelling van het soort keuringsdocument zijn vastgelegd in paragraaf 4.24.

4.7.8 Beoordeling uitvoeringsmethoden permanente verbindingen

De CKI controleert de uitvoeringmethode(n) voor de toegepaste permanente verbindingen op het voldoen aan de desbetreffende eisen van de richtlijn drukapparatuur i.c. bijlage 1/punt 3.1.2 met betrekking tot een van de volgende voorwaarden:

  • * een goedkeuring door een vakkundige aangemelde CKI.

  • * een goedkeuring door een door een lidstaat erkende onafhankelijke instelling conform art. 13 van de richtlijn drukapparatuur.

De CKI verricht een eigenmachtige gedocumenteerde beoordeling van de desbetreffende uitvoeringsmethode(n) voor permanente verbindingen in het geval de uitvoeringsmethode(n) voor permanente verbindingen niet voldoen aan een van deze voorwaarden.

Opmerking

De criteria voor de uitvoering van een beoordeling van de uitvoeringsmethode(n) voor permanente verbindingen zijn vastgelegd in paragraaf 4.24.

4.7.9 Controle personeel uitvoering permanente verbindingen

De CKI controleert de kwalificatie van het personeel dat is belast met de uitvoering van permanente verbindingen op het voldoen aan de desbetreffende eisen van de richtlijn drukapparatuur (PED bijlage I, punt 3.1.2) met betrekking tot een van de volgende voorwaarden:

  • * een goedkeuring door een vakkundige aangemelde CKI;

  • * een goedkeuring door een door een lidstaat erkende onafhankelijke instelling conform art. 13 van de richtlijn drukapparatuur.

De CKI verricht een eigenmachtige gedocumenteerde beoordeling van de vakbekwaamheid van het personeel belast met de uitvoering van permanente verbindingen in het geval de kwalificatie(s) van het desbetreffende personeel niet voldoen aan een van deze voorwaarden.

Opmerking

De criteria voor de uitvoering van een beoordeling van de vakbekwaamheid van het personeel belast met de uitvoering van permanente verbindingen zijn vastgelegd in paragraaf 4.24.

4.7.10 Controle personeel uitvoering niet destructieve proeven

De CKI controleert de kwalificatie van het personeel dat is belast met de uitvoering van niet destructieve proeven op het voldoen aan de desbetreffende eisen van de richtlijn drukapparatuur (PED bijlage I, punt 3.1.3) met betrekking tot de volgende voorwaarde:

  • * een goedkeuring door een door een lidstaat erkende onafhankelijke instelling conform art. 13 van de richtlijn drukapparatuur.

Opmerking

De criteria voor de uitvoering van een beoordeling van de vakbekwaamheid van het personeel belast met de uitvoering van niet destructieve proeven zijn vastgelegd in paragraaf 4.24.

4.7.11 Verklaring van EG-ontwerponderzoek

De CKI stelt een schriftelijke verklaring van EG-ontwerponderzoek op.

De verklaring van EG-ontwerponderzoek bevat ten minste de informatie conform het overzicht ‘minimum inhoud verklaring van EG-type-/ontwerponderzoek’ (bijlage 2).

4.7.12 Wijzigingen van goedgekeurd ontwerp

De CKI dient voor de beoordeling van een wijziging aan een goedgekeurd ontwerp te beschikken over de onderstaande basisinformatie:

  • * een aanvraag voor een overeenstemmingsbeoordeling van het gewijzigde ontwerp.

  • * de oorspronkelijke technische documentatie resp. oorspronkelijke verklaring van EG-ontwerponderzoek.

De CKI verricht een passende overeenstemmingsbeoordeling van het gewijzigde ontwerp gericht op de wijzigingen en de invloed van de geïdentificeerde wijzigingen op de overeenstemming met de essentiële veiligheidseisen resp. de voorgeschreven gebruiksomstandigheden.

De CKI stelt voor een aanvullende goedkeuring een schriftelijke aanvulling op de oorspronkelijke verklaring van EG-ontwerponderzoek op.

De aanvulling op de verklaring van EG-ontwerponderzoek bevat ten minste de informatie conform het overzicht ‘minimum inhoud verklaring van EG-type- of ontwerponderzoek’ (bijlage 2).

4.7.13 Weigering of intrekken verklaring van EG-ontwerponderzoek

De CKI dient een werkwijze te hebben gericht op de behandeling van het weigeren of intrekken van een verklaring van EG-ontwerponderzoek.

Deze werkwijze dient te voorzien in een (schriftelijke) opgave aan de fabrikant (aanvrager) van de gedetailleerde redenen voor een weigering of intrekking van een verklaring van EG-ontwerponderzoek.

4.7.14 Conditionele verklaring op verklaring van EG-ontwerponderzoek

De CKI dient ingeval van de uitvoering van een onvolledig ontwerponderzoek op grond van een faseverschil tussen de realisatie van het ontwerp en de aanvang van de fabricage van de drukapparatuur in overleg te treden met de fabrikant (aanvrager).

Na schriftelijk overleg en instemming van de fabrikant (aanvrager) is de CKI bevoegd tot het afgeven een verklaring van EG-ontwerponderzoek met een nadrukkelijke vermelding van een conditionele verklaring, inzake beperkingen van en voorwaarden voor de toepassing van de onderhavige verklaring van EG-ontwerponderzoek.

Een tekstvoorstel voor deze conditionele verklaring luidt:

Deze ‘verklaring van EG-ontwerponderzoek’ is onvolledig. De goedkeuring van de uitvoeringsmethoden voor permanente verbindingen en de controle van het personeel voor de uitvoering van de permanente verbindingen resp. de niet destructieve proeven is nog niet uitgevoerd.

Deze ‘verklaring van EG-ontwerponderzoek’ is niet eerder volledig dan na een aantoonbare uitvoering van de desbetreffende beoordelingen door een CKI met een positief resultaat.

4.7.15 Rapportage en archivering

De resultaten van de afzonderlijke beoordelingsactiviteiten in het kader van een EG-ontwerponderzoek worden door de CKI vastgelegd in rapportages.

De rapportages bevatten ten minste de informatie conform het overzicht ‘minimum inhoud (inspectie)rapportages’ (bijlage 4).

  • * De aanvraag, de desbetreffende technische documentatie, de verklaring van EG-ontwerponderzoek en aanvullingen, weigeringen, intrekkingen, de (inspectie) rapportages en de overige relevante documentatie worden door de CKI bewaard (minimale bewaartermijn = 10 jaar).

4.7.16 Informatieverplichting

De CKI dient een werkwijze te hebben gericht op het voldoen aan de onderstaande actieve/passieve informatieverplichtingen, te weten:

  • * het in kennis stellen van de lidstaten van de van belang zijnde informatie over de door haar ingetrokken verklaring(en) van EG-ontwerponderzoek.

  • * het – op verzoek – in kennis stellen van de lidstaten van de van belang zijnde informatie over de door haar afgegeven verklaring(en) van EG-ontwerponderzoek.

  • * het in kennis stellen van de andere aangemelde CKI’s van de van belang zijnde informatie over de door haar geweigerde of ingetrokken verklaring(en) van EG-ontwerponderzoek.

  • * het – op verzoek – verstrekken van alle nuttige informatie aan de andere aangemelde CKI’s over de door haar afgegeven of ingetrokken verklaring(en) van EG-ontwerponderzoek en aanvullingen.

4.8 BEHANDELINGSPROCEDURE MODULE C1

De uitvoering van het toezicht op de eindcontrole door een CKI omvat de volgende activiteiten. In hoofdstuk 5 wordt het toezicht nader uitgewerkt.

4.8.1 Benodigde basisinformatie

De CKI dient voor de uitvoering van het toezicht op de eindcontrole te beschikken over de onderstaande basisinformatie.

De benodigde basisinformatie is:

  • * de aanvraag voor een overeenstemmingsbeoordeling;

  • * de verklaring van EG-typeonderzoek;

  • * de desbetreffende technische documentatie voor de uitvoering van het toezicht op de eindcontrole;

  • * het beoogde productieschema (m.n. planning, productiefrequentie en partijgrootte);

  • * de gedocumenteerde methode van eindcontrole van de fabrikant.

4.8.2 Beoordeling verklaring EG-typeonderzoek

De CKI beoordeelt of de verklaring van EG-typeonderzoek geldig is voor de onderhavige drukapparatuur.

In het kader van deze beoordeling zal de CKI met name controleren:

  • de revisiestatus van de technische documentatie inzake het ontwerp en het fabricageprocedé van de onderhavige drukapparatuur versus de geldende revisiestatus conform de bijbehorende verklaring van EG-typeonderzoek en eventuele aanvullingen.

4.8.3 Identificatienummer

De CKI draagt zorg voor het aanbrengen van het -aan haar toegekende- identificatienummer op ieder afzonderlijk drukapparaat.

4.8.4 Afwijkingen en passende maatregelen

Een CKI neemt passende maatregelen indien, in het kader van de uitvoering van het toezicht op de eindcontrole, een of meerdere drukapparaten niet in overeenstemming zijn met de desbetreffende eisen van de Richtlijn.

De aard en omvang van de passende maatregelen zijn afhankelijk van de ernst en het karakter van de geconstateerde afwijkingen.

Eventuele passende maatregelen zijn o.a.:

  • * het intrekken van de toestemming tot het aanbrengen van het identificatienummer;

  • * het aansporen van de fabrikant tot:

  • * het in het quarantaine plaatsen van de desbetreffende drukapparatuur;

  • * het uitvoeren van corrigerende bewerkingen/handelingen;

  • * het uit de handel nemen van de desbetreffende drukapparatuur;

  • * het uitvoeren van een oorzaakanalyse (incidenteel/structureel) en het formuleren en implementeren van maatregelen ter verbetering;

  • * het wijzigen van het monsternameplan (o.a. de intensiteit, ref.: ISO 2859 deel 1);

  • * een kennisgeving aan de bevoegde autoriteit, t.w. de lidstaat van aanwijzing (voor Nederland: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid).

4.8.5 Rapportage en archivering

De resultaten van de afzonderlijke beoordelingsactiviteiten in het kader van het toezicht op de eindcontrole worden door de CKI vastgelegd in rapportages.

De rapportages bevatten ten minste de informatie conform het overzicht ‘minimum inhoud (inspectie-)rapportages’ (= bijlage 4).

  • De aanvraag, de desbetreffende technische documentatie, de verklaring van EG-typeonderzoek, het productieschema, het monsternameplan, de (inspectie-) rapportages en de overige relevante documentatie worden door de CKI bewaard (minimale bewaartermijn = 10 jaar).

4.9 BEHANDELINGSPROCEDURE MODULE F

De uitvoering van een productkeuring door een CKI omvat de volgende activiteiten.

4.9.1 Benodigde basisinformatie

De CKI dient voor de uitvoering van de productkeuring te beschikken over de onderstaande basisinformatie:

  • * de aanvraag voor een overeenstemmingsbeoordeling;

  • * de desbetreffende technische documentatie voor de uitvoering van de productkeuring;

  • * de verklaring van EG-typeonderzoek of EG-ontwerponderzoek;

  • * het beoogde productieschema.

4.9.2 Vooronderzoek fabricage en eindcontrole

De CKI dient voor de aanvang van de fabricage van de desbetreffende drukapparatuur met de fabrikant in overleg te treden met betrekking tot de onderstaande elementen:

  • * de beoordeling van de geldigheid van de verklaring van EG-type of -ontwerponderzoek voor de desbetreffende drukapparatuur, t.w.: een controle van de revisiestatus van de desbetreffende technische documentatie inzake het ontwerp en het fabricageprocedé versus de revisiestatus conform de verklaring van EG-type of -ontwerponderzoek en eventuele aanvullingen.

  • * de beheersing c.q. borging van het fabricageproces van de desbetreffende drukapparatuur op de vereiste overeenstemming met het type of ontwerp conform de verklaring van EG-type- of -ontwerponderzoek.

  • * de beheersing van de relevante registraties om het voldoen aan de desbetreffende eisen van de Richtlijn aan te tonen.

  • * het vaststellen resp. vastleggen van de aard en omvang van de beoordelings-, onderzoek- of beproevingsactiviteiten door de CKI.

  • * de kennisgeving aan de fabrikant van de resultaten van de beoordelings-, onderzoek- of beproevingsactiviteiten door de CKI.

Opmerking:

De gevestigde methoden voor de beheersing van het onderhavige vooronderzoek fabricage en eindcontrole zijn:

  • * het overleg tussen de CKI en de fabrikant door middel van een ‘pré inspection meeting’ (PIM).

  • * het vastleggen van de beoordelings- onderzoek en beproevingsactiviteiten door of namens de fabrikant en de CKI door middel van een productie-/inspectie- / testplan.

4.9.3 Uitvoering keuring door onderzoek en beproeving

De CKI verricht de vastgelegde proeven door het afleggen van een of meerdere bezoeken aan de fabricage, inspectie, beproeving- of opslagruimten van de fabrikant conform de vastgelegde aard en omvang van de beoordelings-, onderzoek of beproevingsactiviteiten voor ieder afzonderlijk drukapparaat.

De CKI verricht de onderstaande activiteiten in het kader van een productkeuring van ieder afzonderlijk drukapparaat:

  • * de controle of het personeel, dat belast is met de permanente verbinding van de onderdelen gekwalificeerd of goedgekeurd is door een vakkundige derde partij conform de Richtlijn, bijlage I, punt 3.1.2.

  • * de controle of het personeel, dat belast is met het niet destructief onderzoek gekwalificeerd of goedgekeurd is door een vakkundige derde partij conform de Richtlijn, bijlage I, punt 3.1.2.

  • * de controle van het keuringsrapport/-document van het gebruikte materiaal voor de belangrijkste onder druk staande delen van de drukapparatuur overeenkomstig de Richtlijn, bijlage I, punt 4.3.

  • * het verrichten of laten verrichten van de eindcontrole aan ieder afzonderlijk drukapparaat conform de Richtlijn, bijlage I, punt 3.2, te weten:

  • * eindinspectie en bijbehorende technische documentatie;

  • * beproeving;

  • * onderzoek van de veiligheidsvoorzieningen in geval van samenstellen.

Een detaillering van de essentiële toetsingselementen in het kader van de uitvoering van de keuring door onderzoek en beproeving van ieder afzonderlijk drukapparaat is vastgelegd in de toetsingslijst ‘fabricage en eindcontrole drukapparatuur’ (bijlage 3).

4.9.4 Identificatienummer

De CKI draagt zorg voor het aanbrengen van het – aan haar toegekende – identificatienummer op ieder afzonderlijk drukapparaat.

4.9.5 Verklaring van overeenstemming (‘certificate of conformity’)

De CKI stelt een schriftelijke verklaring van overeenstemming op ten aanzien van de verrichte beoordelings-, onderzoek- of beproevingsactiviteiten.

De verklaring van overeenstemming bevat ten minste de informatie conform het overzicht ‘minimum inhoud certificate of conformity’ (bijlage 1).

4.9.6 Rapportage en archivering

De resultaten van de afzonderlijke beoordelingsactiviteiten in het kader van een productkeuring worden door de CKI vastgelegd in rapportages.

De rapportages bevatten ten minste de informatie conform het overzicht ‘minimum inhoud (inspectie)rapportages’ (bijlage 4).

De aanvraag, de desbetreffende technische documentatie, de verklaring van overeenstemming (‘declaration of conformity’), de verklaring van EG-type- of -ontwerponderzoek, het productieschema, de (inspectie) rapportages, de verklaring van overeenstemming (‘certificate of conformity’) en de overige relevante documentatie worden door de CKI bewaard (minimale bewaartermijn = 10 jaar).

4.10 BEHANDELINGSPROCEDURE MODULE G

De uitvoering van een eenheidskeuring door een CKI omvat de volgende activiteiten.

4.10.1 Benodigde basisinformatie

De CKI dient voor de uitvoering van een eenheidskeuring te beschikken over de on-derstaande basisinformatie:

  • * de aanvraag voor een overeenstemmingsbeoordeling;

  • * de desbetreffende technische documentatie voor de uitvoering van het ontwerponderzoek;

  • * een productieschema (planning);

4.10.2 Controle technische documentatie

De technische documentatie dient, voor zover dat voor de beoordeling van het ontwerp van het drukapparaat nodig is, inzicht te verschaffen in het ontwerp, het fabricageproces en de werking resp. te voorzien in de passende informatie voor de beoordeling van de overeenstemming van het ontwerp van het drukapparaat met de desbetreffende eisen van de richtlijn drukapparatuur.

De CKI controleert de technische documentatie op volledigheid aan de hand van het desbetreffende overzicht ‘inhoudsopgave technische documentatie’ (bijlage 5).

4.10.3 Beoordeling van het ontwerp

De CKI bestudeert de technische documentatie van het ontwerp van het drukapparaat en identificeert de afzonderlijke onderdelen voor het uitvoeren van een beoordeling van het ontwerp.

Voor de vaststelling van de aard en omvang van de beoordeling van het ontwerp van het type en/of de onderdelen worden twee verschillende uitgangspunten onderscheiden, t.w.:

  • * de geharmoniseerde normen volgens artikel 5 van de richtlijn drukapparatuur zijn toegepast.

  • * de geharmoniseerde normen volgens artikel 5 van de richtlijn drukapparatuur zijn niet toegepast.

4.10.3.1 Toepassing geharmoniseerde normen

De CKI verricht de onderstaande beoordelingen in het geval de geharmoniseerde normen volgens artikel 5 van de Richtlijn zijn toegepast:

  • * een controle of de juiste geharmoniseerde normen, juist en in de juiste samenhang werkelijk zijn toegepast.

  • * een controle van het ontwerp van het drukapparaat op basis van de toepassing van de geharmoniseerde normen, door middel van een beoordeling en/of controle van de invoergegevens in relatie tot het ontwerp en/of het resultaat van de berekeningsmethode, aan de hand van de toetsingslijst ‘ontwerpbeoordeling drukapparatuur’ (zie bijlage 7).

4.10.3.2 Geen toepassing geharmoniseerde normen

De CKI verricht de onderstaande beoordelingen in het geval de geharmoniseerde normen volgens artikel 5 van de Richtlijn niet zijn toegepast:

  • * een controle of de toegepaste normen of technische maatstaven van de fabrikant voldoen aan de essentiële eisen van de richtlijn drukapparatuur.

  • * een controle of de toegepaste normen of technische maatstaven, juist en in de juiste samenhang werkelijk zijn toegepast.

  • * een controle van het ontwerp van het drukapparaat op basis van de toegepaste normen of technische maatstaven van de fabrikant, door middel van een beoordeling en/of controle van de invoergegevens in relatie tot het ontwerp en/of het resultaat van de berekeningsmethode, aan de hand van de toetsingslijst ‘ontwerpbeoordeling drukapparatuur’ (zie bijlage 7).

4.10.4 Beoordeling gebruikte materialen

De CKI controleert de gebruikte materialen op het voldoen aan een van de onderstaande voorwaarden:

  • * een materiaal overeenkomstig de geharmoniseerde normen.

  • * een materiaal overeenkomstig een Europese materiaalgoedkeuring voor drukapparatuur.

De CKI verricht een aparte materiaalbeoordeling in het geval de gebruikte materialen niet voldoen aan een van deze voorwaarden.

De CKI verricht een controle van het (de) keuringsdocument(en), afgegeven door de fabrikant van het materiaal, op basis van de desbetreffende eisen van de Richtlijn, bijlage I, punt 4.3 met betrekking tot:

  • * de geschiktheid van het kwaliteitssysteem van de fabrikant van het materiaal.

  • * het soort keuringsdocument.

Opmerking

De criteria voor de uitvoering van een aparte materiaalbeoordeling resp. voor de vaststelling van het soort keuringsdocument zijn vastgelegd in paragraaf 4.24.

4.10.5 Beoordeling uitvoeringsmethoden permanente verbindingen

De CKI controleert de uitvoeringmethode(n) voor de toegepaste permanente verbindingen op het voldoen aan de desbetreffende eisen van de richtlijn drukapparatuur i.c. bijlage 1/punt 3.1.2 met betrekking tot een van de volgende voorwaarden:

  • * een goedkeuring door een vakkundige aangemelde CKI.

  • * een goedkeuring door een door een lidstaat erkende onafhankelijke instelling conform art. 13 van de Richtlijn.

De CKI verricht een eigenmachtige gedocumenteerde beoordeling van de desbetreffende uitvoeringsmethode(n) voor permanente verbindingen in het geval de uitvoeringsmethode(n) voor permanente verbindingen niet voldoen aan een van deze voorwaarden.

Opmerking

De criteria voor de uitvoering van een beoordeling van de uitvoeringsmethode(n) voor permanente verbindingen zijn vastgelegd in paragraaf 4.24.

4.10.6 Controle personeel uitvoering permanente verbindingen

De CKI controleert de kwalificatie van het personeel dat is belast met de uitvoering van permanente verbindingen op het voldoen aan de desbetreffende eisen van de richtlijn drukapparatuur i.c. bijlage 1/punt 3.1.2 met betrekking tot een van de volgende voorwaarden:

  • * een goedkeuring door een vakkundige aangemelde CKI.

  • * een goedkeuring door een door een lidstaat erkende onafhankelijke instelling conform art. 13 van de richtlijn drukapparatuur.

De CKI verricht een eigenmachtige gedocumenteerde beoordeling van de vakbekwaamheid van het personeel belast met de uitvoering van permanente verbindingen in het geval de kwalificatie(s) van het desbetreffende personeel niet voldoen aan een van deze voorwaarden.

Opmerking

De criteria voor de uitvoering van een beoordeling van de vakbekwaamheid van het personeel belast met de uitvoering van permanente verbindingen zijn vastgelegd in paragraaf 4.24.

4.10.7 Controle personeel uitvoering niet destructieve proeven

De CKI controleert de kwalificatie van het personeel dat is belast met de uitvoering van niet destructieve proeven op het voldoen aan de desbetreffende eisen van de richtlijn drukapparatuur i.c. bijlage 1/punt 3.1.3 met betrekking tot de volgende voorwaarde:

  • * een goedkeuring door een door een lidstaat erkende onafhankelijke instelling conform art. 13 van de richtlijn drukapparatuur.

Opmerking

De criteria voor de uitvoering van een beoordeling van de vakbekwaamheid van het personeel belast met de uitvoering van niet destructieve proeven zijn vastgelegd in paragraaf 4.24.

4.10.8 Vooronderzoek fabricage en eindcontrole

De CKI dient voor de aanvang van de fabricage van de desbetreffende drukapparatuur met de fabrikant in overleg te treden met betrekking tot de onderstaande elementen:

  • * de (deel)resultaten van de overeenstemmingsbeoordeling conform punt 4.10.1 t/m 4.10.7.

  • * de beheersing van de relevante registraties om het voldoen aan de desbetreffende eisen van de Richtlijn aan te tonen.

  • * het vaststellen resp. vastleggen van de aard en omvang van de beoordelings-, onderzoek- of beproevingsactiviteiten door de CKI.

  • * de kennisgeving aan de fabrikant van de resultaten van de beoordelings-, onderzoek- of beproevingsactiviteiten door de CKI.

Opmerking:

De gevestigde methoden voor de beheersing van het onderhavige vooronderzoek fabricage en eindcontrole zijn:

  • * het overleg tussen de CKI en de fabrikant door middel van een ‘pré-inspection meeting’.

  • * het vastleggen van de beoordelings- onderzoek en beproevingsactiviteiten door of namens de fabrikant en de CKI door middel van een productie-/inspectie-/ testplan.

4.10.9 Uitvoering keuring door onderzoek en beproeving

De CKI verricht de vastgelegde proeven door het afleggen van een of meerdere bezoeken aan de fabricage, inspectie, beproeving- of opslagruimten van de fabrikant conform de vastgelegde aard en omvang van de beoordelings-, onderzoek of beproevingsactiviteiten voor ieder afzonderlijk drukapparaat.

De CKI verricht de onderstaande activiteiten in het kader van een keuring door onderzoek en beproeving van ieder afzonderlijk drukapparaat:

  • * het verrichten of laten verrichten van de eindcontrole aan ieder afzonderlijk drukapparaat conform de Richtlijn, bijlage I, punt 3.2, te weten:

  • * eindinspectie en bijbehorende technische documentatie;

  • * beproeving;

  • * onderzoek van de veiligheidsvoorzieningen in geval van samenstellen.

Een detaillering van de essentiële toetsingselementen in het kader van de uitvoering van de keuring door onderzoek en beproeving van ieder afzonderlijk drukapparaat is vastgelegd in de toetsingslijst ‘fabricage en eindcontrole drukapparatuur’ (bijlage 3).

4.10.10 Identificatienummer

De CKI draagt zorg voor het aanbrengen van het – aan haar toegekende – identificatienummer op ieder afzonderlijk drukapparaat.

4.10.11 Verklaring van overeenstemming (‘certificate of conformity’)

De CKI stelt een schriftelijke verklaring van overeenstemming op ten aanzien van de verrichte beoordelings-, onderzoek- of beproevingsactiviteiten.

De verklaring van overeenstemming bevat ten minste de informatie conform het overzicht ‘minimum inhoud certificate of conformity’ (bijlage 1).

4.10.12 Rapportage en archivering

De resultaten van de afzonderlijke beoordelingsactiviteiten in het kader van een EG-eenheidskeuring worden door de CKI vastgelegd in rapportages.

De rapportages bevatten ten minste de informatie conform het overzicht ‘minimum in-houd (inspectie)rapportages’ (bijlage 4).

De aanvraag, de desbetreffende technische documentatie, de verklaring van overeenstemming (‘declaration of conformity’), het productieschema, de (inspectie) rapportages, de verklaring van overeenstemming (‘certificate of conformity’), en de overige re-levante documentatie worden door de CKI bewaard (minimale bewaartermijn = 10 jaar).

4.11 BEHANDELINGSPROCEDURE MODULE H1

Procedure voor de controle van het ontwerp. De procedures voor het beoordelen van het kwaliteitssysteem bevinden zich in het schema voor het beoordelen van systemen.

4.11.1 Benodigde basisinformatie

De CKI dient voor de uitvoering van de controle van het ontwerp te beschikken over de onderstaande door de fabrikant beschikbaar gestelde basisinformatie:

  • * de aanvraag

  • * de technische informatie

4.11.2 Controle aanvraag en technische informatie op volledigheid
4.11.2.1 Aanvraag
  • * Bevat de aanvraag een eenduidige relatie met het onder deze module beoordeelde kwaliteitssysteem ?

  • * Bevat de aanvraag de vereiste technische informatie ?

4.11.2.2 Technische informatie

Op basis van de technische informatie moet kunnen worden beoordeeld of de drukapparatuur in overeenstemming is met de betreffende eisen van de richtlijn. De technische informatie dient, voor zover dat voor de beoordeling nodig is, inzicht te verschaffen in het ontwerp, het fabricageproces en de werking van de drukapparatuur en dient het volgende te bevatten:

  • * een algemene beschrijving van het ontwerp

  • * ontwerp- en fabricagetekeningen alsmede schema's van de uitrustingsdelen

  • * beschrijving en toelichtingen die nodig zijn voor het begrijpen van genoemde tekeningen en schema's en van de werking van de vervoerbare drukapparatuur

  • * een overzicht van de normen/codes die geheel of gedeeltelijk zijn toegepast

  • * een beschrijving van de oplossingen die zijn gekozen indien deze normen/codes niet zijn toegepast

  • * het nodige bewijsmateriaal ter bevestiging van de geschiktheid van het ontwerp. Dit bewijsmateriaal moet de resultaten van eventuele proeven omvatten die door het daarvoor in aanmerking komende laboratorium van de fabrikant of voor diens rekening zijn uitgevoerd

  • * de gemaakte ontwerp- en eventuele controleberekeningen, de verrichte onderzoeken enz.

4.11.2.3 Controle van het ontwerp

De CKI onderzoekt de technische informatie over het ontwerp om de overeenstemming van het ontwerp met de desbetreffende eisen van de richtlijn vast te kunnen stellen.

Dit onderzoek dient de volgende controle-elementen te omvatten.

Bij de bepaling van de aard, omvang en diepgang van haar onderzoek kan de CKI gemotiveerd rekening houden met de resultaten van haar onderzoek van het kwaliteitssysteem van de fabrikant voor het ontwerpproces.

Controle-elementen zijn conform de toetsingslijst ‘ontwerpbeoordeling drukapparatuur’ (bijlage 7).

4.11.2.4 Verklaring van EG-ontwerponderzoek

De CKI stelt een schriftelijke verklaring van EG-ontwerponderzoek op.

De verklaring van EG-ontwerponderzoek bevat ten minste de informatie conform het overzicht ‘minimum inhoud verklaring van EG-type-/ontwerponderzoek’ (bijlage 2).

4.11.2.5 Wijzigingen van goedgekeurd ontwerp

De CKI dient voor de beoordeling van een wijziging aan een goedgekeurd ontwerp te beschikken over de onderstaande basisinformatie:

  • * een aanvraag voor een overeenstemmingsbeoordeling van het gewijzigde ontwerp.

  • * de oorspronkelijke technische documentatie resp. oorspronkelijke verklaring van EG-ontwerponderzoek.

De CKI verricht een passende overeenstemmingsbeoordeling van het gewijzigde ontwerp gericht op de wijzigingen en de invloed van de geïdentificeerde wijzigingen op de overeenstemming met de essentiële veiligheidseisen resp. de voorgeschreven gebruiksomstandigheden.

De CKI stelt voor een aanvullende goedkeuring een schriftelijke aanvulling op de oorspronkelijke verklaring van EG-ontwerponderzoek op.

De aanvulling op de verklaring van EG-ontwerponderzoek bevat ten minste de informatie conform het overzicht ‘minimum inhoud verklaring van EG-type- of ontwerponderzoek’ (bijlage 2).

4.11.2.6 Weigering of intrekken verklaring van EG-ontwerponderzoek

De CKI dient een werkwijze te hebben gericht op de behandeling van het weigeren of intrekken van een verklaring van EG-ontwerponderzoek.

Deze werkwijze dient te voorzien in een (schriftelijke) opgave aan de fabrikant (aanvrager) van de gedetailleerde redenen voor een weigering of intrekking van een verklaring van EG-ontwerponderzoek.

4.11.2.7 Rapportage en archivering

De resultaten van de afzonderlijke beoordelingsactiviteiten in het kader van een EG-ontwerponderzoek worden door de CKI vastgelegd in rapportages.

De rapportages bevatten ten minste de informatie conform het overzicht ‘minimum inhoud (inspectie)rapportages’ (bijlage 4).

  • De aanvraag, de desbetreffende technische documentatie, de verklaring van EG-ontwerponderzoek en aanvullingen, weigeringen, intrekkingen, de (inspectie) rapportages en de overige relevante documentatie worden door de CKI bewaard (minimale bewaartermijn = 10 jaar).

4.11.2.8 Informatieverplichting

De CKI dient procedures te hanteren om te voldoen aan de informatieverplichtingen als vastgelegd in de Richtlijn, bijlage III,

  • * t.a.v. het kwaliteitssysteem: Module H, punt 6, conform het schema voor beoordeling van systemen;

  • * t.a.v. de controle van het ontwerp: Module H1, punt 1e.

Opmerking: voor beoordeling kwaliteitssystemen zie het schema voor beoordeling systemen.

4.12 BEHANDELINGSPROCEDURE SAMENSTELLEN
4.12.1 Benodigde basisinformatie

De CKI dient voor de beoordeling te beschikken over de onderstaande basisinformatie:

  • * de volledige technische documentatie van samenstellen;

  • * een inventarisatie van de onderscheidenlijke drukapparaten waaruit samenstellen bestaat;

  • * de vaststelling of deze afzonderlijke apparaten aan een afzonderlijke procedure voor de beoordeling van overeenstemming onderworpen zijn geweest en zijn voorzien van een aparte CE markering met bijbehorende documentatie.

4.12.2 Uitvoering

De uitvoering dient te omvatten:

  • * De beoordeling van de integratie van de verschillende onderdelen:

  • * de vaststelling van het onderdeel met de hoogste categorie, waarbij veiligheidsappendages niet in aanmerking worden genomen;

  • * de beoordeling van de integratie van de verschillende onderdelen van samenstellen overeenkomstig de Richtlijn bijlage I art. 2.8 en 2.9, met in acht name van het onderdeel met de hoogste categorie;

  • * De beoordeling van de beveiliging van samenstellen:

  • * de vaststelling van het te beveiligen onderdeel met de hoogste categorie;

  • * de beoordeling van de beveiliging van samenstellen tegen overschrijding van de toelaatbare grenzen overeenkomstig de Richtlijn bijlage I art. 2.10 en 3.2.3.

4.12.3 Registratie

De resultaten van de beoordeling worden vastgelegd in een controle- en proefverslag als onderdeel van de eindrapportage ten behoeve van de te verstrekken ‘Verklaring van overeenstemming’ voor samenstellen.

4.13 BEHANDELINGSPROCEDURE DRUKSYSTEMEN

Deze procedure vertoont grote overeenkomst met de procedures voor het beoordelen van samenstellen zoals omschreven in de paragrafen 4.4 – 4.12. Om deze reden wordt in de hierna volgende tekst enkele malen naar deze paragrafen verwezen.

4.13.1 Benodigde basisinformatie

De CKI dient voor de beoordeling te beschikken over een schriftelijke aanvraag van de gebruiker. Deze aanvraag moet de onderstaande basisinformatie bevatten:

  • * naam en adres van de gebruiker;

  • * de volledige technische documentatie van het druksysteem;

  • * een inventarisatie van de onderscheidenlijke drukapparaten waaruit het druksysteem bestaat;

  • * de vaststelling of deze afzonderlijke apparaten aan een afzonderlijke procedure voor de beoordeling van overeenstemming onderworpen zijn geweest en zijn voorzien van een aparte CE markering met bijbehorende documentatie;

  • * voor zover nog niet voorzien door de voorgaande punten: de benodigde basisinformatie zoals is vermeld in de paragrafen 4.5 t/m 4.11 voor de betrokken behandelingsprocedure.

4.13.2 Procedures

De CKI dient voor de behandeling van een beoordeling van de samenbouw van een druksysteem (besluit art. 12a, lid 1) over een schriftelijke procedure te beschikken.

Met betrekking tot de vereisten voor de respectievelijke procedures op basis van de vastgestelde behandelingsprocedure (module) voor de uitvoering van de overeenstemmingsbeoordeling wordt verwezen naar de paragrafen 4.5 t/m 4.11.

In het bijzonder wordt met betrekking tot de procedure voor het door een CKI verstrekken van een ‘verklaring van type-/ontwerponderzoek’ voor een druksysteem verwezen naar paragraaf 4.6 (module B) / paragraaf 4.7 (module B1)

Opmerking: De behandelingsprocedures voor samenstellen volgens de Richtlijn (zie paragraaf 4.12) en die van het nationale regime voor druksystemen zijn aan elkaar gelijk. Er is een verschil in de te verstrekken documenten (zie hoofdstuk 9) en het niet aanbrengen van de CE-markering. Voor de samenbouw van druksystemen is de gebruiker de fabrikant.

4.13.3 Uit te voeren onderzoek

De uitvoering door de CKI dient te omvatten:

  • a) de beoordeling van de integratie van de verschillende onderdelen van het druksysteem overeenkomstig de Richtlijn bijlage I, punt 2.3, 2.8 en 2.9 en de overige van toepassing zijnde eisen van deze bijlage;

  • b) de beoordeling van de beveiliging van het druksysteem tegen overschrijding van de toelaatbare grenzen overeenkomstig de Richtlijn bijlage I, punt 2.10 en 3.2.3.

4.13.4 Rapportage en archivering

– Rapportage

De rapportage over de samenbouw van een druksysteem dient te geschieden zoals is vermeld in de paragrafen 4.4 – 4.12 voor de betrokken behandelingsprocedure voor samenstellen.

Daarbij worden de resultaten van de afzonderlijke beoordelingactiviteiten in het kader van de betrokken behandelingsprocedure door de CKI vastgelegd in rapportages. De rapportages bevatten tenminste de informatie volgens het overzicht ‘minimum inhoud (inspectie) rapportages’ (bijlage 4).

Aan de hand van de uitkomsten van het onderzoek zal een CKI al of niet een ‘verklaring van overeenstemming ten aanzien van de verrichte proeven’ afgeven.

Een ‘verklaring van ontwerponderzoek’ voor een druksysteem van de gebruiker m.b.t. het samenbouwen van druksystemen worden afgegeven door CKI’s.

De genoemde verklaringen onderscheiden zich van de verklaringen van een fabrikant, niet zijnde de gebruiker, door het weglaten van de letters ‘EG’.

De aangewezen CKI kan ter identificering van zichzelf gebruik maken van zijn Europees identificatienummer als aangewezen aangemelde CKI.

– Archivering

De archivering dient te geschieden zoals is vermeld in de paragrafen 4.5 – 4.12 voor de betrokken behandelingsprocedure.

Hierbij worden de volgende documenten door de CKI bewaard:

  • aanvraag

  • de desbetreffende documentatie

  • afschriften van de ‘verklaring van overeenstemming ten aanzien van de verrichte proeven’

  • (alleen voor CKI’s) afschriften van de ‘verklaring van ontwerponderzoek’

  • een weigering of intrekking

  • de (inspectie-)rapportages

  • de overige relevante documenten

De bewaartermijn bedraagt minimaal 10 jaar.

4.13.5 Verklaring van overeenstemming van de verrichte proeven

De door de CKI getekende ‘verklaring van overeenstemming van de verrichte proeven’ wordt met bijbehorende rapportage verstrekt aan de aanvrager.

De verklaring moet tenminste de informatie volgens bijlage 1 bevatten.

4.13.6 Verklaring van ontwerponderzoek

De door de CKI getekende ‘verklaring van ontwerponderzoek’ wordt met bijbehorende rapportage verstrekt aan de aanvrager.

De verklaring moet tenminste de informatie volgens bijlage 2 bevatten.

4.14 BEHANDELINGSPROCEDURE KEURING VOOR INGEBRUIKNEMING
4.14.1 Benodigde basisinformatie

De CKI dient voor de uitvoering van het onderzoek te beschikken over een schriftelijke aanvraag door of namens de gebruiker. Deze aanvraag moet de volgende basisinformatie bevatten:

  • * naam en adres van de gebruiker;

  • * plaats waar de drukapparatuur staat opgesteld;

  • * de EG-verklaring van overeenstemming of de verklaring van overeenstemming;

  • * de gebruiksaanwijzing, bedoeld in bijlage I, punt 3.4 van de Richtlijn;

  • * documentatie van de apparatuur zoals die gold voor inwerkingtreding van het besluit;

  • * aanvullende documentatie, indien nodig.

4.14.2 Procedures

De CKI dient voor de behandeling van een aanvraag voor een keuring vóór ingebruikneming (besluit, art. 12b, lid 3) over een schriftelijke procedure te beschikken.

De procedure keuring vóór ingebruikneming is aansluitend op de procedures van de paragrafen 4.4 – 4.13, met betrekking tot de vervaardiging van drukapparatuur en samenstellen en samenbouw van een druksysteem.

4.14.3 Uit te voeren onderzoek

De CKI zal, voor zover van toepassing, het volgende onderzoek uitvoeren, waarbij rekening gehouden wordt met de beoordelingen van overeenstemming die ingevolge de artikelen 11, 12, 12a of 14a van het besluit in het kader van de vervaardiging van de bedoelde apparatuur reeds hebben plaatsgevonden (zie besluit art. 12b, lid 7):

  • a) de verificatie van de drukapparatuur aan de hand van de gebruiksaanwijzing en markeringen;

  • b) de controle van de uitwendige toestand van de drukapparatuur;

  • c) de controle van de werking van de veiligheidsappendages en onder druk staande appendages, voor zover van toepassing;

  • d) de controle van de opstelling van de drukapparatuur.

4.14.4 Rapportage en archivering

– Rapportage

De rapportages bevatten tenminste de informatie volgens het overzicht ‘minimum inhoud (inspectie) rapportages’ (bijlage 4).

Aan de hand van de uitkomsten van het onderzoek zal de CKI een rapport opmaken en al of niet een ‘verklaring van ingebruikneming’ of een ‘voorlopige verklaring van ingebruikneming’ afgeven.

– Archivering

De aanvraag, een afschrift van de ‘verklaring van ingebruikneming’ of een ‘voorlopige verklaring van ingebruikneming’, een weigering, een intrekking, de (inspectie) rapportages en de overige relevante documenten worden door de CKI bewaard (bewaartijd is minimaal de toegekende herkeurtermijn + 4 jaar, met een minimum van 10 jaar).

4.14.5 Verklaring van ingebruikneming

De door de CKI getekende 'verklaring van ingebruikneming' of ‘voorlopige verklaring van ingebruikneming’ wordt met het bijbehorende rapport verstrekt aan de aanvrager. De verklaringen moeten tenminste de informatie volgens bijlage 8 bevatten.

4.14.6 Aantekenbladen

De CKI verstrekt aan de aanvrager aantekenbladen, waarop de bevindingen van verrichtingen aan de drukapparatuur gedurende gebruiksfase worden vermeld.

Ieder aantekenblad moet ten behoeve van de identificeerbaarheid tenminste de volgende informatie bevatten: een referentiekenmerk van het drukapparaat, dat tevens genoemd wordt op de ‘verklaring van ingebruikneming’. Er dient een zodanig systeem van bladnummering gehanteerd te worden dat daaruit het bestaan van alle aantekenbladen af te leiden is.

4.15 BEHANDELINGSPROCEDURE HERKEURING GEBRUIKSFASE
4.15.1 Benodigde basisinformatie

De CKI dient ten aanzien van de uitvoering van het onderzoek te beschikken over een schriftelijke aanvraag van de gebruiker. Deze aanvraag moet de volgende basisinformatie bevatten:

  • * naam en adres van de gebruiker;

  • * plaats waar de drukapparatuur staat opgesteld;

  • * (indien van toepassing) de verklaring van ingebruikneming, met inbegrip van het aantekenblad *1);

  • * de verklaring van herkeuring afgegeven na een voorgaande herkeuring, met inbegrip van het bijbehorende rapport;

  • * de documentatie van de apparatuur zoals die gold voor inwerkingtreding van het besluit (1 augustus 2005);

  • * aanvullende documentatie, indien nodig;

  • * een herbeoordelingplan voor de vaste termijn*2).

  • *1) Ingeval van drukapparatuur waarvoor conform het Besluit geen Verklaring van Ingebruikneming vereist is conform Regeling artikel 2, maar waarvoor wel een herkeurplicht geldt conform de Regeling art. 3, treedt de Verklaring van overeenstemming betreffende het samenstel of druksysteem hiervoor in de plaats.

  • *2) Een reeds in een eerder stadium goedgekeurd herbeoordelingsplan attendeert de gebruiker over de noodzakelijke voorbereidingen voor de uitvoering van de herkeuring.

4.15.1.1 Aanvullende specifieke informatie voor overschrijding jaargrens

In aanvulling op de basisinformatie:

  • * een voorstel voor een concrete datum, in de eerste 6 maanden na overschrijding van de jaargrens, waarop de herkeuring zal worden uitgevoerd;

  • * gegevens waaruit blijkt dat de integriteit van de drukapparatuur op basis van technische maatstaven, tot het moment van de herkeuring, is gewaarborgd.

4.15.1.2 Aanvullende specifieke informatie voor termijnverlenging

In aanvulling op de basisinformatie:

  • gegevens waaruit blijkt dat de drukapparatuur, op basis van technische maatstaven, in aanmerking komt voor de verlenging;

  • gegevens waaruit blijkt dat de inspectieafdeling van de gebruiker gecertificeerd is voor de betreffende taak, zoals vastgelegd in PRD 2.4*);

  • de gewenste termijnverlenging;

  • een herbeoordelingsplan voor termijnverlenging;

  • gegevens over de gebruiksomstandigheden, voor zover die van belang kunnen zijn voor de degradatie tijdens de verlengde termijn;

  • gegevens over uitgevoerde wijzigingen en reparaties;

  • een verklaring van de gebruiker dat de gewenste verlenging verantwoord is;

  • voor een overzicht van de taakverdeling tussen de gebruiker; IVG; KVG; AKI zie bijlage 11.

4.15.1.3 Aanvullende specifieke informatie voor termijnflexibilisering

In aanvulling op de basisinformatie:

  • gegevens waaruit blijkt dat de drukapparatuur, op basis van technische maatstaven, in aanmerking komt voor de termijnflexibilisering;

  • gegevens waaruit blijkt dat de inspectieafdeling van de gebruiker gecertificeerd is voor de betreffende taak*) en de overige afdelingen van de gebruiker die invloed hebben op de kwaliteit van de werkzaamheden in het kader van termijnflexibilisering, voldoet aan artikel 9 vijfde lid van de Regeling en verder voldaan wordt aan het gestelde in het PRD 2.3 en 2.4;

  • de gewenste termijn;

  • een herbeoordelingsplan voor termijnflexibilisering;

  • overige verplichte informatie als te overleggen volgens PRD 2.3;

  • een verklaring van de gebruiker dat de gewenste flexibilisering verantwoord is;

  • voor een overzicht van de taakverdeling tussen de gebruiker; IVG; KVG; AKI zie bijlage 11.

  • *) Ingeval de gebruiker beschikt over een KVG, kan deze namens de gebruiker de handelingen verrich-ten zoals door een IVG uit te voeren. Zie bijlage 11.

4.15.2 Procedure vaste termijnen

De CKI dient voor de behandeling van een aanvraag voor herkeuring (besluit, art.12c, lid 3) over een schriftelijke procedure te beschikken.

De volgende aspecten moeten in de procedure voor herkeuring (vaste termijnen) zijn opgenomen:

  • het beoordelen van de aanvraag. (m.n. de historie van het drukapparaat en het te volgen herbeoordelingsplan);

  • het uitvoeren van het onderzoek (par. 4.15.5);

  • de rapportage (par. 4.15.6);

  • de formulering van het eindoordeel *) aangaande het verdere gebruik van de drukapparatuur en eventuele daaraan verbonden voorwaarden;

  • bijwerken aantekenblad en afgifte van een Verklaring van Herkeuring (par. 4.15.7 en 4.15.8);

  • (alleen voor CKI’s voor zover van toepassing) de uitvoering van het toezicht op een inspectieafdeling van de gebruiker en de door die afdeling uitgevoerde herkeuringen.

  • *) Bij de vaststelling van de vaste termijn van 4 onderscheidenlijk 6 jaar bij drukvaten en installatieleidingen worden tevens de bijbehorende veiligheidsappendages betrokken.

Zie de Regeling, art.6 lid 1a en lid 2. Hierbij wordt de vaststelling van de termijn voor de veiligheidsappendages op de daarvoor specifiek geldende constructieve en functionele eisen gebaseerd. Hierdoor kan het voorkomen dat de termijn van de veiligheidsappendage(s) korter is dan de vaste termijn van het drukvat of installatieleiding, maar nooit langer

De procedure voor vaste termijnen dient tevens te voorzien in een (schriftelijke) opgave aan de gebruiker (aanvrager) van de redenen tot weigering van een verzoek tot herkeuring.

4.15.3 Overschrijden jaargrens

De CKI dient te beschikken over een schriftelijke procedure gericht op de behandeling van een verzoek tot overschrijding van de jaargrens op basis van de verstrekte informatie als genoemd in par. 4.15.1.1.

Deze procedure dient te voorzien in een (schriftelijke) opgave aan de gebruiker (aanvrager) van de redenen tot weigering van een verzoek tot overschrijding.

De van toepassing zijnde taakverdeling is in de volgende tabel overzichtelijk weergegeven.

Gebruiker

Inspectieafdeling Van de Gebruiker (IVG)

Keuringsdienst Van Gebruikers (KVG)

Aangewezen Keuringsinstelling (AKI)

Overschrijden jaargrens (uitstel)

• Voorbereiden van de aanvraag

– Beoordelen van de historie

– Alternatieve (NDO) onderzoeken (par. 4.5.2.1)

• Aanvraag indienen

• Toevoegen verklaring dat uitstel verantwoord is

 

• Beoordeelt de aanvraag

• Neemt onderzoeksresultaten mee in het eindoordeel

• Eindoordeel formuleren over het aangevraagde uitstel

 

• Ondersteunen van de aanvraag

• Indien van toepassing: uitvoeren en rapporteren van de inspectiebevindingen

• Autorisatie rapportage

• Beoordelen en medeondertekenen van de aanvraag

 

• Houdt toezicht op de uitvoering afhandeling van de aanvraag tot overschrijden jaargrens (uitstel)

• Eindoordeel formuleren over de aangevraagde overschrijding jaargrens (uitstel)

4.15.4 Verkorting herkeurtermijn

De CKI dient te beschikken over een schriftelijke procedure gericht op het stellen van kortere termijnen dan in de MR is vastgelegd.

Deze procedure dient te voorzien in een (schriftelijke) opgave aan de gebruiker (aanvrager) van de redenen tot de beslissing van de kortere termijn.

4.15.5 Uit te voeren onderzoek
4.15.5.1 Herkeuring door een AKI of KVG

Opmerking: Dit betreft de periodieke herkeuring aan het einde van een vaste, verlengde of geflexibiliseerde termijn.

De CKI voert, voor zover van toepassing, op basis van het gestelde in artikel 3 van de MR, de onderzoeken uit conform het goedgekeurde herbeoordelingsplan.

Opmerking: In dit geval is de CKI verantwoordelijk voor de correcte waarneming en juiste rapportage en het aftekenen van het bewuste inspectiepunt.

4.15.5.2 Toezicht door een AKI op een IVG bij herkeuring op basis van vaste termijnen

Een CKI beoordeelt het kwaliteitssysteem van de IVG op basis van het gestelde in het schema voor beoordeling van systemen.

Dezelfde CKI is verder betrokken bij:

  • verificatie van minimaal 10% *) van de herbeoordelingplannen;

  • bijwonen en/of herhalen van minimaal 10% *) van door de IVG uitgevoerde onderzoeken conform het herbeoordelingsplan. De IVG blijft hierbij verantwoordelijk voor de rapportage.

Opmerking: De AKI tekent op de rapportage van de inspectiebevindingen, ten teken dat de waarneminen correct zijn en juist zijn weergegeven op het rapport.

  • verificatie van 100% van de rapportages van de inspectiebevindingen als basis voor het afgeven van de Verklaring van herkeuring en het maken van een aantekening op het aantekenblad.

  • *) op basis van jaarvolume

4.15.5.3 Toezicht door een AKI op een IVG bij termijnverlenging

Een CKI beoordeelt het kwaliteitssysteem van de IVG op basis van het gestelde in het schema voor beoordeling van systemen. Dezelfde CKI is verder betrokken bij:

  • verificatie van 100% van de herbeoordelingplannen voor termijnverlenging;

  • bijwonen en/of herhalen van minimaal 10% *) van door de IVG uitgevoerde onderzoeken conform het herbeoordelingsplan voor termijnverlenging. De IVG blijft hierbij verantwoordelijk voor de rapportage.

Opmerking: De AKI tekent op de rapportage van de inspectiebevindingen, ten teken dat de waarnemingen correct zijn en juist zijn weergegeven op het rapport.

  • verificatie van 100% van de rapportages van de inspectiebevindingen als basis voor het afgeven van de Verklaring van herkeuring (met de verlengde termijn) en het maken van een aantekening op het aantekenblad.

  • *) op basis van jaarvolume

4.15.5.4 Toezicht door een AKI op een KVG bij termijnverlenging

De CKI heeft geen bemoeienis met de beoordeling van het kwaliteitssysteem van de KVG. De basis daarvoor zijn de betreffende accreditatienormen.

De CKI is betrokken bij:

  • verificatie van 100% van de herbeoordelingsplannen voor termijnverlenging;

  • bijwonen en/of herhalen van maximaal 10%*) van door de KVG uitgevoerde onderzoeken conform het herbeoordelingsplan voor termijnverlenging. De KVG is hierbij verantwoordelijk voor de rapportage (zie bijlage 4).

Opmerking: De KVG tekent op de rapportage van de inspectiebevindingen.

  • verificatie van 100% van de rapportages van de inspectiebevindingen als basis voor het afgeven van de Verklaring van herkeuring (met de verlengde termijn) en het maken van een aantekening op het aantekenblad.

  • *) op basis van jaarvolume

4.15.5.5 Toezicht door een AKI op een IVG bij termijnflexibilisering

Een CKI beoordeelt het kwaliteitssysteem van de IVG op basis van het gestelde in het schema voor beoordeling van systemen. Dezelfde CKI is verder betrokken bij:

Periodieke herkeuring

  • verificatie van 100% van de herbeoordelingsplannen t.b.v. de uitvoering van de periodieke herkeuring na het verstrijken van de geflexibiliseerde termijn;

  • bijwonen en/of herhalen van minimaal 10%*) van door de IVG uitgevoerde herkeuringen;

  • verificatie van 100% van de rapportages van de inspectiebevindingen als basis voor het afgeven van de Verklaring van herkeuring en het maken van een aantekening op het aantekenblad.

(Afhankelijk van de beschikbaarheid van informatie kan er sprake zijn van een vaste termijn of een nieuwe geflexibiliseerde termijn. Om voor een nieuwe geflexibiliseerde termijn in aanmerking te komen, dient de gebruiker binnen 12 maanden na het uitvoeren van de periodieke herkeuring een nieuw inspectieprogramma op basis van de RBI indienen).

Inspecties tijdens de looptijd van de geflexibiliseerde termijn

Op basis van verkregen (proces) informatie tijdens de looptijd van de geflexibiliseerde termijn kunnen de specifieke herbeoordelingsplannen worden aangepast en verwerkt in het jaarplan met uit te voeren inspecties.

  • beoordelen van het jaarplan met de uit te voeren RBI inspecties;

  • bijwonen en/of herhalen van minimaal 10% *) van door de IVG uitgevoerde ‘niet-inwendige’ inspecties. De IVG blijft hierbij verantwoordelijk voor de rapportage.

Opmerking: De AKI tekent op de rapportage van de inspectiebevindingen, ten teken dat de waarnemingen correct zijn en juist zijn weergegeven op het rapport.

  • verificatie van 100% van de rapportages van de inspectiebevindingen als basis voor het maken van een aantekening op het aantekenblad.

  • *) op basis van jaarvolume

4.15.5.6 Toezicht door een AKI op een KVG bij termijnflexibilisering

De CKI heeft geen bemoeienis met de beoordeling van het kwaliteitssysteem van de KVG betreffende de werkzaamheden van de KVG conform de tabel in bijlage 11. De basis daarvoor zijn de betreffende accreditatienormen.

De AKI beoordeelt wel het kwaliteitssysteem van de gebruiker m.b.t. de andere afdelingen en aspecten die invloed hebben op de kwaliteit van de werkzaamheden welke in het kader van de termijnflexibilisering moeten worden verricht.

Onderzoeken tijdens de looptijd van de geflexibiliseerde termijn

Op basis van verkregen (proces) informatie tijdens de looptijd van de geflexibiliseerde termijn kunnen de specifieke herbeoordelingsplannen worden aangepast en verwerkt in het jaarplan met uit te voeren inspecties.

  • beoordelen van het jaarplan met de uit te voeren inspecties aan drukapparatuur met een geflexibiliseerde termijn;

  • bijwonen en/of herhalen van maximaal 10% *) van door de KVG uitgevoerde ‘niet-inwendige’ inspecties. De KVG blijft hierbij verantwoordelijk voor de rapportage van de inspectiebevindingen. (zie bijlage 4)

Opmerking: De KVG tekent op de rapportage van de inspectiebevindingen.

  • verificatie van 100% van de rapportages van de inspectiebevindingen als basis voor het maken van een aantekening op het aantekenblad.

  • *) op basis van jaarvolume

4.15.6 Rapportage en archivering

– Rapportage

De rapportage met daarin de uitkomsten van beoordelingen van de ingediende informatie conform paragraaf 4.15.1 en uitgevoerde onderzoeken conform paragraaf 4.15.5 bevat tenminste de informatie volgens het overzicht ‘minimum inhoud (inspectie) rapportages – nieuwbouw – gebruiksfase’ (bijlage 4) bevat.

– Archivering

De aanvraag, een afschrift van de ‘verklaring van herkeuring’, een weigering, een intrekking, de beoordelingen, de (inspectie-)rapportages en de overige relevante documenten worden door de CKI bewaard (bewaartijd is minimaal de toegekende herkeuringtermijn + 4 jaar, met een minimum van 10 jaar).

4.15.7 Verklaring van herkeuring

De door de CKI getekende 'verklaring van herkeuring' wordt met het bijbehorende rapport verstrekt aan de aanvrager. De verklaring moet tenminste de informatie volgens bijlage 9 bevatten.

Op verzoek van de gebruiker kan, op basis van het besluit art. 12c, lid 9 worden volstaan met één verklaring van herkeuring voor meerdere drukapparaten. Op basis van de MR kan ook voor een groep installatieleidingen worden volstaan met één verklaring.

4.15.8 Aantekenbladen

Vaste termijn herkeuringen door AKI of KVG

De CKI vermeldt op de aantekenbladen de bevindingen van de door hen uitgevoerde herkeuring, alsmede een verwijzing (referentie) naar de Verklaring van Herkeuring en/of het eindoordeel van de CKI aangaande het verdere gebruik van de drukapparatuur zo nodig met verwijzing naar een bijbehorend rapport.

Inspecties m.b.t. vaste termijn, verlengde en geflexibiliseerde termijn door de IVG

Ingeval dat inspecties onder toezicht van een CKI door de inspectieafdeling van de gebruiker (IVG) zijn uitgevoerd, vermeldt de CKI op het aantekenblad een verwijzing naar de Verklaring van Herkeuring en/of haar eindoordeel aangaande het verdere gebruik van de drukapparatuur. Uit de aantekening op het aantekenblad dient herleidbaar*) te zijn, op welke rapportage het eindoordeel van de CKI gebaseerd is.

Inspecties m.b.t. verlengde en geflexibiliseerde termijn door de KVG

Ingeval dat inspecties in het kader van termijnverlenging of termijnflexibilisering onder toezicht van een instelling door de KVG zijn uitgevoerd, vermeldt de instelling op het aantekenblad een verwijzing naar de Verklaring van Herkeuring en/of haar eindoordeel aangaande het verdere gebruik van de drukapparatuur. Uit de aantekening op het aantekenblad dient herleidbaar*) te zijn, op welke rapportage het eindoordeel van de instelling gebaseerd is.

  • *) Opmerking: Dit kan ook middels een referentie in het rapport van de AKI naar een rapport van de IVG of KVG.

4.15.9 Herkeuring van flessen voor ademhalingstoestellen

De herkeuring van flessen voor ademhalingstoestellen vindt plaats volgens de eisen, nader uitgewerkt in de PRD 2.3.

In de procedure van de CKI dient te zijn opgenomen dat de datum van herkeuring en het kenmerk van de CKI op flessen voor ademhalingstoestellen wordt op duurzame wijze aangebracht. Het is aan de CKI om een uniek kenmerk te ontwikkelen dat op een publiekelijk toegankelijke plaats (b.v. website op Internet) wordt gepubliceerd.

Conform de Toelichting bij het Besluit wordt bij de herkeuring van flessen geen Verklaring van herkeuring afgegeven.

De herkeurde flessen staan op een verzamelstaat met minimaal de volgende gegevens:

  • Naam van de beproevingsinrichting

  • Eigenaar van de fles(sen)

  • Datum eerste keur

  • Flesnummer

  • Inhoud [liters]

  • Oorspronkelijk gewicht [kg]

  • Huidige gewicht [kg]

  • Proefdruk [barg]

  • Herbeproevingsdatum

  • (indien van toepassing) bevindingen in/uitwendig onderzoek

  • Beproevingsresultaat / indicatie goedkeur onderscheidenlijk afkeur

  • Naam en handtekening bevoegd persoon van de beproevingsinrichting.

De CKI behoudt van de door haar gewaarmerkte verzamelstaten een afschrift.

4.16 BEHANDELINGSPROCEDURE INTREDEKEURING
4.16.1 Benodigde basisinformatie

De CKI dient voor de uitvoering van de intredekeuring te beschikken over een schriftelijke aanvraag van de gebruiker. Deze aanvraag moet, voor zover van toepassing, de volgende basisinformatie bevatten:

  • * naam en adres van de gebruiker;

  • * plaats waar de drukapparatuur staat opgesteld;

  • * de documenten omtrent het ontwerp, de vervaardiging en het toegestane gebruik (op de vorige plaats van opstelling);

  • * de afgegeven verklaringen met bijbehorende rapporten met betrekking tot drukapparatuur van keuringsinstellingen.

4.16.2 Procedure

De CKI dient voor de behandeling van een aanvraag voor een intredekeuring (besluit, art. 12d, lid 3) over een schriftelijke procedure te beschikken. De toetsing van het ontwerp/constructie gebeurt tegen de actuele versie van de oorspronkelijk toegepaste normen, of ontwerp- / constructieregels. Indien deze niet meer beschikbaar zijn mag op andere wijze aangetoond worden dat aan de betreffende essentiële veiligheidseisen van de PED wordt voldaan.

De procedure moet o.a voorzien in een beoordeling van de verschillen tussen de te hanteren normen, of ontwerp- / constructieregels en de beschikbare documentatie van de drukapparatuur in relatie tot het beoogd gebruiksdoel.

4.16.3 Uit te voeren onderzoek

De CKI moet, voor zover van toepassing, de volgende handelingen verrichten;

  • a) beoordeling van het ontwerp naar beoogd gebruiksdoel, bestaande uit:

    • * Verificatie van de beschikbaar gestelde informatie, waaruit moet blijken dat de drukapparatuur in het land van herkomst voor bepaalde ontwerp- en gebruikscondities in gebruik mocht zijn. Deze informatie vormt de referentie voor de aangevraagde ontwerp- en gebruikscondities;

    • * Beoordelen van de ontwerpcondities tegen de voorziene gebruiksconditie(s);

    • * Beoordelen van het ontwerp c.q. de constructie.

  • b) beoordeling van de documenten met betrekking tot de vervaardiging, bestaande uit:

    • * Verificatie of aan de vereiste onderzoeken en inspecties conform de toegepaste normen, of ontwerp- / constructieregels is voldaan;

    • * Ingeval van ontbrekende documenten of informatie over bepaalde onderzoeken: het opstellen van keuringseisen en het beoordelen van het aanvullend test & inspectieplan.

  • c) beoordeling van de integratie en beveiliging:

    • * Een beschouwing van de invloeden die de drukapparatuur op zijn omgeving en omringende drukapparatuur heeft, evenals de invloed die de drukapparatuur vanuit zijn omgeving ondervindt;

    • * Het verifiëren van de beveiliging;

    • * Het beoordelen van het test- & inspectieplan in het kader van de integratie en beveiliging.

  • d) het uitvoeren van de volgende onderzoeken:

    • * Verificatie of de beschikbaar gestelde documentatie behoort bij de te onderzoeken drukapparatuur (voor zover van toepassing);

    • * Uitvoering van de onderzoeken en inspecties op basis van het opgestelde test & inspectieplan. Het test- en inspectieplan bevat ten behoeve van een ‘nulmeting’ (status / conditiebepaling) o.a.:

      • (voor zover van toepassing) een controle van de inwendige toestand van de drukapparatuur, zo nodig aangevuld met ander passend onderzoek

      • (voor drukapparatuur die niet inwendig is te inspecteren) passend onderzoek.

      • de controle van de uitwendige toestand van de drukapparatuur.

  • e) keuring voor ingebruikneming, bestaande uit:

    • * Verificatie van de benodigde informatie omtrent een juiste opstelling en veilig gebruik;

    • * Een keuring voor ingebruikneming uitgevoerd volgens par. 4.14.3 van dit schema.

4.16.4 Rapportage en archivering

– Rapportage

Aan de hand van de uitkomsten van beoordelingen en onderzoeken zal de CKI een rapport opmaken dat tenminste de informatie volgens het overzicht ‘minimum inhoud (inspectie) rapportages – nieuwbouw – gebruiksfase’ (bijlage 4) bevat en al of niet een 'verklaring van intredekeuring en ingebruikneming' afgeven.

– Archivering

De aanvraag, een afschrift van de ‘verklaring van intredekeuring en ingebruikneming’, een weigering, een intrekking, de beoordelingen, de (inspectie-)rapportages en de overige relevante documenten worden door de CKI bewaard (bewaartijd is minimaal de toegekende herkeurtermijn + 4 jaar, met een minimum van 10 jaar).

4.16.5 Verklaring van intredekeuring en ingebruikneming

De door de CKI getekende 'verklaring van intredekeuring en ingebruikneming' wordt met het bijbehorende rapport verstrekt aan de aanvrager.

De verklaring moet tenminste de informatie volgens bijlage 10 bevatten.

4.17 BEHANDELINGSPROCEDURE BEOORDELING VAN WIJZIGINGEN
4.17.1 Benodigde basisinformatie

De CKI dient voor de uitvoering van een beoordeling van een wijziging te beschikken over een schriftelijke aanvraag van de gebruiker. Deze aanvraag moet, voor zover van toepassing, de volgende basisinformatie bevatten:

  • * naam en adres van de gebruiker;

  • * plaats waar de drukapparatuur staat opgesteld;

  • * de verklaring van ingebruikneming, met inbegrip van het bijbehorende rapport en de aantekenbladen *1);

  • * de verklaring van herkeuring afgegeven na een voorgaande herkeuring, met inbegrip van het bijbehorende rapport;

  • * de benodigde technische documentatie voor de uitvoering van de overeenstemmingsbeoordeling van de wijziging;

Opmerking: Hierbij wordt verwezen naar de toelichting op artikel 13 van het Besluit.

  • * een productieschema (planning);

  • * aanvullende documentatie.

Opmerking: In overleg met de CKI kan overeengekomen worden dat (gedeelten van) de informatie op de plaats van de opstelling van de drukapparatuur beoordeeld wordt.

*1) Ingeval van drukapparatuur waarvoor conform het Besluit geen Verklaring van Ingebruikneming vereist is, maar waarvoor wel een herkeurplicht geldt conform MR art. 3, treedt de Verklaring van overeenstemming betreffende het samenstel of druksysteem hiervoor in de plaats.

4.17.2 Nadere uitwerking taken

Afhankelijk van de organisatievorm van de gebruiker moet één van de volgende taakverdelingen toegepast worden. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen:

I. Wijzigingen begeleid door de AKI of KVG

Dit betreft wijzigingen aan drukapparatuur welke zijn aangewezen volgens art. 14a van het besluit. Dit kunnen constructieve wijzigingen zijn en wijzigingen die betrekking hebben op de gebruiksomstandigheden of de kenmerkende waarden van de drukapparatuur, zoals PS, TS, het volume voor drukvaten of de nominale maat DN voor installatieleidingen.

II. Wijzigingen onder toezicht

Dit betreft alleen constructieve wijzigingen die door een IVG onder toezicht van de AKI kunnen worden uitgevoerd.

Het is de verantwoordelijkheid van de IVG om in overleg met de AKI te bepalen of de complexiteit van de constructieve wijziging alsnog aanleiding is om de beoordeling en inspecties door de AKI te laten uitvoeren.

Gebruiker

Inspectieafdeling Van de Gebruiker (IVG)

Keuringsdienst Van Gebruikers (KVG)

Aangewezen Keuringsinstelling (AKI)

I. Wijzigingen begeleid door de AKI of KVG

– Ontwerp van de wijziging maken

– Inspectieplan opstellen

– Aanvraag indienen met de basis informatie

– Beoordeling van de constructieve aspecten, integratie en beveiliging

– Inspectieplan beoordelen

– Inspecties uitvoeren conform inspectieplan

– Rapporteren

– Eindoordeel formuleren *1)

II. Wijzigingen begeleid door de IVG onder ‘Toezicht’

– Ontwerp van de constructieve wijziging maken

– Inspectieplan opstellen *3)

– Aanvraag indienen met de basis informatie

– Beoordelen van het constructieve ontwerp van de wijziging

– Inspectieplan beoordelen

– Inspecties uitvoeren conform inspectieplan

– Rapporteren

– Autorisatie rapportage

 

– Houdt toezicht op de beoordeling en/of inspectie door de IVG (zie par. 4.17.4.3)

– Eindoordeel formuleren *2)

*1) Dit betreft het rapporteren omtrent de bevindingen in een rapport en het maken van een aantekening in het aantekenblad. En afhankelijk van de soort wijziging het afgeven van een verklaring van ingebruikneming en/of herkeuring.

*2) Dit betreft het rapporteren omtrent de bevindingen in een rapport, waarin een verwijzing is opgenomen naar de wijze waarop het toezicht is uitgevoerd en het maken van een aantekening in het aantekenblad.

*3) De gebruiker kan het opstellen van het inspectieplan uitbesteden aan zijn IVG of KVG. Zie tevens de voorwaarde in PRD 2.4 voor het beoordelen van de inspectieplannen door de IVG.

4.17.3 Procedure

De CKI dient voor de uitvoering van een beoordeling van wijzigingen aan drukapparatuur in de gebruiksfase over een schriftelijke procedure te beschikken. Daarin moet zijn opgenomen een beoordeling van de constructieve aspecten en de uitvoering van het toezicht tijdens de uitvoering van de wijziging.

De CKI dient over een schriftelijke procedure te beschikken voor de uitvoering van de beoordeling van de integratie en de beveiliging van drukapparatuur.

De gewijzigde apparatuur wordt zo nodig vervolgens onderworpen aan een keuring als bedoeld in besluit artikel 12b, waarbij rekening wordt gehouden met eerder uitgevoerd onderzoek. (besluit art. 14a, lid 6)

Indien drukapparatuur vanwege de wijziging is komen te vallen onder de apparatuur die is aangewezen op grond van artikel 12c, eerste lid dan voert de CKI, voor zover van toepassing, een herkeuring uit als bedoeld in art. 12c van het besluit.

4.17.3.1 Toezicht door een AKI op een IVG bij constructieve wijzigingen

Een instelling dient te beschikken over een schriftelijke procedure gericht op een verzoek van de gebruiker om zijn inspectieafdeling zelf de constructieve beoordelingen en inspecties van wijzigingen te laten uitvoeren.

Deze procedure dient de volgende onderdelen te bevatten:

  • a. verificatie of de te keuren drukapparatuur valt binnen de grenzen als genoemd in artikel 3 eerste lid van de Regeling;

  • b. certificering van het kwaliteitssysteem van de IVG op basis van ISO 9001 c.q. een controle van de geldigheid van een reeds aanwezig ISO 9001 certificaat als basis voor de uit te voeren beoordeling en inspecties *);

  • c. aanvullende beoordeling *) van het kwaliteitssysteem van de inspectieafdeling van de gebruiker;

  • d. toezicht op de door de IVG uit te voeren beoordeling en inspectie van constructieve wijzigingen, waarbij de instelling zich een beeld vormt van de kwaliteit van de beoordelingsvaardigheden en de waarnemingen tijdens de inspecties en van de volledigheid, nauwkeurigheid en juistheid van de rapportages.

Opmerking: De bevindingen van het uitgeoefend toezicht worden zodanig door de AKI vastgelegd dat deze registratievorm bruikbaar is om de prestaties van de IVG over een langere periode in overleg met de gebruiker te kunnen evalueren.

  • *) Nader uitgewerkt in PRD 2.4

4.17.4 Uit te voeren onderzoek

Dit betreft een nadere uitwerking van de in het besluit art. 14a, lid 4 bedoelde onderzoeken.

4.17.4.1 Voorbespreking van de wijziging

De CKI dient voor de aanvang van de wijziging van de desbetreffende drukapparatuur met de gebruiker of door hem aangewezen partij (fabrikant) in overleg te treden met betrekking tot de onderstaande elementen:

  • * de gang van zaken m.b.t. de overeenstemmingsbeoordeling conform paragraaf 4.17.4.2;

  • * het beoordelen, vaststellen en vastleggen van een voorstel betreffende de aard en omvang van de beoordelings-, onderzoek- of beproevingsactiviteiten door de CKI;

  • * de beheersing van de relevante registraties om het voldoen aan de desbetreffende eisen van de Richtlijn aan te tonen;

  • * de kennisgeving aan de gebruiker (resp. fabrikant) van de resultaten van de beoordelings-, onderzoek- of beproevingsactiviteiten die door de CKI worden uitgevoerd c.q. bijgewoond.

Opmerking:

De gevestigde methoden voor de beheersing van de fabricage en eindcontrole zijn:

  • * het overleg tussen de CKI en de fabrikant door middel van een ‘pré-inspection meeting’;

  • * het vastleggen van het beoordelingsonderzoek en beproevingsactiviteiten door of namens de gebruiker en de CKI door middel van het vaststellen van het voorgestelde inspectie- / testplan.

4.17.4.2 Beoordelingen en inspecties

a. Controle technische documentatie

De technische documentatie dient, voor zover dat voor de beoordeling van de wijziging nodig is, inzicht te verschaffen in constructieve aspecten aangaande de wijziging, het fabricageproces en eindcontrole, alsmede aspecten aangaande de integratie, beveiliging en werking teneinde aan te tonen dat overeenstemming bestaat met de desbetreffende eisen van het Besluit en de actuele versie van de oorspronkelijk toegepaste norm(en) of ontwerp- / constructieregels, tenzij dit redelijkerwijs niet mogelijk is.

De CKI controleert de technische documentatie op volledigheid aan de hand van bijlage 6.

b. Overeenstemmingsbeoordeling van de constructieve aspecten (Besluit art.14a, lid 4)

De CKI bestudeert de technische documentatie van de wijziging en identificeert de afzonderlijke onderdelen voor het uitvoeren van een beoordeling.

Voor de vaststelling van de aard en omvang van de beoordeling van het ontwerp in relatie tot de desbetreffende wijziging worden twee verschillende uitgangspunten onderscheiden, t.w.:

  • * de geharmoniseerde normen volgens artikel 5 van de richtlijn drukapparatuur zijn toegepast;

  • * de geharmoniseerde normen volgens artikel 5 van de richtlijn drukapparatuur zijn niet toegepast.

Toepassing geharmoniseerde normen

De CKI verricht de onderstaande beoordelingen in het geval de geharmoniseerde nor-men volgens artikel 5 van de Richtlijn zijn toegepast:

  • * een controle of de juiste geharmoniseerde normen, juist en in de juiste samenhang werkelijk zijn toegepast;

  • * een controle van het ontwerp van de wijziging op basis van de toepassing van de geharmoniseerde normen, door middel van een beoordeling en/of controle van de invoergegevens in relatie tot het ontwerp en/of het resultaat van de berekeningsmethode, aan de hand van de toetsingslijst ‘ontwerpbeoordeling – nieuwbouw – gebruiksfase’ (zie bijlage 7).

Geen toepassing geharmoniseerde normen

De CKI verricht de onderstaande beoordelingen in het geval de geharmoniseerde normen volgens artikel 5 van de Richtlijn niet zijn toegepast:

  • * een controle of de toegepaste normen of technische maatstaven voldoen aan de essentiële eisen van de richtlijn drukapparatuur;

  • * een controle of de toegepaste normen of technische maatstaven, juist en in de juiste samenhang werkelijk zijn toegepast;

  • * een controle van het ontwerp van de wijziging op basis van de toegepaste normen of technische maatstaven, door middel van een beoordeling en/of controle van de invoergegevens in relatie tot het ontwerp en/of het resultaat van de berekeningsmethode, aan de hand van de toetsingslijst ‘ontwerpbeoordeling – nieuwbouw – gebruiksfase’ (zie bijlage 7).

    c. Controle / beoordeling gebruikte materialen

De CKI controleert de gebruikte materialen op het voldoen aan een van de onderstaande voorwaarden:

  • * een materiaal overeenkomstig de geharmoniseerde normen;

  • * een materiaal overeenkomstig een Europese materiaalgoedkeuring voor drukapparatuur;

  • * een materiaal overeenkomstig een aparte materiaalbeoordeling.

Opm. (indien van toepassing) Voor drukapparatuur ingedeeld in categorie III of IV of in de gevallen waarbij er geen herclassificatie heeft plaatsgevonden, wordt de aparte materiaalbeoordeling door een CKI verricht.

De CKI verricht een controle van het (de) keuringsdocument(en), af te geven door de fabrikant van het materiaal, op basis van de desbetreffende eisen van de Richtlijn, bijlage I, punt 4.3.

d. Controle uitvoeringsmethoden permanente verbindingen

Dit punt is van toepassing op drukapparatuur in de categorie II, III of IV en in die gevallen waarbij geen herclassificering (categorie-indeling) op basis van de PED heeft plaatsgevonden.

De CKI controleert de uitvoeringmethode(n) voor de toegepaste permanente verbindingen op het voldoen aan de desbetreffende eisen van de richtlijn drukapparatuur i.c. bijlage 1 punt 3.1.2 met betrekking tot één van de volgende voorwaarden:

  • * een goedkeuring door een aangemelde instelling;

  • * een goedkeuring door een door een lidstaat erkende instelling conform art. 13 van de Richtlijn.

Opmerking: Bij oplassen wordt de uitvoeringsmethoden op geschiktheid beoordeeld en goedgekeurd door een hiervoor aangewezen CKI.

e. Controle personeel uitvoering permanente verbindingen

Dit punt is van toepassing op drukapparatuur in de categorie II, III of IV en in die gevallen waarbij geen herclassificering (categorie-indeling) op basis van de PED heeft plaatsgevonden.

De CKI controleert de kwalificatie van het personeel dat is belast met de uitvoering van permanente verbindingen op het voldoen aan de desbetreffende eisen van de richtlijn drukapparatuur i.c. bijlage 1 punt 3.1.2 met betrekking tot één van de volgende voorwaarden:

  • * een goedkeuring door een aangemelde CKI;

  • * een goedkeuring door een door een lidstaat erkende onafhankelijke instelling conform art. 13 van de richtlijn drukapparatuur.

    f. Controle personeel uitvoering niet destructieve proeven

Dit punt is van toepassing op drukapparatuur in de categorie III of IV en in die gevallen waarbij geen herclassificatie (categorie-indeling) op basis van de PED heeft plaatsgevonden.

De CKI controleert de kwalificatie van het personeel dat is belast met de uitvoering van niet destructieve proeven op het voldoen aan de desbetreffende eisen van de richtlijn drukapparatuur i.c. bijlage 1 punt 3.1.3 met betrekking tot de volgende voorwaarde:

  • * een goedkeuring door een door een lidstaat erkende instelling conform art. 13 van de richtlijn drukapparatuur.

Opmerking: Ook bij overig NDO, zoals oppervlakteonderzoek, US-onderzoek, e.d. controleert de instelling de kwalificaties van het personeel.

g. Uitvoering keuring door onderzoek en beproeving

De CKI verricht de onderzoek- en beproevingsactiviteiten, als vastgelegd in het vastgestelde test- en inspectieplan, door het afleggen van één of meerdere bezoeken tijdens de uitvoering van de wijziging van de afzonderlijke drukapparatuur door:

  • het verrichten of laten verrichten van de eindcontrole aan het desbetreffende drukapparaat conform de Richtlijn, bijlage I, punt 3.2, te weten:

    • * eindinspectie en bijbehorende technische documentatie;

    • * beproeving;

    • * onderzoek van de veiligheidsvoorzieningen in geval van samenstellen en druksystemen.

Een detaillering van de essentiële toetsingselementen in het kader van de uitvoering van de keuring door onderzoek en beproeving van ieder afzonderlijk drukapparaat is vastgelegd in de toetsingslijst ‘fabricage en eindcontrole drukapparatuur – nieuwbouw – gebruiksfase’ (bijlage 3).

h. Beoordeling van de integratie (art.14a, lid 5)

De beoordeling van de integratie van de verschillende onderdelen van het samenstel of druksysteem vindt plaats overeenkomstig de Richtlijn Drukapparatuur bijlage I, punt 2.3, 2.8 en 2.9 en de overige van toepassing zijnde eisen van de bijlage I.

i. Beoordeling van de beveiliging (art.14a, lid 5)

De beoordeling van de beveiliging van het samenstel of druksysteem vindt plaats overeenkomstig de Richtlijn Drukapparatuur bijlage I, punt 2.10 en 3.2.3.

4.17.4.3 Toezicht door een AKI op een IVG bij wijzigingen

Opmerking: Zie par. 4.17.2 onderdeel II voor de nadere aanduiding van het soort wijzigingen die onder toezicht van een AKI door de IVG mogen worden uitgevoerd.

Een CKI beoordeelt het kwaliteitssysteem van de IVG op basis van het gestelde in bij-PRD 2.4.

Dezelfde CKI is verder betrokken bij:

  • verificatie van minimaal 10% *) van het ontwerp van de wijziging;

  • verificatie van minimaal 10% *) van de inspectieplannen;

  • bijwonen en/of herhalen van minimaal 10% *) van door de IVG uitgevoerde inspecties in het kader van de wijziging. De IVG blijft hierbij verantwoordelijk voor de rapportage;

Opmerking: De AKI tekent op de rapportage van de inspectiebevindingen, ten teken dat de waarnemingen correct zijn en juist zijn weergegeven op het rapport.

  • verificatie van 100% van de rapportage van de inspectiebevindingen als basis voor het maken van een aantekening op het aantekenblad.

  • *) op basis van jaarvolume

4.17.5 Rapportage en archivering

– Rapportage

Aan de hand van de uitkomsten van beoordelingen en inspecties zal de CKI een rapport opmaken dat tenminste de informatie volgens het overzicht ‘minimum inhoud (inspectie) rapportages – nieuwbouw – gebruiksfase’ (bijlage 4) bevat en al of niet verklaringen van de betreffende beoordelingen en keuringen genoemd in punt 4.17.3 afgeven.

– Archivering

De aanvraag, een afschrift van de ‘verklaring van ingebruikneming, een afschrift van de ‘verklaring van herkeuring’, kennisgevingen van een weigering en intrekking, de beoordelingsrapportages, de (inspectie)rapportages en de overige relevante documenten worden door de CKI bewaard (bewaartijd is minimaal de lopende of toe te kennen herkeurtermijn + 4 jaar, met een minimum van 10 jaar).

4.17.6 Verklaringen

De getekende verklaringen worden met de bijbehorende rapporten verstrekt aan de aanvrager.

4.17.7 Aantekenbladen

De CKI vermeldt op de aantekenbladen de bevindingen van de beoordelingen, met eventuele vervolgacties / maatregelen, de onderzoeken en de inspecties in verband met de wijziging, zo nodig met verwijzing naar een bijbehorend rapport.

4.18 BEHANDELINGSPROCEDURE BEOORDELING VAN REPARATIES
4.18.1 Definitie reparatie

Het herstellen van een drukapparaat naar de oorspronkelijke toestand van voor de opgetreden schade (aantasting of degradatie).

De reparaties voldoen aan de volgende voorwaarden:

  • * gelijkblijvende gebruiksomstandigheden van het drukapparaat;

  • * gelijkblijvend ontwerp onder toepassing van:

    • gelijksoortige materialen;

    • gelijksoortige constructieve uitvoering i.c. constructiedetails;

    • gelijkwaardige uitvoeringsmethoden (processen) voor permanente verbindingen.

  • * toepassing van de actuele versie van de normen en/of ontwerp-/constructieregels (‘code’) als toegepast bij de nieuwbouw;

  • * onder verantwoording en productaansprakelijkheid van de gebruiker uitgevoerd.

4.18.2 Benodigde basisinformatie

De CKI dient voor de uitvoering van een beoordeling van een reparatie te beschikken over een schriftelijke aanvraag van de gebruiker. Deze aanvraag moet, voor zover van toepassing, de volgende basisinformatie bevatten:

  • naam en adres van de gebruiker;

  • plaats waar de drukapparatuur staat opgesteld;

  • de verklaring van ingebruikneming, met inbegrip van het bijbehorende rapport en de aantekenbladen; *)

  • de verklaring van herkeuring afgegeven na een voorgaande herkeuring, met inbegrip van het bijbehorende rapport;

  • technische documentatie over de reparatie;

Opmerking:

Hierbij wordt verwezen naar de toelichting op artikel 13 van het Besluit, waarin de gebruiker erop geattendeerd wordt de benodigde tekeningen en overige technische documentatie op te vragen bij de fabrikant, indien hij verwacht dat de drukapparatuur gedurende de gebruiksfase gerepareerd of gewijzigd zal worden.

  • een productieschema (planning);

  • aanvullende documentatie.

Opmerking:

In overleg met de CKI kan overeengekomen worden dat de informatie op de plaats van de opstelling van de drukapparatuur beoordeeld wordt.

  • *) Ingeval van drukapparatuur waarvoor conform het Besluit geen Verklaring van Ingebruikneming vereist is, maar waarvoor wel een herkeurplicht geldt conform de Regeling art. 3, treedt de Verklaring van overeenstemming betreffende het samenstel of druksysteem hiervoor in de plaats.

4.18.3 Nadere uitwerking taken

Afhankelijk van de organisatievorm van de gebruiker moet één van de volgende taakverdelingen toegepast worden.

Het is de verantwoordelijkheid van de IVG om in overleg met de AKI te bepalen of de complexiteit van de reparatie alsnog aanleiding is om de beoordeling en inspecties door de AKI te laten uitvoeren.

Het uitvoeren van tijdelijke reparaties door de IVG dient altijd (in verband met het verhoogd risico) in overleg met een AKI plaats te vinden.

Gebruiker/ (Onderhoudsdienst)

Inspectieafdeling Van de Gebruiker (IVG)

Keuringsdienst Van Gebruikers (KVG)

Aangewezen KeuringsInstelling (AKI)

I. Reparaties begeleid door de AKI of KVG

– Ontwerp van de reparatie maken

– Inspectieplan opstellen

– Aanvraag indienen met de basis informatie

– Beoordeling van het ontwerp van de reparatie

– Inspectieplan beoordelen

– Inspecties uitvoeren conform inspectieplan

– Rapporteren

– Eindoordeel formuleren *1)

II. Reparaties begeleid door de IVG onder ‘Toezicht’

– Ontwerp van de reparatie maken

– Inspectieplan opstellen *3)

– Aanvraag indienen met de basis informatie

– Beoordelen van het ontwerp van de reparatie

– Inspectieplan beoordelen

– Inspecties uitvoeren conform inspectieplan

– Rapporteren

– Autorisatie rapportage

 

– Houdt toezicht op de beoordeling en/of inspectie door de IVG (zie par. 4.18.5.3)

– Eindoordeel formuleren *2)

*1) Dit betreft het rapporteren omtrent de bevindingen in een rapport en het maken van een aantekening in het aantekenblad.

*2) Dit betreft het rapporteren omtrent de bevindingen in een rapport, waarin een verwijzing is opgenomen naar de wijze waarop het toezicht is uitgevoerd en het maken van een aantekening in het aantekenblad.

*3) De gebruiker kan het opstellen van het inspectieplan uitbesteden aan zijn IVG of KVG. Zie tevens de voorwaarde in PRD 2.4 voor het beoordelen van de inspectieplannen door de IVG

4.18.4 Procedure

De CKI dient voor de uitvoering van een beoordeling van reparaties aan drukapparatuur in de gebruiksfase over een schriftelijke procedure te beschikken. Daarin moet zijn opgenomen een beoordeling van de constructieve aspecten en de uitvoering van het toezicht tijdens de reparatie (besluit art. 14a, lid 2 en 4).

4.18.4.1 Toezicht op een IVG in het kader van reparaties

Een CKI dient te beschikken over een schriftelijke procedure gericht op een verzoek van de gebruiker om zijn inspectieafdeling zelf de beoordelingen en inspecties van re-paraties te laten uitvoeren.

Deze procedure dient de volgende onderdelen te bevatten:

  • a. verificatie of de te keuren drukapparatuur valt binnen de grenzen als genoemd in artikel 3 eerste lid van de Regeling;

  • b. certificering van het kwaliteitssysteem van de IVG op basis van ISO 9001 c.q. een controle van de geldigheid van een reeds aanwezig ISO 9001 certificaat als basis voor de uit te voeren beoordeling en inspecties *);

  • c. aanvullende beoordeling *) van het kwaliteitssysteem van de inspectieafdeling van de gebruiker;

  • d. toezicht op de door de IVG uit te voeren beoordeling en inspectie, waarbij de instelling zich een beeld vormt van de kwaliteit van de beoordelingsvaardigheden en de waarnemingen tijdens de inspecties en van de volledigheid, nauwkeurigheid en juistheid van de rapportages.

Opmerking: De bevindingen van het uitgeoefend toezicht worden zodanig door de AKI vastgelegd dat deze registratievorm bruikbaar is om de prestaties van de IVG over een langere periode in overleg met de gebruiker te kunnen evalueren.

  • *) Nader uitgewerkt in PRD 2.4

4.18.5 Uit te voeren onderzoek

Uit te voeren onderzoek voor apparatuur bedoeld in het besluit onder art.14a, lid 4:

4.18.5.1 Voorbespreking van de reparatie

De CKI dient voor de aanvang van de reparatie van de desbetreffende drukapparatuur met de gebruiker of door hem aangewezen partij (fabrikant) in overleg te treden met betrekking tot de onderstaande elementen:

  • * de gang van zaken m.b.t. de overeenstemmingsbeoordeling conform paragraaf 4.18.5.2;

  • * het beoordelen, vaststellen en vastleggen van een voorstel betreffende de aard en omvang van de beoordelings-, onderzoek- of beproevingsactiviteiten door de CKI;

  • * de beheersing van de relevante registraties om te voldoen aan de desbetreffende eisen van het Besluit;

Opmerking: Hieronder is ondermeer te verstaan de materiaalattesten, onderzoeksrapporten, persverklaringen, aangepaste tekening (of reparatietekening), T&IP enz.

  • * de kennisgeving aan de gebruiker (resp. fabrikant) van de resultaten van de beoordelings-, onderzoek- of beproevingsactiviteiten die door de CKI worden uitgevoerd c.q. bijgewoond.

Opmerking:

De gevestigde methoden voor de beheersing van de fabricage en eindcontrole zijn:

  • * het overleg tussen de CKI en de fabrikant door middel van een ‘pré-inspection meeting’;

  • * het vastleggen van de beoordelingsonderzoek en beproevingsactiviteiten door of namens de gebruiker en de CKI door middel van het vaststellen van het voorgestelde inspectie- / testplan.

4.18.5.2 Beoordelingen en inspecties

a. Controle technische documentatie

De technische documentatie dient, voor zover dat voor de beoordeling van de reparatie nodig is, inzicht te verschaffen in constructieve aspecten aangaande de reparatie, het fabricageproces en de eindcontrole, teneinde aan te tonen dat overeenstemming bestaat met de desbetreffende eisen van het Besluit en de actuele versie van de oorspronkelijk toegepaste norm(en) of ontwerp- / constructieregels, tenzij dit redelijkerwijs niet mogelijk is.

De CKI controleert de technische documentatie op volledigheid (relevant voor de reparatie) aan de hand van bijlage 6.

b. Beoordeling van de constructieve aspecten van de reparatie (art.14a, lid 4)

De CKI bestudeert de technische documentatie van de reparatie en identificeert de afzonderlijke onderdelen voor het uitvoeren van een beoordeling.

Voor de vaststelling van de aard en omvang van de beoordeling van het ontwerp in relatie tot de desbetreffende reparatie worden twee verschillende uitgangspunten onderscheiden, t.w.:

  • * de geharmoniseerde normen volgens artikel 5 van de richtlijn drukapparatuur zijn toegepast;

  • * de geharmoniseerde normen volgens artikel 5 van de richtlijn drukapparatuur zijn niet toegepast.

Toepassing geharmoniseerde normen

De CKI verricht de onderstaande beoordelingen in het geval de geharmoniseerde normen volgens artikel 5 van de Richtlijn zijn toegepast:

  • * een controle of de juiste geharmoniseerde normen, juist en in de juiste samenhang werkelijk zijn toegepast;

  • * een controle van het ontwerp van de reparatie op basis van de toepassing van de geharmoniseerde normen, door middel van een beoordeling en/of controle van de invoergegevens in relatie tot het ontwerp en/of het resultaat van de berekeningsmethode, aan de hand van de toetsingslijst ‘ontwerpbeoordeling – nieuwbouw – gebruiksfase’ (zie bijlage 7).

Geen toepassing geharmoniseerde normen

De CKI verricht de onderstaande beoordelingen in het geval de geharmoniseerde normen volgens artikel 5 van de Richtlijn niet zijn toegepast:

  • * een controle of de toegepaste normen of technische maatstaven een invulling zijn van de essentiële eisen van de richtlijn drukapparatuur;

  • * een controle of de toegepaste normen of technische maatstaven, juist en in de juiste samenhang werkelijk zijn toegepast;

  • * een controle van het ontwerp van de reparatie op basis van de toegepaste normen of technische maatstaven, door middel van een beoordeling en/of controle van de invoergegevens in relatie tot het ontwerp en/of het resultaat van de berekeningsmethode, aan de hand van de toetsingslijst ‘ontwerpbeoordeling – nieuwbouw – gebruiksfase’ (zie bijlage 7).

    c. Controle / beoordeling gebruikte materialen

De CKI controleert de gebruikte materialen op het voldoen aan een van de onderstaande voorwaarden:

  • * een materiaal overeenkomstig de geharmoniseerde normen;

  • * een materiaal overeenkomstig een Europese materiaalgoedkeuring voor drukapparatuur;

  • * een materiaal overeenkomstig een aparte materiaalbeoordeling.

Opm. (indien van toepassing) Voor drukapparatuur, ingedeeld in categorie III of IV en in die gevallen waarbij geen herclassificering heeft plaatsgevonden, wordt de aparte materiaalbeoordeling door een instelling verricht.

De CKI beoordeelt het (de) keuringsdocument(en), afgegeven door de fabrikant van het materiaal, op basis van de desbetreffende eisen van de Richtlijn, bijlage I, punt 4.3.

d. Controle uitvoeringsmethoden permanente verbindingen

Dit punt is van toepassing op drukapparatuur in de categorie II, III of IV en in die gevallen waarbij geen herclassificering (categorie-indeling) op basis van de PED heeft plaatsgevonden.

De CKI controleert de uitvoeringmethode(n) voor de toegepaste permanente verbindingen op het voldoen aan de desbetreffende eisen van de richtlijn drukapparatuur i.c. bijlage 1 punt 3.1.2 met betrekking tot één van de volgende voorwaarden:

  • * een goedkeuring door een aangemelde instelling;

  • * een goedkeuring door een door een lidstaat erkende instelling conform art. 13 van de Richtlijn.

Opm. Bij oplassen wordt de uitvoeringsmethoden op geschiktheid beoordeeld door een hiervoor aangewezen CKI.

e. Controle personeel uitvoering permanente verbindingen

Dit punt is van toepassing op drukapparatuur in de categorie II, III of IV en in die gevallen waarbij geen herclassificatie (categorie-indeling) op basis van de PED heeft plaatsgevonden.

De CKI controleert de kwalificatie van het personeel dat is belast met de uitvoering van permanente verbindingen op het voldoen aan de desbetreffende eisen van de richtlijn drukapparatuur i.c. bijlage 1 punt 3.1.2 met betrekking tot één van de volgende voorwaarden:

  • * een goedkeuring door een aangemelde CKI;

  • * een goedkeuring door een door een lidstaat onafhankelijke erkende instelling conform art. 13 van de richtlijn drukapparatuur.

f. Controle personeel uitvoering niet destructieve proeven

Dit punt is van toepassing op drukapparatuur in de categorie III of IV en in die gevallen waarbij geen herclassificatie (categorie-indeling) op basis van de PED heeft plaatsgevonden.

De CKI controleert de kwalificatie van het personeel dat is belast met de uitvoering van niet destructieve proeven op het voldoen aan de desbetreffende eisen van de richtlijn drukapparatuur i.c. bijlage 1 punt 3.1.3 met betrekking tot de volgende voorwaarde:

  • * een goedkeuring door een door een lidstaat erkende onafhankelijke instelling conform art. 13 van de richtlijn drukapparatuur.

Opm.: Ook bij overig NDO, zoals oppervlakteonderzoek, US-onderzoek, e.d. controleert de CKI de kwalificaties van het personeel.

g. Uitvoering keuring door onderzoek en beproeving

De CKI verricht de onderzoek- en beproevingsactiviteiten, als vastgelegd in het vastgestelde test- en inspectieplan, door het afleggen van één of meerdere bezoeken tijdens de uitvoering van de reparatie van de afzonderlijke drukapparatuur door:

  • het verrichten of laten verrichten van de eindcontrole aan het desbetreffende drukapparaat in relatie tot de reparatie conform de Richtlijn, bijlage I, punt 3.2, te weten:

    • * eindinspectie en bijbehorende technische documentatie;

    • * beproeving;

    • * voor zover de reparatie daarop betrekking heeft gehad: onderzoek van de veiligheidsvoorzieningen.

Een detaillering van de essentiële toetsingselementen in het kader van de uitvoering van de keuring door onderzoek en beproeving van ieder afzonderlijk drukapparaat is vastgelegd in de toetsingslijst ‘fabricage en eindcontrole drukapparatuur – nieuwbouw – gebruiksfase’ (bijlage 3).

4.18.5.3 Toezicht door een AKI op een IVG bij reparaties

Een CKI beoordeelt het kwaliteitssysteem van de IVG op basis van het gestelde in PRD 2.4.

Dezelfde instelling is verder betrokken bij:

  • verificatie van minimaal 10% *) van het ontwerp van de reparatie;

  • verificatie van minimaal 10% *) van de inspectieplannen;

  • bijwonen en/of herhalen van minimaal 10% *) van door de IVG uitgevoerde inspecties in het kader van de reparatie. De IVG blijft hierbij verantwoordelijk voor de rapportage;

Opmerking: De AKI tekent op de rapportage van de inspectiebevindingen, ten teken dat de waarnemingen correct zijn en juist zijn weergegeven op het rapport.

  • verificatie van 100% van de rapportages van de inspectiebevindingen als basis voor het maken van een aantekening op het aantekenblad.

  • *) op basis van jaarvolume

4.18.6 Rapportage en archivering

– Rapportage

Aan de hand van de uitkomsten van beoordelingen en inspecties zal de CKI een rapport opmaken. Het rapport bevat ten minste de informatie conform het overzicht ‘minimum inhoud inspectierapportages – nieuwbouw – gebruiksfase’(bijlage 4)

– Archivering

De aanvraag, een afschrift van de bij de aanvraag overgelegde ‘verklaring van ingebruikneming, en/of een afschrift van de ‘verklaring van herkeuring’, een weigering, een intrekking, de beoordelingen, de (inspectierapportages en de overige relevante documenten worden door de CKI bewaard (bewaartijd is minimaal de lopende herkeurtermijn + 4 jaar, met een minimum van 10 jaar).

4.18.7 Aantekenbladen

De CKI vermeldt op de aantekenbladen de bevindingen van de beoordelingen, onderzoeken en inspecties in verband met de reparatie, zo nodig met verwijzing naar een bijbehorend rapport.

4.19 BESLISSING INZAKE DE VERKLARING

De beslissing inzake de afgifte van het de verklaring wordt genomen door een functionaris (Technical Manager) van de CKI die is gekwalificeerd en aangesteld conform het kwaliteitssysteem van de CKI en de procedures en die niet betrok¬ken is geweest bij de inspectie van het product. Zie ook bijlagen 1 en 2 van het schema voor Aanwijzing en Toezicht.

Aan de hand van de uitkomst van zijn inspectie zal de inspecteur binnen een tussen partijen overeengekomen termijn een rapport opmaken en een advies opstellen betreffende het al dan niet afgeven van de verklaring. Dit advies wordt binnen een tussen partijen overeengekomen termijn samen met de vastgelegde resultaten van de beoordeling voorgelegd aan de Technical Manager. Er hoeft geen separate beoordelingsbeslissing genomen te worden als de CKI het toezicht op de kwaliteit van het oordeel van de inspecteur op een andere wijze aantoonbaar heeft geborgd.

4.20 GELDIGHEIDSDUUR VERKLARING

Hiervoor wordt verwezen naar de vastgestelde termijnen zie Warenwetregeling drukapparatuur, artikel 6.

4.21 GELDIGHEIDSCONDITIES

Met betrekking tot de geldigheidsduur van het certificaat of de verklaring worden condities gesteld. Indien niet meer voldaan wordt aan deze condities, kan dat consequenties hebben voor het certificaat/verklaring.

Een ‘certificaat/verklaring’ verliest zijn geldigheid in de volgende gevallen:

  • Indien de verklaring is gebaseerd op door de houder van de verklaring verstrekte foutieve gegevens;

  • Indien aan de apparatuur waarvoor de verklaring is afgegeven wijzigingen zijn aangebracht;

  • Indien aan de apparatuur waarvoor de verklaring is afgegeven reparaties zijn verricht;

  • Indien er aanwijzingen zijn dat de mechanische integriteit van de apparatuur verkeerd is beoordeeld;

  • Indien zich incidenten ( waaronder ook het buiten het ‘operation window’ treden) hebben voorgedaan waardoor de mechanische integriteit van de apparatuur kan zijn aangetast;

  • Indien de ’operation conditions’ van de apparatuur dusdanig veranderen dat de aan de integriteit te stellen eisen verhoogd moeten worden.

4.22. KLACHTEN OVER DE CKI

Een adequate behandeling van klachten is belangrijk voor het creëren van vertrouwen in certificatie en belangrijk voor de bescherming van zowel de certificaathouders als de gebruikers van certificaten.

Aan een CKI worden onder meer de volgende eisen gesteld:

  • Een openbaar toegankelijke klachtenprocedure dient aanwezig te zijn.

  • de klachtenprocedure bevat minimaal het volgende: een beschrijving van het proces van ontvangen, onderzoeken en beoordelen van de klacht; de wijze van volgen van de klacht en acties als vervolg daarop; en de wijze waarop wordt verzekerd dat correctieve acties worden uitgevoerd.

  • De beslissing over de reactie op de klacht dient te worden genomen door personen die niet betrokken zijn bij het onderwerp van de klacht.

  • Indieners van klachten dienen, indien mogelijk, op de hoogte te worden gehouden van de ontvangst van de klacht, de voortgang van behandeling en de uitkomst.

4.22.1 Klachten over het bedrijf of de persoon

Indien de CKI klachten van derden, zoals een opdrachtgever, ontvangt over het voldoen aan dit schema door het bedrijf of de persoon die een aanvraag voor het certificaat heeft ingediend of certificaathouder is, dient de CKI de klager te verwijzen naar het bedrijf of de persoon. De CKI dient de klacht te betrekken bij de eerstvolgende beoordeling bij het betreffende bedrijf of de betreffende persoon.

Echter, indien het naar de mening van de CKI een ernstige klacht betreft, dient de CKI, naast de behandeling door het bedrijf of de persoon, zelf ook direct te beoordelen of de klacht gevolgen dient te hebben voor de beslissing m.b.t. certificatie.

In dat geval dient de CKI af te wegen of het gewenst is een extra beoordeling uit te voeren. De kosten van deze extra beoordeling komen in beginsel voor rekening van de certificaathouder.

4.22.2 Klachtenregeling

Inleiding

In deze werkinstructie wordt de afhandeling van een klacht besproken. Voor iedere afzonderlijke klacht wordt een apart klachtenformulier ingevuld.

Werkwijze

Wanneer iemand probeert een klacht telefonisch of mondeling te melden, wordt aan hem/haar gevraagd deze schriftelijk te verwoorden. Als een klacht schriftelijk binnenkomt wordt deze meteen naar de kwaliteitsmanager gebracht en indien de klachtafhandelaar duidelijk is krijgt hij/zij meteen een kopie van de klacht.

De kwaliteitsmanager registreert de klacht op een klachtenformulier en stelt de directeur CKI op de hoogte van de klacht. De directeur van de CKI wijst de klachtafhandelaar aan. De kwaliteitsmanager vermeldt de klachtafhandelaar op het klachtenformulier en brengt de klachtafhandelaar schriftelijk op de hoogte van de klacht. De klachtafhandelaar informeert de indiener van de klacht schriftelijk over de ontvangst van de klacht.

Eenvoudige zaken

Klachtafhandelaar stuurt klacht door naar betrokken bedrijf/persoon; stelt indiener op de hoogte legt dossier aan tbv voortgangsbewaking en meenemen afhandeling klacht door bedrijf/persoon bij eerstvolgende beoordeling.

Ernstige klachten

Klachtafhandelaar beoordeelt de klacht en stelt vast of de klacht een incident betreft of dat de klacht moet leiden tot een aanpassing in de werkwijze.

Indien het een incident betreft, wordt de indiener daarvan op de hoogte gesteld. De klachtafhandelaar bedenkt samen met de indiener binnen drie weken na het indienen van de klacht een oplossing voor de afhandeling en betrekt bedrijf/persoon hierbij.

De oplossing zoals die met de indiener is besproken wordt vastgelegd op het klachtenformulier. Hier wordt tevens vermeld dat het gaat om een incident.

Indien de klacht een aanpassing van de werkwijze vergt bedenkt de klachtafhandelaar binnen 10 dagen een verbetervoorstel en bespreekt dit met de kwaliteitsmanager en betrekt bedrijf/persoon hierbij. Het verbetervoorstel moet een structurele verbetering inhouden van de werkwijze. Het verbetervoorstel wordt ingevuld op het klachtenformulier.

De klachtafhandelaar stelt de indiener op de hoogte van de afhandeling van de klacht.

De kwaliteitsmanager maakt de gewijzigde werkwijze bekend.

De kwaliteitsmanager start, indien nodig, een vervolgonderzoek naar de invoering van het verbetervoorstel. De bevindingen worden vastgelegd op het klachtenformulier. Het klachtenformulier wordt gearchiveerd.

4.23. BEZWAARPROCEDURE

Onderstaand worden de stappen beschreven die nodig zijn voor het afhandelen van een bezwaarschrift. Een dergelijk bezwaarschrift kan bijvoorbeeld ingediend worden tegen besluiten van de CKI inzake het niet (opnieuw) verlenen, schorsen of intrekken van een certificaat.

Werkwijze

Algemeen:

  • Een door of namens de CKI genomen besluit, dat is een definitieve uitslag of eindoordeel, wordt schriftelijk ter kennis van de belanghebbende gebracht.

  • Onder een besluit wordt tevens verstaan het weigeren te beslissen of het niet tijdig nemen van een beslissing.

  • De CKI stelt de belanghebbende in haar correspondentie in kennis van de mogelijkheid van het indienen van een bezwaarschrift door middel van de volgende clausule:

    ‘ Ingevolge de CKI procedure ‘bezwaarschriftprocedure’ kan door een belanghebbende met betrekking tot dit besluit een bezwaarschrift ingediend worden. Daartoe moet binnen zes weken na de datum van verzending van het besluit een bezwaar worden ingediend bij de CKI. In het bezwaarschrift moet gemotiveerd worden aangegeven waarom het gegeven besluit niet juist gevonden wordt. Verzocht wordt bij het bezwaarschrift een kopie van het bestreden besluit toe te voegen.’

  • Het bezwaarschrift dient in ieder geval de volgende elementen te bevatten:

    • o naam en adres indiener

    • o dagtekening

    • o een omschrijving van het bestreden besluit

    • o de gronden van het bezwaar.

  • Het bezwaarschrift schort de werking van het besluit niet op.

  • Het bezwaarschrift leidt tot heroverweging van het besluit waartegen het is gericht.

Het bezwaar wordt niet-ontvankelijk verklaard:

  • indien niet aan de gestelde termijn van indienen wordt voldaan. Dit geldt niet als de indiener aantoont dat hij redelijkerwijs niet in verzuim is geweest

  • in andere gevallen dan genoemd onder a, als geen gebruik gemaakt wordt van de door de CKI geboden gelegenheid tot verzuimherstel

  • het bezwaar wordt verder niet-ontvankelijk verklaard als het, bij het niet van toepassing zijn van een termijn, onredelijk laat wordt ingediend. Dit geldt uitsluitend wanneer het bezwaar betrekking heeft op het niet tijdig nemen van een besluit.

Procedure

  • De CKI neemt kennis van het bezwaarschrift en bevestigt binnen twee weken de ontvangst.

  • De CKI biedt gelegenheid tot het horen van de indiener.

  • Het bezwaarschrift wordt gemeld bij de kwaliteitsmanager die het bezwaar registreert.

  • Het horen betreft met name de vakinhoudelijke aspecten die geleid hebben tot het besluit en dient binnen in beginsel zes weken na het vaststellen dat een hoorprocedure aan de orde is, plaats te vinden.

  • Het horen kan geschieden door de CKI of door een of meer door de CKI benoemde ter zaken kundige. Het horen geschiedt door een persoon of personen die niet betrokken is/zijn geweest bij de voorbereiding van het besluit, en geen binding hebben met de belanghebbende.

  • Het horen geschiedt op een door de CKI te bepalen tijdstip binnen de gangbare kantooruren.

  • Relevante stukken kunnen tot 10 dagen voor de hoorzitting worden ingediend en liggen gedurende een week voor de zitting ter inzage.

  • Van het horen wordt afgezien indien het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk of kennelijk ongegrond is, inmiddels aan het bezwaar is tegemoetgekomen, of indien belanghebbende verklaart hiervan geen gebruik te maken.

  • Van het horen wordt een verslag gemaakt. Het verslag wordt bij de beslissing op het bezwaar gevoegd.

  • De hoorcommissie brengt tevens advies aan de CKI.

Beslissing op het bezwaarschrift

  • De CKI beslist aan de hand van de haar ter beschikking staande gegevens binnen zes weken, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken. De beslistermijn kan eenmaal met ten hoogste 6 weken worden verlengd. Daarna kan de termijn slechts met toestemming van de belanghebbende worden verlengd.

  • De CKI zal, bij het gegrond verklaren van het bezwaar, de beslissing herroepen en een nieuwe beslissing ter zake nemen.

  • Van haar beslissing op het bezwaar zal de CKI de onderbouwing en motivering aan belanghebbende meedelen.

Bestuursrechter

  • Indien de inhoud of strekking van de nieuwe beslissing de belanghebbende hiertoe aanleiding geeft, dient hij zich in voorkomend geval te wenden tot de bestuursrechter.

  • De CKI zal de belanghebbende in haar beslissing op bezwaar wijzen op deze mogelijkheid.

4.24 NORMEN EN TECHNISCHE MAATSTAVEN

Het CCvD-DA dient te zorgen voor een eenduidige norminterpretatie. Toch kan het voorkomen dat er in de operationele fase verschillende interpretaties bestaan van één of meerdere in werkveldspecifieke certificatieschema’s gehanteerde begrippen.

Mocht het gebeuren dat certificaathouders, CKI’s of andere belanghebbenden uiteenlopende definities hanteren en hierover meningsverschillen bestaan, dan dienen afwijkende interpretaties te worden voorgelegd aan het CCvD-DA.

Onder verwijzing naar EN ISO/IEC 17020, punt 7.6 met betrekking tot documentatie en punt 10.1 en 10.3 met betrekking tot keuringsmethoden en -procedures moet de CKI een beleid voeren betreffende toe te passen technische maatstaven zoals hieronder is aangegeven.

Als maatstaven worden voor de overeenstemmingsbeoordeling, beoordeling druksystemen de essentiële veiligheidseisen van bijlage I van de Richtlijn en voor de keuring vóór ingebruikneming, de herkeuring, reparatie en wijzigingen en intredekeuring de eisen van het besluit en de regeling toegepast. Ter nadere invulling van deze eisen kunnen één of meerdere van de volgende technische maatstaven worden toegepast:

  • a) De Richtlijn, Guidelines van de Commission’s Working Group ‘Pressure’ en Working Party Guidelines (WPG’s);

  • b) Het Besluit en de Regeling;

  • c) Geharmoniseerde Europese normen;

  • d) Ontwerpen voor (geharmoniseerde) Europese normen;

  • e) Nationale of internationale normen dan wel andere relevante (inter)nationale maatstaven;

  • f) Praktijkregels voor Drukapparatuur (PRD’s);

  • g) Zo nodig eigen maatstaven van de CKI of gebruiker.

4.24.1 Beheer

De referenties van de onder paragraaf 4.25 a, b, c, e en f genoemde technische maatstaven moeten door de CKI worden beschreven en als 'beheerde documenten' aanwezig of op andere wijze (via Internet, Perinorm) beschikbaar te zijn.

4.24.2 Procedure

De CKI moet beschikken over een schriftelijke procedure die beschrijft hoe bij toepassing van de onder paragraaf 4.24 a, b, d, e en g genoemde technische maatstaven in het kader van dit schema de overeenstemming daarvan met de essentiële veiligheidseisen van bijlage I van de Richtlijn wordt vastgesteld.

De resultaten van die vaststelling worden gedocumenteerd.

4.24.3 Permanente verbindingen

Daar waar van lassen wordt gesproken, wordt bedoeld permanente verbinding; daar waar van lasser wordt gesproken, wordt bedoeld de uitvoerende van een permanente verbinding.

De CKI moet in staat zijn om:

  • De contractuele eisen te beoordelen ten aanzien van de lastechniek zoals die door de afnemer ter beschikking worden gesteld, dan wel door het bedrijf zelf zijn opgesteld;

  • Het ontwerp op lastechnische zaken te beoordelen;

  • Bij de uitbesteding van werkzaamheden te kunnen garanderen dat alle van toepassing zijnde lastechnische eisen aan de toeleverancier worden verstrekt;

  • Die zekerstellen dat de lastechnische eisen worden vastgelegd.

De CKI moet vaststellen dat de fabrikant:

  • Over voldoende en vakkundig lastechnisch personeel beschikt. Het gaat daarbij met name om de lassers en het lastoezicht. De fabrikant moet hiertoe een bewijs van vakbekwaamheid van alle betrokkene lassers en lastoezicht overleggen dat voldoet aan de eisen van de gekozen normen/codes. Dit bewijs moet voor categorie II, III en IV zijn goedgekeurd door de CKI of een erkende onafhankelijke instelling (PED art. 13).

  • Over voldoende en vakkundig personeel beschikt voor keuring, beproeving en onderzoek. De fabrikant moet hiertoe een bewijs van vakbekwaamheid van alle betrokken personeel voor niet-destructief onderzoek overleggen dat voldoet aan de eisen van het gekozen normstelsel. Dit bewijs moet voor categorie III en IV zijn goedgekeurd door een andere erkende onafhankelijke instelling (PED art 13).

De CKI moet in staat zijn bij de fabrikant de doelmatigheid van procedures te beoordelen die de hoeveelheid, geschiktheid en staat van onderhoud van de bij de fabrikant beschikbare uitrusting voor fabricage en beproeving te bepalen.

De CKI moet de beschikbaarheid van de door de fabrikant te gebruiken lasmethodebeschrijvingen en of lastechnische werkinstructies beoordelen en voldoende waarborging verkrijgen dat deze in de productie worden gebruikt. De fabrikant zal hiertoe moeten aantonen dat de door hem gebruikte lasmethodebeschrijvingen voldoen aan de minimale eisen zoals zijn vastgelegd in het gekozen normstelsel en dat hij over een effectieve procedure beschikt die zeker stelt dat deze lasmethodebeschrijvingen worden gebruikt in de productie.

De CKI moet de doelmatigheid en geldigheid van de door de fabrikant toegepaste lasprocedures of lastechnische werkinstructies beoordelen. De fabrikant zal daartoe dienen aan te tonen dat de door hem toegepaste lasprocedures zijn gekwalificeerd conform de eisen van het gekozen normstelsel en dat de toepassing plaatsvindt binnen de in dat gekozen normstelsel geldigheidsgebieden. Dit bewijs moet voor categorie II, III en IV zijn goedgekeurd door de CKI of een andere erkende onafhankelijke instelling (PED art. 13).

De CKI moet de aanwezigheid en doelmatigheid van procedures ter behandeling van basis- en lasmaterialen tijdens opslag en gebruik bij de fabrikant beoordelen.

De CKI moet beoordelen of de door de fabrikant toegepaste lastoevoegmaterialen in overeenstemming zijn met de essentiële veiligheidseisen,zoals omschreven in bijlage I van de Richtlijn paragrafen 4.1, 4.2.a en 4.3 1e alinea.

De CKI moet een eventuele laatste warmtebehandeling van de fabrikant beoordelen.

De CKI moet procedures voor aan het lassen gerelateerde keuringen en beproevingen vóór, tijdens en na het lassen uitgevoerd door, of in opdracht van de fabrikant, te beoordelen.

4.24.4 Materialen

De CKI moet over procedures beschikken waarin de beoordeling van de gebruikte materialen voor drukdragende delen wordt geregeld. Deze procedures dienen tenminste te beoordelen of de gebruikte materialen een Europese materiaal goedkeuring hebben en voor categorie II, III en IV, of de begeleidende keuringsdocumenten voldoen aan de eisen van NEN-EN 10204:1995 type 3.1B; 3.1C of 3.2 of NEN-EN 10204:2004 type 3.1 of 3.2, rekeninghoudende met de eisen vermeld in de Richtlijn bijlage I art. 4.1 en 4.2. en vaststelling typesoort keuringsrapport.

De CKI moet vaststellen dat de fabrikant over doelmatige procedures beschikt om de naspeurbaarheid van de gebruikte materialen voor drukdragende delen, van ontvangst via productie tot eindcontrole te borgen. Personeel van de fabrikant dat door de fabrikant bevoegd is verklaard tot het herwaarmerken van materiaal zal door de CKI beoordeeld worden op hun kennis van materialen, materiaalvoorschriften en de onafhankelijkheid ten opzichte van de productie binnen de organisatie van de fabrikant.

De CKI moet over procedures beschikken hoe materialen die geen Europese Materiaalgoedkeuring hebben, worden beoordeeld conform de Richtlijn bijlage I 4.2. (bijvoorbeeld aparte materiaalbeoordeling).

De CKI moet procedures hebben hoe de resultaten van de beoordeling van materialen zonder Europese goedkeuring, gecommuniceerd worden met andere aangemelde CKI’s.

5. TOEZICHT
5.1 INLEIDING

De beoordeling van drukapparatuur is veelal een op zich staande activiteit waarbij na de initiële beoordeling er geen controles in de vorm van periodieke of onaangekondigde bezoeken plaatsvinden. Voor een aantal beoordelingsmodules vinden echter wel onaangekondigde bezoeken plaats. Hieronder is aangegeven voor welke beoordelingsmodules dit van toepassing is en voor welke niet. Tevens is aangegeven in welke paragraaf deze bezoeken nader worden omschreven.

Nieuwbouwfase

Module

Aanduiding

Onaangekondigd bezoek

Ja / Nee

Zie voor nadere omschrijving

Interne fabricagecontrole met toezicht op de eindcontrole

A1

Ja

Paragraaf 5.3.1

EG-typeonderzoek

B

Nee

--

EG-ontwerponderzoek

B1

Nee

--

Overeenstemming met het type door toezicht op de eindcontrole

C1

Ja

Paragraaf 5.3.2

Productkeuring

F

Nee

--

EG-eenheidskeuring

G

Nee

--

Volledige kwaliteitsborging met controle van het ontwerp en bijzonder toezicht op de eindcontrole

H1

Ja

Paragraaf 5.3.3

Naast de modules inzake de overeenstemmingsbeoordelingen zijn er geen (onaangekondigde) bezoeken noodzakelijk voor samenstellen volgens artikel 10 lid 2 van de PED en voor druksystemen artikel 12a van het Warenwetbesluit drukapparatuur.

Ingebruiknemingsfase

Aanwijzingskavel

Aanduiding module

Nacontroles

Ja / Nee

Zie voor nadere omschrijving

Keuring voor ingebruikneming

KvI

Nee

--

Gebruiksfase

Aanwijzingskavel

Nacontroles

Ja / Nee

Zie voor omschrijving

Herkeuring met vaste termijnen

Nee

--

Beoordelen van termijnverlenging

*

--

Beoordelen van termijnflexibilisering

*

--

Intredekeuring

Nee

--

Beoordelen wijzigingen en/of reparaties

*

--

Toezicht op de IVG

*

--

* Er vinden wel toetsmomenten plaats die tussen de CKI en de gebruiker nader worden afgestemd.

5.2 TOEGANG

Indien voor het houden van toezicht noodzakelijk is dat de CKI, de nationale accreditatie-instantie en de Inspectie SZW zich toegang verschaffen tot gegevens over het product en het product zelf, wordt in deze paragraaf de toegang hiertoe geregeld.

Voor het houden van toezicht is het noodzakelijk dat de CKI toegang krijgt tot de hiertoe benodigde gegevens om het toezicht zoals omschreven in paragraaf 5.3 mogelijk te maken.

5.3 DE FREQUENTIE EN WIJZE VAN UITVOERING VAN HET TOEZICHT

Vaststelling van de frequentie van het toezicht wordt niet door het CCvD-DA vastgesteld, maar is voor nieuwbouw vastgelegd in modules van de Richtlijn drukapparatuur en voor de ingebruikneming en periodieke herkeuring in het Warenwetbesluit drukapparatuur.

5.3.1 Module A1
5.3.1.1 Beoordeling van de methode van de eindcontrole

De CKI beoordeelt, op basis van desbetreffende eisen volgens de Richtlijn (PED bijlage I, punt 3.2) en een onderzoek op de plaats van fabricage, inspectie of opslag, de wijze van verrichten van de eindcontrole door de fabrikant op de aspecten:

  • aard en omvang, doeltreffendheid, implementatie en aantoonbaarheid.

5.3.1.2 Monsternameplan

De CKI stelt een monsternameplan vast conform de onderstaande bepalingen:

  • minimaal één (1) onaangekondigd bezoek per afzonderlijke partij (‘lot/batch’) in van de onderhavige drukapparatuur in het eerste productiejaar.

  • de frequentie van de onaangekondigde bezoeken na het initiële bezoek wordt bepaald op basis van de onderstaande criteria:

    • minimaal één (1) onaangekondigd bezoek per afzonderlijke partij (‘lot/batch’) van de onderhavige drukapparatuur resp. per productiejaar;

    • de resultaten van vroegere bezoeken in het kader van toezicht op de eindcontrole;

    • significante wijzigingen in de organisatie van de fabrikant resp. het fabricageproces van de onderhavige drukapparatuur.

  • definitie van het controlemonster (= één of meerdere drukapparaten) conform ISO 2859 deel 1 en de volgende parameters:

    • het inspectieniveau (‘general inspection level’): II;

    • de monstername: aselect (‘at random’) en enkel (‘single’);

    • de intensiteit: normaal (‘normal’);

    • het aanvaardbaarheidscriterium: de resultaten van de eindcontrole van het controlemonster zijn in overeenstemming met de desbetreffende eisen van de Richtlijn i.c. de technische documentatie.

Opmerking:

De definitie van een controlemonster conform een methodiek gelijkwaardig aan de gespecificeerde methode volgens ISO 2859 deel 1 en de bijhorende parameters is een aanvaardbaar alternatief.

5.3.1.3 Uitvoering toezicht op de eindcontrole

De CKI verricht het toezicht op de eindcontrole door het afleggen van een of meerdere onaangekondigd(e) bezoek(en) conform het vastgestelde monsternameplan.

De CKI verricht de onderstaande activiteiten in het kader van het toezicht op de eindcontrole:

  • het aanwijzen van het controlemonster op de plaats van fabricage of opslag.

  • het verrichten of laten verrichten van de gehele of gedeeltelijke eindcontrole aan het controlemonster conform de Richtlijn, bijlage I, punt 3.2, te weten:

    • eindinspectie en bijbehorende technische documentatie;

    • beproeving;

    • onderzoek van de veiligheidsvoorzieningen in geval van samenstellen.

Een overzicht van de relevante toetsingselementen in het kader van de uitvoering van het toezicht op de eindcontrole is vastgelegd in de toetsingslijst ‘fabricage en eindcontrole drukapparatuur – nieuwbouw – gebruiksfase’ (bijlage 3)

5.3.2 Module C1
5.3.2.1 Beoordeling van de methode van de eindcontrole

De CKI beoordeelt, op basis van desbetreffende eisen volgens de Richtlijn – bijlage 1, punt 3.2 en een onderzoek op de plaats van fabricage, inspectie of opslag, de wijze van verrichten van de eindcontrole door de fabrikant op de aspecten:

  • aard en omvang, doeltreffendheid, implementatie en aantoonbaarheid.

5.3.2.2 Monsternameplan

De CKI stelt een monsternameplan vast conform de onderstaande bepalingen:

  • minimaal één (1) onaangekondigd bezoek per afzonderlijke partij (‘lot/batch’) in van de onderhavige drukapparatuur in het eerste productiejaar.

  • de frequentie van de onaangekondigde bezoeken na het initiële bezoek wordt bepaald op basis van de onderstaande criteria:

    • minimaal één (1) onaangekondigd bezoek per afzonderlijke partij (‘lot/batch’) van de onderhavige drukapparatuur resp. per productiejaar;

    • de resultaten van vroegere bezoeken in het kader van toezicht op de eindcontrole;

    • significante wijzigingen in de organisatie van de fabrikant resp. het fabricageproces van de onderhavige drukapparatuur.

  • definitie van het controlemonster (= één of meerdere drukapparaten) conform ISO 2859 deel 1 en de volgende parameters:

    • het inspectieniveau (‘general inspection level’): II;

    • de monstername: aselect (‘at random’) en enkel (‘single’);

    • de intensiteit: normaal (‘normal’);

    • het aanvaardbaarheidscriterium: de resultaten van de eindcontrole van het controlemonster zijn in overeenstemming met de desbetreffende eisen van de Richtlijn i.c. de technische documentatie.

Opmerking:

De definitie van een controlemonster conform een methodiek gelijkwaardig aan de gespecificeerde methode volgens ISO 2859 deel 1en de bijhorende parameters is een aanvaardbaar alternatief.

5.3.2.3 Uitvoering toezicht op de eindcontrole

De CKI verricht het toezicht op de eindcontrole door het afleggen van een of meerdere onaangekondigd(e) bezoek(en) conform het vastgestelde monsternameplan.

De CKI verricht de onderstaande activiteiten in het kader van het toezicht op de eindcontrole:

  • het aanwijzen van het controlemonster op de plaats van fabricage of opslag.

  • het verrichten of laten verrichten van de gehele of gedeeltelijke eindcontrole aan het controlemonster conform punt 3.2 (bijlage 1, Richtlijn), t.w.:

    • eindinspectie en bijbehorende technische documentatie;

    • beproeving;

    • onderzoek van de veiligheidsvoorzieningen in geval van samenstellen.

Een overzicht van de relevante toetsingselementen in het kader van de uitvoering van het toezicht op de eindcontrole is vastgelegd in de toetsingslijst ‘toezicht op de eindcontrole – nieuwbouw – gebruiksfase’ (bijlage 3)

5.3.3 Module H1

Procedure voor het verscherpt toezicht op de eindcontrole.

Door middel van onaangekondigde bezoeken vindt verscherpt toezicht plaats op de eindcontrole. Het doel is om te controleren of de eindcontrole door de fabrikant van drukapparatuur voldoet aan de desbetreffende eisen van de richtlijn. Naast toezicht op de eindcontrole vinden in het kader van deze nieuwbouwmodule herbeoordelingen van het kwaliteitsysteem plaats. Voor een nadere beschrijving hiervan wordt verwezen naar document ‘Schema Beoordeling Systemen (drukapparatuur)’.

5.3.3.1 Benodigde basisinformatie

De CKI dient voor de uitvoering van het toezicht op de eindcontrole te beschikken over een door de fabrikant ter beschikking te stellen productieschema (planning), dan wel, om praktische redenen, een voldoend gedetailleerd productieschema over door de CKI vast te stellen bepaalde perioden, teneinde een onaangekondigd bezoek daar effectief op te kunnen afstemmen.

5.3.3.2 Frequentie van de onaangekondigde bezoeken

De CKI stelt de bezoekfrequentie vast conform de onderstaande bepalingen:

  • minstens één onaangekondigd bezoek in het eerste productiejaar van de onder deze module vervaardigde drukapparatuur.

  • de frequentie van de onaangekondigde bezoeken in de periode na het eerste bezoek wordt bepaald op basis van de onderstaande criteria:

    • minstens één onaangekondigd bezoek per jaar;

    • de resultaten van vroegere onaangekondigde bezoeken m.b.t. de eindcontrole;

    • significante wijzigingen in de organisatie, respectievelijk het fabricageproces van de onderhavige drukapparatuur.

Opmerking

De hier beschreven onaangekondigde bezoeken zijn complementair t.o.v. de in paragraaf 5.2.6.2 van het schema voor beoordeling van systemen.

5.3.3.3 Uitvoering

Tijdens een onaangekondigd bezoek beoordeelt de CKI, aan de hand van een controle op de plaats van fabricage, inspectie of opslag, of de eindcontrole door de fabrikant voldoet aan het gestelde daaromtrent in het goedgekeurde kwaliteitssysteem van de fabrikant, met name het richtlijn specifieke deel daarvan, en daarmee aan de desbetreffende eisen van de richtlijn conform de toetsingslijst ‘fabricage en eindcontrole drukapparatuur – nieuwbouw – gebruiksfase (bijlage 3)

Zij voert deze controle uit aan apparatuur die ten tijde van het bezoek een eindcontrole ondergaat, dan wel recent heeft ondergaan en voor de controledoeleinden nog beschikbaar en geschikt is.

Indien de fabrikant verschillende apparatuur onder deze module produceert, dan wel voor de fabricage sterk verschillende methoden toepast, hanteert de instantie een vastgelegde methodiek die bewerkstelligt dat de genoemde controle in de tijd methodisch over die verschillende apparatuur resp. fabricagemethoden wordt verdeeld.

5.4 VERSLAG VAN BEVINDINGEN

De CKI stelt een verslag op van haar bevindingen tijdens het toezicht. Dit verslag wordt ter beschikking gesteld aan de houder van het certificaat/ de verklaring. Deze kan hierop een verzoek tot herziening voor indienen, zie paragraaf 4.23.

De rapportages bevatten ten minste de informatie conform het overzicht ‘minimum inhoud (inspectie-)rapportages – nieuwbouw – gebruiksfase’ (bijlage 4).

De aanvraag, de desbetreffende technische documentatie, het productieschema, het monsternameplan, de (inspectie-)rapportages en de overige relevante documentatie worden door de CKI bewaard (minimale bewaartermijn = 10 jaar).

5.5 MAATREGELEN

Indien blijkt dat een product niet of niet meer voldoet aan de eisen of normen waaraan een CKI heeft getoetst, heeft dit maatregelen door de CKI tot gevolg. De maatregelen strekken ertoe dat op zo kort mogelijke termijn voldaan wordt aan genoemde eisen of normen.

Zo kan het gebeuren dat het eerder afgegeven certificaat/verklaring wordt ingetrokken of dat er geen certificaat/verklaring wordt afgegeven. In ieder geval dient een duidelijke onderbouwing van de beslissing opgesteld te worden, met daarin de reden voor het weigeren, schorsen of intrekken van een certificaat of verklaring.

Dit betreft met name de nieuwbouw modules A1 en C1 en de bijbehorende maatregelen zijn omschreven in paragraaf 4.5.3 en 4.8.4.

Er dient door de CKI informatie-uitwisseling met de Inspectie SZW plaats te vinden over geconstateerde gevaarlijke situaties bij werkzaamheden die door een afgegeven of nog af te geven verklaring of certificaat worden gereguleerd en waardoor de veiligheid of de gezondheid van werknemers of derden in gevaar kan worden gebracht.

DEEL II:

Deel 2 van dit schema bevat de normen die gelden voor een verklaring voor producten in een werkveld drukapparatuur. Beschreven wordt achtereenvolgens:

  • het onderwerp van de verklaring (ie hoofdstuk 6);

  • de inhoudelijke eisen (inclusief de geldigheidscondities) die gelden voor het certificaat of de verklaring (zie hoofdstuk 7);

  • de wijze waarop het voldoen aan de eisen wordt beoordeeld en gerapporteerd (zie hoofdstuk 8);

  • te stellen eisen aan format van de verklaring (zie hoofdstuk 9).

6. ONDERWERP VAN VERKLARING

Het Schema voor beoordeling van producten (drukapparatuur) is door de Stichting CCvD-DA voorgesteld en door het ministerie van SZW – inclusief eventuele aanpassingen – vastgesteld

De te beoordelen producten betreffen drukapparatuur.

Drukapparatuur zijn, stationair opgestelde enkelvoudige en/of samenstellingen van drukvaten, of -leidingen met een maximaal toelaatbare druk van meer dan 0,5 bar. En-kele voorbeelden zijn:

  • stoomketels;

  • procestanks;

  • koelinstallaties;

  • cryogene opslagtanks;

  • installatieleidingen;

  • veiligheidsappendages voor de beveiliging van drukapparatuur;

  • etc.

De producten worden in diverse fases van de levenscyclus beoordeeld, te weten de nieuwbouw, voor ingebruikneming en tijdens gebruiksfase. Afhankelijk van de fase worden verschillende verklaringen afgegeven.

7. EISEN

Dit hoofdstuk bevat de werkveldspecifieke normen waaraan een product moet voldoen, alsmede de wijze waarop de toetsing daarvan plaatsvindt.

7.1 BEOORDELINGSEISEN

Producten worden alleen in de handel gebracht en in gebruik genomen wanneer deze niet de veiligheid of gezondheid van de gebruiker of andere in Richtlijn 97/23/EG van het Europese Parlement en de Raad van 29 mei 1997 (Pressure Equipment Directive) opgenomen algemene belangen in gevaar brengen, wanneer zij op juiste wijze en voor geëigende doelen worden gefabriceerd, geïnstalleerd, gebruikt en onderhouden.

7.1.1 Eisen in de nieuwbouwfase

In de nieuwbouwfase dienen producten te voldoen aan essentiële veiligheidseisen.

Indien de fabrikant gebruik maakt van de Europese geharmoniseerde normen, en voor samenbouw PRD 2.1 (Samenbouw van drukapparatuur en beveiliging), ter invulling van de essentiële veiligheidseisen, dan mag hij ervan uitgaan dat zijn product voldoet aan de betreffende eisen.

7.1.2 Eisen voor ingebruiknemingsfase

Ten aanzien van de ingebruikname gelden:

  • Het Warenwetbesluit Drukapparatuur;

  • De Warenwetregeling Drukapparatuur;

  • PRD 2.2: Keuring voor ingebruikneming.

Indien de gebruiker van drukapparatuur gebruik maakt van PRD 2.2, dan mag hij ervan uitgaan dat voldaan wordt aan het Besluit Drukapparatuur en de Warenwetregeling Drukapparatuur.

7.1.3 Eisen voor gebruiksfase

Drukapparatuur wordt onderworpen aan periodieke inspecties indien te verwachten is dat deze producten tijdens gebruik onderhevig zijn aan slijtage of anderszins wat veiligheid betreft achteruit gaan. Ten aanzien van deze periodieke inspecties zijn van toepassing:

  • Het Warenwetbesluit Drukapparatuur;

  • De Warenwetregeling Drukapparatuur;

  • De PRD’s.

Indien de gebruiker van drukapparatuur gebruik maakt van de PRD’s, dan mag hij er-van uitgaan dat voldaan wordt aan het Besluit Drukapparatuur en de Warenwetregeling Drukapparatuur.

8. TOETSMETHODIEK

Voor toetspunten voor nieuwbouw wordt verwezen naar bijlage 1 ‘Essentiële veiligheidseisen’ van de Richtlijn drukapparatuur (97/23/EG). Voor de ingebruikneming en gebruiksfase wordt voor de toetspunten verwezen naar de Warenwetbesluit en Warenwetregeling Drukapparatuur en de Praktijkregels Drukapparatuur (PRD’s), zie ook hoofdstuk 7 van dit schema.

9. DE VERKLARINGEN

Indien drukapparatuur, druksysteem of samenstel na beoordeling bij nieuwbouw, ingebruikneming of gebruiksfase is goedgekeurd, ontvangt de aanvrager een verklaring. In het onderstaande overzicht wordt aangegeven welke verklaringen kunnen worden afgegeven. In de betreffende bijlage wordt aangegeven welke gegevens deze ‘verklaringen’ minimaal dienen te bevatten:

Bijlage 1: Overzicht – minimum inhoud ‘certificate of conformity’

Bijlage 2: Overzicht – minimum inhoud ‘(EG-)verklaring van type-/ontwerponderzoek – nieuwbouw’

Bijlage 4: Overzicht – minimum inhoud ‘(inspectie) rapportages – nieuwbouw – gebruiksfase’

Bijlage 8: (Voorlopige) Verklaring van ingebruikneming

Bijlage 9: Verklaring van herkeuring

Bijlage 10: Verklaring van intredekeuring en ingebruikneming

Bijlage 1: Overzicht – minimum inhoud ‘certificate of conformity’

De elementen met een vereiste vermelding in de (EG-)verklaring van overeenstemming (‘certificate of conformity’) met betrekking tot de – door de CKI – verrichte proeven aan de desbetreffende drukapparatuur of druksysteem, zijn in het onderstaande overzicht gespecificeerd.

  • Fabrikant:

    • * naam.

    • * adres.

    • * merknaam (bij druksysteem niet van toepassing).

  • Gegevens drukapparaat of drukapparaten of druksysteem:

    • * benaming drukapparaat, samenstel of druksysteem.

    • * identificatie drukapparaat, samenstel of druksysteem (b.v. serie- of fabricagenummer).

    • * fabricagejaar.

    • * referentie(s) fabrikant/gebruiker optredend als fabrikant.

    • * referentie en datum verklaring van overeenstemming fabrikant/gebruiker

    • * tekeningnummer en versieaanduiding van samenstellingtekening(en).

    • * categorie-indeling*.

    • * ontwerpdruk i.c. minimaal/maximaal toelaatbare druk (PS)*.

    • * ontwerptemperatuur i.c. minimaal/maximaal toelaatbare temperatuur (TS)*.

    • * volume (V) of afmetingen (DN)*.

    • * medium en stofindeling*.

    • * corrosietoeslag.

  • Veiligheidsappendages:

    • * capaciteit*.

    • * instelgegevens*.

    • * datum van afstelling*.

  • Toegepaste overeenstemmingsbeoordelingsprocedure(s) c.q. module(s)*.

  • Specificatie van de verrichte proeven (= beoordelings-, onderzoek- en beproevingsactiviteiten).

  • Ontwerp (type- of ontwerponderzoek of eenheidskeuring):

    • * naam en adresgegevens CKI.

    • * identificatienummer CKI.

    • * KvK-nummer CKI

    • * certificaatnummer / referentie van een beoordelingsrapport van het ontwerp (module G).

    • * datum.

  • Fabricage c.q. vervaardiging:

    • * naam en adresgegevens CKI

    • * identificatienummer CKI

    • * certificaatnummer.

    • * datum.

  • Verklaring:

    • * de resultaten van de verrichte proeven.

    • * goedkeuringsdatum.

    • * naam en functie ondertekenaar c.q. beslissingbevoegde functionaris.

    • * handtekening (vrijgave resp. autorisatie) en stempel CKI.

Bijlage 2: Overzicht – minimum inhoud ‘(EG-)verklaring van type-/ontwerponderzoek’

De elementen met een vereiste vermelding in de (EG-)verklaring van type-/ontwerponderzoek met betrekking tot de conclusies van de – door de CKI – verrichte passende onderzoek en noodzakelijke proeven aan de desbetreffende drukapparatuur of druksysteem, zijn in het onderstaande overzicht gespecificeerd.

  • Fabrikant:

    • * naam.

    • * adres.

    • * merknaam (bij druksysteem niet van toepassing).

  • Gegevens drukapparaat, samenstel of druksysteem:

    • * benaming drukapparaat, samenstel of druksysteem.

    • * identificatie drukapparaat, samenstel of druksysteem (typenummer(s).

    • * referentie(s) fabrikant of gebruiker die optreed als fabrikant.

    • * tekeningnummer en versieaanduiding van samenstellingtekening(en).

    • * categorie-indeling*.

    • * ontwerpdruk i.c. minimaal/maximaal toelaatbare druk (PS)*.

    • * ontwerptemperatuur i.c. minimaal/maximaal toelaatbare temperatuur (TS)*.

    • * volume (V) of afmetingen (DN)*.

    • * medium en stofindeling*.

    • * corrosietoeslag.

  • Veiligheidsappendages:

    • * capaciteit*.

    • * instelgegevens*.

    • * datum van de afstelling.

  • Toegepaste overeenstemmingsbeoordelingsprocedure(s) c.q. module(s)*.

  • Specificatie van de verrichte onderzoeken en/of proeven voor de initiële resp. de aanvullende, in geval van wijzigingen, overeenstemmingsbeoordeling.

  • Kwaliteitssysteem (alleen voor module H1):

    • * naam en adresgegevens CKI.

    • * identificatienummer CKI.

    • * KvK-nummer CKI

    • * certificaatnummer.

    • * datum.

  • Verklaring:

    • * de conclusies van de verrichte onderzoeken en/of proeven (indien van toepassing ‘conditionele verklaring’).

    • * de geldigheidstermijn (module B) en/of de voorwaarden voor geldigheid.

    • * goedkeuringsdatum.

    • * naam en adresgegevens CKI.

    • * identificatienummer CKI.

    • * KvK-nummer CKI

    • * certificaatnummer.

    • * naam en functie ondertekenaar c.q. beslissingbevoegde functionaris.

    • * handtekening (vrijgave resp. autorisatie) en stempel instelling.

  • Lijst van bijlagen.

Bijlage 3: Toetsingslijst – ‘fabricage en eindcontrole drukapparatuur – nieuwbouw – gebruiksfase’

De toetsingselementen in het kader van de uitvoering van de fabricage en eindcontrole van drukapparatuur zijn in het onderstaande overzicht vermeld.

Voorbereiding en vormgeving

  • * controle van de geschiktheid (kwalificatie) van de uitvoeringsmethoden voor het voorbereiden van onderdelen (b.v. producten of halffabricaten) gedurende het fabricageproces (b.v. procedure voor warm/koud vervormen).

Materialen

  • * controle van de identificatie (ken-/waarmerken) van de gebruikte materialen.

  • * controle van het vereiste soort keuringsdocument.

  • * controle overeenstemming van de gebruikte materialen met de voorgeschreven specificatie.

  • * controle van de methode voor resp. toepassing van hermerken

  • * controle van de materiaalopslag en het -beheer van halffabricaten, producten en lastoevoegmaterialen.

Permanente verbindingen

  • * controle van de kwalificatie van de uitvoeringsmethoden (LMK + LMB) en de goedkeuring door een vakkundige derde partij (in categorie II, III, IV en in die gevallen waarbij geen categorie-indeling op basis van de PED heeft plaatsgevonden).

  • * controle van de kwalificatie c.q. vakbekwaamheid van het personeel (LK) en de goedkeuring door een vakkundige derde partij (in categorie II, III, IV en in die geallen waarbij geen categorie-indeling op basis van de PED heeft plaatsgevonden).

Niet destructief onderzoek

  • * controle van de geschiktheid (kwalificatie) van de uitvoeringsmethoden.

  • * controle van de kwalificatie c.q. vakbekwaamheid van het personeel en voor categorie III en IV de goedkeuring door een vakkundige derde partij.

  • * controle van de onderzoeksrapportages van uitgevoerd niet destructief onderzoek.

Visueel onderzoek gedurende het fabricageproces (zie noot)

  • * visueel in- en uitwendig (las-)onderzoek.

  • * controle van de uitvoering en maatvoering.

noot: alleen indien vereist op grond van essentiële veiligheidsoverwegingen.

Warmtebehandeling

  • * controle van de geschiktheid (kwalificatie) van de uitvoeringsmethode voor een warmtebehandeling.

  • * controle van de registraties en/of verklaringen.

Naspeurbaarheid

  • * controle van de registraties van materiaal, las- en (niet) destructief onderzoek gegevens.

Eindcontrole

  • * eindinspectie:

  • * controle van de desbetreffende documentatie behorend tot de fabricagefase.

  • * (indien van toepassing) controle van verklaringen en/of markeringen van onderdelen van samenstellen.

  • * visueel in-/uitwendig onderzoek voor uitvoering van de beproeving resp. het aanbrengen van een beschermingssysteem, inclusief controle uitvoering, maatvoering en ondersteuningen.

  • * beproeving:

  • * controle van de beproevingsprocedure (= hydrostatische persproef) of een vervangende proef (inclusief de desbetreffende aanvullende maatregelen).

  • * controle van de kalibratie van de meetapparatuur voor de uitvoering van de beproeving.

  • * bijwonen van de beproeving of de vervangende proef (indien van toepassing).

  • * visueel in-/uitwendig onderzoek na de uitvoering van de beproeving.

  • * (voor zover van toepassing) onderzoek van de veiligheidsvoorzieningen in geval van samenstellen of druksystemen.

  • * controle van een in-/uitwendig beschermingssysteem ten behoeve van de overeenstemming met de essentiële veiligheidseisen.

  • * (voor zover van toepassing) controle van de markering, t.w. het identificatienummer.

  • * (voor zover van toepassing) controle van de opstelling na reparatie.

Bijlage 4: Overzicht – minimum inhoud (inspectie) rapportages

De elementen met een vereiste vermelding in een (inspectie) rapportage, met betrekking tot inspectieactiviteiten c.q. verrichte onderzoeken of proeven aan drukapparatuur, zijn in het onderstaande overzicht gespecificeerd.

  • Algemene gegevens:

    • * referentienummer CKI (project, opdracht- of contractnummer)

    • * fabrikant/gebruiker

    • * referentie fabrikant/gebruiker

    • * benaming drukapparaat, samenstel of druksysteem

    • * identificatie drukapparaat, samenstel of druksysteem

    • * tekeningnummer en versieaanduiding van samenstellingstekening(en)

    • * categorie-indeling1

    • * ontwerpdruk i.c. minimum/maximum toelaatbare druk (PS)1

    • * ontwerptemperatuur i.c. minimum/maximum toelaatbare temperatuur (TS)1

    • * volume (V) of afmetingen (DN)1

    • * medium en stofindeling1

    • * overeenstemmingsbeoordelingsmodule

      (1 optioneel)

  • Aard, omvang, tijdstip en locatie van de verrichte onderzoeken of proeven (inclusief de toegepaste meetapparatuur).

  • Resultaten van de verrichte onderzoeken of proeven (inclusief afwijkingen, bijzondere omstandigheden en genomen maatregelen).

  • Bijlagen (indien van toepassing).

  • Vrijgave resp. autorisatie.

    • * naam en adresgegevens CKI.

    • * identificatienummer CKI.

    • * KvK-nummer CKI

    • * certificaatnummer.

    • * datum.

Bijlage 5: Inhoudsopgave technische documentatie – nieuwbouw

De inhoud van de technische documentatie van drukapparatuur dient de onderstaande informatie te bevatten.

  • * een algemene beschrijving van de drukapparatuur.

  • * de toegepaste basis-/broninformatie (‘input’) en de resultaten van de gemaakte risicoanalyse.

  • * de ontwerp- en fabricagetekeningen met de relevante informatie ten behoeve van de overeenstemmingsbeoordeling.

  • * de toegepaste basis-/broninformatie (‘input’) en de resultaten van de gemaakte ontwerpberekeningen met de relevante informatie ten behoeve van de overeenstemmingsbeoordeling.

  • * de beschrijvingen en de toelichtingen die nodig zijn voor het begrijpen van de genoemde tekeningen, ontwerpberekeningen en overige documentatie en de werking van de drukapparatuur.

  • * een overzicht van de geharmoniseerde normen die geheel of gedeeltelijk zijn toegepast.

  • * een beschrijving van de oplossingen die zijn gekozen indien de geharmoniseerde normen niet zijn toegepast.

  • * het nodige bewijsmateriaal ter bevestiging van de geschiktheid van de voor het ontwerp gekozen oplossingen, met name indien de geharmoniseerde normen niet (volledig) toegepast zijn, inclusief de eventuele resultaten van proeven die door of namens de fabrikant door een passend laboratorium zijn uitgevoerd.

  • * de goedkeuringen van de uitvoeringsmethoden van permanente verbindingen.

  • * de kwalificatie van het personeel belast met de uitvoering van permanente verbindingen resp. niet destructief onderzoek.

  • * de verrichte onderzoeken.

Bijlage 6: Toetsingslijst ‘ Inhoudsopgave technische documentatie –gebruiksfase’

De inhoud van de technische documentatie van drukapparatuur dient de onderstaande informatie te bevatten. Ingeval van drukapparatuur waarvan de ontwerpbeoordeling niet door een aangemelde instelling of keuringsdienst heeft plaatsgevonden, dient de informatie toereikend te zijn om de reparatie of wijziging in samenhang met het totale drukapparaat, samenstel of druksysteem te kunnen beoordelen.

  • een algemene beschrijving van en de reden voor de voorgenomen reparatie en/of wijziging;

  • de ontwerp- en fabricagetekeningen met de relevante informatie ten behoeve van de (overeenstemming)beoordeling;

  • *) de toegepaste basis-/broninformatie (‘input’) en de resultaten van de gemaakte ontwerpberekeningen met de relevante informatie ten behoeve van de (overeenstemming)beoordeling;

  • *) de beschrijvingen en de toelichtingen die nodig zijn voor het begrijpen van de genoemde tekeningen, ontwerpberekeningen en overige documentatie en de werking van de drukapparatuur;

  • een overzicht van de geharmoniseerde normen die geheel of gedeeltelijk zijn toegepast;

  • een beschrijving van de oplossingen die zijn gekozen indien de geharmoniseerde normen niet zijn toegepast;

  • *) het nodige bewijsmateriaal ter bevestiging van de geschiktheid van de voor het ontwerp gekozen oplossingen, met name indien de geharmoniseerde normen niet (volledig) toegepast zijn, inclusief de eventuele resultaten van proeven die door of namens de fabrikant door een passend laboratorium zijn uitgevoerd;

  • (in categorie II, III, IV en in die gevallen waarbij geen categorie-indeling op basis van de PED heeft plaatsgevonden) de goedkeuringen van de uitvoeringsmethoden van permanente verbindingen en kwalificatie van het personeel belast met de uitvoering van permanente verbindingen;

  • (in categorie III, IV en in die gevallen waarbij geen categorie-indeling op basis van de PED heeft plaatsgevonden) de kwalificatie van het personeel belast met het niet destructief onderzoek op de permanente verbindingen;

  • de verrichte onderzoeken.

  • *) Niet van toepassing bij de beoordeling van een reparatie

Bijlage 7: Toetsingslijst – ‘ontwerpbeoordeling’ – nieuwbouw – gebruiksfase

De toetsingselementen in het kader van de uitvoering van de ontwerpbeoordeling van drukapparatuur, druksystemen, reparaties en wijzigingen zijn in het onderstaande overzicht vermeld. Afhankelijk van de reparatie of wijziging dient vastgesteld te worden welke daarvan relevant zijn om de reparatie en/of wijziging te kunnen beoordelen.

Afzonderlijke of combinaties van belastingen

  • * de inwendige en uitwendige (statische) druk resp. de minimaal en maximaal toelaatbare druk (inclusief vacuüm).

  • * de omgevings- en gebruikstemperatuur resp. de minimaal en maximaal toelaatbare temperatuur.

  • * de massa van de inhoud onder gebruiks- en beproevingsomstandigheden

  • * de belastingen ten gevolge van verkeer, wind en aardbevingen.

  • * de (externe) belastingen, o.a. als gevolg van reactiekrachten en -momenten afkomstig van steunconstructies, bevestigingsmiddelen, aansluitende (installatie-) leidingen.

  • * corrosie, erosie, turbulentie, afzettingen, andere chemische aantasting, vloeistof- of waterslag.

  • * vermoeiing (b.v. als gevolg van trillingen of bedrijfsomstandigheden).

  • * ontbinding van onstabiele stoffen.

  • * oververhitting.

  • * uitwendige brand.

Ontwerpmethode

  • * de geschiktheid van de toegepaste ontwerpmethode in relatie tot de geïdentificeerde belastingen.

  • * het beproevingsprogramma in geval van de toepassing van een experimentele ontwerpmethode (alleen voor module B).

Ontwerpberekeningen

  • * de beoordeling van de gemaakte ontwerpberekeningen (sterkte, stabiliteit en flexibiliteit).

Constructieve uitvoering

  • * de gebruikte materialen.

  • * de constructiedetails.

  • * de constructieve uitvoering van tubulures of aftakkingen.

  • * de vormgeving drukapparatuur of onderdelen.

  • * de details van (permanente) verbindingen.

  • * de verbindingsfactoren.

  • * de warmtebehandeling.

  • * de afmetingen (inclusief toeslagen, toleranties, onrondheidseisen).

  • * de niet destructieve proeven.

  • * de beproeving.

  • * de ondersteuningen.

  • * de veilige bediening en werking (inclusief vullen en ledigen).

  • * de voorzieningen voor het aftappen of ontluchten.

  • * de mate van inspecteerbaarheid in nieuwbouw- resp. gebruiksfase.

Beveiliging tegen overschrijding van de toelaatbare grenzen en veiligheids- appendages

  • * de geschiktheid van de toegepaste beveiligingsvoorzieningen.

Samenstellen

  • * de beoordeling van de integratie van verschillende drukapparaten tot een (functioneel) geheel.

Essentiële informatie ontwerpfase

  • * de eenduidige vastlegging van de essentiële informatie voor de uitvoering van de fabricage en eindcontrole (‘keuringseisen’).

Bijlage 8: (Voorlopige) Verklaring van ingebruikneming

De ‘verklaring van ingebruikneming’ of de ‘voorlopige verklaring van ingebruikneming’ voor drukapparatuur, samenstellen en druksystemen moet ten minste de volgende informatie bevatten:

  • a. Verwijzing naar artikel 12b, tweede of tiende lid van het besluit.

  • b. Kenmerk of registratienummer van de drukapparatuur.

  • c. Naam en adres van de gebruiker van de drukapparatuur, het samenstel of het druksysteem.

  • d. Adres en plaats waar de drukapparatuur, het samenstel of het druksysteem is opgesteld.

  • e. Verwijzing naar de verklaring van overeenstemming onderscheidenlijk de EG-verklaring van overeenstemming.

  • f. De gegevens die nodig zijn met betrekking tot de omstandigheden waaronder en de wijze waarop de apparatuur mag worden gebruikt.*1)

  • g. Datum van de keuring vóór ingebruikneming.

  • h. Geldigheidsduur van de voorlopige verklaring.

  • i. Jaar van herkeuring van de eerst in aanmerking komende apparatuur van het samenstel, druksysteem of groep installatieleidingen.*2).

  • j. Gegevens CKI die de keuring heeft verricht:

    • * naam en adresgegevens CKI.

    • * identificatienummer CKI.

    • * KvK-nummer CKI

  • k. Identiteit van de ondertekenaar die gemachtigd is de verklaring voor de CKI te ondertekenen.

  • l. Ondertekening en datum.

  • *1) Opmerking:

    De hier bedoelde omstandigheden hebben in de regel betrekking op de toelaatbare druk voor de drukapparaten in relatie met het samenstel of druksysteem waarvan het deel uit maakt. Deze toelaatbare druk is tevens de waarde die gebruikt wordt voor de bepaling of er sprake is van een verplichting tot keuring voor ingebruikneming en herkeuring.

    Deze waarde kan lager zijn dan de PS-waarde die de fabrikant van het afzonderlijk drukapparaat op de stempelplaat heeft vermeld. Overigens kunnen bijvoorbeeld ook de toelaatbare temperatuur of frequentie van drukwisselingen tot de vast te leggen gebruiksomstandigheden behoren.

  • *2) Opmerking

    Bij de vaststelling van het jaar van herkeuring wordt een eventueel toegekende overschrijding van de jaargrens niet meegenomen.

    Bij een verkorte termijn wordt gerekend vanuit het jaar waarin de herkeuring daadwerkelijk is uitgevoerd.

Bijlage 9: Verklaring van herkeuring

De ‘verklaring van herkeuring’ voor drukapparatuur moet ten minste de volgende informatie bevatten:

  • a. Verwijzing naar artikel 12c, tweede lid van het besluit.

  • b. Kenmerk of registratienummer van het drukapparaat.

  • c. Adres en plaats van de drukapparatuur.

  • d. Naam en adres van de gebruiker van de drukapparatuur.

  • e. Datum en nummer van het besluit op basis waarvan de verklaring is afgegeven.

  • f. In voorkomend geval, een verwijzing naar de verklaring van ingebruikneming of de verklaring van intredekeuring en ingebruikneming *1).

  • g. De gegevens die nodig zijn met betrekking tot de omstandigheden waaronder en de wijze waarop de apparatuur mag worden gebruikt *2).

  • h. Datum van de herkeuring.

  • i. Jaar van herkeuring van de volgende herkeuring. *3)

  • j. Gegevens van de CKI die de herkeuring heeft verricht:

    • * naam en adresgegevens CKI.

    • * identificatienummer CKI.

    • * KvK-nummer CKI

  • k. Identiteit van de ondertekenaar die gemachtigd is de verklaring voor de CKI te ondertekenen.

  • l. Ondertekening en datum.

  • m. De basis waarop het eindoordeel wordt gegeven, te onderscheiden naar door de CKI uitgevoerde inspectie resp. door de inspectieafdeling van de gebruiker uitgevoerde inspecties onder toezicht van een CKI. *4)

  • *1) Opmerking:

    ‘In voorkomend geval’ heeft betrekking op situaties waarin geen keuring vóór ingebruikneming door een aangewezen CKI is vereist maar wel een herkeuring door een aangewezen CKI van toepassing is.

  • *2) Opmerking:

    De hier bedoelde omstandigheden hebben in de regel betrekking op de toelaatbare druk voor de drukapparaten in relatie met het samenstel of druksysteem waarvan het deel uit maakt. Deze toelaatbare druk is tevens de waarde die gebruikt wordt voor de bepaling of er sprake is van een verplichting tot keuring voor ingebruikneming en herkeuring.

    Deze waarde kan lager zijn dan de PS-waarde die de fabrikant van het afzonderlijk drukapparaat op de stempelplaat heeft vermeld. Overigens kunnen bijvoorbeeld ook de toelaatbare temperatuur of frequentie van drukwisselingen tot de vast te leggen gebruiksomstandigheden behoren.

  • *3) Opmerking

    Bij de vaststelling van het jaar van herkeuring wordt een eventueel toegekende overschrijding van de jaargrens niet meegenomen.

    Bij een verkorte termijn wordt gerekend vanuit het jaar waarin de keuring daadwerkelijk is uitgevoerd.

  • *4) Opmerking:

    Het verdient aanbeveling om in de verklaring van herkeuring te vermelden of de herkeuring door de gebruiker onder toezicht van een CKI heeft plaatsgevonden of dat de herkeuring geheel door een CKI is uitgevoerd.

Bijlage 10: Verklaring van intredekeuring en ingebruikneming

De ‘verklaring van intredekeuring en ingebruikneming’ voor apparatuur, moet ten minste (voor zover van toepassing) de volgende informatie bevatten:

  • Een verwijzing naar artikel 12d, tweede en negende lid van het Besluit;

  • Naam en adres van de gebruiker;

  • Adres en plaats waar de drukapparatuur, het samenstel of het druksysteem is opgesteld;

  • Gegevens apparatuur:

    • * benaming apparatuur

    • * kenmerk of registratienummer van de drukapparatuur

    • * fabricagejaar

    • * tekeningnummer en versieaanduiding van samenstellingtekening(en)

    • * minimaal/maximaal toelaatbare druk (PS)

    • * minimaal/maximaal toelaatbare temperatuur (TS)

    • * volume (V) of afmeting (DN)

    • * medium en stofindeling

    • * categorie-indeling

    • * corrosietoeslag

  • Veiligheidsappendages:

    • * capaciteit

    • * instelgegevens

    • * datum van instellen van de veiligheid

  • De maximaal toelaatbare druk en de maximaal/minimaal toelaatbare temperatuur van de in de verklaring genoemde drukapparaten*1);

  • Datum van de keuring vóór ingebruikneming;

  • Jaar van herkeuring van de eerst in aanmerking komende apparatuur van het samenstel, druksysteem of groep installatieleidingen;

  • Verwijzing naar de onderliggende rapporten;

  • Specificatie en de resultaten van de verrichte proeven (= beoordelings-, onderzoek- en beproevingsactiviteiten);

  • Gegevens van de CKI die de beoordelingen en keuringen heeft verricht:

    • * naam en adresgegevens CKI.

    • * identificatienummer CKI.

    • * KvK-nummer CKI

  • Identiteit van de ondertekenaar die gemachtigd is de verklaring voor de CKI te ondertekenen;

  • Ondertekening en datum van afgifte van de Verklaring.

  • *1) Opmerking:

    Dit is de toelaatbare druk voor de drukapparaten in relatie met het samenstel of druksysteem waarvan het deel uit maakt en is tevens de waarde die gebruikt wordt voor de bepaling of er sprake is van een verplichting tot keuring voor ingebruikneming en herkeuring.

    Deze waarde kan lager zijn dan de PS-waarde die de fabrikant van het drukapparaat op de stempelplaat vermeld heeft.

Bijlage 11: Nadere uitwerking taakverdeling bij herkeuring

Afhankelijk van de organisatievorm van de gebruiker moeten de volgende taakverdelingen toegepast worden.

Gebruiker

Inspectieafdeling Van de Gebruiker (IVG)

Keuringsdienst Van Gebruikers (KVG)

Aangewezen Keuringsinstelling (AKI)

Vaste termijnen

– Herbeoordelingsplan opstellen of de te hanteren specificatie opgeven *6)

– Aanvraag indienen met de basis informatie

 

– Herbeoordelingsplan beoordelen

– Herkeuring uitvoeren conform herbeoordelingsplan

– Rapporteren van de inspectie-bevindingen

– Eindoordeel formuleren*1)

 

– Herbeoordelingsplan beoordelen

– Herkeuring uitvoeren conform herbeoordelingsplan

– Rapporteren van de inspectiebevindingen

– Autorisatie rapportage

 

– Houdt toezicht op de herkeuring door de IVG (zie par. 4.15.5.2)

– Eindoordeel formuleren *2)

Gebruiker

Inspectieafdeling Van de Gebruiker (IVG)

Keuringsdienst Van Gebruikers (KVG)

Aangewezen Keuringsinstelling (AKI)

Termijnverlenging

– Voorbereiden van de aanvraag

– Opstellen van het herbeoordelingsplan voor termijnverlenging*6)

– Aanvraag indienen

– Toevoegen verklaring dat termijnverlenging verantwoord is.

– Ondersteunen van de aanvraag

– Beoordelen en medeondertekenen van de aanvraag

– Herkeuring uitvoeren conform het herbeoordelingsplan voor termijnverlenging

– Rapporteren van de inspectiebevindingen

– Autorisatie rapportage

– Beoordeelt de aanvraag

– (indien van toepassing) Houdt toezicht op de uitvoering van de onderzoeken door de IVG conform het herbeoordelingsplan voor termijnverlenging (zie par. 4.15.5.3)

– (indien van toepassing) Uitvoering van de onderzoeken conform het herbeoordelingsplan voor termijnverlenging

   

– (indien van toepassing) Houdt toezicht op de uitvoering van de onderzoeken door de KVG conform het herbeoordelingsplan voor termijnverlenging (zie par. 4.15.5.4)

– Neemt onderzoeksresultaten mee in het eindoordeel

– Eindoordeel formuleren over de aangevraagde termijnverlenging*3

Gebruiker

Inspectieafdeling van de Gebruiker (IVG)

Keuringsdienst Van Gebruikers (KVG)

Aangewezen Keuringsinstelling (AKI)

Termijnflexibilisering

– Voorbereiden van de aanvraag

– Opstellen herbeoordelingsplan voor termijnflexibilisering op basis van RBI *5) (zie par. 4.15.1.3.)

– Aanvraag indienen

– Toevoegen verklaring dat termijn-flexibilisering verantwoord is.

– Ondersteunen van de aanvraag

– Beoordelen en medeondertekenen van de aanvraag

– Herkeuring uitvoeren conform het herbeoordelingsplan voor termijnflexibilisering (zie par. 4.15.1.3.)

– Rapporteren van de inspectiebevindingen

– Autorisatie rapportage

– Beoordelen van de aanvraag

– (indien van toepassing) Houdt toezicht op de uitvoering van de onderzoeken door de IVG conform het herbeoordelingsplan voor termijnflexibilisering (zie par. 4.15.1.3 en 4.15.5.5)

– (indien van toepassing) Houdt toezicht op de uitvoering van de onderzoeken door de KVG conform het herbeoordelingsplan voor termijnflexibilisering (zie par. 4.15.1.3 en 4.15.5.6)

– Gebruikt o.a. het resultaat van de onder-zoeken *4) als validatie van de toe te kennen c.q. toegekende geflexibiliseerde termijn

– Eindoordeel formuleren over de aangevraagde termijnflexibilsering*4

*1) Dit betreft het afgeven van een Verklaring van Herkeuring waarin een verwijzing is opgenomen naar de uitvoering door de KVG resp. AKI en de uitspraak dat geen bezwaar bestaat tegen het (weer) in gebruik nemen van de drukapparatuur voor een te vermelden termijn.

*2) Dit betreft het afgeven van een Verklaring van Herkeuring door de instelling, waarin een verwijzing opgenomen is naar de wijze waarop het toezicht is uitgevoerd en dat geen bezwaar wordt gemaakt tegen het (weer) in gebruik nemen van de drukapparatuur voor een te vermelden termijn.

*3) Dit betreft het afgeven van een Verklaring van Herkeuring waarin een verwijzing is opgenomen naar de uitvoering door de AKI en indien van toepassing een verwijzing naar de onder toezicht uitgevoerde uitwendig onderzoek door de IVG of KVG en de uitspraak dat geen bezwaar bestaat tegen het (weer) in gebruik nemen van de drukapparatuur voor een te vermelden verlengde termijn.

*4) Dit betreft de onderzoeken die tijdens de looptijd van de geflexibiliseerde termijn worden uitgevoerd op basis van het jaarprogramma.

*5) De gebruiker kan het opstellen van het herbeoordelingsplan uitbesteden aan zijn IVG of KVG. Zie tevens de voorwaarde in PRD 2.4 voor het beoordelen van de herbeoordelingsplannen door de IVG.

BIJLAGE 4, BEHOREND BIJ DE MINISTERIELE REGELING VAN 2 NOVEMBER 2012, NR. G&VW/2012/GW/16185, HOUDENDE WIJZIGING VAN DE ARBEIDSOMSTANDIGHEDENREGELING EN DIVERSE WARENWETREGELINGEN IN VERBAND MET DE GEFASEERDE INVOERING VAN HET HERZIENE STELSEL VAN CERTIFICATIE (FASE 4).

Bijlage behorend bij Artikel 15

Schema voor Aanwijzing en Toezicht op de certificerings- en keuringsinstellingen voor Drukapparatuur

Document: WDA&T-DA: 2012, versie 01

Onder beheer van:

CCvD-DA

Secretariaat CCvD-DA

Vrieseweg 145

3311 NV Dordrecht

INHOUDSOPGAVE

1.

INLEIDING

1.1

Toelichting

1.2

Nieuwbouwfase

1.3

Ingebruiknemingsfase

1.4

Gebruiksfase

1.5

Aanwijzingskavels

2.

DEFINITIES

3.

SPECIFIEKE KENMERKEN VAN HET WERKVELD

3.1

Beschrijving schema

3.2

Actieve partijen

3.3

Risicoanalyse

4.

EISEN TEN BEHOEVE VAN DE AANWIJZING

4.1

Soorten CKI’s met aanwijzingskavels

4.2

Eisen aan de (A)AKI’s

4.3

Eisen aan de (A)KVG

4.4

Eisen aan erkende onafhankelijke instellingen

4.5

Specifieke invulling beoordeling producten (drukapparatuur)

4.6

Specifieke invulling beoordeling systemen (drukapparatuur)

4.7

Aanwijzingscriteria

5.

TOEZICHT

6.

MAATREGELEN

Bijlage 1:

Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden

Bijlage 2:

Vakbekwaamheidseisen

1. INLEIDING
1.1 Toelichting

Drukapparatuur is een risicovol product. Om het maatschappelijke belang – veiligheid en gezondheid van werknemers en omwonenden en het milieu – te waarborgen, is door de overheid gekozen voor een wettelijk verplichte ‘certificatieregeling’ van het ontwerp, de fabricage, de samenbouw, de eindcontrole en het gebruik van drukapparatuur. Het ‘certificaat’ wordt onder deze regeling verstrekt door Certificerings- en keuringsinstellingen (CKI’s). Om ‘certificaten’ te mogen verstrekken dient een CKI hiertoe te worden aangewezen door de minister. Dit gebeurt door een toetsing aan dit document. In dit document is aangegeven aan welke regels en procedures de betreffende CKI’s zich dienen te houden. Waar in dit schema geen nadere uitwerking is gegeven dient de betreffende accreditatienorm te worden aangehouden.

Dit document betreft de aanwijzing van instellingen en diensten voor nieuwbouw van drukapparatuur alsmede voor de samenbouw, de ingebruikneming en het gebruik van drukapparatuur. De aanwijzing voor nieuwbouw vloeit voort uit de implementatie van de Pressure Equipment Directive1 (PED) in het Warenwetbesluit drukapparatuur.

Voor nieuwbouw van drukapparatuur wordt op grond van de te volgen module vastgesteld of er aan de essentiële eisen wordt voldaan. Dit ter borging van de veiligheid van de drukapparatuur. In paragraaf 1.2 worden de zogenaamde ‘modules’ kort beschreven. Ook de werkzaamheden bij ingebruikneming is aan te merken als deelgebied, welke in paragraaf 1.3 wordt beschreven. In de paragraaf 1.4 worden de werkzaamheden van de deelgebieden die tijdens de gebruiksfase kunnen voorkomen, beschreven.

Een CKI behoeft niet voor het gehele werkveld aangewezen te worden, maar kan ook voor een deel, zogenaamde aanwijzingskavels, van het werkveld aangewezen worden. In paragraaf 1.5 worden de afzonderlijke aanwijzingskavels beschreven.

1.2 Nieuwbouwfase

Bij nieuwbouw van drukapparatuur, samenstellen en druksystemen van de risicocategorie II, III en IV zoals vermeld in de Richtlijn, moeten modules respectievelijk van bijlage III van de Richtlijn en artikel 11, 12 of 12a van het Warenwetbesluit drukapparatuur worden toegepast. In onderstaande tabel zijn de modules voor de borging van de veiligheid alsmede de gehanteerde aanduiding voor deze modules gegeven.

Omschrijving module

Aanduiding module

Interne fabricagecontrole met toezicht op de eindcontrole

A1

EG-typeonderzoek

B

EG-ontwerponderzoek

B1

Overeenstemming met het type

C1

Productiekwaliteitsborging

D

Productiekwaliteitsborging

D1

Productiekwaliteitsborging

E

Productiekwaliteitsborging

E1

Productkeuring

F

EG-eenheidskeuring

G

Volledige kwaliteitsborging

H

Volledige kwaliteitsborging met controle van het ontwerp en bijzonder toezicht op de eindcontrole

H1

Naast de modules inzake de overeenstemmingsbeoordelingen gelden voor samenstellen artikel 10 lid 2 van de PED en voor druksystemen artikel 12a van het Warenwetbesluit drukapparatuur.

Tevens wordt in het kort het doel en toepassingsgebied van de modules beschreven. In de schema’s voor producten en systemen worden de relevante procedures voor de modules nader omschreven.

Module A1:

Het doel van deze module is het vaststellen, door middel van een gedefinieerd toezicht en een of meerdere controle(s) van een monster, of de eindcontrole door de fabrikant van drukapparatuur voldoet aan de desbetreffende eisen van de Richtlijn (PED bijlage I, punt 3.2).

Module B:

Het doel van deze module is het vaststellen door middel van een onderzoek of een voor de productie representatief exemplaar (= ‘type’) van drukapparatuur voldoet aan de desbetreffende eisen van de Richtlijn. En het afgeven van een verklaring van EG-typeonderzoek door de instelling.

Module B1:

Het doel van deze module is het vaststellen door middel van een onderzoek of het ontwerp van een drukapparaat voldoet aan de desbetreffende eisen van de richtlijn drukapparatuur. En het afgeven van een verklaring van EG-ontwerponderzoek door de instelling.

Module C1:

Het doel van deze module is het vaststellen, door middel van een gedefinieerd toezicht en een of meerdere controle(s) van een monster, of de eindcontrole door de fabrikant van drukapparatuur (d.w.z. is in overeenstemming met een verklaring van EG-typeonderzoek) voldoet aan het type en de desbetreffende eisen van de Richtlijn (PED bijlage I, punt 3.2.).

Module D:

Het doel van deze module is beoordelen of het kwaliteitssysteem van de fabrikant voldoet aan de desbetreffende eisen van de Richtlijn (bijlage III module D par. 3) en het toezicht houden op het blijvend voldoen door de fabrikant aan de verplichtingen voortvloeiend uit dat kwaliteitseissysteem. Dit kwaliteitssysteem betreft de fabricage en de eindcontrole (eindinspectie en beproeving). Uitgangspunt is een kwaliteitssysteem conform NEN-EN-ISO/IEC 9001: 2008.

Module D1:

Het doel van deze module is beoordelen of het kwaliteitssysteem van de fabrikant voldoet aan de desbetreffende eisen van de Richtlijn, bijlage III, module D1, par. 4.1 en het toezicht houden op het blijvend voldoen door de fabrikant aan de verplichtingen voortvloeiend uit dat kwaliteitseissysteem. Dit kwaliteitssysteem betreft de fabricage en de eindcontrole (eindinspectie en beproeving). Uitgangspunt is een kwaliteitssysteem conform NEN-EN-ISO/IEC 9001: 2008.

Module E:

Het doel van deze module is beoordelen of het kwaliteitssysteem van de fabrikant voldoet aan de desbetreffende eisen van de Richtlijn, bijlage III, module E, par. 3 en het toezicht houden op het blijvend voldoen door de fabrikant aan de verplichtingen voortvloeiend uit dat kwaliteitseissysteem. Dit kwaliteitssysteem betreft de eindcontrole (eindinspectie en beproeving). Uitgangspunt is een kwaliteitssysteem conform NEN-EN-ISO/IEC 9001: 2008.

Module E1:

Het doel van deze module is beoordelen of het kwaliteitssysteem van de fabrikant voldoet aan de desbetreffende eisen van de Richtlijn, bijlage III, module E1, par. 4 en het toezicht houden op het blijvend voldoen door de fabrikant aan de verplichtingen voortvloeiend uit dat kwaliteitseissysteem. Dit kwaliteitssysteem betreft de fabricage en de eindcontrole (eindinspectie en beproeving). Uitgangspunt is een kwaliteitssysteem conform NEN-EN-ISO/IEC 9001: 2008.

Module F:

Het doel van deze module is het vaststellen, door middel van een productkeuring (‘product verification’) of de fabricage van drukapparatuur (in overeenstemming met een verklaring van EG-typeonderzoek of EG-ontwerponderzoek) voldoet aan het type of het ontwerp en de desbetreffende eisen van de Richtlijn. En het afgeven van een EG-verklaring van overeenstemming (‘certificate of conformity’) door een instelling over de verrichte proeven (= beoordelings-, onderzoek of beproevingsactiviteiten).

Module G:

Het doel van deze module is het vaststellen, door middel van een EG-eenheidskeuring (‘EC-unit verification’), of het ontwerp en de fabricage van drukapparatuur voldoet aan de desbetreffende eisen van de richtlijn drukapparatuur. En het afgeven van een verklaring van overeenstemming (‘certificate of conformity’) door een instelling over de verrichte proeven (= beoordelings-, onderzoek of beproevingsactiviteiten).

Module H:

Het doel van deze module is beoordelen of het kwaliteitssysteem van de fabrikant voldoet aan de desbetreffende eisen van de Richtlijn, bijlage III, module H, par. 3.2 en het toezicht houden op het blijvend voldoen door de fabrikant aan de verplichtingen voortvloeiend uit dat kwaliteitseissysteem. Dit kwaliteitssysteem betreft het ontwerp, de fabricage en de eindcontrole (eindinspectie en beproeving). Uitgangspunt is een gecertificeerd kwaliteitssysteem conform NEN-EN-ISO/IEC 9001: 2008.

Module H1:

Het doel van deze module is beoordelen of het kwaliteitssysteem van de fabrikant voldoet aan de desbetreffende eisen van de Richtlijn, bijlage III, module H1, punt. 1 en het toezicht houden op het blijvend voldoen door de fabrikant aan de verplichtingen voortvloeiend uit dat kwaliteitseissysteem. Dit kwaliteitssysteem betreft het ontwerp, de fabricage en de eindcontrole (eindinspectie en beproeving). Uitgangspunt is een gecertificeerd kwaliteitssysteem conform NEN-EN-ISO/IEC 9001: 2008. Daarnaast valt onder deze module onderzoek van het ontwerp en toezicht op de eindcontrole.

1.3 Ingebruiknemingsfase

Het doel van de beoordelingsprocedure is het vaststellen of de drukapparatuur na installatie, of na installatie op een nieuwe plaats van opstelling of na een wijziging voldoet aan de daarop betrekking hebbende bepalingen van het Besluit en de Regeling. Hierop volgt het door de CKI afgeven van een ‘(voorlopige) verklaring van ingebruikneming’ voor de drukapparatuur. Doordat er meerdere drukapparaten op één Verklaring van ingebruikneming vermeld mogen worden, kan deze Verklaring betrekking hebben op een samenstel of een druksysteem, dat als zodanig aangeduid is in de nieuwbouwfase.

1.4 Gebruiksfase

Voor de gebruiksfase zijn de volgende keuringen en/of beoordelingen te onderscheiden:

Herkeuring met vaste termijnen

Het doel van de beoordeling is het vaststellen of de drukapparatuur nog voldoet aan de daarop betrekking hebbende bepalingen van het Besluit en de Regeling. En het door de CKI afgeven van een ‘verklaring van herkeuring’, met bijbehorend rapport van herkeuring voor de drukapparatuur.

Beoordelen van termijnverlenging

Het doel van de beoordeling is of een termijnverlenging verantwoord is en vaststellen of de drukapparatuur nog voldoet aan de daarop betrekking hebbende bepalingen van het Besluit en de Regeling. En het door de CKI afgeven van een ‘verklaring van herkeuring’, met bijbehorend rapport van herkeuring voor de drukapparatuur.

Beoordelen van termijnflexibilisering

Het doel van de beoordeling is of een termijnflexibilisering verantwoord is en vaststellen of de drukapparatuur nog voldoet aan de daarop betrekking hebbende bepalingen van het Besluit en de Regeling. En het door de CKI afgeven van een ‘verklaring van herkeuring’, met bijbehorend rapport van herkeuring voor de drukapparatuur.

Intredekeuring

Het doel van de beoordeling is het vaststellen of de drukapparatuur voldoet aan het veiligheidsniveau als bedoeld in het Besluit ten aanzien van het beoogde gebruiksdoel. En het door de CKI afgeven van een ‘verklaring van intredekeuring en ingebruikneming’ voor de drukapparatuur met bijbehorend aantekeningblad.

Beoordelen van wijzigingen

Het doel van de beoordeling is het vaststellen of in geval van wijziging van een drukapparaat in de gebruiksfase het ontwerp en/of de fabricage van de wijziging voldoet aan de desbetreffende eisen van het Besluit en de actuele versie van de oorspronkelijk toegepaste norm(en) of ontwerp-/ constructieregels. Toepassing van andere normen of codes dient gemotiveerd te worden onderbouwd. Hierop volgt het door de CKI opstellen en afgeven aan de gebruiker van de rapportage betreffende de wijziging. Vervolgens zal de CKI de wijziging op het aantekenblad vermelden, met waar van toepassing een verwijzing naar de onderliggende rapportage en indien van toepassing het afgeven van een Verklaring van Ingebruikneming.

Beoordelen van reparaties

Het doel van de beoordeling is het vaststellen of de reparatie van een drukapparaat in de gebruiksfase voldoet aan de desbetreffende eisen (zie toelichting op art. 14a eerste lid) van het Besluit en de actuele versie van de oorspronkelijk toegepaste norm(en) of ontwerp-/ constructieregels. Toepassing van andere normen of codes dient gemotiveerd te worden onderbouwd. Hierop volgt het door de CKI opstellen en afgeven aan de gebruiker van rapportage betreffende de reparatie. Hierna zal de CKI de reparatie op het aantekenblad vermelden, met waar van toepassing een verwijzing naar onderliggende rapportage.

Certificeren van en toezicht op de IVG (Inspectieafdeling van de Gebruiker)

Het doel van het toezicht is het beoordelen van de werkwijze van de IVG door certificatie van het kwaliteitssysteem en het bijwonen van uitvoerende werkzaamheden van de IVG

1.5 Aanwijzingskavels

Voor de nieuwbouw, ingebruikneming en de gebruiksfase zijn de volgende aanwijzingskavels te onderscheiden.

1.5.1 Aanwijzingskavels (A)AKI

Het aan drukapparatuur, samenstellen en druksystemen van drukapparatuur van de risicocategorie II, III of IV uitvoeren van procedures, die zijn vermeld in de modules A1, B, B1, C1, D, D1, E, E1, F, G, H, of H1 van bijlage III van de richtlijn (art. 11, 12 of 12a Warenwetbesluit drukapparatuur);

Het uitvoeren van Europese materiaalgoedkeuringen in overeenstemming met artikel 11 van de richtlijn;

Het overeenkomstig punt 3.1.2. van bijlage I van de richtlijn goedkeuren van de uitvoeringsmethoden van permanente verbindingsmethoden van drukapparatuur van de risicocategorie II, III of IV;

Het overeenkomstig punt 3.1.2. van bijlage I van de richtlijn goedkeuren van de vakbekwaamheid van personen, die permanente verbindingen maken als onderdeel van drukapparatuur van de risicocategorie II, III of IV;

Het uitvoeren van keuringen voor ingebruikneming aan drukapparatuur, samenstellen of druksystemen (art.12b Warenwetbesluit drukapparatuur);

Het uitvoeren van herkeuringen van drukapparatuur met vaste termijnen (art.12c Warenwetbesluit drukapparatuur);

Het beoordelen van termijnverlenging (art. 12c Warenwetbesluit drukapparatuur);

Het beoordelen van termijnflexibilisering (art. 12c Warenwetbesluit drukapparatuur);

Het uitvoeren van intredekeuringen van drukapparatuur (art. 12d Warenwetbesluit drukapparatuur);

Het beoordelen van reparaties in de gebruiksfase (art. 14a Warenwetbesluit drukapparatuur);

Het beoordelen van wijzigingen in de gebruiksfase (art. 14a Warenwetbesluit drukapparatuur);

Het houden van toezicht op een inspectieafdeling van de gebruiker (art. 12c, lid 7 Warenwetbesluit drukapparatuur, onderscheidenlijk art. 14a lid.5).

1.5.2 Aanwijzingskavels (A)KVG

Het aan drukapparatuur, samenstellen en druksystemen van drukapparatuur van de risicocategorie II, III of IV uitvoeren van procedures, die zijn vermeld in de modules A1, C1, F of G van bijlage III van de richtlijn (art. 11, 12 of 12a Warenwetbesluit drukapparatuur);

Het uitvoeren van keuringen voor ingebruikneming aan drukapparatuur, samenstellen of druksystemen (art.12b Warenwetbesluit drukapparatuur);

Het uitvoeren van herkeuringen van drukapparatuur met vaste termijnen (art.12c Warenwetbesluit drukapparatuur);

Het uitvoeren van intredekeuringen van drukapparatuur (art. 12d Warenwetbesluit drukapparatuur);

Het beoordelen van reparaties in de gebruiksfase (art. 14a Warenwetbesluit drukapparatuur);

Het beoordelen van wijzigingen in de gebruiksfase (art. 14a Warenwetbesluit drukapparatuur);

1.5.3 Aanwijzingskavels erkende onafhankelijke instelling

Het overeenkomstig punt 3.1.2. van bijlage I van de richtlijn goedkeuren van de uitvoeringsmethoden van permanente verbindingsmethoden van drukapparatuur van de risicocategorie II, III of IV;

Het overeenkomstig punt 3.1.2. van bijlage I van de richtlijn goedkeuren van de vakbekwaamheid van personen, die permanente verbindingen maken als onderdeel van drukapparatuur van de risicocategorie II, III of IV;

Het overeenkomstig punt 3.1.3. van bijlage I van de richtlijn goedkeuren van de vakbekwaamheid van personen, die niet-destructief onderzoek uitvoeren van permanente verbindingen die onderdeel zijn van drukapparatuur van de risicocategorie III of IV;

1.5.4 Verplichte combinaties t.a.v. aanwijzingskavels a t/m l

De door de CKI gewenste uit te voeren aanwijzingskavels of combinaties daarvan worden in overleg met SZW vastgesteld.

Opmerking: Voor de aanwijzingskavels e, g, h, i, j, k en l worden geen afzonderlijke aanwijzingen verleend.

  • e wordt gecombineerd met a

  • g wordt gecombineerd met f

  • h wordt gecombineerd met f en g

  • i wordt gecombineerd met a, e en f

  • j wordt gecombineerd met f

  • k wordt gecombineerd met a, e en f

  • l wordt gecombineerd met f, j en k

Opmerking:

Het aanwijzingskavel l van een CKI, (A)AKI, wordt op de aanwijzingsbeschikking naar hetgeen van toepassing is onderverdeeld in:

Beoordeling kwaliteitsmanagement systeem Inspectieafdeling van Gebruiker (IVG) aangaande de taken ‘Herkeuring; Termijnverlenging; Beoordelen van het ontwerp van reparatie; Inspecties van reparaties; Beoordelen van het ontwerp van constructieve wijzigingen; Inspecties van constructieve wijzigingen’ en

Beoordeling kwaliteitmanagement systeem voor termijnflexibilisering.

2. DEFINITIES

Begrip of afkorting

:

Betekenis

Aanvrager van een certificaat cq verklaring

:

De (rechts-)persoon die bij de CKI een aanvraag doet voor het afgeven van een certificaat cq verklaring.

Aanmelding

:

Aanmelding bij de EC van een CKI bij of krachtens wettelijk voorschrift door de minister van SZW.

Aanwijzing

:

Aanwijzing van een instelling of dienst bij of krachtens wettelijk voorschrift door de minister van SZW.

AAKI

:

Aangemelde Aangewezen Keurings-Instelling is een door de overheid aangewezen en bij de Europese Commissie (EC) aangemelde CKI met toezichthoudende taken bij het ontwerp, de fabricage, en de eindcontrole van drukapparatuur en beoordeling van kwaliteitssystemen.

AI

:

Arbeidsinspectie: toezichthouder/handhaver voor het Warenwetbesluit drukapparatuur.

AKI

:

Aangewezen Keurings-Instelling is een door de overheid aangewezen CKI met toezichthoudende taken bij de samenbouw, de ingebruikneming en het gebruik van drukapparatuur en beoordeling van kwaliteitssystemen.

AKVG

:

Aangemelde Aangewezen Keuringsdienst van de Gebruiker Instelling is een door de overheid aangewezen en bij de EC aangemelde CKI met toezichthoudende taken bij het ontwerp, de fabricage, en de eindcontrole van drukapparatuur ten behoeve van de eigen organisatie.

Beoordeling CKI

:

Beoordeling (initiële, of her-) door de RvA van instellingen en diensten op basis van het door de minister van SZW vastgestelde WDA&T, op grond waarvan de RvA schriftelijk rapporteert of de instelling of dienst competent is om wettelijk verplichte certificaten af te geven.

Besluit

:

Warenwetbesluit drukapparatuur.

Centraal College van Deskundigen (CCvD-DA)

:

Het college, onderdeel van en/gefaciliteerd door de Stichting CCvD-DA, dat belanghebbende partijen in een bepaalde sector of branche de mogelijkheid biedt tot deelname bij het opstellen en onderhouden van dit document op zodanige wijze dat sprake is van een evenwichtige en representatieve vertegenwoordiging van deze partijen.

Certificaat

:

Een certificaat in de zin van artikel 20 Arbowet en artikel 27 Warenwet. Daarnaast moet een certificaat beschouwd worden als een verklaring van overeenstemming (conformiteitsverklaring) zoals bedoeld in relevante ISO en EN normen.

Certificering en Keurings-Instelling (CKI)

:

Kalibratie- of conformiteitsbeoordelingsinstellingen zoals certificatie-instellingen, keuringsdiensten van gebruikers, laboratoria, inspectie-instellingen en testinstituten. Conform het Warenwetbesluit Drukapparatuur worden de volgende CKI’s onderscheiden: AAKI; AKI; AKVG; KVG; erkende onafhankelijke instelling.

Competentie

:

Een competentie is handelen dat bijdraagt aan het succesvol kunnen uitvoeren van een functie en dat past in de gewenste organisatiecultuur.

EG-Verklaring van overeenstemming (VvO)

:

De EG-verklaring van typeonderzoek of EG-verklaring van overeenstemming als bedoeld in de Richtlijn drukapparatuur danwel een verklaring van typeonderzoek of verklaring van overeenstemming als bedoeld in het Warenwetbesluit Drukapparatuur.

EWT

:

European Welding Technologist.

Inspectie

:

Een inspectie is een controle van de documenten en de fysieke conditie van een apparaat, teneinde te kunnen beoordelen of voldaan wordt aan de van toepassing zijnde normen.

IVG

:

Inspectiedienst van de Gebruiker.

Keuring

:

Keuring is een in het werkveld drukapparatuur niet gangbare term. In plaats daarvan wordt veelal de term inspectie gebruikt. Verder zie inspectie.

KVG

:

Aangewezen Keuringsdienst van de Gebruiker is een door de overheid aangewezen CKI met toezichthoudende taken bij de samenbouw, de ingebruikneming en het gebruik van drukapparatuur ten behoeve van de eigen organisatie.

LPI

:

Las Praktijk Ingenieur.

NEN-EN-ISO 9001:2008

:

Kwaliteitsmanagementsystemen – Eisen.

NEN-EN-ISO/IEC 17020:2004

:

General criteria for the operation of various types of bodies performing inspection.

NEN-EN-ISO/IEC 17021:2006

:

Conformity assesment – Requirements for bodies providing audit and certification of management systems.

NEN-EN-ISO/IEC 17024:2003

:

Conformiteitsbeoordeling – Algemene eisen voor instellingen die persoonscertificatie uitvoeren.

PED

:

Pressure Equipment Directive (97/23/EG)

PRD’s

:

Praktijkregels voor Drukapparatuur. Deze praktijkregels worden opgesteld door de Technische Commissie van Drukapparatuur van NEN en uitgegeven door de SDU.

Regeling

:

Warenwetregeling drukapparatuur.

Richtlijn

:

Richtlijn drukapparatuur, PED (97/23/EG).

Risicoanalyse

:

De in dit document gegeven risicoanalyse is een analyse, waaruit motivatie, voor te maken keuzes in het werkveld drukapparatuur, blijkt.

RvA

:

Raad voor Accreditatie.

WDA&T

:

Werkveldspecifiek Document voor Aanwijzing van en Toezicht op de CKI’s.

Stichting CCvD-DA

:

Stichting die de schema’s voor drukapparatuur beheert en het CCvD-DA faciliteert.

SZW

:

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Toezicht

:

Het verzamelen van de informatie over de vraag of een handeling of zaak voldoet aan de daaraan gestelde eisen, het zich daarna vormen van een oordeel daarover en het eventueel naar aanleiding daarvan interveniëren.

Verklaring van ingebruikneming (VvI)

:

Een door de CKI aan de gebruiker van drukapparatuur afgegeven verklaring dat de apparatuur in gebruik kan worden genomen.

Verklaring van herkeuring (VvH)

:

Een door de CKI aan de gebruiker van drukapparatuur afgegeven verklaring dat de apparatuur op basis van de uitgevoerde herkeuring weer in gebruik kan worden genomen.

3. SPECIFIEKE KENMERKEN VAN HET WERKVELD
3.1 Beschrijving schema

Dit document voor aanwijzing van en toezicht op CKI’s voor drukapparatuur is door het CCvD-DA voorgesteld en door de minister van SZW – inclusief eventuele aanpassingen – vastgesteld.

Op- en of aanmerkingen over dit document kunnen worden ingediend bij het CCvD-DA. Correspondentieadres van het CCvD-DA is: Secretariaat CCvD-DA p/a Ir. J.P.H. Wuister Vrieseweg 145 3311 NV Dordrecht.

3.2 Actieve partijen

Binnen het kader van dit document voor aanwijzing en toezicht zijn bij de opstelling betrokken geweest:

Stichting CCvD-DA;

SZW.

3.3 Risicoanalyse

De Nederlandse overheid maakt in de publieke sector gebruik van het private systeem van certificatie. Het doel van certificatie is in het algemeen het garanderen dat een product, systeem of dienst aan bepaalde eisen voldoet en indien wenselijk ook blijft voldoen. De waarde van certificatie in de publiekrechtelijke sfeer in het bijzonder is de mate van algemeen vertrouwen en zekerheid die wordt bereikt met een onderzoek gebaseerd op dit certificatieschema. De resultaten van dit onderzoek vormen de basis voor SZW om tot aanwijzing van instellingen en diensten te besluiten.

De instellingen en diensten zijn werkzaam in het werkveld drukapparatuur. In dit werkveld gaat het om risico’s die verband houden met de overdruk die heerst in drukapparatuur. Het mogelijk vrijkomen van de inhoud is een risico dat aan dit soort apparatuur verbonden is. Afhankelijk van de brandbaarheid, fysische explosiviteit en giftigheid kan dit risico’s voor de veiligheid en gezondheid van medewerkers en omwonenden en risico’s voor het milieu met zich meebrengen.

Gelet op de rol van de instellingen en diensten bestaan er, vaak als gevolg van externe factoren, risico’s die het beoogde functioneren, het vertrouwen in en de zekerheid van deze instellingen of diensten kunnen schaden en het beoogde doel van certificatie ondermijnen.

De instelling of dienst dient in alle gevallen haar werkzaamheden op integere, onpartijdige en onafhankelijke wijze uit te voeren en zal daarbij rekening houden met de mogelijke risico’s in de volgende gebieden:

de autonomie in onderzoek (inspecteren, keuren, auditeren), rapportage en certificatie (zie o.a. hoofdstuk 4 uit de ISO/IEC 17020: 2004 en paragrafen 5.1. en 5.2 van de NEN-EN-ISO/IEC 17021: 2011 voor voorzieningen die dit risico moeten beperken);

het niveau van deskundigheid en vakbekwaamheid (zie o.a. hoofdstuk 8 uit de NEN-EN-ISO/IEC 17020: 2004 voor voorzieningen die dit risico moeten beperken);

het hanteren van vertrouwelijke informatie (zie o.a. paragraaf 8.5 van de NEN-EN-ISO/IEC 17021: 2011 voor voorzieningen die dit risico moeten beperken);

de mate van transparantie van de werkprocessen;

het verwerken van ontvangen klachten en bezwaren (zie o.a. hoofdstuk 15 uit de NEN-EN-ISO/IEC 17020: 2004 en paragrafen 9.8 van de NEN-EN-ISO/IEC 17021: 2011 voor voorzieningen die dit risico moeten beperken);

het nemen van verantwoordelijkheid voor uitgevoerde taken (zie o.a. paragraaf 7.5 uit de NEN-EN-ISO/IEC 17020: 2004 voor voorzieningen die dit risico moeten beperken).

Enkele voor de hand liggende risico’s voor instellingen en diensten zijn:

onterecht een verklaring of certificaat afgeven;

onterecht een verklaring of certificaat niet afgeven, schorsen of intrekken;

inbreuken op de vertrouwelijkheid;

inbreuken op de onpartijdigheid;

inbreuken op het omgaan met ontoelaatbare (financiële) druk;

inbreuken op de vereiste competenties en de gevolgen daarvan.

Een instelling, die toezicht houdt op een inspectiedienst van de gebruiker, heeft te maken met het risico dat de instelling voor het geven van het eindoordeel grotendeels moet afgaan op gegevens die niet onder zijn verantwoordelijkheid tot stand zijn gekomen.

4. EISEN TEN BEHOEVE VAN DE AANWIJZING
4.1 Soorten CKI’s met aanwijzingskavels
4.1.1 Keuringsinstellingen (A)AKI
  • a. Product beoordeling t.b.v. (modules A1, B, B1, C1, F, G en deels H1), beoordeling druksystemen, Keuring voor Ingebruikneming, herkeuring met vaste termijnen, beoordelen termijn verlenging, beoordelen termijnflexibilisering, intredekeuring, beoordeling reparatie en wijziging;

  • b. Systeem beoordeling t.b.v. (modules D, D1, E, E1, H en deels H1), beoordeling termijnverlenging, termijnflexibilisering en het houden van toezicht op een IVG).

4.1.2 Keuringsdienst van de gebruikers (A)KVG

Product beoordeling (t.b.v. modules A1, C1, F en G, beoordeling druksystemen, Keuring voor Ingebruikneming, herkeuring met vaste termijnen, intredekeuring, beoordeling reparatie en wijziging).

4.1.3 Erkende onafhankelijke instellingen
  • a. Goedkeuren van personeel t.b.v. permanente verbindingen (lassers, soldeerders, etc.);

  • b. Goedkeuren van methoden van permanente verbindingen (lassen, soldeerverbindingen, etc.);

  • c. Goedkeuren van Niet Destructief Onderzoek personeel.

4.2 Eisen aan de (A)AKI’s
4.2.1 Beoordeling producten (drukapparatuur)
  • a. NEN-EN-ISO/IEC 17020:2004 (Type A)

  • b. Dit document

  • c. Bijlage IV van de Richtlijn drukapparatuur

4.2.2 Beoordeling systemen (drukapparatuur)
  • a. NEN-EN-ISO/IEC 17021:2011

  • b. Dit document

  • c. Bijlage IV van de Richtlijn drukapparatuur

4.3 Eisen aan de (A)KVG
  • a. NEN-EN-ISO/IEC 17020:2004 (Type B)

  • b. Dit document

  • c. Bijlage V van de Richtlijn drukapparatuur

4.4 Eisen aan erkende onafhankelijke instellingen
4.4.1 Voor goedkeuren van permanente verbindingen
  • a. NEN-EN-ISO/IEC 17020:2004 (Type A)

  • b. Dit document

  • c. Bijlage IV van de Richtlijn drukapparatuur

4.4.2 Voor het goedkeuren van personeel voor NDO/permanente verbindingen
  • a. NEN-EN-ISO/IEC 17024:2003 (Type A)

  • b. Dit document

  • c. Bijlage IV van de Richtlijn drukapparatuur

Naast de hiervoor opgesomde eisen dienen de CKI’s in samenhang met de gekozen aanwijzingskavels de daarop van toepassing zijnde procedures in de richtlijn en het schema drukapparatuur in hun kwaliteitssysteem op te nemen.

4.5 Specifieke invulling beoordeling producten (drukapparatuur)

Ten aanzien van de beoordeling van producten (drukapparatuur) conform NEN-EN-ISO/IEC 17020:2004 gelden de volgende criteria ten aanzien van de paragrafen 4.2, 6, 7, 8, 9, 10 en 13 uit deze norm als nadere invulling. Eisen die in het hiernavolgende gesteld worden aan personeel gelden voor zowel eigen personeel als voor ingehuurd extern personeel.

Paragraaf 4.2 van NEN-EN-ISO/IEC 17020:2004: Onafhankelijkheid

De CKI moet onafhankelijk zijn in de mate die vereist is met het oog op de voorwaarden waaronder ze haar diensten verstrekt.

Afhankelijk van deze voorwaarde dient ze te voldoen aan de minimumcriteria bepaald in een van de normatieve typen: Type A of B.

CKI van type A (AAKI, AKI):

De CKI die als ‘derde partij’ diensten verstrekt, moet voldoen aan de volgende criteria (normatief):

A.1

De CKI moet onafhankelijk zijn ten opzichte van de betrokken partijen. De CKI, en haar personeel dat verantwoordelijk is voor de keuring, mogen niet de ontwerper, vervaardiger, leverancier, installateur, inkoper, eigenaar, gebruiker of onderhoudsuitvoerder zijn van de objecten die ze keuren, noch de gemachtigde vertegenwoordiger van een of meer van deze partijen.

A.2

De CKI en haar personeel mogen zich niet inlaten met activiteiten die tegenstrijdig kunnen zijn met de onafhankelijkheid van hun oordeel en hun integriteit met betrekking tot hun keuringsactiviteiten. In het bijzonder mogen ze niet rechtstreeks betrokken zijn bij het ontwerp, de vervaardiging, levering, installatie, het gebruik of onderhoud van de gekeurde objecten, of van gelijksoortige objecten die ermee concurreren.

A.3

Alle geïnteresseerde partijen moeten gebruik kunnen maken van de diensten van de CKI. Er mogen geen buitensporige financiële of andere voorwaarden worden gesteld. De procedures volgens welke de CKI werkt, moeten op een niet-discriminerende wijze worden toegepast.

4.2.2 CKI van type B (AKVG, KVG)

De CKI die een afzonderlijk en identificeerbaar deel vormt van een organisatie die betrokken is bij het ontwerp, de fabricage, de levering, de installatie, het gebruik of het onderhoud van de objecten die door de CKI worden gekeurd, en die is opgericht om keuringsdiensten te verstrekken aan haar moederorganisatie, moet voldoen aan de volgende criteria (normatief):

B.1

Er moet een duidelijke scheiding tot stand worden gebracht tussen de verantwoordelijkheden van het keuringspersoneel en die van het personeel dat in andere functies is te werkgesteld, door identificatie van de CKI binnen de organisatie en doorvastlegging van de wijzen waarop zij verslag uitbrengt binnen de moederorganisatie.

B.2

De CKI en haar personeel mogen zich niet inlaten met activiteiten die in conflict kunnen zijn met de onafhankelijkheid van hun oordeel en hun integriteit met betrekking tot hun keuringsactiviteiten. In het bijzonder mogen ze niet rechtstreeks betrokken zijn bij het ontwerp, de vervaardiging, levering, installatie, het gebruik of onderhoud van de gekeurde objecten, of van gelijksoortige objecten die ermee concurreren.

B.3

Keuringsdiensten mogen uitsluitend worden verstrekt aan de organisatie waarvan de CKI deel uitmaakt.

Paragrafen 6, 7 en 8 van NEN-EN-ISO/IEC 17020: 2004: Organisatie en Personeel

Binnen de CKI zijn functies onderscheiden waaraan specifieke vakbekwaamheidseisen worden gesteld. De CKI moet zijn personeel voor die te onderscheiden functies aantoonbaar kwalificeren. Uit de beschrijving van de organisatie moet blijken dat de betrokken medewerkers bij de uitoefening van hun taken beschermd worden tegen het optreden van strijdige belangen.

In aanvulling op NEN-EN-ISO/IEC 17020:2004, par. 6 met betrekking tot organisatie en management en par. 8 met betrekking tot personeel, is van toepassing hetgeen bij de desbetreffende functieomschrijvingen is aangegeven in de bijlagen 1 en 2 van dit schema.

Organisatieschema:

In of bij het organisatieschema dienen de namen van de beschreven functionarissen en de namen van hun plaatsvervangers te worden aangegeven.

Het staat de CKI vrij aan deze functionarissen andere functiebenamingen toe te kennen mits eenduidig een relatie wordt gegeven met de beschreven functiebenamingen.

Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden:

In de vastgelegde procedures die de CKI hanteert moeten de verantwoordelijkheden en bevoegdheden worden aangegeven voor de in de procedures beschreven taken.

Interne audits:

In de vastgelegde procedures moet voorzien zijn in een systeem van jaarlijkse interne audits, welke er in resulteren dat in een periode van 3 jaar het volledige systeem is geaudit, waarbij het managementreview en de klachtenafhandeling jaarlijks worden beoordeeld.

Personeel:

In vastgelegde procedures wordt de competentie van de persoon (in de praktijk geconstateerde kennis) vastgesteld.

Paragraaf 9 van NEN-EN-ISO/IEC 17020: 2004: Faciliteiten voor metingen en beproevingen

Voor de uitvoering van onderzoeken en beproevingen in het kader van het werkveld moet de CKI beschikken over adequate faciliteiten. NEN-EN-ISO/IEC 17020:2004, par. 9 is van toepassing op de voorzieningen en uitrusting. De faciliteiten die beschikbaar moeten zijn, volgen uit de proefnemingen en metingen die voor de te onderzoeken drukapparatuur zijn voorgeschreven, of gebruikelijk zijn. In de regel geven de in paragraaf 4.24 van het schema voor beoordeling van drukapparatuur de bedoelde normen en technische maatstaven daarover de benodigde informatie. De uitrusting voor de beproevingen dient in beginsel te voldoen aan NEN-EN-ISO/IEC 17025: 2005. Indien de CKI gebruik maakt van voorzieningen en uitrusting van derden, dan dient de CKI een gedocumenteerde werkwijze te hanteren welke borgt dat de gebruikte voorzieningen en uitrustingen geschikt en toereikend zijn, waaronder een geldige kalibratie.

Paragraaf 10 van NEN-EN-ISO/IEC 17020: 2004: Keuringsmethoden en -rocedures

De CKI moet gebruik maken van de relevante keuringsmethoden en -procedures zoals beschreven in hoofdstuk 4 van het schema voor beoordeling van drukapparatuur.

Paragraaf 13 van NEN-EN-ISO/IEC 17020: 2004: Inspectierapportages en verklaringen

De CKI moet inspectierapportages en verklaringen opstellen. In de hoofdstukken 4 en 9 van het schema voor beoordeling van drukapparatuur wordt dit nader uitgewerkt.

4.6 Specifieke invulling beoordeling systemen (drukapparatuur)

Ten aanzien van systeemcertificatie conform NEN-EN-ISO/IEC 17021: 2011 gelden de volgende criteria ten aanzien van de paragrafen 7.1, 7.2, 8.2, 8.4, 8.6.2, 9.2, 9.3.1 en 9.6 als nadere invulling en aanvulling op deze norm. Eisen die in het hiernavolgende gesteld worden aan personeel gelden voor zowel eigen personeel als voor ingehuurd extern personeel.

Paragrafen 7.1 en 7.2 van NEN-EN-ISO/IEC 17021: 2011: Personeel

Binnen de CKI zijn functies te onderscheiden waaraan specifieke vakbekwaamheidseisen moeten worden gesteld. De CKI moet zijn personeel voor die te onderscheiden functies aantoonbaar kwalificeren. Uit de beschrijving van de organisatie moet blijken dat de betrokken medewerkers bij de uitoefening van hun taken beschermd worden tegen het optreden van strijdige belangen.

In aanvulling op NEN-EN-ISO/IEC 17021: 2011, par. 7.1 en 7.2 betrekking tot personeel, is van toepassing hetgeen bij de desbetreffende functieomschrijvingen is aangegeven in bijlagen 1 en 2.

Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden:

In de vastgelegde procedures die de CKI hanteert moeten de verantwoordelijkheden en bevoegdheden worden aangegeven voor de in de procedures beschreven taken.

Paragraaf 8.2 van NEN-EN-ISO/IEC 17021: 2011: Certificatie documenten

Op het certificaat moeten ook staan het KvK-nummer en het kenmerk van de aanwijzingsbeschikking. In het kader van de richtlijn drukapparatuur dient tevens, indien van toepassing, het NoBo identificatienummer op het certificaat te staan.

Paragraaf 8.4 van NEN-EN-ISO/IEC 17021: 2011: Gebruik van logo’s en beeldmerken

In de regel wordt door de instellingen op het werkveld ‘drukapparatuur‘ geen toestemming voor het gebruik van logo’s en/of beeldmerken verleend aan derden. Voor zover die wel worden verleend zijn de eisen uit paragraaf 8.4 van de NEN-EN-ISO/IEC 17021: 2011 van toepassing.

Paragraaf 8.6.2 van NEN-EN-ISO/IEC 17021: 2011: Berichtgeving van wijzigingen door een CKI

Hier wordt aangegeven dat de CKI de certificaathouders moet berichten als de eisen voor certificatie gaan veranderen. Belangrijk is de opmerking dat de CKI niet kan bepalen op welke wijze bepaalde elementen uit het certificatieschema gewijzigd worden. Er kan wel een wijzigingsvoorstel ingediend worden (door het CCvD-DA), maar de minister van SZW zal deze beoordelen en bepalen of het wijzigingsvoorstel al dan niet ongewijzigd overgenomen moet gaan worden.

Paragraaf 9.2 van NEN-EN-ISO/IEC 17021: 2011: Initiële audit en Certificatie

De procedure ten aanzien van de initiële audit is beschreven in het werkveld specifiek certitifcatieschema [producten resp. systemen nummers documentcodes invoegen] .

Paragraaf 9.3.1 van NEN-EN-ISO/IEC: 17021: 2011: Controle en Toezicht

De procedure ten aanzien van Controle en Toezicht is beschreven in het werkveld specifiek certitifcatieschema [producten resp. systeme nummers documentcodes invoegen]

Paragraaf 9.6 van NEN-EN-ISO/IEC 17021: 2011: Uitstellen, intrekken of beperken van de omvang van de certificatie kavels

Voor de invulling zie het schema voor beoordeling van systemen.

4.7 Aanwijzingscriteria

De CKI wordt in het kader van haar aanwijzing op grond van de regeling op de volgende criteria getoetst:

De aangewezen CKI en de werknemers die met de keuringen of beoordelingen zijn belast, voeren deze uit met de grootste mate van beroepsintegriteit.

Er is een integriteitsbeleid, dat waar nodig in duidelijke voorschriften is uitgewerkt. Het personeel heeft zich aantoonbaar hieraan geconformeerd.

De aangewezen CKI treedt integer en niet buiten zijn bevoegdheden in de markt op.

Het personeel van de aangewezen CKI is aantoonbaar gebonden aan beroepsgeheim ten aanzien van al hetgeen het bij de uitoefening van zijn taak in het kader van het besluit ter kennis is gekomen, behalve tegenover de ter zake bevoegde overheidsinstanties.

De aangewezen CKI is bestuursorgaan in de zin van de Algemene wet bestuursrecht en dient te voldoen aan bestuurswetgeving zoals de Algemene wet bestuursrecht, de Wet openbaarheid van bestuur en de Archiefwet 1995.

De aangewezen CKI dient te beschikken over een WA verzekering die voldoende dekking biedt voor redelijkerwijs te verwachten risico’s (niet van toepassing voor KVG’s).

De aangewezen CKI dient een procedure te hebben waarin geregeld is dat in geval van ontdekking van een vermoeden van direct gevaar voor de veiligheid en milieu dit ogenblikkelijk door de desbetreffende medewerker gemeld wordt, en waarin staat beschreven dat de CKI z.s.m. de belanghebbenden informeert, waaronder indien van toepassing de betreffende overheidsinstantie.

Bij beëindiging van de activiteiten door de aangewezen CKI, dient deze terstond de minister van SZW te informeren. De minister van SZW bepaalt wat de (voorheen) aangewezen CKI met de dossiers moet doen, de (voorheen) aangewezen CKI dient hieraan mee te werken. Dit vrijwaart de (voorheen) aangewezen CKI niet van eventuele aansprakelijkheid voor fouten in door haar uitgevoerde keuringen of beoordelingen.

De aangewezen CKI dient de volgende procedures op schrift te hebben gesteld: een zienswijzeprocedure (afdeling 4.1.2 Awb), een bezwaarschriftprocedure (hoofdstuk 6 en 7 Awb) en een klachtenprocedure (hoofdstuk 9 Awb).

De aangewezen CKI moet zich aantoonbaar laten vertegenwoordigen in het nationale overleg van de instellingen.

De CKI is verplicht om het weigeren, opschorten of intrekken van verklaringen of certificaten te melden aan de andere CKI’s respectievelijk NoBo’s en AI.

Voor zover in certificatieschema’s een sanctie- en maatregelenbeleid is vastgelegd, dient de CKI zich bij de op te leggen sancties/maatregelen aan dit sanctie- en maatregelenbeleid te houden. In geval van kennelijke onredelijkheid heeft de CKI op grond van de Awb de bevoegdheid hier van af te wijken. Afwijking geschiedt alleen op grond van door de certificaathouder aan te dragen argumenten. De onderbouwing voor de afwijking wordt opgenomen in het besluit over de opgelegde sanctie. Afwijkingen worden geregistreerd door de CKI.

Alle documenten en registraties in het verkeer met de overheid dienen in het Nederlands te zijn tenzij anders met de overheid overeengekomen.

Het is de CKI verboden om de afgifte van certificaten en de daaraan voorafgaande beoordeling en beslissing uit te besteden.

De (kandidaat) CKI sluit een overeenkomst met de Stichting CCvD-DA af.

5. TOEZICHT

In verband met de verplichtingen in het kader van toezicht zijn de volgende criteria van toepassing;

Ten behoeve van de informatieverzameling dient de CKI kosteloos:

  • a. Zich jaarlijks vóór 1 maart schriftelijk aan SZW te verantwoorden over de rechtmatigheid en doeltreffendheid van het functioneren op elk werkveld waarvoor de instelling door de minister van SZW is aangewezen (de schriftelijke verantwoording wordt naar de Arbeidsinspectie, Team Certificatie, gezonden). In deze schriftelijke verantwoording worden tenminste de onderwerpen behandeld:

    1.

    de door de CKI afgegeven, geschorste, ingetrokken dan wel geweigerde certificaten;

    2.

    wijzigingen in de op het werkveld van de CKI betrekking hebbende accreditaties, reglementen en procedures;

    3.

    wijzigingen in de bestuurssamenstelling;

    4.

    wijzigingen in de statuten of het huishoudelijk reglement;

    5.

    structurele knelpunten op het werkveld van de CKI die zich in de uitvoeringspraktijk hebben voorgedaan;

    6.

    structurele knelpunten op het werkveld van de CKI die zich in de uitvoeringspraktijk hebben voorgedaan;

    7.

    het gevoerde overleg en de samenwerking op het werkveld met andere certificerende CKI’s;

    8.

    door de CKI ontvangen klachten en de wijze van afhandeling daarvan;

    9.

    tegen de beslissingen van de CKI ingediende bezwaren en aangespannen zaken en de wijze van afhandeling daarvan;

    10.

    een financieel verslag betreffende de activiteiten waarvoor de CKI is aangewezen (niet van toepassing voor KVG’s).

    11.

    Het aantal malen per kalenderjaar dat afgeweken wordt van het sanctie- en maatregelenbeleid, genoemd in punt 4.7.12.

  • b. Mee te werken aan controles door SZW (in de praktijk betekent dit dat de controles door de Arbeidsinspectie, Team Certificatie, uitgevoerd kunnen worden). De controles van de RvA i.v.m. het werkveld drukapparatuur worden jaarlijks uitgevoerd.

  • c. Tijdige en juiste informatie, zie paragraaf 5 a, te verstrekken die SZW nodig heeft om te kunnen beoordelen of zij aan de aanwijzingsnormen blijft voldoen (in de praktijk betekent dit dat deze informatie aan de Arbeidsinspectie, Team Certificatie, of de RvA verstrekt moet worden).

  • d. Terstond informatie te verstrekken aan SZW en aan het CCvD-DA in het kader van hun registratietaak, over individuele certificaten/certificaathouders waaraan een sanctie is opgelegd (in de praktijk betekent dit dat deze informatie aan de Arbeidsinspectie, Team Certificatie, verstrekt moet worden).

  • e. Informatie te verstrekken aan de Arbeidsinspectie, Team Certificatie, over de wijze waarop zij certificaten heeft verstrekt en van de wijze waarop zij het doen en laten van de certificaathouders periodiek beoordeelt.

  • f. Aan te tonen aan SZW dat zij voldoende controleert of certificaathouders blijven voldoen aan de certificatie-eisen (in de praktijk betekent dit dat deze informatie aan de Arbeidsinspectie, Team Certificatie, of aan de nationale accreditatie-instantie (RvA) verstrekt moet worden). In ieder geval worden frequentie, aard en omvang(tijdsduur) van de controles weergegeven.

  • g. SZW in te lichten zodra zij voornemens is een of meer van haar taken te beëindigen.

  • h. SZW in te lichten zodra zij een aanvraag indient voor een aanvullende accreditatie of beoordeling op basis van een wettelijke specifiek schema.

6. MAATREGELEN

Indien de aangewezen instelling niet meer voldoet aan de eisen in dit schema kan dit gevolgen hebben voor de aanwijzing. Zie beleidsmaatregel maatregelenbeleid certificering Arbeidsomstandighedenwet en Warenwet, Stcrt. 2010, nr. 10839 van 14 juli 2010.

BIJLAGE 1: TAKEN, VERANTWOORDELIJKHEDEN EN BEVOEGDHEDEN

Toelichting op de tabel

V = Verplicht aanwezig binnen de organisatie van de (A)AKI resp. (A)KVG

O = Optioneel aanwezig

E = Aanwezig binnen de organisatie van de (A)AKI resp. (A)KVG of extern beschikbaar

P = Aanwezig bij beoordeling van producten (drukapparatuur)

S = Aanwezig bij systeemcertificatie

Functies

Beschikbaar

Taken, Bevoegdheden en Verantwoordelijkheden

(A)AKI

(A)KVG

P / S

Algemeen

Voor alle gekozen aanwijzingskavels

Technisch Manager

V

V

P, S

Draagt de algehele verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de inspecties en de beoordelingen.

Overeenstemmingsbeoordeling drukapparatuur/samenstellen en druksystemen

Senior Ontwerpbeoordelaar

V

V

P, S

– Noodzakelijk voor de modules B, B1, G en H1;

– Beoordeelt ontwerpen;

– Stelt het eindoordeel over het ontwerp vast;

– Ondertekent de ‘verklaring van ontwerponderzoek’ of de ‘verklaring van type-onderzoek’.

Ontwerpbeoordelaar

O

O

P, S

– Noodzakelijk voor de modules B, B1, G en H1;

– Beoordeelt ontwerpen onder verantwoordelijkheid van de Senior Ontwerpbeoordelaar.

Senior Inspecteur

V

V

P, S

– Noodzakelijk voor de modules A1, C1, D, D1, E, E1, F, G en H1;

– Voert inspecties uit in de fasen fabricage en eindcontrole;

– Stelt eindoordeel vast voor de fasen fabricage en eindcontrole en ondertekent de ‘verklaring van overeenstemming ten aanzien van de verrichte proeven’.

Inspecteur

O

O

P, S

– Noodzakelijk voor de modules A1, C1, D, D1, E, E1,F, G en H1;

– Voert inspecties uit in de fasen fabricage en eindcontrole, onder verantwoordelijkheid van de Senior Inspecteur. Neemt waar nodig in verband met de procesgang zelfstandig beslissingen over deelaspecten.

Specialist Materiaalkunde

E

E

P, S

Noodzakelijk voor diverse modules

Specialist NDO

E

E

P, S

Noodzakelijk voor diverse modules

Verbindingsdeskundige

E

E

P, S

Noodzakelijk voor diverse modules

Lead auditor / auditor

O

 

S

Noodzakelijk voor de modules D, D1, E, E1, H en H1

Vakdeskundige in auditteam

O

 

S

Noodzakelijk voor de modules D, D1, E, E1, H en H1

Certificatiebeslisser

O

 

S

– Noodzakelijk voor de modules D, D1, E, E1, H en H1;

– Neemt besluiten met betrekking tot certificatie van kwaliteitssystemen.

Keuring voor Ingebruikneming

Senior Inspecteur

V

V

P

– Voert inspecties uit;

– Stelt eindoordeel vast over de keuring vóór ingebruikneming;

– Ondertekent de ‘verklaring van ingebruikneming’ en de ‘voorlopige verklaring van ingebruikneming’.

Inspecteur

O

O

P

Voert inspecties uit onder verant- woordelijkheid van de Senior Inspecteur. Neemt waar nodig in verband met de procesgang zelfstandig beslissingen over deelaspecten.

Herkeuring ‘vaste termijnen’ en ‘overschrijden jaargrens’

Senior Inspecteur

V

V

P

– Accordeert herbeoordelingsplannen in het kader van de herkeuring ‘vaste termijnen’;

– Voert inspecties uit;

– Stelt eindoordeel vast over de herkeuring ‘vaste termijnen’;

– Ondertekent de ‘verklaring van herkeuring’.

Inspecteur

O

O

P

– Voert inspecties uit onder verantwoordelijkheid van de Senior Inspecteur. Neemt waar nodig in verband met de procesgang zelfstandig beslissingen over deelaspecten;

– Stelt onder verantwoordelijkheid van de senior inspecteur het eindoordeel vast in geval van de periodieke herkeuring van o.a mechanische veiligheidsappendages, flessen voor ademhalingstoestellen, persluchtbuffervaten, cryogene drukapparatuur.

Specialist Materiaalkunde

E

E

P

 

Specialist NDO

E

E

P

 

Herkeuring ‘termijnverlenging’

Senior Inspecteur

V

 

P

– Accordeert herbeoordelingsplannen en beoordelingsresultaten in het kader van termijnverlenging;

– Voert de inspecties uit.- Stelt eindoordeel vast over de herkeuring in het kader van termijnverlenging;

– Ondertekent de ‘verklaring van herkeuring’ met de daarop vermelde verlengde termijn.

Senior Inspecteur

 

V

P

– Ondersteunt de aanvraag;

– Beoordeelt en meeondertekent de aanvraag;

– Voert de inspecties uit.

– Rapporteert over de inspectiebevindingen;

– Autoriseert de rapportage.

Inspecteur

O

O

P

Voert inspecties uit onder verantwoordelijkheid van de Senior Inspecteur. Neemt waar nodig in verband met de procesgang zelfstandig beslissingen over deelaspecten.

Specialist Materiaalkunde

E

 

P

 

Specialist NDO

E

 

P

 

Herkeuring ‘termijnflexibilisering’

Senior Inspecteur

V

 

P, S

– Accordeert herbeoordelingsplannen en beoordelingsresultaten in het kader van termijnflexibilisering;

– Voert de inspecties uit;

– Stelt eindoordeel vast over de herkeuring;

– Ondertekent de ‘verklaring van herkeuring’ met de daarop vermelde geflexibiliseerde termijn.

Senior Inspecteur

 

V

P, S

– Ondersteunt de aanvraag;

– Beoordeelt en meeondertekent de aanvraag;

– Voert de inspecties uit;

– Rapporteert over de inspectiebevindingen;

– Autoriseert de rapportage.

Inspecteur

O

 

P, S

Voert inspecties uit onder verantwoordelijkheid van de Senior Inspecteur. Neemt waar nodig in verband met de procesgang zelfstandig beslissingen over deelaspecten.

Specialist Materiaalkunde

E

 

P, S

 

Specialist NDO

E

 

P, S

 

Lead auditor / auditor

V

 

S

 

Vakdeskundige in auditteam

V

 

S

 

Certificatiebeslisser

V

 

S

Neemt besluiten met betrekking tot certificatie en aanvaarding van kwaliteitssystemen van de gebruiker.

Wijzigingen in de gebruiksfase

Senior Ontwerpbeoordelaar

V

V

P

– Beoordeelt ontwerpen;

– Stelt het eindoordeel over een gewijzigd ontwerp vast.

Ontwerpbeoordelaar

O

O

P

Beoordeelt gewijzigde ontwerpen onder verantwoordelijkheid van de Senior Ontwerp-beoordelaar.

Senior Inspecteur

V

V

P

– Stelt eindoordeel vast over wijzigingen bedoeld in het besluit art. 14a, lid 2, 3, 5 en 6;

– Ondertekent indien van toepassing de ‘verklaring voor ingebruikneming’ en de ‘verklaring van herkeuring’.

Inspecteur

O

O

P

Voert inspecties uit onder verantwoordelijkheid van de Senior Inspecteur. Neemt waar nodig in verband met de procesgang zelfstandig beslissingen over deelaspecten.

Specialist Materiaalkunde

E

E

P

 

Specialist NDO

E

E

P

 

Verbindingsdeskundige

E

E

P

 

Reparaties in de gebruiksfase

Senior Inspecteur

V

V

P

– Voert inspecties uit;

– Stelt eindoordeel vast over de reparaties bedoeld in het besluit art. 14a, lid 2, 3, 5 en 6.

Inspecteur

O

O

P

Voert inspecties uit onder verantwoordelijkheid van de Senior Inspecteur. Neemt waar nodig in verband met de procesgang zelfstandig beslissingen over deelaspecten.

Specialist Materiaalkunde

E

E

P

 

Specialist NDO

E

E

P

 

Verbindingsdeskundige

E

E

P

 

Intredekeuring

Senior Ontwerpbeoordelaar

V

V

P

– Beoordeelt ontwerpen;

– Stelt het eindoordeel over het ontwerp vast.

Ontwerpbeoordelaar

O

O

P

Beoordeelt ontwerpen onder verantwoordelijkheid van de Senior Ontwerpbeoordelaar.

Senior Inspecteur

V

V

P

– Voert controles en onderzoeken uit;

– Stelt eindoordeel vast over de verrichte controles en onderzoeken en ondertekent de ‘verklaring van intredekeuring en ingebruikneming’.

Inspecteur

O

O

P

– Voert controles en onderzoeken uit onder verantwoordelijkheid van de Senior Inspecteur. Neemt waar nodig in verband met de procesgang zelfstandig beslissingen over deelaspecten.

Specialist Materiaalkunde

E

E

P

 

Specialist NDO

E

E

P

 

Verbindingsdeskundige

E

E

P

 

Certificeren van en toezicht op door IVG uitgevoerde taken

Senior Inspecteur

V

 

S

– Verifieert het ontwerp van reparaties;

– Verifieert herbeoordelingsplannen, alsmede inspectieplannen van reparaties en wijzigingen in de gebruiksfase;

– Woont bij en/of herhaalt door de IVG uitgevoerde herbeoordelingen, onderzoeken en/of inspecties;

– Verifieert rapportages over inspectiebevindingen;

– Maakt aantekeningen op de aantekenbladen;

– Formuleert het eindoordeel over het verder gebruik van de drukapparatuur op basis van de geverifieerde rapportage over de beoordelings- en inspectiebevindingen;

– Is bevoegd tot het ondertekenen van de ‘Verklaring voor Ingebruikneming’ en de ‘Verklaring van Herkeuring’.

Inspecteur

O

 

S

Voert verificaties en inspecties uit onder de verantwoordelijkheid van de Senior Inspecteur. Neemt waar nodig in verband met de procesgang zelfstandig beslissingen over deelaspecten.

Senior Beoordelaar

V

 

S

Verifieert het ontwerp van constructieve wijzigingen.

Lead auditor / auditor

V

 

S

 

Vakdeskundige in auditteam

V

 

S

 

Certificatiebeslisser

V

 

S

Neemt besluiten met betrekking tot certificatie van kwaliteitssystemen.

BIJLAGE 2: VAKBEKWAAMHEIDSEISEN

Het voldoen aan de vakbekwaamheidseisen dient door de CKI per geval gemotiveerd te zijn vastgelegd. Dit geldt ook voor de door de CKI ingeleende (senior) inspecteurs.

Naast de hierna volgende vakbekwaamheidseisen dient de CKI na te gaan of de persoon onafhankelijk is en competent is voor de uitoefening van zijn functie.

Algemene eisen:

Algemene eisen

Functies

Omschrijving

Technisch Manager

(zoals bedoeld in NEN-EN-ISO/IEC 17020:2004 par. 6.3)

Technische HBO-opleiding en tenminste tien jaar praktijkervaring met projecten / werkzaamheden in het kader van het werkveld van dit schema.

Senior Ontwerpbeoordelaar

Technische HBO-opleiding en vijf jaar actuele ervaring in ontwerpbeoordeling van drukapparatuur, of aantoonbaar gelijkwaardig.

Ontwerpbeoordelaar

Technische HBO-opleiding en twee jaar actuele ervaring in ontwerpbeoordeling van drukapparatuur, gespecificeerd naar deelaspecten.

Senior Inspecteur

(naar keuze a+b of a+ c)

a. Technische HBO-opleiding en vijf jaar actuele ervaring in engineering en/of onderhoud en/of inspectie van drukapparatuur;

b. Certificaat I&K niveau III met actuele ervaring op het gebied van drukapparatuur;

c. Certificaat LPI met 5 jaar actuele ervaring en kennis op het gebied van inspectie van drukapparatuur.

Inspecteur

(naar keuze a+b of a+ c)

a. Technische MBO-opleiding en vier jaar actuele ervaring in engineering en/of onderhoud en/of inspectie van drukapparatuur;

b. Certificaat I&K niveau II met actuele ervaring op het gebied van drukapparatuur, of aantoonbaar gelijkwaardig;

c. Certificaat MLT met 5 jaar actuele ervaring en kennis op het gebied van inspectie van drukapparatuur.

Specialist Materiaalkunde

HBO-materiaalkunde of Technische HBO-opleiding met 5 jaar actuele ervaring op het gebied van materiaalkunde.

Specialist niet-destructief onderzoek

Certificaat EN 473 niveau III voor desbetreffende onderzoekstechniek.

Verbindingsdeskundige

Certificaat LPI of EWT of gelijkwaardig.

Specifieke (aanvullende) eisen:

Voor alle functies geldt dat men voldoende kennis heeft van de richtlijnen, besluiten en regelingen betreffende drukapparatuur.

Specifieke (aanvullende) eisen

Functies

Omschrijving

Overeenstemmingsbeoordeling

Lead-auditor en auditor

NEN-EN-ISO/IEC 19011: 2002 met basiskennis op het gebied van drukapparatuurtechnologie.

Vakdeskundige in auditteam

(a en b en indien van toepassing c)

a. Technische HBO-opleiding en vijf jaar actuele ervaring in engineering en/of onderhoud en/of inspectie van drukapparatuur;

b. Opleiding als auditor (NEN-EN-ISO/IEC 9001: 2000);

c. Voor module H en H1 tevens: Technische HBO-opleiding en twee jaar actuele ervaring in ontwerpbeoordeling van drukapparatuur, gespecificeerd naar deelaspecten.

Certificatiebeslisser

Gekwalificeerd lead auditor (NEN-EN-ISO/IEC 19011: 2002) met basiskennis op het gebied van drukapparatuurtechnologie.

Herkeuring ‘vaste termijnen’ en ‘overschrijden jaargrens’

Senior Inspecteur

Kennisgebieden:

– degradatiemechanismen;

– effectiviteit van inspectie- en NDO-activiteiten;

– evaluatie van inspectieresultaten en incidenten;

– beoordelen van grenswaarden voor het gebruik.

Inspecteur

Kennisgebied:

degradatiemechanismen.

Herkeuring ‘termijnverlenging’

Senior Inspecteur

Kennisgebieden:

– degradatiemechanismen;

– effectiviteit van inspectie- en NDO-activiteiten;

– evaluatie van inspectieresultaten en incidenten;

– beoordelen van grenswaarden voor het gebruik;

– beheersmaatregelen op het gebied van onderhoud, inspectie en procesvoering rekening houdend met het ontwerp en fabricage;

– beheersbaarheid van de gebruiksomstandigheden.

Inspecteur

Kennisgebied:

degradatiemechanismen.

Herkeuring ‘termijnflexibilisering’

Senior Inspecteur

Kennisgebieden:

– effectiviteit van inspectie- en NDO-activiteiten;

– evaluatie van inspectieresultaten en incidenten;

– beoordelen van grenswaarden voor factoren, die de integriteit van de drukapparatuur bepalen;

– risicomethodieken, m.n. van degradatiemechanismen;

– beheersmaatregelen op het gebied van onderhoud, inspectie en procesvoering rekening houdend met het ontwerp en fabricage;

– beheersbaarheid van de gebruiksomstandigheden, die de integriteit van de drukapparatuur bepalen;

– RBI methodieken.

Inspecteur

Kennisgebieden:

– degradatiemechanismen;

– RBI methodieken.

Toezicht op door IVG uitgevoerde taken

Lead-auditor en auditor

NEN-EN-ISO/IEC 19011: 2002 met basiskennis op het gebied van drukapparatuurtechnologie.

Vakdeskundige in auditteam

herkeuring

termijnverlenging

termijnflexibilisering

wijzigingen

reparaties

( a en b)

a. Opleiding als auditor (NEN-EN-ISO/IEC 9001: 2000);

b. Voldoet aan de eisen voor senior inspecteur en senior ontwerpbeoordelaar.

Kennisgebied:

– Voldoet aan de in deze tabel beschreven kennisgebieden van een senior inspecteur, in relatie met de te auditten taken van de IVG.

Certificatiebeslisser

Gekwalificeerd lead auditor (NEN-EN-ISO/IEC 19011: 2002) met basiskennis op het gebied van drukapparatuurtechnologie.

Senior Inspecteur

Basiskennis op het gebied van (NEN-EN-ISO/IEC 9001: 2000).

Senior Ontwerpbeoordelaar

Basiskennis op het gebied van (NEN-EN-ISO/IEC 9001: 2000).

BIJLAGE 5, BEHOREND BIJ DE MINISTERIËLE REGELING VAN 2 NOVEMBER 2012, NR. G&VW/GW/2012/16185, HOUDENDE WIJZIGING VAN DE WARENWETREGELING DRUKAPPARATUUR IN VERBAND MET DE GEFASEERDE INVOERING VAN HET HERZIENE STELSEL VAN CERTIFICATIE (FASE 4).

Bijlage 3 behorend bij artikel 15, 2e lid van de Warenwetregeling Drukapparatuur

Werkveldspecifiek Certificatieschema voor de beoordeling van systemen t.b.v. de productie en het gebruik van drukapparatuur

Document: SPS-DA: 2012, versie 01

Onder beheer van:

CCvD-DASecretariaat CCvD-DA

Vrieseweg 145

3311 NV Dordrecht

INHOUDSOPGAVE

DEEL I:

ALGEMENE BEPALINGEN

1.

INLEIDING

1.1

Toelichting

1.2

Nieuwbouwfase

1.3

Gebruiksfase

2.

DEFINITIES

3.

SPECIFIEKE KENMERKEN VAN HET WERKVELD

3.1

Beschrijving schema

3.2

Actieve partijen

3.3

Risicoanalyse en afbreukcriteria

4.

CERTIFICATIEREGLEMENT

4.1

Doelstelling

4.2

Certificatieprocedure

4.3

Indelingsprocedure van drukapparatuur

4.4

Behandelingsprocedure module D

4.5

Behandelingsprocedure module D1

4.6

Behandelingsprocedure module E

4.7

Behandelingsprocedure module E1

4.8

Behandelingsprocedure module H

4.9

Behandelingsprocedure module H1

4.10

Behandelingsprocedure: certificeren van en toezicht op een IVG

4.11

Certificatiebeslissing

4.12

Geldigheidsduur van het certificaat

4.13

Gegevens op het certificaat

4.14

Klachten op de CKI

4.15

Bezwaarprocedure

4.16

Register voor systeem-/procescertificatie

4.17

Norminterpretatie

5.

TOEZICHT

5.1

Toegang

5.2

Frequentie en wijze van uitvoering van het toezicht

5.3

Verslag van bevindingen

5.4

Maatregelen

5.5

Criteria

DEEL II:

NORMEN

6.

EISEN

7.

BEOORDELINGSMETHODIEK

DEEL I: ALGEMENE BEPALINGEN

Deel 1 van dit certificatieschema bevat algemene uitgangspunten en bepalingen voor certificatie door CKI’s en voorwaarden waar onder de afgifte van certificaten dient te gebeuren. Beschreven wordt achtereenvolgens:

  • het werkveld waarop dit certificatieschema betrekking heeft (1);

  • definities (2);

  • een beschrijving van de specifieke kenmerken van het werkveld waar onder een risicoanalyse (3);

  • het certificatiereglement (4);

  • controle op naleving/handhaving (5).

1. INLEIDING
1.1 TOELICHTING

Dit werkveld specifieke schema voor systemen is door Stichting CCvD-DA opgesteld en vastgesteld door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Het betreft de beoordeling en certificering van systemen van fabrikanten en gebruikers van drukapparatuur. De systemen kunnen betrekking hebben op het gebied van ontwerp, de fabricage, de samenbouw, de eindcontrole en het gebruik van drukapparatuur.

De te certificeren systemen hebben betrekking op de nieuwbouw en het gebruik van drukapparatuur met een overdruk van meer dan 0,5 bar. Voor de nieuwbouw van drukapparatuur zijn een aantal keuze mogelijkheden beschreven t.a.v. het te hanteren systeem ter borging van de veiligheid van de drukapparatuur. Deze mogelijkheden worden in paragraaf 1.2 opgesomd en in zogenaamde modulen weergegeven. Voor de gebruiksfase zijn in paragraaf 1.3 de deelgebieden aangegeven waarop het systeem van de gebruiker betrekking op kan hebben.

In dit document zijn de eisen vastgelegd waaraan beoordelingen van organisaties en gehanteerde systemen m.b.t. drukapparatuur door CKI’s moeten voldoen. Dit vastgestelde schema vervangt daarmee eerdere versies.

1.2 NIEUWBOUWFASE

Bij de keuze van het te hanteren systeem voor de nieuwbouw van drukapparatuur, samenstellen en druksystemen van de risicocategorie II, III en IV moet gebruik worden gemaakt van een van de modulen zoals aangegeven in de onderstaande tabel.

Omschrijving module

Aanduiding module

Productiekwaliteitsborging

D

Productiekwaliteitsborging

D1

Productiekwaliteitsborging

E

Productiekwaliteitsborging

E1

Volledige kwaliteitsborging

H

Volledige kwaliteitsborging met controle van het ontwerp en bijzonder toezicht op de eindcontrole

H1

Tevens wordt in het kort het doel en toepassingsgebied van de modules beschreven. In de schema’s voor producten en systemen worden de relevante procedures voor de mo-dules nader omschreven.

Module D:

Het doel van deze module is beoordelen of het kwaliteitssysteem van de fabrikant voldoet aan de desbetreffende eisen van de Richtlijn (bijlage III module D par. 3) en het toezicht houden op het blijvend voldoen door de fabrikant aan de verplichtingen voortvloeiend uit dat kwaliteitseissysteem. Dit kwaliteitssysteem betreft de fabricage en de eindcontrole (eindinspectie en beproeving). Uitgangspunt is een gecertificeerd kwaliteitssysteem conform NEN-EN-ISO 9001:2008.

Module D1:

Het doel van deze module is beoordelen of het kwaliteitssysteem van de fabrikant voldoet aan de desbetreffende eisen van de Richtlijn, bijlage III, module D1, par. 4.1 en het toezicht houden op het blijvend voldoen door de fabrikant aan de verplichtingen voortvloeiend uit dat kwaliteitseissysteem. Dit kwaliteitssysteem betreft de fabricage en de eindcontrole (eindinspectie en beproeving). Uitgangspunt is een gecertificeerd kwaliteitssysteem conform NEN-EN-ISO 9001:2008.

Module E:

Het doel van deze module is beoordelen of het kwaliteitssysteem van de fabrikant voldoet aan de desbetreffende eisen van de Richtlijn, bijlage III, module D, par. 3 en het toezicht houden op het blijvend voldoen door de fabrikant aan de verplichtingen voortvloeiend uit dat kwaliteitseissysteem. Dit kwaliteitssysteem betreft de eindcontrole (eindinspectie en beproeving). Uitgangspunt is een gecertificeerd kwaliteitssysteem conform NEN-EN-ISO 9001:2008.

Module E1:

Het doel van deze module is beoordelen of het kwaliteitssysteem van de fabrikant voldoet aan de desbetreffende eisen van de Richtlijn, bijlage III, module E1, par. 4 en het toezicht houden op het blijvend voldoen door de fabrikant aan de verplichtingen voortvloeiend uit dat kwaliteitseissysteem. Dit kwaliteitssysteem betreft de fabricage en de eindcontrole (eindinspectie en beproeving). Uitgangspunt is een gecertificeerd kwaliteitssysteem conform NEN-EN-ISO 9001:2008.

Module H:

Het doel van deze module is beoordelen of het kwaliteitssysteem van de fabrikant voldoet aan de desbetreffende eisen van de Richtlijn, bijlage III, module H, par. 3.2 en het toezicht houden op het blijvend voldoen door de fabrikant aan de verplichtingen voortvloeiend uit dat kwaliteitseissysteem. Dit kwaliteitssysteem betreft het ontwerp, de fabricage en de eindcontrole (eindinspectie en beproeving). Uitgangspunt is een gecertificeerd kwaliteitssysteem conform NEN-EN-ISO 9001:2008.

Module H1:

Het doel van deze module is beoordelen of het kwaliteitssysteem van de fabrikant vol-doet aan de desbetreffende eisen van de Richtlijn, bijlage III, module H1, punt. 1 en het toezicht houden op het blijvend voldoen door de fabrikant aan de verplichtingen voortvloeiend uit dat kwaliteitseissysteem. Dit kwaliteitssysteem betreft het ontwerp, de fabricage en de eindcontrole (eindinspectie en beproeving). Uitgangspunt is een gecertificeerd kwaliteitssysteem conform NEN-EN-ISO 9001:2008.

1.3 GEBRUIKSFASE

De gebruiksfase kent één aanwijzingskavel waarbij een systeembeoordeling van toepassing is. Hierbinnen zijn wel volgende aandachtsgebieden te onderscheiden:

  • Beoordeling termijnverlenging

  • Beoordeling termijnflexibilisering

  • Beoordeling van wijzigingen

  • Beoordeling van reparaties

Certificeren van en toezicht op de IVG (Inspectieafdeling van de Gebruiker)

Het doel van het toezicht is het beoordelen van de werkwijze van de IVG door certificatie van het kwaliteitssysteem en het bijwonen van uitvoerende werkzaamheden van de IVG.

2. DEFINITIES

Begrip of afkorting

:

Betekenis

Aanvrager van een certificaat

:

De (rechts-)persoon die bij de certificatie-instelling een aanvraag doet voor het afgeven van een certificaat.

Aanmelding

:

Aanmelding bij de EC van een CKI bij of krachtens wettelijk voorschrift door de Minister van SZW.

Aanwijzing

:

Aanwijzing van een instelling bij of krachtens wettelijk voorschrift door de minister van SZW.

AAKI

:

Aangemelde Aangewezen Keurings Instelling is een door de overheid aangewezen en bij de EC aangemelde CKI met toezichthoudende taken bij het ontwerp, de fabricage, en de eindcontrole van drukapparatuur.

AKI

:

Aangewezen Keurings Instelling is een door de overheid aangewezen CKI met toezichthoudende taken bij de samenbouw, de ingebruikneming en het gebruik van drukapparatuur.

AKVG

:

Aangemelde Aangewezen Keuringsdienst van de Gebruiker Instelling is een door de overheid aangewezen en bij de EC aangemelde CKI met toezichthoudende taken bij het ontwerp, de fabricage, en de eindcontrole van drukapparatuur ten behoeve van de eigen organisatie.

Besluit

:

Warenwetbesluit drukapparatuur

Centraal College van Deskundigen (CCvD)

:

Het college, onderdeel van en gefaciliteerd door de Stichting CCvD-DA, dat belanghebbende partijen in een bepaalde sector of branche de mogelijkheid biedt tot deelname bij het opstellen en onderhouden van werkveldspecifieke documenten op zodanige wijze dat sprake is van een evenwichtige en representatieve vertegenwoordiging van deze partijen.

Certificaat

:

Een certificaat in de zin van artikel 7 Warenwet. Daarnaast moet een certificaat beschouwd worden als een verklaring van overeenstemming (conformiteitsverklaring) zoals bedoeld in relevante ISO en EN normen.

Certificaathouder

:

(rechts) Persoon die in het bezit is van een geldig wettelijk verplicht certificaat.

Certificatiesysteem

:

Set van procedures en middelen benodigd om het certificatieproces uit te voeren per certificatieschema, dat leidt tot de uitgifte van een certificaat van vakbekwaamheid, inclusief onderhoud.

Certificerings en Keurings-instelling (CKI)

:

Kalibratie- of conformiteitsbeoordelingsinstellingen zoals certificatie-instellingen, keuringsdiensten van gebruikers, laboratoria, inspectie-instellingen en testinstituten. Conform het Warenwetbesluit Drukapparatuur worden de volgende CKI’s onderscheiden: AAKI; AKI; AKVG; KVG; erkende onafhankelijke instelling.

EG-verklaring van overeenstemming (VvO)

:

De EG-verklaring van typeonderzoek of EG-verklaring van overeenstemming als bedoeld in de Richtlijn drukapparatuur danwel een verklaring van typeonderzoek of verklaring van overeenstemming als bedoeld in het Warenwetbesluit drukapparatuur.

NEN-EN 10204: 1995

:

Vervallen norm: Producten van Metaal – Soorten keuringsdocumenten

NEN-EN 10204: 2004

:

Actuele norm: Producten van Metaal – Soorten keuringsdocumenten

Inspectie

:

Een inspectie is een controle van de documenten en de fysieke conditie van een apparaat, teneinde te kunnen beoordelen of voldaan wordt aan de van toepassing zijnde normen.

IVG

:

Inspectiedienst van de Gebruiker

KVG

:

Aangewezen Keuringsdienst van de Gebruiker is een door de overheid aangewezen CKI met toezichthoudende taken bij de samenbouw, de ingebruikneming en het gebruik van drukapparatuur ten behoeve van de eigen organisatie.

Keuring

:

Keuring is een in het werkveld drukapparatuur niet gangbare term. In plaats daarvan wordt veelal de term inspectie gebruikt. Verder zie inspectie.

NEN-EN-ISO 9001:2008

:

Kwaliteitsmanagementsystemen – Eisen

NEN-EN-ISO/IEC 17020:2004

:

General criteria for the operation of various types of bodies performing inspection.

NEN-EN-ISO/IEC 17021:2011

:

Conformity assesment – Requirements for bodies providing audit and certification of management systems.

PED

:

Pressure Equipment Directive (97/23/EG)

PRD’s

:

Praktijkregels voor Drukapparatuur. Deze praktijkregels worden opgesteld door de Technische Commissie van Drukapparatuur van NEN en uitgegeven door de SDU.

SBS-DA

:

Schema voor Beoordeling van Systemen (drukapparatuur)

Stichting CCvD-DA

:

Stichting die de schema’s voor drukapparatuur beheert en het CCvD-DA faciliteert.

SZW

:

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Regeling

:

Warenwetregeling drukapparatuur

Richtlijn

:

Richtlijn drukapparatuur, PED (97/23/EG)

 

:

Richtlijn Specifiek Accreditatie Schema

RvA

:

Raad voor Accreditatie

Verklaring van herkeuring (VvH)

:

Een door de CKI aan de gebruiker van drukapparatuur afgegeven verklaring dat de apparatuur op basis van de uitgevoerde herkeuring weer in gebruik kan worden genomen.

3. SPECIFIEKE KENMERKEN VAN HET WERKVELD

Om het maatschappelijk belang – veiligheid en gezondheid van en rondom de arbeid en het milieu te waarborgen, is door de overheid gekozen voor een wettelijk verplichte certificatieregeling voor de borging van de kwaliteit/veiligheid van systemen welke worden toegepast ten behoeve van het ontwerp, de fabricage, de samenbouw, de eindcontrole en het gebruik van drukapparatuur.

3.1 BESCHRIJVING SCHEMA

Dit certificatie schema voor de beoordeling van systemen is op door de Stichting CCvD-DA voorgesteld en door de minister van SZW –inclusief eventuele aanpassingen- vastgesteld. Op- en of aanmerkingen over dit document kunnen worden ingediend bij het CCvD-DA. Correspondentieadres van het CCvD-DA is te vinden in het handelsregister van de Kamer van Koophandel in Rotterdam onder het nummer: 24386674.

3.2 ACTIEVE PARTIJEN

Binnen het kader van dit beoordelingsschema zijn o.a. de volgende soorten partijen actief:

  • Stichting CCvD-DA

  • CKI’s

  • Certificaathouder/ organisatie met managementsysteem

3.3 RISICOANALYSE EN AFBREUKCRITERIA

Drukapparatuur wordt op overdruk bedreven. Dit houdt het risico in dat onder bepaalde omstandigheden de in de apparatuur aanwezige stoffen vrijkomen. Afhankelijk van de brandbaarheid, fysische explosiviteit en giftigheid brengt dit risico’s voor de veiligheid en gezondheid van medewerkers en omwonenden en risico’s voor het milieu met zich mee. Om deze risico’s te beheersen is waarborging van de integriteit van de apparatuur van groot belang. Hiertoe worden eisen gesteld aan het ontwerp, de fabricage, de samenbouw, de eindcontrole, de ingebruikneming en het gebruik van drukapparatuur. Deze eisen welke gesteld worden aan fabrikanten en gebruikers van drukapparatuur betreffen, de gehanteerde methoden en kwaliteitssystemen, de benodigde deskundigheid en het toezicht door een CKI. Uit een door het ministerie van SZW uitgevoerde risicoanalyse blijkt dat de apparatuur met het grootste risico voornamelijk bij grote bedrijven in gebruik is. Deze risicoanalyse geeft echter ook aan dat bij deze bedrijven veel deskundigheid aanwezig is in veelal goed gestructureerde inspectieafdelingen met een goede kwaliteitsborging. Dit maakt het mogelijk om bij die bedrijven, ondanks het relatief hoge risico, maatwerk bij de periodieke herbeoordelingen (verlenging van termijnen of flexibilisering van termijnen) toe te passen. Dit uiteraard mits toetsbaar aan voorgeschreven deskundigheidseisen en organisatorische eisen wordt voldaan. Apparatuur welke in gebruik is bij veel relatief kleine bedrijven heeft veelal een lager risico. Echter, bij deze bedrijven is ook het deskundigheidsniveau veel lager. Daarom zal voor de bij deze bedrijven in gebruik zijnde apparatuur uitgegaan moeten worden van voorgeschreven vaste herbeoordelingstermijnen.

4. CERTIFICATIEREGLEMENT
4.1 DOELSTELLING

Dit deel van het schema omschrijft de procedures die relevant zijn voor het juist toepassen van het specifieke schema.

4.2 CERTIFICATIEPROCEDURE

De opdrachtgever dient bij een CKI, in overeen¬stemming met de certificatieprocedure, een aanvraag in voor de beoordeling van zijn kwaliteitssysteem. De opties voor de verschillende certificatieprocedures staan beschreven in de paragrafen 4.4 tot en met 4.10. Als onderdeel daarvan verstrekt de CKI informatie over de gang van zaken bij de afhandeling van de aanvraag.

De instelling dient een procedure op te stellen m.b.t. de minimale tijdsbesteding voor de toetsing van de aanvullende eisen uit dit Schema.

4.3 INDELINGSPROCEDURE VAN DRUKAPPARATUUR

De volgende procedures waarover een CKI dient te beschikken, zijn gebaseerd op de laatst geldende versie van het Warenwetbesluit drukapparatuur en de Warenwetregeling drukapparatuur.

De indelingsprocedure is in principe geschikt voor toepassing op twee manieren, t.w.:

  • * ter verificatie of een -door de aanvrager- gewenste behandelingsprocedure vol-doet aan de desbetreffende eisen volgens het Besluit;

  • * in overleg met de aanvrager vaststellen van de juiste behandelingsprocedure(s) in het geval dat geen gespecificeerde behandelingsprocedure(s) is(zijn) vermeld in de aanvraag.

De indelingsprocedure dient op een toetsbare wijze te resulteren in de vaststelling van de respectievelijke behandelingsgrondslag c.q. procedure(s).

De CKI dient te beschikken over een procedure voor het vaststellen van de juiste indeling resp. overeenstemmingsbeoordelingsprocedure(s) c.q. module(s) voor de aangeboden drukapparatuur.

De onderstaande parameters met betrekking tot de vaststelling van de indeling en de passende overeenstemmingsbeoordelingsprocedure(s) voor de desbetreffende drukapparatuur dienen op basis van deze indelingsprocedure te worden vastgesteld, t.w.:

  • * de vaststelling of de aangeboden drukapparatuur c.q. de aanvraag voor een overeenstemmingsbeoordeling onder het toepassingsgebied van de Richtlijn valt (PED art. 1)

  • * de vaststelling van de indeling van de stof c.q. groep (PED art. 9)

  • * de vaststelling van de indeling van de desbetreffende drukapparatuur, ergo de tabel en de categorie (PED art. 3 en bijlage II).

  • * de vaststelling van de (combinatie van) module(s) (PED art. 10 en bijlage II).

Het eindresultaat van de afwikkeling van deze indelingsprocedure is de vaststelling van de vereiste basisinformatie voor de definitie van de behandelingsgrondslag c.q. proce-dure(s) voor de uitvoering van de overeenstemmingsbeoordeling.

4.4 BEHANDELINGSPROCEDURE MODULE D
4.4.1 Benodigde basisinformatie

De CKI dient voor de beoordeling te beschikken over de onderstaande basisinformatie:

  • * de aanvraag voor een overeenstemmingsbeoordeling;

  • * alle informatie die de CKI een goed algemeen beeld moet geven over aard en omvang (kwantiteit) van de apparatuur; de algemene beschrijving in de technische documentatie over het goedgekeurde type respectievelijk over het goedgekeurde ontwerp van de fabrikant kan daartoe toereikend zijn. De CKI vraagt aanvullende informatie, voor zover die nodig is voor haar oordeelsvorming;

  • * de globale productieplanning, teneinde bezoeken te kunnen plannen;

  • * de complete documentatie van het kwaliteitssysteem conform NEN-EN-ISO 9001:2008;

  • * de relevante informatie over de certificatie van dat kwaliteitssysteem;

  • * de technische documentatie over het goedgekeurde type met een afschrift van de Verklaring van EG-typeonderzoek daarvoor, respectievelijk over het goedgekeurde ontwerp met een afschrift van de Verklaring van EG-ontwerponderzoek daarvoor.

4.4.2 Beoordeling van het basiskwaliteitssysteem conform NEN-EN-ISO 9001:2008, inclusief controles en herbeoordelingen
  • a. Indien de fabrikant niet beschikt over een gecertificeerd kwaliteitssysteem zoals bedoeld onder ad b (zie hierna) dan voert de CKI een initiële beoordeling van het NEN-EN-ISO 9001:2008 kwaliteitssysteem uit conform NEN-EN-ISO/IEC 17021:2011. Die initiële beoordeling leidt tot een NEN-EN-ISO 9001:2008 certificatie en zal gecombineerd worden met de beoordeling volgens dit schema.

    De CKI dient geaccrediteerd te zijn voor het beoordelen van NEN-EN-ISO 9001:2008.

    Vervolgens verricht de CKI de periodieke controles en de herbeoordelingen voor het NEN-EN-ISO 9001:2008 kwaliteitssysteem conform NEN-EN-ISO/IEC 17021:2011; ook deze controles en herbeoordelingen zijn te combineren met de beoordelingen volgens dit schema.

  • b. Indien de fabrikant beschikt over een kwaliteitssysteem conform NEN-EN-ISO 9001:2008 dat is gecertificeerd door een CKI die is aangewezen volgens dit schema door de accreditatie-instelling die participeert in de tussen de RvA gesloten MLA's (Multi Lateral Agreements) en/of MRA's (Multiple Recognition Arrangements), dan volgt de volgende procedure.

    De fabrikant verstrekt de CKI naast een kopie van het certificaat en bijbehorende documenten de rapportage van de CKI die het kwaliteitssysteem heeft gecertificeerd voor zover ze betrekking heeft op de laatste complete beoordelingscyclus, inclusief het laatste herbeoordelingsrapport dan wel, indien nog geen herbeoordeling heeft plaatsgevonden, het initiële beoordelingsrapport. Indien nog geen complete beoordelingscyclus is doorlopen verstrekt de fabrikant de rapportage sinds en inclusief het initiële beoordelingsrapport.

    De CKI vormt zich op grond van die rapportage en van de documentatie van het kwaliteitssysteem een oordeel omtrent de geschiktheid van dat systeem als basis voor een Richtlijn specifieke certificatie.

    Met onderkenning van het belang van de overige aspecten let de CKI daarbij in het bijzonder op (de beoordelingen ten aanzien van) de NEN-EN-ISO 9001:2008 aspecten:

    • * inkoop;

    • * procesbeheersing;

    • * keuring en beproeving, waaronder de eindkeuring en -beproeving, en bij-behorende registraties;

    • * keurings- en beproevingsstatus;

    • * beheersing van keurings-, meet- en beproevingsmiddelen;

    • * beheersing van kwaliteitsregistraties;

    • * bekwaamheid van het personeel; en

    • * op het tijdig opgeheven zijn van relevante tekortkomingen.

    Waar nodig stelt de CKI een nader onderzoek in en/of stelt zij de noodzaak van corrigerende maatregelen vast.

    Indien de CKI het kwaliteitssysteem vanuit haar verantwoordelijkheid voor de beoordeling daarvan op grond van deze oordeelsvorming respectievelijk haar eventuele onderzoek in overeenstemming acht met de eisen van NEN-EN-ISO 9001:2008 en geschikt acht als basis voor de Richtlijn specifieke certificatie legt zij dit vast in een beoordelingsrapport dat aan de fabrikant wordt verstrekt.

    De fabrikant verstrekt de CKI vervolgens alle volgende controle- en herbeoordelingsrapporten die door de CKI worden opgesteld en verwittigt de CKI er onmiddellijk van indien tijdens een onderzoek door de CKI een non-conformiteit wordt geconstateerd zoals gedefinieerd in NEN-EN-ISO/IEC 17021:2011.

    Op grond van die informatie, alsmede van eventueel door haar nodig bevonden, door de fabrikant te verstrekken additionele informatie, respectievelijk van door haar uit te voeren nader onderzoek, vormt de CKI zich een oordeel of zij haar positieve beoordeling als hierboven omschreven kan continueren; de CKI legt dat telkens bij haar rapportage inzake haar richtlijn specifieke beoordelingen schriftelijk vast.

  • c. Indien de fabrikant beschikt over een NEN-EN-ISO 9001:2008 kwaliteitssysteem dat is gecertificeerd door een CKI die niet conform NEN-EN-ISO/IEC 17021:2011 is geaccrediteerd of niet is geaccrediteerd door een accreditatie-instelling als eerder omschreven, dan handelt zij als beschreven onder punt a.

4.4.3 Uitvoering van de Richtlijn specifieke beoordeling.
4.4.3.1 Uitvoering initiële beoordeling

Deze bestaat uit de volgende stappen, die in de procedures van de CKI moeten zijn vastgelegd.

  • a. Afsluiten van een overeenkomst met de fabrikant voor de beoordeling van en het toezicht op dat deel van diens kwaliteitssysteem dat relevant is voor deze module. Die overeenkomst kan het NEN-EN-ISO 9001:2008 basisgedeelte plus het richtlijn specifieke gedeelte betreffen dan wel alleen het richtlijn specifieke gedeelte. De overeenkomst beslaat minstens de initiële beoordeling en de daaropvolgende periodieke beoordelingen tot een complete herbeoordeling heeft plaatsgevonden.

    Als onderdeel van deze overeenkomst verbindt de fabrikant zich ertoe de verplichtingen die voortvloeien uit het door de CKI goedgekeurde kwaliteitssysteem na te komen en te zorgen dat het passend en doeltreffend blijft.

  • b. Beoordeling van het al dan niet gecertificeerde NEN-EN-ISO 9001:2008 kwaliteitssysteem conform vermeld onder paragraaf 4.4.2.

  • c. Beoordeling of in de documentatie van het kwaliteitssysteem de volgende elementen afdoende zijn opgenomen:

    • * Een correcte procedure om vast te stellen dat de desbetreffende apparatuur onder deze richtlijn valt;

    • * Een correcte procedure ter bepaling van de categorie-indeling van de apparatuur en ter bepaling van de toepasselijke module(n);

    • * Een procedure om vast te stellen of de apparatuur op zichzelf en t.a.v. alle aspecten van het fabricageproces en van de eindcontrole conform de technische documentatie over het goedgekeurde type, respectievelijk het goedgekeurde ontwerp, is en of daarvoor een geldige Verklaring van EG-typeonderzoek, respectievelijk een geldige Verklaring van EG-ontwerponderzoek, aanwezig is;

    • * Een beschrijving van het fabricageproces en van de inspecties en controles die tijdens dat proces plaatsvinden;

    Uit die beschrijving moet blijken:

    • * dat de fabricage alsmede de inspecties en controles tijdens de fabricage plaatsvinden conform de vereisten vastgelegd voor het goedgekeurde type respectievelijk voor het goedgekeurde ontwerp, respectievelijk;

    • * welke oplossingen zijn gekozen in plaats van of bij ontbreken van genoemde voorschriften, inclusief de aantoning dat die oplossingen voldoen aan de eisen van deze Richtlijn.

    Die beschrijving dient de elementen te omvatten als vastgelegd, in paragraaf 4.10 van het schema voor de beoordeling van producten (drukapparatuur), van de 'procedure EG-eenheidskeuring module G', waarbij voor 'de CKI' is te lezen 'de fabrikant'.

    • * Een beschrijving van de uitvoering van de eindcontrole conform de toetsingslijst ‘fabricage en eindcontrole drukapparatuur’ (bijlage 5 van het schema voor de beoordeling van producten (drukapparatuur));

    • * Een vastlegging van de functie-eisen en de bekwaamheden van het personeel dat belast is met de fabricage en de inspecties en controles tijdens de fabricage alsmede met de eindcontrole, waaruit voldoende kennis van de relevante eisen van deze richtlijn blijkt;

    • * Een procedure die bewerkstelligt dat het CE-teken wordt aangebracht alsmede, na verkregen instemming, bij dat teken het identificatie nummer van de CKI.

  • d. Beoordeling van de implementatie van de onder c genoemde elementen, na goedkeuring van de documentatie daarover, in de praktijk van de fabrikant. Daar-toe brengt de CKI een bezoek aan de locatie(s) van de fabrikant, waarbij zij zich op basis van de feitelijke uitvoering en de resulterende registraties ervan verwittigt of in de praktijk voldaan wordt aan hetgeen in die documentatie is vastgelegd. Met name beoordeelt de CKI daarbij de praktische uitvoering van het fabricageproces en de eindcontrole van telkens minstens één representatief drukapparaat door de fabrikant.

  • e. De CKI legt de resultaten van de hiervoor genoemde beoordelingen vast in een initieel beoordelingsrapport. De verdere afhandeling van de beoordeling vindt plaats conform NEN-EN-ISO/IEC 17021:2011.

    Bij positief resultaat van de hiervoor genoemde uitvoering stelt de CKI een aanvullend certificaat op t.o.v. NEN-EN-ISO 9001:2008, dat specifiek is voor deze Richtlijn en de onderhavige module, en zendt dat aan de fabrikant.

4.4.3.2 Uitvoering periodieke beoordeling en herbeoordeling

Zie voor de uitvoering hiervan paragraaf 5.2.1.1.

4.4.4 Uitvoering onaangekondigde bezoeken

Zie voor de uitvoering hiervan paragraaf 5.2.1.2.

4.4.5 Informatieverplichting

De CKI dient procedures te hanteren om te voldoen aan de informatieverplichtingen als vastgelegd in de Richtlijn, bijlage III, Module D, punt 6.

4.5 BEHANDELINGSPROCEDURE MODULE D1
4.5.1 Benodigde basisinformatie

De instelling dient voor de beoordeling te beschikken over de onderstaande basisinformatie:

  • * de aanvraag voor een overeenstemmingsbeoordeling;

  • * alle informatie die de CKI een goed algemeen beeld moet geven over aard en omvang (kwantiteit) van de apparatuur, de algemene beschrijving in de technische documentatie van de fabrikant kan daartoe toereikend zijn; de CKI vraagt aanvullende informatie, voor zover die nodig is voor haar oordeelsvorming;

  • * de globale productieplanning, teneinde bezoeken te kunnen plannen;

  • * de complete documentatie van het kwaliteitssysteem conform NEN-EN-ISO 9001:2008;

  • * de relevante informatie over de certificatie van dat kwaliteitssysteem.

4.5.2 Beoordeling van het basiskwaliteitssysteem conform NEN-EN-ISO 9001:2008, inclusief controles en herbeoordelingen
  • a. Indien de fabrikant niet beschikt over een gecertificeerd kwaliteitssysteem zoals bedoeld onder ad b (zie hierna) dan voert de CKI een initiële beoordeling van het NEN-EN-ISO 9001:2008 kwaliteitssysteem uit conform NEN-EN-ISO/IEC 17021:2011. Die initiële beoordeling leidt tot een NEN-EN-ISO 9001:2008 certifi-catie en kan gecombineerd worden met de richtlijn specifieke beoordeling zoals hierna beschreven.

    De CKI dient geaccrediteerd te zijn voor het beoordelen van NEN-EN-ISO 9001:2008.

    Vervolgens verricht de CKI de periodieke controles en de herbeoordelingen voor het NEN-EN-ISO 9001:2008 kwaliteitssysteem conform NEN-EN-ISO/IEC 17021:2011; ook deze controles en herbeoordelingen zijn te combineren met de Richtlijn specifieke beoordelingen.

  • b. Indien de fabrikant beschikt over een kwaliteitssysteem conform NEN-EN-ISO 9001:2008 dat is gecertificeerd door een CKI die is beoordeeld conform dit schema door de RvA die participeert in de tussen de RvA gesloten MLA's (Multi Lateral Agreements) en/of MRA's (Multiple Recognition Arrangements), dan volgt de volgende procedure.

    De fabrikant verstrekt de CKI naast een kopie van het certificaat en bijbehorende documenten de rapportage van de CKI die het kwaliteitssysteem heeft gecertificeerd voor zover ze betrekking heeft op de laatste complete beoordelingscyclus, inclusief het laatste herbeoordelingsrapport dan wel, indien nog geen herbeoor-deling heeft plaatsgevonden, het initiële beoordelingsrapport. Indien nog geen complete beoordelingscyclus is doorlopen verstrekt de fabrikant de rapportage sinds en inclusief het initiële beoordelingsrapport.

    De CKI vormt zich op grond van die rapportage en van de documentatie van het kwaliteitssysteem een oordeel omtrent de geschiktheid van dat systeem als basis voor een Richtlijn specifieke certificatie.

    Met onderkenning van het belang van de overige aspecten let de CKI daarbij in het bijzonder op (de beoordelingen ten aanzien van) de NEN-EN-ISO 9001:2008 aspecten:

    • * inkoop;

    • * procesbeheersing;

    • * keuring en beproeving, waaronder de eindkeuring en -beproeving, en bij-behorende registraties;

    • * keurings- en beproevingsstatus;

    • * beheersing van keurings-, meet- en beproevingsmiddelen;

    • * beheersing van kwaliteitsregistraties;

    • * bekwaamheid van het personeel; en

    • * op het tijdig opgeheven zijn van relevante tekortkomingen.

    Waar nodig stelt de CKI een nader onderzoek in en/of stelt zij de noodzaak van corrigerende maatregelen vast.

    Indien de CKI het kwaliteitssysteem vanuit haar verantwoordelijkheid voor de beoordeling daarvan op grond van deze oordeelsvorming respectievelijk haar eventuele onderzoek in overeenstemming acht met de eisen van NEN-EN-ISO 9001:2008 en geschikt acht als basis voor de Richtlijn specifieke certificatie legt zij dit vast in een beoordelingsrapport dat aan de fabrikant wordt verstrekt.

    De fabrikant verstrekt de CKI vervolgens alle volgende controle- en herbeoordelingsrapporten die door de CKI worden opgesteld en verwittigt de CKI er onmiddellijk van indien tijdens een onderzoek door de CKI een non-conformiteit wordt geconstateerd zoals gedefinieerd in NEN-EN-ISO/IEC 17021:2011.

    Op grond van die informatie, alsmede van eventueel door haar nodig bevonden, door de fabrikant te verstrekken additionele informatie, respectievelijk van door haar uit te voeren nader onderzoek, vormt de CKI zich een oordeel of zij haar positieve beoordeling als hierboven omschreven kan continueren; de CKI legt dat telkens bij haar rapportage inzake haar richtlijn specifieke beoordelingen schriftelijk vast.

  • c. Indien de fabrikant beschikt over een NEN-EN-ISO 9001:2008 kwaliteitssysteem dat is gecertificeerd door een CKI die niet conform NEN-EN-ISO/IEC 17021:2011 is geaccrediteerd of niet is geaccrediteerd door een accreditatie-instelling als eerder omschreven, dan handelt zij als beschreven onder punt a.

4.5.3 Uitvoering van de richtlijn specifieke beoordeling
4.5.3.1 Uitvoering initiële beoordeling

Deze bestaat uit de volgende stappen, die in de procedures van de CKI moeten zijn vastgelegd.

  • a. Afsluiten van een overeenkomst met de fabrikant voor de beoordeling van en het toezicht op dat deel van diens kwaliteitssysteem dat relevant is voor deze module. Die overeenkomst kan het NEN-EN-ISO 9001:2008 basisgedeelte plus het richtlijn specifieke gedeelte betreffen dan wel alleen het richtlijn specifieke gedeelte; zie 4.5.2 hierboven. De overeenkomst beslaat minstens de initiële beoordeling en de daaropvolgende periodieke beoordelingen tot een complete herbeoordeling heeft plaatsgevonden.

    Als onderdeel van deze overeenkomst verbindt de fabrikant zich ertoe de verplichtingen die voortvloeien uit het door de CKI goedgekeurde kwaliteitssysteem na te komen en te zorgen dat het passend en doeltreffend blijft.

  • b. Beoordeling van het al dan niet gecertificeerde NEN-EN-ISO 9001:2008 kwaliteitssysteem conform vermeld onder punt 4.5.2 hierboven.

  • c. Beoordeling of in de documentatie van het kwaliteitssysteem de volgende elementen afdoende zijn opgenomen:

    • * Een correcte procedure om vast te stellen dat de desbetreffende apparatuur onder deze richtlijn valt.

    • * Een correcte procedure ter bepaling van de categorie-indeling van de apparatuur en ter bepaling van de toepasselijke module(n).

    • * Een beschrijving van het fabricageproces en van de inspecties en controles die tijdens dat proces plaatsvinden.

    Uit die beschrijving moet blijken:

    • * dat de fabricage alsmede de inspecties en controles tijdens de fabricage plaatsvinden conform de normen cq. codes, respectievelijk

    • * welke oplossingen zijn gekozen in plaats van of bij ontbreken van genoemde normen cq. codes, inclusief de aantoning dat die oplossingen voldoen aan de eisen van deze Richtlijn.

    Die beschrijving dient de elementen te omvatten als vastgelegd, in paragraaf 4.10 van het schema voor de beoordeling van producten (drukapparatuur), van de 'procedure EG-eenheidskeuring module G', waarbij voor 'de CKI' is te lezen 'de fabrikant'.

    • * Een beschrijving van de uitvoering van de eindcontrole conform de toetsingslijst ‘fabricage en eindcontrole drukapparatuur’ (bijlage 5 van het schema voor de beoordeling van producten (drukapparatuur));

    • * Een vastlegging van de functie-eisen en de bekwaamheden van het personeel dat belast is met de fabricage en de inspecties en controles tijdens de fabricage alsmede met de eindcontrole, waaruit voldoende kennis van de relevante eisen van deze Richtlijn blijkt.

    • * Een procedure die bewerkstelligt dat het CE-teken wordt aangebracht alsmede, na verkregen instemming, bij dat teken het identificatie nummer van de CKI.

  • d. Beoordeling van de implementatie van de onder c genoemde elementen, na goedkeuring van de documentatie daarover, in de praktijk van de fabrikant. Daar-toe brengt de CKI een bezoek aan de locatie(s) van de fabrikant, waarbij zij zich op basis van de feitelijke uitvoering en de resulterende registraties ervan verwittigt of in de praktijk voldaan wordt aan hetgeen in die documentatie is vastgelegd. Met name beoordeelt de CKI daarbij de praktische uitvoering van het fabricageproces en de eindcontrole van telkens minstens één representatief drukapparaat door de fabrikant.

  • e. De CKI legt de resultaten van de hiervoor genoemde beoordelingen vast in een initieel beoordelingsrapport. De verdere afhandeling van de beoordeling vindt plaats conform NEN-EN-ISO/IEC 17021:2011.

    Bij positief resultaat van de hiervoor genoemde uitvoering stelt de CKI een aanvullend certificaat op t.o.v. NEN-EN-ISO 9001:2008, dat specifiek is voor deze richtlijn en de onderhavige module, en zendt dat aan de fabrikant.

4.5.3.2 Uitvoering periodieke beoordeling en herbeoordeling

Zie voor de uitwerking hiervan paragraaf 5.2.2.1.

4.5.4 Uitvoering onaangekondigde bezoeken

Zie voor de uitwerking hiervan paragraaf 5.2.2.2

4.5.5 Informatieverplichting

De CKI dient procedures te hanteren om te voldoen aan de informatieverplichtingen als vastgelegd in de richtlijn, bijlage III, Module D, punt 6.

4.6 BEHANDELINGSPROCEDURE MODULE E
4.6.1 Benodigde basisinformatie

De instelling dient voor de beoordeling te beschikken over de onderstaande basisinformatie:

  • * de aanvraag voor een overeenstemmingsbeoordeling;;

  • * alle informatie die de CKI een goed algemeen beeld moet geven over aard en omvang (kwantiteit) van de apparatuur; de algemene beschrijving in de technische documentatie over het goedgekeurde type van de fabrikant kan daartoe toereikend zijn. De CKI vraagt aanvullende informatie, voor zover die nodig is voor haar oordeelsvorming;

  • * de globale productieplanning, teneinde bezoeken te kunnen plannen;

  • * de complete documentatie van het kwaliteitssysteem conform NEN-EN-ISO 9001:2008;

  • * de relevante informatie over de certificatie van dat kwaliteitssysteem;

  • * de technische documentatie over het goedgekeurde type met een afschrift van de Verklaring van EG-typeonderzoek daarvoor.

4.6.2 Beoordeling van het basiskwaliteitssysteem conform NEN-EN-ISO 9001:2008, inclusief controles en herbeoordelingen
  • a. Indien de fabrikant niet beschikt over een gecertificeerd kwaliteitssysteem zoals bedoeld onder ad b (zie hierna) dan voert de CKI een initiële beoordeling van het NEN-EN-ISO 9001:2008 kwaliteitssysteem uit conform NEN-EN-ISO/IEC 17021:2011. Die initiële beoordeling leidt tot een NEN-EN-ISO 9001:2008 certificatie en kan gecombineerd worden met de richtlijn specifieke beoordeling zoals hierna beschreven.

    De CKI dient geaccrediteerd te zijn voor het beoordelen van NEN-EN-ISO 9001:2008.

    Vervolgens verricht de CKI de periodieke controles en de herbeoordelingen voor het NEN-EN-ISO 9001:2008 kwaliteitssysteem conform NEN-EN-ISO/IEC 17021:2011; ook deze controles en herbeoordelingen zijn te combineren met de richtlijn specifieke beoordelingen.

  • b. Indien de fabrikant beschikt over een kwaliteitssysteem conform NEN-EN-ISO 9001:2008 dat is gecertificeerd door een CKI die is beoordeeld conform dit schema door de RvA die participeert in de tussen de RvA gesloten MLA's (Multi Lateral Agreements) en/of MRA's (Multiple Recognition Arrangements), dan volgt de volgende procedure.

    De fabrikant verstrekt de CKI naast een kopie van het certificaat en bijbehorende documenten de rapportage van de CKI die het kwaliteitssysteem heeft gecertificeerd voor zover ze betrekking heeft op de laatste complete beoordelingscyclus, inclusief het laatste herbeoordelingsrapport dan wel, indien nog geen herbeoordeling heeft plaatsgevonden, het initiële beoordelingsrapport. Indien nog geen complete beoordelingscyclus is doorlopen verstrekt de fabrikant de rapportage sinds en inclusief het initiële beoordelingsrapport.

    De CKI vormt zich op grond van die rapportage en van de documentatie van het kwaliteitssysteem een oordeel omtrent de geschiktheid van dat systeem als basis voor een Richtlijn specifieke certificatie.

    Met onderkenning van het belang van de overige aspecten let de CKI daarbij in het bijzonder op (de beoordelingen ten aanzien van) de NEN-EN-ISO 9001:2008 aspecten:

    • * keuring en beproeving, met name de eindkeuring en -beproeving, en bijbehorende registraties;

    • * beheersing van keurings-, meet- en beproevingsmiddelen;

    • * beheersing van kwaliteitsregistraties;

    • * bekwaamheid van het personeel; en

    • * op het tijdig opgeheven zijn van relevante tekortkomingen.

    Waar nodig stelt de CKI een nader onderzoek in en/of stelt zij de noodzaak van corrigerende maatregelen vast.

    Indien de CKI het kwaliteitssysteem vanuit haar verantwoordelijkheid voor de beoordeling daarvan op grond van deze oordeelsvorming respectievelijk haar eventuele onderzoek in overeenstemming acht met de eisen van NEN-EN-ISO 9001:2008 en geschikt acht als basis voor de Richtlijn specifieke certificatie legt zij dit vast in een beoordelingsrapport dat aan de fabrikant wordt verstrekt.

    De fabrikant verstrekt de CKI vervolgens alle volgende controle- en herbeoordelingsrapporten die door de CKI worden opgesteld en verwittigt de CKI er onmiddellijk van indien tijdens een onderzoek door de CKI een non-conformiteit wordt geconstateerd zoals gedefinieerd in NEN-EN-ISO/IEC 17021:2011.

    Op grond van die informatie, alsmede van eventueel door haar nodig bevonden, door de fabrikant te verstrekken additionele informatie, respectievelijk van door haar uit te voeren nader onderzoek, vormt de CKI zich een oordeel of zij haar positieve beoordeling als hierboven omschreven kan continueren; de CKI legt dat telkens bij haar rapportage inzake haar richtlijn specifieke beoordelingen schriftelijk vast.

  • c. Indien de fabrikant beschikt over een NEN-EN-ISO 9001:2008 kwaliteitssysteem dat is gecertificeerd door een CKI die niet conform NEN-EN-ISO/IEC 17021:2011 is geaccrediteerd of niet is geaccrediteerd door een accreditatie-instelling als eerder omschreven, dan handelt zij als beschreven onder punt a.

4.6.3 Uitvoering van de Richtlijn specifieke beoordeling
4.6.3.1 Uitvoering initiële beoordeling

Deze bestaat uit de volgende stappen, die in de procedures van de CKI moeten zijn vastgelegd.

  • a. Afsluiten van een overeenkomst met de fabrikant voor de beoordeling van en het toezicht op dat deel van diens kwaliteitssysteem dat relevant is voor deze module. Die overeenkomst kan het NEN-EN-ISO 9001:2008 basisgedeelte plus het Richtlijn specifieke gedeelte betreffen dan wel alleen het Richtlijn specifieke gedeelte; zie 4.6.2. De overeenkomst beslaat minstens de initiële beoordeling en de daaropvolgende periodieke beoordelingen tot een complete herbeoordeling heeft plaatsgevonden.

    Als onderdeel van deze overeenkomst verbindt de fabrikant zich ertoe de verplichtingen die voortvloeien uit het door de CKI goedgekeurde kwaliteitssysteem na te komen en te zorgen dat het passend en doeltreffend blijft.

  • b. Beoordeling van het al dan niet gecertificeerde NEN-EN-ISO 9001:2008 kwaliteitssysteem conform vermeld onder punt 4.6.2.

  • c. Beoordeling of in de documentatie van het kwaliteitssysteem de volgende elementen afdoende zijn opgenomen:

    • * Een correcte procedure om vast te stellen dat de desbetreffende apparatuur onder deze Richtlijn valt.

    • * Een correcte procedure ter bepaling van de categorie-indeling van de apparatuur en ter bepaling van de toepasselijke module(n).

    • * Een procedure om vast te stellen of de apparatuur op zichzelf en t.a.v. alle aspecten van de eindcontrole conform de technische documentatie over het goedgekeurde type, is en of daarvoor een geldige Verklaring van EG-typeonderzoek aanwezig is.

    • * Een beschrijving van de uitvoering van de eindcontrole conform de toetsingslijst ‘fabricage en eindcontrole drukapparatuur (bijlage 3 van het schema beoordeling producten (drukapparatuur)).

    • * Een beschrijving waaruit blijkt dat die eindcontrole op elk drukapparaat wordt uitgevoerd.

    • * Een vastlegging van de functie-eisen en de bekwaamheden van het personeel dat belast is met de eindcontrole, waaruit voldoende kennis van de relevante eisen van deze Richtlijn blijkt.

    • * Een procedure die bewerkstelligt dat het CE-teken wordt aangebracht alsmede, na verkregen instemming, bij dat teken het identificatie nummer van de CKI.

  • d. Beoordeling van de implementatie van de onder c genoemde elementen, na goedkeuring van de documentatie daarover, in de praktijk van de fabrikant. Daartoe brengt de CKI een bezoek aan de locatie(s) van de fabrikant, waarbij zij zich op basis van de feitelijke uitvoering en de resulterende registraties ervan verwittigt of in de praktijk voldaan wordt aan hetgeen in die documentatie is vastgelegd. Met name beoordeelt de CKI daarbij de praktische uitvoering van het fabricageproces en de eindcontrole van telkens minstens één representatief drukapparaat door de fabrikant.

  • e. De CKI legt de resultaten van de hiervoor genoemde beoordelingen vast in een initieel beoordelingsrapport. De verdere afhandeling van de beoordeling vindt plaats conform NEN-EN-ISO/IEC 17021:2011.

    Bij positief resultaat van de hiervoor genoemde uitvoering stelt de CKI een aanvullend certificaat op t.o.v. NEN-EN-ISO 9001:2008, dat specifiek is voor deze Richtlijn en de onderhavige module, en zendt dat aan de fabrikant.

4.6.3.2 Uitvoering periodieke beoordeling en herbeoordeling

Zie voor de uitwerking hiervan paragraaf 5.2.3.1.

4.6.4 Uitvoering onaangekondigde bezoeken

Zie voor de uitwerking hiervan paragraaf 5.2.3.2.

4.6.5 Informatieverplichting

De CKI dient procedures te hanteren om te voldoen aan de informatieverplichtingen als vastgelegd in de Richtlijn, bijlage III, Module E, punt 6.

4.7 BEHANDELINGSPROCEDURE MODULE E1
4.7.1 Benodigde basisinformatie

De CKI dient voor de beoordeling te beschikken over de onderstaande basisinformatie:

  • * de aanvraag voor een overeenstemmingsbeoordeling;;

  • * alle informatie die de CKI een goed algemeen beeld moet geven over aard en omvang (kwantiteit) van de apparatuur, de algemene beschrijving in de technische documentatie van de fabrikant kan daartoe toereikend zijn; de CKI vraagt aanvullende informatie, voor zover die nodig is voor haar oordeelsvorming;

  • * de globale productieplanning, teneinde bezoeken te kunnen plannen;

  • * de complete documentatie van het kwaliteitssysteem conform NEN-EN-ISO 9001:2008;

  • * de relevante informatie over de certificatie van dat kwaliteitssysteem.

4.7.2 Beoordeling van het basiskwaliteitssysteem conform NEN-EN-ISO 9001:2008, inclusief controles en herbeoordelingen
  • a. Indien de fabrikant niet beschikt over een gecertificeerd kwaliteitssysteem zoals bedoeld onder ad b (zie hierna) dan voert de CKI een initiële beoordeling van het NEN-EN-ISO 9001:2008 kwaliteitssysteem uit conform NEN-EN-ISO/IEC 17021:2011. Die initiële beoordeling leidt tot een NEN-EN-ISO 9001:2008 certificatie en kan gecombineerd worden met de Richtlijn specifieke beoordeling zoals hierna beschreven.

    De CKI dient geaccrediteerd te zijn voor het beoordelen van NEN-EN-ISO 9001:2008.

    Vervolgens verricht de CKI de periodieke controles en de herbeoordelingen voor het NEN-EN-ISO 9001:2008 kwaliteitssysteem conform NEN-EN-ISO/IEC 17021:2011; ook deze controles en herbeoordelingen zijn te combineren met de Richtlijn specifieke beoordelingen.

  • b. Indien de fabrikant beschikt over een kwaliteitssysteem conform NEN-EN-ISO 9001:2008 dat is gecertificeerd door een CKI die is beoordeeld conform dit schema door de RvA die participeert in de tussen de RvA gesloten MLA's (Multi Lateral Agreements) en/of MRA's (Multiple Recognition Arrangements), dan volgt de volgende procedure.

    De fabrikant verstrekt de CKI naast een kopie van het certificaat en bijbehorende documenten de rapportage van de CKI die het kwaliteitssysteem heeft gecertificeerd voor zover ze betrekking heeft op de laatste complete beoordelingscyclus, inclusief het laatste herbeoordelingsrapport dan wel, indien nog geen herbeoordeling heeft plaatsgevonden, het initiële beoordelingsrapport. Indien nog geen complete beoordelingscyclus is doorlopen verstrekt de fabrikant de rapportage sinds en inclusief het initiële beoordelingsrapport.

    De CKI vormt zich op grond van die rapportage en van de documentatie van het kwaliteitssysteem een oordeel omtrent de geschiktheid van dat systeem als basis voor een Richtlijn specifieke certificatie.

    Met onderkenning van het belang van de overige aspecten let de CKI daarbij in het bijzonder op (de beoordelingen ten aanzien van) de NEN-EN-ISO 9001:2008 aspecten:

    • * keuring en beproeving, met name de eindkeuring en -beproeving, en bijbehorende registraties;

    • * beheersing van keurings-, meet- en beproevingsmiddelen;

    • * beheersing van kwaliteitsregistraties;

    • * bekwaamheid van het personeel; en

    • * op het tijdig opgeheven zijn van relevante tekortkomingen.

    Waar nodig stelt de CKI een nader onderzoek in en/of stelt zij de noodzaak van corrigerende maatregelen vast.

    Indien de CKI het kwaliteitssysteem vanuit haar verantwoordelijkheid voor de beoordeling daarvan op grond van deze oordeelsvorming respectievelijk haar eventuele onderzoek in overeenstemming acht met de eisen van NEN-EN-ISO 9001:2008 en geschikt acht als basis voor de Richtlijn specifieke certificatie legt zij dit vast in een beoordelingsrapport dat aan de fabrikant wordt verstrekt.

    De fabrikant verstrekt de CKI vervolgens alle volgende controle- en herbeoordelingsrapporten die door de CKI worden opgesteld en verwittigt de CKI er onmiddellijk van indien tijdens een onderzoek door de CKI een non-conformiteit wordt geconstateerd zoals gedefinieerd in NEN-EN-ISO/IEC 17021:2011.

    Op grond van die informatie, alsmede van eventueel door haar nodig bevonden, door de fabrikant te verstrekken additionele informatie, respectievelijk van door haar uit te voeren nader onderzoek, vormt de CKI zich een oordeel of zij haar positieve beoordeling als hierboven omschreven kan continueren; de CKI legt dat telkens bij haar rapportage inzake haar richtlijn specifieke beoordelingen schriftelijk vast.

  • c. Indien de fabrikant beschikt over een NEN-EN-ISO 9001:2008 kwaliteitssysteem dat is gecertificeerd door een CKI die niet conform NEN-EN-ISO/IEC 17021:2011 is geaccrediteerd of niet is geaccrediteerd door een accreditatie-instelling als eerder omschreven, dan handelt zij als beschreven onder punt a.

4.7.3 Uitvoering van de Richtlijn specifieke beoordeling
4.7.3.1 Uitvoering initiële beoordeling

Deze bestaat uit de volgende stappen, die in de procedures van de CKI moeten zijn vastgelegd:

  • a. Afsluiten van een overeenkomst met de fabrikant voor de beoordeling van en het toezicht op dat deel van diens kwaliteitssysteem dat relevant is voor deze module. Die overeenkomst kan het NEN-EN-ISO 9001:2008 basisgedeelte plus het Richtlijn specifieke gedeelte betreffen dan wel alleen het Richtlijn specifieke gedeelte; zie 4.7.2. De overeenkomst beslaat minstens de initiële beoordeling en de daaropvolgende periodieke beoordelingen tot een complete herbeoordeling heeft plaatsgevonden.

    Als onderdeel van deze overeenkomst verbindt de fabrikant zich ertoe de verplichtingen die voortvloeien uit het door de CKI goedgekeurde kwaliteitssysteem na te komen en te zorgen dat het passend en doeltreffend blijft.

  • b. Beoordeling van het al dan niet gecertificeerde NEN-EN-ISO 9001:2008 kwaliteitssysteem conform vermeld onder 4.7.2.

  • c. Beoordeling of in de documentatie van het kwaliteitssysteem volgende elementen afdoende zijn opgenomen:

    • * Een correcte procedure om vast te stellen dat de desbetreffende apparatuur onder deze Richtlijn valt.

    • * Een correcte procedure ter bepaling van de categorie-indeling van de apparatuur en ter bepaling van de toepasselijke module(n).

    • * Een beschrijving van de uitvoering van de eindcontrole conform de toetsingslijst ‘fabricage en eindcontrole drukapparatuur (bijlage 3 van het schema beoordeling producten (drukapparatuur)).

    • * Een beschrijving waaruit blijkt dat die eindcontrole op elk drukapparaat wordt uitgevoerd.

    • * Een vastlegging van de functie-eisen en de bekwaamheden van het personeel dat belast is met de eindcontrole, waaruit voldoende kennis van de relevante eisen van deze Richtlijn blijkt.

    • * Een procedure die bewerkstelligt dat het CE-teken wordt aangebracht alsmede, na verkregen instemming, bij dat teken het identificatie nummer van de CKI.

  • d. Beoordeling van de implementatie van de onder c genoemde elementen, na goedkeuring van de documentatie daarover, in de praktijk van de fabrikant. Daar-toe brengt de CKI een bezoek aan de locatie(s) van de fabrikant, waarbij zij zich op basis van de feitelijke uitvoering en de resulterende registraties ervan verwittigt of in de praktijk voldaan wordt aan hetgeen in die documentatie is vastgelegd. Met name beoordeelt de CKI daarbij de praktische uitvoering van het fabricageproces en de eindcontrole van telkens minstens één representatief drukapparaat door de fabrikant.

  • e. De CKI legt de resultaten van de hiervoor genoemde beoordelingen vast in een initieel beoordelingsrapport. De verdere afhandeling van de beoordeling vindt plaats conform NEN-EN-ISO/IEC 17021:2011.

    Bij positief resultaat van de hiervoor genoemde uitvoering stelt de CKI een aanvullend certificaat op t.o.v. NEN-EN-ISO 9001:2008, dat specifiek is voor deze Richtlijn en de onderhavige module, en zendt dat aan de fabrikant.

4.7.3.2 Uitvoering periodieke beoordeling en herbeoordeling

Zie voor de uitwerking hiervan paragraaf 5.2.4.1

4.7.4 Uitvoering onaangekondigde bezoeken

Zie voor de uitwerking hiervan paragraaf 5.2.4.2.

4.7.5 Informatieverplichting

De CKI dient procedures te hanteren om te voldoen aan de informatieverplichtingen als vastgelegd in de Richtlijn, bijlage III, Module E1, punt 7.

4.8 BEHANDELINGSPROCEDURE MODULE H
4.8.1 Benodigde basisinformatie

De CKI dient voor de beoordeling te beschikken over de onderstaande basisinformatie:

  • * de aanvraag voor een overeenstemmingsbeoordeling;;

  • * alle informatie die de CKI een goed algemeen beeld moet geven over aard en omvang (kwantiteit) van de apparatuur, technische specificaties van ontwerpen, ontwerptekeningen, toegepaste normen, etc., kunnen daarbij dienstig zijn; de CKI vraagt aanvullende informatie, voor zover die nodig is voor haar oordeelsvorming;

  • * de globale productieplanning, teneinde bezoeken te kunnen plannen;

  • * de complete documentatie van het kwaliteitssysteem conform NEN-EN ISO 9001:2008;

  • * de relevante informatie over de certificatie van dat kwaliteitssysteem;

4.8.2 Beoordeling van het basiskwaliteitssysteem conform NEN-EN-ISO 9001:2008, inclusief controles en herbeoordelingen
  • a. Indien de fabrikant niet beschikt over een gecertificeerd kwaliteitssysteem zoals bedoeld onder ad b (zie hierna) dan voert de CKI een initiële beoordeling van het NEN-EN-ISO 9001:2008 kwaliteitssysteem uit conform NEN-EN-ISO/IEC 17021:2011. Die initiële beoordeling leidt tot een NEN-EN-ISO 9001:2008 certificatie en kan gecombineerd worden met de Richtlijn specifieke beoordeling zoals hierna beschreven.

    De CKI dient geaccrediteerd te zijn voor het beoordelen van NEN-EN-ISO 9001:2008.

    Vervolgens verricht de CKI de periodieke controles en de herbeoordelingen voor het NEN-EN-ISO 9001:2008 kwaliteitssysteem conform NEN-EN-ISO/IEC 17021:2011; ook deze controles en herbeoordelingen zijn te combineren met de Richtlijn specifieke beoordelingen.

  • b. Indien de fabrikant beschikt over een kwaliteitssysteem conform NEN-EN-ISO 9001:2008 dat is gecertificeerd door een CKI die is beoordeeld conform dit schema door de RvA die participeert in de tussen de RvA gesloten MLA's (Multi Lateral Agreements) en/of MRA's (Multiple Recognition Arrangements), dan volgt de volgende procedure.

    De fabrikant verstrekt de CKI naast een kopie van het certificaat en bijbehorende documenten de rapportage van de certificatie-instelling die het kwaliteitssysteem heeft gecertificeerd voor zover ze betrekking heeft op de laatste complete beoordelingscyclus, inclusief het laatste herbeoordelingsrapport dan wel, indien nog geen herbeoordeling heeft plaatsgevonden, het initiële beoordelingsrapport. Indien nog geen complete beoordelingscyclus is doorlopen verstrekt de fabrikant de rap-portage sinds en inclusief het initiële beoordelingsrapport.

    De CKI vormt zich op grond van die rapportage en van de documentatie van het kwaliteitssysteem een oordeel omtrent de geschiktheid van dat systeem als basis voor een Richtlijn specifieke certificatie.

    Met onderkenning van het belang van de overige aspecten let de CKI daarbij in het bijzonder op (de beoordelingen ten aanzien van) de NEN-EN-ISO 9001:2008 aspecten:

    • * ontwerpbeheersing;

    • * inkoop;

    • * procesbeheersing;

    • * keuring en beproeving, waaronder de eindkeuring en -beproeving, en bijbehorende registraties;

    • * keurings- en beproevingsstatus;

    • * beheersing van keurings-, meet- en beproevingsmiddelen;

    • * beheersing van kwaliteitsregistraties;

    • * bekwaamheid van het personeel; en

    • * op het tijdig opgeheven zijn van relevante tekortkomingen.

    Waar nodig stelt de CKI een nader onderzoek in en/of stelt zij de noodzaak van corrigerende maatregelen vast.

    Indien de CKI het kwaliteitssysteem vanuit haar verantwoordelijkheid voor de beoordeling daarvan op grond van deze oordeelsvorming respectievelijk haar eventuele onderzoek in overeenstemming acht met de eisen van NEN-EN-ISO 9001:2008 en geschikt acht als basis voor de Richtlijn specifieke certificatie legt zij dit vast in een beoordelingsrapport dat aan de fabrikant wordt verstrekt.

    De fabrikant verstrekt de CKI vervolgens alle volgende controle- en herbeoordelingsrapporten die door de CKI worden opgesteld en verwittigt de CKI er onmiddellijk van indien tijdens een onderzoek door de CKI een non-conformiteit wordt geconstateerd zoals gedefinieerd in NEN-EN-ISO/IEC 17021:2011.

    Op grond van die informatie, alsmede van eventueel door haar nodig bevonden, door de fabrikant te verstrekken additionele informatie, respectievelijk van door haar uit te voeren nader onderzoek, vormt de CKI zich een oordeel of zij haar positieve beoordeling als hierboven omschreven kan continueren; de CKI legt dat telkens bij haar rapportage inzake haar richtlijn specifieke beoordelingen schriftelijk vast.

  • c. Indien de fabrikant beschikt over een NEN-EN-ISO 9001:2008 kwaliteitssysteem dat is gecertificeerd door een CKI die niet conform NEN-EN-ISO/IEC 17021:2011 is geaccrediteerd of niet is geaccrediteerd door een accreditatie-instelling als eerder omschreven, dan handelt zij als beschreven onder punt a.

4.8.3 Uitvoering van de Richtlijn specifieke beoordeling
4.8.3.1 Uitvoering initiële beoordeling

Deze bestaat uit de volgende stappen, die in de procedures van de CKI moeten zijn vastgelegd.

  • a. Afsluiten van een overeenkomst met de fabrikant voor de beoordeling van en het toezicht op dat deel van diens kwaliteitssysteem dat relevant is voor deze module. Die overeenkomst kan het NEN-EN-ISO 9001:2008 basisgedeelte plus het Richtlijn specifieke gedeelte betreffen dan wel alleen het Richtlijn specifieke gedeelte; zie 4.8.2. De overeenkomst beslaat minstens de initiële beoordeling en de daaropvolgende periodieke beoordelingen tot een complete herbeoordeling heeft plaatsgevonden.

    Als onderdeel van deze overeenkomst verbindt de fabrikant zich ertoe de verplichtingen die voortvloeien uit het door de CKI goedgekeurde kwaliteitssysteem na te komen en te zorgen dat het passend en doeltreffend blijft.

  • b. Beoordeling van het al dan niet gecertificeerde NEN-EN-ISO 9001:2008 kwaliteitssysteem conform vermeld onder punt 4.8.2.

  • c. Beoordeling of in de documentatie van het kwaliteitssysteem volgende elementen afdoende zijn opgenomen:

    • * Een correcte procedure om vast te stellen dat de desbetreffende apparatuur onder deze Richtlijn valt.

    • * Een correcte procedure ter bepaling van de categorie-indeling van de apparatuur en ter bepaling van de toepasselijke module(n).

    • * Een beschrijving van het ontwerpproces en van de controles die tijdens dat proces plaatsvinden conform de toetsingslijst ontwerpbeoordeling drukapparatuur’ (bijlage 7 van het schema voor beoordeling producten (drukapparatuur)).

    • * Een beschrijving van het fabricageproces en van de inspecties en controles die tijdens dat proces plaatsvinden, inclusief de uitvoering van de eindcontrole conform de toetsingslijst ‘fabricage en eindcontrole drukapparatuur’ (bijlage 3 van het schema voor beoordeling producten (drukapparatuur)).

    • * In samenhang met bovengenoemd punt een beschrijving van de methoden voor permanente verbindingen van de onderdelen van de drukapparatuur, waaruit blijkt dat die methoden voldoen aan de eisen van deze Richtlijn.

    • * Een beschrijving waaruit blijkt dat de eindcontrole op elk drukapparaat wordt uitgevoerd;

    • * Een vastlegging van de functie-eisen en de bekwaamheden van het personeel dat belast is met de fabricage en de inspecties en controles tijdens de fabricage alsmede met de eindcontrole, waaruit voldoende kennis van de relevante eisen van deze Richtlijn blijkt.

    • * Een procedure die bewerkstelligt dat het CE-teken wordt aangebracht alsmede, na verkregen instemming, bij dat teken het identificatie nummer van de CKI.

  • d. Beoordeling van de implementatie van de onder c genoemde elementen, na goedkeuring van de documentatie daarover, in de praktijk van de fabrikant. Daartoe brengt de CKI een bezoek aan de locatie(s) van de fabrikant, waarbij zij zich op basis van de feitelijke uitvoering en de resulterende registraties ervan verwittigt of in de praktijk voldaan wordt aan hetgeen in die documentatie is vastgelegd. Met name beoordeelt de CKI daarbij de praktische uitvoering van het fabricageproces en de eindcontrole van telkens minstens één representatief drukapparaat door de fabrikant.

  • e. De CKI legt de resultaten van de hiervoor genoemde beoordelingen vast in een initieel beoordelingsrapport. De verdere afhandeling van de beoordeling vindt plaats conform NEN-EN-ISO/IEC 17021:2011.

    Bij positief resultaat van de hiervoor genoemde uitvoering stelt de CKI een aanvullend certificaat op t.o.v. NEN-EN-ISO 9001:2008, dat specifiek is voor deze Richtlijn en de onderhavige module, en zendt dat aan de fabrikant.

4.8.3.2 Uitvoering periodieke beoordeling en herbeoordeling

Zie voor de uitwerking hiervan paragraaf 5.2.5.1.

4.8.4 Uitvoering onaangekondigde bezoeken

Zie voor de uitwerking hiervan paragraaf 5.2.5.2.

4.8.5 Informatieverplichting

De CKI dient procedures te hanteren om te voldoen aan de informatieverplichtingen als vastgelegd in de Richtlijn, bijlage III, Module H, punt 6.

4.9 BEHANDELINGSPROCEDURE MODULE H1

Procedure ‘beoordeling van het kwaliteitssysteem’

4.9.1 Benodigde basisinformatie

De CKI dient voor de beoordeling te beschikken over de onderstaande basisinformatie:

  • * de aanvraag voor een overeenstemmingsbeoordeling;;

  • * alle informatie die de CKI een goed algemeen beeld moet geven over aard en omvang (kwantiteit) van de apparatuur, technische specificaties van ontwerpen, ontwerptekeningen, toegepaste normen, etc., kunnen daarbij dienstig zijn; de CKI vraagt aanvullende informatie, voor zover die nodig is voor haar oordeelsvorming;

  • * de globale productieplanning, teneinde bezoeken te kunnen plannen;

  • * de complete documentatie van het kwaliteitssysteem conform NEN-EN-ISO 9001:2008;

  • * de relevante informatie over de certificatie van dat kwaliteitssysteem

4.9.2 Beoordeling van het basiskwaliteitssysteem conform NEN-EN-ISO 9001:2008, inclusief controles en herbeoordelingen
  • a. Indien de fabrikant niet beschikt over een gecertificeerd kwaliteitssysteem zoals bedoeld onder ad b (zie hierna) dan voert de CKI een initiële beoordeling van het NEN-EN-ISO 9001:2008 kwaliteitssysteem uit conform NEN-EN-ISO/IEC 17021:2011. Die initiële beoordeling leidt tot een NEN-EN-ISO 9001:2008 certificatie en kan gecombineerd worden met de Richtlijn specifieke beoordeling zoals hierna beschreven.

    De CKI dient geaccrediteerd te zijn voor het beoordelen van NEN-EN-ISO 9001:2008.

    Vervolgens verricht de CKI de periodieke controles en de herbeoordelingen voor het NEN-EN-ISO 9001:2008 kwaliteitssysteem conform NEN-EN-ISO/IEC 17021:2011; ook deze controles en herbeoordelingen zijn te combineren met de Richtlijn specifieke beoordelingen.

  • b. Indien de fabrikant beschikt over een kwaliteitssysteem conform NEN-EN-ISO 9001:2008 dat is gecertificeerd door een CKI die is beoordeeld conform dit schema door de RvA die participeert in de tussen de RvA gesloten MLA's (Multi Lateral Agreements) en/of MRA's (Multiple Recognition Arrangements), dan volgt de volgende procedure.

    De fabrikant verstrekt de CKI naast een kopie van het certificaat en bijbehorende documenten de rapportage van de CKI die het kwaliteitssysteem heeft gecertificeerd voor zover ze betrekking heeft op de laatste complete beoordelingscyclus, inclusief het laatste herbeoordelingsrapport dan wel, indien nog geen herbeoordeling heeft plaatsgevonden, het initiële beoordelingsrapport. Indien nog geen complete beoordelingscyclus is doorlopen verstrekt de fabrikant de rapportage sinds en inclusief het initiële beoordelingsrapport.

    De CKI vormt zich op grond van die rapportage en van de documentatie van het kwaliteitssysteem een oordeel omtrent de geschiktheid van dat systeem als basis voor een Richtlijn specifieke certificatie.

    Met onderkenning van het belang van de overige aspecten let de CKI daarbij in het bijzonder op (de beoordelingen ten aanzien van) de NEN-EN-ISO 9001:2008 aspecten:

    • * ontwerpbeheersing;

    • * inkoop;

    • * procesbeheersing;

    • * keuring en beproeving, waaronder de eindkeuring en -beproeving, en bijbehorende registraties;

    • * keurings- en beproevingsstatus;

    • * beheersing van keurings-, meet- en beproevingsmiddelen;

    • * beheersing van kwaliteitsregistraties;

    • * bekwaamheid van het personeel; en

    • * op het tijdig opgeheven zijn van relevante tekortkomingen.

    • * Waar nodig stelt de CKI een nader onderzoek in en/of stelt zij de noodzaak van corrigerende maatregelen vast.

    Indien de CKI het kwaliteitssysteem vanuit haar verantwoordelijkheid voor de beoordeling daarvan op grond van deze oordeelsvorming respectievelijk haar eventuele onderzoek in overeenstemming acht met de eisen van NEN-EN-ISO 9001:2008 en geschikt acht als basis voor de Richtlijn specifieke certificatie legt zij dit vast in een beoordelingsrapport dat aan de fabrikant wordt verstrekt.

  • c. De fabrikant verstrekt de CKI vervolgens alle volgende controle- en herbeoordelingsrapporten die door de CKI worden opgesteld en verwittigt de CKI er onmiddellijk van indien tijdens een onderzoek door de CKI een non-conformiteit wordt geconstateerd zoals gedefinieerd in NEN-EN-ISO/IEC 17021:2011.

    Op grond van die informatie, alsmede van eventueel door haar nodig bevonden, door de fabrikant te verstrekken additionele informatie, respectievelijk van door haar uit te voeren nader onderzoek, vormt de CKI zich een oordeel of zij haar positieve beoordeling als hierboven omschreven kan continueren; de CKI legt dat telkens bij haar rapportage inzake haar richtlijn specifieke beoordelingen schriftelijk vast.

  • d. Indien de fabrikant beschikt over een NEN-EN-ISO 9001:2008 kwaliteitssysteem dat is gecertificeerd door een CKI die niet conform NEN-EN-ISO/IEC 17021:2011 is geaccrediteerd of niet is geaccrediteerd door een accreditatie-instelling als eerder omschreven, dan handelt zij als beschreven onder punt a.

4.9.3 Uitvoering van de Richtlijn specifieke beoordeling
4.9.3.1 Uitvoering initiële beoordeling

Deze bestaat uit de volgende stappen, die in de procedures van de CKI moeten zijn vastgelegd.

  • a. Afsluiten van een overeenkomst met de fabrikant voor de beoordeling van en het toezicht op dat deel van diens kwaliteitssysteem dat relevant is voor deze module. Die overeenkomst kan het NEN-EN-ISO 9001:2008 basisgedeelte plus het Richtlijn specifieke gedeelte betreffen dan wel alleen het Richtlijn specifieke gedeelte; zie 4.9.2. De overeenkomst beslaat minstens de initiële beoordeling en de daaropvolgende periodieke beoordelingen tot een complete herbeoordeling heeft plaatsgevonden.

    Als onderdeel van deze overeenkomst verbindt de fabrikant zich ertoe de verplichtingen die voortvloeien uit het door de CKI goedgekeurde kwaliteitssysteem na te komen en te zorgen dat het passend en doeltreffend blijft.

  • b. Beoordeling van het al dan niet gecertificeerde NEN-EN-ISO 9001:2008 kwaliteitssysteem conform vermeld onder punt 4.9.2.

  • c. Beoordeling of in de documentatie van het kwaliteitssysteem volgende elementen afdoende zijn opgenomen:

    • * Een correcte procedure om vast te stellen dat de desbetreffende apparatuur onder deze Richtlijn valt.

    • * Een correcte procedure ter bepaling van de categorie-indeling van de apparatuur en ter bepaling van de toepasselijke module(n).

    • * Een beschrijving van het ontwerpproces en van de controles die tijdens dat proces plaatsvinden conform de toetsingslijst ontwerpbeoordeling drukapparatuur (bijlage 7 van het schema voor beoordeling van producten (drukapparatuur)).

    • * Een beschrijving van het fabricageproces en van de inspecties en controles die tijdens dat proces plaatsvinden, inclusief de uitvoering van de eindcontrole conform de toetsingslijst ‘fabricage en eindcontrole drukapparatuur’ (bijlage 3 van het schema voor beoordeling van producten (drukapparatuur)).

    • * In samenhang met bovengenoemd punt een beschrijving van de methoden voor permanente verbindingen van de onderdelen van de drukapparatuur, waaruit blijkt dat die methoden voldoen aan de eisen van deze Richtlijn.

    • * Een beschrijving waaruit blijkt dat de eindcontrole op elk drukapparaat wordt uitgevoerd;

    • * Een vastlegging van de functie-eisen en de bekwaamheden van het personeel dat belast is met de fabricage en de inspecties en controles tijdens de fabricage alsmede met de eindcontrole, waaruit voldoende kennis van de relevante eisen van deze Richtlijn blijkt.

    • * Een procedure die bewerkstelligt dat het CE-teken wordt aangebracht alsmede, na verkregen instemming, bij dat teken het identificatie nummer van de CKI.

  • d. Beoordeling van de implementatie van de onder c genoemde elementen, na goedkeuring van de documentatie daarover, in de praktijk van de fabrikant. Daartoe brengt de CKI een bezoek aan de locatie(s) van de fabrikant, waarbij zij zich op basis van de feitelijke uitvoering en de resulterende registraties ervan verwittigt of in de praktijk voldaan wordt aan hetgeen in die documentatie is vastgelegd. Met name beoordeelt de CKI daarbij de praktische uitvoering van het fabricageproces en de eindcontrole van telkens minstens één representatief drukapparaat door de fabrikant.

  • e. De CKI legt de resultaten van de hiervoor genoemde beoordelingen vast in een initieel beoordelingsrapport. In die rapportage moet vastliggen wat, wanneer, waar en hoe is onderzocht en de bevindingen over het onderzochte. De verdere afhandeling van de beoordeling vindt plaats conform NEN-EN-ISO/IEC 17021:2011.

    Bij positief resultaat van de hiervoor genoemde uitvoering stelt de CKI een aanvullend certificaat op t.o.v. NEN-EN-ISO 9001:2008, dat specifiek is voor deze Richtlijn en de onderhavige module, en zendt dat aan de fabrikant.

4.9.3.2 Uitvoering periodieke beoordeling en herbeoordeling

Zie voor de uitwerking hiervan paragraaf 5.2.6.1.

4.9.4 Uitvoering onaangekondigde bezoeken

Zie voor de uitwerking hiervan paragraaf 5.2.6.2.

4.9.5 Procedure voor de controle van het ontwerp

De uitwerking van de procedure staat in paragraaf 4.11 van het schema voor beoordeling producten (drukapparatuur).

4.9.6 Procedure voor het verscherpt toezicht op de eindcontrole

De uitwerking van de procedure staat in paragraaf 5.2.3 van het schema voor beoordeling producten (drukapparatuur).

4.9.7 Informatieverplichting

De CKI dient procedures te hanteren om te voldoen aan de informatieverplichtingen als vastgelegd in de Richtlijn, bijlage III,

  • * t.a.v. het kwaliteitssysteem: Module H, punt 6;

  • * t.a.v. de controle van het ontwerp: Module H1, punt 1e.

4.10 BEHANDELINGSPROCEDURE: CERTIFICEREN VAN EN TOEZICHT OP EEN IVG

De uitvoering vindt plaats conform PRD 2.4 ‘Keuringen onder verantwoordelijkheid van de gebruiker’.

4.11 CERTIFICATIEBESLISSING

De certificatiebeslissing wordt genomen in overeenstemming met de eisen uit het certificatieschema door een functionaris van de CKI die is gekwalificeerd en aangesteld conform het kwaliteitssysteem van de CKI en die volgens de procedure onder 4.2 niet betrokken is geweest bij de beoordeling van het systeem. Zie bijlagen 1 en 2 van het schema voor Aanwijzing en Toezicht.

4.12 GELDIGHEIDSDUUR VAN HET CERTIFICAAT

De maximale geldigheidsduur van een systeemcertificaat voor de behandelingsprocedures in de paragrafen 4.4 tot en met 4.9 (modules D, D1, E, E1, H of H1) is 3 jaar. De maximale geldigheidsduur van een systeemcertificaat voor de behandelingsprocedure ‘Certificeren van en toezicht op een IVG’ is 5 jaar.

4.13 GEGEVENS OP HET CERTIFICAAT

Het systeemcertificaat dient minimaal de navolgende gegevens te bevatten:

  • Gegevens van het gecertificeerde bedrijf:

    • * Volledige bedrijfsnaam;

    • * Vestigingsplaats;

    • * Scope van het certificaat.

  • Gegevens van de CKI:

    • * Naam;

    • * Vestigingsplaats;

    • * Logo

    • * Kenmerk van de aanwijzing.

  • Overige gegevens certificaat:

    • * Geldigheidsduur;

    • * Een uniek identificatie nummer

    • * Tekst: Op het certificaat dient vermeld te worden, dat de CKI verklaart dat het betreffende systeem voldoet aan de eisen uit het werkveldspecifieke certificatieschema en het revisienummer van dit Schema;

    • * Handtekening bevoegd persoon CKI;

4.14 KLACHTEN OVER DE CKI

Een adequate behandeling van klachten is belangrijk voor het creëren van vertrouwen in certificatie en belangrijk voor de bescherming van zowel de certificaathouders als de gebruikers van certificaten.

Aan een CKI worden onder meer de volgende eisen gesteld:

  • Een openbaar toegankelijke klachtenprocedure dient aanwezig te zijn.

  • de klachtenprocedure bevat minimaal het volgende: een beschrijving van het proces van ontvangen, onderzoeken en beoordelen van de klacht; de wijze van volgen van de klacht en acties als vervolg daarop; en de wijze waarop wordt verzekerd dat correctieve acties worden uitgevoerd.

  • De beslissing over de reactie op de klacht dient te worden genomen door personen die niet betrokken zijn bij het onderwerp van de klacht.

  • Indieners van klachten dienen, indien mogelijk, op de hoogte te worden gehouden van de ontvangst van de klacht, de voortgang van behandeling en de uitkomst.

4.6.1 Klachten over het bedrijf of de persoon

Indien de CKI klachten van derden, zoals een opdrachtgever, ontvangt over het voldoen aan dit schema door het bedrijf of de persoon die een aanvraag voor het certificaat heeft ingediend of certificaathouder is, dient de CKI de klager te verwijzen naar het bedrijf of de persoon. De CKI dient de klacht te betrekken bij de eerstvolgende beoordeling bij het betreffende bedrijf of de betreffende persoon.

Echter, indien het naar de mening van de CKI een ernstige klacht betreft, dient de CKI, naast de behandeling door het bedrijf of de persoon, zelf ook direct te beoordelen of de klacht gevolgen dient te hebben voor de beslissing m.b.t. certificatie.

In dat geval dient de CKI af te wegen of het gewenst is een extra beoordeling uit te voeren. De kosten van deze extra beoordeling komen in beginsel voor rekening van de certificaathouder.

4.6.2 Klachtenregeling

Inleiding

In deze werkinstructie wordt de afhandeling van een klacht besproken. Voor iedere afzonderlijke klacht wordt een apart klachtenformulier ingevuld.

Werkwijze

Wanneer iemand probeert een klacht telefonisch of mondeling te melden, wordt aan hem/haar gevraagd deze schriftelijk te verwoorden. Als een klacht schriftelijk binnenkomt wordt deze meteen naar de kwaliteitsmanager gebracht en indien de klachtafhandelaar duidelijk is krijgt hij/zij meteen een kopie van de klacht.

De kwaliteitsmanager registreert de klacht op een klachtenformulier en stelt de directeur CKI op de hoogte van de klacht. De directeur van de CKI wijst de klachtafhandelaar aan. De kwaliteitsmanager vermeldt de klachtafhandelaar op het klachtenformulier en brengt de klachtafhandelaar schriftelijk op de hoogte van de klacht. De klachtafhandelaar informeert de indiener van de klacht schriftelijk over de ontvangst van de klacht.

Eenvoudige zaken

Klachtafhandelaar stuurt klacht door naar betrokken bedrijf/persoon; stelt indiener op de hoogte legt dossier aan tbv voortgangsbewaking en meenemen afhandeling klacht door bedrijf/persoon bij eerstvolgende beoordeling.

Ernstige klachten

Klachtafhandelaar beoordeelt de klacht en stelt vast of de klacht een incident betreft of dat de klacht moet leiden tot een aanpassing in de werkwijze.

Indien het een incident betreft, wordt de indiener daarvan op de hoogte gesteld. De klachtafhandelaar bedenkt samen met de indiener binnen drie weken na het indienen van de klacht een oplossing voor de afhandeling en betrekt bedrijf/persoon hierbij.

De oplossing zoals die met de indiener is besproken wordt vastgelegd op het klachtenformulier. Hier wordt tevens vermeld dat het gaat om een incident.

Indien de klacht een aanpassing van de werkwijze vergt bedenkt de klachtafhandelaar binnen 10 dagen een verbetervoorstel en bespreekt dit met de kwaliteitsmanager en betrekt bedrijf/persoon hierbij. Het verbetervoorstel moet een structurele verbetering inhouden van de werkwijze. Het verbetervoorstel wordt ingevuld op het klachtenformulier.

De klachtafhandelaar stelt de indiener op de hoogte van de afhandeling van de klacht.

De kwaliteitsmanager maakt de gewijzigde werkwijze bekend.

De kwaliteitsmanager start, indien nodig, een vervolgonderzoek naar de invoering van het verbetervoorstel. De bevindingen worden vastgelegd op het klachtenformulier. Het klachtenformulier wordt gearchiveerd.

4.15 BEZWAARPROCEDURE

Onderstaand worden de stappen beschreven die nodig zijn voor het afhandelen van een bezwaarschrift. Een dergelijk bezwaarschrift kan bijvoorbeeld ingediend worden tegen besluiten van de CKI inzake het niet (opnieuw) verlenen, schorsen of intrekken van een certificaat.

Werkwijze

Algemeen:

  • Een door of namens de CKI genomen besluit, dat is een definitieve uitslag of eindoordeel, wordt schriftelijk ter kennis van de belanghebbende gebracht.

  • Onder een besluit wordt tevens verstaan het weigeren te beslissen of het niet tijdig nemen van een beslissing.

  • De CKI stelt de belanghebbende in haar correspondentie in kennis van de mogelijkheid van het indienen van een bezwaarschrift door middel van de volgende clausule:

  • ‘ Ingevolge de CKI procedure ‘bezwaarschriftprocedure’ kan door een belanghebbende met betrekking tot dit besluit een bezwaarschrift ingediend worden. Daartoe moet binnen zes weken na de datum van verzending van het besluit een bezwaar worden ingediend bij de CKI. In het bezwaarschrift moet gemotiveerd worden aangegeven waarom het gegeven besluit niet juist gevonden wordt. Verzocht wordt bij het bezwaarschrift een kopie van het bestreden besluit toe te voegen.’

  • Het bezwaarschrift dient in ieder geval de volgende elementen te bevatten:

    • o naam en adres indiener

    • o dagtekening

    • o een omschrijving van het bestreden besluit

    • o de gronden van het bezwaar.

  • Het bezwaarschrift schort de werking van het besluit niet op.

  • Het bezwaarschrift leidt tot heroverweging van het besluit waartegen het is gericht.

Het bezwaar wordt niet-ontvankelijk verklaard:

  • indien niet aan de gestelde termijn van indienen wordt voldaan. Dit geldt niet als de indiener aantoont dat hij redelijkerwijs niet in verzuim is geweest

  • in andere gevallen dan genoemd onder a, als geen gebruik gemaakt wordt van de door de CKI geboden gelegenheid tot verzuimherstel

  • het bezwaar wordt verder niet-ontvankelijk verklaard als het, bij het niet van toepassing zijn van een termijn, onredelijk laat wordt ingediend. Dit geldt uitsluitend wanneer het bezwaar betrekking heeft op het niet tijdig nemen van een besluit.

Procedure

  • De CKI neemt kennis van het bezwaarschrift en bevestigt binnen twee weken de ontvangst.

  • De CKI biedt gelegenheid tot het horen van de indiener.

  • Het bezwaarschrift wordt gemeld bij de kwaliteitsmanager die het bezwaar registreert.

  • Het horen betreft met name de vakinhoudelijke aspecten die geleid hebben tot het besluit en dient binnen in beginsel zes weken na het vaststellen dat een hoorprocedure aan de orde is, plaats te vinden.

  • Het horen kan geschieden door de CKI of door een of meer door de CKI benoemde ter zaken kundige. Het horen geschiedt door een persoon of personen die niet betrokken is/zijn geweest bij de voorbereiding van het besluit, en geen binding hebben met de belanghebbende.

  • Het horen geschiedt op een door de CKI te bepalen tijdstip binnen de gangbare kantooruren.

  • Relevante stukken kunnen tot 10 dagen voor de hoorzitting worden ingediend en liggen gedurende een week voor de zitting ter inzage.

  • Van het horen wordt afgezien indien het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk of kennelijk ongegrond is, inmiddels aan het bezwaar is tegemoetgekomen, of indien belanghebbende verklaart hiervan geen gebruik te maken.

  • Van het horen wordt een verslag gemaakt. Het verslag wordt bij de beslissing op het bezwaar gevoegd.

  • De hoorcommissie brengt tevens advies aan de CKI.

Beslissing op het bezwaarschrift

  • De CKI beslist aan de hand van de haar ter beschikking staande gegevens binnen zes weken, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken. De beslistermijn kan eenmaal met ten hoogste 6 weken worden verlengd. Daarna kan de termijn slechts met toestemming van de belanghebbende worden verlengd.

  • De CKI zal, bij het gegrond verklaren van het bezwaar, de beslissing herroepen en een nieuwe beslissing ter zake nemen.

  • Van haar beslissing op het bezwaar zal de CKI de onderbouwing en motivering aan belanghebbende meedelen.

Bestuursrechter

  • Indien de inhoud of strekking van de nieuwe beslissing de belanghebbende hiertoe aanleiding geeft, dient hij zich in voorkomend geval te wenden tot de bestuursrechter.

  • De CKI zal de belanghebbende in haar beslissing op bezwaar wijzen op deze mogelijkheid.

4.16 REGISTER VOOR SYSTEEM-/PROCESCERTIFICATIE

Voor het werkveld drukapparatuur is geen centraal certificaatregister van toepassing. De registratie vindt plaats bij de afzonderlijke CKI’s.

4.17 NORMINTERPRETATIE

Mocht het gebeuren dat certificaathouders, aanvragers van diensten en CKI’s uiteenlopende definities hanteren en hierover meningsverschillen bestaan, dan dienen afwijkende interpretaties te worden voorgelegd aan het CCvD-DA ter besluitvorming.

Onder verwijzing naar NEN-EN ISO/IEC 17020, punt 7.6 met betrekking tot documentatie en punt 10.1 en 10.3 met betrekking tot keuringsmethoden en -procedures moet de CKI een beleid voeren betreffende toe te passen technische maatstaven zoals hieronder is aangegeven.

Als maatstaven worden voor de overeenstemmingsbeoordeling, beoordeling druksystemen de essentiële veiligheidseisen van bijlage I van de Richtlijn en voor de keuring vóór ingebruikneming, de herkeuring, reparatie en wijzigingen en intredekeuring de eisen van het besluit en de regeling toegepast. Ter nadere invulling van deze eisen kunnen één of meerdere van de volgende technische maatstaven worden toegepast:

  • a) De Richtlijn, Guidelines van de Commission’s Working Group ‘Pressure’ en Wor-king Party Guidelines (WPG’s);

  • b) Het Besluit en de Regeling;

  • c) Geharmoniseerde Europese normen;

  • d) Ontwerpen voor (geharmoniseerde) Europese normen;

  • e) Nationale of internationale normen dan wel andere relevante (inter)nationale maatstaven;

  • f) Praktijkregels voor Drukapparatuur (PRD’s);

  • g) Zo nodig eigen maatstaven van de CKI of gebruiker.

4.17.1 Beheer

De referenties van de onder paragraaf 4.16 a, b, c, e en f genoemde technische maatstaven moeten door de CKI worden beschreven en als 'beheerde documenten' aanwezig of op andere wijze (via Internet, Perinorm) beschikbaar te zijn.

4.17.2 Procedure

De CKI moet beschikken over een schriftelijke procedure die beschrijft hoe bij toepassing van de onder paragraaf 4.16 a, b, d, e en g genoemde technische maatstaven in het kader van dit schema de overeenstemming daarvan met de essentiële veiligheidseisen van bijlage I van de Richtlijn wordt vastgesteld.

De resultaten van die vaststelling worden gedocumenteerd.

5. TOEZICHT

De CKI is verplicht de certificaathouder blijvend te toetsen aan de eisen in het werkveldspecifieke certificatieschema. Het CCvD-DA bepaalt in dit hoofdstuk van het certificatieschema hoe het toezicht door de CKI dient te worden ingericht

5.1 TOEGANG

Indien voor het houden van toezicht noodzakelijk is dat de CKI, de nationale accreditatie-instantie en de Inspectie SZW zich toegang verschaffen tot gegevens over het product en het product zelf, wordt in deze paragraaf de toegang hiertoe geregeld.

Voor het houden van toezicht is het noodzakelijk dat de CKI toegang krijgt tot de hiertoe benodigde gegevens om het toezicht zoals omschreven in paragraaf 5.2 mogelijk te maken.

5.2 FREQUENTIE EN WIJZE VAN UITVOERING VAN HET TOEZICHT
5.2.1 Module D
5.2.1.1 Uitvoering periodieke beoordeling en herbeoordeling

Dit betreft de volgende stappen, die in de procedures van de CKI moeten zijn vastge-legd. Voor zover het, het basiskwaliteitssysteem conform NEN-EN-ISO 9001:2008 be-treft zij verwezen naar paragraaf 4.4.2.

  • a. De instelling beoordeelt jaarlijks een deel van het gedocumenteerde Richtlijn specifieke deel van het kwaliteitssysteem en de doeltreffende implementatie daarvan; de implementatie wordt onderzocht op de locatie(s) van de fabrikant. De te onderzoeken aspecten worden zodanig verdeeld dat elke drie jaar een beoordeling van het complete specifieke deel van het kwaliteitssysteem is uitgevoerd.

  • b. Na afloop van telkens 3 jaar, aanvangend met de initiële beoordeling, vindt een herbeoordeling van het specifieke deel van het kwaliteitssysteem plaats (documentatie en implementatie); de implementatie wordt onderzocht op de locatie(s) van de fabrikant.

  • c. Van de ad. a en b genoemde beoordelingen wordt een controleverslag resp. een herbeoordelingverslag gemaakt, dat aan de fabrikant wordt toegezonden.

  • d. Op basis van het herbeoordelingverslag besluit de CKI tot verlenging van het aanvullend certificaat t.o.v. NEN-EN-ISO 9001:2008, dat specifiek is voor deze Richtlijn en de onderhavige module, voor een volgende periode van 3 jaar, en bericht de fabrikant daarover.

5.2.1.2 Uitvoering onaangekondigde bezoeken

De CKI dient te beschikken over schriftelijke procedures en instructies voor de vaststelling van de noodzaak, de programmering en de uitvoering van onaangekondigde bezoeken en de rapportage daarover. In die documentatie dienen richtlijnen te zijn opgenomen omtrent het eventueel verrichten of laten verrichten van proeven om de goede werking van het kwaliteitssysteem voor de eindcontrole te beoordelen.

De onaangekondigde bezoeken, conform artikel 10.1.5 van de Richtlijn, die op grond van vastgestelde noodzaak kunnen worden uitgevoerd, en de daarbij volgens voornoemde richtlijnen eventueel te verrichten proeven zullen met name betrekking hebben op het specifieke deel van het kwaliteitssysteem, maar hoeven zich daar niet toe te beperken.

Tijdens elk onaangekondigd bezoek beoordeelt de CKI de goede werking van het kwaliteitssysteem, waaronder met name het richtlijn specifieke deel, voor zover relevant voor de onderhavige module (d.w.z. ten aanzien van de aspecten fabricage en eindcontrole), als volgt. Zij neemt 'monsters' van tijdens het bezoek beschikbare apparatuur en gaat aan de hand daarvan na of de in het kwaliteitssysteem vastgelegde methoden (procedures, instructies) daarvoor daadwerkelijk gevolgd zijn en derhalve leiden tot apparatuur die t.a.v. genoemde aspecten voldoet aan de desbetreffende voorschriften van de richtlijn.

Onder 'monsters' is voor deze module te verstaan: apparatuur die ten tijde van het bezoek

  • in fabricage is respectievelijk recent is gefabriceerd, alsmede

  • een eindcontrole ondergaat, dan wel recent heeft ondergaan en voor de controledoeleinden nog beschikbaar en geschikt is.

Teneinde de monstername zo efficiënt mogelijk te kunnen uitvoeren legt de CKI in haar bovengenoemde procedure vast, voor zover relevant:

  • indien de fabrikant verschillende apparatuur onder deze module produceert, dan wel voor de fabricage sterk verschillende methoden toepast: een methodiek die bewerkstelligt dat de monstername in de tijd methodisch over die verschillende apparatuur resp. fabricagemethoden wordt verdeeld;

  • indien nodig een methode om van de fabrikant een voldoend gedetailleerd productieschema te verkrijgen over bepaalde perioden, teneinde een onaangekondigd bezoek daar effectief op te kunnen afstemmen.

De CKI verstrekt de fabrikant een verslag van een onaangekondigd bezoek en, indien een proef is verricht, een beproevingsverslag.

Opmerking:

In het kader van kwaliteitsborgingprocedures voor drukapparatuur van de categorieën III en IV bedoeld in artikel 3, punt 1.1.a), punt 1.1.b), eerste streepje, en punt 1.2, neemt de aangemelde CKI bij een onaangekondigd bezoek een monster van de apparatuur uit de fabricage- of opslagruimten om de in bijlage I, punt 3.2.2, bedoelde eindcontrole te verrichten of te doen verrichten. Daartoe stelt de fabrikant de aangemelde CKI in kennis van het beoogde productieschema. De aangemelde CKI legt in het eerste jaar ten minste twee bezoeken af. De frequentie van de latere bezoeken wordt door de aangemelde CKI bepaald op basis van de criteria vermeld in punt 4.4 van module D in bijlage III van de Richtlijn.

5.2.2 Module D1
5.2.2.1 Uitvoering periodieke beoordeling en herbeoordeling

Dit betreft de volgende stappen, die in de procedures van de CKI moeten zijn vastgelegd. Voor zover het basiskwaliteitssysteem conform NEN-EN-ISO 9001:2008 betreft zij verwezen naar paragraaf 4.5.2.

  • a. De CKI beoordeelt jaarlijks een deel van het gedocumenteerde Richtlijn specifieke deel van het kwaliteitssysteem en de doeltreffende implementatie daarvan; de implementatie wordt onderzocht op de locatie(s) van de fabrikant. De te onderzoeken aspecten worden zodanig verdeeld dat elke drie jaar een beoordeling van het complete specifieke deel van het kwaliteitssysteem is uitgevoerd.

  • b. Na afloop van telkens 3 jaar, aanvangend met de initiële beoordeling, vindt een herbeoordeling van het specifieke deel van het kwaliteitssysteem plaats (documentatie en implementatie); de implementatie wordt onderzocht op de locatie(s) van de fabrikant.

  • c. Van de ad a en b genoemde beoordelingen wordt een controleverslag resp. een herbeoordelingverslag gemaakt, dat aan de fabrikant wordt toegezonden.

  • d. Op basis van het herbeoordelingverslag besluit de CKI tot verlenging van het aanvullend certificaat t.o.v. NEN-EN-ISO 9001:2008, dat specifiek is voor deze Richtlijn en de onderhavige module, voor een volgende periode van 3 jaar, en bericht de fabrikant daarover.

5.2.2.2 Uitvoering onaangekondigde bezoeken

De CKI dient te beschikken over schriftelijke procedures en instructies voor de vaststelling van de noodzaak, de programmering en de uitvoering van onaangekondigde bezoeken en de rapportage daarover. In die documentatie dienen richtlijnen te zijn opgenomen omtrent het eventueel verrichten of laten verrichten van proeven om de goede werking van het kwaliteitssysteem voor de eindcontrole te beoordelen.

De onaangekondigde bezoeken, conform artikel 10.1.5 van de Richtlijn, die op grond van vastgestelde noodzaak kunnen worden uitgevoerd, en de daarbij volgens voornoemde richtlijnen eventueel te verrichten proeven zullen met name betrekking hebben op het specifieke deel van het kwaliteitssysteem, maar hoeven zich daar niet toe te beperken.

Tijdens elk onaangekondigd bezoek beoordeelt de CKI de goede werking van het kwaliteitssysteem, waaronder met name het richtlijn specifieke deel, voor zover relevant voor de onderhavige module (d.w.z. ten aanzien van de aspecten fabricage en eindcontrole), als volgt. Zij neemt 'monsters' van tijdens het bezoek beschikbare apparatuur en gaat aan de hand daarvan na of de in het kwaliteitssysteem vastgelegde methoden (procedures, instructies) daarvoor daadwerkelijk gevolgd zijn en derhalve leiden tot apparatuur die t.a.v. genoemde aspecten voldoet aan de desbetreffende voorschriften van de richtlijn.

Onder 'monsters' is voor deze module te verstaan: apparatuur die ten tijde van het bezoek

  • in fabricage is, respectievelijk recent is, gefabriceerd, alsmede

  • een eindcontrole ondergaat, dan wel recent heeft ondergaan en voor de controledoeleinden nog beschikbaar en geschikt is.

Teneinde de monstername zo efficiënt mogelijk te kunnen uitvoeren legt de CKI in haar bovengenoemde procedure vast, voor zover relevant:

  • indien de fabrikant verschillende apparatuur onder deze module produceert, dan wel voor de fabricage sterk verschillende methoden toepast: een methodiek die bewerkstelligt dat de monstername in de tijd methodisch over die verschillende apparatuur resp. fabricagemethoden wordt verdeeld;

  • indien nodig een methode om van de fabrikant een voldoend gedetailleerd productieschema te verkrijgen over bepaalde perioden, teneinde een onaangekondigd bezoek daar effectief op te kunnen afstemmen.

De CKI verstrekt de fabrikant een verslag van een onaangekondigd bezoek en, indien een proef is verricht, een beproevingsverslag.

5.2.3 Module E
5.2.3.1 Uitvoering periodieke beoordeling en herbeoordeling

Dit betreft de volgende stappen, die in de procedures van de CKI moeten zijn vastgelegd. Voor zover het, het basiskwaliteitssysteem conform NEN-EN-ISO 9001:2008 betreft zij verwezen naar paragraaf 4.6.2.

  • a. De CKI beoordeelt jaarlijks een deel van het gedocumenteerde Richtlijn specifieke deel van het kwaliteitssysteem en de doeltreffende implementatie daarvan; de implementatie wordt onderzocht op de locatie(s) van de fabrikant. De te onderzoeken aspecten worden zodanig verdeeld dat elke drie jaar een beoordeling van het complete specifieke deel van het kwaliteitssysteem is uitgevoerd.

  • b. Na afloop van telkens 3 jaar, aanvangend met de initiële beoordeling, vindt een herbeoordeling van het specifieke deel van het kwaliteitssysteem plaats (documentatie en implementatie); de implementatie wordt onderzocht op de locatie(s) van de fabrikant.

  • c. Van de ad a en b genoemde beoordelingen wordt een controleverslag resp. een herbeoordelingverslag gemaakt, dat aan de fabrikant wordt toegezonden.

  • d. Op basis van het herbeoordelingverslag besluit de CKI tot verlenging van het aanvullend certificaat t.o.v. NEN-EN-ISO 9001:2008, dat specifiek is voor deze Richtlijn en de onderhavige module, voor een volgende periode van 3 jaar, en bericht de fabrikant daarover.

5.2.3.2 Uitvoering onaangekondigde bezoeken

De CKI dient te beschikken over schriftelijke procedures en instructies voor de vaststelling van de noodzaak, de programmering en de uitvoering van onaangekondigde bezoeken en de rapportage daarover. In die documentatie dienen richtlijnen te zijn opgenomen omtrent het eventueel verrichten of laten verrichten van proeven om de goede werking van het kwaliteitssysteem voor de eindcontrole te beoordelen.

De onaangekondigde bezoeken, conform artikel 10.1.5 van de Richtlijn, die op grond van vastgestelde noodzaak kunnen worden uitgevoerd, en de daarbij volgens voornoemde richtlijnen eventueel te verrichten proeven zullen met name betrekking hebben op het specifieke deel van het kwaliteitssysteem, maar hoeven zich daar niet toe te beperken.

Tijdens elk onaangekondigd bezoek beoordeelt de CKI de goede werking van het kwaliteitssysteem, waaronder met name het richtlijn specifieke deel, voor zover relevant voor de onderhavige module (d.w.z. ten aanzien van het aspect eindcontrole), als volgt. Zij neemt 'monsters' van tijdens het bezoek beschikbare apparatuur en gaat aan de hand daarvan na of de in het kwaliteitssysteem vastgelegde methoden (procedures, instructies) daarvoor daadwerkelijk gevolgd zijn en derhalve leiden tot apparatuur die t.a.v. genoemde aspecten voldoet aan de desbetreffende voorschriften van de richtlijn.

Onder 'monsters' is voor deze module te verstaan: apparatuur die ten tijde van het bezoek

  • in fabricage is respectievelijk recent is gefabriceerd, alsmede

  • een eindcontrole ondergaat, dan wel recent heeft ondergaan en voor de controledoeleinden nog beschikbaar en geschikt is.

Teneinde de monstername zo efficiënt mogelijk te kunnen uitvoeren legt de CKI in haar bovengenoemde procedure vast, voor zover relevant:

  • indien de fabrikant verschillende apparatuur onder deze module produceert, dan wel voor de fabricage sterk verschillende methoden toepast: een methodiek die bewerkstelligt dat de monstername in de tijd methodisch over die verschillende apparatuur resp. fabricagemethoden wordt verdeeld;

  • indien nodig een methode om van de fabrikant een voldoend gedetailleerd productieschema te verkrijgen over bepaalde perioden, teneinde een onaangekondigd bezoek daar effectief op te kunnen afstemmen.

De CKI verstrekt de fabrikant een verslag van een onaangekondigd bezoek en, indien een proef is verricht, een beproevingsverslag.

Opmerking:

In het kader van kwaliteitsborgingprocedures voor drukapparatuur van de categorieën III en IV bedoeld in artikel 3, punt 1.1.a), punt 1.1.b), eerste streepje, en punt 1.2, neemt de aangemelde CKI bij een onaangekondigd bezoek een monster van de apparatuur uit de fabricage- of opslagruimten om de in bijlage I, punt 3.2.2, bedoelde eindcontrole te verrichten of te doen verrichten. Daartoe stelt de fabrikant de aangemelde CKI in kennis van het beoogde productieschema. de aangemelde instantie legt in het eerste jaar ten minste twee bezoeken af. De frequentie van de latere bezoeken wordt door de aangemelde CKI bepaald op basis van de criteria vermeld in punt 4.4 van module E in bijlage III van de Richtlijn.

5.2.4 Module E1
5.2.4.1 Uitvoering periodieke beoordeling en herbeoordeling

Dit betreft de volgende stappen, die in de procedures van de CKI moeten zijn vastgelegd. Voor zover het, het basiskwaliteitssysteem conform NEN-EN-ISO 9001:2008 betreft zij verwezen naar 4.7.2.

  • a. De CKI beoordeelt jaarlijks een deel van het gedocumenteerde Richtlijn specifieke deel van het kwaliteitssysteem en de doeltreffende implementatie daarvan; de implementatie wordt onderzocht op de locatie(s) van de fabrikant. De te onderzoeken aspecten worden zodanig verdeeld dat elke drie jaar een beoordeling van het complete specifieke deel van het kwaliteitssysteem is uitgevoerd.

  • b. Na afloop van telkens 3 jaar, aanvangend met de initiële beoordeling, vindt een herbeoordeling van het specifieke deel van het kwaliteitssysteem plaats (documentatie en implementatie); de implementatie wordt onderzocht op de locatie(s) van de fabrikant.

  • c. Van de ad. a en b genoemde beoordelingen wordt een controleverslag resp. een herbeoordelingverslag gemaakt, dat aan de fabrikant wordt toegezonden.

  • d. Op basis van het herbeoordelingverslag besluit de CKI tot verlenging van het aanvullend certificaat t.o.v. NEN-EN-ISO 9001:2008, dat specifiek is voor deze Richtlijn en de onderhavige module, voor een volgende periode van 3 jaar, en bericht de fabrikant daarover.

5.2.4.2 Uitvoering onaangekondigde bezoeken

De CKI dient te beschikken over schriftelijke procedures en instructies voor de vaststelling van de noodzaak, de programmering en de uitvoering van onaangekondigde bezoeken en de rapportage daarover. In die documentatie dienen richtlijnen te zijn opgenomen omtrent het eventueel verrichten of laten verrichten van proeven om de goede werking van het kwaliteitssysteem voor de eindcontrole te beoordelen.

De onaangekondigde bezoeken, conform artikel 10.1.5 van de Richtlijn, die op grond van vastgestelde noodzaak kunnen worden uitgevoerd, en de daarbij volgens voornoemde richtlijnen eventueel te verrichten proeven zullen met name betrekking hebben op het specifieke deel van het kwaliteitssysteem, maar hoeven zich daar niet toe te beperken.

In elk geval voert de CKI in het eerste productiejaar minstens 2 onaangekondigde bezoeken uit.

Tijdens elk onaangekondigd bezoek beoordeelt de CKI de goede werking van het kwaliteitssysteem, waaronder met name het richtlijn specifieke deel, voor zover relevant voor de onderhavige module (d.w.z. ten aanzien van het aspect eindcontrole), als volgt. Zij neemt 'monsters' van tijdens het bezoek beschikbare apparatuur en gaat aan de hand daarvan na of de in het kwaliteitssysteem vastgelegde methoden (procedures, instructies) daarvoor daadwerkelijk gevolgd zijn en derhalve leiden tot apparatuur die t.a.v. genoemde aspecten voldoet aan de desbetreffende voorschriften van de richtlijn.

Onder 'monsters' is voor deze module te verstaan: apparatuur die ten tijde van het bezoek

  • in fabricage is respectievelijk recent is gefabriceerd, alsmede

  • een eindcontrole ondergaat, dan wel recent heeft ondergaan en voor de controledoeleinden nog beschikbaar en geschikt is.

Teneinde de monstername zo efficiënt mogelijk te kunnen uitvoeren legt de CKI in haar bovengenoemde procedure vast, voor zover relevant:

  • indien de fabrikant verschillende apparatuur onder deze module produceert, dan wel voor de fabricage sterk verschillende methoden toepast: een methodiek die bewerkstelligt dat de monstername in de tijd methodisch over die verschillende apparatuur resp. fabricagemethoden wordt verdeeld;

  • indien nodig een methode om van de fabrikant een voldoend gedetailleerd productieschema te verkrijgen over bepaalde perioden, teneinde een onaangekondigd bezoek daar effectief op te kunnen afstemmen.

De CKI verstrekt de fabrikant een verslag van een onaangekondigd bezoek en, indien een proef is verricht, een beproevingsverslag

5.2.5 Module H
5.2.5.1 Uitvoering periodieke beoordeling en herbeoordeling

Dit betreft de volgende stappen, die in de procedures van de CKI moeten zijn vastgelegd. Voor zover het, het basiskwaliteitssysteem conform NEN-EN-ISO 9001:2008 betreft zij verwezen naar paragraaf 4.8.2.

  • a. De CKI beoordeelt jaarlijks een deel van het gedocumenteerde Richtlijn specifieke deel van het kwaliteitssysteem en de doeltreffende implementatie daarvan; de implementatie wordt onderzocht op de locatie(s) van de fabrikant. De te onder-zoeken aspecten worden zodanig verdeeld dat elke drie jaar een beoordeling van het complete specifieke deel van het kwaliteitssysteem is uitgevoerd.

  • b. Na afloop van telkens 3 jaar, aanvangend met de initiële beoordeling, vindt een herbeoordeling van het specifieke deel van het kwaliteitssysteem plaats (documentatie en implementatie); de implementatie wordt onderzocht op de locatie(s) van de fabrikant.

  • c. Van de ad a en b genoemde beoordelingen wordt een controleverslag resp. een herbeoordelingverslag gemaakt, dat aan de fabrikant wordt toegezonden.

  • d. Op basis van het herbeoordelingverslag besluit de CKI tot verlenging van het aanvullend certificaat t.o.v. NEN-EN-ISO 9001:2008, dat specifiek is voor deze Richtlijn en de onderhavige module, voor een volgende periode van 3 jaar, en bericht de fabrikant daarover.

5.2.5.2 Uitvoering onaangekondigde bezoeken

De CKI dient te beschikken over schriftelijke procedures en instructies voor de vaststelling van de noodzaak, de programmering en de uitvoering van onaangekondigde bezoeken en de rapportage daarover. In die documentatie dienen richtlijnen te zijn opgenomen omtrent het eventueel verrichten of laten verrichten van proeven om de goede werking van het kwaliteitssysteem voor de eindcontrole te beoordelen.

De onaangekondigde bezoeken, conform artikel 10.1.5 van de Richtlijn, die op grond van vastgestelde noodzaak kunnen worden uitgevoerd, en de daarbij volgens voornoemde richtlijnen eventueel te verrichten proeven zullen met name betrekking hebben op het specifieke deel van het kwaliteitssysteem, maar hoeven zich daar niet toe te beperken.

Bij het vaststellen van de noodzaak, de inhoud en omvang en van de frequentie van eventuele onaangekondigde bezoeken dient de CKI in het bijzonder de factoren te betrekken als genoemd in punt 4.4 van module H in bijlage III van de Richtlijn.

In elk geval voert de CKI in het eerste productiejaar minstens 2 onaangekondigde bezoeken uit.

Tijdens elk onaangekondigd bezoek beoordeelt de CKI de goede werking van het kwaliteitssysteem, waaronder met name het richtlijn specifieke deel, voor zover relevant voor de onderhavige module (d.w.z. ten aanzien van de aspecten fabricage en eindcontrole), als volgt. Zij neemt 'monsters' van tijdens het bezoek beschikbare apparatuur en gaat aan de hand daarvan na of de in het kwaliteitssysteem vastgelegde methoden (procedures, instructies) daarvoor daadwerkelijk gevolgd zijn en derhalve leiden tot apparatuur die t.a.v. genoemde aspecten voldoet aan de desbetreffende voorschriften van de richtlijn.

Onder 'monsters' is voor deze module te verstaan: apparatuur die ten tijde van het bezoek

  • in fabricage is, respectievelijk recent is, gefabriceerd, alsmede

  • een eindcontrole ondergaat, dan wel recent heeft ondergaan en voor de controledoeleinden nog beschikbaar en geschikt is.

Teneinde de monstername zo efficiënt mogelijk te kunnen uitvoeren legt de CKI in haar bovengenoemde procedure vast, voor zover relevant:

  • indien de fabrikant verschillende apparatuur onder deze module produceert, dan wel voor de fabricage sterk verschillende methoden toepast: een methodiek die bewerkstelligt dat de monstername in de tijd methodisch over die verschillende apparatuur resp. fabricagemethoden wordt verdeeld;

  • indien nodig een methode om van de fabrikant een voldoend gedetailleerd productieschema te verkrijgen over bepaalde perioden, teneinde een onaangekondigd bezoek daar effectief op te kunnen afstemmen.

De CKI verstrekt de fabrikant een verslag van een onaangekondigd bezoek en, indien een proef is verricht, een beproevingsverslag.

Opmerkingen:

  • 1. In het kader van kwaliteitsborgingprocedures voor drukapparatuur van de categorieën III en IV bedoeld in artikel 3, punt 1.1.a), punt 1.1.b), eerste streepje, en punt 1.2, neemt de aangemelde CKI bij een onaangekondigd bezoek een monster van de apparatuur uit de fabricage- of opslagruimten om de in bijlage I, punt 3.2.2, bedoelde eindcontrole (d.i. de beproeving) te verrichten of te doen verrichten. Daartoe stelt de fabrikant de aangemelde CKI in kennis van het beoogde productieschema. De aangemelde CKI legt in het eerste jaar ten minste twee bezoeken af. De frequentie van de latere bezoeken wordt door de aangemelde CKI bepaald op basis van de criteria vermeld in punt 4.4 van module H in bijlage III van de Richtlijn.

  • 2. In geval van eenmalige productie van vaten en apparatuur van categorie III bedoeld in artikel 3, punt 1.2, volgens de procedure van de module H, verricht een aangemelde CKI de eindcontrole bedoeld in bijlage I, punt 3.2.2 (d.i. de beproeving), voor elke eenheid of doet deze verrichten. Daartoe stelt de fabrikant de aangemelde CKI in kennis van het boogde productieschema.

5.2.6 Module H1
5.2.6.1 Uitvoering periodieke beoordeling en herbeoordeling

Dit betreft de volgende stappen, die in de procedures van de CKI moeten zijn vastgelegd. Voor zover het, het basiskwaliteitssysteem conform NEN-EN-ISO 9001:2008 betreft zij verwezen naar paragraaf 4.8.2.

  • a. De CKI beoordeelt jaarlijks een deel van het gedocumenteerde Richtlijn specifieke deel van het kwaliteitssysteem en de doeltreffende implementatie daarvan; de implementatie wordt onderzocht op de locatie(s) van de fabrikant. De te onderzoeken aspecten worden zodanig verdeeld dat elke drie jaar een beoordeling van het complete specifieke deel van het kwaliteitssysteem is uitgevoerd.

  • b. Na afloop van telkens 3 jaar, aanvangend met de initiële beoordeling, vindt een herbeoordeling van het specifieke deel van het kwaliteitssysteem plaats (documentatie en implementatie); de implementatie wordt onderzocht op de locatie(s) van de fabrikant.

  • c. Van de ad a en b genoemde beoordelingen wordt een controleverslag resp. een herbeoordelingverslag gemaakt, dat aan de fabrikant wordt toegezonden. In die rapportage moet vastliggen wat, wanneer, waar en hoe is onderzocht en de bevindingen over het onderzochte. In of bij deze verslagen worden tevens –voor zover relevant- de bevindingen vastgelegd m.b.t. het basiskwaliteitssysteem, zoals vermeld in de laatste zin van 4.8.2.b.

  • d. Op basis van het herbeoordelingverslag besluit de CKI tot verlenging van het aanvullend certificaat t.o.v. NEN-EN-ISO 9001:2008, dat specifiek is voor deze Richtlijn en de onderhavige module, voor een volgende periode van 3 jaar, en bericht de fabrikant daarover.

5.2.6.2 Uitvoering onaangekondigde bezoeken

De CKI dient te beschikken over schriftelijke procedures en instructies voor de vaststelling van de noodzaak, de programmering en de uitvoering van onaangekondigde bezoeken en de rapportage daarover. In die documentatie dienen richtlijnen te zijn opgenomen omtrent het eventueel verrichten of laten verrichten van proeven om de goede werking van het kwaliteitssysteem voor de eindcontrole te beoordelen.

De onaangekondigde bezoeken, conform artikel 10.1.5 van de Richtlijn, die op grond van vastgestelde noodzaak kunnen worden uitgevoerd, en de daarbij volgens voornoemde richtlijnen eventueel te verrichten proeven zullen met name betrekking hebben op het specifieke deel van het kwaliteitssysteem, maar hoeven zich daar niet toe te beperken.

Bij het vaststellen van de noodzaak, de inhoud en omvang en van de frequentie van eventuele onaangekondigde bezoeken dient de CKI in het bijzonder de factoren te betrekken als genoemd in punt 4.4 van module H in bijlage III van de Richtlijn.

In elk geval voert de CKI in het eerste productiejaar minstens 2 onaangekondigde bezoeken uit.

Tijdens elk onaangekondigd bezoek beoordeelt de CKI de goede werking van het kwaliteitssysteem, waaronder met name het richtlijn specifieke deel, voor zover relevant voor de onderhavige module (d.w.z. ten aanzien van de aspecten fabricage en eindcontrole), als volgt. Zij neemt 'monsters' van tijdens het bezoek beschikbare apparatuur en gaat aan de hand daarvan na of de in het kwaliteitssysteem vastgelegde methoden (procedures, instructies) daarvoor daadwerkelijk gevolgd zijn en derhalve leiden tot apparatuur die t.a.v. genoemde aspecten voldoet aan de desbetreffende voorschriften van de richtlijn.

Onder 'monsters' is voor deze module te verstaan: apparatuur die ten tijde van het bezoek

  • in fabricage is, respectievelijk recent is, gefabriceerd, alsmede

  • een eindcontrole ondergaat, dan wel recent heeft ondergaan en voor de controledoeleinden nog beschikbaar en geschikt is.

Teneinde de monstername zo efficiënt mogelijk te kunnen uitvoeren legt de CKI in haar bovengenoemde procedure vast, voor zover relevant:

  • indien de fabrikant verschillende apparatuur onder deze module produceert, dan wel voor de fabricage sterk verschillende methoden toepast: een methodiek die bewerkstelligt dat de monstername in de tijd methodisch over die verschillende apparatuur resp. fabricagemethoden wordt verdeeld;

  • indien nodig een methode om van de fabrikant een voldoend gedetailleerd productieschema te verkrijgen over bepaalde perioden, teneinde een onaangekondigd bezoek daar effectief op te kunnen afstemmen.

De CKI verstrekt de fabrikant een verslag van een onaangekondigd bezoek en, indien een proef is verricht, een beproevingsverslag.

Opmerking:

In het kader van kwaliteitsborgingprocedures voor drukapparatuur van de categorieën III en IV bedoeld in artikel 3, punt 1.1.a), punt 1.1.b), eerste streepje, en punt 1.2, neemt de aangemelde instantie bij een onaangekondigd bezoek een monster van de apparatuur uit de fabricage- of opslagruimten om de in bijlage I, punt 3.2.2, bedoelde eindcontrole (d.i. de beproeving) te verrichten of te doen verrichten. Daartoe stelt de fabrikant de aangemelde instantie in kennis van het beoogde productieschema. de aangemelde instantie legt in het eerste jaar ten minste twee bezoeken af. De frequentie van de latere bezoeken wordt door de aangemelde instantie bepaald op basis van de criteria vermeld in punt 4.4 van module H in bijlage III van de Richtlijn.

5.2.7 Certificeren van en toezicht op een IVG

Periodieke controle van het kwaliteitsysteem door de CKI gebeurt conform PRD 2.4.

5.3 VERSLAG VAN BEVINDINGEN

De CKI stelt een verslag op van haar bevindingen tijdens de periodieke en onaangekondigde tussentijdse beoordelingen. Dit verslag wordt ter beschikking gesteld aan de certificaathouder. In het verslag worden vastgelegd:

  • Datum van de uitgevoerde beoordeling;

  • Referentienummer van de CKI (project-, opdracht- of contractnummer);

  • Gegevens CKI:

    • Naam- en adresgegevens;

    • Identificatienummer;

    • KvK-nummer;

    • Certificaatnummer.

  • Eventueel geconstateerde non conformaties;

  • Door de certificaathouder uit te voeren corrigerende maatregelen met tijdschema

5.4 MAATREGELEN

Indien blijkt dat een certificaathouder niet voldoet aan de eisen, welke in dit certificatieschema zijn vastgelegd, heeft dit maatregelen door de CKI tot gevolg. Mogelijke maatregelen zijn het schorsen, intrekken of weigeren van het certificaat. In paragraaf 5.5 worden hiervoor criteria gegeven. Het daadwerkelijk nemen van maatregelen in situaties die daarom vragen is de verantwoordelijkheid van de CKI, die daarop wordt gecontroleerd door de Inspectie SZW.

Er dient door de CKI informatie-uitwisseling met de Inspectie SZW plaats te vinden over geconstateerde gevaarlijke situaties bij werkzaamheden die door een afgegeven certificaat worden gereguleerd en waardoor de veiligheid of de gezondheid van werknemers of derden in gevaar kan worden gebracht.

Indien er sprake is van een sanctie wordt dit aan de certificaathouder kenbaar gemaakt. Tevens dient de Inspectie SZW en het CKI-platform (NoBo/AKI-overleg) en indien van toepassing aan de Europese Commissie hiervan in kennis gesteld te worden. Deze meldingsplicht dient nauwkeurig uitgewerkt te worden, in verband met de vertrouwelijkheid van persoonsgegevens en de contractuele relatie tussen CKI en klant.

Indien een certificaathouder na een intrekking opnieuw gecertificeerd wil worden dient dezelfde procedure doorlopen te worden als bij initiële certificatie. Bij het opleggen van een sanctie dient de CKI aan te geven (en te registreren) na welke periode certificatie weer is toegestaan. certificaathouder uit te voeren corrigerende maatregelen met tijdschema

5.5 CRITERIA

Criteria op basis waarvan de CKI maatregelen kan treffen zijn de volgende.

Schorsen van het certificaat vindt plaats indien sprake is van:

  • De certificaathouder geen medewerking verleent aan door de CKI uit te voeren periodieke beoordelingen;

  • Wanneer bij de certificaathouder non-conformaties worden vastgesteld waarbij de veiligheid van mensen en het milieu direct in het geding zijn;

  • Wanneer bij de certificaathouder non-conformaties worden vastgesteld welke niet binnen een periode van 6 maanden gecorrigeerd kunnen worden (bijvoorbeeld beschikbare deskundigheid).

Intrekken van het certificaat vindt plaats indien sprake is van:

  • Wanneer de certificaathouder aangeeft de certificatie te willen beëindigen;

  • Wanneer de certificaathouder weigert non-conformaties te corrigeren ook nadat een bezwaarprocedure de non-conformaties heeft bevestigd;

  • Wanneer het aantal en/of de ernst van de non-conformaties dusdanig is dat effectieve corrigerende maatregelen binnen een periode van 12 maanden, naar verwachting van de CKI, niet effectief kunnen zijn;

Weigeren van het certificaat vindt plaats wanneer niet is voldaan aan de in dit certificatieschema vastgestelde eisen.

De certificaathouder kan tegen een maatregel van de CKI een bezwaarschrift indienen (zie 4.15). De maatregel wordt pas effectief wanneer de bezwaarschriftprocedure is doorlopen en het oordeel van de CKI is bevestigd.

DEEL II: NORMEN

Deel 2 van dit certificatieschema bevat de normen die gelden voor een certificaat voor systemen in een werkveld. Beschreven wordt achtereenvolgens:

  • eisen (hoofdstuk 6);

  • de wijze waarop het voldoen aan de toelatingseisen wordt beoordeeld en gerapporteerd (hoofdstuk 7).

6. EISEN

Dit hoofdstuk bevat de werkveldspecifieke normen waaraan een te certificeren systeem moet voldoen, alsmede de wijze waarop de toetsing daarvan plaatsvindt.

De eisen waaraan organisaties en systemen in het werkveld drukapparatuur moeten voldoen zijn beschreven in hoofdstuk 4 van dit certificatieschema.

7. BEOORDELINGSMETHODIEK

De beoordelingsmethodieken van organisaties en systemen in het werkveld drukapparatuur zijn beschreven in hoofdstukken 4 en 5 van dit certificatieschema.

BIJLAGE 6, BEHOREND BIJ DE MINISTERIËLE REGELING VAN 2 NOVEMBER 2012, NR. G&VW/GW/2012/16185, HOUDENDE WIJZIGING VAN DE ARBEIDSOMSTANDIGHEDENREGELING IN VERBAND MET DE GEFASEERDE INVOERING VAN HET STELSEL VAN CERTIFICATIE (FASE 4)

Bijlage 4 behorend bij artikel van de Warenwetregeling Machines behorend bij artikel 2b, 2e lid.

Werkveldspecifiek certificatieschema opstellings- en periodieke keuring hijs en –hefwerktuigen voor beroepsmatig personenvervoer en tijdelijke personen (bouw) liften voor bewoners

Document; TCVT/W8-01/11-017: 2012, Versie 01

Onder beheer van:

CCvD-TCVT

p/a Stichting TCVT

Postbus 154

3990 DD Houten

www.TCVT.nl

INHOUDSOPGAVE

DEEL I

 

1.

INLEIDING

2.

DEFINITIES

3.

WERKVELDSPECIFIEKE KENMERKEN

3.1.

Beschrijving schema

3.2.

Actieve partijen

3.3.

Risicoanalyse

4.

CERTIFICATIEREGLEMENT

4.1.

Doelstelling

4.2.

Certificatieprocedure

4.3.

Procedures

4.4.

Beslissing inzake het certificaat of de verklaring

4.5

Geldigheid certificaat

4.6.

Afhandeling bij tekortkoming

4.7.

Klachten op de CKI

4.8.

Bezwaarprocedure

4.9.

Norminterpretaties

5.

TOEZICHT

5.1.

Toegang

5.2.

Frequentie van het toezicht

5.3.

De wijze van uitvoering van toezicht

5.4.

Verslag van bevindingen

5.5.

Maatregelen

6.

ONDERWERP VAN VERKLARING OF CERTIFICATIE

7.

EISEN

8.

BEOORDELINGSFORMULIER

8.1.

Keuring bij nieuwbouw

8.2.

Opstellingskeuring

8.3.

Periodieke keuring

9.

HET CERTIFICAAT

DEEL I

Deel 1 van dit certificatieschema bevat algemene uitgangspunten en bepalingen voor certificatie door CKI’s en voorwaarden waar onder de afgifte van certificaten dient te gebeuren.

Beschreven wordt achtereenvolgens:

  • het werkveld waarop dit certificatieschema betrekking heeft (1);

  • definities (2);

  • een beschrijving van de specifieke kenmerken van het werkveld waaronder een risico analyse (3);

  • het certificatiereglement (4);

  • bepalingen met betrekking tot toezicht (5).

1. INLEIDING

Dit werkveldspecifieke certificatieschema voor producten is door BHST TCVT opgesteld. Het betreft certificatie op het gebied van de opstellings- en periodieke keuring hijs- en hefwerktuigen voor beroepsmatig personenvervoer (1) en tijdelijke personen(bouw)liften (2) voor bewoners. Door het Ministerie van SZW is het schema vastgesteld

Het te keuren product waarop een verklaring of certificaat wordt afgegeven betreft

hijs- en hefwerktuigen voor beroepsmatig personenvervoer en tijdelijke personen(bouw)liften voor bewoners (in dit schema worden deze werktuigen en liften aangeduid als werktuig).

Dit zijn tijdelijk opgestelde machines die bepaalde stopplaatsen bedienen, met behulp van een drager die ten opzichte van het horizontale vlak meer dan 15 graden hellend geleid beweegt of op een andere manier een vaste baan volgt, en bestemd is voor het vervoer van:

  • Werknemers of daarmee gelijkgestelde personen:

  • Werknemers of daarmee gelijkgestelde personen en goederen;

  • Alleen goederen indien de drager toegankelijk is, dat wil zeggen een persoon de drager zonder probleem kan betreden en de drager is uitgerust met bedieningsapparatuur in de drager of binnen bereik van een persoon in de drager;

  • Bewoners van een gebouw in onderhoud.

Het werkveldspecifieke document voor aanwijzing en toezicht op de CKI’s voor periodieke keuringen hijs- en hefwerktuigen voor beroepsmatig personenvervoer en tijdelijke personen(bouw)liften voor bewoners maakt onlosmakelijk onderdeel uit van dit certificatieschema.

  • *1 Definitie volgens Warenwetbesluit machines Hijs- en hefwerktuig voor beroepsmatig personenvervoer:

    een tijdelijk opgestelde machine die bepaalde stopplaatsen bedient, met behulp van een drager die ten opzichte van het horizontale vlak meer dan 15 graden hellend geleid beweegt of op een andere manier een vaste baan volgt, en bestemd is voor het vervoer van:

    • a. werknemers of daarmee gelijkgestelde personen;

    • b. werknemers of daarmee gelijkgestelde personen en goederen;

    • c. alleen goederen indien de drager toegankelijk is, dat wil zeggen een persoon de drager zonder probleem kan betreden en de drager is uitgerust met bedieningsapparatuur in de drager of binnen bereik van een persoon in de drager;

  • *2 tijdelijke personen(bouw)liften betreffen liften die tijdelijk worden opgesteld om bij gebouwen in onderhoud personen, zijnde bewoners, te kunnen vervoeren.

2. DEFINITIES

Begrip of afkorting

:

Betekenis

Aanvrager van een certificaat

:

De (rechts-)persoon die bij de certificatie-instelling een aanvraag doet voor het afgeven van een certificaat.

Aanwijzing

:

Aanwijzing van een instelling bij of krachtens wettelijk voorschrift door de minister van SZW.

Beoordeling

:

Beoordeling (initiële, of her-) door de nationale accreditatie-instantie van instellingen op basis van het door de minister van SZW vastgestelde WDA&T, op grond waarvan de nationale accreditatie-instantie schriftelijk rapporteert of de instelling competent is om wettelijk verplichte certificaten af te geven. Bij het vaststellen van het WDA&T door de minister van SZW wordt zoveel mogelijk aangesloten bij internationale systematiek en normen.

BHST

:

Stichting die een wettelijke certificatieregeling beheert: TCVT.

Centraal College van Deskundigen (CCvD)

:

Het college, onderdeel van en/gefaciliteerd door BHST, dat belanghebbende partijen in een bepaalde sector of branche de mogelijkheid biedt tot deelname bij het opstellen en onderhouden van werkveldspecifieke documenten op zodanige wijze dat sprake is van een evenwichtige en representatieve vertegenwoordiging van deze partijen.

Certificaat

:

Een certificaat in de zin van artikel 7 Warenwet Daarnaast moet een certificaat beschouwd worden als een verklaring van overeenstemming (conformiteitverklaring) zoals bedoeld in relevante ISO en EN normen.

Certificaathouder

:

(rechts) Persoon die in het bezit is van een geldig wettelijk verplicht certificaat.

Certificatieproces

:

Alle activiteiten via welke een CKI beoordeelt en besluit of een persoon, product of systeem voldoet en blijft voldoen aan de normen, zoals opgenomen in het werkveldspecifieke certificatieschema.

Certificatiereglement

:

Bepalingen voor de uitvoering van het certificatieproces en de relaties tussen rechtspersoon en CKI.

Certificatiesysteem

:

Set van procedures en middelen benodigd om het certificatieproces uit te voeren per certificatieschema, dat leidt tot de uitgifte van een certificaat van goedkeuring.

Certificerings en Keuringsinstelling (CKI)

:

Kalibratie- of conformiteitsbeoordelingsinstellingen zoals certificatie-instellingen, keuringsdiensten van gebruikers, laboratoria, inspectie-instellingen en testinstituten.

Controle

:

Periodieke beoordeling door de nationale accreditatie-instantie van CKI’s tegen de voor beoordeling geldende regels van de minister (WDA&T).

Drager

 

Een deel van een werktuig waarop personen of goederen zich bevinden om naar boven of beneden te worden gebracht. Ook wel kooi, open kooi of platform genoemd.

Keuringsdatum

:

Eerste dag van aanvang keuring

Keurmeester

:

Medewerker van een aangewezen instelling die keurt volgens dit schema.

Opdrachtgever

:

De (rechts)persoon die de aangewezen instelling opdracht verleend tot het uitvoeren van een periodieke keuring werktuig.

Risicoanalyse

:

Analyse waaruit motivatie, voor te maken keuzes in werkveldspecifiek probleemgebied, blijkt, op te nemen in het beoogde certificatieschema.

Tekortkoming met direct gevaar voor de veiligheid (Cat A)

:

Een tekortkoming met een direct gevaar voor personen.

Tekortkoming zonder direct gevaar voor de veiligheid (Cat B)

 

Een tekortkoming die in de nabije toekomst niet zal leiden tot direct gevaar voor de veiligheid.

Toezicht

:

Het verzamelen van de informatie over de vraag of een handeling of zaak voldoet aan de daaraan gestelde eisen, het zich daarna vormen van een oordeel daarover en het eventueel naar aanleiding daarvan interveniëren.1

TSJ

 

TCVT Schema Journaal. Hierin wordt een nadere uitleg gegeven over de interpretatie van een eis uit het schema. Via publicatie op de website wordt deze uitleg bekend gemaakt.

Verklaring

:

De EG-verklaring van typeonderzoek of EG-verklaring overeenstemming als bedoeld in het bij of krachtens de Machinerichlijn of enige andere EU-produkt-richtlijn bepaalde.

Werktuig

:

tijdelijk opgestelde machines die bepaalde stopplaatsen bedienen, met behulp van een drager die ten opzichte van het horizontale vlak meer dan 15 graden hellend geleid beweegt of op een andere manier een vaste baan volgt, en bestemd is voor het vervoer van:

– Werknemers of daarmee gelijkgestelde personen:

– Werknemers of daarmee gelijkgestelde personen en goederen;

– Alleen goederen indien de drager toegankelijk is, dat wil zeggen een persoon de drager zonder probleem kan betreden en de drager is uitgerust met bedieningsapparatuur in de drager of binnen bereik van een persoon in de drager;

– Bewoners van een gebouw in onderhoud.

Werkveldspecifiek certificatieschema

:

Term gebruikt door SZW voor een certificatieschema dat door de minister van SZW is geaccepteerd te gebruiken binnen een specifieke aanwijzing als CKI voor personen, producten of systemen.

Wijziging:

 

Een wijziging ten opzichte van het basisconcept configuratie, mechanisch, hydraulisch, elektrisch, elektronisch, besturings technisch – ook softwarematige, etc.) waarvoor een verklaring van EG-typeonderzoek (o.d.) is afgegeven dan wel binnen de opgegeven configuratie van de fabrikant. Het arbeidsmiddel is daarbij zodanig gewijzigd dat de gebruiksmogelijkheden zijn uitgebreid buiten het ontwerp van het betreffende type.

Het ontwerp bestaat uit alle door de fabrikant voorziene configuraties plus alle fabrieksopties – zoals beschreven in het instructie boek van het type.

X Noot
1

Ministerie van BZK, De Kaderstellende visie op toezicht

3. WERKVELDSPECIFIEKE KENMERKEN

Om het maatschappelijke belang – veiligheid van het product – te waarborgen, is door de overheid gekozen voor een wettelijk verplichte certificatieregeling voor de borging van de veiligheid van de opstellings- en/of periodieke keuring van een werktuig.

3.1 Beschrijving schema

Het werkveldspecifieke certificatieschema TCVT opstellings- en periodieke keuring hijs- en hefwerktuigen voor beroepsmatig personenvervoer en tijdelijke personen(bouw)liften voor bewoners is door de BHST voorgesteld en door het ministerie van SZW – inclusief eventuele aanpassingen – vastgesteld.

Op- en of aanmerkingen op dit certificatieschema kunnen worden ingediend bij het CCvD p/a Stichting TCVT, postbus 154 3990 DD Houten. www.tcvt.nl

3.2 Actieve partijen

Binnen het kader van dit document voor aanwijzing en toezicht zijn bij de opstelling betrokken geweest:

  • BHST TCVT, hierna TCVT

  • CCvD TCVT, hierna CCvD

  • Werkkamer 8 TCVT keuring hijs- of hefwerktuigen voor beroepsmatig personenver-voer

  • CKI-overleg hijs- of hefwerktuigen voor beroepsmatig personenvervoer

3.3 Risicoanalyse

Het gebruik van werktuigen is een risicovolle activiteit in het verticaal transport. De machine waarmee wordt gehesen en/of geheven kunnen ieder voor zich en/of in gezamenlijkheid gevaarlijk zijn voor mens en omgeving. Borging van dit proces door onder certificaat gekeurde werktuigen is noodzakelijk en door de wetgever onderkend. Werktuigen zijn complexe installaties en hun aandeel in ernstige en dodelijke ongevallen is relatief gezien groot. De oorzaak van deze onveiligheid kan worden onderverdeeld in een aantal subgroepen:

ALGEMENE GEVAREN M.B.T. RISICOVOLLE SITUATIES

Mechanisch

Fysisch

Chemisch

– omvallen/kantelen werktuig

– fysieke belasting

– gassen

– vallende voorwerpen

– houding

– dampen

– losraken/bewegen van objecten

– beweging

– vloeistoffen

– breken of bezwijken

– bediening

– vaste stoffen

– verkeer

– gewicht

– afvalstoffen

– vallen van hoogten

– afmeting

 

– vallen in of vallen door

– eentonige arbeid

 

– snijden

– geluid

 

– struikelen/knellen

– trillingen

 

– bedelving

– stof

 

– aanraken van hete delen

– rook

 

– brandgevaar

– verlichting

 

– verkeerd gebruik materieel

– ventilatie

 

– verdrinken

– temperatuur

 

– verstikken

– straling

 

– elektrocutie

   

OVERZICHT ALGEMENE RISICO'S

Risicogebied (de)monteren werktuig

Geïdentificeerde risico's

Preventieve maatregelen

Binnenrijden mobiele kraan

Raken materieel

– Zorgen voor begeleiding

– Goed communicatiesysteem

 

Wegzakken

– Zorgen voor begeleiding

– Verharde weg volgen

Opstellen mobiele kraan

Onbevoegden in werkgebied

– Afzetten werkgebied

– Afzetten tijdens de opbouw

Bevestigen hijsmiddelen

Verkeerde hijsmiddelen

Afklemgevaar

– Instructie machinist en monteur

Werkplek afzetten en uitmeten opstellingsplaats

Vallende voorwerpen monteurs

– Boven werkplek mag er niet door derden gewerkt worden

– Helm dragen

 

Vallende voorwerpen omstanders

– Werkplek afzetten

– Helm dragen

Werktuig aanpikken en positioneren

Vallende voorwerpen

– Helm dragen

– Periodiek controleren hijsgereedschap

 

Beknelling

– Veiligheidsschoenen

– Werkhandschoenen

Monteren motoren en mastelementen werktuig

Valgevaar

– Gebruik veiligheidsharnas

– Niet opbouwen boven windkracht 6

 

Niet goed aanslaan van de last

– Instructie aan slaan van last

– certificaat hijsbegeleider

 

Vallen van gereedschap en bevestigingsmiddelen

– Afzetten werkterrein

– Niet opbouwen boven windkracht 6

 

Omvallen of kantelen

– Liftkooi borgen aan de fundatie met draadeinden conform voorschriften fabrikant

Elektrisch aansluiten werktuig

Elektrocutie c.q. kortsluiting

– Voedingskabel beschermen

– Lift aarden i.v.m. blikseminslag

– Dubbel geïsoleerd handgereedschap

OVERZICHT ALGEMENE RISICO’S

Risicogebied (de)monteren werktuig

Geïdentificeerde risico’s

Preventieve maatregelen

Plaatsen bufferveren op het basisframe

– Beknellen

– Plaatsen werkstuiting in de mast

– Noodstop indrukken voordat liftkooi verlaten wordt

Verlengen mast werktuig

– Valgevaar liftkooi

– Mechanische beveiliging liftkooi

– Werking droptest uitvoeren

– Mastbouten en moeren juist monteren

 

– Valgevaar monteur

– Valbeveiligingsharnas dragen

– Periodiek controleren valharnas

 

– Beknelling monteur

– Hand op noodknop en indrukken op werkhoogte

– Onderling goede afspraken t.a.v. opbouwbediening

– Verbod zich buiten het werkbordes te bevinden tijdens opbouwen

Verankering plaatsen

– Valgevaar

– Direct beveiligen wanneer monteur in mast klimt

– Gebruik maken van werkbak, indien mogelijk

– Schroefhulzen laten instorten door het werk

– Noodknop indrukken

– Verankeringspijpen goed aanpikken

 

– Vallende voorwerpen

– Geen losse voorwerpen in werkkleding

– Geen werkonderbreking

 

– Beknelling

– Indrukken noodknop

Etagebeveiliging plaatsen op de bekisting

– Valgevaar monteur

– Leuning pas verwijderen op het moment dat de kooi op de stopplaat is

 

– Valgevaar derden

– Stopplaats in één keer gereed maken, geen werkonderbreking

– Bij werkonderbreking randbeveiliging terug plaatsen

 

– Struikelgevaar

– Kabels vastzetten en zekeren

 

– Beknelling

– Instructie verbod zich voor de stopplaats zicht te begeven

OVERZICHT ALGEMENE RISICO’S

Risicogebied werktuig in bedrijf

Geïdentificeerde risico's

Preventieve maatregelen

werktuig opstelling

Omvallen of kantelen

– Opstellings- en halfjaarlijkse keuring door onafhankelijke instantie

– Dagelijkse controle door bediende .

– 3 Maandelijkse controle

werktuig overdracht aan de bouwplaats

Gebruik door onbevoegden

– Schriftelijke en mondeling instructie aan bediende

– Duidelijke opschriften dat alleen bevoegd personeel het werktuig mag bedienen

– Instructie toolboxmeeting

Onderhoud tijdens bouwfase

Elektrocutie/kortsluiting

– Voedingskabel beschermen.

– Geen obstakels plaatsen op of in de baan van de voedingskabel.

 

Beknellingsgevaar tijdens smeren

– Instructie bediende.

– Omzetten normale besturing op inspectie besturing.

– Noodknop indrukken tijdens werkzaamheden buiten het werkbordes.

Werken in ongunstige weers-omstandigheden

Omvallen, kantelen, breken of bezwijken.

– Bij windkracht 7 buiten bedrijf stellen.

Laden, transporteren en lossen van goederen en of medewerker

Struikelgevaar

– Voldoende drempelverlichting.

– Nauwkeurig afstellen etage afslaghoogte.

 

Valgevaar stopplaats

– Etagebeveiliging / hek plaatsen.

 

Vallende voorwerpen stopplaats

– Helm dragen.

– Geen losse voorwerpen ter hoogte van de stopplaats.

 

Knelgevaar

– Goederen vastzetten in cabine, zodat schuiven voorkomen wordt.

 

Valgevaar liftkooi

– Valrembeveiliging.

– Niet overschrijden van toelaatbare belasting.

– 3-maandelijkse controle kritische onderdelen.

Afval

Milieuschade bij onderhoud van lift.

– Monteurs dienen restanten af te voeren.

Bouwelektra

Elektriciteit storing

– Werktuig valt automatisch volledig in de rem. Handbediening zakken.

– Werktuig is uitgevoerd met nulspanningsbeveiliging.

4. CERTIFICATIEREGLEMENT
4.1 Doelstelling

Dit reglement omschrijft de procedures die relevant zijn voor het juist toepassen van het specifieke schema. Hierbij moet gedacht worden aan onder meer procedure van aanvraag, de condities met betrekking tot de certificatie, de afgifte van certificaten/verklaringen, procedures bij het uitvoeren van keuringen, klachtenafhandeling en het indienen van verzoeken om herziening.

4.2 Certificatieprocedure

De opdrachtgever dient bij een CKI (zie www.tcvt.nl), in overeenstemming met dit certificatiereglement, een aanvraag in tot het uitvoeren van de certificatieprocedure. Vervolgens verstrekt de CKI informatie over de gang van zaken bij de afhandeling van de aanvraag.

4.3 Procedures

De CKI is door het ministerie SZW aangewezen voor het uitvoeren van de betreffende opstelling- en periodieke keuring werktuigen en heeft hiertoe een overeenkomst met TCVT gesloten.

De CKI is verplicht de aanvrager schriftelijk te informeren over de regels, voorwaarden en procedures die verband houden met het afgeven, intrekken, etc. van het certificaat .

4.3.1 Aanvraag

Door de aanvrager wordt voor een specifiek werktuig de keuring bij de CKI aangevraagd. De CKI registreert de aanvraag en voert deze in de keuringsplanning in.

4.3.2 Vaststelling tijdstip van Keuring

De CKI bevestigt de aanvraag (schriftelijk) en informeert de opdrachtgever over plaats en tijd van de keuring, met daarbij de volgende uitgangspunten:

m.b.t. de uitvoering:

  • datum

  • tijdstip aanvang/einde

  • locatie

  • gegevens aanvrager

m.b.t. de te keuren werktuig:

  • type

m.b.t. door de aanvrager te verstrekken zaken (zie bijlage A 2200):

  • werktuig staat keuringsklaar op een geschikt terrein

  • de benodigde beproevingsgewichten zijn onder bereik

  • deskundige hulp die assisteert bij de keuring en gerechtigd is de machine te bedienen

m.b.t. de procedure:

  • de keuring wordt uitgevoerd volgens het beoordelingsformulier (zie Hoofdstuk 8)

  • de keuring wordt uitgevoerd volgens de instructie bij het beoordelingsformulier (zie 8.4).

4.3.3 Uitvoering en rapportage van de keuring

Bij de uitvoering van de keuring vinden de volgende handelingen plaats door de keurmeester:

  • controle op juiste aanbieding van het werktuig door de opdrachtgever;

  • controle of de opdrachtgever aan vereisten heeft voldaan op basis van:

    • * het beoordelingsformulier;

    • * de instructie bij het beoordelingsformulier;

    • * het beproevingsprogramma;

    • * de aangeboden configuraties.

  • conclusie noteren in lift- c.q. werkboek als zijnde de TCVT keuring;

  • certificaatverlening afhankelijk van de geconstateerde tekortkomingen;

  • registratie keuring ter archivering voor CKI.

Toelichting

De bevindingen van de keurmeester worden direct na de keuring in het lift- cq werkboek geregistreerd. Het Certificaat wordt bij goedkeur aansluitend opgenomen in het lift- cq werkboek. De keurmeester is bevoegd namens de CKI het Certificaat te verstrekken, met inachtneming van de voorwaarden zoals vermeld in dit hoofdstuk.

In de situaties benoemd in 4.4.C wordt het Certificaat in combinatie met de TCVT Goedkeuringsticker ter plaatse verstrekt.

In de situatie benoemd in 4.4.A en B wordt het Certificaat in combinatie met de TCVT Goedkeuringsticker niet direct verstrekt. Nadat administratief of door middel van een nacontrole is vastgesteld dat aan de eisen van dit schema wordt voldaan, wordt alsnog het Certificaat in combinatie met de TCVT Goedkeuringsticker verstrekt.

4.4 Beslissing inzake het certificaat of de verklaring

De beslissing inzake de afgifte van het certificaat wordt genomen door een functionaris van de CKI die is gekwalificeerd en aangesteld conform het kwaliteitssysteem van de CKI en de procedures conform 4.3. Aan de hand van de uitkomst van zijn keuringen zal de inspecteur/beoordelaar binnen een tussen partijen overeengekomen termijn een rapport opmaken en een advies opstellen betreffende het al dan niet afgeven van het certificaat. Dit advies wordt binnen een tussen partijen overeengekomen termijn samen met de vastgestelde resultaten van de keuring voorgelegd aan de certificatiebeslisser. Er hoeft geen separate certificatiebeslissing genomen te worden als de CKI het toezicht op de kwaliteit van het oordeel van de inspecteur op een andere wijze aantoonbaar heeft geborgd (ISO/IEC 17020).

Certificaatverlening

De keurmeester is gemachtigd het TCVT Certificaat van Goedkeuring te verlenen en in combinatie daarmee de TCVT Goedkeuringssticker op het werktuig aan te brengen, mits aan de voorwaarden is voldaan.

  • A. Tekortkoming(en) met direct gevaar voor de veiligheid (cat. A):

    • bespreking van de tekortkoming met de opdrachtgever;

    • melding van de tekortkoming in het lift- c.q. werkboek van het directe gevaar. Werktuig moet buiten gebruik worden gesteld;

    • reparatie werktuig;

    • aantekening van reparatie(s) door opdrachtgever in het lift- cq werkboek;

    • afmelding door de opdrachtgever (werktuig is klaar);

    • uitvoering van nacontrole en resultaat noteren in liftboek.

    De vervolgprocedure kan zijn conform 4.6.1 of 4.6.2

  • B. Tekortkoming(en) zonder direct gevaar voor de veiligheid (cat B):

    • bespreking van de tekortkoming met de opdrachtgever;

    • melding in het lift- c.q. werkboek dat er geen directe gevaar is;

    • reparatie werktuig;

    • schriftelijke melding van de getroffen voorzieningen door opdrachtgever aan de CKI + de opdrachtgever tekent dit af in het lift- c.q. werkboek;

    • afgifte TCVT Certificaat van Goedkeuring met de TCVT Goedkeuringssticker, gedateerd op de keuringsdatum

  • C. Geen tekortkomingen vallend onder categorie A en/of B:

    • Afgifte TCVT Certificaat van Goedkeuring met de TCVT Goedkeuringssticker, gedateerd op de keuringsdatum.

    • Opmerkingen.

4.5 Geldigheid certificaat Op het certificaat wordt de uiterste datum van de volgende keuring vermeld (bij toepassing van de ISO/IEC 17020).De maximale herkeuringstermijn is 6 maanden.

Een tussentijdse keuring kan op gelijke wijze worden uitgevoerd. Toelichting: een keuring is een momentopname en kent geen geldigheidstermijn.

4.6 Afhandeling bij tekortkoming

Met betrekking tot de geldigheidsduur van het certificaat worden condities gesteld. Indien niet meer voldaan wordt aan deze condities, kan dit consequenties hebben voor het certificaat.

4.6.1 Afhandeling bij tekortkomingen (cat A)

Als de tekortkoming(en) direct gevaar voor de veiligheid inhoudt, zijn directe voorzieningen aan de werktuigen noodzakelijk. Vanwege de wettelijke verplichtingen van de opdrachtgever wijst de CKI direct na de keu-ring, in het rapport en/of middels een brief, de opdrachtgever (de opdrachtgever of degene die namens de opdrachtgever de keuring begeleidt) er schriftelijk op dat gebruik van het werktuig uit veiligheidsoogpunt onverantwoord is en niet is toegestaan.

De CKI geeft aan dat de opdrachtgever wil hij het werktuig blijven gebruiken, verplicht is binnen 2 maanden direct de nodige voorzieningen te treffen ter opheffing van de tekortkomingen.

De opdrachtgever geeft de CKI die de keuring heeft uitgevoerd opdracht voor een nacontrole op de uitgevoerde reparaties. De CKI voert de nacontrole uit, tenzij de aard van de tekortkoming een schriftelijke afhandeling rechtvaardigt. Indien de reparaties als adequaat worden gekwalificeerd, verstrekt de CKI aan de opdrachtgever het TCVT Certificaat van Goedkeuring in combinatie met de TCVT Goedkeuringssticker.

4.6.2 Afhandeling bij tekortkomingen (cat B)

Als de tekortkoming(en) geen direct gevaar voor de veiligheid inhoudt, verzoekt de CKI de opdrachtgever de desbetreffende tekortkomingen zo spoedig mogelijk, uiterlijk binnen 1 maand na de keuringsdatum, op te heffen en daaromtrent aan de instelling schriftelijk te rapporteren.

Na ontvangst van de rapportage van de opdrachtgever en de positieve beoordeling van de uitgevoerde reparaties verstrekt de CKI de opdrachtgever het TCVT Certificaat van Goedkeuring in combinatie met de TCVT Goedkeuringssticker.

Waar nodig wordt een nacontrole uitgevoerd. Een en ander nader in te vullen door de CKI.

Indien de afmelding niet binnen de gestelde termijn is afgewerkt c.q. niet als adequaat wordt gekwalificeerd dan mag geen certificaat worden afgegeven voordat de keuring opnieuw is uitgevoerd. De CKI meld het gebrek en de onthouding van de goedkeuring binnen 2 maanden aan de Inspectie SZW/team certificatie.

4.7 Klachten over de CKI

Een adequate behandeling van klachten is belangrijk voor het creëren van vertrouwen in certificatie en belangrijk voor de bescherming van zowel de certificaathouders als de gebruikers van certificaten.

Aan een CKI worden onder meer de volgende eisen gesteld:

  • Een openbaar toegankelijke klachtenprocedure dient aanwezig te zijn.

  • de klachtenprocedure bevat minimaal het volgende: een beschrijving van het proces van ontvangen, onderzoeken en beoordelen van de klacht; de wijze van volgen van de klacht en acties als vervolg daarop; en de wijze waarop wordt verzekerd dat correctieve acties worden uitgevoerd.

  • De beslissing over de reactie op de klacht dient te worden genomen door personen die niet betrokken zijn bij het onderwerp van de klacht.

  • Indieners van klachten dienen, indien mogelijk, op de hoogte te worden gehouden van de ontvangst van de klacht, de voortgang van behandeling en de uitkomst.

4.7.1 Klachten over het bedrijf of de persoon

Indien de CKI klachten van derden, zoals een opdrachtgever, ontvangt over het voldoen aan dit schema door het bedrijf of de persoon die een aanvraag voor het certificaat heeft ingediend of certificaathouder is, dient de CKI de klager te verwijzen naar het bedrijf of de persoon. De CKI dient de klacht te betrekken bij de eerstvolgende beoordeling bij het betreffende bedrijf of de betreffende persoon.

Echter, indien het naar de mening van de CKI een ernstige klacht betreft, dient de CKI, naast de behandeling door het bedrijf of de persoon, zelf ook direct te beoordelen of de klacht gevolgen dient te hebben voor de beslissing m.b.t. certificatie.

In dat geval dient de CKI af te wegen of het gewenst is een extra beoordeling uit te voeren. De kosten van deze extra beoordeling komen in beginsel voor rekening van de certificaathouder.

4.7.2 Klachtenregeling

Inleiding

In deze werkinstructie wordt de afhandeling van een klacht besproken. Voor iedere afzonderlijke klacht wordt een apart klachtenformulier ingevuld.

Werkwijze

Wanneer iemand probeert een klacht telefonisch of mondeling te melden, wordt aan hem/haar gevraagd deze schriftelijk te verwoorden. Als een klacht schriftelijk binnenkomt wordt deze meteen naar de kwaliteitsmanager gebracht en indien de klachtafhandelaar duidelijk is krijgt hij/zij meteen een kopie van de klacht.

De kwaliteitsmanager registreert de klacht op een klachtenformulier en stelt de directeur CKI op de hoogte van de klacht. De directeur van de CKI wijst de klachtafhandelaar aan. De kwaliteitsmanager vermeldt de klachtafhandelaar op het klachtenformulier en brengt de klachtafhandelaar schriftelijk op de hoogte van de klacht. De klachtafhandelaar informeert de indiener van de klacht schriftelijk over de ontvangst van de klacht.

Eenvoudige zaken

Klachtafhandelaar stuurt klacht door naar betrokken bedrijf/persoon; stelt indiener op de hoogte legt dossier aan tbv voortgangsbewaking en meenemen afhandeling klacht door bedrijf/persoon bij eerstvolgende beoordeling.

Ernstige klachten

Klachtafhandelaar beoordeelt de klacht en stelt vast of de klacht een incident betreft of dat de klacht moet leiden tot een aanpassing in de werkwijze.

Indien het een incident betreft, wordt de indiener daarvan op de hoogte gesteld. De klachtafhandelaar bedenkt samen met de indiener binnen drie weken na het indienen van de klacht een oplossing voor de afhandeling en betrekt bedrijf/persoon hierbij.

De oplossing zoals die met de indiener is besproken wordt vastgelegd op het klachtenformulier. Hier wordt tevens vermeld dat het gaat om een incident.

Indien de klacht een aanpassing van de werkwijze vergt bedenkt de klachtafhandelaar binnen 10 dagen een verbetervoorstel en bespreekt dit met de kwaliteitsmanager en betrekt bedrijf/persoon hierbij. Het verbetervoorstel moet een structurele verbetering inhouden van de werkwijze. Het verbetervoorstel wordt ingevuld op het klachtenformulier.

De klachtafhandelaar stelt de indiener op de hoogte van de afhandeling van de klacht.

De kwaliteitsmanager maakt de gewijzigde werkwijze bekend.

De kwaliteitsmanager start, indien nodig, een vervolgonderzoek naar de invoering van het verbetervoorstel. De bevindingen worden vastgelegd op het klachtenformulier. Het klachtenformulier wordt gearchiveerd.

4.8 Bezwaarprocedure

Onderstaand worden de stappen beschreven die nodig zijn voor het afhandelen van een bezwaarschrift. Een dergelijk bezwaarschrift kan bijvoorbeeld ingediend worden tegen besluiten van de CKI inzake het niet (opnieuw) verlenen, schorsen of intrekken van een certificaat.

Werkwijze

Algemeen:

  • Een door of namens de CKI genomen besluit, dat is een definitieve uitslag of eindoordeel, wordt schriftelijk ter kennis van de belanghebbende gebracht.

  • Onder een besluit wordt tevens verstaan het weigeren te beslissen of het niet tijdig nemen van een beslissing.

  • De CKI stelt de belanghebbende in haar correspondentie in kennis van de mogelijkheid van het indienen van een bezwaarschrift door middel van de volgende clausule:

  • ‘ Ingevolge de CKI procedure ‘bezwaarschriftprocedure’ kan door een belanghebbende met betrekking tot dit besluit een bezwaarschrift ingediend worden. Daartoe moet binnen zes weken na de datum van verzending van het besluit een bezwaar worden ingediend bij de CKI. In het bezwaarschrift moet gemotiveerd worden aangegeven waarom het gegeven besluit niet juist gevonden wordt. Verzocht wordt bij het bezwaarschrift een kopie van het bestreden besluit toe te voegen.’

  • Het bezwaarschrift dient in ieder geval de volgende elementen te bevatten:

    • o naam en adres indiener

    • o dagtekening

    • o een omschrijving van het bestreden besluit

    • o de gronden van het bezwaar.

  • Het bezwaarschrift schort de werking van het besluit niet op.

  • Het bezwaarschrift leidt tot heroverweging van het besluit waartegen het is gericht.

Het bezwaar wordt niet-ontvankelijk verklaard:

  • indien niet aan de gestelde termijn van indienen wordt voldaan. Dit geldt niet als de indiener aantoont dat hij redelijkerwijs niet in verzuim is geweest

  • in andere gevallen dan genoemd onder a, als geen gebruik gemaakt wordt van de door de CKI geboden gelegenheid tot verzuimherstel

  • het bezwaar wordt verder niet-ontvankelijk verklaard als het, bij het niet van toepassing zijn van een termijn, onredelijk laat wordt ingediend. Dit geldt uitsluitend wanneer het bezwaar betrekking heeft op het niet tijdig nemen van een besluit.

Procedure

  • De CKI neemt kennis van het bezwaarschrift en bevestigt binnen twee weken de ontvangst.

  • De CKI biedt gelegenheid tot het horen van de indiener.

  • Het bezwaarschrift wordt gemeld bij de kwaliteitsmanager die het bezwaar registreert.

  • Het horen betreft met name de vakinhoudelijke aspecten die geleid hebben tot het besluit en dient binnen in beginsel zes weken na het vaststellen dat een hoorprocedure aan de orde is, plaats te vinden.

  • Het horen kan geschieden door de CKI of door een of meer door de CKI benoemde ter zaken kundige. Het horen geschiedt door een persoon of personen die niet betrokken is/zijn geweest bij de voorbereiding van het besluit, en geen binding hebben met de belanghebbende.

  • Het horen geschiedt op een door de CKI te bepalen tijdstip binnen de gangbare kantooruren.

  • Relevante stukken kunnen tot 10 dagen voor de hoorzitting worden ingediend en liggen gedurende een week voor de zitting ter inzage.

  • Van het horen wordt afgezien indien het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk of kennelijk ongegrond is, inmiddels aan het bezwaar is tegemoetgekomen, of indien belanghebbende verklaart hiervan geen gebruik te maken.

  • Van het horen wordt een verslag gemaakt. Het verslag wordt bij de beslissing op het bezwaar gevoegd.

  • De hoorcommissie brengt tevens advies aan de CKI.

Beslissing op het bezwaarschrift

  • De CKI beslist aan de hand van de haar ter beschikking staande gegevens binnen zes weken, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken. De beslistermijn kan eenmaal met ten hoogste 6 weken worden verlengd. Daarna kan de termijn slechts met toestemming van de belanghebbende worden verlengd.

  • De CKI zal, bij het gegrond verklaren van het bezwaar, de beslissing herroepen en een nieuwe beslissing ter zake nemen.

  • Van haar beslissing op het bezwaar zal de CKI de onderbouwing en motivering aan belanghebbende meedelen.

Bestuursrechter

  • Indien de inhoud of strekking van de nieuwe beslissing de belanghebbende hiertoe aanleiding geeft, dient hij zich in voorkomend geval te wenden tot de bestuursrechter.

  • De CKI zal de belanghebbende in haar beslissing op bezwaar wijzen op deze mogelijkheid.

4.9 Norminterpretaties

Het CCvD dient te zorgen voor eenduidige norminterpretatie. Toch kan het voorkomen dat er in de operationele fase verschillende interpretaties bestaan van één of meerdere in werkveldspecifieke certificatieschema’s gehanteerde begrippen.

Mocht het gebeuren dat certificaathouders, CKI’s of andere belanghebbenden uiteenlopende definities hanteren en hierover meningsverschillen bestaan, dan dienen afwijkende interpretaties te worden voorgelegd aan het CCvD.

Het CCvD kan een dergelijke interpretatie vastleggen en openbaar maken in een TCVT Schema Journaal (TSJ).

5. TOEZICHT

De eigenaar van het product is verplicht een opstelling- en/of periodieke keuring aan te vragen. Het doel van de opstelling- en/of periodieke keuring is om de blijvende veiligheid van het product zoveel mogelijk te waarborgen. Het CCvD bepaalt in dit hoofdstuk van het certificatieschema hoe het toezicht door de CKI dient te worden ingericht.

5.1 Toegang

Indien het voor het houden van toezicht noodzakelijk is dat de CKI, de nationale accreditatie-instantie en Inspectie SZW zich toegang verschaffen tot gegevens over het product en het product zelf, wordt in deze paragraaf de toegang hiertoe geregeld. Het betreft hier de techni-sche gegevens van het werktuig en de eventuele documentatie over modificaties.

  • Toegang tot de technische gegevens en/of documentatie wordt verkregen:door raadpleging van het kraan- c.q. liftboek, ter beschikking te stellen door de eigenaar;

  • door raadpleging van het constructiedossier van de producent, ter beschikking te stellen door de eigenaar.

5.2 Frequentie van het toezicht

De CKI voert de opstellingskeuring uit bij elke nieuwe opstelling van het werktuig. Elke verplaatsing van het werktuig leidt tot een nieuwe opstellingskeuring.

De CKI voert de periodieke keuring, bij opstellingen langer dan 6 maanden op een vaste loca-tie, eenmaal per 6 maanden uit.

De CKI voert een keuring uit na een wijziging van het werktuig.

Steekproefsgewijze controle door de CKI is niet van toepassing.

5.3 De wijze van uitvoering van toezicht

Zie 5.2

5.4 Verslag van bevindingen

De verslaglegging bevat tenminste de onder 8.2 (opstellingskeuring) respectievelijk 8.3 (periodieke keuring) opgenoemde punten (voor zover van toepassing).

5.5 Maatregelen

Zie 4.6.

Indien de reparatie van een A-tekortkoming (art. 4.6.1.) niet als adequaat wordt gekwalificeerd, verstrekt de CKI aan de opdrachtgever geen TCVT certificaat van goedkeuring en meldt het gebrek en de onthouding van de goedkeuring schriftelijk aan Inspectie SZW/team certificatie binnen 2 maanden na de 1e keuring.

DEEL II

Deel 2 van dit certificatieschema bevat de normen die gelden voor een certificaat of verklaring voor producten in een werkveld. Beschreven wordt achtereenvolgens:

  • het onderwerp van certificatie(zie hoofdstuk 6);

  • de inhoudelijke eisen (inclusief de geldigheidscondities) die gelden voor het certificaat of de verklaring (zie hoofdstuk 7);

  • de wijze waarop het voldoen aan de eisen wordt beoordeeld en gerapporteerd (zie hoofdstuk 8);

  • te stellen eisen aan format van het certificaat (zie hoofdstuk 9).

6. ONDERWERP VAN VERKLARING OF CERTIFICATIE

Het werkveldspecifieke certificatieschema TCVT opstellings- en/of periodieke keuring van werktuigen is door TCVT voorgesteld en door het ministerie van SZW – inclusief eventuele aanpassingen – vastgesteld.

Het te keuren product betreft hijs- en hefwerktuigen voor beroepsmatig personenvervoer en tijdelijke personen(bouw)liften voor bewoners.

7. EISEN

Dit hoofdstuk bevat de werkveldspecifieke normen waaraan een product moet voldoen, alsmede de wijze waarop de toetsing daarvan plaatsvindt.

7.1 EISEN

Producten worden alleen in gebruik genomen wanneer deze niet de veiligheid of gezondheid van de gebruiker of andere algemene belangen in gevaar brengen, wanneer zij op juiste wijze en voor geëigende doelen worden gebruikt en onderhouden. Montage geschiedt door vakbekwame personen.

Producten worden onderworpen aan een opstellings- en/of periodieke keuring indien te verwachten is dat deze producten tijdens gebruik onderhevig zijn aan slijtage of anderszins wat veiligheid betreft achteruit gaan.

Producten moeten conform het Warenwetbesluit machines worden gekeurd door een CKI.

  • * bij elke nieuwe opstelling een opstellingskeuring, en/of

  • * indien een opstelling langer dan 6 maanden op n locatie staat, na 6 maanden een periodieke keuring.

Zie verder art. 5.2.

7.1.1 Eisen in de nieuwbouwfase

Niet van toepassing.

7.1.2 Eisen voor ingebruikneming

Zie hoofdstuk 8.

7.1.3 Eisen voor periodieke keuring

Zie hoofdstuk 8.

8. BEOORDELINGSFORMULIER
8.1 Keuring bij nieuwbouw

N.v.t.

8.2 Opstellingskeuring

Zie voor het rapport onder 8.3

8.3 Periodieke keuring
Voorblad keuringsrapport voor opstellings- en/of periodieke keuring werktuigen

Opdrachtnummer:

   

Periodieke

 

Keuringsdatum :

 

onderzoeking

beproeving

 

Opgesteld te :

 
 

Uitgevoerd door :

   
   

Materieel

 

Type machine

   
 

Fabrikant :

 

Datum EG-verklaring van overeenstemming: ..........................

 

Model / type :

 

Bedrijfsnummer :

 
 

Fabrieksnummer :

 

Bouwjaar :

 
       

Eigenaar

 

Naam :

 
   

Adres :

 
 

Postcode / Plaats :

 
 

Telefoonnummer :

 
     

Opdrachtgever

 

Bedrijf :

 
   

Functionaris :

 
   

Bevindingen

 

Tekortkomingen:

Ja

Nee

 
 

Directe voorzieningen noodzakelijk voordat het werktuig weer in gebruik wordt gesteld, m.b.t (nummers uit dit rapport) ...........................................................................

   

Rapport afgegeven aan

 

Naam :

 
   

Bedrijf :

 
 

Handtekening :

 
   

Beproeving

 

Uitgevoerd: Nee / Ja

(doorhalen wat niet van toepassing is)

Volgende keuring

 

Uitvoeren voor:

 
       

KEURINGSRAPPORT VOOR OPSTELLINGS- en/of PERIODIEKE KEURING WERKTUIGEN

 

Aandrijving

Vanginrichting

Fabrikant

.....................

........................

Model / type

.....................

........................

Fabrieksnummer

.....................

........................

Bouwjaar

.....................

........................

– inzet tot (datum)

– max. werklast

– max. vloerhoogte in deze opstelling

– aantal stopplaatsen (incl basistation)

– aantal verankeringen

– bijzondere uitvoering

....................

...................kg

...................m

....................

.....................

.........................

............ personen

..........................

...........................

Uitvoering geleiding

– vakwerkmast

– kokermast

.............

.............delen

.............delen

...................

 

Omschrijving van de opstelling

– O Op de grond/vloer

– O Op fundatie

– O ..............

Krachtbron:

O wisselspanning

....................

.........................

Locatie van de opstelling

.....................

 

OK niet OK

0100

Algemeen

 

     

0101

Liftboek / hijs- en hefwerktuigboek aanwezig

 

   

0102

Typegoedkeuring NoBo aanwezig (machines voor 2010)

 

   

0103

EG-verklaring van overeenstemming voor machines met bouwjaar vanaf 2010 , naam en evt nr NoBo

 

   

0104

Instructie- / opbouwboeken aanwezig en compleet

 

   

0105

– documenten t.b.v. opname van de vrijkomende krachten

 

   

0106

Opstellingslocatie binnen het toepassingsgebied dat de fabrikant heeft voorzien

 

   

0107

Elektrisch / hydraulisch schema aanwezig

 

   

0108

Laatste keuringsrapport aanwezig

 

   

0109

Certificaten (staalkabels, vanginrichting)

 

   

0110

Bij verankering aan bouwsteiger: berekening aanwezig

 

   

0111

Ingrijpende wijzigingen/herstellingen correct uitgevoerd

 

   

0112

Zijn de configuratie wijzigingen aangetekend in het lift- c.q. werkboek ?

 

   
             

0200

Mast

 

     

0201

Constructie

 

   

0202

Eindmast aanwezig (eventueel)

 

   

0203

Bout- / penverbindingen / borging

 

   

0204

Geleiding en mastdelen

 

   

0205

Kabelvangers

 

   

0206

Kabelton

 

   

0207

Kenmerk productiedatum mastdelen

 

   

0208

   

   

0300

Basisstation (GRONDKOOI)

 

     

0301

Constructie

 

   

0302

Bout- / penverbindingen / borging

 

   

0303

Buffers

 

   

0304

Buffers aanwezig voor kooi en contragewicht

 

   

0305

Toestand buffers en bevestigingen

 

   

0306

Uitloop tot de buffer

 

   

0307

Mechanische stuit

 

   

0308

Uitloop tot mechanische stuit

 

   

0309

Toegangsdeur

 

   

0310

Afscherming basisstation

 

   

0311

Afscherming contraballast

 

   

0312

Oprit (antislip)

 

   

0313

Veiligheidsstuit (aan te brengen zonder onder de kooi te komen

 

   

0314

   

   
             

0400

Liftkooi

 

     

0401

Constructie

 

   

0402

Bevestiging en borging kooi

 

   

0403

Loop- / geleidewielen / dwangrollen

 

   

0404

Wielbreuksteunen / vanghaken

 

   

0405

Kooivloer, antislip en afwatering

 

   

0406

Wanden/ gaas / kunststof

 

   

0407

Kooidak en leuningwerk

 

   

0408

Dakluik en ladder

 

   

0409

Bij passeren andere kooi afscherming van 2 m hoogte en 0,1 m om de hoek gezet

 

   

0410

Toegangsdeuren liftkooi

 

   

0411

Kooidak: inspectiebesturing + noodstopvoorziening

 

   

0412

Kooidak aanwezig (m.i.v. 2010 voor nieuwe machines)

 

   

0413

Davit / (hand)lier en voetplaat

 

   

0414

Rollen afgeschermd tegen vuil tussen rollen en geleiding

 

   

0415

   

   
             
 

BEDIENING IN DE KOOI

         

0416

Bedieningsorganen (koppen / hendels / sleutelschakelaar(s))

 

   

0417

Aanduidingen bij bedieningsplaats

 

   

0418

Noodstopvoorziening (werking en opschrift / kleuren)

 

   

0419

Signalering / aanduidingen bij signaleringen

 

   

0420

Nooddaalvoorziening / opschrift bij nooddaalvoorziening

 

   

0421

Werkschakelaar t.b.v. aandrijving

 

   

0422

Kooiverlichting / noodverlichting

 

   

0423

Akoestisch signaal (alarm)

 

   

0424

Beknopt bedieningsvoorschrift

 

   

0425

   

   

0500

Etagehekken met volledige hoogte

 

     

0501

Hoogte etagehek minimaal 2,0 m

 

   

0502

Opening tussen kooi en zijafscherming van de stopplaats is maximaal 150 mm

 

   

0503

Bij laden en lossen opening tussen drempel en etagevloer opstap < 50 mm (voor losklep zie 1109)

 

   

0504

Horizontale afstand tussen gesloten kooideur en de gesloten hekken resp. de toegang niet meer dan 200 mm

 

   

0505

Sluit etagehek gehele toegangsopening af

 

   

0506

Klemgevaar bij/naast etagetoegang voorkomen

 

   

0507

Toestand en bevestiging etagehekken

 

   

0508

Noodontgrendeling (driekantsleutel – A1 (EN 81 Annex B))

 

   

0509

           
             
 

Aanvullende eisen voor bewoonde situatie

 

     

0510

Etagehek vergrendeld / niet eenvoudig te openen

 

   

0511

Ontgrendeling alleen met speciale sleutel (driekantsleutel – A1 (EN 81 Annex B))

 

   

0512

   

   
             

0600

Etagehekken met beperkte hoogte

 

     

0601

Handregel hoogte ≥ 1,1 m

 

   

0602

Afstand (A) tussen hek en passerende delen is > 0,85 m bij V > 0,7 m/s, of afstand (A) is > 0,5 m bij V ≤ 0,7 m/s

 

   

0603

Etagehek is tenminste even breed als de opening

 

   

0604

bestaat uit leuning, knieregel op halve hoogte, schoprand van ≥ 150 mm

 

 

------------------------------------------------------

0605

Indien de kooi op minder dan 0,5 m passeert openingen in etagehek < 50 x 50 mm.

 

   

0606

Bij laden en lossen opening tussen drempel en etagevloer opstap < 50 mm (voor losklep zie 1109)

 

   

0608

Buitenrand van het gesloten stopplaatshek niet meer dan 200

 

   
 

mm van de drempel van de stopplaats

         

0609

Leuningen naast de etagevloer tussen 1,1 en 1,2 m hoog,

 

   
 

voorzien van knieregel en schoprand ≥ 150 mm.

         

06010

Openingen tussen drempel van de kooi en de etagevloer en tussen de opstap aan de kooi en leuningen van de opstap automatisch ≤ 150 mm voor openen van de kooiafsluiting

         

0611

   

   
             
 

Aanvullende eisen voor bewoonde situatie

 

     

0611

Etagehek vergrendeld niet eenvoudig te openen

 

   

0612

Etagehek niet beklimbaar aan binnenzijde (galerij/balkon )

 

   

0613

Ontgrendeling alleen met speciale sleutel (driehoek sleutel – A1 (EN 81 Annex B))

 

   

0614

   

   
             

0700

Draagkabel / CONTRAGEWICHT KABEL

 

     

0701

Toestand en bevestiging staalkabels

 

   

0702

Toestand, bevestiging, borging en uitloopbeveiliging kabelschijven

 

   

0703

Toestand, bevestiging, borging en uitloopbeveiliging kabeltrommel(s)

 

   

0704

Staalkabels conform certificaat

 

   

0705

   

   
             

0800

Hydraulische unit EN cilinder

 

     

0801

Bevestiging en borging hydraulische cilinder

 

   

0802

Slangen, leidingen en ventielen

 

   

0803

Slangbreukbeveiliging aan cilinder

 

   

0804

Pompen / motoren / filters / installatie

 

   

0805

   

   
             

0900

Aandrijving

 

     

0901

Reductie / motor

 

   

0902

Oliepeil / -conditie

 

   

0903

Remmen, remlichter zelfinvallend

 

   

0904

Vanginrichting / snelheidsbegrenzer / geldigheidsduur

 

   

0905

   

   
             

1000

Rondsel / Tandheugel

 

     

1001

Bevestiging tandheugel aan de mast

 

   

1002

Borging rondsel

 

   

1003

Ingrijpen tanden verzekerd

 

   

1004

Invalbeveiliging vuil tussen rondsel en tandheugel

 

   

1005

   

   
             

1100

Opstelling/ verankering

 

     

1101

Stabiel / waterpas / harde en vlakke ondergrond

 

   

1102

Wegspoelen grond voorkomen

 

   

1103

Onderstopping conform instructie / uitschuifbalken conform instructie toegepast

 

   

1104

Vrije ruimte / afscherming vallende voorwerpen

 

   

1105

Knelgevaar langs bouwsteiger voorkomen

 

   

1106

minimaal > 500 mm of steiger/ bouw voorzien van harde afscherming (geen bouwnetten)

         

1107

Etagehekken / afscherming bij alle stopplaatsen

 

   

1108

aansluiting naastgelegen leuningwerk openingen ≥ 0,15

 

   

1109

leuningwerk en schoprand naast etagehek

 

   

1110

Losklep bedekt etagevloer tenminste ≥ 0,1 m

 

   

1111

Verankering conform instructie/verankeringsplan

 

   

1112

Kan lift 1 m voorbij laatste stopplaats doorlopen, of conform instructieboek

 

   

1113

Verankering aan steiger (berekend, geen spiekoppelingen)

 

   

1114

Steiger als knikverkorter (geen spiekoppelingen)

 

   

1115

Verlichting etagestopplaatsen

 

   

1116

   

   
             

1200

Elektrische installatie

 

     

1201

Hoofdschakelaar afsluitbaar / vergrendelbaar

 

   

1202

Voedingskabel/elektrische leidingen/aansluiting

 

   

1203

Elektromotor(en)

 

   

1204

Toestand magneetschakelaars, relais

 

   

1205

Veiligheidsaarding

 

   

1206

Fasebewaking

 

   

1207

Thermische beveiliging

 

   

1208

Trekontlasting voedingskabel

 

   

1209

Hoofdschakelaar (basisstation)

 

   

1210

Vergrendelbare werkschakelaar

 

   

1211

   

   
             

1300

Begrenzingsinrichtingen / Beveiligingen

 

     

1301

Noodeindschakelaar boven

 

   

1302

Eindschakelaar boven

 

   

1303

Noodeindschakelaar onder

 

   

1304

Eindschakelaar onder

 

   

1305

Slappekabelbeveiliging

 

   

1306

Verdiepingsafslagen

 

   

1307

Etageafsluiting op bouwsteiger / verdieping

 

   

1308

Grendel toegangsdeur basisstation

 

   

1309

Vergrendelingsschakelaar(s) toegangsdeur basisstation

 

   

1310

Grendel toegangsdeur liftkooi

 

   

1311

Vergrendelingsschakelaar(s) toegangsdeur liftkooi

 

   

1312

Grendel toegang tot etage (deur of klep)

 

   

1313

Vergrendelingsschakelaar(s) toegang etage (deur of klep)

 

   

1314

Vergrendeling etageschuifhek

 

   

1315

Vergrendelingsschakelaar(s) etageschuifhek

 

   

1316

Vergrendeling dakluik

 

   

1317

(Vergrendelings) Schakelaar(s) dakluik

 

   

1318

Vangschakelaar(s)

 

   

1319

Montageschakelaar (davit) / beveiligingsschakelaar wand(en)

 

   

1320

Noodstopvoorziening opbouwbediening / inspectiebediening

 

   

1321

Akoestisch signaal (dalen)

 

   

1322

Mastdetectie (t.b.v. opbouwwerkzaamheden)

 

   

1323

   

   
             

1400

Opschriften / Aanduidingen

 

     

1401

Fabricaat / type / fabrieksnummer / bouwjaar

 

   
 

CE markering van 2010 en later

 

   

1402

Max. toelaatbare werklast in kg

 

   

1403

Max. toelaatbare aantal personen

 

   

1404

Opschrift ‘Alleen toegang voor deskundige‘

 

   
 

Verankering:

             

1405

– vrijstaand tot

 

m

 

   

1406

– hoogte eerste verankering

 

m

 

   

1407

– max. masthoogte

 

m

 

   

1408

– afstand tussen verankeringen

 

m

 

   

1409

– max. afstand boven laatste verankering

 

m

 

   

1410

Gegevens mastbout verbinding

 

   

1411

Typeplaat motor

 

   

1412

Typeplaat vang

 

   

1413

Opschriften bedieningsorganen buiten de kooi

 

   

1414

Waarschuwingsteksten / pictogrammen

 

   

1415

   

   
             

1500

Diversen

 

     

1501

Algemeen onderhoud

 

   

1502

Smering

 

   

1503

Staat van beplating / gaaswerk e.d.

 

   

1504

Verfwerk (roestvorming)

 

   

1505

Bliksembeveiliging (aarden / aardpen)

 

   

1506

Is machine nog uitgevoerd overeenkomstig fabrieksspecificaties-

 

   

1507

   

   
             

1600

BEPROEVING

 

     

1601

Vanginrichting of snelheidsbegrenzer

 

 

Beproefd met

 

kg (zie gebr.handleiding)

1602

Nooddaalvoorziening

 

 

Beproefd met

 

kg (conform instr.boek)

1603

Functionele beproeving van de gehele machine

 

     

kg

1604

Overlastbegrenzer (verplicht voor machines met bouwjaar 2010 en later)

 

 

Schakelt met

 

kg

 

1605

Beproeving met last uitgevoerd (1x per jaar)

 

   

1606

   

   
             

1700

bouwlift voor personen voorzien van

 

     
 

Open kooi (aanv. eisen bouwjaar voor 2010 )

         

1701

Basisafscherming – stopplaatshek voorzien van

 

   
 

veiligheidscontact

         

1702

Veiligheidsafstand tussen kooi en lift min. 0,5 m max. 2 m

 

   

1703

Basisafscherming – hoogte afscherming 1,10 m

 

   

1704

Basisafscherming – tussenregel op 0,70 m

 

   

1705

   

   
             
 

Open kooi

 

     

1706

Max. snelheid 0,4 m/s

 

   

1707

Max. snelheid onder 2 m 0,2 m/s

 

   

1708

Etageklep 1,1 m hoog en tot 0,55 m van gesloten constructie

 

   

1709

Laadklep 1,1 m hoog en volledig gesloten constructie

 

   

1710

Mastzijde volledig gesloten tot plafondhoogte

 

   

1711

Wand tegenover mastzijde 1,1 m hoog en volledig gesloten constructie

 

   

1712

Dak boven gehele platform

 

   

1713

   

   
             
 

Bediening open kooi

 

     

1714

Vasthoudbediening toegepast

 

   

1715

Sleutelschakelaar aanwezig voor bediening vanaf stopplaatsen

 

   

1716

Sleutel vergrendeld tijdens gebruik vanuit de lift

 

   

1717

Dalen stopt automatisch op 2 m hoogte .

 

   

1718

Vasthoudbediening onder 2 m in neerwaartse richting (max. 0,2 m/s)

 

   

1719

Na automatische stop op 2 m alleen beweging mogelijk,

 

   
 

indien opnieuw bediend wordt

         

1720

Na automatische stop op 2 m alleen beweging mogelijk na een akoestisch signaal van min. 3 s

 

   

1721

Buitenbediening na aut. stop op 2m in neerwaartse richting alleen mogelijk vanaf basisstation

 

   

1722

Bij oproepen vanaf de etage mag de lift vanuit de basis alleen vertrekken na akoestisch signaal van min. 3 s

 

   

1723

   

   
             
 

Opschriften in de kooi

 

     

1724

Opschrift voor plaatsen goederen i.v.m. open kooi

 

   

1725

Opschrift voor nooddaling en vluchtweg

 

   

1726

Opschrift "alleen voor bevoegde en geïnstrueerde personen"

 

   

1727

   

   
             

1800

TRANSPORTSTEIGERS

 

     
 

(aanvullende eisen machines met bouwjaar voor 2010)

         

1801

Basisafscherming – stopplaatshek voorzien van

 

   
 

veiligheidscontact

         

1802

Veiligheidsafstand tussen kooi en lift min. 0,5 m max. 2 m

 

   

1803

Basisafscherming – hoogte afscherming 1,10 m

 

   

1805

Snelheid max. 0,2 m/s vasthoudbesturing

 

   

1806

Ruimte tussen platform en gebouw/steiger/installatie: ≥ 0,5 m

 

   

1807

Opschrift: max. 3 personen voor begeleiding van de last

 

   

1808

Dalen stopt automatisch op 2,0 m hoogte, herstarten met akoestisch signaal

 

   

1809

   

   
             

1900

AANVULLENDE EISEN n.a.v. MR 2006/42/EG

(bouwjaar van 2010 en later)

 

     

1901

Afschermkappen incl. bevestigingsmiddelen compleet

 

   

1902

Interlock(s) tussen positie kooivloer en etagehek(ken)

 

   

1903

Openen alleen mogelijk als kooi binnen 150mm

         
 

van etage (remweg nom. beladen kooi ≥ 150mm max. 250 mm

         

1904

Detectie-inrichting op aanwezigheid verbindingen/mastdelen

 

   

1905

Opschrift met waarschuwing tegen overmatig geluid

 

   
 

indien Lwa ≥ 80 dB(A) en/of Lpa ≥ 70 dB(A)

         

1906

Etagehekken voorzien van noodontgrendeling mbv driehoekssleutel conform Annex B van EN 81-1

 

   

1907

Waarschuwingen tegen te voorzien misbruik nog in orde

 

   

1908

Machines met bouwjaar van 2010 en later voorzien van volledige basisafscherming conform EN 12159 of gelijkwaardig

 

   

1909

Platform (drager) voorzien van dak

 

   

1910

   

   
             

2000

Tijdelijke Lift bij gebouw (TLBG)

 

     
 

Baan kooi

 

   

2001

Schachtdeuren van volle constructie

 

   

2002

Schachtdeuren voorzien van noodontgrendeling m.b.v. driehoeksleutel conform Annex B van EN 81-1

 

   

2003

Schachtdeurgrendel

 

   

2004

Baan kooi afgeschermd op verdiepingen

 

   

2005

   

   
 

Kooi TLBG

 

     

2006

Kooi volledig gesloten

 

   

2007

Deur en deurgrendel

 

   

2008

Kooi voorzien van noodverlichting

 

   

2009

Kooi voorzien 24/7 spreekluisterverbinding

 

   

2010

Fotocel

 

   

2011

Klembeveiliging

 

   

2012

Stootbord onder kooi (≥ 75 cm)

 

   

2013

   

   
             
 

Put TLBG

 

     

2014

Beveiliging tegen verplettering

 

   

2015

Besturing uitgeschakeld, resetschakeling

 

   

2016

Noodstopvoorziening

 

   

2017

   

   
             
 

Tractie TLBG

 

     

2018

Toegang machinekamer

 

   

2019

Paniekslot

 

   

2020

Verlichting, en noodverlichting

 

   

2021

Verlichting besturingskast (200 lux)

 

   

2022

Liftmachine

 

   

2023

Tractieschijf en afschermingen

 

   

2024

Vanginrichting

 

   

2025

Snelheidsbegrenzer, contacten en afschermingen

 

   

2026

Spanwiel t.b.v. snelheidsbegrenzer en contact

 

   

2027

Schachtverlichting

 

   

2028

Draagmiddelen

 

   

2029

Leiders en steunen

 

   

2030

Dak kooi, inspectiebesturing

 

   

2031

Ophanging kooi

 

   

2032

Vrije ruimte dak kooi:

 

   

2033

– boven dak: (≥ 100 + 3,5 V2 cm)

 

   

2034

– boven delen: (≥ 30 + 3,5 V2 cm)

 

   

2035

– blok (50x60x80 cm) aanwezig

 

   

2036

– vrij vlak ≥ 0,12 m2

 

   

2037

Tegengewicht en geleiding

 

   

2038

Ophanging tegengewicht

 

   

2039

Buffer tegengewicht

 

   

2040

Uitloop tot buffer

 

   

2041

Afscherming tegengewicht in put

 

   

2042

   

   
             
 

Opschriften TLBG

 

     

2043

Fabrikant / Type / fabrieksnummer / CE-markering

 

   

2044

Maximale toelaatbare werklast

 

   

2045

Maximaal toelaatbaar aantal personen

 

   

2046

           
             
 

Toegangscontainer (optioneel)

 

     

2047

Toegangscontainer afsluitbaar en paniekslot

 

   

2048

Verlichting en noodverlichting

 

   

2049

Hoogteverschillen overbrugd

 

   

2050

   

   
             
2100 RUIMTE VOOR SAMENVATTENDE TOELICHTING TCVT

Nr. vlgs. rapport

Omschrijving

 

A Afwijkingen

2101

Tekortkomingen met direct gevaar voor de veiligheid

   
   
   
 

B-Afwijkingen

2102

Tekortkomingen zonder direct gevaar voor de veiligheid

   
   
   
   
   

2200

Tekortkomingen die tijdens de keuring zijn verholpen

   
   
   
   
   
   
   
   
   
8.4 Toelichting op 8.1

0100

ALGEMEEN

0101

Lift- c.q.werkboek aanwezig

Het lift- c.q. werkboek behoort volledig te zijn. In het lift- c.q. werkboek is ingevuld wie de keuring en beproeving heeft uitgevoerd en de waarmerking door de CKI.

Controlebeurten en belangrijke reparaties of uitbreidingen moeten zijn vermeld door degene(n) die deze heeft uitgevoerd. Vernieuwing en inspecties van staalkabels moeten op de bladzijden voor de staalkabelcontroles zijn vermeld.

De gebruiksaanwijzing dient aanwezig te zijn.

Hierbij horen ook de volgende schema’s en voorschriften te zitten:

Bedienings- / onderhouds- / montagevoorschriften te zitten (deze moeten in de Nederlandse taal zijn gesteld en bij het werktuig aanwezig zijn).

0102

Typegoedkeuring NoBo aanwezig (machines vóór 2010)

In het liftboek dient de volledige typegoedkeuring aanwezig te zijn.

Controleer of de lift/machine in dezelfde uitvoering ter controle is aangeboden als bij de eerste onderzoeking en beproeving.

Bij liften/machines met een CE-markering dient gecontroleerd te worden of de aangeboden lift/machine is vergezeld van een verklaring van typeonderzoek aanwezig is.

0103

EG-verklaring van overeenstemming voor machines met bouwjaar van 2010 en later, vermelding naam en evt. nr. NOBO

In het liftboek dient de EG-verklaring van overeenstemming aanwezig te zijn, met vermelding van naam en nummer van de NoBo, tenzij de machine volledig aan de EN –12159 voldoet. In dat geval is een EG-typeonderzoek niet verplicht (mag wel).

Controleer of de lift/machine in dezelfde uitvoering ter controle is aangeboden als bij de eerste onderzoeking en beproeving.

0104

Instructie-/ opbouwboeken aanwezig en compleet, op

Controleer of de lift- machineconfiguratie valt binnen de specificaties van de fabrikant voor het type.

Is documentatie aanwezig waaruit blijkt dat de lift/machine is opgebouwd volgens de fabrieksgegevens.

0105

Documenten t.b.v. opname van de vrijkomende krachten

Zijn documenten aanwezig waaruit blijkt dat ondersteuning / fundatie / verankering geschikt is voor de lift/machine.

Bij twijfels de berekeningen/verklaring van de constructeur opvragen. De berekening/ verklaring alleen op uitganspunten beoordelen.

0106

Opstellingslocatie binnen het toepassingsgebied dat de fabrikant heeft voorzien

Bij de inspectie controleren of de machine opgesteld staat op een locatie / wordt gebruikt conform de gebruikershandleiding van de fabrikant. Bijv. een machine geschikt voor op bouwwerken niet in openbare ruimten. Een transportsteiger als machine voor het verplaatsen van bedieningspersoneel in een tankpark (petrochemie) i.p.v. op de bouw. en dergelijke toepassingen.

Bij opstelling afwijkend van de instructie dient een risicoanalyse te zijn opgesteld.

0107

Electrisch-/ hydraulisch schema aanwezig

Elektrisch-/ hydraulisch-/ pneumatisch schema aanwezig en duidelijk leesbaar.

0108

Laatste keuringsrapport aanwezig

Ter beoordeling of vorige tekortkomingen zijn verholpen. Naslagwerk m.b.t. de uitgevoerde beproevingen met belasting.

0109

Certificaten (staalkabels, vanginrichting)

Controleer of de certificaten van de staalkabels en vanginrichting aanwezig zijn en bepalen of de staalkabels en vanginrichting nog hieraan voldoen.

0110

Bij verankering aan bouwsteiger: berekening aanwezig

Bij verankering aan bouwsteiger dient de berekening op locatie aanwezig te zijn. Alleen op aanwezigheid kontroleren. Berekening niet beoordelen.

0111

wijzigingen of herstelling correct uitgevoerd

– Mbt een wijziging moet een aanvulling op de procedure van CE markering hebben plaatsgevonden.

– Een aanpassing binnen het aantal mogelijke configuraties uit het fabrieksontwerp moet worden uitgevoerd door personeel met een aantoonbare deskundigheid op het betreffende gebied. Dergelijke veranderingen worden niet als ‘wijziging’ aangemerkt.

1.Reparaties aan delen van een machine, die niet tot de hoofddraagconstructie behoren, dienen uiteraard deskundig te worden uitgevoerd.

Een aantekening in het machinedocument* is echter niet nodig.

2. Kleinere reparaties aan de hoofddraagconstructie in niet-kritische zones**, zowel voor gangbare constructiestalen (tot en met C-staal FE 510) alsmede voor staalsoorten met hoge rekgrens, dienen te worden uitgevoerd volgens de reparatievoorschriften van de fabrikant of van een onafhankelijke deskundige.

Van de reparatie dient aantekening in het machinedocument te worden gemaakt.

3. Reparaties aan de hoofddraagconstructie in kritische zones moeten worden uitgevoerd door hetzij:

– de fabrikant, òf

– een deskundige met gebruikmaking van reparatievoorschriften van de fabrikant en onder controle van een onafhankelijke, tweede deskundige, òf

– een deskundige die zelf de reparatiemethode vaststelt of laat vaststellen, onder controle van een onafhankelijke tweede deskundige. In dit geval dient de tweede deskundige ook de reparatiemethode goed te keuren.

Van de reparatie dient een aantekening in het machinedocument te worden gemaakt.

Bij deze categorie van reparaties is het nodig dat nacontrole / herkeuring na reparatie door de keurende instantie wordt uitgevoerd.

Bij de nacontrole / herkeuring dient een beproeving met overlast te worden uitgevoerd.

Algemeen

Als een reparatie aan de machineconstructie heeft plaatsgevonden, dienen aan de inspecteur bij de eerstvolgende keuring (of nacontrole / herkeuring), te worden overhandigd (afhankelijk van de procedure):

– de afschriften van de reparatievoorschriften

– het controlerapport van de onafhankelijke deskundige

– de bladzijde van het machinedocument waarop de reparatieaantekening is gemaakt.

*Machinedocumenten kunnen zijn:

– Administratieboek, liftboek, register, logboek e.d.

** Bij de beoordeling of een zone als kritisch wordt beschouwd, wordt afgewogen:

1. Hoe is de schade ontstaan?

2. Hoe hoog is ter plaatse de materiaalspanning tijdens belasting van de machine?

3. Is er risico voor bezwijken als de scheur/deformatie verder gaat?

0112

De configuratie wijzigingen moeten worden aangetekend in het lift- c.q. werkboek

   

0200

MAST

0201

Constructie

Visueel onderzoek van lasverbindingen. Speciale aandacht voor lassen waar verfbreuk optreedt of die sterke corrosie vertonen. Controle van de constructie op deuken, verbuigingen, sterke roestvorming en andere beschadigingen.

0202

Eindmast aanwezig (eventueel)

Controle schaatsen voor eindafslag en noodeindschakelaar(s) aanwezig zijn. Tevens controle of kooi niet van de heugel kan lopen, eventueel aanwezige heugeldetectie ook conroleren.

0203

Bout-/ penverbindingen/ borging

Controle op alle bout- en penverbindingen en de borging ervan.

0204

Geleiding en mastdelen

Controle op beschadigingen en juiste montage

0205

Kabelvangers

Aanwezig en juist gemonteerd zodat geen beschadigingen aan de soepele kabels kan optreden.

0206

Kabelton

Kabelton aanwezig en juiste wijze van op- en afrollen zodat geen beschadigingen aan de kabels kan optreden.

0207

Kenmerk productiedatum mastdelen

Controleer of een kenmerk van de productiedatum op de mastdelen aanwezig is

0208

 
   

0300

BASISSTATION (GRONDKOOI)

0301

Constructie

De liftbasisafscherming moet alle zijden afschermen tot een hoogte van tenminste 2,0 meter en moet voldoen aan 5.5.4 van EN 13857:2008, tabel 1

0302

Bout-/ penverbindingen/ borging

Controle op alle bout- en penverbindingen en de borging ervan.

0303

Buffers

Het onderste einde van de baan van kooi en eventueel tegengewicht moet door buffers worden begrensd.

0304

Buffers aanwezig voor kooi en contragewicht

Het onderste einde van de baan van kooi en eventueel tegengewicht moet door buffers worden begrensd.

0305

Toestand buffers en bevestigingen

Controle op goed vastgezet en verdroging van kunststof buffers.

0306

Uitloop tot de buffer

Uitloop opmeten van kooi tot buffer indien kooi op onderste stopplaats staat.

0307

Mechanische stuit

Controle of kooi niet kan stuiten bij 90% invering van de buffers.

0308

Uitloop tot mechanische stuit

Uitloop opmeten van kooi tot mogelijke mechanische stuit indien kooi op onderste stopplaats staat. Daarna controle 0307.

0309

Toegangsdeur

Controle op constructie, veiligheidscontacten en van binnenuit te openen.

0310

Afscherming basisstation

De liftbasisafscherming moet alle zijden afschermen tot een hoogte van tenminste 2,0 meter en moet voldoen aan 5.5.4 van EN 13857:2008, tabel 1

0311

Afscherming contraballast

Moet zich binnen basisafscherming bevinden.

0312

Oprit (antislip)

Goede, deugdelijke oprit aanwezig met antislip, ook bij regen en vriesweer.

0313

Veiligheidsstuit (aan te brengen zonder onder de kooi te komen)

Is er een veiligheidsstuit aanwezig van minimaal 1,8m en is deze veilig buitenaf in werkpositie te brengen en weg te halen

0314

 
   

0400

LIFTKOOI

0401

Constructie

Contoleer de algehele constructie op vervormingen, beschadigingen, corrosie, staat van het verfwerk.

0402

Bevestiging en borging kooi

Controleer of de kooi op een juiste wijze is bevestigd, kijk of de vanghaken er op zitten.

0403

Loop-/ geleidewielen/ dwangrollen

Controle op lagerspeling, loopvlakken, juiste afstelling en invalbeveiligingen.

0404

Wielbreuksteunen/ vanghaken

Controle op aanwezig zijn en juiste wijze gemonteerd.

0405

Kooivloer/ antislip/ afwatering

Controle op vlak zijn, niet doorgeroest, antislip en juiste afwatering.

0406

Wanden/ gaas / kunststof

Controle op constructie, roest en geen openingen groter dan EN 13857:2008 tabel 4, maar kogel van Ø 25mm mag er niet door kunnen.

0407

Kooidak en leuningwerk

Controle op constructie, antislip, leuningwerk aanwezig ≥ 1,1 m met tussenregel op halve hoogte en een voetstootlijst ≥ 150mm.

0408

Dakluik en ladder

Controle op constructie, scharnieren en vergrendeld. Controlecontact op gesloten toestand.

Ladder controle op constructie en veilig kunnen betreden.

0409

Afscherming indien enig ander bewegend deel < 0,3 m passeert.

Indien enig ander bewegend deel zich kan bevinden op < 0,3 m van de binnenrand van de leuning dient een afscherming te worden aangebracht ≥ 2,0 m en ≥ breedte bewegend deel + 0,1 m aan beide zijden.

0410

Toegangsdeuren liftkooi

Vergrendeling + contact, ontgrendeling bij kooivloer ≤ 0,15m van stopplaats. Niet mogelijk om kooi te starten en in beweging te krijgen voordat alle kooideuren zijn gesloten.

0411

Kooidak: inspectiebesturing + noodstopvoorziening

Werking testen, normale besturing onderbroken, vasthoudprincipe en opschriften.

0412

Kooidak aanwezig (m.i.v. 2010 nieuwe machines).

Bij installaties van en later moet kooidak aanwezig zijn ter bescherming vallende voorwerpen.

0413

Davit/ (hand)lier en voetplaat

Indien aanwezig visueel controleren.

0414

Rollen afgeschermd tegen vuil tussen rollen en geleiding

Daar waar het ingrijpen van de rondsels afhankelijk is van de geleiding langs de mast dienen ook de rollen te zijn afgeschermd tegen invallend vuil, ed.

0415

 
   
 

BEDIENING IN DE KOOI

0416

Bedieningsorganen (koppen / hendels / sleutelschakelaar(s))

Controleer alle bed. organen op functioneren, deugdelijkheid, slijtage, scheuren in de afdichtingen, etc.

0417

Aanduidingen bij bedieningsplaats

Aanduidingen/opschriften/pictogrammen etc. dienen goed leesbaar/zichtbaar te zijn.

0418

Noodstopvoorziening (werking en opschrift / kleuren)

Controle op werking, vergrendeling, kleur (rood met gele ondergrond)

0419

Signalering / aanduidingen bij signaleringen

Signalen dienen te werken en verklarende teksten/pictogrammen duidelijk zichtbaar/leesbaar.

0420

Nooddaalvoorziening / opschrift bij nooddaalvoorziening

Nooddaalvoorziening dient in goede staat te zijn, kompleet te zijn en de opschriften/verklarende pictogrammen leesbaar/zichtbaar.

0421

Werkschakelaar tbv aandrijving

Controle op aanwezig, in goede staat, vergrendelbaar in de UIT-stand en juist aansluiting van de draden.

0422

Kooiverlichting / noodverlichting

Controle op werking, minimaal 50 lux bij bedieningsorganen.

0423

Akoestisch signaal (alarm)

Controle op werking + 1 uur op noodvoeding

0424

Beknopt bedieningsvoorschrift

Zijn alle vereiste opschriften aanwezig en in goede staat.

0425

 
   

0500

ETAGEHEKKEN MET VOLLEDIGE HOOGTE

0501

Hoogte etagehek minimaal 2,0 m

Controle op constructen openingen met eisen uit EN13857:2008 tabel 4, m.u.v. openingen onder hekwerk welke ≤ 35mm.

0502

Opening tussen kooi en zijafscherming van de stopplaats is maximaal 150 mm

Duidelijk.

0503

Bij laden en lossen opening tussen drempel en etagevloer opstap ≤ 50mm (voor losklep zie 1109).

Duidelijk.

0504

Horizontale afstand tussen gesloten kooideur en de gesloten hekken resp. de toegang niet meer dan 200 mm.

Duidelijk.

0505

Sluit etagehek gehele toegangsopening af.

Duidelijk.

0506

Klemgevaar bij en naast etagetoegang voorkomen.

Duidelijk.

0507

Toestand en bevestiging etagehekken.

Controle op constructie, bevestiging, schuifmechanisme, scharnieren en vergrendeld + contact

0508

Noodontgrendeling (driehoeksleutel – A1 (EN81 Annex B)).

Vanuit stopplaatszijde te ontgrendelen met speciale sleutel, driekant conform EN 81 Annex B

0509

 
   
 

Aanvullende eisen voor bewoonde situatie

0510

Etagehek vergrendeld / niet eenvoudig te openen.

Het slot mag niet met eenvoudige middelen te openen zijn (bijv. slotgat voor driekantsleutel toepassen).

0511

Ontgrendeling alleen met speciale sleutel.

Het slot mag niet met eenvoudige middelen te openen zijn (bijv. slotgat voor driekantsleutel toepassen conform EN 81 Annex B).

0512

 
   

0600

ETAGEHEKKEN MET BEPERKTE HOOGTE

0601

Handregel hoogte ≥ 1,1 m.

Duidelijk.

0602

Afstand tussen hek en passerende delen:

Indien V-nom ≤ 0,7 m/s dan afstand ≥ 0,5 m;

Indien V-nom > 0,7 m/s dan afstand ≥ 0,85 m.

In bovenstaand geval is een vaste afscherming van 1,1 m hoog voorzien van knie

regel en voetstootlijst toegestaan.

Echter, indien V-nom ≤0,7 m/s maar afstand ≤ 0,5 m en indien V-nom > 0,7 m/s maar afstand ≤ 0,85 m, dan voorzien in een vaste afscherming van 2,0 m hoog en voldoen aan EN 13857

0603

Etagehek is tenminste even breed als de opening.

Duidelijk

0604

bestaan uit leuning, knieregel op halve hoogte, schoprand van ≥ 150 mm

Duidelijk

0605

Indien de kooi op minder dan 0,5 m passeert openingen in etagehek < 50 x 50 mm.

Duidelijk

0606

Bij laden en lossen opening tussen drempel en etagevloer opstap < 50 mm (voor losklep zie 1109)

Duidelijk

0607

Buitenrand van het gesloten stopplaatshek aan de liftzijde niet meer dan 200 mm van de drempel van de stopplaats.

Men mag niet op de uitbouw (aan de buitenkant van het etagehek) kunnen staan.

0608

Leuningen naast de etagevloer tussen 1,1 en 1,2 m hoog, voorzien van knieregel en schoprand ≥ 150 mm.

Duidelijk.

0609

Openingen tussen drempel van de kooi en de etagevloer en tussen de opstap aan de kooi en leuningen van de opstap, automatisch ≥100 mm en ≤ 150 mm voor openen van de kooiafsluiting.

Duidelijk.

0610

 
   
 

Bewoonde situatie idem als bij 0510

0611

Etagehek vergrendeld, niet eenvoudig te openen.

Het slot mag niet met eenvoudige middelen te openen zijn (bijv. slotgat voor driekantsleutel toepassen).

0612

Etagehek niet beklimbaar aan binnenzijde.(galerij/balkon)

Beklimmen (m.n. voor kinderen) onmogelijk maken, zorg ervoor dat het oppervlak glad is en geen uitstekende delen (dwarskokers etc.) bevat waardoor beklimmen mogelijk wordt.

0613

Ontgrendeling alleen met speciale sleutel.

Het slot mag niet met eenvoudige middelen te openen zijn (bijv. slotgat voor driekantsleutel toepassen).

0614

 
   

0700

DRAAGKABEL/ CONTRAGEWICHT KABEL

0701

Toestand en bevestiging staalkabels

Staalkabels inspecteren op draadbreuken, slijtage, corrosie, vermindering van middellijn,

Uitwendige beschadiging en vervorming, breuknest en gebroken streng.

0702

Toestand, bevestiging, borging en uitloopbeveiliging kabelschijven.

Controleer de groefslijtage, lagerspeling en positie van lagers. Let op het vrijlopen t.o.v. naastliggende wand. Controle op aanwezigheid, juiste plaatsing en functioneren.

0703

Toestand, bevestiging, borging en uitloopbeveiliging kabeltrommels.

Controleer de groefslijtage, lagerspeling en positie van lagers. Let op het vrijlopen t.o.v. naastliggende wand. Controle op aanwezigheid, juiste plaatsing en functioneren.

0704

Staalkabels conform certificaat.

Controleer of de gemonteerde kabels voldoen aan hetgeen in het certificaat wordt genoemd.

0705

 
   

0800

HYDRAULISCHE UNIT EN CILINDER

0801

Bevestiging en borging hydraulische cilinder

Controle algehele toestand, bevestiging, vervormingen, beschadigingen en of bij kwetsbaarheid tegen aanstoten de afscherming nog voldoende deugdelijk is.

0802

Slangen, leidingen en ventielen

Controle op beschadigingen, lekkage en juiste bevestiging. De leidingen dienen trillingsvrij gemonteerd te zijn en aan hydraulische leidingen mag niet gelast zijn.

Slangen mogen niet getordeerd zijn; ook mogen ze geen scherpe knikken vertonen.

0803

Slangbreukbeveiliging aan cilinder

Controle op dichtheid (functiebeproeving) d.m.v. verhoging van de snelheid neerwaarts.

0804

Pompen/ motoren/ filters/ installatie

Controle op lekkages. Let op bijgeluiden.

0805

 
   

0900

AANDRIJVING

0901

Reductie/ motor

Controle op speling reductor, let op bijgeluiden.

0902

Oliepeil/ -conditie

Controle op juiste hoeveelheid.

0903

Remmen, remlichter zelfinvallend

Controle op voldoende remwerking bij stop. Controleer de remlichter op werking, deze moet na loslaten zelfinvallend zijn. Zonodig de remvoering en remschijven controleren d.m.v. demontage.

0904

Vanginrichting / snelheidsbegrenzer / geldigheidsduur

Controleer de vanginrichting / snelheidsbegrenzer op uitwendige toestand, vastzitten, boutverbindiengen, enz. Controleer of de geldigheidsduur die de fabrikant heeft opgegeven niet overschreden is

0905

 
   

1000

RONDSELS/ TANDHEUGEL

1001

Bevestiging tandheugel aan de mast

Controle op bevestiging + borging, slijtage, smering.

1002

Borging rondsel

Controle of rondsel is geborgd

1003

Ingrijpen tanden verzekerd

Controle op juiste afstelling rondsel/ tandheugel (zie figuur 8 en 9) en middelen welke zorgdragen dat onder alle belastingomstandigheden ingrijping rondsel/ tandheugel correct is.

Figuur 8 – Correcte ingrijping van het rondselrad

Figuur 8 – Correcte ingrijping van het rondselrad

Figuur 9 – Minimale ingrijping van het rondselrad

Figuur 9 – Minimale ingrijping van het rondselrad

1004

Invalbeveiliging vuil tussen rondsel en tandheugel

Controle of invalbeveiliging tegen vuil boven het rondsel aanwezig is.

1005

 
   

1100

OPSTELLING/ VERANKERING

1101

Stabiel/ waterpas/ harde en vlakke ondergrond

Controle op stabiele, harde en vlakke ondergrond. Bij twijfel of niet juist kunnen inschatten verklaring navragen bij de uitvoerder. De mast moet verticaal staan, binnen de specificaties van de fabrikant.

Is er een onderzoek naar de ondergrond verricht ?

1102

Wegspoelen grond voorkomen

Controle of voorzieningen noodzakelijk en aanwezig zijn om wegspoelen grond door regen/water te voorkomen.

1103

Onderstopping conform constructie/ uitschuifbalken conform instructie toegepast

Controle of onderstopping van de mast aanwezig is en juist aangebracht, tevens of de uitschuifbalken correct zijn toegepast.

1104

Vrije ruimte/ afscherming vallende voorwerpen

Zie 0300, 0500 en 0600

1105

Knelgevaar langs bouwsteiger voorkomen

Afstanden conform relevante norm.

1106

Minimaal > 500 mm of steiger/ bouw voorzien van harde afscherming (geen bouwnetten)

Openingen / afstanden moeten voldoen aan NEN-EN 13857, zie ook punt 603

1107

Etagehekken/ afscherming bij alle toegangen

Alle toegangen tot de lift moeten voorzien zijn van stopplaatshekken.

1108

Aansluiting naastgelegen leuningwerk openingen ≥ 0,15 m

Duidelijk

1109

Leuningwerk en schoprand naast etagehek

Duidelijk

1110

Losklep bedekt etagevloer tenminste ≥ 0,1 m

Deze moet dus minstens 0,1 m rusten op de etagevloer. Zie ook het instructieboek.

1111

Verankering conform instructie

Controle of verankering conform instructie is uitgevoerd. Controle op juiste wijze uitgevoerd, bevestigingspunten aan bouwwerk en mast, koppelingen deugdelijk gemonteerd.

   

1112

Kan lift 1 m voorbij laatste stopplaats doorlopen, of conform instructieboek

Zijn de configuratie wijzigingen aangetekend in het lift- cq werkboe

1113

Verankering aan steiger (berekend, geen spiekoppelingen)

Duidelijk

1114

Steiger als knikverkorter (geen spiekoppelingen)

Duidelijk

1115

Verlichting etagestopplaatsen.

Voldoende verlichting, min. 50 lux, voor correcte bediening aanwezig.

1116

 
   

1200

ELEKTRISCHE INSTALLATIE

1201

Hoofdschakelaar afsluitbaar/ vergrendelbaar

Hoofdschakelaar moet in de ‘uit-stand’ af te sluiten/vergrendelbaar zijn.

1202

Voedingskabel/ elektrische leidingen/ aansluiting

Controle op bescherming tegen alle ter plaatse v an toepassing zijnde uitwendige invloeden, zoals temperatuur, vocht, stof, corrosie, mechanische belasting, brand, explosie, enz.

Controle of spanningvoerende delen voldoende zijn afgeschermd (IP 2X). Controle op deugdelijke bevestiging van de bedrading en juiste aderdoorsnede

Kasten IP54

1203

Elektromotor(en)

Controle deugdelijke aansluiting, wartels in orde, beschadigingen.

1204

Toestand magneetschakelaars

Controle van de contacten van magneetschakelaars, relais .

1205

Veiligheidsaarding

Na iedere nieuwe opstelling en dus opnieuw aansluiten van de aarding controle sluiting einde veiligheidslijn. Tevens controle op deugdelijke bevestiging aardleiding.

1206

Fasevolgordebewaking

Controle op werking (indien nodig/aanwezig). Bij frequentie gestuurde aandrijvingen is fasevolgorde-bewaking niet nodig.

1207

Thermische beveiliging

Controle op werking (PTC of maximale instelling stroomwaarde).

1208

Trekontlasting voedingskabel

Controle op aanwezigheid en juiste montage.

1209

Stopinrichting §5.10.5 (basisstation)

Controle op aanwezig en in goede staat. Let ook op juiste aansluiting van de draden.

1210

Vergrendelbare werkschakelaar

Controle op aanwezig, in goede staat, vergrendelbaar in de UIT-stand en juist aansluiting van de draden.

1211

 
   

1300

BEGRENZINGSINRICHTINGEN/ BEVEILIGINGEN

1301

Noodeindschakelaar boven

Controle op schakelen en werking voor raken (eventuele) buffers, mag niet worden bediend door de schaats van de eindschakelaars

1302

Eindschakelaar boven

Controle op werking

1303

Noodeindschakelaar onder

Controle op schakelen en werking voor raken (eventuele) buffers mag niet worden bediend door de schaats van de eindschakelaars en schakelen voor raken kooibuffer.

1304

Eindschakelaar onder

Controle op werking

1305

Slapkabelcontact

Controle op werking

1306

Verdiepingsafslagen

Controle op werking en juist afgesteld i.v.m. gelijk stoppen kooi t.o.v. verdiepingsvloeren.

1307

Etageafsluiting op bouwsteiger / verdieping

Controle grendelcontact op werking, na verbreken contact moeten de vergrendelings-elementen nog 7mm op elkaar ingrijpen.

1308

Grendel toegangsdeur basisstation

Controle op constructie en juiste werking.

1309

Vergrendelingsschakelaar(s) toegangsdeur basisstation

Controle op werking. Controle grendelcontact op werking, na verbreken contact moeten de vergrendelings-elementen nog 7mm op elkaar ingrijpen.

1310

Grendel toegangsdeur liftkooi

Controle op constructie en juiste werking.

1311

Vergendelingsschakelaar(s) toegangsdeur liftkooi

Controle op werking. Controle grendelcontact op werking, na verbreken contact moeten de vergrendelings-elementen nog 7mm op elkaar ingrijpen.

1312

Grendel toegang tot etage (deur of klep)

Controle op constructie en juiste werking

1313

Vergrendelingsschakelaar(s) toegang etage (deur of klep)

Controle grendelcontact op werking, na verbreken contact moeten de vergrendelings-elementen nog 7mm op elkaar ingrijpen.

1314

Vergrendeling etageschuifhek

Controle op constructie en juiste werking

1315

Vergendelingsschakelaar etageschuifhek

Controle gendelcontact op werking, na verbreken contact moeten de vergrendelings-elementen nog 7mm op elkaar ingrijpen.

1316

Vergrendeling dakluik

Controle op constructie en juiste werking

1317

(Vergendelings) Schakelaar(s) dakluik

Controle op juiste werking.

1318

Vangschakelaar(s)

Controle op werking tijdens vangtest.

1319

Montageschakelaar (davit)/ beveiligingsschakelaar wand(en)

Duidelijk

1320

Noodstopvoorziening opbouwbediening / inspectiebediening

Controle op werking.

1321

Akoestisch signaal dalen

Controle op werking + 1 uur op noodvoeding

1322

Mastdetectie (t.b.v. opbouwwerkzaamheden)

De mastdetectie die bij opbouwwerkzaamheden controleert of de motorunit niet de tandheugel kan verlaten dient aanwezig en in orde te zijn.

1323

 
   

1400

OPSCHRIFTEN/ AANDUIDINGEN

1401

Fabrikaat/ type/ fabrieksnummer/ bouwjaar/ CE-markering van 2010 en later

Zijn alle vereiste opschriften aanwezig en in goede staat.

1402

Max. toelaatbare werklast in kg

Zijn alle vereiste opschriften aanwezig en in goede staat.

1403

Max. toelaatbare aantal personen

Zijn alle vereiste opschriften aanwezig en in goede staat.

1404

Opschrift ‘Alleen toegang voor deskundige’

Zijn alle vereiste opschriften aanwezig en in goede staat op de grondkooi.

 

Verankering

1405

– vrijstaand tot m

Zijn alle vereiste opschriften aanwezig en in goede staat.

1406

– hoogte eerste verankering m

Zijn alle vereiste opschriften aanwezig en in goede staat.

1407

– max. masthoogte m

Zijn alle vereiste opschriften aanwezig en in goede staat.

1408

– afstand tussen verankeringen m

Zijn alle vereiste opschriften aanwezig en in goede staat.

1409

– max. afstand boven laatste verankering ..............m

Zijn alle vereiste opschriften aanwezig en in goede staat.

1410

Gegevens mastboutverbinding

Zijn alle vereiste opschriften aanwezig en in goede staat.

1411

Typeplaat motor

Zijn alle vereiste opschriften aanwezig en in goede staat.

1412

Typeplaat vang

Zijn alle vereiste opschriften aanwezig en in goede staat.

1413

Opschriften bedieningsorganen buiten de kooi

Zijn alle vereiste opschriften aanwezig en in goede staat.

1414

Waarschuwingsteksten-/ pictogrammen

Zijn alle vereiste opschriften aanwezig en in goede staat.

1415

 
   

1500

DIVERSEN

1501

Algemeen onderhoud

Controle op algehele onderhoudstoestand van de installatie.

1502

Smering

Is de smering in orde, automatisch, hand.

1503

Staat van beplating/ gaaswerk e.d.

Controle op constructie, gaten, beschadiging.

1504

Verfwerk (roestvorming)

Let op ernstige roestvorming.

1505

Bliksembeveiliging (aarden/ aardpen)

Aanwezig en deugdelijk aangesloten.

1506

Is machine nog uitgevoerd overeenkomstig fabrieksspecificaties

Controleer of er ingrijpende wijzigingen zijn doorgevoerd en of installatie nog conform fabrieksspecificaties is.

1507

 
   

1600

BEPROEVING

1601

Vanginrichting en snelheidsbegrenzer

Controle vanginrichting met nominale last m.b.v. vangtestapparaat waardoor vrije val wordt bewerkstelligd. Bij ingekomen vang moet het vangcontact de veiligheidslijn onderbreken.

De vanginrichting dient overeenkomstig de instructie van de fabrikant onderzocht en beproefd te worden, echter minimaal eenmaal per jaar met belasting in de kooi. Daarbij is de instructie van de fabrikant bepalend. Indien deze ontbreekt dient dit bij nacontrole / herkeuring te geschieden. Deze beproeving dient minimaal 1x per jaar te worden uitgevoerd.

Controle snelheidsbegrenzer op werking, slijtage groefvorm en kabel, controle contact.

1602

Nooddaalvoorziening

Controleer op juiste werking

1603

Functionele beproeving

Beproef de gehele installatie met de door de fabrikant voorgeschreven belasting waarbij een complete rit naar boven en naar beneden wordt uitgevoerd. Deze beproeving dient minimaal eenmaal per jaar in het bijzijn van de CKI te worden uitgevoerd. Controleer de remwerking hierbij d.m.v. een noodstop.

1604

Overlastbegrenzer (verplicht voor machines met een toelaatbare belasting van > 1000 kg, bouwjaar 2010 en later)

Controle op in werking komen bij ...... kg.

1605

Beproeving met last uitgevoerd (1 maal per jaar)

De functionele beproeving met last (van de machine en de vanginrichting) dient minimaal 1 maal per jaar te worden uitgevoerd in bijzijn van de CKI. Tussentijdse beproevingen mag de eigenaar gebruiker verrichten.

1606

 
   

1700

BOUWLIFT VOOR PERSONEN VOORZIEN VAN OPEN-KOOI (aanvullende eisen machines met bouwjaar voor 2010)

1701

Basisafscherming-stopplaatshek voorzien van veiligheidscontact

Controle op werking zodat de gesloten positie van het stopplaatshek is gecontroleerd en voorkomt dat de kooi kan starten of in beweging kan blijven als het stopplaatshek niet gesloten is

1702

Veiligheidsafstand tussen kooi en lift min. 0,5 m en max. 2 m

De veiligheidsafstand, gemeten van de binnenzijde van de kooiwanden tot omringende delen van de installatie of obstakels, niet kleiner is dan 0,5 meter en niet meer dan 2 m (zodat het minder waarschijnlijk is dat er materiaal wordt opgeslagen binnen de liftbasisafscherming).

1703

Basisafscheming-hoogte afscherming 1,10 m

Controleer hoogte.

1704

Basisafscherming-tussenregel op 0,70 m

Controleer hoogte.

1705

 
   
 

Open kooi

1706

Max. snelheid 0,4 m/s

Controleer.

1707

Max. snelheid onder 2 m 0,2 m/s

Controleer dat snelheid niet hoger is dan 0,2 m/s indien de kooi zich in de onderste 2 m van de baan bevindt, zowel in op- als neerwaartse richting.

1708

Etageklep 1,1 m hoog en tot 0,55 m van gesloten constructie

Controleer.

1709

Laadklep 1,1 m hoog en volledig gesloten constructie

Controleer.

1710

Mastzijde volledig gesloten tot plafondhoogte

Controleer.

1711

Wand tegenover matzijde 1,1 m hoog en volledig gesloten constructie

Controleer.

1712

Dak boven gehele platform

Er moet een dak aanwezig zijn boven gehele platform.

1713

 
   
 

Bediening open kooi

1714

Vasthoudbediening toegepast

Controleer.

1715

Sleutelschakelaar aanwezig voor bediening vanaf stopplaatsen

De besturing in de kooi moet voorzien zijn van een sleutelschakelaar, zodanig uitgevoerd dat geschakeld kan worden tussen besturing uitsluitend vanuit de kooi en besturing uitsluitend vanaf de stopplaatsen; de sleutel kan pas verwijderd worden als de schakelaar is teruggezet naar de stand voor besturing vanaf de stopplaatsen

1716

Sleutel vergrendeld tijdens gebruik vanuit de lift

De besturing in de kooi moet voorzien zijn van een sleutelschakelaar, zodanig uitgevoerd dat geschakeld kan worden tussen besturing uitsluitend vanuit de kooi en besturing uitsluitend vanaf de stopplaatsen; de sleutel kan in elke stand verwijderd worden (de machine moet voorzien zijn van een in elke stand vergrendelbare functiekeuzeschakelaar).

1717

Dalen stopt automatisch op 2 m hoogte.

Bij gebruik van de besturing in de kooi, moet de neerwaartse beweging van de kooi automatisch gestopt worden bij een vrije hoogte onder de kooi van 2 meter..

1718

Vasthoudbediening onder de 2 m in neerwaartse richting

Bij gebruik van de besturing in de kooi, moet de neerwaartse beweging van de kooi automatisch gestopt worden bij een vrije hoogte onder de kooi van 2 meter, en het verder neerwaarts bewegen pas weer mogelijk zijn door het opnieuw bedienen van de vasthoudbediening, nadat gedurende 3 seconden een geluidssignaal heeft geklonken en max. 0,2 m/s.

1719

Na automatische stop op 2m alleen beweging mogelijk indien opnieuw bediend wordt

Bij gebruik van de besturing in de kooi, moet de neerwaartse beweging van de kooi automatisch gestopt worden bij een vrije hoogte onder de kooi van 2 meter, en het verder neerwaarts bewegen pas weer mogelijk zijn door het opnieuw bedienen van de vasthoudbediening, nadat gedurende 3 seconden een geluidssignaal heeft geklonken en max. 0,2 m/s .

1720

Na automatische stop op 2m alleen beweging mogelijk na akoestisch signaal van min. 3s.

Bij gebruik van de besturing in de kooi, moet de neerwaartse beweging van de kooi automatisch gestopt worden bij een vrije hoogte onder de kooi van 2 meter, en het verder neerwaarts bewegen pas weer mogelijk zijn door het opnieuw bedienen van de vasthoudbediening, nadat gedurende 3 seconden een geluidssignaal heeft geklonken en max. 0,2 m/s.

1721

Buitenbediening na automatische stop op 2m in neerwaartse richting alleen mogelijk vanaf basisstation

Bij gebruik van een besturing buiten de kooi (geen personenvervoer), moet de neerwaartse beweging van de kooi automatisch gestopt worden bij een vrije hoogte onder de kooi van 2 meter, en het verder neerwaarts bewegen plaatsvinden door vasthoudbediening vanaf de onderste stopplaats, van waaruit volledig zicht mogelijk is op het onderste deel van de baan van de kooi en de binnenzijde van de liftbasisafscherming.

1722

Bij oproepen vanaf de etage mag de lift vanuit de basis alleen vertrekken na akoestisch signaal van min. 3s.

Het starten van de kooi vanaf de onderste stopplaats, als de kooi vanaf een verdieping opgeroepen wordt, mag niet eerder plaatsvinden dan nadat gedurende 3 seconden een geluidssignaal geklonken heeft.

1723

 
   
 

Opschriften in de kooi

1724

Opschrift voor plaatsen goederen i.v.m. open-kooi

Een extra opschrift in de kooi moet zijn aangebracht, met veiligheidsvoorschriften voor het plaatsen van goederen en de maximale afmetingen van de goederen, rekening houdend met het gegeven dat de kooi open is.

1725

Opschrift voor nooddaling en vluchtweg

Een extra opschrift in de kooi moet zijn aangebracht, waaruit blijkt hoe te handelen ingeval van storing, rekening houdend met het gegeven dat de kooi open is.

1726

Opschrift ‘alleen voor bevoegde en geïnstrueerde personen’

Een extra opschrift in de kooi moet zijn aangebracht, waaruit blijkt dat de installatie uitsluitend bediend mag worden door daartoe bevoegde en geïnstrueerde personen.

1727

 
   

1800

TRANSPORTSTEIGERS (aanvullende eisen machines met bouwjaar vóór 2010)

1801

Basisafscherming – stopplaatshek voorzien van veiligheidscontact

Controle op werking zodat de gesloten positie van het stopplaatshek is gecontroleerd en voorkomt dat de kooi kan starten of in beweging kan blijven als het stopplaatshek niet gesloten is

1802

Veiligheidsafstand tussen kooi en lift min. 0,5 m en max. 2 m

De veiligheidsafstand, gemeten van de binnenzijde van de kooiwanden tot omringende delen van de installatie of obstakels, niet kleiner is dan 0,5 meter en niet meer dan 2m (zodat het minder waarschijnlijk is dat er materiaal wordt opgeslagen binnen de liftbasisafscherming).

1803

Basisafscheming-hoogte afscherming 1,10 m

Controleer hoogte.

1804

Basisafscherming-tussenregel op 0,70 m

Controleer hoogte

1805

Snelheid max. 0,2 m/s vasthoudbesturing

Na de 2-meter stop alleen vasthoudbesturing met beperkte snelheid (0,2 m/s).

1806

Ruimte tussen platform en gebouw/steiger/installatie ≥ 0,5 m

Duidelijk

1807

Opschrift: Max. 3 personen voor begeleiding van de last

Controle op aanwezig en nog in goede staat/ afleesbaar.

1808

Dalen stopt automatisch op 2,0 m hoogte, herstarten met akoestisch signaal

Na de 2-meter stop alleen vasthoudbesturing met beperkte snelheid (0,2 m/s) mogelijk. Tevens moet akoestisch signaal klinken.

1809

 
   

1900

Aanvullende eisen n.a.v. MR 2006/42/EG (bouwjaar van 2010 en later)

1901

Afschermkappen incl. bevestigingsmiddelen compleet

Daar waar redelijkerwijs kan worden verwacht dat de bevestigingsmiddelen niet meer aangebracht worden moeten ze aan afschermkappen of machine verbonden blijven.

Toelichting. In de nieuwe machinerichtlijn is een verplichting opgenomen dat: daar waar afschermkappen zijn toegepast die een risico hebben op een gevaar – en deze moeten voor onderhoud/inspectie worden gedemonteerd – dan moeten de bevestigingsmiddelen met de afschermkap danwel de machine verbonden blijven.

1902

Interlock(s) tussen positie kooivloer en etagehek(ken)

Etagehekken en kooideur mogen pas geopend kunnen worden indien de kooi voor de betreffende verdieping staat. De interlock tussen de positie van de kooivloer op de etagehekken mag niet eenvoudig op te heffen zijn. Onder eenvoudig wordt verstaan m.b.v. alleen ledematen. Voor het opheffen van de interlock dient minimaal gebruik gemaakt te worden van hulpmiddelen.

1903

Openen alleen mogelijk indien kooi binnen 150 mm van etage (indien remweg nom. beladen kooi ≥ 250 mm, max. 250 mm.

Duidelijk.

1904

Detectie-inrichting op aanwezigheid verbindingen/mastdelen

Er moeten voorzieningen worden getroffen waarmee gedetecteerd wordt dat de verbindingen aanwezig zijn.

De interpretatie hiervan is als volgt:

1. Detectie op aanwezig zijn van de mastverbinding, wanneer deze verbinding er niet is en de mast mag uit sterkte en stabiliteit niet belopen worden tijdig stoppen van de kooi.

2. Kan de mast uit sterkte en stabiliteit wel belopen worden moeten er maatregelen getroffen worden dat de kooi niet kan ontsporen.

3. De drager (kooi / platform / steiger) mag de mast niet kan verlaten.

Opm. Nadat op Europees niveau beslist is hoe deze eis gerealiseerd moet worden zal de tekst eventueel worden aangepast.

1905

Opschrift met waarschuwing tegen overmatig geluid indien Lwa ≥ 80 dB(A) en/of Lpa ≥ 70 dB(A)

Er moet een opschrift zijn aangebracht met waarschuwing geluidsoverlast.

1906

Etagehekken voorzien van noodontgrendeling m.b.v. driehoekssleutel conform Annex B van EN 81-1

Geldt alleen voor hekken van volledige hoogte

1907

Waarschuwingen tegen te voorzien misbruik nog in orde

Controle op aanwezig en in goede staat/ afleesbaar. Betreft opschriften op de machine die de gebruiker waarschuwen dat hij de machine niet mag wijzigen.

1908

Machines die niet voorzien zijn van een volledige grondkooi van 2 meter hoogte met een beveiligde toegangsdeur moeten in de gebruiksfase op een bouwlocatie minimaal voorzien zijn van een basisafscherming die voldoet aan de aanvullende eisen voor de bouwlift voor personen en/of goederen met open kooi (zie 1700 e.v.).

Machines met een bouwjaar van 2010 en later moeten voorzien zijn van een volledige basisafscherming conform EN 12159 + A1 of voldoen aan het typekeur zoals dat voor het type machine is afgegeven door een NoBo. Het kan zijn dat in de typekeuring is bepaald dat er een veiligheidsvoorziening noodzakelijk is onder de drager / platform die voorkomt dat er bij dalen gevaar voor beknelling ontstaat in het geval er geen volledige grondkooi maar lage hekken worden toegepast. Deze voorziening is alleen toepasbaar op bouwlocaties. Bij gebruik op openbaar terrein gelden strengere regels, d.w.z. volledige basisafscherming conform EN12159 + A1 of zwaarder.

1909

Platform (drager) voorzien van dak

Daar waar gevaar voor vallen van voorwerpen op het platform / de personen aanwezig is dient in een deugdelijk dak te zijn voorzien.

1910

 
   

2000

TIJDELIJKE LIFT BIJ GEBOUW (TLBG):

 

BAAN KOOI

2001

Schachtdeuren van volle constructie

Schachtdeuren moeten zijn aangebracht. Hierin mogen geen openingen groter dan 10 mm voorkomen en in de bovenste helft moet ten minste een deel doorzichtig zijn.

2002

Schachtdeuren voorzien van noodontgrendeling m.b.v. driehoeksleutel conform Annex B van EN81-1

De schachtdeuren moeten vanaf de etagezijden te ontgrendelen zijn met driekantsleutel.

2003

Schachtdeurgrendel

Schachtdeuren moeten gesloten en gegrendeld zijn alvorens de lift kan vertrekken.

2004

Baan kooi afgeschermd op verdiepingen

De wand op de verdiepingen ter afscheiding van de binnen 0,70 m van de bordessen van het gebouw aanwezige baan van de kooi en/of tegengewicht, moet van volle constructie zijn

2005

 
   
 

Kooi TLBG

2006

Kooi volledig gesloten

De lift voldoet aan de norm NEN-EN 12159 ‘Bouwliften voor personen- en goederenvervoer met verticaal geleide kooi’. Dit betekent dat de dager cq. kooi volledig gesloten moet zijn. Dit betekent dat de dager cq. kooi volledig gesloten moet zijn max. 10 mm.

2007

Deur en deurgrendel

De kooi moet voorzien zijn van volledig gesloten kooideuren. Deze moeten aan de naar het gebouw toegekeerde zijde zijn voorzien van een grendel en grendelcontact

2008

Kooi voorzien van noodverlichting

Noodverlichting moet aanwezig zijn.

2009

Kooi voorzien 24/7spreekluisterverbinding

In geval van nood moet de gebruiker middels een 24 uurs / 7 dagen in de week actieve spreekluisterverbinding alarm kunnen slaan. Deze moet een spreek- én luistermogelijkheid hebben.

2010

Fotocel

Een beveiligingsinrichting moet de kooideur automatisch openen als een persoon zich in de deuropening bevindt tijdens het sluiten van de deur. Deze moet werken voordat de persoon wordt geraakt.

2011

Klembeveiliging

Een beveiligingsinrichting moet de kooideur automatisch openen als een persoon zich in de deuropening bevindt tijdens het sluiten van de deur en wordt geraakt door de kooideur.

2012

Stootbord onder kooi

De drempel van de kooi moet voorzien zijn van stootbord over de volledige breedte. Het verticale deel moet zijn verlengd met een afschuining onder een hoek met

het horizontale vlak die groter is dan 60°. De horizontale projectie van deze afschuining mag niet minder zijn dan 20 mm.

De hoogte van het verticale deel moet ten minste 0,75 m zijn.

2013

 
   
 

PUT

2014

Beveiliging tegen verplettering

Wanneer de kooi rust op zijn volledig ingedrukte buffers, moet er tegelijkertijd aan de volgende drie voorwaarden worden voldaan:

a) er moet in de schachtput voldoende ruimte zijn om een rechthoekig blok te kunnen plaatsen dat niet kleiner is dan 0,50 m x 0,60 m x 1,0 m en rust op één van de zijden;

b) de vrije verticale afstand tussen de vloer van de schachtput en de laagste delen van de kooi moet ten minste 0,50 m bedragen. Deze afstand mag worden verminderd tot een minimum van 0,10 m binnen een horizontale afstand van 0,15 m tussen:

1) het stootbord of de delen van de verticale schuifdeur(en) van de kooi en de

aanliggende wand(en);

2) de laagste delen van de kooi en de leiders;

c) de vrije verticale afstand tussen de hoogste delen in de schachtput, bijvoorbeeld een spaninrichting voor compensatiekabels die in de hoogste positie staat, en de laagste delen van de kooi, met uitzondering van de delen die hierboven zijn beschreven in b) 1) en b) 2), moet ten minste 0,30 m zijn.

2015

Besturing uitgeschakeld, resetschakeling

Bij het betreden van de put dient de normale besturing van de lift te zijn uitgeschakeld (middels de veiligheidslijn). Vrijgave van de normale besturing moet via een resetschakeling welke enkel buiten de schacht bereikbaar is die enkel door een deskundige bediend kan worden.

2016

Noodstopvoorziening

In de schachtput moet een blokkeerschakelaar aanwezig zijn die bereikbaar is na het openen van de deur(en) naar de schachtput, en vanaf de vloer van de schachtput en die de veiligheidslijn verbreekt.

2017

 
   
 

TRACTIE TLBG

2018

Toegang machinekamer

Liftmachines hun bijbehorende uitrusting en schijven moeten in een daarvoor bestemde ruimte zijn aangebracht met wanden, plafond, vloer en deur en/of luik die van volle samenstelling zijn, en mogen alleen toegankelijk zijn voor bevoegde personen (voor onderhoud, inspectie en hulpverlening).

De toegang tot de machinekamers en schijvenruimten moet:

a) voldoende kunnen worden verlicht door vast aangebracht(e) elektrische lichtpunt(en);

b) gemakkelijk en veilig te gebruiken zijn onder alle omstandigheden.

2019

Paniekslot

De machinekamerdeur moet zijn voorzien van sloten met sleutels, die van binnenuit zonder sleutel kunnen worden geopend.

2020

Verlichting en noodverlichting

De machinekamer moet zijn voorzien van een vast aangebrachte elektrische verlichting van ten minste 200 lux op de vloer. De verlichting van de machinekamer moet kunnen worden ingeschakeld met een schakelaar die is aangebracht op een juiste hoogte, nabij de toegang(en).

Tevens moet een noodverlichting zijn aangebracht.

2021

Verlichting besturingskast (200 lux)

Ook de besturingskast moet met 200 lux zijn verlicht.

2022

Liftmachine

Zie 20235

2023

Tractieschijf en afschermingen

Er moet worden gezorgd voor een effectieve beveiliging voor toegankelijke, draaiende onderdelen die gevaarlijk kunnen zijn, en met name:

a) spieën en schroeven in assen;

b) banden, kettingen, riemen;

c) tandwielen, kettingwielen;

d) uitstekende motorassen;

2024

Vanginrichting

Er moet een veiligheidsinrichting zijn aangebracht die voorkomt dat de kooi valt.

Eén van de volgende soorten veiligheidsinrichting moet zijn toegepast:

– vanginrichtingen die in werking komen bij te hoge snelheid;

– leidingbreukkleppen.

2025

Snelheidsbegrenzer, contacten en afschermingen

Elke kooi die niet rechtstreeks wordt ondersteund door cilinders moet zijn uitgerust met een veiligheidsinrichting die is bevestigd aan het raamwerk van de kooi en die onmiddellijk in werking komt wanneer de kooi een te hoge snelheid bereikt.

De snelheidsbegrenzer moet voorzien zijn van een inklinkcontact en voldoende zijn afgeschermd, zie ook 2025.

2026

Spanwiel t.b.v. snelheidsbegrenzer en contact

Het spanwiel van de snelheidsbegrenzer moet voorzien zijn van een contact dat in werking treedt bij het slap worden van de snelheidsbegrenzerkabel.

Tevens moet het spanwiel tegen invallende voorwerpen zijn beveiligd.

2027

Schachtverlichting

De schacht moet zijn voorzien van een vast aangebrachte elektrische verlichting met een verlichtingssterkte van ten minste 50 lux, op 1 m boven het dak van de kooi en de vloer van de schachtput, zelfs wanneer alle deuren zijn gesloten.

Deze verlichting moet ten minste één lamp ten hoogste 0,50 m van de hoogste en laagste punten in de schacht omvatten, plus tussenliggende lamp(en).

2028

Draagmiddelen

Kooien, tegengewichten of balanceergewichten moeten zijn opgehangen aan staalkabels, stalen kettingen met evenwijdige schalmplaten (Galle type) of rolkettingen.

De draagkabels moeten voldoen aan de volgende eisen:

a) de nominale middellijn van de kabels bedraagt ten minste 8 mm;

b) de treksterkteklasse van de draden moet zijn:

1) 1570 N/mm2 of 1770 N/mm2 voor kabels samengesteld uit draden van één

sterkteklasse, of

2) 1370 N/mm2 voor de buitendraden en 1770 N/mm2 voor de binnendraden van kabels samengesteld uit draden van twee sterkteklassen.

c) de overige kenmerken (constructie, rek, on-rondheid, buigzaamheid, beproevingen) moeten ten minste voldoen aan de eigenschappen, die zijn beschreven in de betreffende Europese normen.

Het minimum aantal draagkabels of draagkettingen is twee.

Kabels of kettingen moeten onafhankelijk van elkaar zijn.

2029

Leiders en steunen

De leiders met bijbehorende verbindingen en bevestigingen moeten sterk genoeg zijn om de belastingen en krachten die erop worden uitgeoefend te kunnen weerstaan, zodat een veilige werking van de lift is verzekerd.

De aspecten van een veilige werking van de lift met betrekking tot de leiders zijn:

a) de geleiding van de kooi en het tegengewicht of het balanceergewicht moet zijn verzekerd;

b) doorbuiging moeten zodanig worden beperkt dat hierdoor:

1) onbedoelde ontgrendeling van de deuren niet kan plaatsvinden;

2) de bediening van de veiligheidsinrichtingen niet wordt belemmerd, en

3) het botsen van de bewegende delen met andere delen niet mogelijk is.

Spanningen moeten worden beperkt, waarbij rekening wordt gehouden met de verdeling van de nominale last in de kooi zoals gegeven in de NEN-EN 81-1 G.2, G.3 en G.4, of volgens het beoogde gebruik zoals overeengekomen (0.2.5).

2030

Dak kooi, inspectiebesturing

De kooi moet geheel zijn afgesloten door wanden, vloer en dak, die van volle constructie zijn. Uitsluitend de volgende openingen zijn toelaatbaar:

a) ingangen voor de normale toegang van gebruikers;

b) noodluiken en deuren;

c) ventilatieopeningen.

De wanden, de vloer en het dak moeten voldoende mechanische sterkte hebben. Het geheel van raam, leisloffen, wanden, vloer en dak van de kooi moet een voldoende mechanische sterkte bezitten om de krachten te kunnen weerstaan die op de lift worden uitgeoefend tijdens normale werking van de lift, bij het in de vang lopen, of bij het op de buffers lopen van de kooi.

Op de kooi moet ook een inspectiebesturing met blokkeerschakelaar zijn aangebracht.

2031

Ophanging kooi

Zie 2030.

2032

Vrije ruimte dak kooi:

2033

– Boven dak (≥ 100 + 3,5 V2 cm)

De vrije verticale afstand tussen het hoogste oppervlak op het dak van de kooi en het laagste deel van het plafond van de schacht (inclusief balken en onderdelen onder het plafond) binnen de projectie van de kooi, uitgedrukt in meters, moet ten minste

1,0 + 0,035 v2 zijn;

2034

– Boven delen (≥ 30 + 3,5 V2 cm)

De vrije verticale afstand, uitgedrukt in meters, tussen de laagste delen van het plafond van de schacht en de hoogste delen van de apparatuur die is bevestigd op het kooidak moet ten minste 0,3 + 0,035 v2 zijn;

2035

– Blok (50x60x80cm) aanwezig

Er moet boven de kooi voldoende ruimte zijn om een rechthoekig blok te kunnen plaatsen dat niet kleiner is dan 0,50 m x 0,60 m x 0,80 m en rust op één van de zijden. Voor liften met een directe kabelophanging, kunnen de draagkabels met bevestigingsstukken in deze ruimte worden geplaatst, mits de hartlijn van de kabels geen grotere afstand heeft dan 0,15 m ten opzichte van ten minste één verticaal vlak van het blok.

2036

– Vrij vlak ≥ 0,12 m2

Het kooidak moet op één punt een vrij stavlak hebben van ten minste 0,12 m2, waarbij de kleinste zijde ten minste 0,25 m bedraagt.

2037

Tegengewicht en geleiding

Indien er blokken in het tegengewicht of het balanceergewicht zijn opgenomen, dan moeten noodzakelijke maatregelen getroffen zijn om te voorkomen dat ze zich verplaatsen. Hiertoe moet het volgende worden toegepast:

a) ofwel, een raamwerk waarin de blokken zijn vastgezet;

b) ofwel, als de blokken zijn gemaakt van metaal, en als de nominale snelheid van de liften niet groter is dan 1 m/s, minimaal twee trekstaven waarmee de blokken zijn vastgezet.

2038

Ophanging tegengewicht

Kooien, tegengewichten of balanceergewichten moeten zijn opgehangen aan staalkabels, stalen kettingen met evenwijdige schalmplaten (Galle type) of rolkettingen.

2039

Buffer tegengewicht

Liften moeten onder de baan van de kooi en het tegengewicht zijn voorzien van buffers.

2040

Uitloop tot buffer

De uitloop van het tegengewicht tot de buffer moet worden opgemeten ter controle van de vrije ruimten.

2041

Afscherming tegengewicht in put

De ruimte voor het tegengewicht of het balanceergewicht moet zijn afgescheiden door middel van een stevig scherm op een afstand van niet meer dan 0,30 m boven de vloer van de schachtput tot ten minste 2,50 m hoog.

De breedte moet ten minste gelijk zijn aan die van het tegengewicht of het balanceergewicht plus 0,10 m aan weerskanten.

Als deze afscheiding openingen bevat, dan moet paragraaf 4.5.1 van EN 13857: 2008 in acht worden genomen.

2042

 
   
 

OPSCHRIFTEN

2043

Fabrikant/ Type/ Fabrikantnummer/ CE-markering

Deze opschriften moeten op de kooi cq. in de kooi zijn aangebracht.

   

2044

Maximale toelaatbare werklast

Duidelijk.

2045

Maximaal toelaatbaar aantal personen

Duidelijk.

2046

 
   
 

Toegangscontainer (optioneel)

Optioneel kan er een toegangscontainer zijn geplaatst.

2047

Toegangscontainer afsluitbaar en paniekslot

De toegangscontainer moet afsluitbaar zijn en voorzien zijn van sloten met sleutels, die van binnenuit zonder sleutel kunnen worden geopend.

2048

Verlichting en noodverlichting

Verlichting container minimaal 50 lux met noodverlichting.

2049

Hoogteverschillen overbrugd

Indien er hoogteverschillen zijn dienen deze op een dermate manier overbrugd te zijn dat een veilige toegang gewaarborgd is.

2050

 
   

2100

RUIMTE VOOR SAMENVATTENDE TOELICHTING

   

2301

Samenvatting van alle tekortkomingen die moeten worden aangepast voor het verkrijgen van het TCVT certificaat (categorie A en B). Indien de kraan eigenaar schriftelijk afmeldt hoe de respectievelijke tekortkomingen zijn opgelost, kan de keuringsinstatie de TCVT goedkeursticker beschikbaar stellen.

   
9. HET CERTIFICAAT

Wenken voor de gebruiker

  • 1. Bij elke nieuwe opstelling bestaat de verplichting voor het werktuig een opstellingskeuring door een CKI te laten uitvoeren.

  • 2. Ten hoogste 6 maanden nadat het onderzoek ad 1. heeft plaats gevonden dient een periodieke keuring (bij gelijkblijvende locatie) of opnieuw een opstellingskeuring plaats te vinden door een CKI. Raadpleeg daarvoor www.tcvt.nl

  • 3. De eigenaar c.q. opdrachtgever dient toe te staan dat de CKI op het werktuig op een voor derden duidelijk zichtbare plaats de TCVT Goedkeuringssticker conform het Reglement TCVT-Beeldmerk aanbrengt.

TCVT Certificaat van Goedkeuring: (dit kan bijvoorbeeld in de vorm van een sticker welke in het lift- cq werkboek geplakt wordt):

TCVT certificaat van goedkeuring

 

Datum keuring :

 

Identificatienummer werktuig:

 

TCVT nr:

TCVT Goedkeuringssticker

Door CKI te verzorgen.

Voorbeeld:

TOELICHTING

Algemeen

De vernieuwde certificatieprocedure op het terrein van de arbeidsomstandigheden- en warenwetgeving wordt in fasen ingevoerd. De eerste drie fasen zijn inmiddels in werking getreden (Stb. 2011, 429 met Stcrt. 2011, 18269 en 22513, Stb. 2012, 108 met Stcrt. 2012, 4230 en Stb. 2012, 371 met Stcrt. 2012, 15581). Met deze regeling wordt de vierde en laatste fase doorgevoerd. Voor de aanleiding en opzet van de nieuwe procedure wordt in zijn algemeenheid verwezen naar de nota van toelichting bij het Besluit tot wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit en enige Warenwetbesluiten in verband met de herziening van het stelsel van certificatie (Stb. 2009, 395). Thans betreft het op arboterrein het werkveld arbodiensten.

Op het terrein van de Warenwet betreft het correcties of aanvullingen ten aanzien van de werkvelden drukapparatuur, liften en machines (met name het certificatieschema voor hijs- en hefwerktuigen voor beroepsmatig personenvervoer).

Een cruciale rol bij de nieuwe certificatieprocedure spelen:

  • 1. de schema’s voor aanwijzing en toezicht, die maatgevend zijn voor de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) bij de aanwijzing van en het toezicht op certificerende en keuringsinstanties (hierna cki’s), die belast zijn met verstrekken van certificaten c.q. het verrichten van (her)keuringen;

  • 2. de certificatieschema’s, die maatgevend zijn voor de cki’s bij het verrichten van hun uitvoerende werkzaamheden en het toezicht op de certificaathouders.

Met deze vierde en laatste fase, is de stelselwijziging certificatie arbeidsomstandigheden afgerond. Voor alle werkvelden zijn nu nieuwe schema’s voor aanwijzing en toezicht en nieuwe certificatieschema’s vastgesteld. Een uitzondering zijn de werkvelden explosieveilig materieel (ATEX), persoonlijke beschermingsmiddelen en machines, niet zijnde liften en hijskranen. Voor deze werkvelden gelden onverkort de Europese productrichtlijnen en kan daarom worden volstaan met uitsluitend het vaststellen van schema’s voor aanwijzing en toezicht.

De eisen aan certificerende instellingen en hun certificaathouders zullen ook in de toekomst kunnen wijzigen, bijvoorbeeld doordat technische ontwikkelingen aanpassingen wenselijk maken. Het is aan de betreffende Beheerstichtingen en de daaronder ressorterende Centrale Colleges van Deskundigen om, indien dit nodig lijkt, aangepaste schema’s voor vaststelling aan te bieden aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Partijen die op een bepaald werkveld werkzaam zijn, dienen voorstellen tot aanpassing van schema’s aan te bieden aan de betreffende Beheerstichting. Wijzigingen van schema’s zullen alleen inwerking treden op de daarvoor vastgestelde momenten. Wijzigingsvoorstellen aangeleverd door de beheerstichting aan SZW tussen 1 januari en 1 juli treden normaliter in werking de volgende 1 oktober of 1 januari. Wijzigingsvoorstellen aangeleverd door de beheerstichting aan SZW tussen 1 juli en 31 december treden normaliter in werking de volgende 1 april of 1 juli.

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel A

Dit onderdeel bevat een technische correctie in verband met een verwijzing in de Arbeidsomstandighedenregeling.

Artikel I, onderdelen B, C en D.

Met onderdeel B worden de nieuwe eisen voor instellingen die arbodiensten certificeren vastgesteld. Met onderdeel C worden de nieuwe eisen aan deze arbodiensten zelf vastgesteld. Met onderdeel D komen enkele artikelen uit de Arbeidsomstandighedenregeling te vervallen, aangezien deze bepalingen nu zijn opgenomen in het certificatieschema voor de arbodiensten. Onderdeel van de nieuwe eisen aan arbodiensten is een aanscherping van de privacyregels. Certificerende instellingen moeten de privacyregels nadrukkelijker betrekken bij hun periodieke controle van arbodiensten en geconstateerde tekortkomingen zwaarder gaan wegen. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan de toezegging van de Tweede Kamer (zie Kamerstukken II 2010/11, 25 883, nr. 177).

Artikel I, onderdelen E, F en G.

Deze onderdelen bevatten technische wijzigingen in verband met het toevoegen van twee bijlagen aan de Arbeidsomstandighedenregeling.

Artikel I, onderdeel H

Dit onderdeel bevat een technische correctie in verband met de benaming van het certifcatieschema voor arbeids- en organisatiedeskundigen.

Artikel I, onderdeel I

Met dit onderdeel vervalt de bepaling die het uurtarief vaststelt voor de afgifte van het certificaat arbodienst. Met de stelselwijziging zijn, over de hele linie, de gedetailleerde bepalingen over de kosten die certificerende instellingen in rekening mogen brengen voor het verstrekken van certificaten, geschrapt. In plaats daarvan is thans in zijn algemeenheid bepaald dat de kosten voor de afgifte van een certificaat voor rekening zijn van de aanvrager van het certificaat (art. 1.5f, derde lid, Arbeidsomstandighedenbesluit).

Artikel I, onderdelen J en K

Deze onderdelen bevatten technische wijzigingen in verband met het toevoegen van twee bijlagen aan de Arbeidsomstandighedenregeling.

Artikel I, onderdeel L

Met dit onderdeel worden correcties doorgevoerd van een verwijzing in de eerder, met fase 2, gepubliceerde schema’s voor het werkveld duikarbeid.

Artikel II, onderdeel A

Met dit onderdeel komen de bestaande certificatieschema’s voor het werkveld drukapparatuur te vervallen.

Artikel II, onderdelen B, C en D

Met deze onderdelen worden voor het werkveld drukapparatuur de nieuwe eisen aan de te certificeren objecten respectievelijk certificaathouders vastgesteld. Het met de eerste fase van de stelselwijziging ingevoerde schema met de eisen waaraan certificerende instellingen moeten voldoen, is in verband hiermee aangepast en wordt opnieuw vastgesteld.

Artikel II, onderdelen E en F

Met deze onderdelen wordt het bestaande schema met de eisen waaraan certificerende instellingen moeten voldoen, ingetrokken, en worden de nieuwe dan wel aangepaste schema’s toegevoegd.

Artikel III, onderdelen A en B

Met deze onderdelen worden, op verzoek van de Beheerstichting, enkele aanpassingen in de reeds eerder gepubliceerde schema’s voor de keuring van liften doorgevoerd.

Artikel IV, onderdeel A

Met dit onderdeel worden de eisen voor de certificering van hijs- en hefwerktuigen voor personenvervoer vastgesteld.

Artikel IV, onderdeel B

Dit onderdeel bevat een technische correctie.

Artikel V

Dit artikel bepaalt dan de bovengenoemde onderdelen inwerking treden op 1 april 2013, met uitzondering van Artikel IV dat, op verzoek va de Beheerstichting, inwerking treedt op 1 januari 2013.

Vanaf 1 april 2013 kunnen (en moeten) de cki’s die actief zijn op het werkveld arbodiensten een verzoek tot beoordeling op de nieuwe eisen indienen bij de Raad voor Accreditatie. Doen zij tijdig (binnen vijf maanden) een dergelijk verzoek, dan loopt de huidige aanwijzing, voor zover die tussentijds zou eindigen, door totdat op het verzoek om hernieuwde aanwijzing is beslist door de Minister van SZW. De komende tijd moeten zij de uit de nieuwe schema’s voortvloeiende aanpassingen doorvoeren. De hele overgangsprocedure moet binnen 2 jaar zijn afgerond.

Voor de certificaathouders geldt dat het certificaat in ieder geval doorloopt tot de eerstvolgende controle door de cki. Op dat moment zullen zij daadwerkelijk worden getoetst aan de nieuwe eisen. Is dat niet het geval dan lopen zij het risico dat er maatregelen worden getroffen door de cki. Ook de certificaathouders doen er dus goed aan de komende tijd te gebruiken voor de noodzakelijke aanpassingen.

Wat betreft het overgangsrecht zij verder verwezen naar de nota van toelichting bij het Besluit tot wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit en enige Warenwetbesluiten in verband met de herziening van het stelsel van certificatie (Stb. 2009, 395).

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, P. de Krom.


X Noot
1

Op dit moment zijn er twee CKI’s actief: Lloyd’s RQA en DNV Certification.

X Noot
2

De BOA (later: Boaborea, en nu: OVAL) heeft dit professioneel statuut arbodienstverlening geschreven.

X Noot
3

Zowel het de model RI&E-instrumenten via de CAO als de RI&E-instrumenten die zijn aangemeld bij de Stichting van de Arbeid zijn terug te vinden via www.rie.nl

X Noot
1

Richtlijn 97/23/EG van het Europese Parlement en de Raad van 29 mei 1997 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgeving der lidstaten betreffende drukapparatuur. EG-Publicatieblad L 181 d.d. 09 juli 1997/ISSN 0378-7087.

Naar boven