Regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 19 juli 2012, nr. G&VW/GW/2012/10964, houdende wijziging van de Arbeidsomstandighedenregeling en van diverse Warenwetregelingen in verband met de gefaseerde invoering van het stelsel van certificatie (fase 3) alsmede een technische aanpassing van de Regeling risico’s zware ongevallen 1999

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op artikel 33, eerste en tweede lid, van de Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties, de artikelen 6, eerste lid, en 29a, vijfde lid, van de Arbeidsomstandighedenwet, de artikelen 1.5a, tweede lid, 1.5b, derde lid, 1.5d, derde lid, 1.5e, derde lid, 1.5f, tweede lid, 1.5h, derde lid, 1,5i, tweede lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit, de artikelen 17, zesde lid, 17a, tweede lid, 23, derde lid, 24, derde lid, 26, derde lid en 26a, tweede lid van het Warenwetbesluit liften en de artikelen 6e, tweede lid, 6g, derde lid, 6h, derde lid, 6j, derde lid, en 6ja, tweede lid, van het Warenwetbesluit machines.

Besluit:

ARTIKEL I

De Arbeidsomstandighedenregeling wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1.7a vervalt.

B

Na artikel 1.8 wordt een paragraaf, met opschrift, ingevoegd, luidende:

Paragraaf 1.3 Erkenning EU-beroepskwalificaties en tijdelijke en incidentele dienstverrichting

Artikel 1.9 Definities

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

a. wet:

Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties;

b. beroepskwalificaties:

beroepskwalificaties, als bedoeld in artikel 1 van de wet;

c. betrokken staat:

betrokken staat, als bedoeld in artikel 1 van de wet;

d. dienstverrichter:

dienstverrichter, als bedoeld in artikel 21 van de wet;

e. aanpassingsstage:

aanpassingstage, als bedoeld in artikel 1 van de wet;

f. proeve van bekwaamheid:

proeve van bekwaamheid, als bedoeld in artikel 1 van de wet.

Artikel 1.9a Erkenning EU-beroepskwalificaties
  • 1. De aanvraag van een certificaat van vakbekwaamheid, bedoeld in artikel 1.5f, eerste lid, van het besluit, wordt ingediend bij de minister of, indien de minister een certificerende instelling als bedoeld in artikel 1.5a van het besluit, heeft aangewezen, bij die instelling, onder verstrekking van de volgende documenten:

    • a. een naar behoren ingevuld en ondertekend aanvraagformulier;

    • b. een goed leesbaar afschrift van het identiteitsbewijs van aanvrager;

    • c. een goed leesbaar afschrift van een in een betrokken staat verkregen getuigschrift of bekwaamheidsattest waarop de aanvrager zich beroept;

    • d. voor zover van toepassing, een bewijsstuk dat door de aanvrager in de betrokken staat aan het vereiste aantal jaren beroepservaring is voldaan;

    • e. indien de aanvraag en de in de onderdelen c en d bedoelde documenten in een andere dan de Nederlandse, Engelse, Franse of Duitse taal zijn gesteld, een, zo mogelijk, door een beëdigde vertaler opgestelde vertaling van die documenten in één van genoemde talen.

  • 2. De minister of, indien de minister een certificerende instelling als bedoeld in artikel 1.5a van het besluit, heeft aangewezen, die instelling, stelt vast of de aanvrager beschikt over het beroepskwalificatieniveau, bedoeld in artikel 6 van de wet.

  • 3. Met inachtneming van artikel 11 van de wet stelt de minister of indien de minister een certificerende instelling als bedoeld in artikel 1.5a van het besluit, heeft aangewezen, die instelling, de aanvrager op de hoogte van de eis van het met goed gevolg afleggen van een compenserende maatregel.

  • 4. De compenserende maatregel, bedoeld in het derde lid, bestaat uit een proeve van bekwaamheid of een aanpassingsstage, naar keuze van de aanvrager.

  • 5. De kosten verbonden aan het in behandeling nemen van een aanvraag als bedoeld in het eerste lid, en aan het afleggen van een compenserende maatregel, bedoeld in het vierde lid, worden doorberekend aan de aanvrager. Deze kosten worden bij de aanvraag voldaan overeenkomstig de aanwijzingen van de certificerende instelling.

Artikel 1.9b Meldingsplicht en te verstrekken documenten bij tijdelijke en incidentele dienstverrichting
  • 1. Voorafgaand aan de eerste dienstverrichting doet de dienstverrichter, die een beroep uitoefent als genoemd in de artikelen 3.5h, derde lid, 4.8, tweede lid, 4.9, tweede lid, 4.54d, vijfde en zevende lid, 6.16, derde en zesde lid, en 7.32, eerste lid, van het besluit, melding aan de minister of, indien de minister een certificerende instelling als bedoeld in artikel 1.5a van het besluit, heeft aangewezen, die instelling, en verstrekt daarbij de volgende documenten:

    • a. een schriftelijke verklaring waaruit blijkt welk gereglementeerd beroep de dienstverrichter in Nederland komt verrichten en waarin gegevens zijn opgenomen betreffende de verzekeringsdekking of soortgelijke bescherming tegen financiële risico’s van beroepsaansprakelijkheid;

    • b. een bewijs van nationaliteit dan wel, indien van toepassing, een bewijsmiddel waaruit blijkt dat de dienstverrichter het verblijfsrecht heeft verkregen in een betrokken staat;

    • c. een bewijs van beroepskwalificaties;

    • d. een bewijs dat de dienstverrichter gerechtigd is om het betreffende beroep uit te oefenen in een andere betrokken staat dan Nederland;

    • e. een document dat niet ouder dan drie maanden is, waaruit blijkt dat ten aanzien van de aanvrager geen maatregel berustend op een in het buitenland gegeven rechterlijke, tuchtrechtelijke of bestuursrechtelijke beslissing van kracht is, op grond waarvan de rechten op de uitoefening van het betreffende beroep in het land waar de beslissing is gegeven, geheel of gedeeltelijk, tijdelijk of blijvend zijn verloren;

    • f. indien de aanvrager houder is van een getuigschrift dat is afgegeven in een ander land dan de betrokken staat van vestiging, een schriftelijke verklaring waaruit blijkt dat het getuigschrift door het daarvoor bevoegd gezag van de betrokken staat van vestiging is erkend; en

    • g. Indien het beroep dat of de opleiding van de aanvrager die leidt tot toegang tot of tot uitoefening van het beroep, niet is gereglementeerd in de betrokken staat van vestiging, een schriftelijke verklaring waaruit blijkt dat de aanvrager in de tien jaar voorafgaand aan de dienstverrichting in Nederland gedurende ten minste twee jaar het betreffende beroep heeft uitgeoefend in de betrokken staat van vestiging.

  • 2. De dienstverrichter verstrekt de in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde verklaring een maal per jaar indien hij voornemens is gedurende dat jaar in Nederland diensten te verrichten. Daarbij verstrekt de dienstverrichter opnieuw de documenten, genoemd in het eerste lid, voor zover zich daarin een wijziging heeft voorgedaan.

  • 3. De documenten, genoemd in het eerste lid, onderdelen a, c, d, e, f en g, zijn gesteld in de Nederlandse, Engelse, Franse of Duitse taal, dan wel, zo mogelijk door een beëdigd vertaler, in een van deze talen vertaald. Afschriften van deze documenten zijn gewaarmerkt.

Artikel 1.9c Controle beroepskwalificaties bij tijdelijke en incidentele dienstverrichting voor beroepen die verband houden met de volksgezondheid of openbare veiligheid
  • 1. Voorafgaand aan de eerste dienstverrichting controleert de minister of, indien de minister een certificerende instelling als bedoeld in artikel 1.5a van het besluit, heeft aangewezen, die instelling, op grond van artikel 27 van de wet de beroepskwalificaties van de dienstverrichter, bedoeld in artikel 1.9b.

  • 2. In aanvulling op de documenten, genoemd in artikel 1.9b, eerste lid, verstrekt de dienstverrichter de minister of, indien de minister een certificerende instelling als bedoeld in artikel 1.5a van het besluit, heeft aangewezen, die instelling, desgevraagd, met inachtneming van het bepaalde in artikel 1.9b, derde lid, de volgende documenten:

    • a. het programma van de opleiding tot het desbetreffende beroep, onderverdeeld in theorie en praktijkvakken, met opgave van de duur van het onderwijs in die vakken, afkomstig van de instelling waarbij de dienstverrichter het getuigschrift heeft behaald;

    • b. cijferlijsten en beoordelingen van studieresultaten, praktijkperiode of stages van de dienstverrichter; en

    • c. bewijsstukken van eventuele beroepservaring en aanvullend onderwijs.

  • 3. De minister of, indien de minister een certificerende instelling als bedoeld in artikel 1.5a van het besluit, heeft aangewezen, die instelling, beslist met inachtneming van de termijnen, genoemd in artikel 28 van de wet.

  • 4. In geval van constatering van wezenlijke verschillen als bedoeld in artikel 27, derde lid, van de wet, biedt de minister of, indien de minister een certificerende instelling als bedoeld in artikel 1.5a van het besluit, heeft aangewezen, die instelling, de dienstverrichter de mogelijkheid om door middel van een compenserende maatregel, bedoeld in artikel 1.9d, aan te tonen dat hij over de ontbrekende kennis en vaardigheden beschikt.

  • 5. De dienstverrichter ontvangt van de minister of, indien de minister een certificerende instelling als bedoeld in artikel 1.5a, van het besluit heeft aangewezen, die instelling, een schriftelijke verklaring of op grond van de controle de beroepskwalificaties voldoende is voor tijdelijke en incidentele dienstverrichting in Nederland.

Artikel 1.9d Compenserende maatregel bij tijdelijke en incidentele dienstverrichting
  • 1. De dienstverrichter, bedoeld in artikel 1.9b, wordt door de minister of, indien de minister een certificerende instelling als bedoeld in artikel 1.5a van het besluit, heeft aangewezen, die instelling, zo spoedig mogelijk in de gelegenheid gesteld de compenserende maatregel, bedoeld in artikel 1.9c, vierde lid, af te leggen. Artikel 1.9a, vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 2. Na het afleggen van de compenserende maatregel zendt de minister of, indien de minister een certificerende instelling als bedoeld in artikel 1.5a van het besluit, heeft aangewezen, die instelling, een schriftelijke verklaring omtrent het resultaat van de compenserende maatregel aan de dienstverrichter.

  • 3. Indien het resultaat van de proeve van bekwaamheid onvoldoende is, heeft de dienstverrichter het recht nogmaals een proeve van bekwaamheid af te leggen.

Artikel 1.9e Registratie

De minister of, indien de minister een certificerende instelling als bedoeld in artikel 1.5a van het besluit, heeft aangewezen, die instelling, registreert op passende en inzichtelijke wijze de aanvragen om erkenning van beroepskwalificaties, de controles, bedoeld in artikel 27 van de wet, en de wijze van afhandeling van de aanvragen en controles.

C

Artikel 4.17b komt te luiden:

Artikel 4.17b Afgifte certificaat van vakbekwaamheid professioneel vuurwerk.

  • 1. De aanwijzing als certificerende instelling als bedoeld in artikel 4.9, tweede lid, van het besluit, kan geschieden indien de aanvragende instelling voldoet aan de eisen zoals neergelegd in het Werkveldspecifiek document voor aanwijzing en toezicht op certificatie-instellingen behorend bij het certificatieschema voor het persoonscertificaat Vuurwerkdeskundige, documentcode WDAT-VD: 2012, versie 01 zoals opgenomen in bijlage XIIa bij de regeling.

  • 2. Een certificaat vakbekwaamheid professioneel vuurwerk als bedoeld in artikel 4.9, tweede lid, van het besluit, wordt door de certificerende instelling bedoeld in het eerste lid, afgegeven indien de aanvrager voldoet aan de eisen zoals neergelegd in het Werkveldspecifiek certificatieschema voor het persoonscertificaat Vuurwerkdeskundige, documentcode WSCS-VD: 2012, versie 01, zoals opgenomen in bijlage XIIb bij de regeling.

D

In artikel 4.18 wordt ‘XIIA’ vervangen door: XIIc.

E

Na artikel 4.28 wordt in paragraaf 4.6 een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 4.29 Verstrekken van gegevens en inlichtingen

Het verstrekken van gegevens en inlichtingen tussen de minister, de toezichthouders, de certificerende instellingen en de Stichting Raad voor Accreditatie, als bedoeld in artikel 1.5e, derde lid, van het besluit, op het werkveld asbest geschiedt overeenkomstig het informatieprotocol zoals opgenomen in bijlage XIIIg bij de regeling.

F

In artikel 6.1, derde lid, onderdeel a, wordt ‘Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties’ vervangen door: Minister van Veiligheid en Justitie.

G

Artikel 7.7 komt te luiden:

Artikel 7.7 Afgifte certificaat van vakbekwaamheid.

  • 1. De aanwijzing als certificerende instelling, bedoeld in artikel 7.32, eerste lid, aanhef en onder a, van het besluit, kan geschieden indien de aanvragende instelling voldoet aan de eisen zoals neergelegd in het Werkveldspecifiek document voor aanwijzing en toezicht op de certificatie- en keuringsinstellingen die personen certificeren in het kader van verticaal transport, documentcode WDAT-VT-Personen: 2012, versie 01 zoals opgenomen in bijlage XVII bij de regeling.

  • 2. Een certificaat als bedoeld in artikel 7.6, wordt door de minister of, indien de minister een certificerende instelling als bedoeld in het eerste lid, heeft aangewezen, de certificerende instelling, afgegeven indien de aanvrager voldoet aan de navolgende eisen:

    • a. indien het betreft een certificaat voor de bediening van een mobiele torenkraan van de categorie, bedoeld in artikel 7.6, tweede lid, onderdeel a, sub 1°, het Werkveldspecifiek certificatieschema ‘Machinist Mobiele Torenkraan’, documentcode WSCS-VT Machinist Mobiele Torenkraan: 2012, versie 01, zoals opgenomen in bijlage XVIIa bij de regeling;

    • b. indien het betreft een certificaat voor de bediening van een torenkraan van de categorieën, bedoeld in artikel 7.6, tweede lid, onderdeel a, sub 2° en 3°, het Werkveldspecifiek certificatieschema ‘Machinist Torenkraan’, documentcode WSCS-VT Machinist Torenkraan: 2012, versie 01, zoals opgenomen in bijlage XVIIb bij de regeling;

    • c. indien het betreft een certificaat voor de bediening van een mobiele kraan van de categorieën, bedoeld in artikel 7.6, tweede lid, onderdeel b, sub 1° en 2°, het Werkveldspecifiek certificatieschema ‘Machinist Mobiele Kraan’, documentcode WSCS-VT Machinist Mobiele Kraan: 2012, versie 01, zoals opgenomen in bijlage XVIIc bij de regeling;

    • d. indien het betreft een certificaat voor de bediening van een mobiele kraan, zijnde een grondverzetmachine met hijsfunctie, van de categorie, bedoeld in artikel 7.6, tweede lid onderdeel b, sub 3°, het Werkveldspecifiek certificatieschema ‘Machinist Grondverzetmachine met Hijsfunctie’, documentcode WSCS-VT Machinist Grondverzetmachine met Hijsfunctie: 2012, versie 01, zoals opgenomen als bijlage XVIId bij de regeling;

    • e. indien het betreft een certificaat voor de bediening van een mobiele kraan, zijnde een autolaadkraan met hijsfunctie, van de categorie, bedoeld in artikel 7.6, tweede lid, onderdeel b, sub 4°, het Werkveldspecifiek certificatieschema ‘Machinist Autolaadkraan’, documentcode WSCS-VT Machinist Autolaadkraan: 2012, versie 01, zoals opgenomen in bijlage XVIIe bij de regeling;

    • f. indien het betreft een certificaat voor de bediening van een mobiele kraan, zijnde een verreiker met hijsfunctie, van de categorie, bedoeld in artikel 7.6, tweede lid, onderdeel b, sub 5°, het Werkveldspecifiek certificatieschema ‘Machinist Verreiker met Hijsfunctie’, documentcode WSCS-VT Machinist Verreiker met Hijsfunctie: 2012, versie 01, zoals opgenomen in bijlage XVIIf bij de regeling;

    • g. indien het betreft een certificaat voor de bediening van een mobiele hei-installatie gelijk aan of lichter dan 30 ton van de categorieën, bedoeld in artikel 7.6, tweede lid, onderdeel c, sub 1°, 2°, 3° en 4°, het Werkveldspecifiek certificatieschema ‘Machinist Kleine Funderingsmachine’, documentcode WSCS-VT Machinist Kleine Funderingsmachine: 2012, versie 01, zoals opgenomen in bijlage XVIIg bij de regeling;

    • h. indien het betreft een certificaat voor de bediening van een mobiele hei-installatie zwaarder dan 30 ton van de categorieën, bedoeld in artikel 7.6, tweede lid, onderdeel c, sub 1°, 2°, 3° en 4°,het Werkveldspecifiek certificatieschema ‘Machinist Grote Funderingsmachine’, documentcode WSCS-VT Machinist Grote Funderingsmachine: 2012, versie 01, zoals opgenomen in bijlage XVIIh bij de regeling;

H

Bijlage 0 vervalt.

I

Bijlage XIIa bij de regeling wordt vernummerd tot XIIc.

J

Aan de regeling worden toegevoegd de bijlagen XIIa en XIIb zoals opgenomen in de bijlagen 1 en 2 bij deze regeling.

K

Bijlage XIIIa wordt als volgt gewijzigd:

1. In paragraaf 5.1 vervalt de laatste volzin.

2. Bijlage A vervalt.

L

In bijlage XIIIb komt in paragraaf 7.16.7 het vierde bolletje te luiden:

  • Het bedrijf voert de oplevering en daarmee het einde van het asbestverwijderingswerk in het LAVS in zodra dit beschikbaar is en verplicht gesteld is;.

M

Aan de regeling wordt toegevoegd een bijlage XIIIg zoals opgenomen in bijlage 3 bij deze regeling.

N

Aan de regeling worden toegevoegd de bijlagen XVII tot en met XVIIh zoals opgenomen in de bijlagen 4 tot en met 12 bij deze regeling.

O

In de bijlagen XVIa, XVIb, XVIc, XVIe en XVIf wordt hoofdstuk 2 als volgt gewijzigd:

1. Het onderdeel SCUBA komt te luiden:

SCUBA

:

Self contained underwater breathing apparatus, zijnde een verzamelnaam voor duikmaterieel dat zich kenmerkt door ademluchtvoorziening vanuit drukvaten die door de duiker meegedragen worden.

2. Het onderdeel SSE komt te luiden:

SSE

:

Surface supplied equipment, zijnde een verzamelnaam voor duikmaterieel dat zich kenmerkt door ademluchtvoorziening vanaf de oppervlakte.

P

In de bijlagen XVIa, XVIb, XVIc, XVIe en XVIf komt paragraaf 6.5 te luiden:

6.5. Maatregelen

6.5.1. Schorsing

De certificerende instelling besluit tot schorsing van een certificaat, indien de certificaathouder:

  • 1. niet binnen zes weken na een verzoek daartoe het overzicht van dossiers overlegt;

  • 2. niet binnen zes weken na een verzoek daartoe medewerking verleent aan het uitvoeren van een beoordeling van praktijkverrichtingen;

  • 3. tijdelijk niet voldoet aan de geldigheidscondities van het certificaat;

  • 4. tijdelijk een gevaarlijke situatie vormt bij werkzaamheden die door een afgegeven certificaat worden gereguleerd en waardoor de veiligheid of de gezondheid van werknemers of derden in gevaar wordt of kan worden gebracht;

  • 5. niet aan zijn financiële verplichtingen jegens de certificerende instelling en de beheerstichting voldoet;

  • 6. misbruik maakt van het beeldmerk van de beheerstichting of de certificerende instelling.

Indien blijkt dat de certificaathouder een tijdelijke tekortkoming, bedoeld onder de punten 3 en 4, heeft, dan wordt hij binnen een redelijke termijn in de gelegenheid gesteld om de tekortkoming te corrigeren door een nadere opleiding of praktijkervaring en een daarop volgende examinering. De schorsing wordt opgeheven, indien de certificaathouder de tekortkoming heeft gecorrigeerd.

De schorsing wordt verder opgeheven, indien de certificaathouder heeft voldaan aan de verplichtingen genoemd onder de punten 1, 2 en 5, of het misbruik van het beeldmerk heeft gestaakt en de eventuele schade heeft hersteld.

De schorsing als mede de opheffing van de schorsing wordt onmiddellijk verwerkt in het openbaar register van de beheerstichting.

6.5.2. Intrekking

De certificerende instelling besluit tot intrekking van een certificaat, indien de certificaathouder:

  • 1. niet binnen de gestelde termijn heeft voldaan aan de correctie van een tekortkoming die hem in het kader van een schorsing is kenbaar gemaakt;

  • 2. aantoonbaar niet langer voldoet aan de geldigheidscondities van het certificaat;

  • 3. aantoonbaar een gevaarlijke situatie vormt bij werkzaamheden die door een afgegeven certificaat worden gereguleerd en waardoor de veiligheid of de gezondheid van werknemers of derden in gevaar wordt of kan worden gebracht;

  • 4. zich schuldig heeft gemaakt aan examenfraude of fraude ten aanzien van het duikerlogboek door valsheid in geschrifte of onrechtmatige aftekening;

  • 5. in laatste instantie gerechtelijk is veroordeeld voor feiten, waarbij hij ernstige fouten heeft gemaakt of door eigen schuld ernstig tekort is geschoten op veiligheidsaspecten bij de verrichting van duikwerkzaamheden.

Indien een certificaathouder na een intrekking opnieuw gecertificeerd wil worden, wordt dezelfde procedure doorlopen als bij initiële certificatie. Bij het opleggen van een sanctie geeft de certificerende instelling aan en registreert hij dat na een periode van één jaar certificatie weer is toegestaan. Een verzoek tot hercertificatie kan worden ingediend vanaf één jaar na intrekking van het certificaat. De certificerende instelling verifieert voorafgaand aan de verstrekking van een certificaat in het centraal register of er geen sprake is van een intrekking met de daaraan gekoppelde wachtperiode.

De intrekking wordt onmiddellijk verwerkt in het openbaar register van de beheerstichting.

6.5.3. Weigering

De certificerende instelling besluit tot weigering van een certificaat, indien de certificaathouder:

  • 1. aantoonbaar niet voldoet aan de geldigheidscondities van het certificaat;

  • 2. aantoonbaar een gevaarlijke situatie vormt bij werkzaamheden die door nog af te geven certificaat worden gereguleerd en waardoor de veiligheid of de gezondheid van werknemers of derden in gevaar wordt of kan worden gebracht.

De weigering van een hercertificatie wordt onmiddellijk verwerkt in het openbaar register van de beheerstichting.

Q

In bijlage XVI a komt hoofdstuk 8 te luiden:

8. Entreecriteria

De kandidaat wordt toegelaten tot het certificatieproces ter verkrijging van het wettelijk vereiste persoonscertificaat duikerarts, indien hij voldoet aan de volgende entreecriteria:

  • 1. hij is ingeschreven als arts voor arbeid en gezondheid in het BIG-register op grond van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg;

  • 2. hij beschikt over een getuigschrift van een theoretische en praktische opleiding van ten minste 25 lesuren en 3 praktijkuren tot duikerarts die periodiek arbeidsgezondheidskundig onderzoek uitvoert bij personen die arbeid onder overdruk verrichten.

  • 3. de opleidingsinstelling is voor het geven van de betreffende opleiding blijkens een openbaar gemaakte lijst door de CKI erkend op grond van vooraf kenbaar gemaakte kwaliteitseisen

Ter verkrijging van de aantekening van bekwaamheid duikerarts B voldoet de kandidaat bovendien aan de volgende aanvullende entreecriteria:

  • 1. hij beschikt op grond van het verslag van een arbeidsgezondheidskundig onderzoek over de geestelijke en lichamelijke geschiktheid tot het verrichten van duikarbeid;

  • 2. hij voldoet ten minste 2 kalenderjaren aan de beoordelingseisen zoals die gelden voor het verkrijgen van het persoonscertificaat duikerarts met bekwaamheid in het uitvoeren van periodiek arbeidsgezondheidskundig onderzoek bij personen die belast worden met duikarbeid;

  • 3. hij heeft in de voorgaande 2 kalenderjaren aantoonbaar ten minste 10 duikmedische herhalingskeuringen per jaar uitgevoerd;

  • 4. hij beschikt over een getuigschrift van een theoretische en praktische opleiding van ten minste 60 lesuren (aanvullend op de onder punt 2 genoemde 25 lesuren) tot duikerarts die geschoold is het uitvoeren van initieel arbeidsgezondheidskundig onderzoek bij personen voorafgaand aan het verrichten van arbeid onder overdruk en het klinisch behandelen na duikmedische incidenten. In het kader van deze opleiding heeft de kandidaat een praktijkstage gelopen bij een duikerarts in categorie B.

  • 5. de opleidingsinstelling is voor het geven van de betreffende opleiding blijkens een openbaar gemaakte lijst door de CKI erkend op grond van vooraf kenbaar gemaakte kwaliteitseisen

De certificerende instelling heeft tot taak om in samenspraak met een examinator op onderhavig WSCS te bepalen of en in hoeverre een in het buitenland afgeronde opleiding tot duikerarts in Nederland door de medische beroepsvereniging erkend wordt. In het verlengde daarvan kan de certificerende instelling bepalen welke eventuele aanvullingen op het opleidingsniveau van de kandidaat noodzakelijk zijn.

R

Bijlage XVIc wordt als volgt gewijzigd:

a. In hoofdstuk 2 wordt in alfabetische volgorde het volgende onderdeel ingevoegd:

Duikminuten

:

Tijdseenheid van de duikarbeid weergegeven in minuten exclusief oppervlaktedecompressie.

b. Paragraaf 8.1. komt te luiden:

8.1. Duikarbeid met SCUBA

De kandidaat wordt toegelaten tot het certificatieproces ter verkrijging van het wettelijk vereiste persoonscertificaat duikarbeid met aantekening van categorie A1, A2 of A3, indien hij voldoet aan de volgende entreecriteria:

  • 1. hij heeft de leeftijd van minimaal 18 jaren bereikt;

  • 2. hij kan een getuigschrift van een opleiding overleggen of een bewijs van toelating tot een theoretische en praktische opleiding in het verrichten van duikwerkzaamheden in de subcategorie waarvoor het certificaat aangevraagd wordt, en welke opleiding voldoet aan de volgende eisen:

    • a. de betrokken opleidingsinstelling moet voor het geven van de betreffende opleiding blijkens een openbaar gemaakte lijst door de CKI zijn erkend op grond van vooraf kenbaar gemaakte kwalificatie eisen.

    • b. in alle gevallen moet de door de kandidaat gevolgde opleiding blijkens een door de opleidingsinstelling afgegeven getuigschrift, het duiker-logboek en het portfolio van de kandidaat aantoonbaar voldoen aan de eisen die dit certificatieschema stelt aan het betreffende opleidingscurriculum.

  • 3. Hij is in het bezit van een geheel ingevuld duikerlogboek dat voldoet aan de volgende eisen:

    • a. het is voorzien van een pasfoto;

    • b. het vermeldt dat de kandidaat duikmedisch is goedgekeurd door een duikerarts;

    • c. het vermeldt de duiken die zijn verricht.

c. Paragraaf 8.2. komt te luiden:

8.2. Duikarbeid met SSE

De kandidaat wordt toegelaten tot het certificatieproces ter verkrijging van het wettelijk vereiste persoonscertificaat duikarbeid met aantekening van categorie B1, B2, B3 of B4, indien hij voldoet aan de volgende entreecriteria:

  • 1. Hij kan een getuigschrift van een opleiding overleggen of een bewijs van toelating tot een theoretische en praktische opleiding in het verrichten van duikwerkzaamheden in de subcategorie waarvoor het certificaat aangevraagd wordt, en welke opleiding voldoet aan de volgende eisen:

    • a. de betrokken opleidingsinstelling moet voor het geven van de betreffende opleiding blijkens een openbaar gemaakte lijst door de CKI zijn erkend op grond van vooraf kenbaar gemaakte kwalificatie eisen.

    • b. in alle gevallen moet de door de kandidaat gevolgde opleiding blijken een door de opleidingsinstelling afgegeven getuigschrift, het duikerlogboek en het portfolio van de kandidaat aantoonbaar voldoen aan de eisen die dit certificatieschema stelt aan het betreffende opleidingscurriculum.

  • 2. In het geval van een aanvraag tot certificatie in subcategorie B1 voldoet hij blijkens het resultaat van een door een onafhankelijke en competente organisatie afgenomen praktijkexamen ten minste aan beoordelingseisen zoals die gelden voor het verkrijgen van het persoonscertificaat duikarbeid in subcategorie A2, hetgeen de kandidaat kan aantonen door het overleggen van het betreffende persoonscertificaat dat door een CKI is afgegeven;

  • 3. In het geval van een aanvraag tot certificatie in subcategorie B2, B3 of B4 voldoet hij blijkens het resultaat van een door een onafhankelijke en competente organisatie afgenomen praktijkexamen ten minste aan beoordelingseisen zoals die gelden voor het verkrijgen van het persoonscertificaat duikarbeid in subcategorie A3, hetgeen de kandidaat kan aantonen door het overleggen van het betreffende persoonscertificaat dat door een CKI is afgegeven;

  • 4. Hij is in het bezit van een geheel ingevuld duikerlogboek dat voldoet aan de volgende eisen:

    • a. het is voorzien van een pasfoto;

    • b. het vermeldt dat de kandidaat duikmedisch is goedgekeurd door een duikerarts (zie artikel 6.14a, derde lid, Arbobesluit);

    • c. het vermeldt de duiken die zijn verricht;

    • d. in paragraaf 8.4.5 wordt onder het kopje ‘Duikvaardigheid’, onder a, het getal ‘500’ vervangen door ‘350’.

S

In bijlage XVId komt hoofdstuk 8 te luiden:

8. Entreecriteria

Voor de certificatie van beperkte duikmedisch begeleiding (WSCS-WOD-B-B1) met beperking tot duikarbeid geldt geen entreecriterium.

Het voldoen aan de entreecriteria voor de duikmedisch begeleider (WSCS-WOD-B-B2) wordt beoordeeld door portfoliobeoordeling van de door de kandidaat overlegde documenten. De documenten bestaan uit:

  • 1. een EHBO-diploma met reanimatiecertificaat of een ander document waaruit blijkt dat de kandidaat een opleiding heeft gevolgd ten aanzien van EHBO;

  • 2. een bewijs van toelating tot een theoretische en praktische opleiding inclusief praktijkuren tot duikmedisch begeleider, waarbij geldt dat de opleidingsinstelling voor onderhavige opleiding blijkens een openbaar gemaakte lijst door de CKI erkend is op grond van vooraf kenbaar gemaakte kwaliteitseisen.

Ter verkrijging van de aantekening van bevoegdheid tot het uitvoeren van uitgebreide duikmedische begeleiding (WSCS-WOD-B-B3) met voorbehouden medische handelingen (mad B) wordt de portfoliobeoordeling uitgebreid met het onderzoek van de volgende aanvullende documenten:

  • 1. een geldig persoonscertificaat duikmedisch begeleider (mad A) of vergelijkbaar bewijs van vakbekwaamheid;

  • 2. een bewijs van toelating tot een theoretische en praktische opleiding van tot uitgebreid duikmedisch begeleider met bevoegdheid tot het verrichten van voorbehouden medische handelingen, waarbij geldt dat de opleidingsinstelling voor onderhavige opleiding blijkens een openbaar gemaakte lijst door de CKI erkend is op grond van vooraf kenbaar gemaakte kwaliteitseisen

De certificerende instelling heeft tot taak om te bepalen of en in hoeverre een in het buitenland afgeronde opleiding tot EHBO duikarbeid, mad A dan wel mad B, in Nederland erkend wordt. In het verlengde daarvan kan de certificerende instelling bepalen welke eventuele aanvullingen op het opleidingsniveau van de kandidaat noodzakelijk zijn om ingeschaald te kunnen worden.

De kandidaat moet de documenten volledig aan de certificerende instelling overleggen. Ter voorkoming van fraude met certificaten moet de kandidaat altijd een geldig identiteitsbewijs kunnen overleggen. De certificerende instelling mag desalniettemin het initiatief nemen om de documenten te verifiëren bij de instantie die de documenten heeft afgegeven.

De certificerende instelling kan de kandidaat opdragen om van zijn opleiding tot EHBO duikarbeid, mad A, dan wel mad B, nadere gegevens te verstrekken om het niveau van deze opleiding te beoordelen. Deze gegevens kunnen bestaan uit de contactgegevens van de opleidingsinstelling en opleiders en het curriculum van de opleiding. Als de certificerende instelling niet over gegevens voorde beoordeling van het niveau van de opleiding kan beschikken, wordt de opleiding niet erkend.

ARTIKEL II

In artikel 15, eerste lid, van de Regeling risico’s zware ongevallen 1999 vervalt ‘langs elektronische weg’.

ARTIKEL III

De Warenwetregeling liften wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 5 wordt ‘het Werkveldspecifiek certificatieschema vervolgkeuring liften’ vervangen door: Werkveldspecifiek certificatieschema ten behoeve van het Warenwetbesluit liften binnen het werkveld keuringen van liftinstallaties, documentcode WSCS-Liften Gebruiksfase: 2012, versie 01.

B

De bijlagen 1, 2 en 3 bij de regeling worden vervangen door de bijlagen 13, 14 en 15 bij deze regeling.

ARTIKEL IV

De Warenwetregeling machines wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2a wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt het cijfer ‘1.’ geplaatst.

2. Toegevoegd wordt een lid, luidende:

2. Een aanwijzing al aangewezen instelling en aangewezen aangemelde instelling kan tevens geschieden indien in geval van keuring van een mobiele en torenkraan, als bedoeld in artikel 6d van het besluit, de aanvragende instelling voldoet aan de criteria, vastgelegd in het Werkveldspecifiek document voor aanwijzing en toezicht op de certificatie- en keuringsinstellingen die mobiele kranen, torenkranen en/of hijs- en hefwerktuigen voor beroepsmatig personenvervoer en/of tijdelijke personen(bouw)liften periodiek keuren in het kader van verticaal transport, documentcode WDAT-VT-Producten: 2012, versie 01, zoals opgenomen in bijlage 2 bij de regeling.

B

In artikel 2b wordt ‘het certificatieschema identificatiecode TCVT W3-11 09-147 van de Stichting Verticaal Transport (TCVT) te Houten’ vervangen door: het Werkveldspecifiek certificatieschema Periodieke Keuring Hijskranen’ documentcode WSCS-VT Periodieke Keuring Hijskranen: 2012, versie 01, zoals opgenomen in bijlage 3 bij de regeling.

C

Aan de regeling worden toegevoegd de bijlagen 2 en 3, zoals opgenomen in de bijlagen 16 en 17 bij deze regeling.

ARTIKEL V

  • 1. De artikelen I, onderdelen A, B, E, F, H, K, L, M, O, P, Q, R en S, II en III treden in werking met ingang van 1 oktober 2012.

  • 2. De artikelen I, onderdelen C, D, G, I, J en N, en IV treden in werking met ingang van 1 januari 2013.

Deze regeling zal met de toelichting en de bijlagen in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 19 juli 2012

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, P. de Krom.

BIJLAGE 1, BEHOREND BIJ DE MINISTERIËLE REGELING VAN 19 JULI 2012, NR. G&VW/GW/2012/10964, HOUDENDE WIJZIGING VAN DE ARBEIDSOMSTANDIGHEDENREGELING IN VERBAND MET DE GEFASEERDE INVOERING VAN HET STELSEL VAN CERTIFICATIE (FASE 3)

Bijlage XIIa behorend bij artikel 4.17b

Werkveldspecifiek document voor aanwijzing en toezicht (WDA&T) op certificatie-instellingen behorend bij het: certificatieschema voor het persoonscertificaat Vuurwerkdeskundige

Document: WDAT-VD: 2012, versie 01

Onder beheer van:

Stichting Certificering Vuurwerk en Explosieven (SCVE)

Het Molenijser 4

5211 WV ‘s-HERTOGENBOSCH

www.scve.nl

INHOUD

1.

Inleiding

12

2.

Definities

12

3.

Werkveldspecifieke kenmerken

13

 

3.1

Beschrijving document

13

 

3.2

Actieve partijen

13

 

3.3

Risicoanalyse m.b.t. functioneren CKI

14

4.

Eisen ten behoeve van de aanwijzing

15

 

4.1

Persoonscertificatie Vuurwerkdeskundige

15

 

4.2

Centraal College van Deskundigen SCVE

15

 

4.3

Klachten en bezwaarschriften

15

 

4.4

Onderhoud van het WSCS-VD

15

 

4.5

Certificatiepersoneel

16

 

4.6

Uitbesteding

16

 

4.7

Eisen aan personeel van onderaannemers

17

 

4.8

Instructies, vertrouwelijkheid en onafhankelijkheid

17

 

4.9

Personeelsdossiers

17

 

4.10

Gegevens op het certificaat

17

 

4.11

Toezicht op de certificaathouder

17

 

4.12

Hercertificatie

17

 

4.13

Gebruik van het persoonscertificaat en beeldmerken

18

 

4.14

Aanwijzingscriteria

18

5.

 

TOEZICHT

18

6.

 

MAATREGELEN

19

1. Inleiding

Het tot ontbranding brengen van professioneel vuurwerk, het ter plaatse opbouwen, installeren, monteren, assembleren en na ontbranding verwijderen van professioneel vuurwerk, alsmede het bewerken, verwerken, verpakken, herverpakken, voormonteren, monteren en assembleren van professioneel vuurwerk in een inrichting als bedoeld in artikel 3.2.1 Vuurwerkbesluit, betreft een risicovolle beroepsactiviteit. Om het maatschappelijke belang – veiligheid en gezondheid in verband met de arbeid – te waarborgen, is door de overheid gekozen voor een wettelijk verplichte certificatieregeling voor de borging van de vakbekwaamheid van vuurwerkdeskundigen. Het certificaat wordt onder deze regeling verstrekt door CKI’s. Om certificaten te mogen verstrekken dient een CKI hiertoe te worden aangewezen door de minister van SZW. Dit gebeurt door een toetsing aan dit WDA&T. In dit document is aangegeven aan welke regels en procedures de betreffende CKI’s zich dienen te houden.

2. Definities

Begrip of afkorting

:

Betekenis

Aanvrager van een certificaat

:

De persoon die bij de certificatie-instelling een aanvraag doet voor het afgeven van een certificaat voor vuurwerkdeskundige.

Aanwijzing

:

Aanwijzing van een instelling bij of krachtens wettelijk voorschrift door de minister van SZW.

Beoordeling

:

Beoordeling (initiële, of her-) door de nationale accreditatie-instantie van instellingen op basis van het door de minister van SZW vastgestelde WDA&T, op grond waarvan de nationale accreditatie-instantie schriftelijk rapporteert of de instelling competent is om wettelijk verplichte certificaten af te geven. Bij het vaststellen van het WDA&T door de minister van SZW wordt zoveel mogelijk aangesloten bij internationale systematiek en normen.

BHST

:

Stichting die een wettelijke certificatieregeling beheert. In onderhavig geval is dit de Stichting Certificering Vuurwerk en Explosieven (SCVE).

Calamiteit

:

Een (ernstige) ongewenste gebeurtenis waarbij gevaar voor gezondheid en veiligheid bestaat.

Certificaat

:

Een certificaat in de zin van artikel 20 Arbowet. Een certificaat wordt beschouwd als een verklaring van overeenstemming (conformiteitsverklaring) zoals bedoeld in de relevante accreditatie-normen.

Certificaathouder

:

Persoon die in het bezit is van een geldig wettelijk verplicht certificaat.

Certificatieproces

:

Alle activiteiten via welke een CKI beoordeelt en besluit of een persoon voldoet en blijft voldoen aan de normen, zoals opgenomen in het werkveldspecifieke certificatieschema.

Certificatiereglement

:

Bepalingen voor de uitvoering van het certificatieproces en de relaties tussen kandidaat en CKI.

Certificatiesysteem

:

Set van procedures en middelen benodigd om het certificatieproces uit te voeren per certificatieschema, dat leidt tot de uitgifte van een certificaat van vakbekwaamheid, inclusief onderhoud.

Certificerings- en Keuringsinstelling (CKI)

:

Kalibratie- of conformiteitsbeoordelingsinstellingen zoals certificatie-instellingen, keuringsdiensten van gebruikers, laboratoria, inspectie-instellingen en testinstituten.

CCvD-VD

:

Het Centraal College van Deskundigen, onderdeel van en gefaciliteerd door SCVE, dat belanghebbende partijen in een bepaalde sector of branche de mogelijkheid biedt tot deelname bij het opstellen en onderhouden van werkveldspecifieke documenten op zodanige wijze dat sprake is van een evenwichtige en representatieve vertegenwoordiging van deze partijen.

Competentie

:

Gedemonstreerd vermogen om kennis en vaardigheden toe te passen en, waar relevant, gedemonstreerde persoonlijke eigenschappen, zoals gedefinieerd in het certificatieschema.

Consumentenvuurwerk

:

Vuurwerk dat bestemd is voor particulier gebruik. Consumentenvuurwerk wordt (beschouwd als) professioneel vuurwerk als consumentenvuurwerk wordt bestemd voor gebruik tijdens een evenement of voorstelling (met uitzondering van het tot ontbranding brengen tussen 31 december 10.00 uur en 1 januari 02.00 uur en met uitzondering van het tot ontbranding brengen van fop- en schertsvuurwerk gedurende het gehele jaar) en/of als consumentenvuurwerk wordt bewerkt ten behoeve van een evenement of voorstelling.

Controle

:

Periodieke beoordeling door de nationale accreditatie-instantie van CKI’s tegen de voor beoordeling geldende regels van de minister (WDA&T).

Deskundige

:

Een persoon die over zodanige theoretische en praktische vakbekwaamheid beschikt dat hij in staat is om op een veilige en adequate wijze met professioneel vuurwerk te kunnen werken.

Entreecriteria

:

Criteria, zoals vooropleiding en werkervaring, waaraan de kandidaat moet voldoen om toegelaten te worden tot het certificatieproces.

Examen

:

Het geheel van toetsopgaven (toetsvragen en/of toetsopdrachten), bedoeld om de individuele kandidaat te kunnen beoordelen in de mate waarin hij of zij aan de eindtermen conform de normen voldoet.

Examencommissie

:

Commissie binnen de structuur van de CKI onder wiens verantwoordelijkheid de examens worden afgenomen.

Examenreglement

:

Bepalingen voor de uitvoering van examens in de relatie tussen de kandidaat en de exameninstelling.

Grondige kennis

:

Parate kennis die nodig is om veilig met professioneel vuurwerk te kunnen werken (feitenkennis), alsmede inzicht om deze kennis toe te kunnen passen in alle voorkomende situaties, zowel bekende als nieuwe en onbekende situaties.

Groot vuurwerk

:

Professioneel vuurwerk dat bestemd is voor gebruik buiten (open lucht) tijdens een evenement of voorstelling. Consumentenvuurwerk dat wordt bestemd voor gebruik tijdens een evenement of voorstelling of dat wordt bewerkt ten behoeve van een evenement of voorstelling wordt aangemerkt als groot vuurwerk.

Kennis

:

Informatie waarvan de deskundige op de hoogte dient te zijn, en waarvan de deskundige dient te weten dat deze van belang is voor het werken met professioneel vuurwerk.

Klacht

:

Mondelinge, telefonische of schriftelijke uiting waaruit blijkt dat niet aan de gestelde eisen of aan de verwachtingen is voldaan.

Nuffic

:

Nederlandse non-profit dienstverlenende organisatie en expertisecentrum op het terrein van internationaal georiënteerd onderwijs die is gevestigd in Den Haag.

Professioneel vuurwerk

:

Vuurwerk, niet zijnde consumentenvuurwerk. Indien er sprake is van vuurwerk dat niet voldoet aan de eisen voor consumentenvuurwerk, levert dat een indicatie op dat het professioneel vuurwerk betreft. Voor het onderscheid tussen consumentenvuurwerk en professioneel vuurwerk is niet de aard van het vuurwerk, maar de bestemming beslissend.

Er zijn twee categorieën professioneel vuurwerk te onderscheiden, te weten Pyrotechnische Speciale Effecten en Groot Vuurwerk.

Pyrotechnische Speciale Effecten

:

Professioneel vuurwerk dat bestemd is voor gebruik tijdens een evenement of voorstelling met geringe publieksafstanden en waarvan door de fabrikant of importeur is aangegeven dat het voor dit gebruik geschikt is.

Risicoanalyse

:

Risicoanalyse met betrekking tot het functioneren van de CKI, waaruit motivatie, voor te maken keuzes in werkveldspecifiek probleemgebied, blijkt, op te nemen in het beoogde werkveldspecifieke certificatieschema.

Toezicht

:

Het verzamelen van de informatie over de vraag of een handeling of zaak voldoet aan de daaraan gestelde eisen, het zich daarna vormen van een oordeel daarover en het eventueel naar aanleiding daarvan interveniëren.

Vakbekwaamheidseisen

:

De eisen die, binnen een bepaald werkveld of een bepaalde beroepsgroep, gesteld worden aan personen met betrekking tot hun kennis, vaardigheden en houdingen inzake specifieke handelingen of taken.

Werken met

:

Het tot ontbranding brengen, ten behoeve daarvan ter plaatse opbouwen, installeren, monteren, assembleren en na ontbranding verwijderen, alsmede het bewerken, verwerken, verpakken, herverpakken, voormonteren, monteren en assembleren van professioneel vuurwerk in een inrichting als bedoeld in het Vuurwerkbesluit.

Werkplan (bedoeld in artikel 4.9 eerste lid van het Arbobesluit)

:

Document waarin beschreven de werkzaamheden in algemene zin, de specifieke werkzaamheden op het gebied van groot vuurwerk en/of pyrotechnische speciale effecten, de risico’s verbonden aan de werkzaamheden, een beschrijving van te nemen c.q. genomen maatregelen en ondertekend door de persoon die het certificaat van vakbekwaamheid professioneel vuurwerk bezit.

WDA&T

:

Term gebruikt door SZW voor een werkveldspecifiek document van aanwijzing en toezicht. Daarin zijn de normen vastgelegd waaraan CKI’s dienen te voldoen om aangewezen te worden door de minister van SZW. Ook bevat het de voorwaarden waarbinnen aanwijzing plaatsvindt.

WDAT-VD

:

Werkveldspecifiek document voor Aanwijzing en Toezicht voor het persoonscertificaat Vuurwerkdeskundige (VD).

Documentnummer: WDAT-VD: 2011, versie 01.

WSCS

:

Term gebruikt door SZW voor een werkveldspecifiek certificatieschema dat door de minister van SZW is geaccepteerd te gebruiken binnen een specifieke aanwijzing als CKI voor personen, producten of systemen.

WSCS-VD

:

Werkveldspecifiek certificatieschema voor het persoonscertificaat Vuurwerkdeskundige (VD). Documentnummer: WSCS-VD: 2012, versie 01.

3. Werkveldspecifieke kenmerken

3.1 Beschrijving document

Dit werkveldspecifieke document voor aanwijzing en toezicht (WDAT-VD) heeft betrekking op arbeid in relatie tot professioneel vuurwerk. Het werkveldspecifieke document is door de minister van SZW vastgesteld. Dit vastgestelde document vervangt eerdere versies. Op- en/of aanmerkingen over dit document kunnen worden ingediend bij het Centraal College van Deskundigen VD.

3.2 Actieve partijen

Binnen het kader van dit document voor aanwijzing en toezicht zijn bij de opstelling betrokken geweest:

  • Stichting Certificatie Vuurwerk & Explosieven (SCVE)

  • Centraal College van Deskundigen Vuurwerkdeskundige (CCvD-VD)

3.3 Risicoanalyse m.b.t. functioneren CKI

Persoonscertificatie heeft tot doel aan belanghebbenden vertrouwen te bieden ten aanzien van de competentie van certificaathouders. Dit vertrouwen is gebaseerd op het voldoen door de CKI aan de hierna beschreven principes. Indien hieraan niet wordt voldaan, leidt dit tot risico’s met betrekking tot het functioneren van de CKI en kan het vertrouwen van belanghebbenden in de persoonscertificatieregeling Vuurwerkdeskundige worden geschaad. In het WSCS-VD, alsmede in onderhavig document, is specifiek voor de persoonscertificatieregeling Vuurwerkdeskundige aangegeven op welke wijze aan bedoelde principes invulling moet worden gegeven door de CKI. Dit om te voorkomen dat de risico’s met betrekking tot deze principes zich manifesteren.

Onpartijdigheid

In het beleid en de procedures van de CKI moet zijn vastgelegd dat alle aanvragers van het persoonscertificaat eerlijk en gelijk worden behandeld. De CKI dient zich hierbij te houden aan hetgeen is gesteld in de certificatie-eisen en het certificatiereglement. Het is de CKI verboden aanvragers van het certificaat de toegang tot de certificatieprocedure te verhinderen of belemmeren. Besluiten van de CKI moeten zijn gebaseerd op objectief bewijs van (non-)conformiteit in relatie tot de certificatie-eisen en niet worden beïnvloed door andere belangen of andere partijen.

Deskundigheid

De CKI moet beschikken over voldoende medewerkers, met inbegrip van een daarvoor verantwoordelijk management, met de benodigde opleiding, training, vakinhoudelijke deskundigheid, houding en ervaring om de certificatietaken met betrekking tot het persooncertificatieschema Vuurwerkdeskundige te kunnen verrichten.

Verantwoordelijkheid

De CKI beschikt over beleid en procedures met betrekking tot het toekennen, handhaven, herverstrekken, opschorten en intrekken van het persoonscertificaat Vuurwerkdeskundige, alsmede met betrekking tot het uitbreiden of beperken van het toepassingsgebied van het persoonscertificaat.

De CKI is ervoor verantwoordelijk dat voor het nemen van een certificatiebesluit voldoende objectief en relevant bewijs wordt verzameld. Wanneer voldoende bewijs van conformiteit met de certificatie-eisen is vergaard, besluit de CKI het persooncertificaat Vuurwerkdeskundige toe te kennen aan de aanvrager in kwestie. Wanneer onvoldoende bewijs van conformiteit is vergaard, leidt dit tot afwijzing van de aanvraag voor het persoonscertificaat Vuurwerkdeskundige door de CKI.

Indien certificatiewerkzaamheden (bijvoorbeeld examinering) aan een externe partij worden uitbesteed door de CKI, dient hieraan een schriftelijke overeenkomst ten grondslag te liggen. Deze beschrijft de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van beide partijen, alsmede de regelingen met betrekking tot vertrouwelijkheid en het voorkomen van belangenverstrengeling alsmede, voor zover nodig, bezwaar en beroep. Het nemen van een certificatiebesluit kan niet worden uitbesteed door de CKI.

Openheid

Om het vertrouwen in certificatie te waarborgen, moet de CKI ervoor zorg dragen dat niet-vertrouwelijke informatie over het certificatieproces (bijvoorbeeld onderzoek naar aanleiding van klachten) toegankelijk is voor partijen die daar belang in stellen.

Vertrouwelijkheid

Ten behoeve van het certificatieproces, moet de CKI kunnen beschikken over persoonsgegevens en examenresultaten van aanvragers en certificaathouders. De CKI dient deze informatie vertrouwelijk te behandelen om te voorkomen dat de klanten bezwaar maken tegen het verzamelen en bewaren ervan.

Ontvankelijkheid voor klachten

Partijen die belang hebben bij certificatie verwachten dat klachten worden onderzocht en dat deze, als ze terecht zijn, worden gevolgd door passende maatregelen. Een effectieve klachtenbehandeling is van belang voor de bescherming van de CKI, diens klanten en andere belanghebbenden bij certificatie tegen fouten, omissies of onredelijk gedrag. Het vertrouwen dat door belanghebbenden wordt gesteld in certificatie, is mede hiervan afhankelijk.

4. Eisen ten behoeve van de aanwijzing

4.1 Persoonscertificatie Vuurwerkdeskundige

Voor het beoordelen en aanwijzen van CKI’s voor het WSCS-VD gelden de eisen van ISO 17024 en IAF-GD24:2009, alsmede de eisen die gesteld worden aan de CKI op grond van aanwijzing. Voor zover in dit WDAT-VD niet wordt afgeweken van resp. een nadere uitwerking wordt gegeven van de accreditatienorm ISO 17024, wordt deze norm geacht onverkort van toepassing te zijn.

4.2 Centraal College van Deskundigen SCVE

De CKI verplicht zich op grond van de overeenkomst met de SCVE tot het gebruik van het door de SCVE vastgestelde CCvD (en door SZW geaccordeerde en in regelgeving verankerde) schema’s voor Vuurwerkdeskundige. Het CCvD behartigt de belangen van alle bij het werkveld Vuurwerkdeskundige betrokken partijen (aanbieders en afnemers van het certificaat, overheden, CKI’s, exameninstellingen) op een eerlijke en gelijke wijze, zonder dat enig belang de overhand heeft. Het CCvD ontwikkelt, beheert en onderhoudt het Schema voor aanwijzing en toezicht alsmede het werkveldspecifieke certificatieschema Vuurwerkdeskundige. De CKI past het certificatieschema dat door het CCvD wordt beheerd onverkort toe.

In ISO 17024 wordt aangegeven dat het scheme committee (CCvD) zelf kan bepalen op welke wijze bepaalde elementen uit het werkveldspecifieke certificatieschema Vuurwerkdeskundige gewijzigd kunnen gaan worden. In onderhavig geval is de navolgende, hiervan afwijkende, regeling met betrekking tot wijzigingen van toepassing.

Na de acceptatie in het CCvD van wijzigingen in het WSCS, biedt het CCvD het gewijzigde schema aan aan de minister van SZW. De Minister verklaart vervolgens het schema verbindend door middel van een statische verwijzing in de wet- en regelgeving. Indien de Minister overwegende bezwaren heeft tegen één of meer onderdelen treedt hij daarover in overleg met het CCvD. Het CCvD kan de schema’s vervolgens aanpassen. Indien het CCvD zich niet kan vinden in de bezwaren van minister zal zij dit met redenen omkleed aan de minister duidelijk maken. De Minister neemt vervolgens een besluit.

4.3 Klachten en bezwaarschriften

Specifiek voor het WSCS-VD, dient de CKI een klachtenregeling en een bezwaarprocedure vast te stellen. Deze regelingen moeten voldoen aan het in het WSCS-VD gestelde. De regelingen dienen te waarborgen dat bezwaarschriften en klachten op een onafhankelijke en onbevooroordeelde wijze worden afgehandeld.

Voorschriften met betrekking tot het handelen van certificaathouders zijn vastgelegd in de Gedragscode Vuurwerkdeskundige, zoals opgenomen in bijlage A van het WSCS-VD. De aanvrager / certificaathouder Vuurwerkdeskundige dient zich hieraan bij certificatie en hercertificatie schriftelijk te conformeren.

4.4 Onderhoud van het WSCS-VD

De toetsmethodiek die wordt toegepast bij het bepalen van de competentie van aanvragers van het persoonscertificaat Vuurwerkdeskundige, is beschreven in de hoofdstukken 9 tot en met 11 van het WSCS-VD. Op basis van rapportages van de CKI (zie verder), bepaalt het CCvD tenminste jaarlijks de voortdurend de eerlijkheid, validiteit, betrouwbaarheid en actualiteit van de toetsmethodiek.

Wijzigingen in de certificatie-eisen Vuurwerkdeskundige, alsmede de daarop van toepassing zijnde overgangsregeling, worden door de CKI bekend gemaakt aan de certificaathouders, bijvoorbeeld door publicatie ervan. De CKI waarborgt dat alle certificaathouders binnen de overgangstermijn worden onderzocht op conformiteit met de gewijzigde certificatie-eisen. De CKI waarborgt dat toegang tot de certificatieprocedure niet wordt beperkt of belemmerd op basis van ongepaste financiële of andere voorwaarden, zoals het lidmaatschap van een beroepsvereniging. De CKI maakt tijdens het certificatieproces geen onderscheid tussen aanvragers van het certificaat Vuurwerkdeskundige, op basis van het feit of deze al dan niet een opleiding of training op het gebied van professioneel vuurwerk hebben gevolgd.

De CKI onderzoekt tenminste jaarlijks de eerlijkheid, validiteit en betrouwbaarheid van de examenmethodiek, en rapporteert hierover schriftelijk aan het CCvD Vuurwerkdeskundige. De CKI dient voor dit onderzoek te beschikken over een beschrijving van de toegepaste methoden (zoals het verzamelen en bewaren van statistische gegevens). In de rapportage beschrijft de CKI verder het algehele verloop van elk examen en op welke wijze eventuele afwijkingen die zich daarbij hebben voorgedaan zijn gecorrigeerd.

4.5 Certificatiepersoneel

Bij de uitvoering van het werkveldspecifieke certificatieschema Vuurwerkdeskundige is het navolgende certificatiepersoneel betrokken.

Beoordelaar exameninstelling Vuurwerkdeskundige: Deze onderzoekt door middel van audits of exameninstellingen voldoen aan de van toepassing zijnde eisen uit het werkveldspecifieke certificatieschema Vuurwerkdeskundige en rapporteert zijn/haar bevindingen en conclusies schriftelijk aan de beslisser (zie onder).

Beoordelaar persoonscertificaat Vuurwerkdeskundige: Deze beoordeelt op basis van de door exameninstellingen aangeleverde examenresultaten of kandidaten in aanmerking komen voor een persoonscertificaat Vuurwerkdeskundigen rapporteert zijn/haar bevindingen en conclusies schriftelijk aan de beslisser (zie hieronder).

Beslisser persoonscertificaat en exameninstelling Vuurwerkdeskundige: Deze besluit, op basis van de rapportages van de beoordelaar exameninstelling en de beoordelaar persoonscertificaat, tot het al dan niet accepteren van een exameninstelling voor het certificatieschema Vuurwerkdeskundige, respectievelijk het al dan niet toekennen van een persoonscertificaat Vuurwerkdeskundige aan een aanvrager.

De aan dit personeel gestelde eisen zijn hierna weergegeven.

Beoordelaar exameninstelling Vuurwerkdeskundige

  • Met succes afgeronde opleiding tot lead-auditor van kwaliteitsmanagementsystemen;

  • Beroepsopleiding op minimaal HBO-niveau;

  • Kennis van en ervaring op het gebied van examinering en inzicht in toetsmethoden, alsmede voldoen aan tenminste een van de volgende eisen:

    • Met succes afgelegd examen vuurwerkdeskundige in de toepassingsgebieden Groot Vuurwerk en Pyrotechnische Speciale Effecten;

    • Veiligheidskundige opleiding op minimaal HVK-niveau (of gelijkwaardig).

Beoordelaar persoonscertificaat Vuurwerkdeskundige

  • Ervaring met het beoordelen dossiers in het kader van persoonscertificatie;

  • Beroepsopleiding op minimaal MBO-niveau;

  • Kennis van en ervaring op het gebied van examinering;

  • Kennis van persoonscertificatie (ISO 17024).

Beslisser persoonscertificaat en exameninstelling Vuurwerkdeskundige

  • Met succes afgeronde opleiding tot lead-auditor van kwaliteitsmanagementsystemen;

  • Beroepsopleiding op minimaal HBO-niveau;

  • Kennis van en ervaring op het gebied van examinering en inzicht in toetsmethoden;

  • Managementfunctie binnen de CKI;

  • Minimaal drie jaar ervaring met persoonscertificatie (ISO 17024).

4.6 Uitbesteding

Een CKI is bevoegd om, met inachtneming van de door SZW aan de aanwijzing van die CKI verbonden eisen, het ontwikkelen en afnemen van examens Vuurwerkdeskundige door externe exameninstellingen te laten verrichten. Hiertoe dient een schriftelijke overeenkomst tot uitbesteding te worden gesloten waarin de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de CKI en de exameninstelling zijn opgenomen. Ingeval van uitbesteding aanvaardt de CKI de volledige eindverantwoordelijkheid voor de uitbestede werkzaamheden. De CKI verstrekt aan SCVE te allen tijde een accurate lijst van onderaannemers in het kader van de persoonscertificatieschema Vuurwerkdeskundige.

Alvorens tot acceptatie van een exameninstelling over te gaan, beoordeelt de CKI deze op het voldoen aan de eisen uit de paragrafen 5.2 tot en met 5.5 van het WSCS SCVE-VD. De resultaten en conclusies van deze beoordeling legt de CKI schriftelijk vast. De CKI herhaalt deze beoordeling van de exameninstelling tenminste jaarlijks. Ook woont de CKI tenminste jaarlijks een examen Vuurwerkdeskundige van de exameninstelling bij en legt de resultaten en conclusies hiervan schriftelijk vast. Indien door de CKI tijdens een beoordeling van de exameninstelling of bijwoning van een examen Vuurwerkdeskundige wordt vastgesteld dat niet wordt voldaan aan de gestelde eisen, dient de exameninstelling corrigerende maatregelen door te voeren, ten einde de vastgestelde afwijking te corrigeren en herhaling te voorkomen. De maximale termijn voor het doorvoeren van corrigerende maatregelen bedraagt drie maanden, met dien verstande dat dit te allen tijde vóór het eerstvolgende examen Vuurwerkdeskundige dient plaats te vinden.

4.7 Eisen aan personeel van onderaannemers

De eisen die gelden voor examenpersoneel zijn vastgelegd in paragraaf 5.3 van het WSCS SCVE-VD. Het examenpersoneel wordt voor aanstelling door de CKI beoordeeld op het voldoen aan deze eisen. Registraties van deze beoordeling worden door de CKI bewaard in het personeelsdossier van de betreffende medewerker van de exameninstelling.

Niet uitbesteedbaar is de certificatiebeslissing, de afgifte van certificaten met de daaraan voorafgaande beoordeling van bewijsstukken, alsmede het hernieuwen van certificaten. De eisen aan de CKI die voortvloeien uit de overeenkomst met de SCVE en de toepassing van de certificatieregeling gelden onverkort voor de exameninstelling.

4.8 Instructies, vertrouwelijkheid en onafhankelijkheid

De CKI is ervoor verantwoordelijk dat elke eigen medewerker en elke medewerker van de gecontracteerde exameninstelling de beschikking heeft over een schriftelijke instructie, met daarin diens taken en verantwoordelijkheden. Deze instructies worden actueel gehouden.

Personeel van de CKI en de exameninstelling dat is betrokken bij het certificatieschema Vuurwerkdeskundige, dient een verklaring te ondertekenen, waarin zij te kennen geven de instructies van de CKI te zullen naleven, met inbegrip van die met betrekking tot vertrouwelijkheid en onafhankelijkheid van commerciële of andere belangen. Ook dienen zij te verklaren geen banden te hebben of te hebben gehad met aanvragers van het certificaat Vuurwerkdeskundige en examenkandidaten, waardoor hun onpartijdigheid in het geding zou kunnen komen.

Mocht zich onverhoopt een mogelijke belangenverstrengeling voordoen, dan is de examinator in kwestie verplicht dit onverwijld te melden aan de CKI. De CKI neemt in dat geval maatregelen om te voorkomen dat de vertrouwelijkheid en onpartijdigheid van het examen niet in gevaar komt. Dit houdt in dat de examenkandidaat in kwestie wordt beoordeeld door een andere examinator. Dit wordt schriftelijk vastgelegd in het examenverslag.

4.9 Personeelsdossiers

De CKI beschikt over een actueel dossier van elke eigen medewerker en elke medewerker van de gecontracteerde exameninstelling. Dit dossier is toegankelijk voor de persoon in kwestie en bevat de volgende informatie:

  • Naam en adres;

  • Werkgever en functie;

  • Opleiding en werkervaring

  • Ervaring en training met betrekking tot functie die wordt vervuld in het kader van het certificatieschema Vuurwerkdeskundige;

  • Taken en verantwoordelijkheden binnen de CKI;

  • Verslagen van beoordeling- en/of functioneringsgesprekken;

  • Registraties van kwalificatie(s) in het kader van de persoonscertificatieschema Vuurwerkdeskundige;

  • Datum van de meest recente aanpassing van het dossier.

4.10 Gegevens op het certificaat

In hoofdstuk 12 van het WSCS SCVE-VD is beschreven welke gegevens door de CKI worden vermeld op de persoonscertificaten Vuurwerkdeskundige.

4.11 Toezicht op de certificaathouder

De wijze waarop de CKI gedurende de geldigheidstermijn van het persoonscertificaat Vuurwerkdeskundige toezicht houdt op de certificaathouder, is beschreven in hoofdstuk 6 van het WSCS SCVE-VD.

4.12 Hercertificatie

De criteria waaraan de certificaathouder Vuurwerkdeskundige dient te voldoen bij hercertificatie zijn beschreven in hoofdstuk 11 van het WSCS SCVE-VD.

4.13 Gebruik van het persoonscertificaat en beeldmerken

De CKI dient certificaathouders Vuurwerkdeskundige aantoonbaar te informeren over de voorschriften met betrekking tot het gebruik van het persoonscertificaat Vuurwerkdeskundige en de hierbij behorende logo’s/merktekens. Deze voorschriften moeten schriftelijk zijn vastgelegd en deel uitmaken van de certificatieovereenkomst tussen beide partijen. Hierin moeten tevens de sancties worden beschreven die gelden bij onjuist gebruik van certificaten en/of logo’s/merktekens, zoals opschorting of intrekking van het persoonscertificaat Vuurwerkdeskundige.

De certificaathouder mag, indien van toepassing, door middel van een door de CKI beschikbaar gesteld beeldmerk of pictogram kenbaar maken gecertificeerd te zijn als Vuurwerkdeskundige. Het gebruik van logo’s van andere (bijvoorbeeld SCVE of RvA), al dan niet in combinatie met het beeldmerk of pictogram van de CKI, is uitsluitend toegestaan conform de voorwaarden van de eigenaar van het desbetreffende logo.

4.14 Aanwijzingscriteria

De CKI wordt in het kader van haar aanwijzing op grond van de artikelen  1.5a t/m 1.5d Arbobesluit op de volgende criteria getoetst:

  • 4.14.1. De aangewezen CKI en de werknemers die met de keuringen of beoordelingen zijn belast, voeren deze uit met de grootste mate van beroepsintegriteit.

  • 4.14.2. Er is een integriteitsbeleid, dat waar nodig in duidelijke voorschriften is uitgewerkt. Het personeel heeft zich aantoonbaar hieraan geconformeerd.

  • 4.14.3. De aangewezen CKI treedt integer en niet buiten zijn bevoegdheden in de markt op.

  • 4.14.4. Het personeel van de aangewezen CKI is aantoonbaar gebonden aan beroepsgeheim ten aanzien van al hetgeen het bij de uitoefening van zijn taak in het kader van het besluit ter kennis is gekomen, behalve tegenover de ter zake bevoegde overheidsinstanties.

  • 4.14.5. De aangewezen CKI is bestuursorgaan in de zin van de Algemene wet bestuursrecht en dient te voldoen aan bestuurswetgeving zoals de Algemene wet bestuursrecht, de Wet openbaarheid van bestuur en de Archiefwet 1995.

  • 4.14.6. De aangewezen CKI dient te beschikken over een WA verzekering die voldoende dekking biedt voor redelijkerwijs te verwachten risico’s.

  • 4.14.7. De aangewezen CKI dient een procedure te hebben waarin geregeld is dat in geval van ontdekking van een vermoeden van direct gevaar voor de veiligheid dit ogenblikkelijk door de desbetreffende medewerker gemeld wordt, en waarin staat beschreven dat de instelling z.s.m. de belanghebbenden informeert, waaronder indien van toepassing de betreffende overheidsinstantie.

  • 4.14.8. Bij beëindiging van de activiteiten door de aangewezen CKI dient deze terstond de minister van SZW te informeren. De minister van SZW bepaalt wat de (voorheen) aangewezen CKI met de dossiers moet doen, de (voorheen) aangewezen CKI dient hieraan mee te werken. Dit vrijwaart de (voorheen) aangewezen CKI niet van eventuele aansprakelijkheid voor fouten in door haar uitgevoerde keuringen of beoordelingen.

  • 4.14.9. De aangewezen CKI dient de volgende procedures op schrift te hebben gesteld: een zienswij- zeprocedure (afdeling 4.1.2 Awb), een bezwaarschriftprocedure (hoofdstuk 6 en 7 Awb) en een klachtenprocedure (hoofdstuk 9 Awb). .

  • 4.14.10. De aangewezen CKI moet zich aantoonbaar laten vertegenwoordigen in het nationale overleg van de instellingen, georganiseerd door het CCvD en de CKI’s nemen deel aan het overleg met het CCvD. De CKI’s moeten kunnen aantonen de afspraken uit het overleg met het CCvD uit te voeren.

  • 4.14.11. Meldplicht van het weigeren, opschorten of intrekken van certificaten aan de andere CKI’s.

  • 4.14.12. De Cki houdt zich bij de op te leggen sancties/maatregelen aan het vastgestelde sanctie- en maatregelenbeid. In geval van kennelijke onredelijkheid heeft de CKI op grond van de Awb de bevoegdheid hier van af te wijken. Afwijking geschiedt alleen op grond van door de certifi- caathouder aan te dragen argumenten. De onderbouwing voor de afwijking wordt opgeno- men in het besluit over de opgelegde sanctie. Afwijkingen worden geregistreerd door de CKI.

  • 4.14.13. Alle documenten en registraties in het verkeer met de overheid dienen in het Nederlands te zijn tenzij anders met de overheid overeengekomen.

  • 4.14.14. Verbod op onderuitbesteding op afgifte van certificaten en de daaraan voorafgaande beoordeling en beslissing.

5. Toezicht

In verband met de verplichtingen in het kader van toezicht zijn de volgende artikelen van toepassing; artikelen 1.5b en 1.5c Arbobesluit en artikel 1.1a Arboregeling.

Ten behoeve van de informatieverzameling dient de CKI kosteloos:

  • a) Zich jaarlijks voor 1 maart schriftelijk aan SZW te verantwoorden over de rechtmatigheid en doeltreffendheid van het functioneren op elk werkveld waarvoor de instelling door de minister van SZW is aangewezen (de schriftelijke verantwoording wordt naar de Inspectie SZW, gezonden). In deze schriftelijke verantwoording worden tenminste de onderwerpen behandeld:

    • 1. de door de instelling afgegeven, geschorste, ingetrokken dan wel geweigerde certificaten;

    • 2. wijzigingen in de op het werkveld van de CKI betrekking hebbende accreditaties, reglementen en procedures;

    • 3. wijzigingen in de op het werkveld van de CKI betrekking hebbende taakverdeling

    • 4. wijzigingen in de bestuurssamenstelling;

    • 5. wijzigingen in de statuten of het huishoudelijk reglement;

    • 6. aan derden uitbestede werkzaamheden;

    • 7. structurele knelpunten op het werkveld van de instelling die zich in de uitvoeringspraktijk hebben voorgedaan;

    • 8. het gevoerde overleg en de samenwerking op het werkveld met andere certificerende instellingen;

    • 9. door de instelling ontvangen klachten en de wijze van afhandeling daarvan;

    • 10. tegen de beslissingen van de instelling ingediende bezwaren en aangespannen zaken en de wijze van afhandeling daarvan;

    • 11. een financieel verslag betreffende de activiteiten waarvoor de instelling is aangewezen.

  • b) Mee te werken aan controles in opdracht van SZW (in de praktijk betekent dit dat de controles door de Inspectie SZW, en nationale accreditatie-instantie uitgevoerd kunnen worden) .

  • c) Tijdige en juiste informatie te verstrekken die SZW nodig heeft om te kunnen beoordelen of zij aan de aanwijzingsnormen blijft voldoen (in de praktijk betekent dit dat deze informatie aan de Inspectie SZW, of aan de nationale accreditatie-instantie verstrekt moet worden).

  • d) Terstond informatie te verstrekken aan SZW en aan SCVE in het kader van hun registratietaak, over individuele certificaten/certificaathouders waaraan een sanctie is opgelegd (in de praktijk betekent dit dat deze informatie aan de Inspectie SZW, verstrekt moet worden).

  • e) Informatie te verstrekken aan de Inspectie SZW over de wijze waarop zij certificaten heeft verstrekt en van de wijze waarop zij het doen en laten van certificaathouders periodiek beoordeelt.

  • f) Aan te tonen aan SZW dat zij voldoende controleert of certificaathouders blijven voldoen aan de certificatie-eisen (in de praktijk betekent dit dat deze informatie aan de Inspectie SZW, of aan de nationale accreditatie-instantie verstrekt moet worden). In ieder geval worden frequentie, aard en omvang (tijdsduur) van de controles weergegeven.

  • g) SZW in te lichten zodra zij voornemens is een of meer van haar taken te beëindigen.

  • h) SZW in te lichten zodra zij een aanvraag indient voor een aanvullende accreditatie of beoordeling op basis van een wettelijke specifiek schema.

6. Maatregelen

Indien de aangewezen instelling niet meer voldoet aan de eisen in dit schema kan dit gevolgen hebben voor de aanwijzing. Zie beleidsmaatregel maatregelenbeleid certificering Arbeidsomstandighedenwet en Warenwet, Stcrt. 2010, nr. 10839 van 14 juli 2010.

BIJLAGE 2, BEHOREND BIJ DE MINISTERIËLE REGELING VAN 19 JULI 2012, NR. G&VW/GW2012/10964, HOUDENDE WIJZIGING VAN DE ARBEIDSOMSTANDIGHEDENREGELING IN VERBAND MET DE GEFASEERDE INVOERING VAN HET STELSEL VAN CERTIFICATIE (FASE 3).

Bijlage XIIb behorend bij artikel 4.17b

Werkveldspecifiek certificatieschema voor het persoonscertificaat Vuurwerkdeskundige

Document: WSCS-VD: 2012, versie 01

Onder beheer van:

Stichting Certificering Vuurwerk en Explosieven

Het Molenijser 4

5211 WV ’s-HERTOGENBOSCH

www.scve.nl

INHOUD

1.

INLEIDING

21

2.

DEFINITI ES

21

3.

WERKVELDSPECIFIEKE KENMERKEN

22

 

3.1

Beschrijving schema

23

 

3.2

Actieve partijen

23

 

3.3

Risicoanalyse en afbreukcriteria

23

4.

CERTIFICATIEREGLEMENT

24

 

4.1

Doelstelling

24

 

4.2

Certificatieprocedure

24

 

4.3

Certificatiebeslissing

24

 

4.4

Geldigheidsduur van het certificaat

24

 

4.5

Geldigheidscondities

24

 

4.6

Klachtenregeling

24

 

4.7

Bezwaarprocedure

25

 

4.8

Register voor vakbekwaamheid

27

 

4.9

Norminterpretatie

27

5.

EXAMENREGLEMENT

27

 

5.1

Doelstelling

27

 

5.2

De exameninstelling

27

 

5.3

Eisen te stellen aan het examenpersoneel

28

 

5.4

Eisen te stellen aan het examen

28

 

5.5

Beheer itembank

28

6.

 

TOEZICHT

28

 

6.1

Medewerking aan toezicht

29

 

6.2

Frequentie van het toezicht

29

 

6.3

De wijze van uitvoering van het toezicht

29

 

6.4

Verslag van bevindingen

29

 

6.5

Maatregelen (artikel 1.5 E Arbobesluit)

29

7.

ONDERWERP VAN CERTIFICATIE

30

8.

CERTIFICATIECRITERI A

31

9.

EIND TERMEN

31

 

9.1

Algemene eindtermen professioneel vuurwerk, pyrotechniek, veiligheid en gezondheid

31

 

9.2

Eindtermen groot vuurwerk

31

 

9.3

Eindtermen pyrotechnische speciale effecten

32

10.

TOETSMETHODIEK BIJ INITIËLE CERTIFICATIE

33

 

10.1

Toetstermen

33

 

10.2

Beoordelingsmethode

41

 

10.3

Cesuur examen

45

11.

HERCERTIFICATIE

47

12.

HET CERTIFICAAT

47

13.

GELDIGHEIDSCONDITIES

48

     
 

BIJLAGE A GEDRAGSCODE VUURWERKDESKUNDIGE

48

 

BIJLAGE B: OVERGANGSREGELING

49

Deel I: Algemene Bepalingen

Deel I van dit certificatieschema bevat algemene uitgangspunten en bepalingen voor certificatie door CKI’s en voorwaarden waar onder de afgifte van certificaten dient te gebeuren. Beschreven wordt achtereenvolgens:

  • Het werkveld waarop dit certificatieschema betrekking heeft,

  • Definities,

  • Een beschrijving van de specifieke kenmerken van het werkveld waar onder een risicoanalyse,

  • Het certificatiereglement,

  • Het examenreglement, en

  • Bepalingen met betrekking tot toezicht.

1. Inleiding

Dit werkveldspecifieke certificatieschema voor personen is door het CCvD-VD opgesteld. Het betreft certificatie van vakbekwaamheid op het gebied van het uitvoeren van werkzaamheden met professioneel vuurwerk.

Door het ministerie van SZW is het schema vastgesteld. Dit vastgestelde schema vervangt daarmee eerdere versies.

De te certificeren vakbekwaamheid betreft:

  • Groot Vuurwerk (het ter plaatse tot ontbranding brengen, opbouwen, installeren, monteren, assembleren en na ontbranding verwijderen, het bewerken in een inrichting als bedoeld in artikel 3.2.1 van het Vuurwerkbesluit, afgekort: GV);

  • Pyrotechnische Speciale Effecten (het ter plaatse tot ontbranding brengen, opbouwen, installeren, monteren, assembleren en na ontbranding verwijderen van pyrotechnische speciale effecten, het bewerken in een inrichting als bedoeld in artikel 3.2.1 van het Vuurwerkbesluit, afgekort: PSE);

  • Het verwerken, verpakken en herverpakken van professioneel vuurwerk in een inrichting (beperkt toepassingsgebied: het tot ontbranding brengen, opbouwen, installeren, monteren, assembleren, na ontbranding verwijderen en bewerken, (voor)monteren en assembleren is uitgesloten, afgekort: BT).

Het certificatiesysteem van de Certificatie Instelling (CKI) moet zijn gestructureerd in overeenstemming met de eisen uit de ISO/IEC 17024: 2003 en IAF GD 24:2004.

2. definities

Begrip of afkorting

:

Betekenis

Aanvrager van een certificaat

:

De persoon die bij de certificatie-instelling een aanvraag doet voor het afgeven van een certificaat voor vuurwerkdeskundige.

Aanwijzing

:

Aanwijzing van een instelling bij of krachtens wettelijk voorschrift door de minister van SZW.

Beoordeling

:

Beoordeling (initiële, of her-) door de nationale accreditatie-instantie van instellingen op basis van het door de minister van SZW vastgestelde WDA&T, op grond waarvan de nationale accreditatie-instantie schriftelijk rapporteert of de instelling competent is om wettelijk verplichte certificaten af te geven. Bij het vaststellen van het WDA&T door de minister van SZW wordt zoveel mogelijk aangesloten bij internationale systematiek en normen.

BHST

:

Stichting die een wettelijke certificatieregeling beheert. In onderhavig geval is dit de Stichting Certificering Vuurwerk en Explosieven (SCVE).

Calamiteit

:

Een (ernstige) ongewenste gebeurtenis waarbij gevaar voor gezondheid en veiligheid bestaat.

Certificaat

:

Een certificaat in de zin van artikel 20 Arbowet. Een certificaat wordt beschouwd als een verklaring van overeenstemming (conformiteitsverklaring) zoals bedoeld in de relevante accreditatie-normen.

Certificaathouder

:

Persoon die in het bezit is van een geldig wettelijk verplicht certificaat.

Certificatieproces

:

Alle activiteiten via welke een CKI beoordeelt en besluit of een persoon voldoet en blijft voldoen aan de normen, zoals opgenomen in het werkveldspecifieke certificatieschema.

Certificatiereglement

:

Bepalingen voor de uitvoering van het certificatieproces en de relaties tussen kandidaat en CKI.

Certificatiesysteem

:

Set van procedures en middelen benodigd om het certificatieproces uit te voeren per certificatieschema, dat leidt tot de uitgifte van een certificaat van vakbekwaamheid, inclusief onderhoud.

Certificerings- en Keuringsinstelling (CKI)

:

Kalibratie- of conformiteitsbeoordelingsinstellingen zoals certificatie-instellingen, keuringsdiensten van gebruikers, laboratoria, inspectie-instellingen en testinstituten.

Censuur

:

De grens tussen de hoogste toetsscore waaraan een onvoldoende en de laagste toetsscore waaraan een voldoende wordt toegekend.

CCvD-VD

:

Het Centraal College van Deskundigen, onderdeel van en gefaciliteerd door SCVE, dat belanghebbende partijen in een bepaalde sector of branche de mogelijkheid biedt tot deelname bij het opstellen en onderhouden van werkveldspecifieke documenten op zodanige wijze dat sprake is van een evenwichtige en representatieve vertegenwoordiging van deze partijen.

Competentie

:

Gedemonstreerd vermogen om kennis en vaardigheden toe te passen en, waar relevant, gedemonstreerde persoonlijke eigenschappen, zoals gedefinieerd in het certificatieschema.

Consumentenvuurwerk

:

Vuurwerk dat bestemd is voor particulier gebruik. Consumentenvuurwerk wordt (beschouwd als) professioneel vuurwerk als consumentenvuurwerk wordt bestemd voor gebruik tijdens een evenement of voorstelling (met uitzondering van het tot ontbranding brengen tussen 31 december 10.00 uur en 1 januari 02.00 uur en met uitzondering van het tot ontbranding brengen van fop- en schertsvuurwerk gedurende het gehele jaar) en/of als consumentenvuurwerk wordt bewerkt ten behoeve van een evenement of voorstelling.

Controle

:

Periodieke beoordeling door de nationale accreditatie-instantie van CKI’s tegen de voor beoordeling geldende regels van de minister (WDA&T).

Deskundige

:

Een persoon die over zodanige theoretische en praktische vakbekwaamheid beschikt dat hij in staat is om op een veilige en adequate wijze met professioneel vuurwerk te kunnen werken.

Eindtermen

:

Een omschrijving van het geheel aan kennis, vaardigheden en hou- dingen van een specifiek vakbekwaamheidgebied ten behoeve van het toetsen van examenkandidaten.

Entreecriteria

:

Criteria, zoals vooropleiding en werkervaring, waaraan de kandidaat moet voldoen om toegelaten te worden tot het certificatieproces.

Examen

:

Het geheel van toetsopgaven (toetsvragen en/of toetsopdrachten), bedoeld om de individuele kandidaat te kunnen beoordelen in de mate waarin hij of zij aan de eindtermen conform de normen voldoet.

Examencommissie

:

Commissie binnen de structuur van de CKI onder wiens verantwoordelijkheid de examens worden afgenomen.

Examenreglement

:

Bepalingen voor de uitvoering van examens in de relatie tussen de kandidaat en de exameninstelling.

Grondige kennis

:

Parate kennis die nodig is om veilig met professioneel vuurwerk te kunnen werken (feitenkennis), alsmede inzicht om deze kennis toe te kunnen passen in alle voorkomende situaties, zowel bekende als nieuwe en onbekende situaties.

Groot vuurwerk

:

Professioneel vuurwerk dat bestemd is voor gebruik buiten (open lucht) tijdens een evenement of voorstelling. Consumentenvuurwerk dat wordt bestemd voor gebruik tijdens een evenement of voorstelling of dat wordt bewerkt ten behoeve van een evenement of voorstelling wordt aangemerkt als groot vuurwerk.

Kennis

:

Informatie waarvan de deskundige op de hoogte dient te zijn, en waarvan de deskundige dient te weten dat deze van belang is voor het werken met professioneel vuurwerk.

Klacht

:

Mondelinge, telefonische of schriftelijke uiting waaruit blijkt dat niet aan de gestelde eisen of aan de verwachtingen is voldaan.

Nuffic

:

Nederlandse non-profit dienstverlenende organisatie en expertisecentrum op het terrein van internationaal georiënteerd onderwijs die is gevestigd in Den Haag.

Professioneel vuurwerk

:

Vuurwerk, niet zijnde consumentenvuurwerk. Indien er sprake is van vuurwerk dat niet voldoet aan de eisen voor consumentenvuurwerk, levert dat een indicatie op dat het professioneel vuurwerk betreft. Voor het onderscheid tussen consumentenvuurwerk en professioneel vuurwerk is niet de aard van het vuurwerk, maar de bestemming beslissend.

Er zijn twee categorieën professioneel vuurwerk te onderscheiden, te weten Pyrotechnische Speciale Effecten en Groot Vuurwerk.

Pyrotechnische Speciale Effecten

:

Professioneel vuurwerk dat bestemd is voor gebruik tijdens een evenement of voorstelling met geringe publieksafstanden en waarvan door de fabrikant of importeur is aangegeven dat het voor dit gebruik geschikt is.

Risicoanalyse

:

Risicoanalyse met betrekking tot het functioneren van de CKI, waaruit motivatie, voor te maken keuzes in werkveldspecifiek probleemgebied, blijkt, op te nemen in het beoogde werkveldspecifieke certificatieschema.

Toezicht

:

Het verzamelen van de informatie over de vraag of een handeling of zaak voldoet aan de daaraan gestelde eisen, het zich daarna vormen van een oordeel daarover en het eventueel naar aanleiding daarvan interveniëren.

Vakbekwaamheidseisen

:

De eisen die, binnen een bepaald werkveld of een bepaalde beroepsgroep, gesteld worden aan personen met betrekking tot hun kennis, vaardigheden en houdingen inzake specifieke handelingen of taken.

Vakbekwaamheidsgebied

:

Aanduiding van het werkveld, de functie, of een geheel aan taken waar bepaalde vakbekwaamheidseisen op betrekking hebben.

Werken met

:

Het tot ontbranding brengen, ten behoeve daarvan ter plaatse opbouwen, installeren, monteren, assembleren en na ontbranding verwijderen, alsmede het bewerken, verwerken, verpakken, herverpakken, voormonteren, monteren en assembleren van professioneel vuurwerk in een inrichting als bedoeld in het Vuurwerkbesluit.

Werkplan (bedoeld in artikel 4.9 eerste lid van het Arbobesluit)

:

Document waarin beschreven de werkzaamheden in algemene zin, de specifieke werkzaamheden op het gebied van groot vuurwerk en/of pyrotechnische speciale effecten, de risico’s verbonden aan de werkzaamheden, een beschrijving van te nemen c.q. genomen maatregelen en ondertekend door de persoon die het certificaat van vakbekwaamheid professioneel vuurwerk bezit.

WDA&T

:

Term gebruikt door SZW voor een werkveldspecifiek document van aanwijzing en toezicht. Daarin zijn de normen vastgelegd waaraan CKI’s dienen te voldoen om aangewezen te worden door de minister van SZW. Ook bevat het de voorwaarden waarbinnen aanwijzing plaatsvindt.

WDAT-VD

:

Werkveldspecifiek document voor Aanwijzing en Toezicht voor het persoonscertificaat Vuurwerkdeskundige (VD).

Documentnummer: WDAT-VD: 2011, versie 01.

WSCS

:

Term gebruikt door SZW voor een werkveldspecifiek certificatieschema dat door de minister van SZW is geaccepteerd te gebruiken binnen een specifieke aanwijzing als CKI voor personen, producten of systemen.

WSCS-VD

:

Werkveldspecifiek certificatieschema voor het persoonscertificaat Vuurwerkdeskundige (VD). Documentnummer: WSCS-VD: 2012, versie 01.

3. Werkveldspecifieke kenmerken

Het tot ontbranding brengen van professioneel vuurwerk, het ter plaatse opbouwen, installeren, monteren, assembleren en na ontbranding verwijderen van professioneel vuurwerk, alsmede het bewerken, verwerken, verpakken, herverpakken, voormonteren, monteren en assembleren van professioneel vuurwerk in een inrichting als bedoeld in artikel 3.2.1 Vuurwerkbesluit, betreft een risicovolle beroepsactiviteit. Om het maatschappelijke belang – veiligheid en gezondheid in verband met de arbeid – te waarborgen, is door de overheid gekozen voor een wettelijk verplicht certificatieschema voor de borging van de vakbekwaamheid van vuurwerkdeskundigen.

3.1 Beschrijving schema

Dit werkveldspecifieke certificatieschema (WSCS-VD) heeft betrekking op arbeid in relatie tot professioneel vuurwerk. Het WSCS is door de minister van SZW vastgesteld. Dit vastgestelde schema vervangt eerdere versies. Op- en of aanmerkingen over het certificatieschema kunnen worden ingediend bij het Centraal College van Deskundigen VD.

3.2 Actieve partijen

Binnen het kader van dit certificatieschema zijn actief:

Certificatie-instellingen

Certificatie-instellingen (CKI’s) worden door SZW aanwezen voor de uitvoering van deze certificatieregeling en zijn verantwoordelijk voor de uitgifte en inname van persoonscertificaten Vuurwerkdeskundige.

De organisatie van examens in het kader van deze certificatieregeling kan door CKI’s worden uitbesteed aan exameninstellingen. Deze dienen op basis van een onderzoek door een CKI te worden geaccepteerd en zijn verantwoordelijk voor het organiseren van examens.

Stichting Certificatie Vuurwerk en Explosieven (SCVE)

De SCVE is eigenaar van deze certificatieregeling en als zodanig bevoegd met CKI’s overeenkomsten aan te gaan die hen in de gelegenheid stellen persooncertificaten Vuurwerkdeskundige uit te geven. Een CKI moet hiervoor tevens zijn aangewezen door SZW.

Centraal College van Deskundigen Vuurwerkdeskundige (CCvD-VD)

Het CCvD-VD fungeert als ‘scheme committee’ zoals bedoeld in paragraaf 4.2.3 van ISO/IEC 17024:2003 en is verantwoordelijk voor de ontwikkeling en het beheer van de certificatieregeling. In het CCvD-VD zijn de bij de certificatieregeling belanghebbende partijen evenwichtig vertegenwoordigd, dat wil zeggen zodanig dat geen enkel belang overheerst.

Examencommissies

Elke exameninstelling heeft een examencommissie die verantwoordelijk is voor de ontwikkeling en het onderhoud van examenvragen en -opdrachten op basis van deze certificatieregeling. Een examencommissie bestaat uit deskundigen met betrekking tot de certificeren vakbekwaamheid enerzijds en het ontwikkelen van examens anderzijds.

Certificaathouder

De houder van het WSCS-VD dient zich te houden aan de gestelde eisen, mee te werken aan alle vormen van toezicht binnen het kader van dit certificatieschema en de kosten te vol doen die door de CKI’s van zijn keuze gemaakt worden bij het beoordelen en houden van toezicht.

In de praktijk worden de kosten meestal gedragen door de werkgever van de certificaathouder.

3.3 Risicoanalyse en afbreukcriteria

Onder verantwoordelijkheid van het CCvD-VD is een risicoanalyse opgesteld van de gevaren en de risico’s in het werkveld. Deze beoordeling is weergegeven in onderstaande tekst. De risicoanalyse en de hieruit naar voor gekomen afbreukcriteria gelden als basis voor het uitwerken van werkveldspecifieke eisen

De volgende taken komen voor bij het professioneel werken met vuurwerk:

  • In ontvangst nemen;

  • Intern transporteren;

  • Opslaan;

  • Bewerken in een inrichting;

  • Verwerken, verpakken en herverpakken;

  • Verplaatsing naar de ontbrandingslocatie;

  • Opbouwen, installeren, monteren en assembleren;

  • Ter plaatse tot ontbranding brengen;

  • Na ontbranding verwijderen.

De belangrijkste risico’s bij het werken met vuurwerk zijn verwonding of schade door brand en/of explosie als gevolg van een voortijdige en onbedoelde ontbranding. Deze risico’s komen voort uit de chemische reacties tussen de uitgangsstoffen in vuurwerk. Deze kunnen ‘normaal’ verbranden, maar ook deflagreren, dat wil zeggen explosief verbranden. Bij de explosie verbranding (deflagratie), die vele malen sneller verloopt dan een gewone verbranding, treden drukeffecten op omdat in een zeer korte tijd grote hoeveelheden hete gassen worden geproduceerd. Wanneer dit plaatsvindt in een afgesloten houder, dan kan de druk zo hoog oplopen dat de houder explodeert. Wanneer dit voortijdig en onbedoeld gebeurt, dan is de kans op verwonding of schade door brand en/of explosie het grootst. Aangezien een voortijdige ontbranding door een voldoende, maar onbedoelde, uitwendige energietoevoer gestart kan worden (hitte, wrijving, slag of stoot), dient deze onbedoelde energietoevoer bij de omgang en behandeling van vuurwerk voorkomen te worden.

Andere risico’s die zich voordoen bij het werken met vuurwerk zijn:

  • Niet ontbrand weer terugkomen (blindgangers);

  • Scherfwerking;

  • Uitworp van (brandende) delen;

  • Geluid, rook en stofdeeltjes.

4. Certificatiereglement
4.1 Doelstelling

Dit reglement omschrijft de procedures die relevant zijn voor het juist toepassen van het WSCS-VD. Hierbij moet gedacht worden aan onder meer procedures van aanvraag, de examinering, de wijze waarop de uitslag bekend gemaakt wordt en condities met betrekking tot de certificatie, de afgifte van certificaten/verklaringen, procedures bij het uitvoeren van keuringen, klachtenafhandeling en herziening.

4.2 Certificatieprocedure

De kandidaat Vuurwerkdeskundige dient bij de CKI, in overeenstemming met dit certificatiereglement, een aanvraag in voor het persoonscertificaat Vuurwerkdeskundige. Vervolgens verstrekt de CKI alle relevante informatie over de gang van zaken bij het gehele certificatieproces.

4.3 Certificatiebeslissing

De certificatiebeslissing wordt genomen door een functionaris van de CKI die niet betrok- ken is geweest bij de beoordeling van de kandidaten en daartoe is gekwalificeerd en aangesteld conform het kwaliteitssysteem en de procedures die de CKI heeft op grond van het werkveldspecifieke schema voor aanwijzing en toezicht.

4.4 Geldigheidsduur van het certificaat

Onder verantwoordelijkheid van het CCvD-VD is een risicoanalyse opgesteld van de gevaren en de risico’s in het werkveld. Deze beoordeling is weergegeven in paragraaf 3.3. De risicoanalyse en de hieruit naar voor gekomen afbreukcriteria gelden als basis de maximale geldigheidsduur van het persoonscertificaat Vuurwerkdeskundige. Deze is door het CCvD-VD vastgesteld op 3 jaar.

4.5 Geldigheidscondities

Met betrekking tot de geldigheid van het certificaat worden condities gesteld. Indien niet voldaan wordt aan deze condities kan dit consequenties hebben voor het certificaat. De condities en de wijze waarop daarop door de CKI toegezien dient te worden, worden opgesteld door het CCvD-VD en vastgelegd in dit certificatieschema.

4.6 Klachtenregeling
Klachten over de CKI

Een adequate behandeling van klachten is belangrijk voor het creëren van vertrouwen in certificatie en belangrijk voor de bescherming van zowel de certificaathouders als de gebruikers van certificaten.

Aan een CKI worden onder meer de volgende eisen gesteld:

  • Een openbaar toegankelijke klachtenprocedure dient aanwezig te zijn.

  • de klachtenprocedure bevat minimaal het volgende: een beschrijving van het proces van ontvangen, onderzoeken en beoordelen van de klacht; de wijze van volgen van de klacht en acties als vervolg daarop; en de wijze waarop wordt verzekerd dat correctieve acties worden uitgevoerd.

  • De beslissing over de reactie op de klacht dient te worden genomen door personen die niet betrokken zijn bij het onderwerp van de klacht.

  • Indieners van klachten dienen, indien mogelijk, op de hoogte te worden gehouden van de ontvangst van de klacht, de voortgang van behandeling en de uitkomst.

Klachten over het bedrijf of de persoon

Indien de CKI klachten van derden, zoals een opdrachtgever, ontvangt over het voldoen aan dit schema door het bedrijf of de persoon die een aanvraag voor het certificaat heeft ingediend of certificaathouder is, dient de CKI de klager te verwijzen naar het bedrijf of de persoon. De CKI dient de klacht te betrekken bij de eerstvolgende beoordeling bij het betreffende bedrijf of de betreffende persoon.

Echter, indien het naar de mening van de CKI een ernstige klacht betreft, dient de CKI, naast de behandeling door het bedrijf of de persoon, zelf ook direct te beoordelen of de klacht gevolgen dient te hebben voor de beslissing m.b.t. certificatie. In dat geval dient de CKI af te wegen of het gewenst is een extra beoordeling uit te voeren. De kosten van deze extra beoordeling komen in beginsel voor rekening van de certificaathouder.

Klachtenregeling

Inleiding

In deze werkinstructie wordt de afhandeling van een klacht besproken. Voor iedere afzonderlijke klacht wordt een apart klachtenformulier ingevuld.

Werkwijze

Wanneer iemand probeert een klacht telefonisch of mondeling te melden, wordt aan hem/haar gevraagd deze schriftelijk te verwoorden. Als een klacht schriftelijk binnenkomt wordt deze meteen naar de kwaliteitsmanager gebracht en indien de klachtafhandelaar duidelijk is krijgt hij/zij meteen een kopie van de klacht.

De kwaliteitsmanager registreert de klacht op een klachtenformulier en stelt de directeur CKI op de hoogte van de klacht. De directeur van de CKI wijst de klachtafhandelaar aan. De kwaliteitsmanager vermeldt de klachtafhandelaar op het klachtenformulier en brengt de klachtafhandelaar schriftelijk op de hoogte van de klacht. De klachtafhandelaar informeert de indiener van de klacht schriftelijk over de ontvangst van de klacht.

Eenvoudige zaken

Klachtafhandelaar stuurt klacht door naar betrokken bedrijf/persoon; stelt indiener op de hoogte, legt een dossier aan t.b.v. de voortgangsbewaking en neemt de afhandeling van de klacht mee door bedrijf/persoon bij eerstvolgende beoordeling.

Ernstige klachten

Klachtafhandelaar beoordeelt de klacht en stelt vast of de klacht een incident betreft of dat de klacht moet leiden tot een aanpassing in de werkwijze.

Indien het een incident betreft, wordt de indiener daarvan op de hoogte gesteld. De klachtafhandelaar bedenkt samen met de indiener binnen drie weken na het indienen van de klacht een oplossing voor de afhandeling en betrekt bedrijf/persoon hierbij.

De oplossing zoals die met de indiener is besproken wordt vastgelegd op het klachtenformulier. Hier wordt tevens vermeld dat het gaat om een incident.

Indien de klacht een aanpassing van de werkwijze vergt bedenkt de klachtafhandelaar binnen 10 dagen een verbetervoorstel en bespreekt dit met de kwaliteitsmanager en betrekt bedrijf/persoon hierbij. Het verbetervoorstel moet een structurele verbetering inhouden van de werkwijze. Het verbetervoorstel wordt ingevuld op het klachtenformulier.

De klachtafhandelaar stelt de indiener op de hoogte van de afhandeling van de klacht.

De kwaliteitsmanager maakt de gewijzigde werkwijze bekend.

De kwaliteitsmanager start, indien nodig, een vervolgonderzoek naar de invoering van het verbetervoorstel. De bevindingen worden vastgelegd op het klachtenformulier. Het klachtenformulier wordt gearchiveerd.

4.7 Bezwaarprocedure
Inleiding

Onderstaand worden de stappen beschreven die nodig zijn voor het afhandelen van een bezwaarschrift. Een dergelijk bezwaarschrift kan bijvoorbeeld ingediend worden tegen besluiten van de CKI inzake het niet (opnieuw) verlenen, schorsen of intrekken van een certificaat.

Werkwijze

Algemeen:

  • Een door of namens de CKI genomen besluit, dat is een definitieve uitslag of eindoordeel, wordt schriftelijk ter kennis van de belanghebbende gebracht.

  • Onder een besluit wordt tevens verstaan het weigeren te beslissen of het niet tijdig nemen van een beslissing.

  • De CKI stelt de belanghebbende in haar correspondentie in kennis van de mogelijkheid van het indien van een bezwaarschrift door middel van de volgende clausule:

    ‘Ingevolge de CKI procedure ‘bezwaarschriftprocedure’ kan door een belanghebbende met betrekking tot dit besluit een bezwaarschrift ingediend worden. Daartoe moet binnen zes weken na de datum van verzending van het besluit een bezwaar worden ingediend bij de CKI. In het bezwaarschrift moet gemotiveerd worden aangegeven waarom het gegeven besluit niet juist gevonden wordt. Verzocht wordt bij het bezwaarschrift een kopie van het bestreden besluit toe te voegen.’

  • Het bezwaarschrift dient in ieder geval de volgende elementen te bevatten:

    • naam en adres indiener

    • dagtekening

    • een omschrijving van het bestreden besluit

    • de gronden van het bezwaar.

  • Het bezwaarschrift schort de werking van het besluit niet op.

  • Het bezwaarschrift leidt tot heroverweging van het besluit waartegen het is gericht.

Het bezwaar wordt niet-ontvankelijk verklaard:

  • indien niet aan de gestelde termijn van indienen wordt voldaan. Dit geldt niet als de indiener aantoont dat hij redelijkerwijs niet in verzuim is geweest

  • in andere gevallen dan genoemd onder a, als geen gebruik gemaakt wordt van de door de CKI geboden gelegenheid tot verzuimherstel

  • het bezwaar wordt verder niet-ontvankelijk verklaard als het, bij het niet van toepassing zijn van een termijn, onredelijk laat wordt ingediend. Dit geldt uitsluitend wanneer het bezwaar betrekking heeft op het niet tijdig nemen van een besluit.

Procedure

  • De CKI neemt kennis van het bezwaarschrift en bevestigt binnen twee weken de ontvangst.

  • De CKI biedt gelegenheid tot het horen van de indiener.

  • Het bezwaarschrift wordt gemeld bij de kwaliteitsmanager die het bezwaar registreert.

  • Het horen betreft met name de vakinhoudelijke aspecten die geleid hebben tot het besluit en dient binnen in beginsel zes weken na het vaststellen dat een hoorprocedure aan de orde is, plaats te vinden.

  • Het horen kan geschieden door de CKI of door een of meer door de CKI benoemde ter zaken kundige(n). Het horen geschiedt door een persoon of personen die niet betrokken is/zijn geweest bij de voorbereiding van het besluit, en geen binding hebben met de belanghebbende.

  • Het horen geschiedt op een door de CKI te bepalen tijdstip binnen de gangbare kantooruren.

  • Relevante stukken kunnen tot 10 dagen voor de hoorzitting worden ingediend en liggen gedurende een week voor de zitting ter inzage.

  • Van het horen wordt afgezien indien het verzoek om herziening kennelijk niet-ontvankelijk of kennelijk ongegrond is, inmiddels aan het verzoek is tegemoetgekomen, of indien belanghebbende verklaart hiervan geen gebruik te maken.

  • Van het horen wordt een verslag gemaakt. Het verslag wordt bij de beslissing op het bezwaar gevoegd.

  • De hoorcommissie brengt tevens advies aan de CKI.

Beslissing op het bezwaarschrift

  • De CKI beslist aan de hand van de haar ter beschikking staande gegevens binnen zes weken, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken. De beslistermijn kan eenmaal met ten hoogste 6 weken worden verlengd. Daarna kan de termijn slechts met toestemming van de belanghebbende worden verlengd.

  • De CKI zal, bij het gegrond verklaren van het bezwaar, de beslissing herroepen en een nieuwe beslissing ter zake nemen.

  • Van haar beslissing op het bezwaar zal de CKI de onderbouwing en motivering aan belanghebbende meedelen.

Bestuursrechter

  • Indien de inhoud of strekking van de nieuwe beslissing de belanghebbende hiertoe aanleiding geeft, dient hij zich in voorkomend geval te wenden tot de bestuursrechter.

  • De CKI zal de belanghebbende in haar beslissing op bezwaar wijzen op deze mogelijkheid.

4.8 Register voor vakbekwaamheid

De CKI registreert de gegevens van de certificaathouder. Deze gegevens worden conform de overeenkomst met SCVE tenminste zo vaak als mutaties zich voordoen ter kennisgeving elektronisch verzonden aan het secretariaat van SCVE. De CKI zet een certificaatregister Vuurwerkdeskundige op conform wettelijke bepalingen. Dit register wordt via internet toegankelijk gemaakt. De CKI is verantwoordelijk voor het beheer van het register. Vanaf de website van SCVE wordt doorgelinkt naar de website van de CKI met daarop het certificaatregister.

4.9 Norminterpretatie

Het CCvD-VD dient te zorgen voor eenduidige norminterpretatie van dit WSCS-VD. Toch kan het voorkomen dat er in de operationele fase verschillende interpretaties bestaan van één of meerdere dit werkveldspecifieke certificatieschema gehanteerde begrippen.

Mocht het gebeuren dat certificaathouders, de CKI of andere belanghebbenden uiteenlopende definities hanteren en hierover meningsverschillen bestaan, dan dienen afwijkende interpretaties te worden voorgelegd aan het CCvD-VD.

5. Examenreglement

Dit reglement bevat bepalingen voor de voorbereiding, uitvoering en beoordeling van examens ten behoeve van het WSCS-VD.

5.1 Doelstelling

Dit examenreglement is onderdeel van het certificatieschema SCVE-VD. De examinering geschiedt onder verantwoordelijkheid van De CKI en bestaat uit de volgende delen:

  • Pyrotechnische Speciale Effecten: examen bestaande uit drie onderdelen;

  • Groot Vuurwerk: examen bestaande uit drie onderdelen;

  • Het bewerken, verwerken, verpakken, herverpakken, voormonteren, monteren en assembleren van professioneel vuurwerk in een inrichting: examen bestaande uit drie onderdelen.

5.2 De exameninstelling

De exameninstelling dient het examenreglement, zoals bedoeld in 5.1 te hanteren waarin de volgende zaken opgenomen dienen te zijn:

  • a) ingangsdatum van het certificaat;

  • b) eventuele entree-eisen voor deelname aan het examen (in dit geval zijn geen entree- eisen vastgesteld);

  • c) de aanvraagprocedure bij de CKI;

  • d) bevestiging van deelname en oproep;

  • e) identificatie van de deelnemers;

  • f) toelating en afwezigheid;

  • g) examenduur en wijze van examinering;

  • h) gedragsregels voor kandidaten;

  • i) regeling aangepast examen;

  • j) normen voor slagen en afwijzen;

  • k) bekendmaking van de uitslag door de CKI aan de kandidaat;

  • l) bewaartermijn van de examendocumenten zoals uitwerkingen en beoordelingsformulieren;

  • m) inzagerecht;

  • n) geldigheidsduur van het examenresultaat.

De exameninstelling en de CKI hebben zich aan elkaar verbonden door middel van een overeenkomst. De CKI dient zich hierbij te houden aan artikel 4.5 ‘subcontracting’ van ISO/IEC 17024. De CKI is verplicht aan SCVE te melden dat examens worden afgenomen door een externe exameninstelling en welke instelling het betreft.

5.3 Eisen te stellen aan het examenpersoneel

Examenpersoneel moet voldoen aan de algemene, vakinhoudelijke en onafhankelijkheidseisen van de CKI zoals opgenomen in competentieprofielen en andere relevante documenten. Het selectieproces moet garanderen dat examenpersoneel dat (een deel van) een examen afneemt ten minste voldoet aan de volgende eisen:

  • Algemeen:

    • Minimaal 1 jaar aantoonbare ervaring in het afnemen van examens;

    • Aantoonbaar geïnstrueerd door de exameninstelling m.b.t. de taken en verant- woordelijkheden en het hanteren van het examenreglement;

  • Vakinhoudelijk:

    • Beschikken over een geldig persoonscertificaat in het te examineren toepassingsgebied, dat wil zeggen PSE, GV of BT;

    • Beschikken over ten minste drie jaar werkervaring in het te examineren toepassingsgebied.

  • Onafhankelijkheid:

    • Niet als docent betrokken zijn geweest bij de opleiding van de te examineren kandidaten;

    • Geen persoonlijke of zakelijke banden hebben met de te examineren kandidaten. Indien examenpersoneel een potentieel belangenconflict heeft bij het examineren van een kandidaat, dient de CKI maatregelen te nemen om te garanderen dat de betrouwbaarheid en onpartijdigheid van het examen niet in diskrediet worden gebracht. Deze maatregelen dienen vastgelegd te worden.

Voor de aanstelling en begeleiding van nieuwe examinatoren, dient een exameninstelling te beschikken over een gedocumenteerde procedure.

5.4 Eisen te stellen aan het examen
5.4.1 Beslotenheid van examens

Medewerkers van de certificatie-/exameninstellingen dragen zorg voor de absolute geheimhouding van de examenopgaven, voor zover deze opgaven geen onderdeel uitma- ken van een publieke norm. Verificatie en implementatie hiervan dient te geschieden door de CKI. Medewerkers van de exameninstelling hebben een verklaring van geheim- houding ondertekend.

5.4.2 Algemene regels bij de uitvoering van examens

Te stellen eisen aan de examenlocatie zijn:

  • Invloeden van buitenaf mogen het examenproces niet beïnvloeden of verstoren;

  • Er dient een acceptabel klimaat te heersen (voldoende licht, verwarming, ventilatie, enzovoorts);

  • De ruimte voor het examen moet groot genoeg zijn om kandidaten op circa 1 meter van elkaar te plaatsen, zodat fraude wordt tegengaan;

  • Er dient een ruimte voor de opvang van de kandidaten beschikbaar te zijn;

  • Er dienen nabij de examenlocatie sanitaire voorzieningen beschikbaar te zijn;

  • nabij de locatie dient voor de toezichthouder een telefoon (bij voorkeur voorzien van een rechtstreekse buitenlijn) beschikbaar te zijn. Een mobiele telefoon voldoet ook;

  • voor elke kandidaat dient een tafel (minimaal circa 0,5 x 0,7 m) en stoel aanwezig te zijn en voor de toezichthouder(s) een bij voorkeur grotere tafel en stoel;

Te stellen eisen aan het examen zijn:

  • Voor het examen dienen op basis van het aantal te examineren kandidaten voldoende gebundelde opgaven en uitwerkpapier aanwezig te zijn.

  • Indien op één examenlocatie tijdens één examendag op twee verschillende momenten een theorie-examen wordt afgenomen, dienen er twee verschillende versies gebruikt te worden.

  • Uitgangspunt is dat een schriftelijk examen in de Nederlandse taal wordt afgenomen.

5.5 Beheer itembank

Elke exameninstelling is verantwoordelijk voor het beheer van haar eigen itembank. Dit geschiedt onder strikte geheimhouding door de examencommissie van de exameninstelling.

6. Toezicht

Het doel van het toezicht is om de vakbekwaamheid van gecertificeerd personeel te borgen. De CKI is verplicht te beoordelen of de certificaathouder voldoet aan de gestelde eisen. Afhankelijk van het onderwerp van certificatie, de periode van certificatie en de risicoanalyse wordt het toezicht ingevuld.

6.1 Medewerking aan toezicht

De certificaathouder is verplicht mee te werken aan toezicht door de CKI, de nationale accreditatie-instelling, de Inspectie SZW en eventuele andere overheidsinstanties. In de overeenkomst tussen de CKI en de certificaathouder worden de hiertoe benodigde bepalingen opgenomen.

6.2 Frequentie van het toezicht

Het toezicht dat de CKI uitoefent op certificaathouders bestaat uit:

  • het afhandelen van over certificaathouders ontvangen klachten en het onderzoeken van ontvangen informatie over bij de uitvoering van werkzaamheden gepleegde strafbare feiten.

  • het jaarlijks op basis van een aselecte steekproef van tenminste 5% van de certificaathouders beoordelen van de in hoofdstuk 13 voorgeschreven, door de certificaathouder bij te houden, registratie over de periode sinds de afgifte van het persoonscertificaat.

De CKI rapporteert jaarlijks aan het CCvD-VD over het aantal en de aard van de over certificaathouders ontvangen klachten en over de wijze waarop deze zijn afgehandeld en eventueel ingestelde sancties naar aanleiding hiervan, het op de certificaathouders uitgevoerde toezicht, de resultaten en eventueel ingestelde sancties naar aanleiding hiervan. Indien het CCvD-VD op basis van deze rapportages van mening is dat aanvullend toezicht gewenst is, kan door de minister van SZW, o.a. op advies van het CCvD-VD, worden besloten tot aanvullende dan wel alternatieve controles. In deze paragraaf zal in dat geval worden aangegeven uit waaruit deze controles dienen te bestaan, wat hun omvang dient te zijn en met welke frequentie de controles worden uitgevoerd.

6.3 De wijze van uitvoering van het toezicht

Een klacht over het handelen van een certificaathouder binnen het toepassingsgebied van het certificaat, kan door een belanghebbende worden ingediend bij de CKI of bij de certificaathouder zelf. In dit laatste geval is de certificaathouder verplicht deze klacht te registreren en meteen te melden aan de CKI. De certificaathouder is tevens verplicht constatering of verdenking door het bevoegd gezag van bij de uitvoering van werkzaamheden gepleegde strafbare feiten te registreren en meteen aan de CKI te melden.

Jaarlijks beoordeelt de CKI op basis van een aselecte steekproef van tenminste 5% van de certificaathouders de in hoofdstuk 13 voorgeschreven, door de certificaathouder bij te houden, registratie over de periode sinds de afgifte van het persoonscertificaat. Als werkervaringseis geldt hierbij dat aantoonbaar, tenminste tweemaal per periode van 12 maanden sinds de datum van afgifte van het persoonscertifcaat, betreffende soort arbeid binnen het toepassingsgebied Groot Vuurwerk c.q. Pyrotechnische Speciale Effecten is verricht. Dit dient te blijken uit het overleggen van tenminste twee werkplannen over elke periode van 12 maanden. Het werkplan dient te voldoen aan de eisen conform art. 4.9 1e lid Arbobesluit en zoals bedoeld in bijlage XI van de Arboregeling. Voor deze eis kan schriftelijk een gemotiveerd dispensatieverzoek ter besluitvorming worden ingediend bij het CCvD-VD. Deze eis is niet van toepassing bij de aanvraag voor een certificaat met een beperkt toepassingsgebied.

6.4 Verslag van bevindingen

De CKI stelt de certificaathouder schriftelijk en met opgave van redenen op de hoogte van zijn beslissing naar aanleiding van het klachtenonderzoek. Eventuele extra kosten die aan de maatregel zijn verbonden kunnen door de CKI aan de certificaathouder in rekening worden gebracht. De CKI stelt een verslag op van de bevindingen van het toezicht. Dit verslag wordt ter beschikking gesteld van de certificaathouder. Deze kan naar aanleiding hiervan een klacht of herzieningsverzoek indienen bij de CKI. De daarbij te volgen werkwijzen zijn beschreven in paragraaf 4.6 en 4.7 van onderhavig document.

6.5 Maatregelen (artikel 1.5 E Arbobesluit)

Indien blijkt dat een certificaathouder niet voldoet aan de eisen of normen in het werkveldspecifieke certificatieschema heeft dit op zo kort mogelijke termijn maatregelen door de CKI tot gevolg. Mogelijke maatregelen zijn het weigeren, schorsen of intrekken van het certificaat.

Schorsen van het certificaat vindt plaats indien feiten worden gesignaleerd:

  • tijdens een controle of een waarneming anderszins;

  • naar aanleiding van ontvangen meldingen van de certificaathouder;

  • naar aanleiding van bij de CKI ontvangen klachten;

  • naar aanleiding van ontvangen informatie over bij de uitvoering van werkzaamheden gepleegde strafbare feiten;

  • naar aanleiding van ontvangen informatie over gepleegde strafbare feiten die een relatie hebben met de werkzaamheden of de hierbij toegepaste middelen;

  • naar aanleiding van handelingen waardoor de veiligheid of de gezondheid van werknemers of derden in gevaar wordt gebracht;

  • die door de CKI als tekortkomingen worden aangemerkt. Voorbeelden van tekortkomingen zijn het niet naleven van de gedragscode vuurwerkdeskundige en het niet (volledig en/of tijdig) bijhouden van een registratie, zoals beschreven in hoofdstuk 13 van dit document.

Intrekken van het certificaat vindt plaats indien binnen de gestelde periode van schorsing door de certificaathouder geen adequate corrigerende maatregelen zijn getroffen.

Weigeren van het certificaat vindt plaats indien de aanvrager bij initiële certificatie niet voldoet aan de entreecriteria uit hoofdstuk 8 van dit document, dan wel bij hercertificatie niet voldoet aan de criteria uit hoofdstuk 11. Verder vindt weigering plaats indien van de aanvrager een eerder persoonscertificaat binnen het toepassingsgebied korter dan een jaar geleden is ingetrokken.

Er dient door de CKI informatie-uitwisseling met de Inspectie SZW plaats te vinden over geconstateerde gevaarlijke situaties bij werkzaamheden die door een afgegeven of nog af te geven certificaat worden gereguleerd en waardoor de veiligheid of de gezondheid van werknemers of derden in gevaar kan worden gebracht. Wanneer de CKI op enigerlei wijze dergelijke feiten signaleert, zal deze dit terstond telefonisch melden aan de Inspectie SZW. De melding zal door de CKI binnen 24 uur schriftelijk worden bevestigd aan de Inspectie SZW.

Indien er sprake is van een sanctie wordt dit aan de certificaathouder kenbaar gemaakt. Relevante informatie over de sanctie dient door de CKI ingebracht te worden in een centraal registratiesysteem. Tevens dient de Inspectie SZW hiervan in kennis gesteld te worden. De CKI zal, binnen 24 uur na het besluit tot het nemen van de sanctie, de Inspectie SZW hierover schriftelijk berichten.

Indien een certificaathouder na een intrekking opnieuw gecertificeerd wil worden dient dezelfde procedure doorlopen te worden als bij initiële certificatie. Bij het opleggen van een sanctie dient de CKI aan te geven (en te registreren) na welke periode certificatie weer is toegestaan. Opnieuw certificeren na een intrekking kan pas na een jaar na de datum van intrekking. De CKI dient voor verstrekking van een certificaat bij het centraal registratiesysteem te verifiëren of er geen sprake is van een intrekking met de daaraan gekoppelde wachtperiode.

Deel II: Normen

Deel II van dit WSCS-VD bevat de normen die gelden voor een certificaat voor vakbekwaamheid in een werkveld. Beschreven wordt achtereenvolgens:

  • het onderwerp van certificatie,

  • entreecriteria die gesteld worden om toegelaten te worden tot het certificeringsproces,

  • de eindtermen die gelden ten behoeve van het certificaat,

  • de wijze waarop het voldoen aan de eindtermen wordt beoordeeld en gerapporteerd,

  • de beoordeling die plaatsvindt bij hercertificatie,

  • te stellen eisen aan het certificaat,

  • geldigheidscondities.

7. Onderwerp van certificatie

Dit WSCS-VD is opgesteld door het CCvD-VD. Het betreft certificatie van vakbekwaamheid op het gebied van het uitvoeren van werkzaamheden met professioneel vuurwerk. Door het Ministerie van SZW is het schema vastgesteld middels een statische verwijzing in de Arboregeling. Dit vastgestelde schema vervangt daarmee eerdere versies.

De te certificeren vakbekwaamheid betreft:

  • Groot Vuurwerk (het ter plaatse tot ontbranding brengen, opbouwen, installeren, monteren, assembleren en na ontbranding verwijderen, het bewerken in een inrichting als bedoeld in artikel 3.2.1 van het Vuurwerkbesluit, afgekort: GV);

  • Pyrotechnische Speciale Effecten (het ter plaatse tot ontbranding brengen, opbouwen, installeren, monteren, assembleren en na ontbranding verwijderen van pyrotechnische speciale effecten, het bewerken in een inrichting als bedoeld in artikel 3.2.1 van het Vuurwerkbesluit, afgekort: PSE);

  • Het verwerken, verpakken en herverpakken van professioneel vuurwerk in een inrichting (beperkt toepassingsgebied: het tot ontbranding brengen, opbouwen, installeren, monteren, assembleren, na ontbranding verwijderen en bewerken, (voor)monteren en assembleren is uitgesloten, afgekort: BT).

8. Certificatiecriteria

Voor de eerste afgifte van het wettelijk verplichte WSCS-VD volgt onderstaand een opsomming van de eisen. Kandidaat dient te voldoen aan de volgende entreecriteria:

  • Beschikken over een voor het toepassingsgebied relevant getuigschrift c.q. diploma dat afgegeven is door een door de CKI geaccepteerde exameninstelling zoals beschreven in hoofdstuk 5. De geldigheidsduur van het persoonscertificaat is gelimiteerd tot maximaal drie jaar na de datum waarop het getuigschrift/diploma is behaald.

  • Aantoonbaar minimaal tien maal betreffende soort arbeid binnen het toepassingsgebied Groot Vuurwerk c.q. Pyrotechnische Speciale Effecten hebben verricht onder toezicht van (een) certificaathouder(s) in de vijf jaar voorafgaand aan de aanvraag. De CKI vraagt hiertoe onderliggende werkplannen of informatie ter inzage op.Het werkplan dient te voldoen aan de eisen conform art. 4.9 1e lid Arbobesluit en zoals bedoeld in bijlage XI van de Arboregeling. Deze eis geldt niet voor het toepassingsgebied ‘Het bewerken, verwerken, verpakken, herverpakken, voormonteren, monteren en assembleren van professioneel vuurwerk in een inrichting’.

  • Zich conformeren aan de gedragscode en dienovereenkomstig handelen.

  • Beschikken over een recente (niet ouder dan zes maanden) Verklaring Omtrent Gedrag in relatie tot het toepassingsgebied van het certificaat.

9. Eindtermen

De kandidaat voldoet aan de volgende eindtermen en is dientengevolge vakbekwaam.

9.1 Algemene eindtermen professioneel vuurwerk, pyrotechniek, veiligheid en gezondheid
  • 1. De deskundige dient kennis te hebben van de geldende wet- en regelgeving die betrekking heeft op het werken met professioneel vuurwerk.

  • 2. De deskundige dient kennis te hebben van de verschillende aspecten van de pyrotechniek.

    • 2.1. De deskundige dient kennis te hebben van de geschiedenis en ontwikkeling van pyrotechnische effecten.

    • 2.2. De deskundige dient kennis te hebben van de eigenschappen van pyrotechnische mengsels die in professioneel vuurwerk worden toegepast.

    • 2.3. De deskundige dient grondige kennis te hebben van materiaaleigenschappen met betrekking tot gevoeligheid.

  • 3. De deskundige dient kennis hebben van de verschillende aspecten van veiligheid en gezondheid, het voorkomen van inademen of inslikken bij het werken met professioneel vuurwerk.

    • 3.1. De deskundige dient een grondige kennis te hebben van de manier waarop veilig gewerkt moet worden met professioneel vuurwerk.

    • 3.2. De deskundige dient te beschikken over grondige kennis en vaardigheid met betrekking tot wijze waarop gehandeld moet worden bij calamiteiten.

    • 3.3. De deskundige dient inzicht te hebben in situaties waarbij brandend materiaal tot veiligheidsproblemen kan leiden. Hij dient de aanwezige brandblusmiddelen te kunnen hanteren.

    • 3.4. De deskundige dient een grondige kennis te hebben van de benodigde persoonlijke beschermingsmiddelen.

9.2 Eindtermen groot vuurwerk
  • 4. De deskundige dient een grondige kennis te hebben van materialen die bij het werken met groot vuurwerk toegepast worden.

    • 4.1. De deskundige dient een grondige kennis te hebben van de verschillende soorten groot vuurwerk.

    • 4.2. De deskundige dient kennis te hebben van het gereedschap en de hulpmiddelen die gebruikt worden tijdens het werken met groot vuurwerk.

    • 4.3. Grondige kennis is nodig waar het gaat om gereedschap dat gebruikt wordt bij het verwerken van pyrotechnische mengsels en half- en eindfabrikaten van groot vuurwerk.

    • 4.4. De deskundige dient grondige kennis te hebben van de benodigde materialen alsook de inspectie van die materialen te kunnen uitvoeren.

    • 4.5. De deskundige dient een grondige kennis te hebben met betrekking tot de materiaal- keuze voor mortieren.

    • 4.6. De deskundige dient een grondige kennis te hebben van de plaatsing van mortier- buizen.

    • 4.7. De deskundige dient een grondige kennis te hebben van de manier waarop mortier- buizen geïnspecteerd moeten worden.

    • 4.8. De deskundige dient een grondige kennis te hebben van de oorzaken en effecten van disfunctionering van mortieren.

    • 4.9. De deskundige dient een grondige kennis te hebben van de verschillende ontstekingsmiddelen.

    • 4.10. De deskundige dient een grondige kennis te hebben van mogelijke halffabrikaten en losse pyrotechnische middelen.

  • 5. De deskundige dient een grondige kennis en vaardigheid te bezitten ten aanzien van het veilig tot ontbranding brengen van groot vuurwerk.

    • 5.1 De deskundige dient een grondige kennis en vaardigheid te bezitten met betrekking tot het opstellen van het werkplan.

    • 5.2 De deskundige dient grondige kennis en vaardigheid te bezitten met betrekking tot de wijze waarop een show moet worden opgebouwd.

    • 5.3 De deskundige dient grondige kennis en vaardigheid te hebben met betrekking tot het gereedmaken van het terrein.

    • 5.4 De deskundige dient een grondige kennis en vaardigheid te bezitten met betrekking tot veiligheidsaspecten bij het uitladen en de opslag van vuurwerkartikelen.

    • 5.5 De deskundige dient kennis en vaardigheid te bezitten met betrekking tot de manier waarop delen van de show vooraf kunnen worden voorbereid en het vooraf opbouwen van stellages.

    • 5.6 De deskundige dient een grondige kennis en vaardigheid te hebben met betrekking tot losse pyrotechnische mengsels.

    • 5.7 De deskundige dient grondige kennis en vaardigheid te bezitten met betrekking tot opstellingen.

    • 5.8 De deskundige dient een grondige kennis en vaardigheid te bezitten met betrekking tot het opstellen van de vuurwerkartikelen

    • 5.9 De deskundige dient een grondige kennis en vaardigheid te bezitten met betrekking tot het handmatig tot ontbranding brengen van alle vormen van groot vuurwerk.

    • 5.10 Grondige kennis en vaardigheid is vereist met betrekking tot het aansluiten en het veilige gebruik van elektrische ontstekers.

    • 5.11 De deskundige dient een grondige kennis en vaardigheid te bezitten met betrekking tot het tot ontbranding brengen van grootvuurwerkartikelen.

    • 5.12 De deskundige dient kennis en vaardigheid te bezitten met betrekking tot het tot ontbranding brengen van groot vuurwerk in bijzondere situaties.

    • 5.13 De deskundige dient een grondige kennis en vaardigheid te bezitten met betrekking tot het veilig omgaan met weigeraars.

    • 5.14 De deskundige dient een grondige kennis en vaardigheid te bezitten met betrekking tot het afbouwen van shows.

    • 5.15 De deskundige dient een grondige kennis en vaardigheid te bezitten met betrekking tot het veilig verwijderen en onschadelijk maken van weigeraars.

9.3 Eindtermen pyrotechnische speciale effecten
  • 6. De deskundige dient een grondige kennis te hebben van materialen die bij het werken met pyrotechnische speciale effecten toegepast worden.

    • 6.1 De deskundige dient een grondige kennis te hebben van de verschillende soorten vuurwerk en van de wijze waarop deze veilig tot ontbranding kunnen worden gebracht.

    • 6.2 De deskundige dient kennis te hebben van het gereedschap en de hulpmiddelen die gebruikt worden tijdens het werken met pyrotechnische speciale effecten.

    • 6.3 Grondige kennis is nodig waar het gaat om gereedschap dat gebruikt wordt bij het verwerken van pyrotechnische mengsels en half- en eindfabrikaten van pyrotechnische speciale effecten.

    • 6.4 De deskundige dient grondige kennis te hebben van de benodigde materialen alsook de inspectie van die materialen te kunnen uitvoeren.

    • 6.5 Grondige kennis is vereist van elektrische ontstekers voor vuurwerkartikelen.

    • 6.6 De deskundige dient een grondige kennis te hebben van losse pyrotechnische middelen.

  • 7. De deskundige dient een grondige kennis en vaardigheid te bezitten ten aanzien van het veilig tot ontbranding brengen van pyrotechnische speciale effecten.

    • 7.1 De deskundige dient een grondige kennis en vaardigheid te bezitten met betrekking tot het opstellen van het werkplan.

    • 7.2 De deskundige dient grondige kennis en vaardigheid te bezitten met betrekking tot de wijze waarop een show moet worden opgebouwd.

    • 7.3 De deskundige dient grondige kennis en vaardigheid te hebben met betrekking tot het gereedmaken van het theater.

    • 7.4 De deskundige dient een grondige kennis en vaardigheid te bezitten met betrekking tot veiligheidsaspecten bij het uitladen en de opslag van vuurwerkartikelen.

    • 7.5 De deskundige dient grondige kennis en vaardigheid te bezitten met betrekking tot opstellingen.

    • 7.6 De deskundige dient een grondige kennis en vaardigheid te hebben met betrekking tot losse pyrotechnische mengsels.

    • 7.7 Grondige kennis en vaardigheid is vereist met betrekking tot het aansluiten en het veilige gebruik van elektrische ontstekers.

    • 7.8 De deskundige dient een grondige kennis en vaardigheid te bezitten met betrekking tot het tot ontbranding brengen van pyrotechnische speciale effecten.

    • 7.9 De deskundige dient een grondige kennis en vaardigheid te bezitten met betrekking tot het afbouwen van shows.

    • 7.10 De deskundige dient een grondige kennis en vaardigheid te bezitten met betrekking tot het veilig verwijderen en onschadelijk maken van weigeraars.

10. Toetsmethodiek bij Initiële certificatie
10.1 Toetstermen

Elke eindterm wordt uitgewerkt in toetstermen. Deze toetstermen zijn in onderstaande schema’s geordend per eindterm. Bij de uitwerking van de eindtermen is uitgegaan van de stand van de techniek.

10.1.1 Algemene toetstermen professioneel vuurwerk, pyrotechniek, veiligheid en gezondheid

1 Wetgeving

De deskundige dient kennis te hebben van de geldende wet- en regelgeving die betrekking heeft op het werken met professioneel vuurwerk. Hiertoe behoort in ieder geval de regelgeving op het gebied van:

1.1

arbeidsveiligheid (arbeidsomstandighedenwetgeving)

1.2

externe veiligheid

1.3

milieu (Vuurwerkbesluit, Wet milieubeheer)

1.4

Grondige kennis van vervoer en verpakking van ontplofbare stoffen (ADR/VLG);

1.5

wettelijke aansprakelijkheid

1.6

locale regelgeving: Algemene plaatselijke verordening

 

Toelichting

In algemene zin zijn met het oog op de veiligheid en de gezondheid van belang de Arbeidsomstandighedenwet 1998, het Arbeidsomstandighedenbesluit en de Arbeidsomstandighedenregeling; voor het werken met professioneel vuurwerk in het bijzonder zijn dit het Vuurwerkbesluit, artikel 4.9 Arbobesluit, de artikelen 4.17a , b, c en d en 9.2 Arboregeling en de Wet explosieven voor civiel gebruik. De Wet explosieven voor civiel gebruik is niet van toepassing op pyrotechnische artikelen (ar- tikel 2, aanhef en onder b.). Grootvuurwerkbedrijven voeren aan en gebruiken klasse 1 stoffen, waaronder zwart buskruit. Op deze stoffen is laatstgenoemde wet wel van toepassing. Vervoer en verpakking van professioneel vuurwerk komen aan de orde in de Regeling vervoer over land van gevaarlijke stoffen.

2.1 Pyrotechniek, geschiedenis en ontwikkeling

De deskundige dient kennis te hebben van:

2.1.1

de geschiedenis en ontwikkeling van pyrotechnische effecten

2.1.2

de processen waardoor onder meer licht-, knal- en flitseffecten worden veroorzaakt en waardoor de voortstuwing en uitstoot van projectielen wordt bewerkstelligd

2.1.3

nieuwe ontwikkelingen op het gebied van pyrotechniek, in het bijzonder met betrek- king tot professioneel vuurwerk

 

Toelichting

In de pyrotechniek wordt gebruik gemaakt van specifieke grondstoffen, te weten oxidatoren, reductoren en hulpstoffen. Hij dient inzicht te hebben in de toepassingsgebieden en karakteristieke eigenschappen van deze grondstoffen, alsook in de kenmerken waaraan de grondstoffen herkend kunnen worden, zoals kleur, vorm etc. Daarbij aantekenend dat enkele veel gebruikte oxidatoren wit zijn zodat deze op kleur niet te onderscheiden zijn.

2.2 Pyrotechnische mengsels

De deskundige dient kennis te hebben van:

2.2.1

de eigenschappen van pyrotechnische mengsels die in professioneel vuurwerk wor- den toegepast

2.2.2

de redenen waarom bepaalde mengsels worden gebruikt en in de effecten die met die mengsels gecreëerd kunnen worden

2.2.3

welke mengsels gebruikt kunnen worden voor rook-, geluid (knal en fluit)-, licht-, vertragingseffecten en voor de uitstoot of voortstuwing van projectielen. Met name kennis over de toepassing van zwart buskruit (massa explosief) is hierbij van belang, alsook ervaring met zwart buskruit. In het bijzonder verdient aandacht de sa- menstelling van zwart buskruit, de mogelijke variaties in samenstelling, de toepassingen van de diverse samenstellingen van zwart buskruit en hun eigenschappen.

2.3 Materiaaleigenschappen met betrekking tot gevoeligheid

De deskundige dient grondige kennis te hebben van:

2.3.1

begrippen als slag-, stoot- en wrijvingsgevoeligheid, vochtgevoeligheid, ontsteektemperatuur en gevoeligheid voor statische elektriciteit, en

2.3.2

welke invloed deze gevoeligheden hebben op de manier waarop met professioneel vuurwerk gewerkt moet worden om integrale (arbeids- en externe) veiligheid te garanderen

3.1 Veilig werken

De deskundige dient grondige kennis te hebben van:

3.1.1

de benodigde materialen die gevaarsaspecten hebben voor veiligheid en gezondheid

3.1.2

een goede voorbereiding (procedures)

3.1.3

een rustige manier van werken

3.1.4

de juiste werkkleding en persoonlijke beschermingsmiddelen

3.1.5

gereedschappen

3.1.6

controle van de gebruikte explosieveilige elektrische apparatuur (NPR 7910-2)

3.1.7

het gebruik en hanteren van (kleine) blusmiddelen

3.1.8

duidelijke afspraken over werkverdeling en verantwoordelijkheden.

3.1.9

de deskundige dient te kunnen werken aan de hand van procedures en checklisten en dient deze ook te kunnen opstellen.

 

Toelichting

Het werken met procedures en checklisten die opgesteld zijn op basis van ervaring kan er voor zorgen dat eerder voorgekomen problemen zich niet herhalen.

3.2 Calamiteiten

3.2.1

De deskundige dient te beschikken over grondige kennis en vaardigheid met betrekking tot de wijze waarop gehandeld moet worden bij calamiteiten.

 

Toelichting

Hoewel openbare diensten zoals ambulancedienst, brandweer en politie bij calamiteiten voor een bepaald deel de verantwoordelijkheid op zich zullen nemen, ligt de eindverantwoordelijkheid voor het vuurwerk bij de deskundige.

3.3 Brandveiligheid

3.3.1

De deskundige dient inzicht te hebben in situaties waarbij brandend materiaal tot veiligheidsproblemen kan leiden.

3.3.2

De deskundige de aanwezige brandblusmiddelen te kunnen hanteren.

3.4 Beschermingsmiddelen

3.4.1

De deskundige dient een grondige kennis te hebben van de benodigde persoonlijke beschermingsmiddelen, zoals veiligheidshelm, gehoorbescher-ming, brandwerende handschoenen (afsteken professioneel vuurwerk met toorts), overall, veiligheidsschoenen, gelaatsmasker, adembescherming (dit zowel in verband met giftige grondstoffen als met verbrandingsproducten vrijkomend niet alleen als gas maar ook in rookdeeltjes als barium, strontium etc.).

3.4.2

De deskundige dient te weten in welke omstandigheden de betreffende beschermingsmiddelen moeten worden gebruikt.

10.1.2 Toetstermen groot vuurwerk

4.1 Soorten groot vuurwerk

De deskundige dient een grondige kennis te hebben van de verschillende soorten groot vuurwerk, zoals:

4.1.1

grond-, laag- en hoogvuurwerk

4.1.2

watervuurwerk

4.1.3

fonteinen

4.1.4

Romeinse kaarsen

4.1.5

flowerbeds

4.1.6

vuurpijlen

4.1.7

mortierbommen

4.1.8

en op welke wijze daarmee veilig kan worden gewerkt

 

Toelichting

Alleen door op de hoogte te zijn van de grote verscheidenheid aan artikelen en toegepaste constructies en de verscheidenheid in opbouw, en vooral door ervaring te hebben met de effecten die hiermee kunnen worden bereikt, is hij in staat om een voorstelling of evenement zo goed en zo veilig mogelijk uit te voeren.

4.2 Gereedschap en hulpmiddelen

De deskundige dient kennis te hebben van het gereedschap en de hulpmiddelen die gebruikt worden tijdens het werken met groot vuurwerk.

4.2.1

Kennis is nodig van gereedschap en materiaal dat gebruikt kan worden voor het bouwen van rekken waarop vuurwerk gemonteerd moet worden, voor het bouwen van stellages, mortierrekken, houders voor fonteinen, Romeinse kaarsen, etc.

 

Toelichting

Niet alleen het monteren van de pyrotechnische artikelen maar ook de stevigheid van stellages is van belang.

4.3 Materiaal

4.3.1

Grondige kennis is nodig waar het gaat om gereedschap dat gebruikt wordt bij het verwerken van pyrotechnische mengsels en half- en eindfabrikaten van groot vuurwerk.

 

Toelichting

Omdat vooral bij het werken met mengsels en halffabrikaten de kans op ontsteking door vonken groot is, wordt hierbij gebruik gemaakt van speciaal vonkvrij gereedschap. In deze fase van het werken met groot vuurwerk moet extra aandacht besteed worden aan de manier van werken. Welk gereedschap gebruiken bij/voor welk materiaal.

4.4 Inspectie van materialen

4.4.1

De deskundige dient grondige kennis te hebben van de benodigde materialen alsook de inspectie van die materialen te kunnen uitvoeren.

4.4.2

Hij dient kennis te hebben van veel voorkomende gebreken en hoe die geconstateerd kunnen worden. Dit betreft het controleren van vuurwerkartikelen op scheuren, lekkage van kruit, gebroken lont, opengescheurde omhullingen, inwerking van vocht, gebroken vuurpijlstokken, etc.

 

Toelichting

Door het grondig inspecteren van de te gebruiken artikelen wordt voorkomen dat onnodig gevaarlijke situaties ontstaan.

4.5 Mortieren – materiaalkeuze

4.5.1

De deskundige dient een grondige kennis te hebben om een uit oogpunt van veiligheid verantwoorde materiaalkeuze voor mortieren, lengte van de buis en type mortierbom te kunnen maken.

 

Toelichting

Saluutschoten kunnen bijvoorbeeld beter niet afgeschoten worden uit stalen mortieren, terwijl meerslagsbommen beter niet uit kartonnen mortieren verschoten kunnen worden. Bij het gebruik van stalen mortieren, dienen deze naadloos te zijn uitgevoerd, gelet op scherfwerking bij deflagratie van een mortierbom in het mortier. De lengte van de mortieren is van belang voor de hoogte die het projectiel moet behalen.

4.6 Mortieren – plaatsing

De deskundige dient een grondige kennis te hebben van:

4.6.1

het gebruik van mortierbuizen

4.6.2

het vastzetten en ingraven van buizen

4.6.3

onderlinge afstanden tussen mortierbuizen

4.6.4

al dan niet van dezelfde diameter

4.6.5

het gebruik van mortieren in zogenaamde mortierrekken

 

Toelichting

Indien het veld het toelaat kunnen mortieren direct in de grond ingegraven worden. Het is echter ook mogelijk de mortieren in zogenaamde oliedrums te zetten waarna de drums opgevuld kunnen worden met zand. Een andere mogelijkheid is het ge- bruik van goed verankerde houten mortierrekken.

4.7 Mortieren – inspectie

4.7.1

De deskundige dient een grondige kennis te hebben van de manier waarop mortier- buizen geïnspecteerd moeten worden.

4.7.2

Kritieke punten van een buis, zoals vervorming, scheuren, corrosie etc., moeten be- kend zijn.

 

Toelichting

In mortierbuizen ontstaan zeer hoge, kortstondige drukken door sterke explosies. Het is daarom van groot belang dat ze telkens voor gebruik grondig geïnspecteerd wor- den op onregelmatigheden.

4.8 Mortieren – disfunctionering

De deskundige dient een grondige kennis te hebben van:

4.8.1

de oorzaken en effecten van disfunctionering van losse mortieren en van in groepsverband opgestelde mortieren (onder disfunctioneren wordt verstaan het niet goed functioneren, waarbij gevaar voor gezondheid en veiligheid bestaat)

4.8.2

de maatregelen die genomen moeten worden om disfunctionering te voorkomen

4.9 Ontstekingsmiddelen

De deskundige dient:

4.9.1

grondige kennis te hebben van de verschillende ontstekingsmiddelen

4.9.2

grondige kennis te hebben van het handmatig tot ontbranding brengen van vuur- werkartikelen door middel van lont

4.9.3

kennis te hebben van de verscheidenheid aan lontsoorten, de toepassingen voor de verschillende trage en of snelle lontsoorten en de toepassingswijze

4.9.5

kennis te hebben van de opbouw en de werking van elektrische ontstekers

4.9.5

kennis te hebben van de toepassing van de randapparatuur waarmee ontstekers kunnen worden aangestuurd

Dit kan variëren van eenvoudige schietkasten tot radiografisch of computergestuurde afvuurinstallaties. Dit houdt tevens in dat de deskundige niet slechts op de hoogte is van de ontwikkelingen op het gebied van de pyrotechniek maar ook van geavanceer- de afvuurinstallaties.

 

Toelichting

Computergestuurd vuurwerk komt met name voor bij pyrotechnische speciale effecten; kennis over de toepassing van deze apparatuur is noodzakelijk.

4.10 Halffabrikaten en losse pyrotechnische middelen

4.10.1

De deskundige dient een grondige kennis te hebben van mogelijke halffabrikaten en losse pyrotechnische middelen, bijvoorbeeld zwart buskruit en losse sterren.

5.1 Werkplan

De deskundige dient een grondige kennis en vaardigheid te bezitten met betrekking tot:

5.1.1

het opstellen van het werkplan, bedoeld in artikel 4.9, eerste lid, van het Arbobesluit

5.1.2

het overleggen van het werkplan bij de aanvraag om toestemming van gedeputeerde staten, bedoeld in artikel 3.3.4, eerste lid, van het Vuurwerkbesluit.

 

Toelichting

Het opstellen van een werkplan dwingt de deskundige tot een grondige voorberei- ding waarbij tevens de mogelijkheid ontstaat om (van te voren) overleg te plegen over de show, hetzij met collega’s, hetzij met gedeputeerde staten die toestemming moeten geven, hetzij met de andere betrokken instanties, bedoeld in artikel 3.3.4, vierde en vijfde lid, van het Vuurwerkbesluit (gedeputeerde staten die de toepas- singsvergunning hebben verleend; de betrokken luchtvaartdienst, de commandant van de regionale brandweer en de burgemeester van de gemeente waar het vuurwerk tot ontbranding wordt gebracht), hetzij, ter plaatse van het tot ontbranding brengen, met de Arbeidsinspectie.

5.2 Opbouwen van shows

5.2.1

De deskundige dient grondige kennis en vaardigheid te bezitten met betrekking tot de wijze waarop een show moet worden opgebouwd. Dit omvat alle aspecten met betrekking tot voorbereiding, uitvoering en afbouw van de show.

5.3 Opbouwen van shows – gereed maken terrein

5.3.1

De deskundige dient grondige kennis en vaardigheid te hebben met betrekking tot het gereedmaken van het terrein.

 

Toelichting

Onnodige obstakels dienen te worden verwijderd en het terrein moet worden afgezet om de show veilig te kunnen opbouwen. Gedurende het tot ontbranding brengen is het mogelijk dat brandend materiaal op de grond terecht komt. Daarom moet brandbaar materiaal zoveel mogelijk verwijderd worden. Ook obstakels die het rondlopen tijdens het tot ontbranding brengen belemmeren dienen zoveel mogelijk te worden verwijderd.

5.4 Opbouwen van shows – opslag en verladen van vuurwerkartikelen

5.4.1

De deskundige dient een grondige kennis en vaardigheid te bezitten met betrekking tot veiligheidsaspecten bij het uitladen en de opslag van vuurwerkartikelen.

 

Toelichting

Hij dient altijd rekening te houden met de mogelijkheid dat artikelen tijdens transport beschadigen, waardoor kruit kan vrijkomen. Kruit op de laadvloer kan tot ontsteking komen wanneer zware dozen daarover geschoven worden. Aangezien tijdens het verladen grote hoeveelheden explosief materiaal bij elkaar liggen, is dit bijzonder gevaarlijk. In dit verband moet onder grote hoeveelheden worden verstaan een zodanige hoeveelheid dat ontsteking een ernstige calamiteit tot gevolg kan hebben. Het tot ontbranding brengen van flowerbeds die omgekeerd zijn vervoerd kan tot ongelukken leiden. Verder moet een veilige plaats gecreëerd zijn waarin de pyrotechnische artikelen voor of tijdens de vuurwerkshow veilig kunnen worden opgeslagen.

5.5 Opbouwen van shows – delen van shows en stellages

De deskundige dient kennis en vaardigheid te bezitten met betrekking tot:

5.5.1

de manier waarop delen van de show vooraf kunnen worden voorbereid

5.5.2

het vooraf opbouwen van stellages

 

Toelichting

Met name stellages waarop afbeeldingen zijn aangebracht die bestaan uit onderling met snellont doorverbonden fonteinen worden vooraf geassembleerd.

5.6 Opbouwen van shows – losse mengsels etc.

De deskundige dient een grondige kennis en vaardigheid te hebben met betrekking tot:

5.6.1

de gevaarsaspecten voor milieu en gezondheid

5.6.2

het veilig kunnen omgaan met losse pyrotechnische mengsels, sterren, halffabrikaten en eindfabrikaten

 

Toelichting

Vooral het werken met losse pyrotechnische middelen in combinatie met half- en eindfabrikaten kan een gevaarlijke situatie opleveren. Daarom is het noodzakelijk dat gewerkt wordt aan de hand van werkprocedures.

5.7 Opbouwen van shows – opstellen van opstellingen

5.7.1

De deskundige dient grondige kennis en vaardigheid te bezitten met betrekking tot het opstellen van de opstellingen, zodat die tijdens het afvuren goed en veilig blijven staan.

 

Toelichting

Mortieren dienen bijvoorbeeld te worden ingegraven in de grond of in grote zandbakken. Mortierrekken en rekken voor Romeinse kaarsen dienen goed vastgezet te worden. Grote, hoge opstellingen dienen bijvoorbeeld met staalkabels zodanig vastgezet te worden dat sterke wind geen gevaar kan veroorzaken.

5.8 Opbouwen van shows – opstellen van vuurwerkartikelen

5.8.1

het klaarzetten van de vuurwerkartikelen

5.8.2

het opstellen van stellages

5.8.3

het laden van mortieren

5.8.4

het klaarzetten van vuurpijlen

5.8.5

Romeinse kaarsen

5.8.6

het doorverbinden van lonten etc.

 

Toelichting

Rekening moet worden gehouden met bijvoorbeeld de mogelijkheid dat artikelen voortijdig tot ontbranding kunnen komen.

5.9 Opbouwen van shows – handmatig tot ontbranding brengen

5.9.1

De deskundige dient een grondige kennis en vaardigheid te bezitten met betrekking tot het handmatig tot ontbranding brengen van alle vormen van groot vuurwerk.

 

Toelichting

Het feit dat de afsteker bij het handmatig tot ontbranding brengen zeer dicht bij het functionerende vuurwerkartikel staat, brengt extra risico ten opzichte van het niet met de hand afsteken met zich mee. De toorts of fakkel dient wind- en regenbestendig te zijn en niet een te grote vlam te hebben.

5.10 Opbouwen van shows – elektrische ontstekers

5.10.1

Grondige kennis en vaardigheid is vereist met betrekking tot het aansluiten en het veilige gebruik van elektrische ontstekers.

 

Toelichting

Voor het elektrisch controleren en doormeten is het noodzakelijk dat de circuits van serie- en parallelschakelingen doorgerekend kunnen worden om te kunnen vaststel- len of het circuit de juiste weerstand heeft. Voorkomen dient te worden dat door neervallende stukken leidingen kunnen worden beschadigd.

5.11 Tot ontbranding brengen van vuurwerkartikelen – algemeen

De deskundige dient een grondige kennis en vaardigheid te bezitten met betrekking tot het tot ontbranding brengen van grootvuurwerkartikelen. Dit omvat:

5.11.1

het handmatig en elektrisch tot ontbranding brengen

5.11.2

de taakverdeling tussen de verschillende deskundigen onderling en tussen de des- kundige en de personen die onder zijn voortdurend toezicht werkzaam zijn

5.12 Tot ontbranding brengen van vuurwerkartikelen – bijzondere situaties

5.12.1

De deskundige dient kennis en vaardigheid te bezitten met betrekking tot het tot ontbranding brengen van groot vuurwerk in bijzondere situaties.

 

Toelichting

Vuurwerkshows kunnen opgebouwd worden op bijvoorbeeld pontons, bruggen of gebouwen, waarbij elke situatie speciale veiligheidsaspecten heeft.

5.13 Tot ontbranding brengen van vuurwerkartikelen – weigeraars

5.13.1

De deskundige dient een grondige kennis en vaardigheid te bezitten met betrekking tot het veilig omgaan met weigeraars.

 

Toelichting

Weigeraars moeten in de eerste plaats gemarkeerd worden en mogen nooit opnieuw tot ontbranding worden gebracht. Afhankelijk van de wettelijke regelingen, die zijn verbonden aan het vervoer van groot vuurwerk dat niet tot ontploffing is gekomen, moet worden bepaald hoe de weigeraars afgevoerd zullen worden.

5.14 Afbouwen van shows – algemeen

5.14.1

De deskundige dient een grondige kennis en vaardigheid te bezitten met betrekking tot het afbouwen van shows met inbegrip van het opruimen en het eventueel vernietigen van onderdelen.

Onder vernietigen dient in dit verband te worden verstaan op dusdanige wijze te behandelen dat voor onbevoegden hergebruik onmogelijk is.

5.15 Afbouwen van shows – weigeraars

5.15.1

De deskundige dient een grondige kennis en vaardigheid te bezitten met betrekking tot het veilig verwijderen en onschadelijk maken van weigeraars.

 

Toelichting

Vastgesteld moet worden waar weigeraars zijn geweest. Na het optreden van een weigeraar dient een wachttijd in acht genomen te worden, waarna besloten wordt op welke wijze het artikel onschadelijk gemaakt moet worden. Het opruimen van weigeraars, hetgeen een zeer gevaarlijke bezigheid is, omdat niet bekend is waarom het vuurwerkartikel niet is afgegaan, dient met speciale zorg te gebeuren.

10.1.3 Toetstermen pyrotechnische speciale effecten

6.1 Soorten pyrotechnische speciale effecten

6.1.1

De deskundige dient een grondige kennis te hebben van de verschillende soorten vuurwerk en van de wijze waarop deze veilig tot ontbranding kunnen worden gebracht.

6.1.2

Uitgangspunt is dat slechts gebruik wordt gemaakt van artikelen en zogenaamde

tweecomponentenmengsels zoals deze worden aangeleverd door indoorfabrikanten.

 

Toelichting

De toepassing van pyrotechniek in theaters brengt vele beperkingen met zich mee vanwege het gevaar voor mens en omgeving. Om die reden wordt alleen gebruik gemaakt van speciale, als ‘indoor-pyrotechnics’ ontwikkelde artikelen .

6.2 Gereedschap en hulpmiddelen

6.2.1

De deskundige dient kennis te hebben van het gereedschap en de hulpmiddelen die gebruikt worden tijdens het werken met pyrotechnische speciale effecten.

 

Toelichting

In het algemeen dient zoveel mogelijk gebruik gemaakt te worden van commercieel verkrijgbare installaties die zijn ontwikkeld voor het zo veilig mogelijk werken met pyrotechnische speciale effecten. In eigen beheer gefabriceerde opstellingen vragen extra aandacht voor veiligheid.

6.3 Materiaal

6.3.1

Grondige kennis is nodig waar het gaat om gereedschap dat gebruikt wordt bij het verwerken van pyrotechnische mengsels en half- en eindfabrikaten van pyrotechnische speciale effecten.

 

Toelichting

Omdat vooral bij het werken met mengsels en halffabrikaten de kans op ontsteking door vonken groot is, wordt hierbij gebruik gemaakt van speciaal vonkvrij gereedschap. In deze fase van het werken met pyrotechnische speciale effecten moet extra aandacht besteed worden aan de manier van werken. Welk gereedschap gebruiken bij/voor welk materiaal.

6.4 Inspectie van materialen

6.4.1

De deskundige dient grondige kennis te hebben van de benodigde materialen alsook de inspectie van die materialen te kunnen uitvoeren.

6.4.2

Hij dient kennis te hebben van veel voorkomende gebreken en hoe die geconstateerd kunnen worden. Dit betreft het controleren van vuurwerkartikelen op scheuren, lekkage van kruit, gebroken lont, opengescheurde omhullingen, inwerking van vocht, gebroken vuurpijlstokken, etc.

 

Toelichting

Door het grondig inspecteren van de te gebruiken artikelen wordt voorkomen dat onnodig gevaarlijke situaties ontstaan.

6.5 Elektrische ontstekers

6.5.1

Grondige kennis is vereist van elektrische ontstekers voor vuurwerkartikelen. Dit betreft aspecten zoals de opbouw van ontstekers en randapparatuur waarmee ze worden aangestuurd.

 

Toelichting

De diverse randapparatuur kan variëren van eenvoudige schietkasten tot op afstand gestuurde en computergestuurde aanstuurinstallaties. Het gebruik van elektrische ontstekers brengt extra productkennis met zich mee, maar is voor ‘indoor’- toepassingen onontkoombaar en noodzakelijk en vraagt om die reden een grondige kennis. Ook dient de deskundige op de hoogte te zijn van geavanceerde afvuurinstal- laties.

6.6 Losse pyrotechnische middelen

6.6.1

De deskundige dient een grondige kennis te hebben van losse pyrotechnische middelen zoals de zogenaamde tweecomponentensystemen en de effecten die ermee gecreëerd kunnen worden.

 

Toelichting

Uit veiligheidsoverwegingen worden pyrotechnische middelen zoveel mogelijk kant en klaar geleverd in de vorm van zogenaamde tweecomponentensystemen, waarvan de twee componenten afzonderlijk veel minder gevaarlijk zijn en pas in gemengde toestand als pyrotechnisch middel toegepast kunnen worden.

7.1 Werkplan

De deskundige dient een grondige kennis en vaardigheid te bezitten met betrekking tot:

7.1.1

het opstellen van het werkplan, bedoeld in artikel 4.9, eerste lid, van het Arbobesluit

7.1.2

het overleggen van het werkplan bij de aanvraag om toestemming van gedeputeerde staten, bedoeld in artikel 3.3.4, eerste lid, van het Vuurwerkbesluit.

 

Toelichting

Het opstellen van een werkplan dwingt de deskundige tot een grondige voorbereiding waarbij tevens de mogelijkheid ontstaat om (van te voren) overleg te plegen over de show, hetzij met collega’s, hetzij met gedeputeerde staten die toestemming moeten geven, hetzij met de andere betrokken instanties, bedoeld in artikel 3.3.4, vierde en vijfde lid, van het Vuurwerkbesluit (gedeputeerde staten die de toepassingsvergunning hebben verleend; de betrokken luchtvaartdienst, de commandant van de regionale brandweer en de burgemeester van de gemeente waar het vuurwerk tot ontbranding wordt gebracht), hetzij, ter plaatse van het tot ontbranding brengen, met de Inspectie SZW.

7.2 Opbouwen van shows

7.2.1

De deskundige dient grondige kennis en vaardigheid te bezitten met betrekking tot

de wijze waarop een show moet worden opgebouwd. Dit omvat alle aspecten met betrekking tot voorbereiding, uitvoering en afbouw van de show.

7.3 Opbouwen van shows – gereed maken theater

7.3.1

De deskundige dient grondige kennis en vaardigheid te hebben met betrekking tot het gereedmaken van het theater.

 

Toelichting

Onnodige obstakels dienen te worden verwijderd en het werkgebied moet worden afgezet om de show veilig te kunnen opbouwen. Gedurende het tot ontbranding brengen is het mogelijk dat brandend materiaal op de grond terecht komt. Daarom moet brandbaar materiaal zoveel mogelijk verwijderd worden. Ook obstakels die het rondlopen tijdens het tot ontbranding brengen belemmeren dienen zoveel mogelijk te worden verwijderd.

7.4 Opbouwen van shows – opslag en verladen van vuurwerkartikelen

7.4.1

De deskundige dient een grondige kennis en vaardigheid te bezitten met betrekking tot veiligheidsaspecten bij het uitladen en de opslag van vuurwerkartikelen.

 

Toelichting

Hij dient altijd rekening te houden met de mogelijkheid dat artikelen tijdens transport beschadigen, waardoor kruit kan vrijkomen. Kruit op de laadvloer kan tot ontsteking komen wanneer zware dozen daarover geschoven worden. Aangezien tijdens het verladen grote hoeveelheden explosief materiaal bij elkaar liggen, is dit bijzonder gevaarlijk. In dit verband moet onder grote hoeveelheden worden verstaan een zodanige hoeveelheid dat ontsteking een ernstige calamiteit tot gevolg kan hebben. Het tot ontbranding brengen van flowerbeds die omgekeerd zijn vervoerd kan tot ongelukken leiden. Verder moet een veilige plaats gecreëerd zijn waarin de pyrotechnische artikelen voor of tijdens de vuurwerkshow veilig kunnen worden opgeslagen.

7.5 Opbouwen van theatershows – opstelling

De deskundige dient een grondige kennis en vaardigheid te bezitten met betrekking tot:

7.5.1

het gereed maken van de vuurwerkartikelen

7.5.2

het opstellen van stellages

7.5.3

het laden van aanstuurinrichtingen

7.5.4

het klaarzetten van artikelen , etc.

 

Toelichting

Tijdens het opbouwen dienen onbevoegde personen geweerd te worden om de show veilig te kunnen opbouwen. Onbevoegde personen zijn zij, die niet in het bezit zijn en/of niet onder voortdurend toezicht staan van een persoon, die in het bezit is van een certificaat van vakbekwaamheid professioneel vuurwerk dat is afgegeven door Onze Minister of een certificerende instelling. Zij worden geweerd door een afzetting (lint) en waarschuwingsborden met het opschrift explosieve stoffen. Rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid dat een artikel voortijdig tot ontbranding kan komen.

7.6 Opbouwen van shows – losse mengsels etc.

De deskundige dient een grondige kennis en vaardigheid te hebben met betrekking tot:

7.6.1

de gevaarsaspecten voor milieu en gezondheid

7.6.2

het veilig kunnen omgaan met losse pyrotechnische mengsels, sterren, halffabrikaten en eindfabrikaten

 

Toelichting

Vooral het werken met losse pyrotechnische middelen in combinatie met half- en eindfabrikaten kan een gevaarlijke situatie opleveren. Daarom is het noodzakelijk dat gewerkt wordt aan de hand van werkprocedures.

7.7 Opbouwen van theatershows – elektrische ontstekers

7.7.1

Grondige kennis en vaardigheid is vereist met betrekking tot het aansluiten en het veilige gebruik van elektrische ontstekers.

 

Toelichting

Voor het elektrisch controleren en doormeten is het noodzakelijk dat de circuits van serie- en parallelschakelingen doorgerekend kunnen worden om te kunnen vaststel- len of het circuit de juiste weerstand heeft. Voorkomen dient te worden dat door neervallende stukken leidingen kunnen beschadigen.

7.8 Tot ontbranding brengen van pyrotechnische speciale effecten

7.8.1

De deskundige dient een grondige kennis en vaardigheid te bezitten met betrekking tot het tot ontbranding brengen van vuurwerkartikelen.

7.8.2

Dit omvat tevens de taakverdeling tussen de verschillende deskundigen onderling en de andere onder voortdurend toezicht van de deskundige werkzame personen.

 

Toelichting

Met betrekking tot de taakverdeling valt te denken aan het instellen van functies als controleurs, waarnemers en assistenten om een optimale veiligheid van een show te garanderen.

7.9 Afbouwen van shows – algemeen

7.9.1

De deskundige dient een grondige kennis en vaardigheid te bezitten met betrekking tot het afbouwen van shows met inbegrip van het opruimen en het eventueel vernietigen van onderdelen. Onder vernietigen dient in dit verband te worden verstaan op dusdanige wijze te be- handelen dat voor onbevoegden hergebruik onmogelijk is.

7.10 Afbouwen van shows – weigeraars

7.10.1

De deskundige dient een grondige kennis en vaardigheid te bezitten met betrekking tot het veilig verwijderen en onschadelijk maken van weigeraars.

 

Toelichting

Vastgesteld moet worden waar weigeraars zijn geweest. Na het optreden van een weigeraar dient een wachttijd in acht genomen te worden, waarna besloten wordt op welke wijze het artikel onschadelijk gemaakt moet worden. Het opruimen van wei- geraars, hetgeen een zeer gevaarlijke bezigheid is, omdat niet bekend is waarom het vuurwerkartikel niet is afgegaan, dient met speciale zorg te gebeuren.

10.2 Beoordelingsmethode

Het voldoen aan de toetstermen wordt als volgt beoordeeld:

10.2.1 Toepassingsgebieden

De eind- en toetstermen zijn verdeeld in drie categorieën:

  • a) Algemeen (professioneel vuurwerk, pyrotechniek, veiligheid en gezondheid)

  • b) Groot Vuurwerk

  • c) Pyrotechnische Speciale Effecten.

Kandidaten die in aanmerking willen komen voor WSCS-VD met het toepassingsgebied Groot Vuurwerk, worden geëxamineerd op basis van de toetstermen in de categorieën a en b. Het examen bestaat uit meerkeuzevragen, open vragen en cases en duurt in totaal drie uur.

Kandidaten die in aanmerking willen komen voor het WSCS-VD met het toepassingsgebied Pyrotechnische Speciale Effecten, worden geëxamineerd op basis van de toetstermen in de categorieën a en c. Het examen bestaat uit meerkeuzevragen, open vragen en cases en duurt in totaal drie uur.

Kandidaten die in aanmerking willen komen voor het WSCS-VD met beide toepassingsgebieden, worden geëxamineerd op basis van de toetstermen in de categorieën a, b en c. Het examen bestaat uit meerkeuzevragen, open vragen en cases en duurt in totaal 4,5 uur.

Kandidaten die in aanmerking willen komen voor een persoonscertificaat Vuurwerk- deskundige met een beperkt toepassingsgebied, worden geëxamineerd op basis van de toetstermen in de categorie a. (Algemeen). Het examen bestaat uit meerkeuzevragen, open vragen en een casus en duurt in totaal 1,5 uur.

Het toepassingsgebied wordt op het certificaat weergegeven. Iemand die het certificaat Groot Vuurwerk of Pyrotechnische Speciale Effecten heeft wordt geacht aan de eisen voor het beperkte toepassingsgebied ‘verwerken, verpakken en herverpakken van professioneel vuurwerk in een inrichting’ te voldoen.

10.2.2 Toetsmatrijzen

De toetstermen in elk van bovengenoemde categorieën worden geëxamineerd op basis van:

  • meerkeuze vragen (deel A);

  • open vragen (deel B);

  • cases (deel C).

De verdeling van vragen en opdrachten is per categorie toetstermijn weergegeven in de navolgende toetsmatrijzen.

Toetsmatrijs 1: Algemene onderwerpen (professioneel vuurwerk, pyrotechniek, veiligheid en gezondheid)

Toetstermen

Deel A

Deel B

Deel C

Opmerkingen

Aantal meer- keuze vragen

Aantal open vragen

Aantal cases

1 Wetgeving

1.1

     

Deel A resp. B: Uit de toetstermen per examen

9 resp. 3 vragen selecte- ren (totaal 12 vragen). Per toetsterm mogen minimaal 1 en maximaal

1.2

1.3

1.4

1.5

1.6

9

3

0

3 vragen worden gesteld in totaal en maximaal 1 open vraag per toetsterm.

2 Pyrotechniek

2.1.1

1

1

0

 

2.1.2

1

2.1.3

1

2.2.1

1

1

1

 

2.2.2

1

2.2.3

1

2.3.1

3

1

1

Deel A: Maximaal 2 vragen per toetsterm.

2.3.2

3.1 Veilig werken

3.1.1

6

1

0

Deel A: Maximaal 1 vraag per toetsterm.

Deel C: Steeds 2 toetstermen gezamenlijk beoordelen in één casus.

3.1.2

0

3.1.3

1

3.1.4

3.1.5

1

3.1.6

3.1.7

1

3.1.8

3.1.9

0

3.2 Calamiteiten

3.2.1

1

0

0

 

3.3 Brandveiligheid

3.3.1

1

1

1

Per vraag of opdracht wordt steeds 1 toetsterm behandeld.

3.3.2

3.4 Beschermingsmiddelen

3.4.1

1

1

1

Per vraag of opdracht wordt steeds 1 toetsterm behandeld.

3.4.2

Totalen algemeen deel examen

27

9

1

Uit de 7 aangegeven mogelijkheden dient per examen 1 casus te wor- den geselecteerd.

Toetsmatrijs 2: Groot Vuurwerk

Eindtermen

Deel A

Deel B

Deel C

Opmerkingen

Aantal meerkeuze vragen

Aantal open vragen

Aantal cases

4 Materiaalkennis

5 vragen selecteren uit aangekruiste eindtermen (10). Waardering per vraag is 1,0

2 vragen se- lecteren uit aangekruiste eindtermen 10). Waardering per vraag is 1,0

2 cases selecteren uit aangekruiste eindtermen (3 combinaties)

 

4.1 Soorten groot vuurwerk

X

X

X

 

4.2 Gereedschap en hulpmiddelen

X

X

 

4.3 Materiaal

X

X

X

 

4.4 Inspectie van materialen

X

X

 

4.5 Mortieren – materiaalkeuze

X

X

X

 

4.6 Mortieren - plaatsing

X

X

 

4.7 Mortieren – inspectie

X

X

 

4.8 Mortieren – disfunctionering

X

X

 

4.9 Ontstekingsmiddelen

X

X

 

4.10 Halffabrikaten en losse pyrotechnische middelen

X

X

 

5 Het werken met groot vuurwerk

7 vragen selecteren uit aangekruiste eindtermen (15). Waardering per vraag is 1,0

2 vragen selecteren uit aangekruiste eindtermen (15). Waardering per vraag is 1,0

2 cases selecteren uit aangekruiste eindtermen (6 combinaties)

De open vragen dienen elk een andere eindterm te behandelen.

Getoetste eindtermen A en B mogen niet identiek zijn.

5.1 Werkplan

X

X

X

KO-vraag

5.2 Opbouwen van shows

X

X

X

 

5.3 Opbouwen van shows – gereed maken terrein

X

X

 

5.4 Opbouwen van shows – opslag en verladen van vuur- werkartikelen

X

X

 

5.5 Opbouwen van shows – delen van shows en stellages

X

X

 

5.6 Opbouwen van shows – losse meng- sels etc.

X

X

   

5.7 Opbouwen van shows – opstellen van opstellingen

X

X

X

 

5.8 Opbouwen van shows – opstellen van vuurwerkartike- len

X

X

 

5.9 Opbouwen van shows – handmatig tot ontbranding bren- gen

X

X

X

 

5.10 Opbouwen van shows – elektrische ontstekers

X

X

 

5.11 Tot ontbranding brengen van vuurwerkartikelen – algemeen

X

X

X

KO-vraag

5.12 Tot ontbranding brengen van vuurwerkartikelen – bijzondere situaties

X

X

KO-vraag

5.13 Tot ontbranding brengen van vuurwerkartikelen – weigeraars

X

X

KO-vraag

5.14 Afbouwen van shows – algemeen

X

X

X

 

5.15 Afbouwen van shows – weigeraars

X

X

 

Totaal specifieke deel examen (applicatie Groot Vuurwerk)

12

4

4 cases

 
Toetsmatrijs 3: Pyrotechnische Speciale Effecten

Eindtermen

Deel A

Deel B

Deel C

Opmerkingen

Aantal meerkeuze vragen

Aantal open vragen

Aantal cases

6 Materiaalkennis

5 vragen selecteren uit aangekruiste eindtermen (6). Waardering per vraag is 1,0

2 vragen selecteren uit aangekruiste eindtermen (6). Waardering per vraag is 1,0

2 cases selecteren uit aangekruiste eindtermen (3 combinaties)

De open vragen dienen elk een andere eindterm te behandelen.

Getoetste eindtermen A en B mogen niet identiek zijn.

6.1 Soorten Pyrotechnische Speciale Effecten

X

X

X

 

6.2 Gereedschap en hulpmiddelen

X

X

 

6.3 Materiaal

X

X

X

 

6.4 Inspectie van materialen

X

X

 

6.5 Elektrische ontstekers

X

X

X

 

6.6 Losse pyrotechnische middelen

X

X

 
         

7 Tot ontbranding brengen van Pyrotechnische Speciale Effecten

7 vragen selecteren uit aangekruiste eindtermen (10). Waardering per vraag is 1,0

2 vragen selecteren uit aangekruiste eindtermen (10). Waardering per vraag is 1,0

2 cases selecteren uit aangekruiste eindtermen (5 combinaties)

 

7.1 Werkplan

X

X

X

KO-vraag

7.2 Opbouwen van Theatershows

X

X

X

 

7.3 Opbouwen van theatershows – gereed maken theater

X

X

 

7.4 Opbouwen van theatershows – opslag en verladen van vuur- werkartikelen

X

X

   

7.5 Opbouwen van theatershows – opstel- ling

X

X

X

 

7.6 Opbouwen van theatershows – losse mengsels etc.

X

X

 

7.7 Opbouwen van theatershows – elek- trische ontstekers

X

X

 

7.8 Tot ontbranding brengen van Pyro- technische speciale effecten

X

X

X

KO-vraag

7.9 Afbouwen van shows – algemeen

X

X

X

 

7.10 Afbouwen van shows – weigeraars

X

X

 

Totaal specifieke deel examen (applicatie ‘Binnenvuurwerk’)

12

4

4 cases

 
10.3 Cesuur examen
10.3.1 Algemene toetstermen (1.1 t/m 3.4.2)

De waardering bij deel A en B van het examen is 1 punt per vraag. Totaal zijn er met deze delen dus 36 punten te verdienen, voor deel A 27 punten en voor deel B 9 punten. De cesuur is als volgt: men is geslaagd voor het algemene deel indien men 70% van de 36 vragen correct heeft beantwoord. Dit betekent een score van 25 goede antwoorden.

Deel A van examen bestaat uit meerkeuze vragen met vier antwoordalternatieven waarvan er steeds een de beste keuze is. Dit geldt voor zowel het algemene deel van het theorie-examen, als voor beide applicaties (Groot Vuurwerk en Pyrotechnische Speciale Effecten).

Deel C van het examen bestaat uit vijf cases, waarvan 1 uit het algemene deel van de toetstermen. De overige vier cases zijn gebaseerd op de toetstermen van de afzonderlijke applicaties (Pyrotechnische Speciale Effecten of Groot Vuurwerk).

10.3.2 Groot Vuurwerk (toetstermen 4.1.1 t/m 5.15.1)

De waardering bij deel A en B van het theorie-examen is 1 punt per vraag. De 16 vragen uit deze specifieke toetsmatrijs zijn aanvullend op de 36 vragen van het algemene deel van het theorie examen. Totaal zijn er met het specifieke deel 16 punten te verdie- nen. De cesuur is als volgt: men is geslaagd voor de applicatie deel Groot Vuurwerk in- dien men 70% van de 16 vragen correct heeft beantwoord. Dit betekent een score van 11 (afgerond) goede antwoorden.

De examenkandidaat is geslaagd voor het deel A en B van het examen (algemene deel plus applicatie Groot Vuurwerk) indien hij van het totaal van 52 vragen tenminste 36 vragen (70%) juist heeft beantwoord en voor elk van de afzonderlijke delen een voldoende resultaat (70% goed) heeft behaald.

Deel C van het examen bestaat uit 5 cases, waarvan 1 gebaseerd op een toetsterm uit het algemene deel en vier op toetstermen uit het specifieke deel (applicatie Groot Vuurwerk).

Deel C van het examen kan een of meerdere zogenaamde knock-out-onderdelen (KO) bevatten. Indien de examenkandidaat op een KO-onderdeel een vooraf gedefinieerde fout maakt, wordt door de examinator een knock-out (KO) toegekend en is de kandidaat daarmee gezakt voor deel C. Een fatale fout is een handeling waardoor een onacceptabel risico kan ontstaan voor de werknemer (kandidaten) of diens omgeving.

De examenkandidaat is geslaagd voor het totale deel C van het examen (algemene deel plus applicatie Groot Vuurwerk) indien hij van het totaal van 5 cases tenminste 3 cases (60%) juist heeft beantwoord en tevens geen fatale fout op een KO-onderdeel heeft gemaakt.

Een kandidaat is geslaagd voor het volledige examen Groot Vuurwerk als hij voor deel A en B van het examen enerzijds, en voor deel C anderzijds elk afzonderlijk een voldoende resultaat heeft gescoord. Bij het bepalen van het totaalresultaat van een examenkandidaat wordt de volgende verdeling aangehouden: deel A en B tellen gezamenlijk mee voor 40% van de eindscore en deel C van het examen telt voor 60%.

10.3.3 Pyrotechnische Speciale Effecten (toetstermen 6.1.1 t/m 7.10.1)

De waardering bij deel A en B van het examen is één punt per vraag. De 16 vragen uit deze specifieke toetsmatrijs zijn aanvullend op de 36 vragen van het algemene deel van het theoretische examen. Totaal zijn er met het specifieke deel 16 punten te verdienen. De cesuur is als volgt: men is geslaagd voor de applicatie Pyrotechnische Speciale Effecten deel indien men 70% van de 16 vragen correct heeft beantwoord. Dit betekent een score van 11 (afgerond) goede antwoorden.

De examenkandidaat is geslaagd voor deel A en B van het examen (algemene deel plus applicatie Pyrotechnische Speciale Effecten) indien men van het totaal van 52 vragen tenminste 36 vragen (70%) juist heeft beantwoord en voor elk van de afzonderlijke de- len een voldoende resultaat (70% goed) heeft behaald.

Deel C van het examen bestaat uit vijf cases, waarvan één gebaseerd op een toetsterm uit het algemene deel en vier op toetstermen uit het specifieke deel (applicatie Pyrotechnische Speciale Effecten).

Deel C van het examen kan een of meerdere zogenaamde knock-out-onderdelen (KO) bevatten. Indien de examenkandidaat op een KO-onderdeel een vooraf gedefinieerde fatale fout maakt, wordt door de examinator een knock-out (KO) toegekend en is de kandidaat daarmee gezakt voor deel C van het examen. Een fatale fout is een handeling waardoor een onacceptabel risico kan ontstaan voor de werknemer (kandidaten) of diens omgeving.

De examenkandidaat is geslaagd voor het totale deel C van het examen (algemene deel plus applicatie Groot Vuurwerk) indien hij van het totaal van 5 cases tenminste 3 cases (60%) juist heeft beantwoord en tevens geen fatale fout op een KO-onderdeel heeft gemaakt.

Een kandidaat is geslaagd voor het volledige examen Groot Vuurwerk als hij voor deel A en B van het examen enerzijds, en voor deel C van het examen anderszijds elk afzonderlijk een voldoende resultaat heeft gescoord. Bij het bepalen van het totaalresultaat van een examenkandidaat wordt de volgende verdeling aangehouden: deel A en B gezamenlijk tellen mee voor 40% van de eindscore en deel C van het examen telt voor 60%.

10.3.4 Beide toepassingsgebieden

Indien een examenkandidaat een persoonscertificaat voor beide specifieke vakbekwaamheden, Groot Vuurwerk en Pyrotechnische Speciale Effecten wil behalen, dient hij voor beide specifieke examenvarianten (applicaties Groot Vuurwerk en Pyrotechnische Speciale Effecten) een voldoende te hebben gehaald.

Dat betekent op beide varianten (GV en PSE) van deel A en B van het examen tenminste 11 van de 16 vragen correct beantwoord en op het algemene deel van deel A en B van het examen tenminste 25 van de 36 vragen correct beantwoord. Het algemene deel hoeft in dit geval slechts éénmaal te worden afgelegd. Voor beide varianten van deel C van het examen dient in dit geval ook een voldoende te worden gehaald.

Het resultaat van het algemene deel van het examen blijft geldig gedurende de gehele certificatieperiode. De examenkandidaat kan dus desgewenst op een later moment examen of herexamen doen voor een aanvullende applicatie.

10.3.5 Beperkt toepassingsgebied (toetstermen 1.1 t/m 3.4.2)

De waardering bij deel A en B van het examen is 1 punt per vraag. Totaal zijn er met deze delen dus 36 punten te verdienen, voor deel A 27 punten en voor deel B 9 punten. De cesuur is als volgt: men is geslaagd voor het algemene deel indien men 70% van de 36 vragen correct heeft beantwoord. Dit betekent een score van 25 goede antwoorden.

Deel A van examen bestaat uit meerkeuze vragen met vier antwoordalternatieven waarvan er steeds een de beste keuze is. Deel C van het examen bestaat uit een casus uit het algemene deel van de toetstermen..

De examenkandidaat is geslaagd voor deel C van het examen indien hij van voor de cases tenminste 60% van het totale aantal te behalen punten heeft gescoord en tevens geen fatale fout op een KO-onderdeel heeft gemaakt.

Het resultaat van het examen in het beperkte toepassingsgebied blijft geldig gedurende de gehele certificatieperiode. De examenkandidaat kan dus desgewenst op een later moment examen doen voor (een) aanvullende applicatie(s), dat wil zeggen GV en/of PSE.

10.3.6 Herexamen

Indien een kandidaat zakt voor een deelexamen (deel A en B gezamenlijk, of deel C), blijft het voldoende resultaat gedurende een halfjaar na de datum van afname geldig. Na deze datum vervalt de geldigheid van dit deelexamen en dient de aanvrager de certificatieprocedure van vooraf aan te doorlopen. Deelexamens mogen éénmaal worden her- kanst. Tweemaal achtereen zakken voor een deelexamen, zal leiden tot een negatieve certificatiebeslissing van De CKI. Dit betekent dat de aanvrager de procedure van vooraf aan dient te doorlopen.

11. Hercertificatie

Het persoonscertificaat heeft een maximale geldigheidsduur van drie jaar. Indien een certificaathouder opnieuw gecertificeerd wil worden dient dezelfde procedure doorlopen te worden als bij initiële certificatie.

Voor hernieuwde afgifte van het wettelijk verplichte WSCS-VD volgt onderstaand een opsomming van de eisen. Bij hercertificatie dient de kandidaat te voldoen aan de volgende criteria:

  • Beschikken over een voor het toepassingsgebied relevant getuigschrift c.q. diploma dat afgegeven is door een door de CKI geaccepteerde exameninstelling zoals beschreven in hoofdstuk 5. De geldigheidsduur van het persoonscertificaat is gelimiteerd tot maximaal drie jaar na de datum waarop het getuigschrift/diploma is behaald.

  • Aantoonbaar minimaal zesmaal betreffende soort arbeid binnen het toepassingsgebied Groot Vuurwerk c.q. Pyrotechnische Speciale Effecten te hebben verricht in de drie jaar voorafgaand aan de aanvraag. Dit dient te blijken uit het overleggen van tenminste twee werkplannen over elk van deze drie jaren. Het werkplan dient te vol- doen aan de eisen conform art. 4.9 1e lid Arbobesluit en zoals bedoeld in bijlage XI van de Arboregeling. Voor deze eis kan schriftelijk een gemotiveerd dispensatiever- zoek ter besluitvorming worden ingediend bij het CCvD-VD. Deze eis geldt niet voor het toepassingsgebied ‘Het bewerken, verwerken, verpakken, herverpakken, voormonteren, monteren en assembleren van professioneel vuurwerk in een inrichting’.

  • Zich conformeren aan de gedragscode en dienovereenkomstig handelen.

  • Beschikken over een recente (niet ouder dan zes maanden) Verklaring Omtrent Gedrag in relatie tot het toepassingsgebied van het certificaat.

  • Overleggen van de in hoofdstuk 13 van dit document voorgeschreven registratie over de periode sinds de afgifte van het vorige persoonscertificaat.

Het CCvD-VD zal de eind- en toetstermen tenminste jaarlijks beoordelen op actualiteit en deze zonodig aanpassen.

12. Het certificaat

Op het certificaat dient vermeld te worden dat de CKI verklaart dat de betreffende persoon voldoet aan de eisen uit het werkveldspecifieke certificatieschema met betrekking tot het/de relevante toepassingsgebied(en).

Minimaal dienen de volgende gegevens op het certificaat vermeld te zijn:

  • Achternaam en voorletters van de gecertificeerde persoon;

  • Geboorteplaats en geboortedatum van de gecertificeerde persoon;

  • Eenduidig certificaatnummer;

  • Naam, contactgegevens en KvK-nummer van de CKI die het certificaat verleend heeft;

  • Referentie naar de norm waaraan getoetst is (SCVE-VD);

  • Scope van het certificaat (GV en/of PSE, of beperkt toepassingsgebied), inclusief de geldigheidscondities (zie hoofdstuk 13);

  • De ingangsdatum van het certificaat en de datum waarop het certificaat ophoudt geldig te zijn;

  • Logo Beheerstichting SCVE;

  • Kenmerk aanwijzingsbeschikking SZW;

  • Op het certificaat van toepassing zijnde reglementen van de CKI;

  • Aanwijzingen voor de gebruiker:

    • Dit WSCS-VD is alleen geldig indien de certificaathouder is vermeld in het register van vuurwerkdeskundigen dat is te benaderen via de internetsite van SCVE.

    • Vragen over de geldigheid van dit persoonscertificaat kunnen worden gericht aan de CKI.

Bij Groot Vuurwerk:

  • Geschikt voor professioneel vuurwerk dat bestemd is voor gebruik buiten

  • (open lucht) tijdens een evenement of voorstelling.

  • Professioneel werken met consumentenvuurwerk is toegestaan.

  • Werkzaamheden conform werkplan op locatie.

Bij Pyrotechnische Speciale Effecten:

  • Geschikt voor werk bij geringe publieksafstanden.

  • Professioneel werken met consumentenvuurwerk is uitgesloten.

  • Werkzaamheden conform werkplan op locatie.

Bij beperkt toepassingsgebied:

  • uitsluitend geschikt voor verwerken (intern transport, opslag), verpakken en herverpakken van professioneel vuurwerk in een inrichting.

  • het tot ontbranding brengen, opbouwen, installeren, monteren, assembleren, na ontbranding verwijderen en bewerken, (voor-)monteren en assembleren van professioneel vuurwerk is uitgesloten.

13. Geldigheidscondities

Gedurende de looptijd gelden de volgende condities waar de certificaathouder zich aan moet houden. Indien niet voldaan wordt aan deze condities kan dit consequenties hebben voor het certificaat.

  • De certificaathouder moet zich conformeren aan de gedragscode en dienovereen komstig handelen. De gedragscode is opgenomen in bijlage A van SCVE-VD.

  • De certificaathouder dient een registratie bij te houden waaronder:

    • klachtenregister;

    • bezoeken van de Inspectie SZW;

    • bezoeken van een ambtenaar van het bevoegd gezag;

    • werkervaring (per toepassingsgebied);

    • registratie van ongevallen en/of schades.

Bijlage A gedragscode vuurwerkdeskundige

  • 1. Algemeen

    • 1.1. De vuurwerkdeskundige neemt bij zijn werkzaamheden de nodige zorgvuldigheid in acht en gedraagt zich zodanig dat het vertrouwen in zijn/haar beroep niet wordt geschaad.

    • 1.2. De vuurwerkdeskundige houdt zich bij zijn/haar beroepsuitoefening aan de wettelijke bepalingen, voorschriften en vergunningen en aan deze gedragscode. Hij/zij stelt zich hiervan ook op de hoogte.

    • 1.3. De vuurwerkdeskundige stelt zijn werkgever en zijn eventuele opdrachtgever op de hoogte van deze gedragscode en maakt afspraken over de invulling in de praktijk hiervan.

    • 1.4. De vuurwerkdeskundige is loyaal aan zijn/haar werkgever en eventuele opdrachtgever. Hij/zij zet zijn/haar professionele kennis en vaardigheden zo goed mogelijk in bij het werken met vuurwerk en pyrotechniek.

    • 1.5. De vuurwerkdeskundige onderhoudt zijn/haar vaktechnische kennis en vaardigheden.

    • 1.6. De vuurwerkdeskundige informeert, indien hierom wordt gevraagd, de vergunningverlener of wetshandhaver over zijn/haar werkzaamheden met betrekking tot het tot ontbranding brengen/bezigen van vuurwerk.

    • 1.7. De vuurwerkdeskundige stelt de veiligheid tijdens de werkzaamheden boven de economische aspecten van het werk.

    • 1.8. De vuurwerkdeskundige behoudt zijn/haar eigen professionele oordeel met betrekking tot het werken met vuurwerk/bezigen van vuurwerk.

  • 2. Uitvoering werkzaamheden

    • 2.1. Bij het voorbereiden van zijn/haar werkzaamheden beoordeelt de vuurwerkdeskundige de gevaren en risico’s voor het werken met vuurwerk en pyrotechnische voorwerpen en stoffen.

    • 2.2. Bij het uitvoeren van de werkzaamheden worden geen niet beheerste risico’s geno- men. Indien er gewerkt moet gaan worden waardoor de risico’s niet meer beheerst kunnen worden of indien er onvoldoende beheersmaatregelen kunnen worden genomen, worden de werkzaamheden gestaakt of niet aangevangen.

    • 2.3. Indien de omstandigheden tijdens de uitvoering van de werkzaamheden wijzigen waardoor er nieuwe (onvoorziene) risico’s ontstaan, worden de werkzaamheden onderbroken. De werkzaamheden worden pas dan weer aangevangen indien de risico’s weer kunnen worden beheerst.

    • 2.4. Bij het onderbreken of staken van de werkzaamheden, wordt de opdrachtgever en de werkgever op de hoogte gebracht van de redenen.

    • 2.5. Niet deskundige medewerkers worden voor het werken en/of assisteren bij het tot ontbranding brengenbezigen van vuurwerk geïnformeerd over de gevaren en risico’s en geïnstrueerd over de beheersmaatregelen. De vuurwerkdeskundige ziet toe op de uitvoering hiervan. Indien iemand zich niet houdt aan de zijn/haar instructie of overeengeko- men beheersmaatregelen zal de vuurwerkdeskundige hierop ingrijpen en het gevaar afschermen.

    • 2.6. De vuurwerkdeskundige zal, op basis van de erkende stand der techniek, alles doen om gevaren, ongevallen en schades te voorkomen van medewerkers, geïnstrueerde derden, omstanders, zichzelf, de omgeving en goederen

    • 2.7. Indien zich alsnog een ongeval voordoet, zal de vuurwerkdeskundige direct de werkomgeving en het vuurwerk en pyrotechnisch materiaal veilig stellen. Tevens zal hij/zij de werkgever, opdrachtgever en het bevoegde gezag informeren.

    • 2.8. De vuurwerkdeskundige werkt volledig mee aan het onderzoek naar de oorzaken van een eventueel ongeval of incident.

  • 3. Klachten

    • 3.1. De vuurwerkdeskundige geeft de opdrachtgever de mogelijkheid tot het indienen van eventuele klachten. Bij het ontvangen van een eventuele klacht zal de vuurwerkdeskundige, samen met zijn/haar werkgever, de klacht beoordelen en op een adequate wijze afhandelen naar de opdrachtgever toe.

    • 3.2. De vuurwerkdeskundige houdt een registratie bij van de ontvangen klachten, bijzondere voorvallen, incidenten en ongevallen. Tevens registreert de vuurwerkdeskundi- ge de eventuele aanwijzingen van wetshandhavers.

    • 3.3. Klachten kunnen zowel bij zijn/haar werkgever als de CKI worden ingediend.

    • 3.4. De vuurwerkdeskundige geeft inzicht in zijn/haar klachtenregister indien daar om wordt verzocht.

  • 4. Gevolgen bij het niet naleven van de gedragscode

    • 4.1. Het niet naleven van de gedragscode kan leiden tot een (schriftelijke) waarschuwing, schorsing of intrekking van het certificaat en verwijdering uit het certificatieregister.

Bijlage b: overgangsregeling

Persoonscertificaten die voorafgaand aan de datum van het inwerkingtreden van dit WSCS-VD zijn afgegeven, behouden hun vijfjarige geldigheidsduur mits de hieronder beschreven tussentijdse beoordeling door de CKI met positief resultaat wordt afgerond.

Drie jaar na de afgifte van een vijfjarige persoonscertificaat, beoordeelt de CKI de voortdurende vakbekwaamheid van de certificaathouder. Voor deze tussentijdse beoordeling van vijfjarige persoonscertificaten, gelden de volgende criteria:

  • Aantoonbaar minimaal zesmaal betreffende soort arbeid binnen het toepassingsgebied Groot Vuurwerk c.q. Pyrotechnische Speciale Effecten te hebben verricht in de drie jaar voorafgaand aan de tussentijdse beoordeling. Dit dient te blijken uit het overleggen van tenminste twee werkplannen over elk van deze drie jaren. Het werkplan dient te voldoen aan de eisen conform art. 4.9 1e lid Arbobesluit en zoals bedoeld in bijlage XI van de Arboregeling. Voor deze eis kan schriftelijk een gemotiveerd dispensatieverzoek ter besluitvorming worden ingediend bij het CCvD-VD. Deze eis is niet van toepassing bij de aanvraag voor een certificaat met een beperkt toepassingsgebied.

  • Zich conformeren aan de gedragscode en dienovereenkomstig handelen.

  • Beschikken over een recente (niet ouder dan zes maanden) Verklaring Omtrent Gedrag in relatie tot het toepassingsgebied van het certificaat.

  • Overleggen van de in hoofdstuk 13 van dit document voorgeschreven registratie over de periode sinds de afgifte van het vorige persoonscertificaat.

  • Voor de houders van een vijfjarig persoonscertificaat dat op de datum van het inwerkingtreden van onderhavig certificatieschema reeds langer geldig is dan drie jaar, geldt ten aanzien van het eerste hierboven beschreven criterium de volgende aanpassing:

  • Aantoonbaar minimaal tweemaal per jaar betreffende soort arbeid van binnen het toepassingsgebied Groot Vuurwerk c.q. Pyrotechnische Speciale Effecten te hebben verricht in elk jaar voorafgaand aan de tussentijdse beoordeling. Dit dient te blijken uit het overleggen van tenminste twee werkplannen over elk van de jaren sinds het persoonscertificaat is toegekend.

Werkplannen die houders van een vijfjarige persoonscertificaat bij de tussentijdse beoordeling hebben overlegd aan de CKI, worden door laatstgenoemde tevens als bewijsvoering gebruikt bij hercertificatie van de certificaathouder. Bedoelde werkplannen worden hiertoe door de CKI gearchiveerd in het dossier van de certificaathouder gedurende de resterende geldigheidsperiode van diens vijfjarige persoonscertificaat en, na hercertificatie, het daarop volgende driejarige persoonscertificaat. Werkplannen die als bewijsvoering worden gebruikt bij hercertificatie, mogen op het moment hiervan niet ouder zijn dan drie jaar. Dit zoals beschreven in hoofdstuk 11. Werkplannen die bij hercertificatie ouder zijn dan drie jaar, worden door de CKI vernietigd.

BIJLAGE 3, BEHOREND BIJ DE MINISTERIËLE REGELING VAN 19 JULI 2012, NR. G&VW/GW/2012/10964, HOUDENDE WIJZIGING VAN DE ARBEIDSOMSTANDIGHEDENREGELING IN VERBAND MET DE GEFASEERDE INVOERING VAN HET STELSEL VAN CERTIFICATIE (FASE 3)

Bijlage XIIIg behorend bij artikel 4.29 Arbeidsomstandighedenregeling

Protocol Informatieuitwisseling ASBESTverwijdering Inspectie SZW – Certificerende Instellingen

Ondergetekenden,

  • 1. Inspectie SZW, vertegenwoordigd door mr. J.A. van den Bos, Inspecteur-Generaal, hierna te noemen: ‘Inspectie SZW’, en

  • 2. De aangewezen Certificerende Instelling:

    • a. Bureau Veritas Inspections and Certification The Netherlands B.V. vertegenwoordigd door: de heer C.J.G. Laarhuis, directeur;

    • b. Eerland Certification B.V., vertegenwoordigd door: ing. E. Eerland, directeur;

    • c. Kiwa N.V. vertegenwoordigd door:de heer B. Meekma, directeur;

    • d. SGS Intron B.V. vertegenwoordigd door: de heer W.H.M. van Loon, algemeen directeur

    • e. SGS Nederland B.V. vertegenwoordigd door: de heer A.G. Siraa, directeur

    • f. TÜV Nederland QA B.V. vertegenwoordigd door: de heer A.C. Boon, directeur hierna te noemen: ‘Certificerende Instelling’

Overwegende dat:

  • 1. artikel 29a van de Arbeidsomstandighedenwet en artikel 1.5e van het Arbeidsomstandighedenbesluit bepalen dat de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, in casu de Inspectie SZW, en de aangewezen Certificerende Instellingen, bedoeld in artikel 20 van evengenoemde wet, elkaar wederzijds (kunnen) informeren over o.a. bij controles of inspecties aangetroffen situaties waar de veiligheid of de gezondheid van werknemers door de wijze waarop werkzaamheden worden uitgevoerd in gevaar wordt of kan worden gebracht;

  • 2. Het doel van de informatie-uitwisseling is om:

    • a. de Certificerende Instellingen informatie te verschaffen die hen in staat stelt bij daarvoor in aanmerking komende situaties certificaathouders de juiste sanctie op te leggen;

    • b. de Inspectie SZW en andere toezichthoudende instanties waarmee de Inspectie SZW de informatie deelt, informatie te verschaffen die hen in staat stelt gerichte inspecties uit te voeren bij daarvoor in aanmerking komende bedrijven;

  • 3. Het noodzakelijk is om de bestaande afspraken over informatie-uitwisseling – uitgewerkt in bijlage F van het certificatieschema SC 530 – te vernieuwen en de nieuwe afspraken neer te leggen in een als bijlage bij de Arbeidsomstandighedenregeling op te nemen protocol;

  • 4. De afspraken in dit protocol strekken ter vervanging van de afspraken in bijlage F van SC 530.

Komen het volgende overeen:

In dit Protocol wordt een aantal begrippen met een beginhoofdletter gebruikt. Aan deze begrippen komt de betekenis toe die hieraan wordt gegeven in het hierna volgende artikel 1

Artikel 1: begripsomschrijvingen
  • 1. Protocol: dit protocol

  • 2. Inspecteur: inspecteur van de Inspectie SZW

  • 3. Inspectie: bezoek door een inspecteur van de Inspectie SZW aan een locatie of werkplek

  • 4. Auditor: auditor van de Certificerende Instelling

  • 5. Controle: bezoek door een auditor van een Certificerende Instelling aan een locatie of werkplek

  • 6. Certificaathouder: een bedrijf of persoon die in bezit is van een certificaat

  • 7. Arbobesluit: het Arbeidsomstandighedenbesluit

Artikel 2: aanwijzen van contactpersonen

Inspectie SZW en Certificerende Instelling wijzen contactpersonen aan voor de uitvoering van het Protocol en brengen elkaar daarvan op de hoogte;

Artikel 3: melding door de Certificerende Instelling aan de Inspectie SZW van afwijkingen die leiden tot (een groot risico op) asbestemissie (bijlage A van dit protocol)
  • 1. Wanneer een Auditor van een Certificerende Instelling tijdens een Controle van een Certificaathouder één of meerdere in bijlage A van dit protocol genoemde afwijkingen constateert, dan doet de contactpersoon van de Certificerende instelling hiervan direct telefonisch melding bij de contactpersoon van de Inspectie SZW genoemd in artikel 2, of indien deze niet bereikbaar is, met de tweede contactpersoon van de Inspectie SZW;

  • 2. De melding op grond van lid 1 wordt door de contactpersoon van de Certificerende Instelling binnen vijf werkdagen per mail bevestigd door verzending van de volgende gegevens aan de postbus die de Inspectie SZW in het kader van dit protocol heeft ingesteld:

    • i. Naam, telefoonnummer en e-mail van de contactpersoon van de Certificerende Instelling en organisatie (onderdeel) waarvoor deze werkzaam is;

    • ii. Naam, registratienummer van de certificaathouder op wie de melding betrekking heeft;

    • iii. Datum, tijdstip en plaats van de constatering;

    • iv. Omschrijving van de situatie waarop de melding betrekking heeft, inclusief verwijzing naar de relevante afwijking in bijlage A.

  • 3. Indien de Inspectie SZW hierom vraagt, verstrekt de Certificerende Instelling (aanvullend) relevante schriftelijke stukken zoals bijvoorbeeld een afschrift van correspondentie met de betreffende Certificaathouder aan de Certificerende Instelling, tenzij er juridische belemmeringen zijn om de stukken te overleggen.

Artikel 4: melding door de Certificerende Instelling aan de Inspectie SZW van overige categorie II afwijkingen (bijlage B van dit protocol)
  • 1. Indien een Auditor tijdens een controle bij een Certificaathouder een situatie aantreft genoemd in bijlage B, dan doet de contactpersoon van de Certificerende Instelling hiervan melding aan de contactpersoon van de Inspectie SZW;

  • 2. De melding geschiedt door binnen vijf werkdagen de volgende gegevens naar de postbus te zenden die de Inspectie SZW in het kader van dit protocol heeft ingesteld:

    • i. Naam, telefoonnummer en e-mail van de contactpersoon van de Certificerende Instelling en organisatie (onderdeel) waarvoor deze werkzaam is;

    • ii. Naam, registratienummer van de certificaathouder op wie de melding betrekking heeft;

    • iii. Datum, tijdstip en plaats van de constatering;

    • iv. Omschrijving van de situatie waarop de melding betrekking heeft, inclusief verwijzing naar de relevante afwijking in bijlage B.

  • 3. Indien de Inspectie SZW hierom vraagt, verstrekt de Certificerende Instelling (aanvullend) relevante schriftelijke stukken zoals bijvoorbeeld een afschrift van correspondentie met de betreffende Certificaathouder aan de Certificerende Instelling, tenzij er wettelijke belemmeringen zijn om de stukken te overleggen.

Artikel 5: melding door de Certificerende Instelling aan de Inspectie SZW van categorie III en IV afwijkingen (bijlage H van SC 530)
  • 1. Afwijkingen categorie III en IV worden ieder kwartaal binnen drie weken na afloop van het kwartaal gemeld (peildata 1 januari, 1 april, 1 juli en 1 oktober);

  • 2. Deze melding dient schriftelijk te geschieden, waarbij e-mail als een vorm van schriftelijk melden wordt beschouwd. Meldingen worden gebundeld in de vorm van een bestand aangeleverd in Excel of Access;

  • 3. Het bestand wordt door de contactpersoon van de Certificerende Instelling gezonden naar de postbus die de Inspectie SZW in het kader van dit protocol heeft ingesteld. Het bestand bevat de volgende gegevens:

    • i. Naam, telefoonnummer en e-mail van de contactpersoon van de Certificerende Instelling en organisatie (onderdeel) waarvoor deze werkzaam is;

    • ii. Naam, registratienummer van de certificaathouder op wie de melding betrekking heeft;

    • iii. Datum, tijdstip en plaats van de constatering;

    • iv. Omschrijving van de situatie waarop de melding betrekking heeft, inclusief verwijzing naar de relevante afwijking uit bijlage H van SC 530;

  • 4. Indien de Certificerende instelling besluit omwille van logistieke redenen ook de onder artikel 3 en 4 genoemde afwijkingen nogmaals in het bestand op te nemen, dan dient in het bestand duidelijk zichtbaar te zijn om welke gegevens het gaat;

  • 5. Indien de Inspectie SZW hierom vraagt, verstrekt de Certificerende Instelling (aanvullend) relevante schriftelijke stukken zoals bijvoorbeeld een afschrift van correspondentie met de betreffende Certificaathouder aan de Certificerende Instelling, tenzij er wettelijke belemmeringen zijn om de stukken te overleggen.

Artikel 6: melding door de Inspectie SZW aan de Certificerende Instelling van overtredingen die leiden tot (een groot risico op) asbestemissie (bijlage A van dit protocol)
  • 1. Wanneer een Inspecteur van de Inspectie SZW tijdens een Inspectie één of meerdere van de in bijlage A genoemde situaties aantreft, dan doet de contactpersoon van de Inspectie SZW hiervan direct telefonisch melding bij de contactpersoon van de Certificerende instelling genoemd in artikel 2;

  • 2. De melding op grond van lid 1 wordt door de contactpersoon van de Inspectie SZW schriftelijk bevestigd door de handhavingcorrespondentie die aan de werkgever wordt gezonden in afschrift per email aan de Certificerende Instelling toe te zenden. De email is gericht aan de contactpersoon van de Certificerende Instelling;

  • 3. De Certificerende Instelling bericht binnen drie weken (na afronding van een eventuele procedure zienswijze) hoe de melding is afgehandeld en welke actie naar de betreffende Certificaathouder is ondernomen. Dit doet de Certificerende Instelling door via de postbus die de Inspectie SZW in het kader van dit protocol heeft ingesteld de onder 2 genoemde email te retourneren met vermelding van de genomen vervolgstappen.

Artikel 7: melding door de Inspectie SZW aan de Certificerende Instelling van overige overtredingen
  • 1. Indien een Inspecteur tijdens een Inspectie van een locatie of werkplek overige overtredingen van de Arbeidsomstandighedenwet constateert, niet zijnde een overtreding genoemd in bijlage A van dit protocol, dan doet de contactpersoon van de Inspectie SZW hiervan melding aan de contactpersoon van de betreffende Certificerende Instelling;

  • 2. De melding geschiedt door de handhavingcorrespondentie die aan de werkgever wordt gezonden in afschrift per email aan de Certificerende Instelling toe te zenden. De email is gericht aan de contactpersoon van de Certificerende Instelling.

Artikel 8: privacy-aspecten

Een ieder die in het kader van dit Protocol bedrijfs- of persoonsgegevens dan wel andersoortige vertrouwelijke informatie ontvangt is verplicht tot geheimhouding. De gegevens die in het kader van dit Protocol verstrekt worden aan een andere partij mogen alleen gebruikt worden met het oog op het in dit Protocol omschreven doel. De Inspectie SZW behoudt wel de mogelijkheid om haar handhavingsinformatie met andere toezichthoudende instanties te delen.

Artikel 9: kosten

Partijen zullen elkaar geen kosten in rekening brengen voor het doen van meldingen en/of voor de afhandeling van die meldingen en/of voor andere activiteiten die voortvloeien uit dit Protocol.

Artikel 10: wijzigingen in en opzegging van het Protocol

Wijzigingen in en opzegging van het Protocol behoeven de schriftelijke instemming van alle bij het protocol betrokken partijen.

Artikel 11: evaluatie
  • 1. Tweemaal per jaar vindt een overleg plaats tussen de Inspectie SZW en de Certificerende Instellingen over praktische zaken rond de toepassing van het Protocol;

  • 2. Jaarlijks vindt een evaluatiebijeenkomst plaats waarbij partijen de resultaten van het Protocol evalueren en bekijken of gemaakte afspraken worden nageleefd. Indien gewenst wordt het Protocol en/of de bij het Protocol behorende bijlagen aangepast.

Artikel 12: geldigheid

Dit Protocol treedt in werking op de dag na ondertekening ervan.

Dit Protocol is overeengekomen en ondertekend

Namens de Inspectie SZW te Den Haag op de datum: 2 mei 2012

Namens de Certificerende Instelling op de datum: 31 mei 2012

Bijlage A. Afwijkingen genoemd in bijlage H van SC 530 die direct telefonisch aan de Inspectie SZW moeten worden gemeld

Nr

Vestigingslocatie

Inspectie SZW

   

Beboetbaar feit

1

Het bedrijf van de certificaathouder verricht asbestverwij-deringswerkzaamheden of werkzaamheden verbonden aan asbestverwijdering terwijl haar certificaat is geschorst.

4.54d

Nr

Certificerende instelling

Inspectie SZW

 

Projectlocatie

Beboetbaar feit

     

1

Bij het verwijderen van asbest worden niet alle maatregelen getroffen die behoren bij de wettelijk voorgeschreven risicoklasse.

4.48a

17

Er zijn aanvullend asbesthoudende/-verdachte materialen / producten / verontreinigingen op vooraf niet be kende plaatsen aangetroffen, zonder dat passende maatregelen zijn getroffen.

4.47a, lid 1 of 4.54a

26

Er is geen volledige decontaminatie-unit aanwezig en/of deze staat na aanvang asbestverwijdering/-sanering niet gebruiksklaar opgesteld.

B40500401

(4.20, lid 4)

31

Er wordt geen geschikte ademhalingsbescherming toe-gepast.

B4048a201

(4.48a, lid 2)

1. Het bedrijf beschikt niet over de middelen of ze zijn niet op de werkplek aanwezig.

2. De middelen zijn op de werkplek aanwezig (maar worden niet gebruikt).

32

Er worden geen geschikte beschermende werkkleding en PBM toegepast.

4.48a, lid 2

Het bedrijf beschikt niet over de middelen of ze zijn niet op de werkplek aanwezig.

De middelen zijn op de werkplek aanwezig (maar wor-den niet gebruikt).

35

Er worden geen brongerichte emissiebeperkende maat-regelen toegepast bij werkzaamheden in containment of afgeschermde werkruimte condities.

B40450201

(4.45, lid 2 en 4.54d)

 

Er worden geen brongerichte emissiebeperkende maat-regelen toegepast bij werkzaamheden in openlucht con-dities of met de glove-bag methode.

36

Er vinden, ook bij verwijderingswerk in openlucht con-dities, geen afdoende doeltreffende eindreinigingen van alle daartoe relevante locaties / oppervlakken plaats.

 

38

Het asbestafval/asbestbesmette afval dat buiten het containment, de afgeschermde werkruimte, of de glove-bag locatie, of bij openlucht condities buiten de afgezette en gemarkeerde, directe verwijderingslocatie aanwezig is, is niet volledig onbeschermd of de verpakking is niet vezeldicht.

Het betreft niet-hechtgebonden asbest.

B40450204

(4.45, lid 2)

45

Na de eindbeoordeling en vrijgave door eindbeoordelingsinstelling én de laatste visuele eindcontrole door het asbestverwijderingsbedrijf vóór de oplevering, is de vei-lig te achten saneringslocatie visueel niet vrij van als as-besthoudend/-besmet te beschouwen resten afkom-stig uit het asbestverwijderingswerk.

Het betreft niet-hechtgebonden asbest.

B40500301

(4.51a)

46

Er is geen doeltreffend gesloten containment opgericht.

B4048a101

(4.48a, lid 1)

47

Er is niet gewaarborgd, dat er geen asbestvezelemissie/-besmetting naar de omgeving buiten het containment kan plaatsvinden.

B4048a101

(4.48a, lid 1)

53

Bij asbestverwijderingswerk onder risicoklasse 3 con-dities wordt geen omgevingslucht onafhankelijke adem-halingsbescherming toegepast, óf ademhalingsbescher-ming met een afdoende verhoogde beschermingsfactor.

B4048a201

Het bedrijf beschikt niet over deze middelen of zij zijn niet op de werkplek aanwezig.

De middelen zijn op de werkplek aanwezig maar worden niet toegepast.

61

Er worden ABM(‘s) gebruikt die zodanig zijn beschadigd, dat dit de veilige werking nadelig kan beïnvloeden.

4.48a, lid 2, Arbobesluit 8.1 en 8.3

62

Er worden ABM(‘s) gebruikt die niet schoon zijn (inwen-dig en uitwendig) m.b.t. stof, vuil, restfracties, schim-mels, etc.

De vervuiling is wel schadelijk voor de gezondheid.

4.48a, lid 2,

4.51, 3e lid

Bijlage B. Categorie II overtredingen vastgesteld tijdens een projectlocatie, niet zijnde overtredingen genoemd in bijlage A

 

Certificerende instelling

Inspectie SZW

   

Beboetbaar feit

8

De in het werkplan beschreven werkwijzen zijn niet in overeenstemming met het de risicoklasse en de wijze van afscherming zoals voorgeschreven in de SMA-rt.

4.50

12

Er is geen DTA met een geldig persoonscertificaat volgens SC-510 aan-wezig op de asbestverwijderingslocatie.

B4054d501

(4.54d, lid 5)

12a

Op niet alle plaatsen waar asbest wordt verwijderd is toezicht door een DTA.

(4.54d, lid 5)

13

De asbestverwijderingsmedewerker(s) op locatie is (zijn) geen DAV(’s) met een geldig persoonscertificaat volgens SC-520.

B4054d701

(4.54d, lid 7)

14

Op het asbestverwijderingswerk zijn meer dan twee leerling-DAV’s per mentor-DTA aanwezig.

B4054d701

(4.54d, lid 7)

15

De werklocatie is niet afgebakend/afgeschermd conform SC-530.

4.48a, lid 2c)

27

De decontaminatie-unit is, indien technisch mogelijk, niet direct gekoppeld aan het werkgebied.

4.20, lid 4

29

De decontaminatieprocedure of de transitprocedure wordt niet correct uit-gevoerd,

bij risicoklasse 3 werkzaamheden

bij risicoklasse 2 werkzaamheden.

B40500401

(4.20, lid 4)

30

Het met asbest verontreinigde afvalwater wordt niet opgevangen en (stapsgewijs) door een afvalwaterfiltering afgevoerd met een laatste filter met poriëndiameter van 5 micrometer.

4.20, lid 4

33

Voor aanvang van de asbestverwijdering is de niet-besmette inventaris/in-boedel niet uit / van de werklocatie verwijderd.

B4048a101

(4.48a, lid 1)

 

Voor aanvang van de asbestverwijdering is de niet-besmette inventaris/in-boedel niet vezeldicht afgeplakt / afgeschermd.

34

Wanneer er in de naaste omgeving zodanige (sloop-)activiteiten plaats vinden dat daardoor het resultaat van het asbestverwijderingswerk en/of de eindbeoordeling wordt benadeeld en er tijdens de asbestverwijdering en/of de eindbeoordeling geen doeltreffende maatregelen zijn getroffen.

4.48a, lid 4 en 4.51a, lid 1

37

Het glove-bag werk wordt niet correct uitgevoerd.

B4048a101

(4.48a, lid 1)

39

Het asbestafval/asbestbesmette afval dat buiten het containment, de af-geschermde werkruimte, of de glove-bag locatie, of bij openlucht condities buiten de afgezette en gemarkeerde, directe verwijderings-locatie aanwe-zig is, is niet volgens de eisen minimaal dubbel én lucht- en vezeldicht in een deugdelijke, stoot- en scheurbestendige verpakking (0,2 mm dikke of hi-tec pefolie) verpakt t.b.v. de afvoer vanaf de werkplek.

Het betreft niet-hechtgebonden asbest.

4.45, lid 2

40

Gereedschappen, machines, klimmaterieel, uitrustingsstukken, etc., die met asbeststof in aanraking zijn geweest, zijn niet doeltreffend gereinigd, dan wel niet volgens de eisen minimaal dubbel én lucht- en vezeldicht in een deugdelijke, stoot- en scheurbestendige verpakking (0,2 mm dikke of hi-tec pe-folie) verpakt t.b.v. het vervoer en de opslag buiten de werk-plek.

4.45, lid 2

41

De afsluitklep(pen) van de onderdruk-ventilatiemachine(s) (ODM’s) is (zijn) niet lekvrij afgedicht.

4.45, lid 2

42

De verpakkingen van asbestafval en/of asbestbesmette onderdelen, uit-rusting stukken e.d. zijn niet uitwendig gemarkeerd met de voorgeschre-ven asbest-waarschuwingsstickers (Productenbesluit Asbest 2005).

4.45, lid 2

48

Het containment wordt niet permanent op een onderdruk van minimaal 20 Pascal (Pa) gehouden, indien substantieel lager dan 20 Pa en het contain-ment wordt minder dan 6 keer per uur geventileerd.

4.48a, lid 2

55

De uitsluis- en afvoerprocedure voor het asbestafval (en de verpakte, als asbestbesmet te beschouwen uitrusting stukken) is `niet correct uitge-voerd

bij risicoklasse 3 werkzaamheden,

B40500401

(4.45, lid 2)

 

bij risicoklasse 2 werkzaamheden.

56

Indien het apart uitsluizen van de asbestafvalverpakkingen niet mogelijk is, moeten de verpakkingen lucht- en vezeldicht verpakt/afgeplakt en los van de vloer in het containment / de afgeschermde werkruimte opgesla-gen zijn.

4.45, lid 2

58

bij risicoklasse 2 werkzaamheden: De filters voor de ABM zijn niet bestand tegen asbeststof en de eventuele additionele schadelijke stoffen en/of vol-doen niet aan de vereiste specificaties.

B4048a201

B80030101

(4.48d, lid 2) + 8.3 Artbowet

63

De gebruikte filter(s) van de ABM(‘s) zijn niet correct gemarkeerd of, lucht- dicht afgedopt.

4.51, lid 3

65

De decontaminatie-unit is beschadigd waardoor er geen veilige werking is.

4.48a

70

De gebruikte machine(s) zijn zodanig beschadigd dat er geen veilige werking is.

Arbobesluit hfd 7

BIJLAGE 4, BEHOREND BIJ DE MINISTERIËLE REGELING VAN 19 JULI 2012, NR. G&VW/GW/2012/10964, HOUDENDE WIJZIGING VAN DE ARBEIDSOMSTANDIGHEDENREGELING IN VERBAND MET DE GEFASEERDE INVOERING VAN HET STELSEL VAN CERTIFICATIE (FASE 3)

Bijlage XVII behorend bij artikel 7.7

Werkveldspecifiek document voor aanwijzing en toezicht (WDA&T) op de certificatie- en keuringsinstellingen die: personen certificeren in het kader van verticaal transport

Document: WDAT-VT-Personen: 2012, versie 01

Onder beheer van:

Stichting TCVT

Postbus 154

3990 DD Houten

www.TCVT.nl

INHOUD

1.

INLEIDING

57

2.

DEFINITIES

57

3.

WERKVELDSPECIFIEKE KENMERKEN

58

 

3.1

Beschrijving document

58

 

3.2

Actieve partijen

58

 

3.3

Risicoanalyse

58

4.

EISEN TEN BEHOEVE VAN DE AANWIJZING

58

 

4.1

Persoonscertificatie

58

 

4.2

Aanwijzingscriteria

60

5.

TOEZICHT

61

6.

MAATREGELEN

62

 

BIJLAGE 1

62

 

BIJLAGE 2

66

1. Inleiding

Machinist verticaal transport betreft een risicovolle beroepsactiviteit. Om het maatschappelijke belang (veiligheid en gezondheid in verband met de arbeid) te waarborgen, is door de overheid gekozen voor een wettelijk verplichte certificatieregeling voor de functie van machinist verticaal transport. Het certificaat wordt onder deze regeling verstrekt door CKI’s.

Om certificaten voor een specifiek werkveld te mogen verstrekken dient een CKI hiertoe te worden aangewezen door de minister. Dit gebeurt door een toetsing aan dit WDA&T. In dit document is aangegeven aan welke regels en procedures de betreffende CKI’s zich dienen te houden.

2. Definities

Begrip of afkorting

:

Betekenis

Aanvrager van een certificaat

:

De (rechts)persoon die bij de certificatie-instelling een aanvraag doet voor het afgeven van een certificaat.

Aanwijzing

:

Aanwijzing van een instelling bij of krachtens wettelijk voorschrift door de minister van SZW.

Inspectie SZW

 

Toezichthouder van SZW

Beoordeling

:

Beoordeling (initiële, of her-) door de nationale accreditatie-instantie van instellingen op basis van het door de minister van SZW vastgestelde WDA&T, op grond waarvan de nationale accreditatie-instantie schriftelijk rapporteert of de instelling competent is om wettelijk verplichte certificaten af te geven.

BHST

:

Stichting die een wettelijke certificatieregeling beheert: TCVT.

Centraal College van Deskundigen (CCvD)

:

Het college, onderdeel van en/gefaciliteerd door BHST, dat belanghebbende partijen in een bepaalde sector of branche de mogelijkheid biedt tot deelname bij het opstellen en onderhouden van werkveldspecifieke documenten op zodanige wijze dat sprake is van een evenwichtige en representatieve vertegenwoordiging van deze partijen.

Centrale Examen Commissie (CEC)

 

Commissie binnen de structuur van de BHST die een centrale itembank ontwikkelt en beheert.

Certificaat

:

Een certificaat in de zin van artikel 20 Arbowet. Daarnaast kan een certificaat beschouwd worden als een verklaring van overeenstemming (conformiteitsverklaring) zoals bedoeld in relevante ISO en EN normen.

Certificaathouder

:

Persoon die in het bezit is van een geldig wettelijk verplicht certificaat.

Certificatieproces

:

Alle activiteiten via welke een CKI beoordeelt en besluit of een persoon, product of systeem voldoet en blijft voldoen aan de normen, zoals opgenomen in het werkveldspecifieke certificatieschema.

Certificatiereglement

:

Bepalingen voor de uitvoering van het certificatieproces en de relaties tussen kandidaat en CKI.

Certificatiesysteem

:

Set van procedures en middelen benodigd om het certificatieproces uit te voeren per certificatieschema, dat leidt tot de uitgifte van een certificaat van vakbekwaamheid, inclusief onderhoud.

Certificerings en Keurings-instelling (CKI)

:

Kalibratie- of conformiteitsbeoordelingsinstellingen zoals certificatie-instellingen, keuringsdiensten van gebruikers, laboratoria, inspectie-instellingen en testinstituten.

Controle

:

Periodieke beoordeling door de nationale accreditatie-instantie van CKI’s tegen de voor beoordeling geldende regels van de minister (WDA&T).

Examenprotocol

:

Schriftelijk document waarin de eisen t.a.v. examinering TCVT persoonscertificatie zijn vastgelegd. Het document is als bijlage toegevoegd (zie bijlage 2).

Risicoanalyse

:

Analyse waaruit motivatie, voor te maken keuzes in werkveldspecifiek probleemgebied, blijkt, op te nemen in het beoogde certificatieschema.

Toezicht

:

Het verzamelen van de informatie over de vraag of een handeling of zaak voldoet aan de daaraan gestelde eisen, het zich daarna vormen van een oordeel daarover en het eventueel naar aanleiding daarvan interveniëren.

TSJ

:

TCVT Schema Journaal. Hierin wordt een toelichting gegeven op een eis uit het schema. Een toelichting is niet eisenstellend. Via publicatie op de website wordt uitleg bekend gemaakt en informatie verstrekt.

TCPR-boekje

 

Toezicht Certificatie Praktijk Registratie boekje. Persoonsgebonden boekje waarin de persoonscertificaathouder zijn praktijkervaringen en bijscholing bijhoudt.

Werkveldspecifiek certificatieschema (WSCS)

:

Term gebruikt door SZW voor een certificatieschema dat door de minister van SZW is geaccepteerd te gebruiken binnen een specifieke aanwijzing als CKI voor personen, producten of systemen.

WDAT-VT-Personen

:

Werkveldspecifiek document van aanwijzing en toezicht op de certificatie- en keuringsinstellingen die personen certificeren in het kader van verticaal transport.

Volledige documentnaam: WDAT-VT-Personen: 2012, versie 01.

WDAT-VT-Producten

 

Werkveldspecifiek document voor aanwijzing en toezicht op de certificatie- en keuringsinstellingen die mobiele kranen, torenkranen en/of hijs- en hefwerktuigen voor beroepsmatig personenvervoer en/of tijdelijke personen(bouw)liften periodiek keuren in het kader van verticaal transport.

Volledige documentnaam: WDAT-VT-Producten: 2012, versie 01.

3. Werkveldspecifieke kenmerken

3.1 Beschrijving document

Dit werkveldspecifieke document voor aanwijzing en toezicht is door het CCvD voorgesteld en door de minister van SZW (inclusief eventuele aanpassingen) vastgesteld. Dit vastgestelde document vervangt daarmee eerdere versies. Op- en/of aanmerkingen over dit document kunnen worden ingediend bij het CCvD.

3.2 Actieve partijen

Binnen het kader van dit document voor aanwijzing en toezicht zijn bij de opstelling betrokken geweest:

  • BHST-TCVT, hierna TCVT

  • CCvD-TCVT, hierna CCvD

  • Werkkamer 4 TCVT persoonscertificatie verticaal transport

3.3 Risicoanalyse

Centrale gebeurtenis

Optredende risico’s

Oorzaken

Maatregelen

Personen

Producten

Het verstrekken c.q. onderhouden van een certificaat op onterechte gronden

Het niet naar behoren functioneren van de CKI

Onvoldoende materiedeskundigheid eigen certificatiepersoneel/inlenen. Inschakelen onvoldoende bekwame onderaannemers bij examinering van kraanmachinisten, om alle aspecten van het totale examen af te dekken.

4.2.5

4.3.2

Onvoldoende kennis van het werkveld

Inbreuk op de onafhankelijkheid/onpartijdigheid (, afhankelijkheidsrelatie met (beoogd) certificaathouder bij persoonscertificatie, inlenen van niet onafhankelijk certificatiepersoneel, uitbesteden aan niet onafhankelijke onderaannemers en daardoor inbreuk op onpartijdige examinering)

4.2.5

4.3.1

Onvoldoende toezichtkennis/geen effectief toezicht op certificaathouders. Waaronder bijvoorbeeld bij persoonscertificatie het niet adequaat afhandelen van (ernstige) klachten over de competentie van kraanmachinisten die de certificatie eisen van vakbekwaamheid overtreden.

5. B, C, D, E en F

4.5.7 / 5.B, C en D

Geen onderlinge harmonisatie in het toepassen van de certificatieschema’s

   

Inbreuk op de vertrouwelijkheid van informatie

4.5.4

4.5.4

Het verstrekken c.q. onderhouden van een certificaat op onterechte gronden wordt als de centrale gebeurtenis gedefinieerd. Om het verstrekken c.q. onderhouden van een certificaat op onterechte gronden te voorkomen is het noodzakelijk om maatregelen te nemen om zodoende de oorzaken van de optredende risico’s uit te bannen.

4. Eisen ten behoeve van de aanwijzing

4.1 Persoonscertificatie

Het beoordelen en aanwijzen van CKI’s voor persooncertificatie vindt plaats op basis van de NEN-EN-ISO/IEC 17024: 2003 en de IAF GD24 (hierna: NEN-EN-ISO/IEC 17024: 2003) en de eisen die gesteld worden aan de CKI op grond van aanwijzing (4.5). Hieronder volgt een werkveldspecifieke invulling van de NEN-EN-ISO/IEC 17024: 2003.

4.1.1 Schema commissie

De CKI moet op alle onderdelen van het schema wijzigingsvoorstellen kunnen doen en moet informatie verstrekken t.a.v. de WSCS persoonscertificatieschema’s TCVT. Deze voorstellen worden ingebracht in BHST en vervolgens in het CCvD vastgesteld en aan de Minister van SZW voorgelegd. Het is aan de Minister van SZW om de wijzigingsvoorstellen te beoordelen en eventueel te bekrachtigen. De CKI persoonscertificatie TCVT is verplicht als adviseur deel te nemen aan TCVT werkkamer 4 en de TCVT examencommissie.

4.1.2 Bezwaarprocedure

Paragraaf 4.2.6 van NEN-EN-ISO/IEC 17024: 2003 geldt, met aanvullend:

  • De CKI dient voor klachten en bezwaar de procedures toepassen die in het WSCS zijn opgenomen. De CKI moet aan TCVT per kwartaal een geanonimiseerd overzicht zenden van de lopende procedures.

4.1.3 Personeel

Paragraaf 4.2.7 van NEN-EN-ISO/IEC 17024: 2003 geldt, met aanvullend:

  • De CKI moet de beoordeling van de resultaten van het theorie- en praktijkexamen en de aansluitende certificatiebeslissing uitvoeren in eigen beheer en met eigen personeel dat kennis heeft van verticaal transport. De CKI moet voldoende en competent personeel in vaste dienst hebben voor de volgende taken:

    • 1) certificatiebeslissingen nemen;

    • 2) uitbestede examens bijwonen;

    • 3) beoordelen of onderaannemers voldoen aan alle eisen.

4.1.4 Ontwikkeling en onderhoud van een certificatieschema

Paragraaf 4.3 van NEN-EN-ISO/IEC 17024: 2003 is niet van toepassing ten aanzien van het opstellen, het beheren en het wijzigen van elk betreffend certificatieschema (WSCS). De WSCS schema’s persoonscertificatie verticaal transport worden ontwikkeld en onderhouden door TCVT. Voorstellen tot wijziging op bestaande schema’s moeten worden ingebracht in het CCvD en na vaststelling aan de minister van SZW voorgelegd. Het is aan de minister van SZW om de wijzigingsvoorstellen te beoordelen en eventueel te bekrachtigen. In voorkomende gevallen kan er een toelichting op een eis uit het werkveldspecifieke schema in een TSJ zijn vastgelegd.

Uitvoeringszaken die niet verplicht door BHST worden gedaan moet de CKI zelf doen. In het kader van ISO 17024 paragraaf 4.3.6 moet de CKI informatie verstrekken aan BHST. De CKI moet beoordelen of iedere gecertificeerde persoon voldoet aan de gewijzigde certificatie eisen.

4.1.5 Onderaanneming

De CKI kan een exameninstelling inschakelen ten behoeve van de examinering. Paragraaf 4.5 van NEN-EN-ISO/IEC 17024: 2003 geldt in z’n geheel. Aanvullende eisen zijn:

  • 1) De CKI moet klachten en bezwaren zoals beschreven in het WSCS zelf afhandelen en mag deze niet door een exameninstelling laten behandelen of afdoen;

  • 2) de CKI moet in de overeenkomst met de exameninstelling de identificatiegegevens van de exameninstelling vastleggen, inclusief statutaire naam en KvK-nummer;

  • 3) De CKI moet eisen dat de exameninstelling voldoet aan de eisen en plichten gesteld aan de CKI, voortvloeiende uit de aanwijzing van de minister van SZW:

  • 4) De CKI moet in de overeenkomst de wijze van kwartaalrapportage geregeld hebben;

  • 5) De CKI moet in de overeenkomst geregeld hebben dat de haar opgedragen taken niet door de exameninstelling mogen worden uitbesteed;

  • 6) De CKI moet eisen dat de exameninstelling en haar personeel competent is en op geen enkele wijze relaties of banden heeft met het opleiden of bijscholen van machinisten verticaal transport;

    Daarnaast houdt de certificatie-instelling toezicht op de uitvoering van de examens door de exameninstelling(en) door per certificatieschema tenminste twee keer per kalenderjaar en minimaal 5% van alle examens per exameninstelling te bezoeken. Deze eis geldt niet indien een exameninstelling minder dan twee maal per jaar een certificatieschema examineert.

  • 7) De bijwoning ad 6) vindt plaats met competent personeel;

  • 8) De CKI moet examenopgaven afnemen vanuit de TCVT-itembank en moet hiervoor een overeenkomst sluiten met BHST.

De CKI is en blijft volledig verantwoordelijk en moet verantwoordelijkheid nemen voor het proces van examinering, de resultaten en de certificatieverlening. De CKI mag geen werkzaamheden uitbesteden zonder TCVT daarover vooraf te informeren. De CKI moet aan TCVT jaarlijks een geactualiseerde lijst van haar exameninstellingen verstrekken.

4.1.6 Deskundigheid personeel

Paragraaf 5 van NEN-EN-ISO/IEC 17024: 2003 geldt in zijn geheel.

Aanvullende eisen zijn;

In ieder geval moet het personeel (hebben):

  • een geheimhoudingsplicht inzake zijn taakuitvoering;

  • examinatoren moeten kennis hebben van verticaal transport en minimaal MBO-niveau hebben;

  • examinatoren moeten jaarlijks de TCVT-examinatorendag bijwonen;

  • personeel dat examens bijwoont moet kennis hebben van examinering en verticaal transport. De kennis moet vastgelegd zijn in een personeelsdossier;

  • geen functie als opleider of bijscholer verticaal transport;

  • geen relatie met de examenkandidaat;

  • examinatoren voor het praktijkexamen moeten een geldig TCVT-certificaat overeenkomstig het te examineren praktijkexamen bezitten;

  • voldoen aan de overige eisen uit het TCVT examinatorenprotocol (zie bijlage 2).

4.1.7 Certificaat

Op het certificaat moeten tenminste aanvullend de volgende zaken genoemd zijn:

  • nummer aanwijzingsbeschikking SZW;

  • naw-gegevenscertificaathouder;

  • geboortedatum certificaathouder;

  • KvK-nummer;

  • code TCVT-schema;

  • certificaatnummer dat uitgegeven wordt door of namens TCVT;

  • TCVT-code van de CKI

De CKI moet maandelijks een overzicht van verleende, ingetrokken en geschorste certificaten aan BHST zenden.

4.1.8 Toezicht

Paragraaf 6.4 van NEN-EN-ISO/IEC 17024: 2003 is niet van toepassing. In plaats daarvan geldt:

De CKI moet het toezichtregime uitvoeren zoals vastgelegd in de WSCS-en met code TCVT 09-071 t/m TCVT-09-078 versie 5.

4.1.9 Hercertificatie

Paragraaf 6.5 van NEN-EN-ISO/IEC 17024: 2003 is niet van toepassing. In plaats daarvan geldt:

De CKI moet de hercertificatie activiteiten uitvoeren zoals vastgelegd in de WSCS-en met code TCVT 09-071 t/m TCVT-09-078 versie 5.

4.1.10 Logo TCVT

Op het certificaat moet het beeldmerk van TCVT gevoerd worden. De CKI moet daarbij de richtlijnen van TCVT volgen, zoals vastgelegd in bijlage 1 van dit WDA&T.

4.2 Aanwijzingscriteria

De CKI wordt in het kader van haar aanwijzing op grond van de artikelen  1.5a t/m 1.5d Arbobesluit op de volgende criteria getoetst:

  • 4.2.1 De aangewezen CKI en de werknemers die met de keuringen of beoordelingen zijn belast, voeren deze uit met de grootste mate van beroepsintegriteit.

  • 4.2.2 Er is een integriteitsbeleid, dat waar nodig in duidelijke voorschriften is uitgewerkt. Het personeel heeft zich aantoonbaar hieraan geconformeerd.

  • 4.2.3 De aangewezen CKI treedt integer en niet buiten zijn bevoegdheden in de markt op.

  • 4.2.4 Het personeel van de aangewezen CKI is aantoonbaar gebonden aan beroepsgeheim ten aanzien van al hetgeen het bij de uitoefening van zijn taak in het kader van het besluit ter kennis is gekomen, behalve tegenover de ter zake bevoegde overheidsinstanties.

  • 4.2.5 De aangewezen CKI is bestuursorgaan in de zin van de Algemene wet bestuursrecht en dient te voldoen aan bestuurswetgeving zoals de Algemene wet bestuursrecht, de Wet openbaarheid van bestuur en de Archiefwet 1995.

  • 4.2.6 De aangewezen CKI dient te beschikken over een WA verzekering die voldoende dekking biedt voor redelijkerwijs te verwachten risico’s.

  • 4.2.7 De aangewezen CKI dient een procedure te hebben waarin geregeld is dat in geval van ontdekking van een vermoeden van direct gevaar voor de veiligheid dit ogenblikkelijk door de desbetreffende medewerker gemeld wordt, en waarin staat beschreven dat de instelling z.s.m. de belanghebbenden informeert, waaronder indien van toepassing de betreffende overheidsinstantie.

  • 4.2.8 Bij beëindiging van de activiteiten door de aangewezen CKI dient deze terstond de minister van SZW te informeren. De minister van SZW bepaalt wat de (voorheen) aangewezen CKI met de dossiers moet doen, de (voorheen) aangewezen CKI dient hieraan mee te werken. Dit vrijwaart de (voorheen) aangewezen CKI niet van eventuele aansprakelijkheid voor fouten in door haar uitgevoerde keuringen of beoordelingen.

  • 4.2.9 De aangewezen CKI dient de volgende procedures op schrift te hebben gesteld: een zienswij- zeprocedure (afdeling 4.1.2 Awb), een bezwaarschriftprocedure (hoofdstuk 6 en 7 Awb) en een klachtenprocedure (hoofdstuk 9 Awb). .

  • 4.2.10 De aangewezen CKI moet zich aantoonbaar laten vertegenwoordigen in het nationale overleg van de instellingen, georganiseerd door het CCvD. Het CCvD vertegenwoordigt Nederland bij het Europese NoBo overleg en de CKI’s nemen deel aan het overleg met het CCvD. De CKI’s moeten kunnen aantonen de afspraken uit het overleg met het CCvD uit te voeren.

  • 4.2.11 Meldplicht van het weigeren, opschorten of intrekken van certificaten aan de andere CKI’s respectievelijk NoBo’s.

  • 4.2.12 De CKI houdt zich bij de op te leggen sancties/maatregelen aan het vastgestelde sanctie- en maatregelenbeid. In geval van kennelijke onredelijkheid heeft de CKI op grond van de Awb de bevoegdheid hier van af te wijken. Afwijking geschiedt alleen op grond van door de certifi- caathouder aan te dragen argumenten. De onderbouwing voor de afwijking wordt opgeno- men in het besluit over de opgelegde sanctie. Afwijkingen worden geregistreerd door de CKI.

  • 4.2.13 Alle documenten en registraties in het verkeer met de overheid dienen in het Nederlands te zijn tenzij anders met de overheid overeengekomen.

  • 4.2.14 Verbod op onderuitbesteding op afgifte van certificaten en de daaraan voorafgaande beoordeling en beslissing.

5. Toezicht

In verband met de verplichtingen in het kader van toezicht zijn de volgende artikelen van toepassing; artikelen 1.5b en 1.5c Arbobesluit en artikel 1.1a Arboregeling. De CKI dient ten behoeve van de informatieverzameling kosteloos de navolgende zaken te realiseren:

  • A. Zich jaarlijks vόόr 1 maart schriftelijk aan SZW te verantwoorden over de rechtmatigheid en doeltreffendheid van het functioneren op elk werkveld waarvoor de instelling door de minister van SZW is aangewezen (de schriftelijke verantwoording wordt naar de Inspectie SZW gezonden). In deze schriftelijke verantwoording worden tenminste de volgende onderwerpen behandeld:

    • 1. de door de instelling afgegeven, geschorste, ingetrokken dan wel geweigerde certificaten;

    • 2. wijzigingen in de op het werkveld van de instelling betrekking hebbende accreditaties, reglementen en procedures;

    • 3. wijzigingen in de bestuurssamenstelling;

    • 4. wijzigingen in de statuten of het huishoudelijk reglement;

    • 5. aan derden uitbestede werkzaamheden;

    • 6. structurele knelpunten op het werkveld van de instelling die zich in de uitvoeringspraktijk hebben voorgedaan;

    • 7. het gevoerde overleg en de samenwerking op het werkveld met andere certificerende instellingen;

    • 8. door de instelling ontvangen klachten en de wijze van afhandeling daarvan;

    • 9. tegen de beslissingen van de instelling ingediende bezwaren en aangespannen zaken en de wijze van afhandeling daarvan;

    • 10. een financieel verslag betreffende de activiteiten waarvoor de instelling is aangewezen;

    • 11. het aantal malen per kalenderjaar dat afgeweken wordt van het sanctie- en maatregelenbeleid.

  • B. Mee te werken aan de controles door SZW (in de praktijk betekent dit dat de controles door Inspectie SZW en de nationale accreditatie-instantie uitgevoerd kunnen worden).

  • C. Tijdige en juiste informatie te verstrekken die SZW nodig heeft om te kunnen beoordelen of zij aan de aanwijzingsnormen blijft voldoen (in de praktijk betekent dit dat deze informatie aan Inspectie SZW of de nationale accreditatie-instantie verstrekt moet worden).

    Deze informatie betreft alles wat relevant is voor de aanwijzing, waaronder de hoeveelheid afgegeven en geweigerde persoonscertificaten (nieuw en verlengd) per jaar.

  • D. Terstond informatie te verstrekken aan SZW en aan de BHST in het kader van hun registratietaak, over individuele certificaten/certificaathouders waaraan een sanctie is opgelegd (in de praktijk betekent dit dat deze informatie aan Inspectie SZW, verstrekt moet worden). Deze informatie betreft de hoeveelheid afgegeven,geschorste, ingetrokken en geweigerde persoonscertificaten (nieuw en verlengd).

  • E. Informatie te verstrekken aan de Inspectie SZW over de wijze waarop zij persoonscertificaten heeft verstrekt en van de wijze waarop zij het doen en laten van certificaathouders periodiek beoordeelt.

  • F. Aan te tonen aan SZW dat zij voldoende controleert of persoonscertificaathouders blijven voldoen aan de certificatie-eisen (in de praktijk betekent dit dat deze informatie aan Inspectie SZW of de nationale accreditatie-instantie verstrekt moet worden). In ieder geval worden frequentie, aard en omvang (tijdsduur) van de controles per certificatieschema weergegeven. Dit betreft:

    Voor persoonscertificaathouders die de bijscholing volgen, twee maal in een periode van vijf jaar controleren op de voor hen geldende certificatie-eisen;

  • G. SZW en TCVT in te lichten zodra zij voornemens is een of meer van haar taken te beëindigen.

  • H. SZW in te lichten zodra zij een aanvraag indient voor een aanvullende accreditatie of beoordeling op basis van een wettelijke specifiek schema.

6. Maatregelen

Indien de aangewezen instelling niet meer voldoet aan de eisen in dit schema kan dit gevolgen hebben voor de aanwijzing. Zie beleidsmaatregel maatregelenbeleid certificering Arbeidsomstandighedenwet en Warenwet, Stcrt. 2010, nr. 10839 van 14 juli 2010.

Bijlage 1 TCVT reglement gebruik tcvt beeldmerk v-800

Inleiding

De Stichting Toezicht Certificatie Verticaal Transport (Stichting TCVT) beheert certificatieschema’s met als werkveld Verticaal Transport. Deze zijn enerzijds verplicht gesteld In het kader van Europese regelgeving en de Arbowet en anderzijds vanwege de behoefte uit de markt. De schema’s omvatten de volgende onderwerpen:

  • Hijsmiddelen;

  • Offshore kranen;

  • Hijskranen;

  • Vakbekwaamheid Machinist Verticaal Transport;

  • Railinframachines;

  • Funderingsmachines;

  • Personenbouwliften;

  • Hijs- en hefsteigers voor beroepsmatig personenvervoer

Een actueel overzicht van de operationele certificatieschema’s en uitvoerende instellingen is beschikbaar op www.tcvt.nl.

De certificatieschema’s worden gehanteerd door certificatie-instellingen, welke door de RvA zijn geaccrediteerd en in geval van verplichte certificatie door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op verzoek daartoe zijn aangewezen.

De certificaten worden geleverd als een dienst aan werkgevers, werknemers, afnemers en overheid teneinde duidelijk te stellen dat men er op mag vertrouwen dat de aangeboden vakbekwaamheid, producten, materieel, systemen en diensten in het kader van verticaal transport voldoen aan de eisen conform de Arbeidsomstandighedenwet etc.

Door het uitgeven van een TCVT Certificaat van Vakbekwaamheid wordt aangegeven welke personen zijn gecertificeerd in het kader van Verticaal Transport.

Door het zichtbaar aanbrengen van het TCVT Goedkeuringssticker op het materieel wordt duidelijk gemaakt dat het materieel is gecertificeerd in het kader van Verticaal Transport. Met een uniek nummer op het TCVT Goedkeuringssticker in combinatie met een daaraan gerelateerde en in het beoordelingsrapport opgenomen TCVT Certificaat van (Periodieke) Goedkeuring is de registratie van de keuring en de certificatiebeslissing door de keuringsinstelling terugvindbaar.

De voorwaarden voor het gebruik van het TCVT-Certificaat van Vakbekwaamheid en Goedkeuring en het TCVT Goedkeuringssticker zijn in de volgende artikelen verwoord.

Vormgeving en gebruik

1. Het TCVT Beeldmerk

Algemeen

Het TCVT Beeldmerk is geregistreerd onder nummer 0954925 in het Benelux Merkenregister.

De kleur van het beeldmerk is als volgt:

  • in Pantone 3415 CV (groen);

  • in Pantone Black (zwart).

Het beeldmerk is verkrijgbaar bij Bureau TCVT in de vorm van software.

Onderscheid wettelijk verplicht of vrijwillig

In de desbetreffende certificatieschema’s is de positie van het schema als volgt aangegeven.

  • A. wettelijke verplicht, waarin men toetst aan wettelijke normen, bijvoorbeeld bij risicovolle beroepsactiviteiten. Het TCVT Certificaat is het bewijs dat wordt voldaan aan de wettelijke normen. Dit wordt in het certificaat met een toevoeging aan het logo gecodeerd aangegeven met – A –

  • B. vrijwillig, waarbij betrokken partijen afspraken maken over de invulling van algemeen gestelde wettelijke voorschriften. Het TCVT Certificaat is een bewijs dat wordt voldaan aan de algemeen gestelde wettelijke voorschriften. Dit wordt in het certificaat gecodeerd aangegeven met een toevoeging aan het logo met – B –.

Onderscheid naar vakbekwaamheid of staat van onderhoud van het hijsmaterieel

Dit wordt in het certificaat gecodeerd aangegeven met de onderstaande toevoeging aan het logo.

2. Het TCVT Certificaat van Goedkeuring en TCVT Goedkeuringssticker

Certificaat van goedkeuring

Warenwetbesluit artikel 6f.

Op het certificaat van goedkeuring wordt de datum van keuring vermeld, alsmede gegevens betreffende de identificatie van de hijskraan. Het certificaat van goedkeuring of een afschrift daarvan bevindt zich in de nabijheid van de hijskraan

Het TCVT Certificaat van Goedkeuring betreft materieel voor verticaal transport conform de desbetreffende certificatieschema’s, opgesteld door de werkkamers.

De certificatie-instelling verleent een certificaat van goedkeuring (A-4 formaat) met een unieke identificatiecode volgens haar eigen systematiek.

In het aangegeven gebied D1 wordt het TCVT-Beeldmerk aangebracht tezamen met het certificaatnummer en de datum van uitgifte. Het TCVT Certificaat van Goedkeuring wordt opgenomen in het keuringsrapport.

Goedkeuringssticker

In combinatie met het TCVT Certificaat van Goedkeuring wordt er op de machine een TCVT Goedkeuringssticker aangebracht. Het TCVT Goedkeuringssticker bestaat uit:

  • de tekst ‘‘TCVT Keurmerk’’;

  • het beeldmerk van de Stichting Toezicht Certificatie Verticaal Transport (TCVT Beeldmerk);

  • nummercode: ‘‘jj-XXX.XXX’’ met:

  • jj = 00, 25, 10 (zie Bijlage B);

  • XXX.XXX = volgnummer .

De overige gegevens dienen door de certificatie-instelling met een door haar te verstrekken TCVT Goedkeuringssticker te worden aangebracht.

Voor materieel en hijsmiddelen geldt dat het TCVT Goedkeuringssticker op een voor derden duidelijk zichtbare plaats is aangebracht.

TCVT Goedkeuringssticker

Door keuringsinstelling te verzorgen.

Op de keuringslocatie handmatig invullen van datum, wettelijk verplicht (A) of vrijwillig (B), de identificatie van de machine en door aankruisen aangeven jaar/ maand van de volgende TCVT keuring wettelijk verplicht (A) of vrijwillig (B). Stickers bij Bureau TCVT te bestellen

3. Het TCVT-Certificaat van Vakbekwaamheid

Het TCVT-Certificaat van Vakbekwaamheid betreft de vakbekwaamheid van kraanmachinisten conform de desbetreffende certificatieschema’s, opgesteld door de Werkkamer 4: Vakbekwaamheid Machinist Verticaal Transport.

De certificatie-instelling verleent een certificaat van vakbekwaamheid (A-4 formaat) met het certificaatnummer XX-WABB-YY.YYY waarin:

  • XX = code van de uitvoerende certificatie-instelling;

  • WA = werkkamer belast met de inrichting van het certificatieschema;

  • BB = code (volgnummer) van het door de werkkamer WA ingerichte

  • certificatieschema.

  • YY.YYY = volgnummer van het verleende certificaat, onafhankelijk van het

  • certificatieschema .

Deze gegevens zullen door Stichting TCVT opgenomen worden in het TCVT persoonsregister. Voor buitenstaanders zullen alleen de naam, geboortedatum, het certificaatnummer en de registratiecode beschikbaar zijn. Met het TCVT persoonsregister faciliteert Stichting TCVT de certificatie-instellingen, die de verplichting van een openbaar certificaatregister hebben.

Het TCVT persoonsregister is voor derden toegankelijk op www.tcvt.nl. Via een vraagvenster wordt de input verzorgd. Aan de hand van de output, welke ook op het certificaat is vermeld, kan de geldigheid worden vastgesteld.

voorbeeld:

4. Onjuist gebruik

Verantwoordelijkheid

Het TCVT-Beeldmerk mag niet worden gebruikt op een wijze die zou kunnen suggereren dat de Stichting TCVT verantwoordelijk is voor de uitkomst van het onderzoek of het onderzoek zou goedkeuren.

Maatregelen

De certificatieinstelling heeft een signaleringsplicht naar de Stichting TCVT met betrekking tot het onjuiste dan wel oneigenlijk gebruik.

Bij onjuist dan wel oneigenlijk gebruik van het TCVT-Beeldmerk kan Stichting TCVT tot haar daartoe beschikbare maatregelen overgaan.

Reglementwijzigingen

De Stichting TCVT kan besluiten dit reglement te wijzigen. Van iedere wijziging van dit reglement stelt de Stichting TCVT de certificatie-instellingen onverwijld schriftelijk in kennis onder mededeling van een overgangstermijn.

Bijlage 2 TCVT examenprotocol persoonscertificering w4 (11-055)

1. Algemeen

De Stichting Toezicht Certificatie Verticaal Transport (TCVT) beheert alle certificatieschema's verticaal transport. Binnen TCVT wordt gewerkt aan certificatieschema's waarmee tot uitdrukking wordt gebracht dat de vakbekwaamheid van personen en de goede staat van het materieel voldoet aan de minimale veiligheidseisen. Zie ook: www.tcvt.nl

2. Examenprotocol

Dit examenprotocol is van toepassing op en is een onlosmakelijk onderdeel van alle TCVT-schema’s vakbekwaamheid (zie ook www.tcvt.nl).

Het bevat bepalingen voor de voorbereiding, uitvoering en beoordeling van examens voor de persoonscertificering verticaal transport.

De examinering geschiedt onder verantwoordelijkheid van de certificatie-instelling en bestaat uit twee delen:

  • het praktijkexamen;

  • het theorie-examen.

Indien de exameninstelling geen organisatorisch onderdeel is van de CKI, hebben beiden zich aan elkaar verbonden door middel van een overeenkomst. De certificatie-instelling moet het kwaliteitssysteem en de procedures met betrekking tot de organisatie, afname en verwerking van examens van de exameninstelling geaccordeerd hebben en jaarlijks controleren.

Daarnaast houdt de certificatie-instelling toezicht op de uitvoering van de examens door de exameninstelling(en) door per certificatieschema tenminste twee keer per jaar en minimaal 5% van alle examens per exameninstelling te bezoeken. Deze eis geldt niet indien een exameninstelling minder dan 2x per jaar een certificatieschema examineert. Deze eis treedt in, uiterlijk 2 maanden na invoering van dit examenprotocol.

3. Definities

Vakbekwaamheidseisen

De eisen die binnen een bepaald werkveld of een bepaalde beroepsgroep gesteld worden aan personen met betrekking tot hun kennis, vaardigheden en houdingen inzake specifieke handelingen of taken.

Vakbekwaamheidsgebied

Aanduiding van het werkveld, de functie of een geheel aan taken waar bepaalde vakbekwaamheidseisen betrekking op hebben.

Eindtermen

Een omschrijving van het geheel aan kennis, vaardigheden en houdingen van een specifiek vakbekwaamheidsgebied ten behoeve van het toetsen van examenkandidaten.

Examenreglement

Bepalingen voor de uitvoering van examens in de relatie tussen de kandidaat en de exameninstelling.

Toetsterm

Een operationele omschrijving van (een element van) een eindterm, in de vorm van één kennisaspect, één vaardigheid of één houding, zodanig dat deze toetsbaar is.

Toets

Het geheel van toetsopgaven (toetsvragen en/of toetsopdrachten), bedoeld om de individuele kandidaat te kunnen beoordelen in de mate waarin hij aan de eindtermen voldoet.

Toetsmatrijs

Een toetsmatrijs geeft een duidelijke omschrijving van de exameninhoud in de vorm van een grove verdeling van de examenvragen over onderwerpen of groepen eindtermen. Hierin is het aantal toetsvragen af te lezen.

Beoordelingsmodel

Een ondubbelzinnige aanduiding van het juiste antwoord, de juiste vaardigheid, en/of de juiste houding, gerelateerd aan een concrete toetsopgave.

Beoordelingsprotocol

De wijze waarop de beoordeling van een toets door een corrector en/of examinator plaats moet vinden.

Leerdoel

Een omschrijving van een leerdoelstelling die in een leersituatie bereikt moet worden.

Certificatieschema

Een certificatieschema omvat de volgende onderdelen:

  • een eenduidig vastgesteld onderwerp van certificatie;

  • objectieve en meetbare criteria voor dat onderwerp;

  • een beschrijving van methoden waarmee de conformiteit van het onderwerp met de eisen kan worden vastgesteld;

  • bepalingen voor de uitoefening van periodiek toezicht.

Uitvoerende instelling

De instelling die in opdracht van de Stichting TCVT de itembank beheert.

4. Eisen t.a.v. de locatie

4.1 Theorie-examen

Het theorie examen wordt afgenomen op een locatie die voldoet aan de volgende eisen:

  • er is een ruimte voor de opvang van de kandidaten;

  • er zijn op of in de directe nabijheid van de examenlocatie sanitaire voorzieningen beschikbaar;

  • er is voldoende lichtcapaciteit;

  • elke examenlocatie is afsluitbaar en in een examenopstelling ingericht, waarbij een minimale tussenruimte van 0,75 meter tussen de tafels onderling is;

  • voor elke kandidaat is een tafel (minimaal 0,50 m x 0,70 m) en een stoel aanwezig;

  • er zijn geen storende invloeden in de directe omgeving van de examenlocatie (geluidsoverlast etc.);

  • er is voldoende ventilatie en verwarming aanwezig.

4.2 Praktijkexamen

Het praktijkexamen wordt afgenomen op een locatie die voldoet aan de volgende eisen:

Het terrein

Op het terrein moeten de examens onder diverse hijsomstandigheden afgenomen kunnen worden.

Het terrein moet een zodanige structuur hebben dat het geschikt is en bij diverse weersomstandigheden goed begaanbaar. Ook moet er voldoende (kunst)licht zijn.

Specifieke terrein-eisen per certificatieschema

Mobiele kraan (W4-01): 1000m2 met een kleinste lengtemaat van tenminste 20 m.

Torenkraan (W4-02): 1000m2 met een kleinste lengtemaat van tenminste 20 m.

Funderingsmachine groot en klein(W4-03): tenminste ter grootte van de hoogte van de funderingsmachine en de paal.1

Autolaadkraan (W4-04): verhard en minimaal 25 x 15 m.

Grondverzetmachine (W4-05): 1000m2 met een kleinste lengtemaat van tenminste 20 m.

Mobiele Torenkraan (W4-06): 1000m2 met een kleinste lengtemaat van tenminste 20 m.

Verreiker (W4-07): verhard en minimaal 25 x 15 m.

Hijsbegeleider (W4-08): afhankelijk van de kraan

Terreinvoorzieningen

  • toilet en waslokaal;

  • een aparte ruimte voor de examinatoren;

  • een schuil-/schrijfgelegenheid, om de examenformulieren bij regen droog te houden en zo nodig geraadpleegd en/of ingevuld te kunnen worden en daardoor goed leesbaar blijven;

  • een gelegenheid om het hijsgereedschap gerangschikt in een ruimte te kunnen ophangen.

Hiervan kan onder meer gebruik worden gemaakt bij het toetsen van de kennis van de kandidaat op dit gebied, zonder dat hij wordt afgeleid door zijn omgeving.

5. Eisen t.a.v. de examenmiddelen

De examens worden door de exameninstelling betrokken vanuit de TCVT itembank.

5.1 Theorie-examen

Voor het theorie-examen moet, op basis van het aantal te examineren kandidaten, voldoende gebundelde opgaven en uitwerkpapier aanwezig zijn. Indien op één examenlocatie, tijdens één examendag, op twee verschillende momenten een theorie-examen wordt afgenomen, worden er twee verschillende examenpakketten gebruikt.

5.2 Praktijkexamen

Voor het praktijkexamen beschikt de examinator over de volgende middelen, waarbij extra specificaties kunnen zijn gesteld in het betreffende certificatieschema.

De examinator controleert de aanwezigheid van de vereiste materialen op de examenlocatie voorafgaand aan het examen.

Materieel algemeen

Alle werktuigen zijn voorzien van de bij het werktuig behorend gebruiksaanwijzing, instructies, TCVT-keurmerk, keurings- en inspectierapporten, alsmede certificaten voor de aan of op het werktuig en tot het werktuig behorende hijsgereedschap. Dit omvat:

  • de last-/vlucht-/capaciteitstabellen, hoogtediagrammen en aanvullende voorwaarden betreffende het gebruik, afstempeling-, ballast- en hulpgiekconfiguraties;

  • de instructieboeken betreffende de bediening;

  • het kraanboek (gedateerd volgens de geldende richtlijnen);

Alle voorschriften, instructies e.d. zijn in het Nederlands gesteld.

Hijsgereedschap algemeen

Het hijsgereedschap dat bij het afnemen van het examen wordt gebruikt, is voorzien van leesbare capaciteitsaanduiding en voldoet aan de wettelijke eisen (Arbowet, Warenwet Besluit Machines) en TCVT schema W1-01.

De certificaten van het hijsgereedschap zijn op de examenlocatie aanwezig.

De gegevens en de gebruiksmogelijkheden van het hijsgereedschap zijn in het Nederlands gesteld en bijvoorbeeld in een leverancierscatalogus opgenomen.

Hijsgereedschap:

  • kettingwerk: 4-sprong met inkorthaken of twee 2-sprongen, waarvan één met inkorthaken;

  • kettingwerk: 2-sprong;

  • kettingwerk: set van telkens vier sluitingen: zowel D- als H-sluitingen van voldoende capaciteit;

  • kunststof hijsbanden: 3 sets van telkens twee hijsbanden geschikt voor voldoende tonnage (zowel eindloos als plat);

  • staaldraad stroppen met talurit en superloop eindverbindingen;

  • geleide lijnen met een lengte van 5 en 10 meter;

  • een kettingtakel.

  • een hijsbalk, uithouder of evenaar geschikt voor het kantelen van een pijp of het hijsen van een container;

  • uithouder;

  • een vloerplatenklem;

  • een blokkenklem;

  • een pallethaak;

  • een personenwerkbak (2,00x1,00x2,00m)2;

  • twee betonkubels van 500-1000 liter waarvan één gevuld met grondstof2;

  • hijskabels;

  • staalkabel-eindverbindingen: voorlopers toepassen zodat ringen/topschalmen niet vervormen door (te) forse hijshaken;

  • hijssleutels geschikt voor het hijsen van een prefab (beton)element.

Dit alles aangepast en bruikbaar (van voldoende capaciteit) gemaakt voor de aanwezige voorwerpen en de diversiteit van opdrachten die door de examinatoren gegeven kunnen worden.

Hijsobjecten algemeen

  • een pijp van minimaal 6 meter lengte en een diameter van tenminste 80 cm;

  • een gesloten zeecontainer van minimaal 8 ft hoog met inhoud;

  • een afsluiter van > 250 kg;

  • een vakwerkmastdeel van minimaal 6 meter en tenminste 400 kg;

  • een prefab (beton)element van minimaal 500 kg;

  • twee DIN-balken van minimaal 4 meter of vergelijkbare balken;

  • drie kanaalplaten (minimaal 2.00x1,00x0,10m);

  • drie lagen lijmblokken (niet verlijmd);

  • vier pallets (beladen met een minimaal gewicht van 50kg);

  • en vier draglineschotten van minimaal 5,00x0,50 meter.

5.2.1 specifiek materieel machinist mobiele kraan W4-01

Ter aanvulling op het hierboven bepaalde onder materieel algemeen, wordt gehesen met een mobiele kraan met een bedrijfslastmoment vanaf 30 ton hijscapaciteit bij minimale vlucht. Deze kraan is voorzien van:

  • een jib, en

  • een afstempelinrichting, en

  • minimaal 1-schijfsblok met hondsvot

5.2.2 specifiek materieel machinist vaste torenkraan, incl. railgebonden W4-02

Ter aanvulling op het hierboven bepaalde onder materieel algemeen, wordt gehesen met een vast opgestelde torenkraan of railtorenkraan met een bedrijfslastmoment van tenminste 90 tonmeter.

De hijswerkzaamheden vinden plaats vanuit de cabine.

5.2.3 specifiek materieel machinist funderingsmachine W4-03 groot+klein

Ter aanvulling op het hierboven bepaalde onder materieel algemeen, wordt gewerkt met een funderingsmachine met een eigen massa van tenminste 30 ton (FM groot) of tussen de 10 en 30 ton (FM klein).

In afwijking van het bepaalde onder hijsgereedschap algemeen, wordt afhankelijk van de toegepaste funderingstechniek gebruikt gemaakt van alle hieronder genoemde hijsgereedschappen:

  • palenstroppen voor betonpalen;

  • stroppen en/of quick release shackles voor het hijsen van damwandprofielen, staalprofielen of stalen buizen;

  • een kettingstrop voor het hijsen van een avegaar;

  • specifiek hijsgereedschap voor het hijsen van boorbuizen;

  • specifiek hijsgereedschap voor het hijsen van wapeningsnetten;

  • een schottensprenkel voor het hijsen van draglineschotten;

  • en specifieke stroppen voor het hijsen van machinedelen bij laden en lossen (zowel als montage en demontage).

In afwijking van het bepaalde onder hijsobjecten algemeen, wordt afhankelijk van de toegepaste funderingstechniek gebruikt gemaakt van alle hieronder genoemde hijsobjecten:

  • prefab betonpalen;

  • een betonkubel;

  • een vrij hangende vibrator;

  • damwandprofielen;

  • staalprofielen;

  • draglineschotten;

  • boorbuizen;

  • voegbuizen of planken, prefabwapening, ankers, staven of bundels;

5.2.4 specifiek materieel machinist autolaadkraan W4-04

Ter aanvulling op het hierboven bepaalde onder materieel algemeen, wordt gehesen met een autolaadkraan met een bedrijfslastmoment van tenminste 20 tonmeter en met alle navolgende materieelstukken:

  • een mast van minimaal 8 meter;

  • met of zonder een afstandbediening;

  • een afstempelinrichting.

5.2.5 specifiek materieel machinist grondverzetmachine W4-05

Ter aanvulling op het hierboven bepaalde onder materieel algemeen, wordt gehesen met een grondverzetmachine met hijsfunctie op banden met een lastmomentbeveiliging van tenminste 10 tonmeter.

5.2.6 specifiek materieel machinist mobiele torenkraan W4-06

Ter aanvulling op het hierboven bepaalde onder materieel algemeen,wordt gehesen met een mobiele torenkraan met een bedrijfslastmoment vanaf 40 tonmeter. Deze kraan is voorzien van:

  • een afstempelinrichting, en

  • een cabine, van waaruit het hijswerk wordt verricht.

De kraan moet voor aanvang van het examen in transportpositie staan (niet opgesteld), waarbij het hijsblok op het minimale aantal hijskabels is ingeschoren.

5.2.7 specifiek materieel machinist verreiker W4-07

Ter aanvulling op het hierboven bepaalde onder materieel algemeen, wordt gehesen met een roterende verreiker met hijsfunctie met een hijscapaciteit van tenminste 10 tonmeter met verwisselbare uitrustingsstukken.

5.2.8 specifiek materieel Hijsbegeleider W4-08

Ter aanvulling op het hierboven bepaalde onder materieel algemeen, wordt gehesen met:

  • een mobiele kraan vanaf 30 ton hijscapaciteit bij minimale vlucht ,of

  • een portaal kraan met een minimale hijshoogte van 5 meter, verrijdbaar over tenminste 10 meter en een overspanning van minimaal 10 meter, of

  • een torenkraan van minimaal 40 tonmeter, of

  • een offshore kraan, of

  • een werfkraan.

6. Eisen t.a.v. de exameninstelling

Exameninstellingen moeten een overeenkomst met de certificatie-instelling hebben gesloten conform de desbetreffende eisen, vermeld in de ISO/IEC 17024. De certificatie-instelling meldt deze overeenkomst ter registratie aan Stichting TCVT. Tevens dient de exameninstelling de verplichtingen na te komen zoals vermeld in de samenwerkingsovereenkomst met de certificatie-instelling. Daarnaast moet de exameninstelling een overeenkomst hebben met TCVT inzake het gebruik van de itembank.

De exameninstelling beschikt over een kwaliteits- en procedurehandboek dat onderdeel uitmaakt van het kwaliteitssysteem dat voldoet aan de vigerende normserie NEN-ISO 9001.

De exameninstelling stelt een handleiding voor examenfunctionarissen en instructies voor beoordelingen samen, waarin o.a. de taken en bevoegdheden zijn opgenomen. Deze handleiding en instructies zijn goedgekeurd door de certificatie-instelling en aan TCVT ter inzage gesteld.

Register van goedgekeurd examenpersoneel, belast met afname

De exameninstelling (of de CKI als die zelf examineert) houdt een register bij van het examenpersoneel en hun inzet bij de examens. Dit register wordt één keer per jaar aan TCVT ter beschikking gesteld. Tevens beschikt de exameninstelling over persoonsdossiers van het examenpersoneel waarin zijn opgenomen een curriculum vitae, een geheimhoudingsverklaring, een informatie/bereidheidsverklaring c.q. overeenkomst, beoordelingsformulieren en andere relevante, persoonsgebonden documenten.

6.1 Examenpersoneel

Het examenpersoneel wordt door de exameninstelling voorgedragen en door de CKI benoemd op basis van toetsing aan onderstaande criteria en de voor examinatoren geldende procedure.

Examenpersoneel mag op geen enkele wijze verbonden zijn met en/of aan opleidingsinstituten verticaal transport dan wel instituten die de bijscholing TCVT verzorgen.

Toezichthouder theorie-examen

Voor het theorie-examen wordt door de exameninstelling een toezichthouder aangesteld.

Deze functionaris heeft geen specifieke kennis nodig van het vakgebied. De toezichthouder beschikt wel over:

  • organisatorische capaciteiten;

  • communicatieve en contactuele vaardigheden;

  • het vermogen om regelend en besluitvaardig op te treden.

Van de toezichthouder wordt verwacht dat hij:

  • toeziet op de naleving en uitvoering van het examenreglement, de uitvoeringsvoorschriften en de exameneisen;

  • op correcte wijze de vastgestelde administratieve procedures afhandelt;

  • zich op voldoende wijze beschikbaar stelt voor het toezicht op de afname van theorie-examens.

Een toezichthouder verricht de volgende taken:

  • het controleren van de personalia en de aanmeldingen van de kandidaat;

  • het controleren en aansluitend voorbereiden van het theorie-examen zodat de kandidaat direct na aanvang van het examen kan starten;

  • het uitoefenen van toezicht teneinde misbruik te voorkomen;

  • het innemen van de examenstukken en het aansluitend verzendklaar maken;

  • het aanleveren van het totale pakket aan de exameninstelling.

Corrector theorie-examen:

Voor het beoordelen van de schriftelijke uitwerking van de open vragen van het theorie-examen wordt door de exameninstelling een corrector aangesteld. De corrector voldoet aan de volgende kwalificatiecriteria:

  • hij beheerst de Nederlandse taal (dan wel de taal waarin het examen wordt afgenomen (Duits en/of Engels));

  • hij heeft actuele vakinhoudelijk kennis en inzicht;

  • hij past de beoordelingscriteria, zoals vastgelegd in het TCVT-certificatieschema, toe.

De corrector beoordeelt binnen de TCVT antwoordmacro’s en de gestelde termijn de uitwerkingen van de theorie-examens en verbindt hier een waardering aan volgens de methodiek zoals vastgelegd in het betreffende TCVT-certificatieschema.

Examinator praktijkexamen

Voor het praktijkexamen wordt door de exameninstelling een examinator aangesteld.

De examinator is belast met de beoordeling of, en in welke mate, kennis, vaardigheden en attitude van de kandidaat voldoen aan de gestelde eisen voor het behalen van het examen. Hiertoe past de examinator de TCVT examinatoreninstructie toe bij de beoordeling.

Bij een examen met meer dan één examinator, is één van de examinatoren aangewezen als voorzitter en vanuit die hoedanigheid verantwoordelijk voor een ordentelijk verloop van het examen en de afwikkeling daarvan.

De examinator beschikt over:

  • minimaal twee jaar praktische werkervaring in het desbetreffende vakgebied;

  • in bezit van het relevante certificaat;

  • actuele praktische en theoretische aantoonbare kennis van het desbetreffende vakgebied;

  • goede communicatieve vaardigheden;

  • het vermogen besluitvaardig op te treden;

  • voldoende aantoonbare kennis van het examenreglement.

Van de examinator wordt verwacht dat hij:

  • begrip heeft voor de invloed die een examensituatie heeft op het gedrag van de kandidaten;

  • een optimaal klimaat weet te scheppen voor de kandidaat, opdat kennis en opgedane ervaring, inzicht, vaardigheden en attitude zo goed mogelijk uit de verf komen;

  • op correcte wijze omgaat met de kandidaten en alle overige personen die functioneel bij het examen aanwezig zijn;

  • een objectieve beoordeling geeft van de kennis en het inzicht van de kandidaat;

  • nauwgezet de voorschriften in acht neemt die voor elk examenonderdeel gelden;

  • op representatieve wijze de exameninstelling vertegenwoordigt tijdens het examen en zorg draagt voor een correct examenverloop.

De examinator moet per certificatieschema een door de exameninstelling voorgedragen en door de certificatie-instelling geaccepteerde deskundige zijn.

6.2 Onafhankelijkheid

Het examenpersoneel is onafhankelijk. Al het examenpersoneel tekent een verklaring waarin geheimhouding en onafhankelijkheid worden gegarandeerd. Zij verklaart zich onafhankelijk van de kandidaat en de eventuele opleider/werkgever van de kandidaat. Mocht tijdens het examen blijken dat er toch een relatie, van welke aard dan ook, bestaat tussen de kandidaat en het betreffende examenpersoneelslid, dan dient de examinator dit tijdig aan de exameninstelling te melden. Het is onder geen enkele voorwaarde toegestaan dat de betreffende examinator deze kandidaat examineert op straffe van ongeldigheid van het examen.

7. Eisen t.a.v. de examens

7.1 Examenreglement

De exameninstelling stelt de deelnemers aan het examen op hun verzoek het examenreglement ter beschikking. In dit examenreglement zijn de volgende zaken opgenomen:

  • de ingangsdatum;

  • de inschrijvingsprocedure;

  • de bevestiging van deelname en oproep;

  • de identificatie van de deelnemers;

  • de toelating en afwezigheid;

  • de examenduur en wijze van examinering;

  • dat het examen wordt afgenomen in de Nederlandse taal;

  • de gedragsregels voor kandidaten;

  • de regeling ‘aangepast examen’;

  • de normen voor slagen en afwijzen;

  • de bekendmaking van de uitslag;

  • de bewaartermijn van de examendocumenten zoals uitwerkingen en beoordelingsformulieren;

  • het inzagerecht;

  • de klachtenprocedure;

  • de geldigheidsduur van het examenresultaat.

Beslotenheid van examens

Medewerkers van de exameninstelling zorgen voor de absolute geheimhouding van de examenopgaven, voor zover deze opgaven geen onderdeel uitmaken van een publieke norm.

Verificatie en implementatie hiervan geschiedt door de certificatie-instelling.

Afname praktijkexamen

Het praktijkexamen kan gelijktijdig door twee kandidaten worden afgelegd, beurtelings in de rol van machinist c.q. hijsbegeleider en assistent. Elke kandidaat wordt dan door één examinator in zowel de rol van machinist c.q. hijsbegeleider als van assistent beoordeeld. Dit houdt in dat gelijktijdig twee examinatoren gedurende het gehele examen één en dezelfde kandidaat beoordelen. Over deze beoordeling wordt dan onderling overleg gevoerd.

Bij één examenkandidaat kan worden volstaan met één examinator.

Afname theorie-examen

Indien kandidaten problemen hebben met een schriftelijk theorie-examen kan in een dergelijke situatie de certificatie-instelling op eigen gezag en deskundigheid een alternatief aanbieden. Dit alternatief voldoet aan dezelfde voorwaarden als het reguliere examen en is beperkt tot het theorie-examen .

Er zijn twee categorieën kandidaten waarvoor een alternatief examen mogelijk is:

  • kandidaten die aantoonbaar dyslectisch zijn, en

  • kandidaten die een dusdanige grote examenvrees hebben, dat zij niet in staat zijn om hun kennis op papier uit te drukken.

Een alternatief examen wordt altijd afgenomen door een examinator en een toezichthouder.

7.2 Dekking eind- en toetstermen

Het aantal theorievragen en praktijkopdrachten is over de eind- en toetstermen verdeeld met de volgende dekking:

  • eindtermen: volledig

  • toetstermen: volledig

Beoordeling en resultaat

Het examen bestaat uit meerdere activiteiten. Per activiteit wordt een aantal aspecten beoordeeld, per verrichting wordt aangegeven of deze als voldoende of onvoldoende aangemerkt wordt.

Aanvullende eisen kunnen in het betreffende schema worden gesteld.

Waardering resultaat

Het resultaat van zowel het theorie- als praktijkexamen wordt in voldoende/onvoldoende tot uiting gebracht.

Kandidaten die voor het onderdeel theorie of praktijk of voor beide onderdelen geen voldoende hebben behaald, hebben recht op een herexamen. Hiervoor moet worden voldaan aan het gestelde in het betreffende schema en aan de voorwaarden zoals vermeld in het examenreglement van de exameninstelling.

Geldigheidsduur van het resultaat van het examen

Een kandidaat kan uiterlijk 6 maanden na het behalen van een voldoende resultaat voor zijn praktijk- of theorietoets herexamen doen voor het nog als onvoldoende gekwalificeerde examengedeelte theorie of praktijk. In dit geval kan de kandidaat maximaal twee maal een herexamen aanvragen.

Hierna, of na het verstrijken van de termijn, zullen zowel het theorie- als het praktijkexamen afgelegd dienen te worden.

Er is geen maximum verbonden aan het aantal gecombineerde praktijk- en theorie-examens.

7.3 Certificatiereglement

Certificering vindt plaats als aangetoond is dat voldaan is aan de vakbekwaamheidseisen zoals vermeld in het desbetreffende TCVT Certificatieschema.

Dit reglement omschrijft de algemene werkwijze bij de certificatie, de beoordeling van de geldigheidscondities en de hercertificatie-eisen.

Certificatiebeslissing

De certificatiebeslissing wordt genomen door een functionaris van de certificatie-instelling die daartoe is gekwalificeerd en aangesteld conform het kwaliteitssysteem en de procedures van de certificatie-instelling De functionaris is niet betrokken geweest bij de beoordeling van de verrichtingen van de kandidaat.

8. Diversen

Klachten en beroep

Met betrekking tot klachten en beroep wordt verwezen naar de procedure zoals genoemd in het examenreglement ten behoeve van de examinering en dat beschikbaar is bij de exameninstelling.

Uitvoering

Lijst van persoonlijke beschermingsmiddelen:

  • goedsluitende werkkleding

  • veiligheidsschoenen

  • veiligheidshelm

  • gehoorbescherming

  • werkhandschoenen

BIJLAGE 5, BEHOREND BIJ DE MINISTERIËLE REGELING VAN 19 JULI 2012, NR. G&VW/GW/2012/109640, HOUDENDE WIJZIGING VAN DE ARBEIDSOMSTANDIGHEDENREGELING IN VERBAND MET DE GEFASEERDE INVOERING VAN HET STELSEL VAN CERTIFICATIE (FASE 3)

Bijlage XVIIa behorend bij artikel 7.7, tweede lid onder a, Arbeidsomstandighedenregeling

Werkveldspecifiek certificatieschema voor het persoonscertificaat Machinist Mobiele Torenkraan

Document: WSCS-VT Machinist Mobiele Torenkraan: 2012, versie 01

Onder beheer van:

CCvD-TCVT

p/a Stichting TCVT

Postbus 154

3990 DD Houten

www.TCVT.nl

INHOUD

1.

Inleiding

76

2.

Definities

76

3.

Werkveldspecifieke kenmerken

77

4.

Certificatiereglement

78

5.

Examenreglement

81

6.

Toezicht

84

     
 

DEEL II: NORMEN

85

7.

Onderwerp van certificatie

85

8.

Entreecriteria

85

9.

Eindtermen

85

10.

toetsmethodiek bij initiële certificatie

86

11.

Hercertificatie

92

12.

Het certificaat

93

13.

Geldigheidscondities

93

1. Inleiding

Dit werkveldspecifieke certificatieschema voor personen is door het CCvD-TCVT opgesteld. Het betreft certificatie van vakbekwaamheid op het gebied van veilig hijsen door een machinist met een mobiele torenkraan. Door het ministerie van SZW is het schema vastgesteld. Dit vastgestelde schema vervangt daarmee eerdere versies. De te certificeren vakbekwaamheid betreft het veilig uitvoeren van hijswerkzaamheden op bouwplaatsen met een mobiele torenkraan1. Het certificatiesysteem van de Certificatie Instelling (CKI) moet zijn gestructureerd in overeenstemming met de eisen uit de WDA&T certificering personen in het kader van verticaal transport.

2. Definities

Begrip of afkorting

:

Betekenis

Aanvrager van een certificaat

:

De (rechts-)persoon die bij de certificatie-instelling een aanvraag doet voor het afgeven van een persoonscertificaat van vakbekwaamheid.

Aanwijzing

:

Aanwijzing van een instelling bij of krachtens wettelijk voorschrift door de minister van SZW.

Beoordeling

:

Beoordeling (initiële, of her-) door de CKI op basis van het door de minister van SZW vastgestelde WDA&.

BHST

:

Stichting die een wettelijke certificatieregeling beheert: TCVT.

Centraal College van Deskundigen (CCvD)

:

Het college, onderdeel van en/gefaciliteerd door BHST, dat belanghebbende partijen in een bepaalde sector of branche de mogelijkheid biedt tot deelname bij het opstellen en onderhouden van werkveldspecifieke documenten op zodanige wijze dat sprake is van een evenwichtige en representatieve vertegenwoordiging van deze partijen. In casu het CCvD-TCVT.

Centrale Examen Commissie (CEC)

:

Commissie binnen de structuur van de BHST die een centrale itembank ontwikkelt en beheert.

Certificaat

:

Een certificaat in de zin van artikel 20 Arbowet en artikel 7 Warenwet (artikel 6e Warenwetbesluit machine).

Daarnaast moet een certificaat beschouwd worden als een verklaring van overeenstemming (conformiteitsverklaring) zoals bedoeld in relevante ISO en EN normen.

Certificaathouder

:

Persoon die in het bezit is van een geldig wettelijk verplicht certificaat.

Certificatieproces

:

Alle activiteiten via welke een CKI beoordeelt en besluit of een persoon, product of systeem voldoet en blijft voldoen aan de normen, zoals opgenomen in het werkveldspecifieke certificatieschema.

Certificatiereglement

:

Bepalingen voor de uitvoering van het certificatieproces en de relaties tussen kandidaat en CKI.

Certificatiesysteem

:

Set van procedures en middelen benodigd om het certificatieproces uit te voeren per certificatieschema, dat leidt tot de uitgifte van een certificaat van vakbekwaamheid, inclusief onderhoud.

Certificerings en Keurings-instelling (CKI)

:

Kalibratie- of conformiteitsbeoordelingsinstellingen zoals certificatie-instellingen, keuringsdiensten van gebruikers, laboratoria, inspectie-instellingen en testinstituten.

Cesuur

:

De grens tussen de hoogste toetsscore waaraan een onvoldoende en de laagste toetscore waaraan een voldoende wordt toegekend.

Competentie

:

Gedemonstreerd vermogen om kennis en vaardigheden toe te passen en, waar relevant, gedemonstreerde persoonlijke eigenschappen, zoals gedefinieerd in het certificatieschema.

Controle

:

Periodieke beoordeling door de CKI’s tegen de voor beoordeling geldende regels van de minister (WDA&T).

Eindtermen

:

Een omschrijving van het geheel aan kennis, vaardigheden en houdingen van een specifiek vakbekwaamheidgebied ten behoeve van het toetsen van examenkandidaten.

Entreecriteria

:

Criteria, zoals vooropleiding en werkervaring, waaraan de kandidaat moet voldoen om toegelaten te worden tot het certificatieproces.

Examen

:

Het geheel van toetsopgaven (toetsvragen en/of toetsopdrachten), bedoeld om de individuele kandidaat te kunnen beoordelen in de mate waarin hij of zij aan de eindtermen conform de normen voldoet.

Examencommissie

:

Commissie binnen de structuur van de CKI onder wiens verantwoordelijkheid de examens worden afgenomen.

Examenprotocol

:

Bepalingen voor de uitvoering van examens in de relatie tussen de BHST en de exameninstelling.

Examenreglement

:

Bepalingen voor de uitvoering van examens in de relatie tussen de kandidaat en de exameninstelling.

Examinatoreninstructie

:

Bepalingen voor de uitvoering van examens in de relatie tussen de examinator en de exameninstelling.

Hijskraan

:

Torenvormig hijswerktuig voor het hijsen van vrijhangende lasten in een mobiele (kraan op rupsen of banden) opstelling, met tenminste een bedrijfslastmoment van 10 tonmeter.

KO

:

Knock out: onjuist antwoord op een examenvraag die direct tot gevolg heeft dat de kandidaat voor het betreffende examenonderdeel zakt.

Risicoanalyse

:

Analyse waaruit motivatie, voor te maken keuzes in werkveldspecifiek probleemgebied, blijkt, op te nemen in het beoogde certificatieschema.

TCPR

 

TCVT Certificatie Personen Register

Toezicht

:

Het verzamelen van de informatie over de vraag of een handeling of zaak voldoet aan de daaraan gestelde eisen, het zich daarna vormen van een oordeel daarover en het eventueel naar aanleiding daarvan interveniëren.

TSJ

 

TCVT Schema Journaal: annotatie op een TCVT schema.

Vakbekwaamheidsgebied

:

Aanduiding van het werkveld, de functie, of een geheel aan taken waar bepaalde vakbekwaamheidseisen op betrekking hebben.

Vakbekwaamheidseisen

:

De eisen die, binnen een bepaald werkveld of een bepaalde beroepsgroep, gesteld worden aan personen met betrekking tot hun kennis, vaardigheden en houdingen inzake specifieke handelingen of taken.

Verklaring

:

De EG-verklaring van typeonderzoek of EG-verklaring overeenstemming als bedoeld in het bij of krachtens de Machinerichtlijn of enige andere EU-produkt-richtlijn bepaalde.

Werkveldspecifiek certificatieschema

:

Term gebruikt door SZW voor een certificatieschema dat door de minister van SZW is geaccepteerd te gebruiken binnen een specifieke aanwijzing als CKI voor personen, producten of systemen.

WDAT-VT-Personen

:

Werkveldspecifiek document voor aanwijzing en toezicht (WDA&T) op de certificatie- en keuringsinstellingen die personen certificeren in het kader van verticaal transport.

Document: WDAT-VT-Personen: 2012, versie 1.

WDAT-VT-Producten

:

Werkveldspecifiek document voor aanwijzing en toezicht (WDA&T) op de certificatie- en mobiele kranen, torenkranen en/of hijs- en hefwerktuigen voor beroepsmatig personenvervoer en/of tijdelijke personen(bouw)liften periodiek keuren in het kader van verticaal transport.

Document: WDAT-VT-Producten: 2012, versie 1.

3. Werkveldspecifieke kenmerken

Hijsen is een risicovolle beroepsactiviteit. Om het maatschappelijke belang – veiligheid en gezondheid van en rondom de arbeid – te waarborgen, is door de overheid gekozen voor een wettelijk verplichte certificatieregeling voor de borging van de vakbekwaamheid van machinist mobile kraan.

3.1 Beschrijving schema

Het WSCS-VT Machinist Mobiele Torenkraan is door de BHST voorgesteld en door het ministerie van SZW -inclusief eventuele aanpassingen- vastgesteld. De minister van SZW kan ook op eigen initiatief wijzigingen aanbrengen in de vastgestelde documenten. Dit vastgestelde schema vervangt eerdere versies.

3.2 Actieve partijen

Binnen het kader van dit werkveldspecifieke certificatieschema zijn actief:

  • BHST TCVT, hierna TCVT

  • CCvD TCVT, hierna CCvD

  • Werkkamer 4 TCVT vakbekwaamheid

3.3 Risicoanalyse en afbreukrisico

Hijsen en aanslaan van lasten is een risicovolle activiteit in het verticaal transport. De machine waarmee wordt gehesen, het hijs- en hefgereedschap en het aanslaan van lasten kunnen ieder voor zich en/of in gezamenlijkheid gevaarlijk zijn voor mens en omgeving. Borging van dit proces door onder certificaat gekeurde machines en hijs- en hefgereedschappen enerzijds en gecertificeerde machinisten en hijsbegeleiders anderzijds, is noodzakelijk en door de wetgever onderkend. Hijskranen zijn complexe installaties en hun aandeel in ernstige en dodelijke ongevallen is relatief gezien groot. De oorzaak van deze onveiligheid kan worden onderverdeeld in een aantal subgroepen:

  • 1. instabiliteit last

  • 2. Niet adequaat aanhaken en lossen van last

  • 3. Instabiliteit kraan

  • 4. Instabiliteit giek

  • 5. Niet adequaat opbouwen en afbouwen van kraan

  • 6. Technische gebreken van de kraan

  • 7. Toegankelijkheid kraan

ad 1+2. Instabiliteit last / Niet adequaat aanhaken en lossen van last

In de bouw hijsen kraanmachinisten vaak onbekende en onstabiele lasten over grote groepen bouwvakkers heen en lossen ze de last in de directe nabijheid van personen die niets met de hijsactiviteit te maken hebben. De last wordt vaak aangeslagen door niet-deskundigen. De machinist draagt echter wel de verantwoordelijkheid voor het hijsen van de last. Met het hijsen op zich gaat vervolgens weinig fout, maar wel met de last (schuiven, vallen, haakbreuk etc.). Oorzaak van dit risico is het werken met onveilig materieel, ondeskundig personeel, tijdgebrek en het ontbreken van een hijsplan.

ad 3+ 4. Instabiliteit van de kraan en giek

Kranen en giek worden instabiel door het hijsen en zwenken. Er is dan sprake van grote drukverplaatsingen door de kraan. Instabiliteit kan leiden tot het wegzakken c.q. omvallen van de kraan. Goed stempelen op goede schotten is de oplossing. Daarnaast zorgt overbelasting en het werken bij zware wind voor problemen.

Ad 5 + 6. Technische staat van de kraan en niet adequaat op/afbouwen van de kraan

Kranen worden intensief gebruikt en zijn onderhevig aan slijtage. Ook de opstelling en afbouw van de kraan heeft direct gevolgen voor het gebruik. Regelmatig keuren van de kraan is de oplossing.

ad 7. Toegankelijkheid kraan

Een kraan op een bouwplaats is een nuttig en gewild voorwerp. Helaas komt het nog regelmatig voor dat onbevoegden de kraan gebruiken voor hijswerk. De machinist dient derhalve altijd zijn kraan af te sluiten bij het verlaten van de kraan.

Certificering van kraanmachinisten en keuring van kranen zijn managementfactoren, die de bedrijfstak ter hand heeft genomen. De keuring voorkomt een aantal mechanische defecten en de certificering houdt de competentie van de machinisten op peil. Andere factoren die door het management van het werk beïnvloedbaar zijn, zijn conflictbeheersing, mens-machine interacties, communicatie en voldoende menskracht.

4. Certificatiereglement

4.1 Doelstelling

Dit reglement omschrijft de procedures die relevant zijn voor het juist toepassen van het specifieke schema. Hierbij moet gedacht worden aan onder meer procedures van aanvraag, de examinering, de wijze waarop de uitslag bekend gemaakt wordt en condities met betrekking tot de certificatie, de afgifte van certificaten/verklaringen, procedures bij het uitvoeren van keuringen, klachtenafhandeling en het indienen van een verzoek om herziening.

4.2 Certificatieprocedure

De kandidaat machinist mobiele torenkraan dient bij een CKI, in overeenstemming met dit certificatiereglement, een aanvraag in voor het persoonscertificaat machinist mobiele torenkraan. Vervolgens verstrekt de CKI alle relevante informatie over de gang van

zaken bij het gehele certificatieproces.

4.3 Certificatiebeslissing

De certificatiebeslissing wordt genomen door een functionaris van de CKI die niet betrokken is geweest bij de beoordeling van de kandidaten en daartoe is gekwalificeerd en aangesteld conform het kwaliteitssysteem en de procedures die de CKI heeft op grond van het werkveldspecifieke schema voor aanwijzing en toezicht.

4.4 Geldigheidsduur van het certificaat.

De maximale geldigheidsduur van een persoonscertificaat is 5 jaar. Eerdere intrekking is mogelijk indien de certificaathouder tussentijds niet voldaan heeft aan de eisen t.a.v. de beheersing van de onder 9. genoemde eindtermen (zie voor de voorwaarden 4.5).

4.5 Geldigheidscondities

Met betrekking tot de geldigheid van het certificaat worden condities gesteld. Indien niet voldaan wordt aan deze condities kan dit consequenties hebben voor het certificaat.

Deze condities zijn:

  • de certificaathouder mag geen handelingen verrichten in strijd met de voorschriften;

  • de certificaathouder dient te zorgen dat geen misbruik wordt gemaakt van het persoonscertificaat.

De CKI is bevoegd het certificaat te schorsen en/of in te trekken. De condities en de wijze waarop daarop door de CKI toegezien dient te worden, worden opgesteld door de CCvD en vastgelegd in het TCVT protocol ‘schorsing/intrekking’.

4.6 Klachtenregeling
Klachten over de CKI

Een adequate behandeling van klachten is belangrijk voor het creëren van vertrouwen in certificatie en belangrijk voor de bescherming van zowel de certificaathouders als de gebruikers van certificaten.

Aan een CKI worden onder meer de volgende eisen gesteld:

  • Een openbaar toegankelijke klachtenprocedure dient aanwezig te zijn.

  • de klachtenprocedure bevat minimaal het volgende: een beschrijving van het proces van ontvangen, onderzoeken en beoordelen van de klacht; de wijze van volgen van de klacht en acties als vervolg daarop; en de wijze waarop wordt verzekerd dat correctieve acties worden uitgevoerd.

  • De beslissing over de reactie op de klacht dient te worden genomen door personen die niet betrokken zijn bij het onderwerp van de klacht.

  • Indieners van klachten dienen, indien mogelijk, op de hoogte te worden gehouden van de ontvangst van de klacht, de voortgang van behandeling en de uitkomst.

Klachten over het bedrijf of de persoon

Indien de CKI klachten van derden, zoals een opdrachtgever, ontvangt over het voldoen aan dit schema door het bedrijf of de persoon die een aanvraag voor het certificaat heeft ingediend of certificaathouder is, dient de CKI de klager te verwijzen naar het bedrijf of de persoon. De CKI dient de klacht te betrekken bij de eerstvolgende beoordeling bij het betreffende bedrijf of de betreffende persoon.

Echter, indien het naar de mening van de CKI een ernstige klacht betreft, dient de CKI, naast de behandeling door het bedrijf of de persoon, zelf ook direct te beoordelen of de klacht gevolgen dient te hebben voor de beslissing m.b.t. certificatie.

In dat geval dient de CKI af te wegen of het gewenst is een extra beoordeling uit te voeren. De kosten van deze extra beoordeling komen in beginsel voor rekening van de certificaathouder.

Klachtenregeling

Inleiding

In deze werkinstructie wordt de afhandeling van een klacht besproken. Voor iedere afzonderlijke klacht wordt een apart klachtenformulier ingevuld.

Werkwijze

Wanneer iemand probeert een klacht telefonisch of mondeling te melden, wordt aan hem/haar gevraagd deze schriftelijk te verwoorden. Als een klacht schriftelijk binnenkomt wordt deze meteen naar de kwaliteitsmanager gebracht en indien de klachtafhandelaar duidelijk is krijgt hij/zij meteen een kopie van de klacht. De kwaliteitsmanager registreert de klacht op een klachtenformulier en stelt de directeur CKI op de hoogte van de klacht. De directeur van de CKI wijst de klachtafhandelaar aan. De kwaliteitsmanager vermeldt de klachtafhandelaar op het klachtenformulier en brengt de klachtafhandelaar schriftelijk op de hoogte van de klacht. De klachtafhandelaar informeert de indiener van de klacht schriftelijk over de ontvangst van de klacht.

Eenvoudige zaken

Klachtafhandelaar stuurt klacht door naar betrokken bedrijf/persoon; stelt indiener op de hoogte legt dossier aan tbv voortgangsbewaking en meenemen afhandeling klacht door bedrijf/persoon bij eerstvolgende beoordeling.

Ernstige klachten

Klachtafhandelaar beoordeelt de klacht en stelt vast of de klacht een incident betreft of dat de klacht moet leiden tot een aanpassing in de werkwijze. Indien het een incident betreft, wordt de indiener daarvan op de hoogte gesteld. De klachtafhandelaar bedenkt samen met de indiener binnen drie weken na het indienen van de klacht een oplossing voor de afhandeling en betrekt bedrijf/persoon hierbij. De oplossing zoals die met de indiener is besproken wordt vastgelegd op het klachtenformulier. Hier wordt tevens vermeld dat het gaat om een incident. Indien de klacht een aanpassing van de werkwijze vergt bedenkt de klachtafhandelaar binnen 10 dagen een verbetervoorstel en bespreekt dit met de kwaliteitsmanager en betrekt bedrijf/persoon hierbij. Het verbetervoorstel moet een structurele verbetering inhouden van de werkwijze. Het verbetervoorstel wordt ingevuld op het klachtenformulier.

De klachtafhandelaar stelt de indiener op de hoogte van de afhandeling van de klacht.

De kwaliteitsmanager maakt de gewijzigde werkwijze bekend. De kwaliteitsmanager start, indien nodig, een vervolgonderzoek naar de invoering van het verbetervoorstel. De bevindingen worden vastgelegd op het klachtenformulier. Het klachtenformulier wordt gearchiveerd.

4.7 Bezwaarprocedure
Inleiding

Onderstaand worden de stappen beschreven die nodig zijn voor het afhandelen van een bezwaarschrift. Een dergelijk bezwaarschrift kan bijvoorbeeld ingediend worden tegen besluiten van de CKI inzake het niet (opnieuw) verlenen, schorsen of intrekken van een certificaat.

Werkwijze

Algemeen:

  • Een door of namens de CKI genomen besluit, dat is een definitieve uitslag of eindoordeel, wordt schriftelijk ter kennis van de belanghebbende gebracht.

  • Onder een besluit wordt tevens verstaan het weigeren te beslissen of het niet tijdig nemen van een beslissing.

  • De CKI stelt de belanghebbende in haar correspondentie in kennis van de mogelijkheid van het indien van een bezwaarschrift door middel van de volgende clausule:

    ‘Ingevolge de CKI procedure ‘bezwaarschriftprocedure’ kan door een belanghebbende met betrekking tot dit besluit een bezwaarschrift ingediend worden. Daartoe moet binnen zes weken na de datum van verzending van het besluit een bezwaar worden ingediend bij de CKI. In het bezwaarschrift moet gemotiveerd worden aangegeven waarom het gegeven besluit niet juist gevonden wordt. Verzocht wordt bij het bezwaarschrift een kopie van het bestreden besluit toe te voegen.’

  • Het bezwaarschrift dient in ieder geval de volgende elementen te bevatten:

    • naam en adres indiener

    • dagtekening

    • een omschrijving van het bestreden besluit

    • de gronden van het bezwaar.

Het bezwaar wordt niet-ontvankelijk verklaard:

  • indien niet aan de gestelde termijn van indienen wordt voldaan. Dit geldt niet als de indiener aantoont dat hij redelijkerwijs niet in verzuim is geweest

  • in andere gevallen dan genoemd onder a, als geen gebruik gemaakt wordt van de door de CKI geboden gelegenheid tot verzuimherstel

  • het bezwaar wordt verder niet-ontvankelijk verklaard als het, bij het niet van toepassing zijn van een termijn, onredelijk laat wordt ingediend. Dit geldt uitsluitend wanneer het bezwaar betrekking heeft op het niet tijdig nemen van een besluit.

  • Het bezwaarschrift schort de werking van het besluit niet op.

  • Het bezwaarschrift leidt tot heroverweging van het besluit waartegen het is gericht.

Procedure
  • De CKI neemt kennis van het bezwaarschrift en bevestigt binnen twee weken de ontvangst.

  • De CKI biedt gelegenheid tot het horen van de indiener.

  • Het bezwaarschrift wordt gemeld bij de kwaliteitsmanager die het bezwaar registreert.

  • Het horen betreft met name de vakinhoudelijke aspecten die geleid hebben tot het besluit en dient binnen in beginsel zes weken na het vaststellen dat een hoorprocedure aan de orde is, plaats te vinden.

  • Het horen kan geschieden door de CKI of door een of meer door de CKI benoemde ter zaken kundige. Het horen geschiedt door een persoon of personen die niet betrokken is/zijn geweest bij de voorbereiding van het besluit, en geen binding hebben met de belanghebbende.

  • Het horen geschiedt op een door de CKI te bepalen tijdstip binnen de gangbare kantooruren.

  • Relevante stukken kunnen tot 10 dagen voor de hoorzitting worden ingediend en liggen gedurende een week voor de zitting ter inzage.

  • Van het horen wordt afgezien indien het verzoek om herziening kennelijk niet-ontvankelijk of kennelijk ongegrond is, inmiddels aan het verzoek is tegemoetgekomen, of indien belanghebbende verklaart hiervan geen gebruik te maken.

  • Van het horen wordt een verslag gemaakt. Het verslag wordt bij de beslissing op het bezwaar om herziening gevoegd.

  • De hoorcommissie brengt tevens advies aan de CKI.

Beslissing op het bezwaarschrift
  • De CKI beslist aan de hand van de haar ter beschikking staande gegevens binnen zes weken, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken. De beslistermijn kan eenmaal met ten hoogste 6 weken worden verlengd. Daarna kan de termijn slechts met toestemming van de belanghebbende worden verlengd.

  • De CKI zal, bij het gegrond verklaren van het bezwaar, de beslissing herroepen en een nieuwe beslissing ter zake nemen.

  • Van haar beslissing op het bezwaar zal de CKI de onderbouwing en motivering aan belanghebbende meedelen.

Bestuursrechter
  • Indien de inhoud of strekking van de nieuwe beslissing de belanghebbende hiertoe aanleiding geeft, dient hij zich in voorkomend geval te wenden tot de bestuursrechter.

  • De CKI zal de belanghebbende in haar beslissing op bezwaar wijzen op deze mogelijkheid.

4.8 Register voor vakbekwaamheid

De CKI registreert de gegevens van de certificaathouder. Deze gegevens worden conform de overeenkomst met TCVT tenminste zo vaak als mutaties zich voordoen elektronisch verzonden aan Bureau TCVT ten behoeve van het TCVT Personenregister, dat wordt opgezet conform wettelijke bepalingen. Dit register is via internet toegankelijk gemaakt. De BHST is verantwoordelijk voor het beheer van het register.

4.9 Norminterpretatie

Het CCvD dient te zorgen voor eenduidige norminterpretatie van dit certificatieschema. Toch kan het voorkomen dat er in de operationele fase verschillende interpretaties bestaan van één of meerdere in werkveldspecifieke certificatieschema’s gehanteerde begrippen. Mocht het gebeuren dat certificaathouders, CKI’s of andere belanghebbenden uiteenlopende definities hanteren en hierover meningsverschillen bestaan, dan dienen afwijkende interpretaties te worden voorgelegd aan het CCvD.

5. Examenreglement

Dit reglement bevat bepalingen voor de voorbereiding, uitvoering en beoordeling van examens ten behoeve van het TCVT persoonscertificaat machinist mobiele torenkraan.

5.1 Doelstelling

De examinering geschiedt onder verantwoordelijkheid van de certificatie-instelling en bestaat uit de volgende delen:

  • theorie-examen, en

  • praktijkexamen.

5.2 De exameninstelling

De exameninstelling dient het examenreglement te hanteren. Hierin zijn de volgende zaken opgenomen:

  • 1. ingangsdatum van het certificaat;

  • 2. eventuele entree-eisen voor deelname aan het examen;

  • 3. de aanvraagprocedure bij de CKI;

  • 4. bevestiging van deelname en oproep;

  • 5. identificatie van de deelnemers;

  • 6. toelating en afwezigheid;

  • 7. examenduur en wijze van examinering;

  • 8. gedragsregels voor kandidaten;

  • 9. regeling aangepast examen;

  • 10. normen voor slagen en afwijzen;

  • 11. bekendmaking van de uitslag door de CKI aan de kandidaat;

  • 12. bewaartermijn van de examendocumenten zoals uitwerkingen en beoordelingsformulieren;

  • 13. inzagerecht;

  • 14. geldigheidsduur van het examenresultaat.

Indien de exameninstelling geen organisatorisch onderdeel is van de CKI, hebben beide zich aan elkaar verbonden door middel van een overeenkomst. De CKI dient zich hierbij te houden aan artikel 4.5 ‘subcontracting’ van ISO/IEC17024. De CKI is verplicht aan de BHST te melden dat examens worden afgenomen door een externe exameninstelling en welke instelling het betreft.

5.3 Eisen te stellen aan het examenpersoneel

Examenpersoneel moet voldoen aan de algemene, vakinhoudelijke en onafhankelijkheidseisen van de CKI zoals opgenomen in competentieprofielen en andere relevante documenten.

Het selectieproces moet garanderen dat examenpersoneel dat (een deel van) een examen afneemt ten minste voldoet aan de eisen zoals geformuleerd in het TCVT examenprotocol (www.tcvt.nl).

Toezichthouder theorie-examen

Voor het theorie-examen wordt door de exameninstelling een toezichthouder aangesteld.

Deze functionaris heeft geen specifieke kennis nodig van het vakgebied. De toezichthouder beschikt wel over:

  • organisatorische capaciteiten;

  • communicatieve en contactuele vaardigheden;

  • het vermogen om regelend en besluitvaardig op te treden.

Van de toezichthouder wordt verwacht dat hij:

  • toeziet op de naleving en uitvoering van het examenreglement, de uitvoeringsvoorschriften en de exameneisen;

  • op correcte wijze de vastgestelde administratieve procedures afhandelt;

  • zich op voldoende wijze beschikbaar stelt voor het toezicht op de afname van theorie-examens.

Een toezichthouder verricht de volgende taken:

  • het controleren van de personalia en de aanmeldingen van de kandidaat;

  • het controleren en aansluitend voorbereiden van het theorie-examen zodat de kandidaat direct na aanvang van het examen kan starten;

  • het uitoefenen van toezicht teneinde misbruik te voorkomen;

  • het innemen van de examenstukken en het aansluitend verzendklaar maken;

  • het aanleveren van het totale pakket aan de exameninstelling.

Corrector theorie-examen:

Voor het beoordelen van de schriftelijke uitwerking van de open vragen van het theorie-examen wordt door de exameninstelling een corrector aangesteld. De corrector voldoet aan de volgende kwalificatiecriteria:

  • hij beheerst de Nederlandse taal (dan wel in de taal waarin het examen wordt afgenomen (Duits en/of Engels));

  • hij heeft actuele vakinhoudelijk kennis en inzicht;

  • hij past de beoordelingscriteria, zoals vastgelegd in het TCVT-certificatieschema, toe.

De corrector beoordeelt binnen de TCVT antwoord-macro’s en de gestelde termijn de uitwerkingen van de theorie-examens en verbindt hier een waardering aan volgens de methodiek zoals vastgelegd in het betreffende TCVT-certificatieschema.

Examinator praktijkexamen

Voor het praktijkexamen wordt door de exameninstelling een examinator aangesteld. De examinator is belast met de beoordeling of, en in welke mate, kennis, vaardigheden en attitude van de kandidaat voldoen aan de gestelde eisen voor het behalen van het examen. Hiertoe past de examinator de TCVT examinatoreninstructie toe bij de beoordeling. Bij een examen met meer dan één examinator, is een van de examinatoren aangewezen als voorzitter en vanuit die hoedanigheid verantwoordelijk voor een ordentelijk verloop van het examen en de afwikkeling daarvan.

De examinator beschikt over:

  • minimaal twee jaar praktische werkervaring in het desbetreffende vakgebied;

  • actuele praktische en theoretische kennis van het desbetreffende vakgebied;

  • goede communicatieve vaardigheden;

  • het vermogen besluitvaardig op te treden;

  • voldoende kennis van het examenreglement.

Van de examinator wordt verwacht dat hij:

  • begrip heeft voor de invloed die een examensituatie heeft op het gedrag van de kandidaten;

  • een optimaal klimaat weet te scheppen voor de kandidaat, opdat kennis en opgedane ervaring, inzicht, vaardigheden en attitude zo goed mogelijk uit de verf komen;

  • op correcte wijze omgaat met de kandidaten en alle overige personen die functioneel bij het examen aanwezig zijn;

  • een objectieve beoordeling geeft van de kennis en het inzicht van de kandidaat;

  • nauwgezet de voorschriften in acht neemt die voor elk examenonderdeel gelden;

  • jaarlijks de TCVT-examinatorendag bijwoont;

  • op representatieve wijze de exameninstelling vertegenwoordigt tijdens het examen en zorg draagt voor een correct verloop.

De examinator moet per certificatieschema een door de exameninstelling voorgedragen en door de CKI geaccepteerde deskundige zijn.

Onafhankelijkheid

Het examenpersoneel is onafhankelijk. Al het examenpersoneel tekent een verklaring waarin geheimhouding en onafhankelijkheid worden gegarandeerd en waarin zij verklaart geen werkzaamheden bij c.q. voor een opleider te verrichten. Zij verklaart zich onafhankelijk van de kandidaat en de eventuele opleider/werkgever van de kandidaat. Mocht tijdens het examen blijken dat er toch een relatie, van welke aard dan ook, bestaat tussen de kandidaat en het betreffende examenpersoneelslid, dan dient de examinator dit tijdig aan de exameninstelling te melden. Het is onder geen enkele voorwaarde toegestaan dat de betreffende examinator deze kandidaat examineert op straffe van ongeldigheid van het examen.

Indien examenpersoneel een potentieel belangenconflict heeft bij het examineren van een kandidaat, dient de CKI maatregelen te nemen om te garanderen dat de betrouwbaarheid en onpartijdigheid van het examen niet in diskrediet worden gebracht. Deze maatregelen dienen schriftelijk vastgelegd te worden.

5.4 Eisen te stellen aan het examen
5.4.1 Beslotenheid van examens

Medewerkers van de certificatie-/exameninstelling dragen zorg voor de absolute geheimhouding van de examenopgaven, voor zover deze opgaven geen onderdeel uitmaken van een publieke norm. Verificatie en implementatie hiervan dient te geschieden door de certificatie-instelling. Medewerkers van de exameninstelling hebben een verklaring van geheimhouding ondertekend.

5.4.2 Algemene regels bij de uitvoering van examens

Het theorie-examen wordt schriftelijk en in de Nederlandse taal afgenomen. Indien de kandidaat het Nederlands onvoldoende beheerst, kan een alternatief theorie-examen in de Duitse of Engelse taal worden afgenomen. Het certificaat wordt afgegeven conform de taal van het examen aan een persoon van 18 jaar en ouder. Wanneer er gegronde redenen zijn voor een mondeling theorie-examen in de Nederlandse taal (bijvoorbeeld bij kandidaten die aantoonbaar dyslectisch zijn) kan de certificatie-instelling daartoe besluiten. Dit alternatief dient te voldoen aan dezelfde voorwaarden als het reguliere theorie-examen en het CEC dient hiermee in te stemmen. Het uitgeschreven mondelinge examen wordt afgenomen door een daartoe door de CKI aanvullend geautoriseerde examinator en een toezichthouder. Van deze alternatieve afname dient door de exameninstelling een registratie te worden bijgehouden met een (minimaal jaarlijkse) rapportage naar de CEC. Het praktijkexamen wordt in de Nederlandse taal afgenomen. Indien de kandidaat het Nederlands onvoldoende beheerst, kan een alternatief theorie-examen in de Duitse of Engelse taal worden afgenomen. Het certificaat wordt afgegeven conform de taal van het examen. De kandidaat moet tijdens het examen voldoende kunnen communiceren.

Voor de overige eisen aan het examen (locatie, middelen, etc) wordt verwezen naar het TCVT examenprotocol.

5.5 Beheer itembank en examenversies

Het beheer van de itembank geschiedt onder strikte geheimhouding door het bureau TCVT onder regie van de Centrale Examencommissie TCVT.

6. Toezicht

Het doel van het toezicht is om de vakbekwaamheid van gecertificeerd personeel te borgen. De CKI is verplicht te beoordelen of de certificaathouder voldoet aan de gestelde eisen. Afhankelijk van het onderwerp van certificatie, de periode van certificatie en de risicoanalyse wordt het toezicht ingevuld.

6.1 Medewerking aan toezicht

De certificaathouder is verplicht mee te werken aan toezicht door de CKI, het TCVT erkende opleidingsinstituut voor bijscholing, de nationale accreditatie-instantie en de Inspectie SZW. In de overeenkomst tussen de CKI en de certificaathouder worden de hiertoe benodigde bepalingen opgenomen.

6.2 Frequentie van toezicht

Bij de aanvraag voor hercertificatie dient het originele TCPR-boekje met de daarin opgenomen registraties van de praktijkervaring en de scholing te worden voorgelegd aan de CKI. De ontvangst wordt binnen één kalenderweek bevestigd (deze bevestiging is een bewijs richting opdrachtgevers inzake de afwezigheid van het TCPR-boekje). De CKI controleert de registratie en toets of voldaan wordt aan de eisen van scholing en praktijkervaring. De aanvrager wordt hieromtrent binnen één kalenderweek geïnformeerd.

Daarnaast voert de CKI, onaangekondigd, een 5% steekproef uit op de betrouwbaarheid van de invulling van de scholing en de praktijkervaring. Voor de registratie van de scholing en de praktijkervaring dient er een deugdelijke administratie te worden gevoerd door de CKI. Deze administratie moet minimaal vijf jaar beschikbaar blijven.

6.3 De wijze van uitvoering van het toezicht

Het TCVT erkende opleidingsinstituut beoordeelt op het moment van scholing (2 maal in een periode van 5 jaar) elk TCPR-boekje ten aanzien van de scholing en de praktijkervaring. Indien een certificaathouder niet meer voldoet aan de eisen wordt de CKI hiervan binnen drie werkdagen in kennis gesteld.

6.4 Verslag van bevindingen

De CKI is gehouden om haar bevindingen t.a.v. 6.2 aan de certificaathouder binnen twee kalenderweken kenbaar te maken.

6.5 Maatregelen (artikel 1.5e Arbobesluit)

Indien blijkt dat een certificaathouder niet voldoet aan de eisen of normen in het werkveldspecifieke certificatieschema heeft dit op zo kort mogelijke termijn maatregelen door de CKI tot gevolg. Mogelijke maatregelen zijn het weigeren, schorsen of intrekken van het certificaat. Er dient door de CKI informatie-uitwisseling met Inspectie SZW plaats te vinden over geconstateerde gevaarlijke situaties bij werkzaamheden die door een afgegeven of nog af te geven certificaat worden gereguleerd en waardoor de veiligheid of de gezondheid van werknemers of derden in gevaar kan worden gebracht. Indien er sprake is van een sanctie wordt dit aan de certificaathouder kenbaar gemaakt. Relevante informatie over de sanctie dient door de CKI ingebracht te worden in een centraal registratiesysteem. Deze meldingsplicht dient nauwkeurig uitgewerkt te worden, in verband met de vertrouwelijkheid van persoonsgegevens en de contractuele relatie tussen CKI en klant.

Indien een certificaathouder na een intrekking opnieuw gecertificeerd wil worden dient dezelfde procedure doorlopen te worden als bij initiële certificatie. Bij het opleggen van een sanctie dient de CKI aan te geven (en te registreren) na welke periode certificatie weer is toegestaan. De CKI dient voor verstrekking van een certificaat bij het centraal registratiesysteem te verifiëren of er geen sprake is van een intrekking met de daaraan gekoppelde wachtperiode.

Criteria

De CKI dient in ieder geval een onderzoek in te stellen na indiening van een klacht inzake de werkwijze van de certificaathouder:

  • vanuit Inspectie SZW;

  • vanuit de markt, ingediend bij TCVT en/of de CKI.

Criteria op basis waarvan de CKI maatregelen moet treffen zijn de volgende.

  • 1. Schorsen van het certificaat vindt plaats indien sprake is van een door de CKI gegrond verklaarde klacht. Het betreft hier een klacht anders dan:

    • onrechtmatig invullen van het TCPR-boekje, en/of

    • over onveilig handelen van de machinist waardoor de machinist en/of derden direct in gevaar zijn gebracht.

  • 2. Intrekken van het certificaat vindt plaats indien sprake is van een door de CKI gegrond verklaarde klacht inzake:

    • onrechtmatig invullen van het TCPR-boekje, en/of

    • over onveilig handelen van de machinist waardoor de machinist en/of derden direct in gevaar zijn gebracht.

Deel II: Normen

Deel 2 van dit certificatieschema bevat de normen die gelden voor een certificaat voor vakbekwaamheid in een werkveld. Beschreven wordt achtereenvolgens:

  • het onderwerp van certificatie,

  • entreecriteria die gesteld worden om toegelaten te worden tot het certificerings-proces,

  • de eindtermen die gelden ten behoeve van het certificaat,

  • de wijze waarop het voldoen aan de eindtermen wordt beoordeeld en gerapporteerd,

  • de beoordeling die plaatsvindt bij hercertificatie,

  • te stellen eisen aan het certificaat,

  • geldigheidscondities.

7. Onderwerp van certificatie

Dit werkveldspecifieke certificatieschema voor personen is door het CCvD TCVT opgesteld. Het betreft certificatie van veilig hijsen door een machinist mobiele torenkraan. Door het Ministerie van SZW is het schema middels een statische verwijzing in de Arboregeling. Dit vastgestelde schema vervangt daarmee eerdere versies. De te certificeren vakbekwaamheid betreft het uitvoeren van hijswerkzaamheden op bouwplaatsen met een mobiele torenkraan met een bedrijfslastmoment van tenminste 10tm. Het betreft hier:

  • veilig omgaan met de last;

  • mobiele torenkraan veilig positioneren (stabiliteit, omgeving, ondergrond);

  • mobiele torenkraan veilig laten functioneren (opbouwen, hijsen, afbouwen, afsluiten);

  • mobiele torenkraan in veilige en technisch goede staat doen zijn;

  • veilig en gezond werken met de mobiele torenkraan.

8. Entreecriteria

Voor de eerste afgifte van het wettelijk verplichte persoonscertificaat machinist mobiele torenkraan volgt onderstaand een opsomming van de eisen.

De kandidaat dient te voldoen aan de volgende entreecriteria:

  • voldoende materieelkennis hebben;

  • voldoende materiaalkennis hebben;

  • machine gevoel bezitten;

  • veilig en milieuverantwoord kunnen werken;

  • de Nederlandse taal beheersen op leeskennisniveau A1 en schrijfkennisniveau B2 of gelijkwaardig voor examinering in Duitse of Engelse taal.

Er geldt geen specifieke vooropleidingseis.

9. Eindtermen

De kandidaat voldoet aan de volgende eindtermen en is dientengevolge vakbekwaam:

Theorie
  • 1. De kandidaat kan de verschillende voorbereidingen voor de hijswerkzaamheden beschrijven en toepassen.

    • 1.1. De kandidaat kan de gegevens van een hijstabel toepassen.

    • 1.2. De kandidaat kan beschrijven welke voorbereidingen op de werkplek getroffen moeten worden voorafgaand aan het werken met een mobiele torenkraan.

  • 2. De kandidaat kan hijsgereedschappen herkennen en de functie en de manier van gebruik hiervan omschrijven.

  • 3. De kandidaat kan werk uitvoeren met een mobiele torenkraan.

    • 3.1 De kandidaat kan verschillende soorten kranen benoemen en de kenmerken en de toepassing hiervan beschrijven.

    • 3.2 De kandidaat kan hijsmiddelen en uitrustingsstukken herkennen en benoemen en de toepassing hiervan omschrijven.

    • 3.3 De kandidaat kan omschrijven hoe op een veilige manier hijswerkzaamheden met een mobiele torenkraan uitgevoerd moeten worden.

    • 3.4 De kandidaat kan bepalen hoe een mobiele torenkraan verplaatst moet worden.

    • 3.5 De kandidaat kan de functie en de werking van de hoofdonderdelen van de mobiele torenkraan uiteenzetten.

  • 4. De kandidaat kan de veiligheids- en milieuaspecten van het werken met een mobiele torenkraan benoemen en interpreteren.

    • 4.1 De kandidaat kan de veiligheidseisen van de mobiele torenkraan, hijslast en hijsgereedschappen interpreteren.

    • 4.2 De kandidaat neemt zijn verantwoordelijkheid met betrekking tot het hijsplan en zijn administratieve verplichtingen.

    • 4.3 De kandidaat kan beschrijven hoe een mobiele torenkraan na hijswerkzaamheden achtergelaten moet worden.

    • 4.4 De kandidaat kan de veiligheidssystemen van de mobiele torenkraan noemen en de functie van de LMB uiteenzetten.

    • 4.5 De kandidaat kan uiteenzetten hoe met en aan een mobiele torenkraan milieu- verantwoord moet worden gewerkt

  • 5. De kandidaat kan de onderhouds- en storingsaspecten van een mobiele torenkraan herkennen, interpreteren en benoemen.

    • 5.1 De kandidaat kan omschrijven hoe en waaraan dagelijks onderhoud aan een mobiele torenkraan verricht moet worden.

    • 5.2 De kandidaat kan beschrijven hoe storingen aan een mobiele torenkraan herkend kunnen worden en in relatie hiermee beschrijven hoe gehandeld moet worden.

Praktijk
  • 1. De kandidaat kan de voorbereidingen treffen op de werkplek voorafgaande aan het werken met een mobiele torenkraan.

  • 2. De kandidaat kan hijsmiddelen en uitrustingsstukken herkennen, benoemen en controleren op veiligheidseisen

  • 3. De kandidaat kan werk uitvoeren met een mobiele torenkraan.

    • 3.1 De kandidaat kan hijswerkzaamheden uitvoeren met een mobiele torenkraan.

    • 3.2 De kandidaat kan hijsgereedschappen bevestigen aan een mobiele torenkraan.

    • 3.3 De kandidaat kan zelfstandig een mobiele torenkraan verplaatsen.

    • 3.4 De kandidaat kan een mobiele torenkraan na hijswerkzaamheden volgens de Wettelijke voorschriften achterlaten.

  • 4. De kandidaat kan de veiligheids- en milieuaspecten van het werken met een mobiele torenkraan benoemen en interpreteren.

    • 4.1 De kandidaat kan veiligheidsmaatregelen hanteren bij het werken met en aan een mobiele torenkraan.

  • 5. De kandidaat kan de onderhouds- en storingsaspecten van een mobiele torenkraan herkennen, interpreteren en benoemen.

    • 5.1 De kandidaat kan dagelijkse controle en onderhoud verrichten aan een mobiele torenkraan.

    • 5.2 De kandidaat kan storingen herkennen aan een mobiele torenkraan en in relatie hiermee handelend optreden.

10. toetsmethodiek bij initiële certificatie
10.1 Toetstermen

Elke eindterm wordt uitgewerkt in toetstermen. Deze toetstermen zijn in onderstaande schema’s geordend per eindterm. Het totale aantal vragen per toetsterm is onderstaand aangegeven.

Verklaring van vraagcode:

  • * FK = een vraag feitelijke kennis

  • * BK = een vraag begripsmatige kennis

  • * RV = een vraag reproductieve vaardigheden

  • * PV = een vraag productieve vaardigheden

Toetstermen theorie machinist m obiele torenkraan + aantal verplichte vragen

  • 1. De kandidaat kan de verschillende voorbereidingen voor de hijswerkzaamheden beschrijven en toepassen. RV-1, FK-1, BK-2

    • 1.1 De kandidaat kan de gegevens van een hijstabel toepassen.

      De kandidaat kan een hijstabel van een mobiele torenkraan interpreteren.

    • 1.2 De kandidaat kan beschrijven welke voorbereidingen op de werkplek

      getroffen moeten worden voorafgaand aan het werken met een mobiele torenkraan.

      • De kandidaat kan de kenmerken van de voorkomende soorten ondergrond noemen

      • De kandidaat kan uiteenzetten waarom hij bij het opstellen van een mobiele torenkraan rekening houdt met de factoren:

        • * de draagkracht van de ondergrond

        • * hijswerkzaamheden nabij een talud

        • * het zicht op het werk

        • * derden (personen en verkeer)

        • * de juiste gieklengte ten opzichte van de hijshoogte en/of de massa van de te hijsen last

        • * de wijze van afstempelen

  • 2. De kandidaat kan hijsgereedschappen herkennen en de functie en de manier van gebruik hiervan omschrijven. BK-3

    • 2.1 De kandidaat kan, eventueel aan de hand van een afbeelding, herkennen en formuleren wat de functie is van hijsgereedschappen en uitleggen of en hoe deze gebruikt moet worden.

  • 3. De kandidaat kan werk uitvoeren met een mobiele torenkraan. RV-6, FK-4, BK-10

    • 3.1 De kandidaat kan verschillende soorten mobiele torenkranen (rups-, banden-, vouw-) benoemen en de kenmerken en toepassingen hiervan beschrijven.

      • De kandidaat kan, eventueel aan de hand van een afbeelding, de typen kranen benoemen en hiervan de kenmerken en toepassingen beschrijven

    • 3.2. De kandidaat kan hijsmiddelen en uitrustingsstukken herkennen en benoemen en de toepassing hiervan omschrijven.

      • De kandidaat kan, eventueel aan de hand van een afbeelding, hijsmiddel- en uitrustingsstukken van de mobiele torenkraan herkennen en benoemen.

      • De kandidaat kan de functie van hijsmiddel- en uitrustingsstukken van de mobiele torenkraan omschrijven.

    • 3.3 De kandidaat kan omschrijven hoe op een veilige manier hijswerkzaamheden met een mobiele torenkraan uitgevoerd moeten worden. KO-vraag.

      • De kandidaat kan uiteenzetten waarom aan de gegeven veiligheidsaspecten moet worden voldaan.

      • De kandidaat kan omschrijven waarom aan de volgende aanvullende veiligheidsmaatregelen moet worden voldaan als hij met de mobiele torenkraan:

        • * een last buiten het gezichtsveld plaatst

        • * hijswerkzaamheden verricht nabij spoor en/of hoogspanningsleidingen.

        • * op een werk staat met meerdere kranen

        • * hijsen met een werkbak

      • De kandidaat kan, gegeven een situatie, bepalen in welke situatie welke persoonlijke beschermingsmiddelen gedragen moeten worden.

      • De kandidaat kan, gegeven de dichtheid van de materialen, de massa berekenen.

      • De kandidaat kan, gegeven een situatie, risico’s en maatregelen bepalen met betrekking tot de vorm, constructie, samenstelling en bijzondere eigenschappen van lasten.

    • 3.4. De kandidaat kan bepalen hoe een mobiele torenkraan verplaatst moet worden.

      • De kandidaat kan gegeven een situatie bepalen:

        • * of een mobiele torenkraan verplaatst kan worden

        • * of een mobiele torenkraan opgebouwd verreden kan worden met of zonder last

        • * of een weg of terrein geschikt is om over te rijden

        • * of een mobiele torenkraan kan rijden over verschillende soorten terrein (met vermelding van de juiste aandrijving.

      • De kandidaat kan de aandachtspunten noemen bij montage, gebruik, demontage en transport van de hulpgiek.

      • De kandidaat kan beschrijven hoe, conform de voorwaarden en de instellingen genoemd in de gebruiksaanwijzing, gereden moet worden.

    • 3.5. De kandidaat kan de functie en de werking van de hoofdonderdelen van de mobiele torenkraan uiteenzetten.

      • De kandidaat kan de werking van hoofdonderdelen en systemen van de mobiele torenkraan uiteenzetten.

      • De kandidaat kan opnoemen wanneer veranderingen in de stabiliteits-, het last- en het kantelmoment van een mobiele torenkraan kan optreden.

      • De kandidaat kan de gevolgen van veranderingen in de stabiliteits-, het last- en het kantelmoment van een mobiele torenkraan bepalen.

  • 4. De kandidaat kan de veiligheids- en milieuaspecten van het werken met een mobiele torenkraan benoemen en interpreteren. RV-2, FK-3, BK-10

    • 4.1 De kandidaat kan de veiligheidseisen van de mobiele torenkraan, hijslast en hijsgereedschappen interpreteren.

      • De kandidaat kan begrippen definiëren:

        • * stabiliteit

        • * kantelmoment

        • * vlucht

        • * stabiliteitsmoment

        • * stempelbasis

        • * hijsgereedschap

        • * werklast

        • * kantellijn en kantelhoek

        • * hijsmiddel

        • * lastmoment

      • De kandidaat kan m.b.t. het bedienen en keuren van kranen en het daarbij behorende hijs- en hefgereedschap de wettelijke verplichtingen interpreteren en de werkingssfeer beschrijven van deze wettelijke verplichtingen.

      • De kandidaat kan uiteenzetten waarop hij hijsgereedschap moet controleren.

      • De kandidaat kan uiteenzetten waarop hij de hijslast moet controleren.

      • De kandidaat kan de functie en inhoud van het kraanboek met bijbehorende documenten omschrijven.

    • 4.2. De kandidaat neemt zijn verantwoordelijkheid met betrekking tot het hijsplan en zijn administratieve verplichtingen.

      • De kandidaat kan bepalen welke gegevens in het hijsplan van belang zijn bij de uitvoering van werkzaamheden met de mobiele torenkraan.

      • De kandidaat kan opnoemen welke administratieve verplichtingen hij in het kader van zijn beroepsuitoefening heeft.

    • 4.3. De kandidaat kan beschrijven hoe een mobiele torenkraan na hijswerkzaamheden achtergelaten moet worden.

      • De kandidaat kan de maatregelen noemen die gelden bij het achterlaten van een mobiele torenkraan.

    • 4.4. De kandidaat kan de veiligheidssystemen van de mobiele torenkraan noemen en de functie van de LMB uiteenzetten. KO-vraag.

      • De kandidaat kan delen van het beveiligingssysteem van een mobiele torenkraan noemen.

      • De kandidaat kan de functie van de lastmomentbeveiliging van de mobiele torenkraan uiteenzetten.

      • De kandidaat kan uiteenzetten welke beveiligingen op de mobiele torenkraan aanwezig moeten zijn en wat de functie hiervan is.

    • 4.5. De kandidaat kan uiteenzetten hoe met en aan een mobiele torenkraan milieuverantwoord moet worden gewerkt.

      • De kandidaat kan milieu- en veiligheidsvoorschriften interpreteren die hij moet toepassen bij het verplaatsen van milieubelastende stoffen.

      • De kandidaat kan verklaren waarom milieuverantwoord werken van belang is.

  • 5. De kandidaat kan de onderhouds- en storingsaspecten van een mobiele torenkraan herkennen, interpreteren en benoemen. FK-2, BK-6

    • 5.1. De kandidaat kan omschrijven hoe en waaraan dagelijks onderhoud aan een mobiele torenkraan verricht moet worden.

      • De kandidaat kan het dagelijks onderhoud aan de mobiele torenkraan omschrijven.

      • De kandidaat kan opnoemen welke schoonmaakwerkzaamheden aan de mobiele torenkraan moeten worden uitgevoerd.

    • 5.2. De kandidaat kan beschrijven hoe storingen aan een mobiele torenkraan herkent kunnen worden en in relatie hiermee beschrijven hoe gehandeld moet worden.

      • De kandidaat kan samenvatten hoe hij een storingsdiagnose aan onderdelen van een mobiele torenkraan moet uitvoeren.

      • De kandidaat ziet in hoe, gegeven de aard van de storing, gehandeld moet worden d.w.z.:

        • * werkzaamheden stoppen

        • * zelfstandig repareren van de storing

        • * inschakelen technische dienst

      • De kandidaat kan uiteenzetten hoe hij ontoelaatbare slijtage kan signaleren aan onderdelen van de mobiele torenkraan.

      • De kandidaat kan opsommen wat in een storingsmelding vermeld moet worden.

Toetstermen Praktijkexamen

(Sub)eindtermen

Zie activiteiten

De kandidaat kan:

1

2

3

4

5

6

7

8

9

1 de voorbereidingen treffen op de werkplek voorafgaand aan het werken met een mobiele torenkraan.

 

x

x

x

 

x

 

x

 

2. hijswerkzaamheden uitvoeren met een mobiele torenkraan.

         

x

x

x

x

3. hijsgereedschappen bevestigen aan een mobiele torenkraan.

     

x

x

 

x

   

4.dagelijkse controle en onderhoud verrichten aan een mobiele torenkraan.

 

x

x

           

5. zelfstandig een mobiele torenkraan verplaatsen.

       

x

x

     

6. storingen herkennen aan een mobiele torenkraan en in relatie hiermee handelend optreden.

 

x

x

x

x

x

x

x

 

7. veiligheidsmaatregelen hanteren bij het werken met en aan een mobiele torenkraan.

 

x

x

x

 

x

x

x

 

8. een torenkraan na hijswerkzaamheden volgens de wettelijke -voorschriften achterlaten

 

x

x

           

Het praktijkexamen bestaat uit de volgende activiteiten:

1.

Doornemen opdracht

6.

Praktijk hijsopdrachten

2.

Aanvangscontrole van de machine (visueel)

7.

Assisteren last verplaatsen

3.

Onderhoud van de machine

8.

Praktijk hijsopdrachten

4.

Controle en inspectie hijsgereedschap

9.

 

5.

Opstellen en gebruiksklaar maken van mobiele torenkraan

10.

Machine achterlaten

In de tabel is een overzicht gegeven van de verdeling van de eindtermen over de activiteiten van de praktijkexamens machinist mobiele torenkraan. Doordat eindtermen onderverdeeld zijn in toetstermen, is een eindterm vaak over meerdere activiteiten verdeeld. Daardoor is een eindterm meestal niet door een activiteit afgedekt.

Verklaring van codes:

  • * RV = opdracht reproductieve vaardigheden

  • * PV = opdracht productieve vaardigheden

  • 1. De kandidaat kan de voorbereidingen treffen op de werkplek voorafgaande aan het werken met een mobiele torenkraan. RV-9, PV-1

    • 1.1 een hijsplan uitvoeren gelet op:

      • * plaats en afmetingen van de hijslocatie(s)

      • * plaats en afmetingen van de obstakels

      • * afmetingen, vorm, massa en zwaartepunt van de last

      • * soort, afmetingen, vorm en massa van het hijsgereedschap.

    • 1.2. controleren van de wettelijk voorgeschreven documenten.

    • 1.3. het werkterrein afzetten.

    • 1.4. overleggen met de uitvoerder (examinator) over de werkzaamheden, o.a. over:

      • * de aard van de te hijsen materialen

      • * de ligging van ondergrondse kabels en leidingen

    • 1.5. aan de hand van de omgevingsfactoren de terreinomstandigheden vaststellen:

      • * de ligging van boven- en ondergrondse leidingen

      • * de plaats en afmetingen van obstakels

      • * de aanwezigheid van mensen en verkeer op en naast het werkterrein

    • 1.6. de afmetingen, massa en zwaartepunt van de last inschatten.

    • 1.7. de keuze en de soort van het hijsgereedschap vaststellen.

    • 1.8. hulp- en uitrustingsstukken aanbrengen aan de mobiele torenkraan.

    • 1.9. de volgende gegevens uit een hijstabel van een mobiele torenkraan bepalen:

      • * de vlucht

      • * de hijshoogte

      • * de werklast in relatie tot vlucht en/of hoogte

      • * contragewicht.

    • 1.10. de mobiele torenkraan veilig en volgens de gebruiksaanwijzing opstellen, rekening houdend met de omgevingsfactoren.

    • 1.11. controleren of de juiste waarschuwingstekens of -borden op en om de kraan zijn aangebracht.

    • 1.12. de wijze van uitvoering van het werk vaststellen.

  • 2. De kandidaat kan hijsmiddelen en uitrustingsstukken herkennen, benoemen en controleren op veiligheidseisen RV-1

    • 2.1 De kandidaat kan, eventueel aan de hand van een afbeelding, herkennen en formuleren wat de functie is van hijsgereedschappen en uitleggen hoe deze gebruikt moeten worden.

  • 3. De kandidaat kan werk uitvoeren met een mobiele torenkraan. KO-opdracht RV-12

    • 3.1. De kandidaat kan hijswerkzaamheden uitvoeren met een mobiele torenkraan.

      • 3.1.1 hijswerkzaamheden met de mobiele torenkraan uitvoeren.

      • 3.1.2 wettelijk voorgeschreven hand- en armseinen geven en aan ontvangen hand- en armseinen het juiste gevolg geven.

      • 3.1.3 communiceren met behulp van portofoons.

      • 3.1.4 op basis van vorm, massa en materiaal van de te hijsen last de benodigde hijsgereedschappen kiezen.

      • 3.1.5 het hijsgereedschap controleren op:

        • * de weergave van de toegestane werklast op het hijsgereedschap

        • * visuele beschadigingen of manco’s

        • * aanwezigheid van een CE-markering, certificaat en inspectierapport

      • 3.1.6 de hijstabel controleren of de mobiele torenkraan de werkzaamheden kan uitvoeren.

      • 3.1.7 met de mobiele torenkraan een last optoppen en aftoppen.

      • 3.1.8 met de mobiele torenkraan een last in een doel plaatsen.

      • 3.1.9 met de mobiele torenkraan een last tussen obstakels door manoeuvreren.

      • 3.1.10 met de mobiele torenkraan een slingerbeweging beheersen.

      • 3.1.11 met een mobiele torenkraan een last van horizontaal naar verticaal verplaatsen.

    • 3.2. De kandidaat kan hijsgereedschappen bevestigen aan een mobiele torenkraan.

      Hijsgereedschappen aan de kraanhaak bevestigen en met behulp daarvan een last aanslaan.

    • 3.3. De kandidaat kan zelfstandig een mobiele torenkraan verplaatsen.

      • 3.3.1 de mobiele torenkraan rijklaar maken.

      • 3.3.2 de mobiele torenkraan zelfstandig verplaatsen op de examenlocatie.

    • 3.4. De kandidaat kan een mobiele torenkraan na hijswerkzaamheden volgens de bedrijfsvoorschriften achterlaten. na afloop van de werkzaamheden de mobiele torenkraan op de juiste wijze achterlaten conform de wettelijke voorschriften.

  • 4. De kandidaat kan de veiligheids- en milieuaspecten van het werken met een mobiele torenkraan benoemen en interpreteren. RV-2

    • 4.1 De kandidaat kan veiligheidsmaatregelen hanteren bij het werken met en aan een mobiele torenkraan. neemt de veiligheidsvoorschriften in acht bij het dagelijks onderhoud en tijdens het werken met de mobiele torenkraan.

    • 4.2 De kandidaat kan milieuverantwoord werken met en aan een mobiele torenkraan. demonstreren hoe milieu- en veiligheidsvoorschriften bij opslag, overslag en gebruik van milieubelastende stoffen toegepast moeten worden.

  • 5. De kandidaat kan de onderhouds- en storingsaspecten van een mobiele torenkraan herkennen, interpreteren en benoemen. RV-5, PV-1

    • 5.1 De kandidaat kan dagelijkse controle en onderhoud verrichten aan een mobiele torenkraan.

      • 5.1.1 aanwijzen welke delen van de mobiele torenkraan dagelijks onderhouden moeten worden en welke verrichtingen daarbij uitgevoerd moeten worden.

      • 5.1.2 de werking van systemen van de mobiele torenkraan controleren.

    • 5.2. De kandidaat kan storingen herkennen aan een mobiele torenkraan en in relatie hiermee handelend optreden.

      • 5.2.1 aan de hand van de gebruiksaanwijzing een storingsdiagnose op hoofdonderdelen opstellen op basis van visuele en auditieve controle aan de systemen van een mobiele torenkraan.

      • 5.2.2 aan de hand van de gebruiksaanwijzing demonstreren hoe (kleine) storingen aan de mobiele torenkraan verholpen kunnen worden.

      • 5.2.3 storingen zodanig aan een monteur of de technische dienst doorgeven dat deze een eenduidig en helder beeld van de storing krijgt. Dit door aan te geven:

        • * wat de uitval van c.q. waar in het systeem is

        • * wat visueel waarneembaar is aan de kraanconstructie (onderdelen)

        • * of en waar lekkages waarneembaar zijn

        • * welke acties / reparaties zijn ondernomen.

      • 5.2.4. bij storingen aan de mobiele torenkraan aan de hand van de gebruiksaanwijzing bepalen welke van de volgende acties hij moet ondernemen:

        • * beoordelen of hij wel of niet verantwoord kan doorwerken

        • * storing zelfstandig oplossen

        • * de monteur of technische dienst voor de storing inschakelen.

10.2 Beoordelingsmethode

Het theorie-examen wordt schriftelijk afgenomen en bestaat uit 50 meerkeuzevragen op basis van de toetstermen zoals omschreven in punt 10.1. Het theorie-examen wordt uitsluitend verstrekt vanuit de TCVT-itembank. De maximale tijd om het theorie-examen af te leggen bedraagt 90 minuten.

De maximale waardering voor de meerkeuzevragen is 50 punten (1 punt per goed antwoord). Een kandidaat is geslaagd indien hij 40 punten of meer heeft behaald en alle KO-vragen goed heeft beantwoord. Het resultaat wordt in een voldoende/onvoldoende tot uiting gebracht.

Het praktijkexamen wordt uitsluitend verstrekt vanuit de TCVT-itembank. De examenopdrachten moeten binnen 240 minuten worden uitgevoerd. De TCVT examinatoren-instructie bepaald de beoordeling van het praktijkexamen. De volgende zaken komen op het praktijkexamen aan de orde:

Algemeen

  • De kandidaat wordt ingelicht welk type machine hij kan verwachten.

  • Heeft de kandidaat instructie gehad over de machine waar examen mee wordt gedaan ?

  • Zo niet dan geen examen afnemen!

  • De kandidaat wordt verteld wat de maximale tijdsduur van het examen is.

  • Bij een vermoeden van onvoldoende kennis bij de kandidaat moet de examinator de kandidaat bevragen naar de motivatie van zijn keuzes.

  • De examenopdracht wordt in het bijzijn van de kandidaat bekend gemaakt (uit de verzegelde envelop gehaald).

  • Indien een kandidaat tijdens het examen een KO heeft gekregen, wordt dit pas NA het examen meegedeeld.

Proces Verbaal

De examinator moet altijd een proces verbaal invullen, ook als er geen bijzonderheden te vermelden zijn. De CKI neemt geen verzoeken tot verstrekking van het certificaat van vakbekwaamheid in ontvangst zonder een bijgaand proces-verbaal. Op het proces-verbaal staat ook de tijdsduur van het afgenomen examen. Indien het examen 30 minuten of eerder gereed is dan de aangegeven tijd, dient de reden hiervan expliciet in het proces verbaal te worden opgenomen.

Het praktijkexamen betreft de volgende onderdelen:

  • 1. kennismaken en doornemen opdracht

  • 2. aanvangscontrole van de mobiele torenkraan en de daarbij behorende documenten

  • 3. onderhoud en werking van de mobiele torenkraan

  • 4. hijsgereedschap

  • 5. positioneren op hijsplaats en gebruiksklaar maken van de mobiele torenkraan (KO-opdracht)

  • 6. hijsopdracht 1 (KO-opdracht)

  • 7. assisteren last verplaatsen

  • 8. hijsopdracht 2 (KO-opdracht)

  • 9. mobiele torenkraan achterlaten

  • 10. veiligheid (KO-onderdeel)

10.3 Cesuur

Waardering resultaat

Het resultaat van zowel het theorie- als het praktijkexamen wordt in voldoende/onvoldoende tot uiting gebracht. Kandidaten die voor het onderdeel theorie of praktijk of beide onderdelen geen voldoende hebben behaald, hebben recht op een herexamen. Hierbij gelden de eisen zoals gesteld in artikel 4.2

Geldigheidsduur van het resultaat van het examen

Een kandidaat kan tot uiterlijk 6 maanden na het behalen van een voldoende resultaat voor zijn praktijk- of theorietoets, herexamen doen voor het nog als onvoldoende gekwalificeerde examengedeelte theorie of praktijk. In dit geval kan de kandidaat, binnen de gestelde termijn van 6 maanden, maximaal twee maal een herexamen aanvragen. Hierna, of na het verstrijken van de termijn, moet een volledig examen (zowel theorie als praktijk) worden afgelegd. Er is geen maximum verbonden aan het aantal gecombineerde praktijk- en theorie-examens.

Cesuur praktijk

Bij het praktijkexamen dient voor alle onderdelen een voldoende gehaald te worden. Elk onderdeel wordt beoordeeld aan de hand van een beoordelingsprotocol. Hierop is het algoritme van de handelingen die de kandidaat moet verrichten beschreven. Aan de verschillende handelingen zijn beoordelingscriteria toegevoegd en een puntenwaardering. Elk onderdeel kent zo een puntenwaardering die is vastgelegd op het beoordelingsprotocol. Om een voldoende te halen dient voor elk onderdeel minimaal 70% van de punten gescoord te worden en mag de kandidaat geen KO te hebben.

11. Hercertificatie
11.1 Toetstermen hercertificatie

Om als certificaathouder voor hercertificatie in aanmerking te komen, dient te worden aangetoond dat in die vijf (5) jaar door de certificaathouder aan alle volgende voorwaarden is voldaan:

  • 1. Scholing:

    • Twee (2) scholingsdagen (4 dagdelen) zijn gevolgd bij een door TCVT erkend

    • scholingsinstituut, en

    • één scholingsdag (2 dagdelen) wordt gevolgd in de eerste 36 maanden van de periode van vijf jaar, en

    • de tweede scholingsdag wordt gevolgd na de 36ste maand van de periode van vijf jaar, en

    • in de scholingsdagen zijn alle eindtermen en actuele ontwikkelingen m.b.t. dit schema opgenomen, en

    • van de gevolgde scholing ontvangt de deelnemer een bewijs van deelname van de TCVT erkende opleider en wordt dit aangetekend in het TCPR-boekje.

  • 2. Praktijkervaring:

    • in de periode van vijf (5) jaar dat het certificaat geldig is, moet de certificaathouder

    • tenminste acht kwartalen hebben gewerkt in de functie die op het certificaat is vermeld, en

    • van deze acht kwartalen moeten tenminste twee kwartalen vallen in de laatste drie jaar van de periode van vijf jaar, en

    • de praktijkervaring kan worden aangetoond door aantekening van de praktijkervaring van de certificaathouder in het TCPR-boekje of in het TCVT Praktijkregister. Deze praktijkervaring moet minimaal elke drie maanden door de werkgever worden getoetst op waarheid en worden geparafeerd.

Indien de houder niet kan aantonen over voldoende praktijkervaring te beschikken in de laatste vijf jaar, dan kan hij via een praktijktoets aantonen nog steeds voldoende vakbekwaam te zijn. Een praktijktoets wordt afgenomen conform de eisen zoals vastgelegd in dit schema.

11.2 Beoordelingsmethode

Hercertificatie kan als volgt worden ingevuld:

  • Indien de positieve hercertificatie beslissing valt binnen twee maanden voor de vervaldatum, dan is de vervaldatum tevens de ingangsdatum van het hernieuwde certificaat.

  • Indien de positieve certificatiebeslissing valt voor de twee maanden voorafgaand aan de vervaldatum, dan is de datum van de certificatiebeslissing de ingangsdatum van het hernieuwde certificaat.

Wanneer door omstandigheden het persoonscertificaat van de machinist is verlopen zonder tijdige hercertificatie en de machinist alsnog in het bezit wil komen van een persoonscertificaat is er een dispensatieregeling mogelijk. Daartoe dient de machinist een aanvraag in bij een certificatie-instelling. Deze aanvraag wordt vervolgens voorgelegd aan TCVT Werkkamer 4 Vakbekwaamheid die een advies opstelt. Dit advies wordt vervolgens voorgelegd aan de certificatie-instelling die aansluitend een besluit neemt over de (her-)verlening van het persoonscertificaat.

11.3 Controle op de registratie van de praktijkervaring bij hercertificatie

Bij de aanvraag voor hercertificatie dient het origineel TCPR-boekje met de daarin opgenomen registraties van de praktijkervaring te worden voorgelegd aan de certificatie-instelling. De ontvangst wordt binnen een kalenderweek bevestigd met een verklaring, waarmee opdrachtgevers kunnen worden geïnformeerd over de reden van de afwezigheid van het originele TCPR-boekje. De certificatie-instelling controleert de registraties en toetst of voldaan wordt aan de vereiste praktijkervaring en bericht de aanvrager binnen een kalenderweek over het resultaat.

Bovendien zal de certificatie-instelling ongeacht of het een machinist als werknemer of als zelfstandige machinist betreft, bij de aanvraag voor hercertificatie, onaangekondigd een 5%-steekproefsgewijze controle uitvoeren op de betrouwbaarheid van de invulling van praktijkervaring. Voor de registratie van de praktijkervaring dient er een deugdelijke administratie gevoerd te worden. Deze dient minimaal 5 jaar beschikbaar te blijven.

12. Het certificaat

Gegevens:

Minimaal dienen de volgende gegevens op het certificaat vermeld te zijn:

  • Naam van de gecertificeerde persoon incl. geboorte datum;

  • Eenduidig documentnummer;

  • Naam van de CKI die het certificaat verleend heeft;

  • Referentie naar de normen waaraan getoetst wordt;

  • Scope van het certificaat, inclusief de geldigheidscondities;

  • De ingangsdatum van het certificaat en de datum waarop het certificaat ophoudt geldig te zijn.

Teksten:

Op het certificaat dient vermeld te worden, dat de CKI verklaard dat de betreffende persoon voldoet aan de eisen uit het werkveldspecifieke certificatieschema en indien relevant of het ging om een hercertificatie.

13. Geldigheidscondities

Gedurende de looptijd gelden de volgende condities waar de certificaathouder zich aan moet houden. Indien niet voldaan wordt aan deze condities kan dit consequenties hebben voor het certificaat. Na een positief certificatie besluit ontvangt de kandidaat binnen 4 weken een TCVT-certificaat en een TCPR-boekje. Beide documenten zijn wettig bewijsmiddel. De gegevens (inclusief intrekking van het certificaat) van de deelnemer worden geregistreerd in het TCVT personenregister.

Verwijdering uit het register

Onderstaand zijn de condities aangegeven voor de verwijdering uit het TCVT certificaatregister.

Certificaathouders die niet voldoen aan de eisen die met het certificaat samenhangen, worden verwijderd uit het register van certificaathouders. De volgende redenen kunnen leiden tot verwijdering uit het register:

  • a) Het niet kunnen aantonen werkzaam te zijn als machinist in de beroepsspecialisatie waarvoor het certificaat geldig is.

  • b) Het niet nakomen van verplichtingen jegens de certificatie-instelling;

  • c) Het misbruik maken of laten maken van het certificaat;

  • d) Het verstrekken van onvolledige of onjuiste gegevens aan de certificatie-instelling;

  • e) Het ongeschikt blijken voor de uitoefening van de met het certificaat samenhangende beroepsvaardigheden;

  • f) Het niet voldoen aan de eisen zoals geformuleerd onder hercertificatie (11).

Deze condities dienen te zijn opgenomen in de certificatieovereenkomst tussen certificatie instelling en certificaathouder.

Overige voorwaarden voor certificaathouders

De houder van het certificaat dient misbruik van het certificaat door derden tegen te gaan en vermissing van dit certificaat schriftelijk binnen 10 dagen aan de certificatie-instelling te melden. De houder van het certificaat machinist verticaal transport is verplicht veranderingen van woonplaats en huisadres schriftelijk te melden aan de certificatie-instelling. De houder van het certificaat machinist verticaal transport dient door derden tegen hem/haar ingediende klachten, die met de strekking van dit certificaat verband houden, te melden aan de certificatie-instelling die het betreffende certificaat heeft afgegeven.

BIJLAGE 6, BEHOREND BIJ DE MINISTERIËLE REGELING VAN 19 JULI 2012, NR. G&VW/GW/2012/10964, HOUDENDE WIJZIGING VAN DE ARBEIDSOMSTANDIGHEDENREGELING IN VERBAND MET DE GEFASEERDE INVOERING VAN HET STELSEL VAN CERTIFICATIE (FASE 3)

Bijlage XVIIb behorend bij artikel 7.7, tweede lid onder b, Arbeidsomstandighedenregeling

Werkveldspecifiek certificatieschema voor het persoonscertificaat Machinist Torenkraan

Document: WSCS-VT Machinist Torenkraan: 2012, versie 01

Onder beheer van:

CCvD-TCVT

p/a Stichting TCVT

Postbus 154

3990 DD Houten

www.TCVT.nl

INHOUD

1.

Inleiding

95

2.

Definities

95

3.

Werkveldspecifieke kenmerken

96

4.

Certificatiereglement

97

5.

Examenreglement

100

6.

Toezicht

103

     
 

DEEL II: NORMEN

104

7.

Onderwerp van certificatie

104

8.

Entreecriteria

104

9.

Eindtermen

104

10.

toetsmethodiek bij initiële certificatie

105

11.

Hercertificatie

110

12.

Het certificaat

111

13.

Geldigheidscondities

112

1. Inleiding

Dit werkveldspecifieke certificatieschema voor personen is door het CCvD-TCVT opgesteld. Het betreft certificatie van vakbekwaamheid op het gebied van veilig hijsen door een machinist met een torenkraan. Door het ministerie van SZW is het schema. Dit vastgestelde schema vervangt eerdere versies. De te certificeren vakbekwaamheid betreft het veilig uitvoeren van hijswerkzaamheden op bouwplaatsen met een torenkraan. Het certificatiesysteem van de Certificatie Instelling (CKI) moet zijn gestructureerd in overeenstemming met de eisen uit het WDAT-VT-Personen.

2. Definities

Begrip of afkorting

:

Betekenis

Aanvrager van een certificaat

:

De (rechts-)persoon die bij de certificatie-instelling een aanvraag doet voor het afgeven van een persoonscertificaat van vakbekwaamheid.

Aanwijzing

:

Aanwijzing van een instelling bij of krachtens wettelijk voorschrift door de minister van SZW.

Beoordeling

:

Beoordeling (initiële, of her-) door de CKI op basis van het door de minister van SZW vastgestelde WDA&T.

BHST

:

Stichting die een wettelijke certificatieregeling beheert: TCVT.

Centraal College van Deskundigen (CCvD)

:

Het college, onderdeel van en/gefaciliteerd door BHST, dat belanghebbende partijen in een bepaalde sector of branche de mogelijkheid biedt tot deelname bij het opstellen en onderhouden van werkveldspecifieke documenten op zodanige wijze dat sprake is van een evenwichtige en representatieve vertegenwoordiging van deze partijen. In casu het CCvD-TCVT.

Centrale Examen Commissie (CEC)

:

Commissie binnen de structuur van de BHST die een centrale itembank ontwikkelt en beheert.

Certificaat

:

Een certificaat in de zin van artikel 20 Arbowet en artikel 7 Warenwet (artikel 6e Warenwetbesluit machine). Daarnaast moet een certificaat beschouwd worden als een verklaring van overeenstemming (conformiteitsverklaring) zoals bedoeld in relevante ISO en EN normen.

Certificaathouder

:

Persoon die in het bezit is van een geldig wettelijk verplicht certificaat.

Certificatieproces

:

Alle activiteiten via welke een CKI beoordeelt en besluit of een persoon, product of systeem voldoet en blijft voldoen aan de normen, zoals opgenomen in het werkveldspecifieke certificatieschema.

Certificatiereglement

:

Bepalingen voor de uitvoering van het certificatieproces en de relaties tussen kandidaat en CKI.

Certificatiesysteem

:

Set van procedures en middelen benodigd om het certificatieproces uit te voeren per certificatieschema, dat leidt tot de uitgifte van een certificaat van vakbekwaamheid, inclusief onderhoud.

Certificerings en Keurings-instelling (CKI)

:

Kalibratie- of conformiteitsbeoordelingsinstellingen zoals certificatie-instellingen, keuringsdiensten van gebruikers, laboratoria, inspectie-instellingen en testinstituten.

Cesuur

:

De grens tussen de hoogste toetsscore waaraan een onvoldoende en de laagste toetscore waaraan een voldoende wordt toegekend.

Competentie

:

Gedemonstreerd vermogen om kennis en vaardigheden toe te passen en, waar relevant, gedemonstreerde persoonlijke eigenschappen, zoals gedefinieerd in het certificatieschema.

Controle

:

Periodieke beoordeling van CKI’s tegen de voor beoordeling geldende regels van de minister (WDA&T).

Eindtermen

:

Een omschrijving van het geheel aan kennis, vaardigheden en houdingen van een specifiek vakbekwaamheidgebied ten behoeve van het toetsen van examenkandidaten.

Entreecriteria

:

Criteria, zoals vooropleiding en werkervaring, waaraan de kandidaat moet voldoen om toegelaten te worden tot het certificatieproces.

Examen

:

Het geheel van toetsopgaven (toetsvragen en/of toetsopdrachten), bedoeld om de individuele kandidaat te kunnen beoordelen in de mate waarin hij of zij aan de eindtermen conform de normen voldoet.

Examencommissie

:

Commissie binnen de structuur van de CKI onder wiens verantwoordelijkheid de examens worden afgenomen.

Examenprotocol

:

Bepalingen voor de uitvoering van examens in de relatie tussen de BHST en de exameninstelling.

Examenreglement

:

Bepalingen voor de uitvoering van examens in de relatie tussen de kandidaat en de exameninstelling.

Examinatoreninstructie

:

Bepalingen voor de uitvoering van examens in de relatie tussen de examinator en de exameninstelling.

Hijskraan

 

Hijswerktuig voor het hijsen van vrijhangende lasten in een vaste (vaste en op rails verrijdbare kraan) opstelling, met tenminste bedrijfslastmoment van 10 tonmeter.

KO

:

Knock out: onjuist antwoord op een examenvraag die direct tot gevolg heeft dat de kandidaat voor het betreffende examenonderdeel zakt.

Risicoanalyse

:

Analyse waaruit motivatie, voor keuzes in werkveldspecifiek probleemgebied, blijkt, op te nemen in het beoogde certificatieschema.

TCPR

 

TCVT Certificatie Personen Register

Toezicht

:

Het verzamelen van de informatie over de vraag of een handeling of zaak voldoet aan de daaraan gestelde eisen, het zich daarna vormen van een oordeel daarover en het eventueel naar aanleiding daarvan interveniëren.

TSJ

 

TCVT Schema Journaal: annotatie op een TCVT schema.

Vakbekwaamheidsgebied

:

Aanduiding van het werkveld, de functie, of een geheel aan taken waar bepaalde vakbekwaamheidseisen op betrekking hebben.

Vakbekwaamheidseisen

:

De eisen die, binnen een bepaald werkveld of een bepaalde beroepsgroep, gesteld worden aan personen met betrekking tot hun kennis, vaardigheden en houdingen inzake specifieke handelingen of taken.

Verklaring

:

De EG-verklaring van typeonderzoek of EG-verklaring overeenstemming als bedoeld in het bij of krachtens de Machinerichtlijn of enige andere EU-produkt-richtlijn bepaalde.

Werkveldspecifiek certificatieschema

:

Term gebruikt door SZW voor een certificatieschema dat door de minister van SZW is geaccepteerd te gebruiken binnen een specifieke aanwijzing als CKI voor personen, producten of systemen.

WDAT-VT-Personen

:

Werkveldspecifiek document voor aanwijzing en toezicht (WDA&T) op de certificatie- en keuringsinstellingen die personen certificeren in het kader van verticaal transport.

Document: WDAT-VT-Personen: 2012, versie 01.

WDAT-VT-Producten

:

Werkveldspecifiek document voor aanwijzing en toezicht (WDA&T) op de certificatie- en mobiele kranen, torenkranen en/of hijs- en hefwerktuigen voor beroepsmatig personenvervoer en/of tijdelijke personen(bouw)liften periodiek keuren in het kader van verticaal transport.

Document: WDAT-VT-Producten: 2012, versie 01.

3. Werkveldspecifieke kenmerken

Hijsen is een risicovolle beroepsactiviteit. Om het maatschappelijke belang -veiligheid en gezondheid van en rondom de arbeid- te waarborgen, is door de overheid gekozen voor een wettelijk verplichte certificatieregeling voor de borging van de vakbekwaamheid van machinist torenkraan.

3.1 Beschrijving schema

Dit WSCS-VT Machinist Torenkraan is door de BHST voorgesteld en door het ministerie van SZW -inclusief eventuele aanpassingen- vastgesteld. De minister van SZW kan ook op eigen initiatief wijzigingen aanbrengen in de vastgestelde documenten. Dit vastgestelde schema vervangt eerdere versies.

3.2 Actieve partijen

Binnen het kader van dit werkveldspecifieke certificatieschema zijn actie:

  • BHST TCVT, hierna TCVT;

  • CCvD TCVT, hierna CCvD;

  • Werkkamer 4 TCVT vakbekwaamheid.

3.3 Risicoanalyse en afbreukrisico

Hijsen en aanslaan van lasten is een risicovolle activiteit in het verticaal transport. De machine waarmee wordt gehesen, het hijs- en hefgereedschap en het aanslaan van lasten kunnen ieder voor zich en/of in gezamenlijkheid gevaarlijk zijn voor mens en omgeving. Borging van dit proces door onder certificaat gekeurde machines en hijs- en hefgereedschappen enerzijds en gecertificeerde machinisten en hijsbegeleiders anderzijds, is noodzakelijk en door de wetgever onderkend. Hijskranen zijn complexe installaties en hun aandeel in ernstige en dodelijke ongevallen is relatief gezien groot. De oorzaak van deze onveiligheid kan worden onderverdeeld in een aantal subgroepen:

  • 1. instabiliteit last

  • 2. Niet adequaat aanhaken en lossen van last

  • 3. Instabiliteit kraan

  • 4. Instabiliteit giek

  • 5. Niet adequaat opbouwen en afbouwen van kraan

  • 6. Technische gebreken van de kraan

  • 7. Toegankelijkheid kraan

ad 1+2. Instabiliteit last / Niet adequaat aanhaken en lossen van last

In de bouw hijsen kraanmachinisten vaak onbekende en onstabiele lasten over grote groepen bouwvakkers heen en lossen ze de last in de directe nabijheid van personen die niets met de hijsactiviteit te maken hebben. De last wordt vaak aangeslagen door niet-deskundigen. De machinist draagt echter wel de verantwoordelijkheid voor het hijsen van de last. Met het hijsen op zich gaat vervolgens weinig fout, maar wel met de last (schuiven, vallen, haakbreuk etc.). Oorzaak van dit risico is het werken met onveilig materieel, ondeskundig personeel, tijdgebrek en het ontbreken van een hijsplan.

ad 3+ 4. Instabiliteit van de kraan en giek

Kranen en giek worden instabiel door het hijsen en zwenken. Er is dan sprake van grote drukverplaatsingen door de kraan. Instabiliteit kan leiden tot het wegzakken c.q. omvallen van de kraan. Goed stempelen op goede schotten is de oplossing. Daarnaast zorgt overbelasting en het werken bij zware wind voor problemen.

Ad 5 + 6. Technische staat van de kraan en niet adequaat op/afbouwen van de kraan

Kranen worden intensief gebruikt en zijn onderhevig aan slijtage. Ook de opstelling en afbouw van de kraan heeft direct gevolgen voor het gebruik. Regelmatig keuren van de kraan is de oplossing.

ad 7. Toegankelijkheid kraan

Een kraan op een bouwplaats is een nuttig en gewild voorwerp. Helaas komt het nog regelmatig voor dat onbevoegden de kraan gebruiken voor hijswerk. De machinist dient derhalve altijd zijn kraan af te sluiten bij het verlaten van de kraan. Certificering van kraanmachinisten en keuring van kranen zijn managementfactoren, die de bedrijfstak ter hand heeft genomen. De keuring voorkomt een aantal mechanische defecten en de certificering houdt de competentie van de machinisten op peil. Andere factoren die door het management van het werk beïnvloedbaar zijn, zijn conflictbeheersing, mens-machine interacties, communicatie en voldoende menskracht

4. Certificatiereglement

4.1 Doelstelling

Dit reglement omschrijft de procedures die relevant zijn voor het juist toepassen van het specifieke schema. Hierbij moet gedacht worden aan onder meer procedures van aanvraag, de examinering, de wijze waarop de uitslag bekend gemaakt wordt en condities met betrekking tot de certificatie, de afgifte van certificaten/verklaringen, procedures bij het uitvoeren van keuringen, klachtenafhandeling en het indienen van een verzoek om herziening.

4.2 Certificatieprocedure

De kandidaat machinist torenkraan dient bij een CKI, in overeenstemming met dit certificatiereglement, een aanvraag in voor het persoonscertificaat machinist torenkraan. Vervolgens verstrekt de CKI alle relevante informatie over de gang van zaken bij het gehele certificatieproces.

4.3 Certificatiebeslissing

De certificatiebeslissing wordt genomen door een functionaris van de CKI die niet betrokken is geweest bij de beoordeling van de kandidaten en daartoe is gekwalificeerd en aangesteld conform het kwaliteitssysteem en de procedures die de certificatie-instelling heeft op grond van het werkveldspecifieke schema voor aanwijzing en toezicht.

4.4 Geldigheidsduur van het certificaat.

De maximale geldigheidsduur van een persoonscertificaat is 5 jaar.

Eerdere intrekking is mogelijk indien de certificaathouder tussentijds niet voldaan heeft aan de eisen t.a.v. de beheersing van de onder 9. genoemende eindtemrne (zie voor de voorwaarden 4.5).

4.5 Geldigheidscondities

Met betrekking tot de geldigheid van het certificaat worden condities gesteld. Indien niet voldaan wordt aan deze condities kan dit consequenties hebben voor het certificaat.

Deze condities zijn:

  • de certificaathouder mag geen handelingen verrichten in strijd met de voorschriften;

  • de certificaathouder dient er voor te zorgen dat geen misbruik wordt gemaakt van het persoonscertificaat.

De CKI is bevoegd het certificaat te schorsen en/of in te trekken. De condities en de wijze waarop daarop door de CKI toegezien dient te worden, worden opgesteld door de CCvD en vastgelegd in het TCVT protocol ‘schorsing/intrekking’.

4.6 Klachtenregeling
Klachten over de CKI

Een adequate behandeling van klachten is belangrijk voor het creëren van vertrouwen in certificatie en belangrijk voor de bescherming van zowel de certificaathouders als de gebruikers van certificaten.

Aan een CKI worden onder meer de volgende eisen gesteld:

  • Een openbaar toegankelijke klachtenprocedure dient aanwezig te zijn.

  • de klachtenprocedure bevat minimaal het volgende: een beschrijving van het proces van ontvangen, onderzoeken en beoordelen van de klacht; de wijze van volgen van de klacht en acties als vervolg daarop; en de wijze waarop wordt verzekerd dat correctieve acties worden uitgevoerd.

  • De beslissing over de reactie op de klacht dient te worden genomen door personen die niet betrokken zijn bij het onderwerp van de klacht.

  • Indieners van klachten dienen, indien mogelijk, op de hoogte te worden gehouden van de ontvangst van de klacht, de voortgang van behandeling en de uitkomst.

Klachten over het bedrijf of de persoon

Indien de CKI klachten van derden, zoals een opdrachtgever, ontvangt over het voldoen aan dit schema door het bedrijf of de persoon die een aanvraag voor het certificaat heeft ingediend of certificaathouder is, dient de CKI de klager te verwijzen naar het bedrijf of de persoon. De CKI dient de klacht te betrekken bij de eerstvolgende beoordeling bij het betreffende bedrijf of de betreffende persoon.

Echter, indien het naar de mening van de CKI een ernstige klacht betreft, dient de CKI, naast de behandeling door het bedrijf of de persoon, zelf ook direct te beoordelen of de klacht gevolgen dient te hebben voor de beslissing m.b.t. certificatie.

In dat geval dient de CKI af te wegen of het gewenst is een extra beoordeling uit te voeren. De kosten van deze extra beoordeling komen in beginsel voor rekening van de certificaathouder.

Klachtenregeling

Inleiding

In deze werkinstructie wordt de afhandeling van een klacht besproken. Voor iedere afzonderlijke klacht wordt een apart klachtenformulier ingevuld.

Werkwijze

Wanneer iemand probeert een klacht telefonisch of mondeling te melden, wordt aan hem/haar gevraagd deze schriftelijk te verwoorden. Als een klacht schriftelijk binnenkomt wordt deze meteen naar de kwaliteitsmanager gebracht en indien de klachtafhandelaar duidelijk is krijgt hij/zij meteen een kopie van de klacht. De kwaliteitsmanager registreert de klacht op een klachtenformulier en stelt de directeur CKI op de hoogte van de klacht. De directeur van de CKI wijst de klachtafhandelaar aan. De kwaliteitsmanager vermeldt de klachtafhandelaar op het klachtenformulier en brengt de klachtafhandelaar schriftelijk op de hoogte van de klacht. De klachtafhandelaar informeert de indiener van de klacht schriftelijk over de ontvangst van de klacht.

Eenvoudige zaken

Klachtafhandelaar stuurt klacht door naar betrokken bedrijf/persoon; stelt indiener op de hoogte legt dossier aan tbv voortgangsbewaking en meenemen afhandeling klacht door bedrijf/persoon bij eerstvolgende beoordeling.

Ernstige klachten

Klachtafhandelaar beoordeelt de klacht en stelt vast of de klacht een incident betreft of dat de klacht moet leiden tot een aanpassing in de werkwijze. Indien het een incident betreft, wordt de indiener daarvan op de hoogte gesteld. De klachtafhandelaar bedenkt samen met de indiener binnen drie weken na het indienen van de klacht een oplossing voor de afhandeling en betrekt bedrijf/persoon hierbij. De oplossing zoals die met de indiener is besproken wordt vastgelegd op het klachtenformulier. Hier wordt tevens vermeld dat het gaat om een incident. Indien de klacht een aanpassing van de werkwijze vergt bedenkt de klachtafhandelaar binnen 10 dagen een verbetervoorstel en bespreekt dit met de kwaliteitsmanager en betrekt bedrijf/persoon hierbij. Het verbetervoorstel moet een structurele verbetering inhouden van de werkwijze. Het verbetervoorstel wordt ingevuld op het klachtenformulier.

De klachtafhandelaar stelt de indiener op de hoogte van de afhandeling van de klacht.

De kwaliteitsmanager maakt de gewijzigde werkwijze bekend. De kwaliteitsmanager start, indien nodig, een vervolgonderzoek naar de invoering van het verbetervoorstel. De bevindingen worden vastgelegd op het klachtenformulier. Het klachtenformulier wordt gearchiveerd.

4.7 Bezwaarprocedure
Inleiding

Onderstaand worden de stappen beschreven die nodig zijn voor het afhandelen van een bezwaarschrift. Een dergelijk bezwaarschrift kan bijvoorbeeld ingediend worden tegen besluiten van de CKI inzake het niet (opnieuw) verlenen, schorsen of intrekken van een certificaat.

Werkwijze

Algemeen:

  • Een door of namens de CKI genomen besluit, dat is een definitieve uitslag of eindoordeel, wordt schriftelijk ter kennis van de belanghebbende gebracht.

  • Onder een besluit wordt tevens verstaan het weigeren te beslissen of het niet tijdig nemen van een beslissing.

  • De CKI stelt de belanghebbende in haar correspondentie in kennis van de mogelijkheid van het indien van een bezwaarschrift door middel van de volgende clausule:

    ‘Ingevolge de CKI procedure ‘bezwaarschriftprocedure’ kan door een belanghebbende met betrekking tot dit besluit een bezwaarschrift ingediend worden. Daartoe moet binnen zes weken na de datum van verzending van het besluit een bezwaar worden ingediend bij de CKI. In het bezwaarschrift moet gemotiveerd worden aangegeven waarom het gegeven besluit niet juist gevonden wordt. Verzocht wordt bij het bezwaarschrift een kopie van het bestreden besluit toe te voegen.’

    • Het bezwaarschrift dient in ieder geval de volgende elementen te bevatten:

      • naam en adres indiener

      • dagtekening

      • een omschrijving van het bestreden besluit

      • de gronden van het bezwaar.

Het bezwaar wordt niet-ontvankelijk verklaard:

  • indien niet aan de gestelde termijn van indienen wordt voldaan. Dit geldt niet als de indiener aantoont dat hij redelijkerwijs niet in verzuim is geweest

  • in andere gevallen dan genoemd onder a, als geen gebruik gemaakt wordt van de door de CKI geboden gelegenheid tot verzuimherstel

  • het bezwaar wordt verder niet-ontvankelijk verklaard als het, bij het niet van toepassing zijn van een termijn, onredelijk laat wordt ingediend. Dit geldt uitsluitend wanneer het bezwaar betrekking heeft op het niet tijdig nemen van een besluit.

  • Het bezwaarschrift schort de werking van het besluit niet op.

  • Het bezwaarschrift leidt tot heroverweging van het besluit waartegen het is gericht.

Procedure
  • De CKI neemt kennis van het bezwaarschrift en bevestigt binnen twee weken de ontvangst.

  • De CKI biedt gelegenheid tot het horen van de indiener.

  • Het bezwaarschrift wordt gemeld bij de kwaliteitsmanager die het bezwaar registreert.

  • Het horen betreft met name de vakinhoudelijke aspecten die geleid hebben tot het besluit en dient binnen in beginsel zes weken na het vaststellen dat een hoorprocedure aan de orde is, plaats te vinden.

  • Het horen kan geschieden door de CKI of door een of meer door de CKI benoemde ter zaken kundige. Het horen geschiedt door een persoon of personen die niet betrokken is/zijn geweest bij de voorbereiding van het besluit, en geen binding hebben met de belanghebbende.

  • Het horen geschiedt op een door de CKI te bepalen tijdstip binnen de gangbare kantooruren.

  • Relevante stukken kunnen tot 10 dagen voor de hoorzitting worden ingediend en liggen gedurende een week voor de zitting ter inzage.

  • Van het horen wordt afgezien indien het verzoek om herziening kennelijk niet-ontvankelijk of kennelijk ongegrond is, inmiddels aan het verzoek is tegemoetgekomen, of indien belanghebbende verklaart hiervan geen gebruik te maken.

  • Van het horen wordt een verslag gemaakt. Het verslag wordt bij de beslissing op het bezwaar om herziening gevoegd.

  • De hoorcommissie brengt tevens advies aan de CKI.

Beslissing op het bezwaarschrift
  • De CKI beslist aan de hand van de haar ter beschikking staande gegevens binnen zes weken, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken. De beslistermijn kan eenmaal met ten hoogste 6 weken worden verlengd. Daarna kan de termijn slechts met toestemming van de belanghebbende worden verlengd.

  • De CKI zal, bij het gegrond verklaren van het bezwaar, de beslissing herroepen en een nieuwe beslissing ter zake nemen.

  • Van haar beslissing op het bezwaar zal de CKI de onderbouwing en motivering aan belanghebbende meedelen.

Bestuursrechter
  • Indien de inhoud of strekking van de nieuwe beslissing de belanghebbende hiertoe aanleiding geeft, dient hij zich in voorkomend geval te wenden tot de bestuursrechter.

  • De CKI zal de belanghebbende in haar beslissing op bezwaar wijzen op deze mogelijkheid.

4.8 Register voor vakbekwaamheid

De CKI registreert de gegevens van de certificaathouder. Deze gegevens worden conform de overeenkomst met TCVT tenminste zo vaak als mutaties zich voordoen elektronisch verzonden aan Bureau TCVT ten behoeve van het TCVT Personenregister, dat wordt opgezet conform wettelijke bepalingen. Dit register is via internet toegankelijk gemaakt. De BHST is verantwoordelijk voor het beheer van het register.

4.9 Norminterpretatie

Het CCvD dient te zorgen voor eenduidige norminterpretatie van dit certificatieschema. Toch kan het voorkomen dat er in de operationele fase verschillende interpretaties bestaan van één of meerdere in werkveldspecifieke certificatieschema’s gehanteerde begrippen.

Mocht het gebeuren dat certificaathouders, CKI’s of andere belanghebbenden uiteenlopende definities hanteren en hierover meningsverschillen bestaan, dan dienen afwijkende interpretaties te worden voorgelegd aan het CCvD.

5. Examenreglement

Dit reglement bevat bepalingen voor de voorbereiding, uitvoering en beoordeling van examens ten behoeve van dit WSCS-VT Machinist Torenkraan.

5.1 Doelstelling

De examinering geschiedt onder verantwoordelijkheid van de certificatie-instelling en bestaat uit de volgende delen:

  • theorie-examen, en

  • praktijkexamen.

5.2 De exameninstelling

De exameninstelling dient het examenreglement te hanteren. Hierin zijn de volgende zaken opgenomen:

  • 1. ingangsdatum van het certificaat;

  • 2. eventuele entree-eisen voor deelname aan het examen;

  • 3. de aanvraagprocedure bij de CKI;

  • 4. bevestiging van deelname en oproep;

  • 5. identificatie van de deelnemers;

  • 6. toelating en afwezigheid;

  • 7. examenduur en wijze van examinering;

  • 8. gedragsregels voor kandidaten;

  • 9. regeling aangepast examen;

  • 10. normen voor slagen en afwijzen;

  • 11. bekendmaking van de uitslag door de CKI aan de kandidaat;

  • 12. bewaartermijn van de examendocumenten zoals uitwerkingen en beoordelingsformulieren;

  • 13. inzagerecht;

  • 14. geldigheidsduur van het examenresultaat.

Indien de exameninstelling geen organisatorisch onderdeel is van de CKI, hebben beide zich aan elkaar verbonden door middel van een overeenkomst. De CKI dient zich hierbij te houden aan artikel 4.5 ‘subcontracting’ van ISO/IEC17024. De CKI is verplicht aan de BHST te melden dat examens worden afgenomen door een externe exameninstelling en welke instelling het betreft.

5.3 Eisen te stellen aan het examenpersoneel

Examenpersoneel moet voldoen aan de algemene, vakinhoudelijke en onafhankelijkheidseisen van de CKI zoals opgenomen in competentieprofielen en andere relevante documenten. Het selectieproces moet garanderen dat examenpersoneel dat (een deel van) een examen afneemt ten minste voldoet aan de eisen zoals geformuleerd in het TCVT examenprotocol.

Toezichthouder theorie-examen

Voor het theorie-examen wordt door de exameninstelling een toezichthouder aangesteld.

Deze functionaris heeft geen specifieke kennis nodig van het vakgebied. De toezichthouder beschikt wel over:

  • organisatorische capaciteiten;

  • communicatieve en contactuele vaardigheden;

  • het vermogen om regelend en besluitvaardig op te treden.

Van de toezichthouder wordt verwacht dat hij:

  • toeziet op de naleving en uitvoering van het examenreglement, de uitvoeringsvoorschriften en de exameneisen;

  • op correcte wijze de vastgestelde administratieve procedures afhandelt;

  • zich op voldoende wijze beschikbaar stelt voor het toezicht op de afname van theorie-examens.

Een toezichthouder verricht de volgende taken:

  • het controleren van de personalia en de aanmeldingen van de kandidaat;

  • het controleren en aansluitend voorbereiden van het theorie-examen zodat de kandidaat direct na aanvang van het examen kan starten;

  • het uitoefenen van toezicht teneinde misbruik te voorkomen;

  • het innemen van de examenstukken en het aansluitend verzendklaar maken;

  • het aanleveren van het totale pakket aan de exameninstelling.

Corrector theorie-examen:

Voor het beoordelen van de schriftelijke uitwerking van de open vragen van het theorie-examen wordt door de exameninstelling een corrector aangesteld. De corrector voldoet aan de volgende kwalificatiecriteria:

  • hij beheerst de Nederlandse taal (dan wel de taal waarin het examen wordt afgenomen (Duits en/of Engels));

  • hij heeft actuele vakinhoudelijk kennis en inzicht;

  • hij past de beoordelingscriteria, zoals vastgelegd in het TCVT-certificatieschema, toe.

De corrector beoordeelt binnen de TCVT-antwoord-macro’s en de gestelde termijn de uitwerkingen van de theorie-examens en verbindt hier een waardering aan volgens de methodiek zoals vastgelegd in het betreffende TCVT-certificatieschema.

Examinator praktijkexamen

Voor het praktijkexamen wordt door de exameninstelling een examinator aangesteld. De examinator is belast met de beoordeling of, en in welke mate, kennis, vaardigheden en attitude van de kandidaat voldoen aan de gestelde eisen voor het behalen van het examen. Hiertoe past de examinator de TCVT examinatoreninstructie toe bij de beoordeling. Bij een examen met meer dan één examinator, is een van de examinatoren aangewezen als voorzitter e vanuit die hoedanigheid verantwoordelijk voor een ordentelijk verloop van het examen en de afwikkeling daarvan.

De examinator beschikt over:

  • minimaal twee jaar praktische werkervaring in het desbetreffende vakgebied;

  • actuele praktische en theoretische kennis van het desbetreffende vakgebied;

  • goede communicatieve vaardigheden;

  • het vermogen besluitvaardig op te treden;

  • voldoende kennis van het examenreglement.

Van de examinator wordt verwacht dat hij:

  • begrip heeft voor de invloed die een examensituatie heeft op het gedrag van de kandidaten;

  • een optimaal klimaat weet te scheppen voor de kandidaat, opdat kennis en opgedane ervaring, inzicht, vaardigheden en attitude zo goed mogelijk uit de verf komen;

  • op correcte wijze omgaat met de kandidaten en alle overige personen die functioneel bij het examen aanwezig zijn;

  • een objectieve beoordeling geeft van de kennis en het inzicht van de kandidaat;

  • nauwgezet de voorschriften in acht neemt die voor elk examenonderdeel gelden;

  • jaarlijks de TCVT-examinatorendag bijwoont

  • op representatieve wijze de exameninstelling vertegenwoordigt tijdens het examen en zorg draagt voor een correct verloop.

De examinator moet per certificatieschema een door de exameninstelling voorgedragen en door de certificatie-instelling geaccepteerde deskundige zijn.

Onafhankelijkheid

Het examenpersoneel is onafhankelijk. Al het examenpersoneel tekent een verklaring waarin geheimhouding en onafhankelijkheid worden gegarandeerd en waarin zij verklaart geen werkzaamheden bij c.q. voor een opleider te verrichten. Zij verklaart zich onafhankelijk van de kandidaat en de eventuele opleider/werkgever van de kandidaat. Mocht tijdens het examen blijken dat er toch een relatie, van welke aard dan ook, bestaat tussen de kandidaat en het betreffende examenpersoneelslid, dan dient de examinator dit tijdig aan de exameninstelling te melden. Het is onder geen enkele voorwaarde toegestaan dat de betreffende examinator deze kandidaat examineert op straffe van ongeldigheid van het examen.

Indien examenpersoneel een potentieel belangenconflict heeft bij het examineren van een kandidaat, dient de CKI maatregelen te nemen om te garanderen dat de betrouwbaarheid en onpartijdigheid van het examen niet in diskrediet worden gebracht. Deze maatregelen dienen vastgelegd te worden.

5.4 Eisen te stellen aan het examen
5.4.1 Beslotenheid van examens

Medewerkers van de certificatie-/exameninstelling dragen zorg voor de absolute geheimhouding van de examenopgaven, voor zover deze opgaven geen onderdeel uitmaken van een publieke norm. Verificatie en implementatie hiervan dient te geschieden door de certificatie-instelling. Medewerkers van de exameninstelling hebben een verklaring van geheimhouding ondertekend.

5.4.2 Algemene regels bij de uitvoering van examens

Het theorie-examen wordt schriftelijk en in de Nederlandse taal afgenomen. Indien de kandidaat het Nederlands onvoldoende beheerst, kan een alternatief theorie-examen in de Duitse of Engelse taal worden afgenomen. Het certificaat wordt afgegeven conform de taal van het examen aan een persoon van 18 jaar en ouder. Wanneer er gegronde redenen zijn voor een mondeling theorie-examen in de Nederlandse taal (bijvoorbeeld bij kandidaten die aantoonbaar dyslectisch zijn) kan de certificatie-instelling daartoe besluiten. Dit alternatief dient te voldoen aan dezelfde voorwaarden als het reguliere theorie-examen en het CEC dient hiermee in te stemmen. Het uitgeschreven mondelinge examen wordt afgenomen door een daartoe door de CKI aanvullend geautoriseerde examinator en een toezichthouder. Van deze alternatieve afname dient door de exameninstelling een registratie te worden bijgehouden met een (minimaal jaarlijkse) rapportage naar de CEC. Het praktijkexamen wordt in de Nederlandse taal afgenomen. Indien de kandidaat het Nederlands onvoldoende beheerst, kan een alternatief theorie-examen in de Duitse of Engelse taal worden afgenomen. Het certificaat wordt afgegeven conform de taal van het examen. De kandidaat moet tijdens het examen voldoende kunnen communiceren.

Voor de overige eisen aan het examen (locatie, middelen, etc) wordt verwezen naar het TCVT examenprotocol.

5.5 Beheer itembank en examenversies

Het beheer van de itembank geschiedt onder strikte geheimhouding door het bureau TCVT onder regie van de Centrale Examencommissie TCVT.

6. Toezicht

Het doel van het toezicht is om de vakbekwaamheid van gecertificeerd personeel te borgen. De CKI is verplicht te beoordelen of de certificaathouder voldoet aan de gestelde eisen. Afhankelijk van het onderwerp van certificatie, de periode van certificatie en de risicoanalyse wordt het toezicht ingevuld.

6.1 Medewerking aan toezicht

De certificaathouder is verplicht mee te werken aan toezicht door de CKI, het TCVT erkende opleidingsinstituut voor bijscholing, de nationale accreditatie-instantie en de Inspectie SZW. In de overeenkomst tussen de CKI en de certificaathouder worden de hiertoe benodigde bepalingen opgenomen.

6.2 Frequentie van toezicht

Bij de aanvraag voor hercertificatie dient het originele TCPR-boekje met de daarin opgenomen registraties van de praktijkervaring en de scholing te worden voorgelegd aan de CKI. De ontvangst wordt binnen één kalenderweek bevestigd (deze bevestiging is een bewijs richting opdrachtgevers inzake de afwezigheid van het TCPR-boekje). De CKI controleert de registratie en toets of voldaan wordt aan de eisen van scholing en praktijkervaring. De aanvrager wordt hieromtrent binnen één kalenderweek geïnformeerd.

Daarnaast voert de CKI, onaangekondigd, een 5% steekproef uit op de betrouwbaarheid van de invulling van de scholing en de praktijkervaring. Voor de registratie van de scholing en de praktijkervaring dient er een deugdelijke administratie te worden gevoerd door de CKI. Deze administratie moet minimaal vijf jaar beschikbaar blijven.

6.3 De wijze van uitvoering van het toezicht

Het TCVT erkende opleidingsinstituut beoordeeld op het moment van scholing (2 maal in een periode van 5 jaar) elk TCPR-boekje ten aanzien van de scholing en de praktijkervaring. Indien een certificaathouder niet meer voldoet aan de eisen, wordt de CKI hiervan binnen drie werkdagen in kennis gesteld.

6.4 Verslag van bevindingen

De CKI is gehouden om haar bevindingen t.a.v. 6.2 aan de certificaathouder binnen twee kalenderweken kenbaar te maken.

6.5 Maatregelen (artikel 1.5e Arbobesluit)

Indien blijkt dat een certificaathouder niet voldoet aan de eisen of normen in het werkveldspecifieke certificatieschema heeft dit op zo kort mogelijke termijn maatregelen door de CKI tot gevolg. Mogelijke maatregelen zijn het weigeren, schorsen of intrekken van het certificaat. Er dient door de CKI informatie-uitwisseling met de Inspectie SZW plaats te vinden over geconstateerde gevaarlijke situaties bij werkzaamheden die door een afgegeven of nog af te geven certificaat worden gereguleerd en waardoor de veiligheid of de gezondheid van werknemers of derden in gevaar kan worden gebracht.

Indien er sprake is van een sanctie wordt dit aan de certificaathouder kenbaar gemaakt. Relevante informatie over de sanctie dient door de CKI ingebracht te worden in een centraal registratiesysteem. Deze meldingsplicht dient nauwkeurig uitgewerkt te worden, in verband met de vertrouwelijkheid van persoonsgegevens en de contractuele relatie tussen CKI en klant.

Indien een certificaathouder na een intrekking opnieuw gecertificeerd wil worden dient dezelfde procedure doorlopen te worden als bij initiële certificatie. Bij het opleggen van een sanctie dient de CKI aan te geven (en te registreren) na welke periode certificatie weer is toegestaan. De CKI dient voor verstrekking van een certificaat bij het centraal registratiesysteem te verifiëren of er geen sprake is van een intrekking met de daaraan gekoppelde wachtperiode.

Criteria

De CKI dient in ieder geval een onderzoek in te stellen na indiening van een klacht inzake de werkwijze van de certificaathouder:

  • vanuit Inspectie SZW;

  • vanuit de markt, ingediend bij TCVT en/of de CKI.

Criteria op basis waarvan de CKI maatregelen moet treffen zijn de volgende.

  • 1. Schorsen van het certificaat vindt plaats indien sprake is van een door de CKI gegrond verklaarde klacht. Het betreft hier een klacht anders dan:

    • onrechtmatig invullen van het TCPR-boekje, en/of

    • over onveilig handelen van de machinist waardoor de machinist en/of derden direct in gevaar zijn gebracht.

  • 2. Intrekken van het certificaat vindt plaats indien sprake is van een door de CKI gegrond verklaarde klacht inzake:

    • onrechtmatig invullen van het TCPR-boekje, en/of

    • over onveilig handelen van de machinist waardoor de machinist en/of derden direct in gevaar zijn gebracht.

Deel II: Normen

Deel 2 van dit certificatieschema bevat de normen die gelden voor een certificaat voor vakbekwaamheid in een werkveld. Beschreven wordt achtereenvolgens:

  • het onderwerp van certificatie,

  • entreecriteria die gesteld worden om toegelaten te worden tot het certificerings-proces,

  • de eindtermen die gelden ten behoeve van het certificaat,

  • de wijze waarop het voldoen aan de eindtermen wordt beoordeeld en gerapporteerd,

  • de beoordeling die plaatsvindt bij hercertificatie,

  • te stellen eisen aan het certificaat,

  • geldigheidscondities.

7. Onderwerp van certificatie

Dit werkveldspecifieke certificatieschema voor personen is door het CCvD TCVT opgesteld. Het betreft certificatie van veilig hijsen door een machinist torenkraan. Door het Ministerie van SZW is het schema vastgesteld. Dit vastgestelde schema vervangt daarmee eerdere versies. De te certificeren vakbekwaamheid betreft het veilig uitvoeren van hijswerkzaamheden op bouwplaatsen met een torenkraan met een capaciteit boven de 10tm of waarvan de giek 20 meter of hoger boven het vlak van de ondersteuning van de kraan bevestigd is.

Het betreft hier:

  • veilig omgaan met de last;

  • torenkraan veilig positioneren (stabiliteit, omgeving);

  • torenkraan veilig laten functioneren (hijsen, afsluiten);

  • torenkraan in veilige en technisch goede staat doen zijn;

  • veilig en gezond werken met detorenkraan.

8. Entreecriteria

Voor de eerste afgifte van het wettelijk verplichte persoonscertificaat machinist torenkraan volgt onderstaand een opsomming van de eisen.

De kandidaat dient te voldoen aan de volgende entreecriteria:

  • voldoende materieelkennis hebben;

  • voldoende materiaalkennis hebben;

  • machine gevoel bezitten;

  • veilig en milieuverantwoord kunnen werken;

  • de Nederlandse taal beheersen op leeskennisniveau A1 en schrijfkennisniveau B2 of gelijkwaardig voor examinering in Duitse of Engelse taal.

Er geldt geen specifieke vooropleidingseis.

9. Eindtermen

De kandidaat voldoet aan de volgende eindtermen en is dientengevolge vakbekwaam:

Theorie
  • 1. De kandidaat kan de verschillende voorbereidingen voor de hijswerkzaamheden beschrijven en toepassen.

    • 1.1 De kandidaat kan de gegevens van een hijstabel toepassen.

    • 1.2 De kandidaat kan beschrijven welke voorbereidingen op de werkplek getroffen moeten worden voorafgaand aan het werken met een torenkraan.

  • 2. De kandidaat kan hijsgereedschappen herkennen en de functie en de manier van gebruik hiervan omschrijven.

  • 3. De kandidaat kan werk uitvoeren met een torenkraan.

    • 3.1 De kandidaat kan verschillende soorten kranen benoemen en de kenmerken en de toepassing hiervan beschrijven.

    • 3.2 De kandidaat kan hijsmiddelen en uitrustingsstukken herkennen en benoemen en de toepassing hiervan omschrijven.

    • 3.3 De kandidaat kan omschrijven hoe op een veilige manier hijswerkzaamheden met een torenkraan uitgevoerd moeten worden.

    • 3.5 De kandidaat kan de functie en de werking van de hoofdonderdelen van de torenkraan uiteenzetten.

  • 4. De kandidaat kan de veiligheids- en milieuaspecten van het werken met een torenkraan benoemen en interpreteren.

    • 4.1 De kandidaat kan de veiligheidseisen van de torenkraan en hijsgereedschappen interpreteren.

    • 4.2 De kandidaat neemt zijn verantwoordelijkheid met betrekking tot het hijsplan en zijn administratieve verplichtingen.

    • 4.3 De kandidaat kan beschrijven hoe een torenkraan na hijswerkzaamheden achtergelaten moet worden.

    • 4.4 De kandidaat kan de veiligheidssystemen van de torenkraan noemen en de functie van de LMB uiteenzetten.

    • 4.5 De kandidaat kan uiteenzetten hoe met en aan een torenkraan milieu-verantwoord moet worden gewerkt.

  • 5. De kandidaat kan de onderhouds- en storingsaspecten van een torenkraan herkennen, interpreteren en benoemen.

    • 5.1 De kandidaat kan omschrijven hoe en waaraan dagelijks onderhoud aan een torenkraan verricht moet worden.

    • 5.2 De kandidaat kan beschrijven hoe storingen aan een torenkraan herkend kunnen worden en in relatie hiermee beschrijven hoe gehandeld moet worden.

Praktijk
  • 1. De kandidaat kan de voorbereidingen treffen op de werkplek voorafgaande aan het werken met een torenkraan.

  • 2. De kandidaat kan hijsmiddelen en uitrustingsstukken herkennen, benoemen en controleren op veiligheidseisen

  • 3. De kandidaat kan werk uitvoeren met een torenkraan.

    • 3.1 De kandidaat kan hijswerkzaamheden uitvoeren met een torenkraan.

    • 3.2 De kandidaat kan hijsgereedschappen bevestigen aan een torenkraan.

    • 3.3 De kandidaat kan een torenkraan na hijswerkzaamheden volgens de wettelijke voorschriften achterlaten.

  • 4. De kandidaat kan de veiligheids- en milieuaspecten van het werken met een torenkraan benoemen en interpreteren.

    • 4.1 De kandidaat kan veiligheidsmaatregelen hanteren bij het werken met en aan een torenkraan.

  • 5. De kandidaat kan de onderhouds- en storingsaspecten van een torenkraan herkennen, interpreteren en benoemen.

    • 5.1 De kandidaat kan dagelijkse controle en onderhoud verrichten aan een torenkraan.

    • 5.2 De kandidaat kan storingen herkennen aan een torenkraan en in relatie hiermee handelend optreden.

10. toetsmethodiek bij initiële certificatie
10.1 Toetstermen

Elke eindterm wordt uitgewerkt in toetstermen. Deze toetstermen zijn in onderstaande schema’s geordend per eindterm.

Het totale aantal vragen per toetsterm is onderstaand aangegeven.

Verklaring van vraagcode:

  • * FK = een vraag feitelijke kennis

  • * BK = een vraag begripsmatige kennis

  • * RV = een vraag reproductieve vaardigheden

  • * PV = een vraag productieve vaardigheden

Toetstermen theorie machinist torenkraan + aantal verplichte vragen

  • 1. De kandidaat kan de verschillende voorbereidingen voor de hijswerkzaamheden beschrijven en toepassen. RV-1, FK-1, BK-2

    • 1.1 De kandidaat kan de gegevens van een hijstabel toepassen.

      De kandidaat kan een hijstabel van een torenkraan interpreteren.

    • 1.2. De kandidaat kan beschrijven welke voorbereidingen op de werkplek getroffen moeten worden voorafgaand aan het werken met een torenkraan.

      • De kandidaat kan de kenmerken van de voorkomende soorten ondergrond noemen

      • De kandidaat kan uiteenzetten waarom hij bij het opstellen van een torenkraan rekening houdt met de factoren:

        • * de fundatie van de torenkraan

        • * het zicht op het werk

        • * derden (personen en verkeer)

        • * de juiste gieklengte ten opzichte van de hijshoogte en/of de massa van de te hijsen last.

  • 2. De kandidaat kan hijsgereedschappen herkennen en de functie en de manier van gebruik hiervan omschrijven. BK-3

    • 2.1 De kandidaat kan, eventueel aan de hand van een afbeelding, herkennen en formuleren wat de functie is van hijsgereedschappen en uitleggen of en hoe deze gebruikt moet worden.

  • 3. De kandidaat kan werk uitvoeren met een torenkraan. RV-6, FK-4, BK-10

    • 3.1 De kandidaat kan verschillende soorten torenkranen benoemen en de kenmerken en toepassingen hiervan beschrijven.

      • De kandidaat kan, eventueel aan de hand van een afbeelding, de typen kranen benoemen en hiervan de kenmerken en toepassingen beschrijven

    • 3.2. De kandidaat kan hijsmiddelen en uitrustingsstukken herkennen en benoemen en de toepassing hiervan omschrijven.

      • De kandidaat kan, eventueel aan de hand van een afbeelding, hijsmiddel- en uitrustingsstukken van de torenkraan herkennen en benoemen.

      • De kandidaat kan de functie van hijsmiddel- en uitrustingsstukken van de toren kraan omschrijven.

    • 3.3. De kandidaat kan omschrijven hoe op een veilige manier hijswerkzaamheden met een torenkraan uitgevoerd moeten worden (KO-vraag).

      • De kandidaat kan uiteenzetten waarom aan de gegeven veiligheidsaspecten moet worden voldaan.

      • De kandidaat kan omschrijven waarom aan de volgende aanvullende veiligheidsmaatregelen moet worden voldaan als hij met de torenkraan:

        • * een last buiten het gezichtsveld plaatst

        • * een last met twee lieren hijst

        • * hijswerkzaamheden verricht nabij spoor en/of hoogspanningsleidingen.

        • * op een werk staat met meerdere kranen

      • De kandidaat kan, gegeven een situatie, bepalen in welke situatie welke persoonlijke beschermingsmiddelen gedragen moeten worden.

      • De kandidaat kan, gegeven de dichtheid van de materialen, de massa berekenen.

      • De kandidaat kan, gegeven een situatie, risico’s en maatregelen bepalen met betrekking tot de vorm, constructie, samenstelling en bijzondere eigenschappen van lasten.

    • 3.5. De kandidaat kan de functie en de werking van de hoofdonderdelen van de torenkraan uiteenzetten.

      • De kandidaat kan de werking van hoofdonderdelen en systemen van de toren kraan uiteenzetten.

      • De kandidaat kan opnoemen wanneer veranderingen in de stabiliteits-, het last-en het kantelmoment van een torenkraan kan optreden.

      • De kandidaat kan de gevolgen van veranderingen in de stabiliteits-, het last- en het kantelmoment van een torenkraan bepalen.

  • 4. De kandidaat kan de veiligheids- en milieuaspecten van het werken met een torenkraan, hijslast en hijsgereedschappen benoemen en interpreteren. RV-2, FK-3, BK-10

    • 4.1 De kandidaat kan de veiligheidseisen van de torenkraan en hijsgereedschappen interpreteren.

      • De kandidaat kan begrippen definiëren:

        • * stabiliteit

        • * kantelmoment

        • * vlucht

        • * stabiliteitsmoment

        • * hijsgereedschap

        • * werklast

        • * kantellijn en kantelhoek

        • * hijsmiddel

        • * lastmoment

      • De kandidaat kan m.b.t. het bedienen en keuren van torenkranen en het daarbij behorende hijs- en hefgereedschap de wettelijke verplichtingen interpreteren en de werkingssfeer beschrijven van deze wettelijke verplichtingen.

      • De kandidaat kan uiteenzetten waarop hij hijsgereedschap moet controleren.

      • De kandidaat kan uiteenzetten waarop hij de hijslast moet controleren.

      • De kandidaat kan de functie en inhoud van het kraanboek met bijbehorende documenten omschrijven.

    • 4.2. De kandidaat neemt zijn verantwoordelijkheid met betrekking tot het hijsplan en zijn administratieve verplichtingen.

      • De kandidaat kan bepalen welke gegevens in het hijsplan van belang zijn bij de uitvoering van werkzaamheden met de kraan.

      • De kandidaat kan opnoemen welke administratieve verplichtingen hij in het kader van zijn beroepsuitoefening heeft.

    • 4.3. De kandidaat kan beschrijven hoe een torenkraan na hijswerkzaamheden achtergelaten moet worden.

      • De kandidaat kan de maatregelen noemen die gelden bij het achterlaten van een torenkraan.

    • 4.4. De kandidaat kan de veiligheidssystemen van de torenkraan noemen en de functie van de LMB uiteenzetten.KO-vraag.

      • De kandidaat kan delen van het beveiligingssysteem van een torenkraan noemen.

      • De kandidaat kan de functie van de lastmomentbeveiliging van de torenkraan uiteenzetten.

      • De kandidaat kan uiteenzetten welke beveiligingen op de torenkraan aanwezig moeten zijn en wat de functie hiervan is.

    • 4.5. De kandidaat kan uiteenzetten hoe met en aan een torenkraan milieuverantwoord moet worden gewerkt.

      • De kandidaat kan milieu- en veiligheidsvoorschriften interpreteren die hij moet toepassen bij het verplaatsen van milieubelastende stoffen.

      • De kandidaat kan verklaren waarom milieuverantwoord werken van belang is.

  • 5. De kandidaat kan de onderhouds- en storingsaspecten van een torenkraan herkennen, interpreteren en benoemen. FK-2, BK-6

    • 5.1 De kandidaat kan omschrijven hoe en waaraan dagelijks onderhoud aan een torenkraan verricht moet worden.

      • De kandidaat kan het dagelijks onderhoud aan de torenkraan omschrijven.

      • De kandidaat kan opnoemen welke schoonmaakwerkzaamheden aan de torenkraan moeten worden uitgevoerd.

    • 5.2. De kandidaat kan beschrijven hoe storingen aan een torenkraan herkend kunnen worden en in relatie hiermee beschrijven hoe gehandeld moet worden.

      • De kandidaat kan samenvatten hoe hij een storingsdiagnose aan onderdelen van een torenkraan moet uitvoeren.

      • De kandidaat ziet in hoe, gegeven de aard van de storing, gehandeld moet worden, d.w.z:

        • * werkzaamheden stoppen

        • * zelfstandig repareren van de storing

        • * inschakelen technische dienst

      • De kandidaat kan uiteenzetten hoe hij ontoelaatbare slijtage kan signaleren aan onderdelen van de torenkraan.

      • De kandidaat kan opsommen wat in een storingsmelding vermeld moet worden.

Toetstermen Praktijkexamen

(Sub)eindtermen

Zie activiteiten

De kandidaat kan:

1

2

3

4

5

6

7

8

9

1 de voorbereidingen treffen op de werkplek voorafgaand aan het werken met een mobiele torenkraan.

 

x

x

x

 

x

 

x

 

2. hijswerkzaamheden uitvoeren met een mobiele torenkraan.

         

x

x

x

x

3. hijsgereedschappen bevestigen aan een mobiele torenkraan.

     

x

x

 

x

   

4.dagelijkse controle en onderhoud verrichten aan een mobiele torenkraan.

 

x

x

           

5. storingen herkennen aan een mobiele torenkraan en in relatie hiermee handelend optreden.

 

x

x

x

x

x

x

x

x

6. veiligheidsmaatregelen hanteren bij het werken met en aan een mobiele torenkraan.

 

x

x

x

   

X

x

x

7. een mobiele torenkraan na hijswerkzaamheden volgens de wettelijke -voorschriften achterlaten

 

x

x

           

Het praktijkexamen bestaat uit de volgende activiteiten:

1.

Doornemen opdracht

6.

Positie kiezen torenkraan

2.

Aanvangscontrole van de machine (visueel)

7.

Praktijk hijsopdrachten

3.

Onderhoud van de machine

8.

Aanpikken

4.

Hijskabel inscheren

9.

Hijsopdracht pijp/torenstuk

5.

Controle en inspectie hijsgereedschap

10.

Machine achterlaten

In de tabel is een overzicht gegeven van de verdeling van de eindtermen over de activiteiten van de praktijkexamens machinist torenkraan. Doordat eindtermen onderverdeeld zijn in toetstermen, is een eindterm vaak over meerdere activiteiten verdeeld. Daardoor is een eindterm meestal niet door een activiteit afgedekt.

Verklaring van codes:

  • * RV = opdracht reproductieve vaardigheden

  • * PV = opdracht productieve vaardigheden

  • 1. De kandidaat kan de voorbereidingen treffen op de werkplek voorafgaande aan het werken met een torenkraan. RV-9, PV-1

    • 1.1. een hijsplan uitvoeren gelet op:

      • * plaats en afmetingen van de hijslocatie(s)

      • * plaats en afmetingen van de obstakels

      • * afmetingen, vorm, massa en zwaartepunt van de last

      • * soort, afmetingen, vorm en massa van het hijsgereedschap.

    • 1.2. controleren van de wettelijk voorgeschreven documenten.

    • 1.3. het werkterrein afzetten.

    • 1.4. overleggen met de uitvoerder (examinator) over de werkzaamheden, o.a. over:

      • * de aard van de te hijsen materialen

      • * de ligging van ondergrondse kabels en leidingen

    • 1.5. aan de hand van de omgevingsfactoren de terreinomstandigheden vaststellen:

      • * de ligging van boven- en ondergrondse leidingen

      • * de plaats en afmetingen van obstakels

      • * de aanwezigheid van mensen en verkeer op en naast het werkterrein

    • 1.6. de afmetingen, massa en zwaartepunt van de last inschatten.

    • 1.7. de keuze en de soort van het hijsgereedschap vaststellen.

    • 1.8. hulp- en uitrustingsstukken aanbrengen aan de torenkraan.

    • 1.9. de volgende gegevens uit een hijstabel van een torenkraan bepalen:

      • * de vlucht

      • * de hijshoogte

      • * de werklast in relatie tot vlucht en/of hoogte

      • * contragewicht.

    • 1.10. de torenkraan veilig en volgens de gebruiksaanwijzing inwerkingstellen, rekening houdend met de omgevingsfactoren.

    • 1.11. controleren of de juiste waarschuwingstekens of -borden op en om de kraan zijn aangebracht.

    • 1.12. de wijze van uitvoering van het werk vaststellen.

  • 2. De kandidaat kan hijsmiddelen en uitrustingsstukken herkennen, benoemen en controleren op veiligheidseisen. RV-1

    • 2.1 De kandidaat kan, eventueel aan de hand van een afbeelding, herkennen en formuleren wat de functie is van hijsgereedschappen en uitleggen hoe deze gebruikt moeten worden.

  • 3. De kandidaat kan werk uitvoeren met een torenkraan. KO-opdracht. RV-12

    • 3.1 De kandidaat kan hijswerkzaamheden uitvoeren met een torenkraan.

      • 3.1.1 hijswerkzaamheden met de torenkraan uitvoeren.

      • 3.1.2 wettelijk voorgeschreven hand- en armseinen geven en aan ontvangen hand- en armseinen het juiste gevolg geven.

      • 3.1.3 communiceren met behulp van portofoons.

      • 3.1.4 op basis van vorm, massa en materiaal van de te hijsen last de benodigde hijsgereedschappen kiezen.

      • 3.1.5 het hijsgereedschap controleren op:

        • * de weergave van de toegestane werklast op het hijsgereedschap

        • * visuele beschadigingen of manco’s

        • * aanwezigheid van een CE-markering, certificaat en inspectierapport

      • 3.1.6. de hijstabel controleren of de torenkraan de werkzaamheden kan uitvoeren.

      • 3.1.7. met de torenkraan een last optoppen en aftoppen.

      • 3.1.8. met de torenkraan een last in een doel plaatsen.

      • 3.1.9. met de torenkraan een last tussen obstakels door manoeuvreren.

      • 3.1.10. met de torenkraan een slingerbeweging beheersen.

    • 3.2. De kandidaat kan hijsgereedschappen bevestigen aan een torenkraan.

      Hijsgereedschappen aan de kraanhaak bevestigen en met behulp daarvan een last aanslaan.

    • 3.3. De kandidaat kan een torenkraan na hijswerkzaamheden volgens de bedrijfsvoorschriften achterlaten. na afloop van de werkzaamheden de torenkraan op de juiste wijze achterlaten conform de wettelijke voorschriften.

  • 4. De kandidaat kan de veiligheids- en milieuaspecten van het werken met een torenkraan benoemen en interpreteren. RV-2

    • 4.1 De kandidaat kan veiligheidsmaatregelen hanteren bij het werken met en aan een torenkraan. neemt de veiligheidsvoorschriften in acht bij het dagelijks onderhoud en tijdens het werken met de torenkraan.

  • 5. De kandidaat kan de onderhouds- en storingsaspecten van een torenkraan herkennen, interpreteren en benoemen. RV-5, PV-1

    • 5.1 De kandidaat kan dagelijkse controle en onderhoud verrichten aan een torenkraan.

      • 5.1.1 aanwijzen welke delen van de kraan dagelijks onderhouden moeten worden en welke verrichtingen daarbij uitgevoerd moeten worden.

      • 5.1.2 de werking van systemen van de torenkraan controleren.

    • 5.2. De kandidaat kan storingen herkennen aan een torenkraan en in relatie hiermee handelend optreden.

      • 5.2.1 aan de hand van de gebruiksaanwijzing een storingsdiagnose op hoofdonderdelen opstellen op basis van visuele en auditieve controle aan de systemen van een torenkraan.

      • 5.2.2 aan de hand van de gebruiksaanwijzing demonstreren hoe (kleine) storingen aan de torenkraan verholpen kunnen worden.

      • 5.2.3 storingen zodanig aan een monteur of de technische dienst doorgeven dat deze een eenduidig en helder beeld van de storing krijgt. Dit door aan te geven:

        • * wat de uitval van c.q. waar in het systeem is

        • * wat visueel waarneembaar is aan de kraanconstructie (onderdelen)

        • * of en waar lekkages waarneembaar zijn

        • * welke acties / reparaties zijn ondernomen.

      • 5.2.4 bij storingen aan de torenkraan aan de hand van de gebruiksaanwijzing bepalen welke van de volgende acties hij moet ondernemen:

        • * beoordelen of hij wel of niet verantwoord kan doorwerken

        • * storing zelfstandig oplossen

        • * de monteur of technische dienst voor de storing inschakelen.

10.2 Beoordelingsmethode

Het theorie-examen wordt schriftelijk afgenomen en bestaat uit 50 meerkeuzevragen op basis van de toetstermen zoals omschreven in punt 10.1. Het theorie-examen wordt uitsluitend verstrekt vanuit de TCVT-itembank. De maximale tijd om het theorie-examen af te leggen bedraagt 90 minuten.

De maximale waardering voor de meerkeuzevragen is 50 punten (1 punt per goed antwoord). Een kandidaat is geslaagd indien hij 40 punten of meer heeft behaald en alle KO-vragen goed heeft beantwoord. Het resultaat wordt in een voldoende/onvoldoende tot uiting gebracht.

Het praktijkexamen wordt uitsluitend verstrekt vanuit de TCVT-itembank. De examenopdrachten moeten binnen 240 minuten worden uitgevoerd. De TCVT examinatoren-instructie bepaald de beoordeling van het praktijkexamen. De volgende zaken komen op het praktijkexamen aan de orde:

Algemeen

De kandidaat wordt ingelicht welk type machine hij kan verwachten.

Heeft de kandidaat instructie gehad over de machine waar examen mee wordt gedaan? Zo niet dan geen examen afnemen.

De kandidaat wordt verteld wat de maximale tijdsduur van het examen is.

Bij een vermoeden van onvoldoende kennis bij de kandidaat moet de examinator de kandidaat bevragen naar de motivatie van zijn keuzes.

De examenopdracht wordt in het bijzijn van de kandidaat bekend gemaakt (uit de verzegelde envelop gehaald).

Indien een kandidaat tijdens het examen een KO heeft gekregen, wordt dit pas NA het examen meegedeeld.

Proces Verbaal

De examinator moet altijd een proces verbaal invullen, ook als er geen bijzonderheden te vermelden zijn. De CKI neemt geen verzoeken tot verstrekking van het certificaat van vakbekwaamheid in ontvangst zonder een bijgaand proces-verbaal. Op het proces-verbaal staat ook de tijdsduur van het afgenomen examen. Indien het examen 30 minuten of eerder gereed is dan de aangegeven tijd, dient de reden hiervan expliciet in het proces verbaal te worden opgenomen.

Het praktijkexamen betreft de volgende onderdelen:

  • kennismaken en doornemen opdracht

  • aanvangscontrole van de torenkraan en de daarbij behorende documenten

  • onderhoud en werking van de torenkraan kraan

  • hijsgereedschap

  • opstellen en gebruiksklaar maken van de torenkraan (KO-opdracht)

  • hijsopdracht 1 (KO-opdracht)

  • assisteren last verplaatsen

  • hijsopdracht 2 (KO-opdracht)

  • torenkraan achterlaten

  • veiligheid (KO-onderdeel)

10.3 Cesuur

Waardering resultaat

Het resultaat van zowel het theorie- als het praktijkexamen wordt in voldoende/onvoldoende tot uiting gebracht. Kandidaten die voor het onderdeel theorie of praktijk of beide onderdelen geen voldoende hebben behaald, hebben recht op een herexamen. Hierbij gelden de eisen zoals gesteld in artikel 4.2

Geldigheidsduur van het resultaat van het examen

Een kandidaat kan tot uiterlijk 6 maanden na het behalen van een voldoende resultaat voor zijn praktijk- of theorietoets, herexamen doen voor het nog als onvoldoende gekwalificeerde examengedeelte theorie of praktijk. In dit geval kan de kandidaat, binnen de gestelde termijn van 6 maanden, maximaal twee maal een herexamen aanvragen. Hierna, of na het verstrijken van de termijn, moet een volledig examen (zowel theorie als praktijk) worden afgelegd. Er is geen maximum verbonden aan het aantal gecombineerde praktijk- en theorie-examens.

Cesuur praktijk

Bij het praktijkexamen dient voor alle onderdelen een voldoende gehaald te worden. Elk onderdeel wordt beoordeeld aan de hand van een beoordelingsprotocol. Hierop is het algoritme van de handelingen die de kandidaat moet verrichten beschreven. Aan de verschillende handelingen zijn beoordelingscriteria toegevoegd en een puntenwaardering. Elk onderdeel kent zo een puntenwaardering die is vastgelegd op het beoordelingsprotocol. Om een voldoende te halen dient voor elk onderdeel minimaal 70% van de punten gescoord te worden en mag de kandidaat geen KO te hebben.

11. Hercertificatie
11.1 Toetstermen hercertificatie

Om als certificaathouder voor hercertificatie in aanmerking te komen, dient te worden aangetoond dat in die vijf (5) jaar door de certificaathouder aan alle volgende voorwaarden is voldaan:

  • 1. Scholing:

  • Twee (2) scholingsdagen (4 dagdelen) zijn gevolgd bij een door TCVT erkend scholingsinstituut, en

  • één scholingsdag (2 dagdelen) wordt gevolgd in de eerste 36 maanden van de periode van vijf jaar, en

  • de tweede scholingsdag wordt gevolgd na de 36ste maand van de periode van vijf jaar, en

  • in de scholingsdagen zijn alle eindtermen en actuele ontwikkelingen m.b.t. dit schema opgenomen, en

  • van de gevolgde scholing ontvangt de deelnemer een bewijs van deelname van de TCVT erkende opleider en wordt dit aangetekend in het TCPR-boekje.

  • 2. Praktijkervaring:

    • in de periode van vijf (5) jaar dat het certificaat geldig is, moet de certificaathouder tenminste acht kwartalen hebben gewerkt in de functie die op het certificaat is vermeld, en

    • van deze acht kwartalen moeten tenminste twee kwartalen vallen in de laatste drie jaar van de periode van vijf jaar, en

    • de praktijkervaring kan worden aangetoond door aantekening van de praktijkervaring van de certificaathouder in het TCPR-boekje of in het TCVT Praktijkregister. Deze praktijkervaring moet minimaal elke drie maanden door de werkgever worden getoetst op waarheid en worden geparafeerd.

Indien de houder niet kan aantonen over voldoende praktijkervaring te beschikken in de laatste vijf jaar, dan kan hij via een praktijktoets aantonen nog steeds voldoende vakbekwaam te zijn. Een praktijktoets wordt afgenomen conform de eisen zoals vastgelegd in dit WSCS-VT Machinist Torenkraan.

11.2 Beoordelingsmethode

Hercertificatie kan als volgt worden ingevuld:

  • Indien de positieve hercertificatie beslissing valt binnen twee maanden voor de vervaldatum, dan is de vervaldatum tevens de ingangsdatum van het hernieuwde certificaat.

  • Indien de positieve certificatiebeslissing valt voor de twee maanden voorafgaand aan de vervaldatum, dan is de datum van de certificatiebeslissing de ingangsdatum van het hernieuwde certificaat.

Wanneer door omstandigheden het persoonscertificaat van de machinist is verlopen zonder tijdige hercertificatie en de machinist alsnog in het bezit wil komen van een persoonscertificaat is er een dispensatieregeling mogelijk. Daartoe dient de machinist een aanvraag in bij een CKI. Deze aanvraag wordt vervolgens voorgelegd aan TCVT Werkkamer 4 Vakbekwaamheid die een advies opstelt. Dit advies wordt vervolgens voorgelegd aan de certificatie-instelling die een aansluitend een besluit neemt over de (her-) verlening van het persoonscertificaat.

11.3 Controle op de registratie van de praktijkervaring bij hercertificatie

Bij de aanvraag voor hercertificatie dient het origineel TCPR-boekje met de daarin opgenomen registraties van de praktijkervaring te worden voorgelegd aan de certificatie-instelling. De ontvangst wordt binnen een kalenderweek bevestigd met een verklaring, waarmee opdrachtgevers kunnen worden geïnformeerd over de reden van de afwezigheid van het originele TCPR-boekje.

De certificatie-instelling controleert de registraties en toetst of voldaan wordt aan de vereiste praktijkervaring en bericht de aanvrager binnen een kalenderweek over het resultaat.

Bovendien zal de CKI ongeacht of het een machinist als werknemer of als zelfstandige machinist betreft, bij de aanvraag voor hercertificatie, onaangekondigd een 5%-steekproefsgewijze controle uitvoeren op de betrouwbaarheid van de invulling van praktijkervaring. Voor de registratie van de praktijkervaring dient er een deugdelijke administratie gevoerd te worden. Deze dient minimaal 5 jaar beschikbaar te blijven.

12. Het certificaat

Gegevens:

  • Minimaal dienen de volgende gegevens op het certificaat vermeld te zijn:

  • Naam van de gecertificeerde persoon incl. geboorte datum;

  • Eenduidig documentnummer;

  • Naam van de CKI die het certificaat verleend heeft;

  • Referentie naar de normen waaraan getoetst wordt;

  • Scope van het certificaat, inclusief de geldigheidscondities;

  • De ingangsdatum van het certificaat en de datum waarop het certificaat ophoudt geldig te zijn.

Teksten:

Op het certificaat dient vermeld te worden, dat de CKI verklaard dat de betreffende persoon voldoet aan de eisen uit het werkveldspecifieke certificatieschema en indien relevant of het ging om een hercertificatie.

13. Geldigheidscondities

Gedurende de looptijd gelden de volgende condities waar de certificaathouder zich aan moet houden. Indien niet voldaan wordt aan deze condities kan dit consequenties hebben voor het certificaat. Na een positief certificatie besluit ontvangt de kandidaat binnen 4 weken een TCVT-certificaat en een TCPR-boekje. Beide documenten zijn wettig bewijsmiddel. De gegevens (inclusief intrekking van het certificaat) van de deelnemer worden geregistreerd in het TCVT personenregister.

Verwijdering uit het register

Onderstaand zijn de condities aangegeven voor de verwijdering uit het TCVT certificaatregister. Certificaathouders die niet voldoen aan de eisen die met het certificaat samenhangen, worden verwijderd uit het register van certificaathouders. De volgende redenen kunnen leiden tot verwijdering uit het register:

  • a. Het niet kunnen aantonen werkzaam te zijn als machinist in de beroepsspecialisatie waarvoor het certificaat geldig is.

  • b. Het niet nakomen van verplichtingen jegens de CKI;

  • c. Het misbruik maken of laten maken van het certificaat;

  • d. Het verstrekken van onvolledige of onjuiste gegevens aan de certificatie-instelling;

  • e. Het ongeschikt blijken voor de uitoefening van de met het certificaat samenhangende beroepsvaardigheden;

  • f. Het niet voldoen aan de eisen zoals geformuleerd onder hercertificatie (11).

Deze condities dienen te zijn opgenomen in de certificatieovereenkomst tussen de CKI en de certificaathouder.

Overige voorwaarden voor certificaathouders

De houder van het certificaat dient misbruik van het certificaat door derden tegen te gaan en vermissing van dit certificaat schriftelijk binnen 10 dagen aan de CKI te melden. De houder van het certificaat machinist verticaal transport is verplicht veranderingen van woonplaats en huisadres schriftelijk te melden aan de CKI. De houder van het certificaat machinist verticaal transport dient door derden tegen hem/haar ingediende klachten, die met de strekking van dit certificaat verband houden, te melden aan de CKI die het betreffende certificaat heeft afgegeven.

BIJLAGE 7, BEHOREND BIJ DE MINISTERIELE REGELING VAN 19 JULI 2012, NR. G&VW/GW/2012/10964, HOUDENDE WIJZIGING VAN DE ARBEIDSOMSTANDIGHEDENREGELING IN VERBAND MET DE GEFASEERDE INVOERING VAN HET HERZIENE STELSEL VAN CERTIFICATIE (FASE 3)

Bijlage XVIIc behorend bij artikel 7.7, tweede lid onder c, Arbeidsomstandighedenregeling

Werkveldspecifiek certificatieschema personen: voor het persoonscertificaat Machinist Mobiele Kraan

Document: WSCS-VT Machinist Mobiele Kraan: 2012, versie 1

Onder beheer van:

CCvD-TCVT

p/a Stichting TCVT

Postbus 154

3990 DD Houten

www.TCVT.nl

INHOUD

1.

Inleiding

114

2.

Definities

114

3.

Werkveldspecifieke kenmerken

115

4.

Certificatiereglement

116

5.

Examenreglement

119

6.

Toezicht

121

     
 

DEEL II: NORMEN

123

7.

Onderwerp van certificatie

123

8.

Entreecriteria

123

9.

Eindtermen

123

10.

toetsmethodiek bij initiële certificatie

124

11.

Hercertificatie

130

12.

Het certificaat

131

13.

Geldigheidscondities

131

1. Inleiding

Dit werkveldspecifieke certificatieschema voor personen is door het CCvD-TCVT opgesteld. Het betreft certificatie van vakbekwaamheid op het gebied van veilig hijsen door een machinist met een mobiele kraan. Door het ministerie van SZW is het schema. Dit vastgestelde schema vervangt daarmee eerdere versies. De te certificeren vakbekwaamheid betreft het veilig uitvoeren van hijswerkzaamheden op bouwplaatsen met een mobiele kraan1. Het certificatiesysteem van de Certificatie Instelling (CKI) moet zijn gestructureerd in overeenstemming met de eisen uit het WDAT-VT-Personen.

2. Definities

Begrip of afkorting

:

Betekenis

Aanvrager van een certificaat

:

De (rechts-)persoon die bij de certificatie-instelling een aanvraag doet voor het afgeven van een persoonscertificaat van vakbekwaamheid.

Aanwijzing

:

Aanwijzing van een instelling bij of krachtens wettelijk voorschrift door de minister van SZW.

Beoordeling

:

Beoordeling (initiële, of her-) door de CKI op basis van het door de minister van SZW vastgestelde WDA&T.

BHST

:

Stichting die een wettelijke certificatieregeling beheert: TCVT.

Centraal College van Deskundigen (CCvD)

:

Het college, onderdeel van en/gefaciliteerd door BHST, dat belanghebbende partijen in een bepaalde sector of branche de mogelijkheid biedt tot deelname bij het opstellen en onderhouden van werkveldspecifieke documenten op zodanige wijze dat sprake is van een evenwichtige en representatieve vertegenwoordiging van deze partijen. In casu het CCvD-TCVT.

Centrale Examen Commissie (CEC)

:

Commissie binnen de structuur van de BHST die een centrale itembank ontwikkelt en beheert.

Certificaat

:

Een certificaat in de zin van artikel 20 Arbowet en artikel 7 Warenwet (artikel 6e Warenwetbesluit machine). Daarnaast moet een certificaat beschouwd worden als een verklaring van overeenstemming (conformiteitsverklaring) zoals bedoeld in relevante ISO en EN normen.

Certificaathouder

:

Persoon die in het bezit is van een geldig wettelijk verplicht certificaat.

Certificatieproces

:

Alle activiteiten via welke een CKI beoordeelt en besluit of een persoon, product of systeem voldoet en blijft voldoen aan de normen, zoals opgenomen in het werkveldspecifieke certificatieschema.

Certificatiereglement

:

Bepalingen voor de uitvoering van het certificatieproces en de relaties tussen kandidaat en CKI.

Certificatiesysteem

:

Set van procedures en middelen benodigd om het certificatieproces uit te voeren per certificatieschema, dat leidt tot de uitgifte van een certificaat van vakbekwaamheid, inclusief onderhoud.

Certificerings en Keurings-instelling (CKI)

:

Kalibratie- of conformiteitsbeoordelingsinstellingen zoals certificatie-instellingen, keuringsdiensten van gebruikers, laboratoria, inspectie-instellingen en testinstituten.

Cesuur

:

De grens tussen de hoogste toetsscore waaraan een onvoldoende en de laagste toetscore waaraan een voldoende wordt toegekend.

Competentie

:

Gedemonstreerd vermogen om kennis en vaardigheden toe te passen en, waar relevant, gedemonstreerde persoonlijke eigenschappen, zoals gedefinieerd in het certificatieschema.

Controle

:

Periodieke beoordeling door de CKI tegen de voor beoordeling geldende regels van de minister (WDA&T).

Eindtermen

:

Een omschrijving van het geheel aan kennis, vaardigheden en houdingen van een specifiek vakbekwaamheidgebied ten behoeve van het toetsen van examenkandidaten.

Entreecriteria

:

Criteria, zoals vooropleiding en werkervaring, waaraan de kandidaat moet voldoen om toegelaten te worden tot het certificatieproces.

Examen

:

Het geheel van toetsopgaven (toetsvragen en/of toetsopdrachten), bedoeld om de individuele kandidaat te kunnen beoordelen in de mate waarin hij of zij aan de eindtermen conform de normen voldoet.

Examencommissie

:

Commissie binnen de structuur van de CKI onder wiens verantwoordelijkheid de examens worden afgenomen.

Examenprotocol

:

Bepalingen voor de uitvoering van examens in de relatie tussen de BHST en de exameninstelling.

Examenreglement

:

Bepalingen voor de uitvoering van examens in de relatie tussen de kandidaat en de exameninstelling.

Examinatoreninstructie

:

Bepalingen voor de uitvoering van examens in de relatie tussen de examinator en de exameninstelling.

Hijskraan

 

Hijswerktuig voor het hijsen van vrijhangende lasten in een mobiele (kraan op rupsen of banden) opstelling, met tenminste bedrijfslastmoment van 10 tonmeter. Met uitzondering van:

op een voertuig bevestigde (auto)laadkraan, en grondverzetmachine die ontgraaft.

KO

:

Knock-out: onjuist antwoord op een examenvraag die direct tot gevolg heeft dat de kandidaat voor het betreffende examenonderdeel zakt.

Risicoanalyse

:

Analyse waaruit motivatie, voor te maken keuzes in werkveldspecifiek probleemgebied, blijkt, op te nemen in het beoogde certificatieschema.

TCPR

 

TCVT Certificatie Personen Register

Toezicht

:

Het verzamelen van de informatie over de vraag of een handeling of zaak voldoet aan de daaraan gestelde eisen, het zich daarna vormen van een oordeel daarover en het eventueel naar aanleiding daarvan interveniëren.

TSJ

 

TCVT Schema Journaal: annotatie op een TCVT schema.

Vakbekwaamheidsgebied

:

Aanduiding van het werkveld, de functie, of een geheel aan taken waar bepaalde vakbekwaamheidseisen op betrekking hebben.

Vakbekwaamheidseisen

:

De eisen die, binnen een bepaald werkveld of een bepaalde beroepsgroep, gesteld worden aan personen met betrekking tot hun kennis, vaardigheden en houdingen inzake specifieke handelingen of taken.

Verklaring

:

De EG-verklaring van typeonderzoek of EG-verklaring overeenstemming als bedoeld in het bij of krachtens de Machinerichtlijn of enige andere EU-produkt-richtlijn bepaalde.

Werkveldspecifiek certificatieschema

:

Term gebruikt door SZW voor een certificatieschema dat door de minister van SZW is geaccepteerd te gebruiken binnen een specifieke aanwijzing als CKI voor personen, producten of systemen.

WDAT-VT-Personen

:

Werkveldspecifiek document voor aanwijzing en toezicht (WDA&T) op de certificatie- en keuringsinstellingen die personen certificeren in het kader van verticaal transport.

Document: WDAT-VT-Personen: 2012, versie 1.

WDAT-VT-Producten

:

Werkveldspecifiek document voor aanwijzing en toezicht (WDA&T) op de certificatie- en mobiele kranen, torenkranen en/of hijs- en hefwerktuigen voor beroepsmatig personenvervoer en/of tijdelijke personen(bouw)liften periodiek keuren in het kader van verticaal transport.

Document: WDAT-VT-Producten: 2012, versie 1.

3. Werkveldspecifieke kenmerken

Hijsen is een risicovolle beroepsactiviteit. Om het maatschappelijke belang -veiligheid en gezondheid van en rondom de arbeid- te waarborgen, is door de overheid gekozen voor een wettelijk verplichte certificatieregeling voor de borging van de vakbekwaamheid van machinist mobiele kraan.

3.1 Beschrijving schema

Dit WSCS-VT Machinist Mobiele Kraan is door de BHST voorgesteld en door het ministerie van SZW -inclusief eventuele aanpassingen- vastgesteld. De minister van SZW kan ook op eigen initiatief wijzigingen aanbrengen in de vastgestelde documenten. Dit vastgestelde schema vervangt daarmee eerdere versies.

3.2 Actieve partijen

Binnen het kader van dit werkveldspecifieke certificatieschema zijn actief:

  • BHST TCVT, hierna TCVT;

  • CCvD TCVT, hierna CCvD;

  • Werkkamer 4 TCVT vakbekwaamheid.

3.3 Risicoanalyse en afbreukrisico

Hijsen en aanslaan van lasten is een risicovolle activiteit in het verticaal transport. De machine waarmee wordt gehesen, het hijs- en hefgereedschap en het aanslaan van lasten kunnen ieder voor zich en/of in gezamenlijkheid gevaarlijk zijn voor mens en omgeving. Borging van dit proces door onder certificaat gekeurde machines en hijs- en hefgereedschappen enerzijds en gecertificeerde machinisten en hijsbegeleiders anderzijds, is noodzakelijk en door de wetgever onderkend. Hijskranen zijn complexe installaties en hun aandeel in ernstige en dodelijke ongevallen is relatief gezien groot. De oorzaak van deze onveiligheid kan worden onderverdeeld in een aantal subgroepen:

  • 1. instabiliteit last

  • 2. Niet adequaat aanhaken en lossen van last

  • 3. Instabiliteit kraan

  • 4. Instabiliteit giek

  • 5. Niet adequaat opbouwen en afbouwen van kraan

  • 6. Technische gebreken van de kraan

  • 7. Toegankelijkheid kraan

ad 1+2. Instabiliteit last / Niet adequaat aanhaken en lossen van last

In de bouw hijsen kraanmachinisten vaak onbekende en onstabiele lasten over grote groepen bouwvakkers heen en lossen ze de last in de directe nabijheid van personen die niets met de hijsactiviteit te maken hebben. De last wordt vaak aangeslagen door niet-deskundigen. De machinist draagt echter wel de verantwoordelijkheid voor het hijsen van de last. Met het hijsen op zich gaat vervolgens weinig fout, maar wel met de last (schuiven, vallen, haakbreuk etc.). Oorzaak van dit risico is het werken met onveilig materieel, ondeskundig personeel, tijdgebrek en het ontbreken van een hijsplan.

ad 3+ 4. Instabiliteit van de kraan en giek

Kranen en giek worden instabiel door het hijsen en zwenken. Er is dan sprake van grote drukverplaatsingen door de kraan. Instabiliteit kan leiden tot het wegzakken c.q. omvallen van de kraan. Goed stempelen op goede schotten is de oplossing. Daarnaast zorgt overbelasting en het werken bij zware wind voor problemen.

Ad 5 + 6. Technische staat van de kraan en niet adequaat op/afbouwen van de kraan

Kranen worden intensief gebruikt en zijn onderhevig aan slijtage. Ook de opstelling en afbouw van de kraan heeft direct gevolgen voor het gebruik. Regelmatig keuren van de kraan is de oplossing.

ad 7. Toegankelijkheid kraan

Een kraan op een bouwplaats is een nuttig en gewild voorwerp. Helaas komt het nog regelmatig voor dat onbevoegden de kraan gebruiken voor hijswerk. De machinist dient derhalve altijd zijn kraan af te sluiten bij het verlaten van de kraan. Certificering van kraanmachinisten en keuring van kranen zijn managementfactoren, die de bedrijfstak ter hand heeft genomen. De keuring voorkomt een aantal mechanische defecten en de certificering houdt de competentie van de machinisten op peil. Andere factoren die door het management van het werk beïnvloedbaar zijn, zijn conflictbeheersing, mens-machine interacties, communicatie en voldoende menskracht

4. Certificatiereglement

4.1 Doelstelling

Dit reglement omschrijft de procedures die relevant zijn voor het juist toepassen van het specifieke schema. Hierbij moet gedacht worden aan onder meer procedures van aanvraag, de examinering, de wijze waarop de uitslag bekend gemaakt wordt en condities met betrekking tot de certificatie, de afgifte van certificaten/verklaringen, procedures bij het uitvoeren van keuringen, klachtenafhandeling en het indienen van een verzoek om herziening.

4.2 Certificatieprocedure

De kandidaat machinist mobiele kraan dient bij een CKI, in overeenstemming met dit certificatiereglement, een aanvraag in voor het persoonscertificaat machinist mobiele kraan. Vervolgens verstrekt de CKI alle relevante informatie over de gang van zaken bij het gehele certificatieproces.

4.3 Certificatiebeslissing

De certificatiebeslissing wordt genomen door een functionaris van de CKI die niet betrokken is geweest bij de beoordeling van de kandidaten en daartoe is gekwalificeerd en aangesteld conform het kwaliteitssysteem en de procedures die de certificatie-instelling heeft op grond van het werkveldspecifieke schema voor aanwijzing en toezicht.

4.4 Geldigheidsduur van het certificaat.

De maximale geldigheidsduur van een persoonscertificaat is 5 jaar. Eerdere intrekking is mogelijk indien de certificaathouder tussentijds niet voldaan heeft aan de eisen t.a.v. de beheersing van de onder 9. genoemde eindtermen (zie voor de voorwaarden 4.5).

4.5 Geldigheidscondities

Met betrekking tot de geldigheid van het certificaat worden condities gesteld. Indien niet voldaan wordt aan deze condities kan dit consequenties hebben voor het certificaat.

Deze condities zijn:

  • de certificaathouder mag geen handelingen verrichten in strijd met de voorschriften;

  • de certificaathouder dient te zorgen dat geen misbruik wordt gemaakt van het persoonscertificaat.

De CKI is bevoegd het certificaat te schorsen en/of in te trekken. De condities en de wijze waarop daarop door de CKI toegezien dient te worden, worden opgesteld door de CCvD en vastgelegd in het TCVT protocol ‘schorsing/intrekking’.

4.6 Klachtenregeling

Klachten over de CKI

Een adequate behandeling van klachten is belangrijk voor het creëren van vertrouwen in certificatie en belangrijk voor de bescherming van zowel de certificaathouders als de gebruikers van certificaten.

Aan een CKI worden onder meer de volgende eisen gesteld:

  • Een openbaar toegankelijke klachtenprocedure dient aanwezig te zijn.

  • de klachtenprocedure bevat minimaal het volgende: een beschrijving van het proces van ontvangen, onderzoeken en beoordelen van de klacht; de wijze van volgen van de klacht en acties als vervolg daarop; en de wijze waarop wordt verzekerd dat correctieve acties worden uitgevoerd.

  • De beslissing over de reactie op de klacht dient te worden genomen door personen die niet betrokken zijn bij het onderwerp van de klacht.

  • Indieners van klachten dienen, indien mogelijk, op de hoogte te worden gehouden van de ontvangst van de klacht, de voortgang van behandeling en de uitkomst.

Klachten over het bedrijf of de persoon

Indien de CKI klachten van derden, zoals een opdrachtgever, ontvangt over het voldoen aan dit schema door het bedrijf of de persoon die een aanvraag voor het certificaat heeft ingediend of certificaathouder is, dient de CKI de klager te verwijzen naar het bedrijf of de persoon. De CKI dient de klacht te betrekken bij de eerstvolgende beoordeling bij het betreffende bedrijf of de betreffende persoon.

Echter, indien het naar de mening van de CKI een ernstige klacht betreft, dient de CKI, naast de behandeling door het bedrijf of de persoon, zelf ook direct te beoordelen of de klacht gevolgen dient te hebben voor de beslissing m.b.t. certificatie.

In dat geval dient de CKI af te wegen of het gewenst is een extra beoordeling uit te voeren. De kosten van deze extra beoordeling komen in beginsel voor rekening van de certificaathouder.

Klachtenregeling

Inleiding

In deze werkinstructie wordt de afhandeling van een klacht besproken. Voor iedere afzonderlijke klacht wordt een apart klachtenformulier ingevuld.

Werkwijze

Wanneer iemand probeert een klacht telefonisch of mondeling te melden, wordt aan hem/haar gevraagd deze schriftelijk te verwoorden. Als een klacht schriftelijk binnenkomt wordt deze meteen naar de kwaliteitsmanager gebracht en indien de klachtafhandelaar duidelijk is krijgt hij/zij meteen een kopie van de klacht. De kwaliteitsmanager registreert de klacht op een klachtenformulier en stelt de directeur CKI op de hoogte van de klacht. De directeur van de CKI wijst de klachtafhandelaar aan. De kwaliteitsmanager vermeldt de klachtafhandelaar op het klachtenformulier en brengt de klachtafhandelaar schriftelijk op de hoogte van de klacht. De klachtafhandelaar informeert de indiener van de klacht schriftelijk over de ontvangst van de klacht.

Eenvoudige zaken

Klachtafhandelaar stuurt klacht door naar betrokken bedrijf/persoon; stelt indiener op de hoogte legt dossier aan tbv voortgangsbewaking en meenemen afhandeling klacht door bedrijf/persoon bij eerstvolgende beoordeling.

Ernstige klachten

Klachtafhandelaar beoordeelt de klacht en stelt vast of de klacht een incident betreft of dat de klacht moet leiden tot een aanpassing in de werkwijze. Indien het een incident betreft, wordt de indiener daarvan op de hoogte gesteld. De klachtafhandelaar bedenkt samen met de indiener binnen drie weken na het indienen van de klacht een oplossing voor de afhandeling en betrekt bedrijf/persoon hierbij. De oplossing zoals die met de indiener is besproken wordt vastgelegd op het klachtenformulier. Hier wordt tevens vermeld dat het gaat om een incident. Indien de klacht een aanpassing van de werkwijze vergt bedenkt de klachtafhandelaar binnen 10 dagen een verbetervoorstel en bespreekt dit met de kwaliteitsmanager en betrekt bedrijf/persoon hierbij. Het verbetervoorstel moet een structurele verbetering inhouden van de werkwijze. Het verbetervoorstel wordt ingevuld op het klachtenformulier.

De klachtafhandelaar stelt de indiener op de hoogte van de afhandeling van de klacht.

De kwaliteitsmanager maakt de gewijzigde werkwijze bekend. De kwaliteitsmanager start, indien nodig, een vervolgonderzoek naar de invoering van het verbetervoorstel. De bevindingen worden vastgelegd op het klachtenformulier. Het klachtenformulier wordt gearchiveerd.

4.7 Bezwaarprocedure

Inleiding

Onderstaand worden de stappen beschreven die nodig zijn voor het afhandelen van een bezwaarschrift. Een dergelijk bezwaarschrift kan bijvoorbeeld ingediend worden tegen besluiten van de CKI inzake het niet (opnieuw) verlenen, schorsen of intrekken van een certificaat.

Werkwijze

Algemeen:

  • Een door of namens de CKI genomen besluit, dat is een definitieve uitslag of eindoordeel, wordt schriftelijk ter kennis van de belanghebbende gebracht.

  • Onder een besluit wordt tevens verstaan het weigeren te beslissen of het niet tijdig nemen van een beslissing.

  • De CKI stelt de belanghebbende in haar correspondentie in kennis van de mogelijkheid van het indien van een bezwaarschrift door middel van de volgende clausule:

    ‘Ingevolge de CKI procedure ‘bezwaarschriftprocedure’ kan door een belanghebbende met betrekking tot dit besluit een bezwaarschrift ingediend worden. Daartoe moet binnen zes weken na de datum van verzending van het besluit een bezwaar worden ingediend bij de CKI. In het bezwaarschrift moet gemotiveerd worden aangegeven waarom het gegeven besluit niet juist gevonden wordt. Verzocht wordt bij het bezwaarschrift een kopie van het bestreden besluit toe te voegen.’

  • Het bezwaarschrift dient in ieder geval de volgende elementen te bevatten:

    • naam en adres indiener

    • dagtekening

    • een omschrijving van het bestreden besluit

    • de gronden van het bezwaar.

Het bezwaar wordt niet-ontvankelijk verklaard:

  • indien niet aan de gestelde termijn van indienen wordt voldaan. Dit geldt niet als de indiener aantoont dat hij redelijkerwijs niet in verzuim is geweest

  • in andere gevallen dan genoemd onder a, als geen gebruik gemaakt wordt van de door de CKI geboden gelegenheid tot verzuimherstel

  • het bezwaar wordt verder niet-ontvankelijk verklaard als het, bij het niet van toepassing zijn van een termijn, onredelijk laat wordt ingediend. Dit geldt uitsluitend wanneer het bezwaar betrekking heeft op het niet tijdig nemen van een besluit.

  • Het bezwaarschrift schort de werking van het besluit niet op.

  • Het bezwaarschrift leidt tot heroverweging van het besluit waartegen het is gericht.

Procedure

  • De CKI neemt kennis van het bezwaarschrift en bevestigt binnen twee weken de ontvangst.

  • De CKI biedt gelegenheid tot het horen van de indiener.

  • Het bezwaarschrift wordt gemeld bij de kwaliteitsmanager die het bezwaar registreert.

  • Het horen betreft met name de vakinhoudelijke aspecten die geleid hebben tot het besluit en dient binnen in beginsel zes weken na het vaststellen dat een hoorprocedure aan de orde is, plaats te vinden.

  • Het horen kan geschieden door de CKI of door een of meer door de CKI benoemde ter zaken kundige. Het horen geschiedt door een persoon of personen die niet betrokken is/zijn geweest bij de voorbereiding van het besluit, en geen binding hebben met de belanghebbende.

  • Het horen geschiedt op een door de CKI te bepalen tijdstip binnen de gangbare kantooruren.

  • Relevante stukken kunnen tot 10 dagen voor de hoorzitting worden ingediend en liggen gedurende een week voor de zitting ter inzage.

  • Van het horen wordt afgezien indien het verzoek om herziening kennelijk niet-ontvankelijk of kennelijk ongegrond is, inmiddels aan het verzoek is tegemoetgekomen, of indien belanghebbende verklaart hiervan geen gebruik te maken.

  • Van het horen wordt een verslag gemaakt. Het verslag wordt bij de beslissing op het bezwaar om herziening gevoegd.

  • De hoorcommissie brengt tevens advies aan de CKI.

Beslissing op het bezwaarschrift

De CKI beslist aan de hand van de haar ter beschikking staande gegevens binnen zes weken, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken. De beslistermijn kan eenmaal met ten hoogste 6 weken worden verlengd. Daarna kan de termijn slechts met toestemming van de belanghebbende worden verlengd.

De CKI zal, bij het gegrond verklaren van het bezwaar, de beslissing herroepen en een nieuwe beslissing ter zake nemen.

Van haar beslissing op het bezwaar zal de CKI de onderbouwing en motivering aan belanghebbende meedelen.

Bestuursrechter

  • Indien de inhoud of strekking van de nieuwe beslissing de belanghebbende hiertoe aanleiding geeft, dient hij zich in voorkomend geval te wenden tot de bestuursrechter.

  • De CKI zal de belanghebbende in haar beslissing op bezwaar wijzen op deze mogelijkheid.

4.8 Register voor vakbekwaamheid

De CKI registreert de gegevens van de certificaathouder. Deze gegevens worden conform de overeenkomst met TCVT tenminste zo vaak als mutaties zich voordoen elektronisch verzonden aan Bureau TCVT ten behoeve van het TCVT Personenregister, dat wordt opgezet conform wettelijke bepalingen. Dit register is via internet toegankelijk gemaakt. De BHST is verantwoordelijk voor het beheer van het register.

4.9 Norminterpretatie

Het CCvD dient te zorgen voor eenduidige norminterpretatie van dit certificatieschema. Toch kan het voorkomen dat er in de operationele fase verschillende interpretaties bestaan van één of meerdere in werkveldspecifieke certificatieschema’s gehanteerde begrippen. Mocht het gebeuren dat certificaathouders, CKI’s of andere belanghebbenden uiteenlopende definities hanteren en hierover meningsverschillen bestaan, dan dienen afwijkende interpretaties te worden voorgelegd aan het CCvD.

5. Examenreglement

Dit reglement bevat bepalingen voor de voorbereiding, uitvoering en beoordeling van examens ten behoeve van het TCVT persoonscertificaat machinist mobiele kraan

5.1 Doelstelling

De examinering geschiedt onder verantwoordelijkheid van de certificatie-instelling en bestaat uit de volgende delen:

  • theorie-examen, en

  • praktijkexamen.

5.2 De exameninstelling

De exameninstelling dient het examenreglement te hanteren. Hierin zijn de volgende zaken opgenomen:

  • 1. ingangsdatum van het certificaat;

  • 2. eventuele entree-eisen voor deelname aan het examen;

  • 3. de aanvraagprocedure bij de CKI;

  • 4. bevestiging van deelname en oproep;

  • 5. identificatie van de deelnemers;

  • 6. toelating en afwezigheid;

  • 7. examenduur en wijze van examinering;

  • 8. gedragsregels voor kandidaten;

  • 9. regeling aangepast examen;

  • 10. normen voor slagen en afwijzen;

  • 11. bekendmaking van de uitslag door de CKI aan de kandidaat;

  • 12. bewaartermijn van de examendocumenten zoals uitwerkingen en beoordelingsformulieren;

  • 13. inzagerecht;

  • 14. geldigheidsduur van het examenresultaat.

Indien de exameninstelling geen organisatorisch onderdeel is van de CKI, hebben beide zich aan elkaar verbonden door middel van een overeenkomst. De CKI dient zich hierbij te houden aan artikel 4.5 ‘subcontracting’ van ISO/IEC17024. De CKI is verplicht aan de BHST te melden dat examens worden afgenomen door een externe exameninstelling en welke instelling het betreft.

5.3 Eisen te stellen aan het examenpersoneel

Examenpersoneel moet voldoen aan de algemene, vakinhoudelijke en onafhankelijkheidseisen van de CKI zoals opgenomen in competentieprofielen en andere relevante documenten. Het selectieproces moet garanderen dat examenpersoneel dat (een deel van) een examen afneemt ten minste voldoet aan de eisen zoals geformuleerd in het TCVT examenprotocol.

Toezichthouder theorie-examen

Voor het theorie-examen wordt door de exameninstelling een toezichthouder aangesteld. Deze functionaris heeft geen specifieke kennis nodig van het vakgebied. De toezichthouder beschikt wel over:

  • organisatorische capaciteiten;

  • communicatieve en contactuele vaardigheden;

  • het vermogen om regelend en besluitvaardig op te treden.

Van de toezichthouder wordt verwacht dat hij:

  • toeziet op de naleving en uitvoering van het examenreglement, de uitvoeringsvoorschriften en de exameneisen;

  • op correcte wijze de vastgestelde administratieve procedures afhandelt;

  • zich op voldoende wijze beschikbaar stelt voor het toezicht op de afname van theorie-examens.

Een toezichthouder verricht de volgende taken:

  • het controleren van de personalia en de aanmeldingen van de kandidaat;

  • het controleren en aansluitend voorbereiden van het theorie-examen zodat de kandidaat direct na aanvang van het examen kan starten;

  • het uitoefenen van toezicht teneinde misbruik te voorkomen;

  • het innemen van de examenstukken en het aansluitend verzendklaar maken;

  • het aanleveren van het totale pakket aan de exameninstelling.

Corrector theorie-examen:

Voor het beoordelen van de schriftelijke uitwerking van de open vragen van het theorie-examen wordt door de exameninstelling een corrector aangesteld. De corrector voldoet aan de volgende kwalificatiecriteria:

  • hij beheerst de Nederlandse taal (dan wel de taal waarin het examen wordt afgenomen (Duits en/of Engels));

  • hij heeft actuele vakinhoudelijk kennis en inzicht;

  • hij past de beoordelingscriteria, zoals vastgelegd in het TCVT-certificatieschema, toe.

De corrector beoordeelt binnen de TCVT antwoord-macro’s en de gestelde termijn de uitwerkingen van de theorie-examens en verbindt hier een waardering aan volgens de methodiek zoals vastgelegd in het betreffende TCVT-certificatieschema.

Examinator praktijkexamen

Voor het praktijkexamen wordt door de exameninstelling een examinator aangesteld. De examinator is belast met de beoordeling of, en in welke mate, kennis, vaardigheden en attitude van de kandidaat voldoen aan de gestelde eisen voor het behalen van het examen. Hiertoe past de examinator de TCVT examinatoreninstructie toe bij de beoordeling. Bij een examen met meer dan één examinator, is een van de examinatoren aangewezen als voorzitter en vanuit die hoedanigheid verantwoordelijk voor een ordentelijk verloop van het examen en de afwikkeling daarvan.

De examinator beschikt over:

  • minimaal twee jaar praktische werkervaring in het desbetreffende vakgebied;

  • actuele praktische en theoretische kennis van het desbetreffende vakgebied;

  • goede communicatieve vaardigheden;

  • het vermogen besluitvaardig op te treden;

  • voldoende kennis van het examenreglement.

Van de examinator wordt verwacht dat hij:

  • begrip heeft voor de invloed die een examensituatie heeft op het gedrag van de kandidaten;

  • een optimaal klimaat weet te scheppen voor de kandidaat, opdat kennis en opgedane ervaring, inzicht, vaardigheden en attitude zo goed mogelijk uit de verf komen;

  • op correcte wijze omgaat met de kandidaten en alle overige personen die functioneel bij het examen aanwezig zijn;

  • een objectieve beoordeling geeft van de kennis en het inzicht van de kandidaat;

  • nauwgezet de voorschriften in acht neemt die voor elk examenonderdeel gelden;

  • jaarlijks de TCVT-examinatorendag bijwoont;

  • op representatieve wijze de exameninstelling vertegenwoordigt tijdens het examen en zorg draagt voor een correct verloop.

De examinator moet per certificatieschema een door de exameninstelling voorgedragen en door de CKI geaccepteerde deskundige zijn.

Onafhankelijkheid

Het examenpersoneel is onafhankelijk. Al het examenpersoneel tekent een verklaring waarin geheimhouding en onafhankelijkheid worden gegarandeerd. Zij verklaart zich onafhankelijk van de kandidaat en de eventuele opleider/werkgever van de kandidaat. Mocht tijdens het examen blijken dat er toch een relatie, van welke aard dan ook, bestaat tussen de kandidaat en het betreffende examenpersoneelslid, dan dient de examinator dit tijdig aan de exameninstelling te melden. Het is onder geen enkele voorwaarde toegestaan dat de betreffende examinator deze kandidaat examineert op straffe van ongeldigheid van het examen.

Indien examenpersoneel een potentieel belangenconflict heeft bij het examineren van een kandidaat, dient de CKI maatregelen te nemen om te garanderen dat de betrouwbaarheid en onpartijdigheid van het examen niet in diskrediet worden gebracht. Deze maatregelen dienen vastgelegd te worden.

5.4 Eisen te stellen aan het examen

5.4.1 Beslotenheid van examens

Medewerkers van de certificatie-/exameninstelling dragen zorg voor de absolute geheimhouding van de examenopgaven, voor zover deze opgaven geen onderdeel uitmaken van een publieke norm. Verificatie en implementatie hiervan dient te geschieden door de certificatie-instelling. Medewerkers van de exameninstelling hebben een verklaring van geheimhouding ondertekend.

5.4.2 Algemene regels bij de uitvoering van examens

Het theorie-examen wordt schriftelijk en in de Nederlandse taal afgenomen. Indien de kandidaat het Nederlands onvoldoende beheerst, kan een alternatief theorie-examen in de Duitse of Engelse taal worden afgenomen. Het certificaat wordt afgegeven conform de taal van het examen aan een persoon van 18 jaar en ouder. Wanneer er gegronde redenen zijn voor een mondeling theorie-examen in de Nederlandse taal (bijvoorbeeld bij kandidaten die aantoonbaar dyslectisch zijn) kan de certificatie-instelling daartoe besluiten. Dit alternatief dient te voldoen aan dezelfde voorwaarden als het reguliere theorie-examen en het CEC dient hiermee in te stemmen. Het uitgeschreven mondelinge examen wordt afgenomen door een daartoe door de CKI aanvullend geautoriseerde examinator en een toezichthouder. Van deze alternatieve afname dient door de exameninstelling een registratie te worden bijgehouden met een (minimaal jaarlijkse) rapportage naar de CEC. Het praktijkexamen wordt in de Nederlandse taal afgenomen. Indien de kandidaat het Nederlands onvoldoende beheerst, kan een alternatief theorie-examen in de Duitse of Engelse taal worden afgenomen. Het certificaat wordt afgegeven conform de taal van het examen. De kandidaat moet tijdens het examen voldoende kunnen communiceren.

Voor de overige eisen aan het examen (locatie, middelen, etc) wordt verwezen naar het TCVT examenprotocol.

5.5 Beheer itembank en examenversies

Het beheer van de itembank geschiedt onder strikte geheimhouding door het bureau TCVT onder regie van de Centrale Examencommissie TCVT.

6. Toezicht

Het doel van het toezicht is om de vakbekwaamheid van gecertificeerd personeel te borgen. De CKI is verplicht te beoordelen of de certificaathouder voldoet aan de gestelde eisen. Afhankelijk van het onderwerp van certificatie, de periode van certificatie en de risicoanalyse wordt het toezicht ingevuld.

6.1 Medewerking aan toezicht

De certificaathouder is verplicht mee te werken aan toezicht door de CKI, het TCVT erkende opleidingsinstituut voor bijscholing, de nationale accreditatie-instantie en de Inspectie SZW. In de overeenkomst tussen de CKI en de certificaathouder worden de hiertoe benodigde bepalingen opgenomen.

6.2 Frequentie van toezicht

Bij de aanvraag voor hercertificatie dient het originele TCPR-boekje met de daarin opgenomen registraties van de praktijkervaring en de scholing te worden voorgelegd aan de CKI. De ontvangst wordt binnen één kalenderweek bevestigd (deze bevestiging is een bewijs richting opdrachtgevers inzake de afwezigheid van het TCPR-boekje). De CKI controleert de registratie en toets of voldaan wordt aan de eisen van scholing en praktijkervaring. De aanvrager wordt hieromtrent binnen één kalenderweek geïnformeerd.

Daarnaast voert de CKI, onaangekondigd, een 5% steekproef uit op de betrouwbaarheid van de invulling van de scholing en de praktijkervaring. Voor de registratie van de scholing en de praktijkervaring dient er een deugdelijke administratie te worden gevoerd door de CKI. Deze administratie moet minimaal vijf jaar beschikbaar blijven.

6.3 De wijze van uitvoering van het toezicht

Het TCVT erkende opleidingsinstituut beoordeeld op het moment van scholing (2 maal in een periode van 5 jaar) elk TCPR-boekje ten aanzien van de scholing en de praktijkervaring. Indien een certificaathouder niet meer voldoet aan de eisen, wordt de CKI hiervan binnen drie werkdagen in kennis gesteld.

6.4 Verslag van bevindingen

De CKI is gehouden om haar bevindingen t.a.v. 6.2 aan de certificaathouder binnen twee kalenderweken kenbaar te maken.

6.5 Maatregelen (artikel 1.5e Arbobesluit)

Indien blijkt dat een certificaathouder niet voldoet aan de eisen of normen in het werkveldspecifieke certificatieschema heeft dit op zo kort mogelijke termijn maatregelen door de CKI tot gevolg. Mogelijke maatregelen zijn het weigeren, schorsen of intrekken van het certificaat. Er dient door de CKI informatie-uitwisseling met de Inspectie SZW plaats te vinden over geconstateerde gevaarlijke situaties bij werkzaamheden die door een afgegeven of nog af te geven certificaat worden gereguleerd en waardoor de veiligheid of de gezondheid van werknemers of derden in gevaar kan worden gebracht.

Indien er sprake is van een sanctie wordt dit aan de certificaathouder kenbaar gemaakt. Relevante informatie over de sanctie dient door de CKI ingebracht te worden in een centraal registratiesysteem. Deze meldingsplicht dient nauwkeurig uitgewerkt te worden, in verband met de vertrouwelijkheid van persoonsgegevens en de contractuele relatie tussen CKI en klant.

Indien een certificaathouder na een intrekking opnieuw gecertificeerd wil worden dient dezelfde procedure doorlopen te worden als bij initiële certificatie. Bij het opleggen van een sanctie dient de CKI aan te geven (en te registreren) na welke periode certificatie weer is toegestaan. De CKI dient voor verstrekking van een certificaat bij het centraal registratiesysteem te verifiëren of er geen sprake is van een intrekking met de daaraan gekoppelde wachtperiode.

Criteria

De CKI dient in ieder geval een onderzoek in te stellen na indiening van een klacht inzake de werkwijze van de certificaathouder:

  • vanuit Inspectie SZW;

  • vanuit de markt, ingediend bij TCVT en/of de CKI.

Criteria op basis waarvan de CKI maatregelen moet treffen zijn de volgende.

  • 1. Schorsen van het certificaat vindt plaats indien sprake is van een door de CKI gegrond verklaarde klacht. Het betreft hier een klacht anders dan:

    • onrechtmatig invullen van het TCPR-boekje, en/of

    • over onveilig handelen van de machinist waardoor de machinist en/of derden direct in gevaar zijn gebracht.

  • 2. Intrekken van het certificaat vindt plaats indien sprake is van een door de CKI gegrond verklaarde klacht inzake:

    • onrechtmatig invullen van het TCPR-boekje, en/of

    • over onveilig handelen van de machinist waardoor de machinist en/of derden direct in gevaar zijn gebracht.

Deel II: normen

Deel 2 van dit certificatieschema bevat de normen die gelden voor een certificaat voor vakbekwaamheid in een werkveld. Beschreven wordt achtereenvolgens:

  • het onderwerp van certificatie,

  • entreecriteria die gesteld worden om toegelaten te worden tot het certificerings-proces,

  • de eindtermen die gelden ten behoeve van het certificaat,

  • de wijze waarop het voldoen aan de eindtermen wordt beoordeeld en gerapporteerd,

  • de beoordeling die plaatsvindt bij hercertificatie,

  • te stellen eisen aan het certificaat,

  • geldigheidscondities.

7. Onderwerp van certificatie

Dit werkveldspecifieke certificatieschema voor personen is door het CCvD TCVT opgesteld. Het betreft certificatie van veilig hijsen door een machinist mobiele kraan. Door het Ministerie van SZW is het schema vastgesteld. Dit vastgestelde schema vervangt daarmee eerdere versies. De te certificeren vakbekwaamheid betreft het veilig uitvoeren van hijswerkzaamheden op bouwplaatsen met een mobiele kraan met een capaciteit boven de 10tm.

Het betreft hier:

  • veilig omgaan met de last;

  • mobiele kraan veilig positioneren (stabiliteit, omgeving, ondergrond);

  • mobiele kraan veilig laten functioneren (opbouwen, hijsen, afbouwen, afsluiten);

  • mobiele kraan in veilige en technisch goede staat doen zijn;

  • veilig en gezond werken met de mobiele kraan.

8. Entreecriteria

Voor de eerste afgifte van het wettelijk verplichte persoonscertificaat machinist mobiele kraan volgt onderstaand een opsomming van de eisen.

De kandidaat dient te voldoen aan de volgende entreecriteria:

  • voldoende materieelkennis hebben;

  • voldoende materiaalkennis hebben;

  • machine gevoel bezitten;

  • veilig en milieuverantwoord kunnen werken;

  • de Nederlandse taal beheersen op leeskennisniveau A1 en schrijfkennisniveau B2 of gelijkwaardig voor examinering in Duitse of Engelse taal.

Er geldt geen specifieke vooropleidingseis.

9. Eindtermen

De kandidaat voldoet aan de volgende eindtermen en is dientengevolge vakbekwaam:

Theorie
  • 1. De kandidaat kan de verschillende voorbereidingen voor de hijswerkzaamheden beschrijven en toepassen.

    • 1.1 De kandidaat kan de gegevens van een hijstabel toepassen.

    • 1.2 De kandidaat kan beschrijven welke voorbereidingen op de werkplek getroffen moeten worden voorafgaand aan het werken met een mobiele kraan.

  • 2. De kandidaat kan hijsgereedschappen herkennen en de functie en de manier van gebruik hiervan omschrijven.

  • 3. De kandidaat kan werk uitvoeren met een mobiele kraan.

    • 3.1 De kandidaat kan verschillende soorten kranen benoemen en de kenmerken en de toepassing hiervan beschrijven.

    • 3.2 De kandidaat kan hijsmiddelen en uitrustingsstukken herkennen en benoemen en de toepassing hiervan omschrijven.

    • 3.3 De kandidaat kan omschrijven hoe op een veilige manier hijswerkzaamheden met een mobiele kraan uitgevoerd moeten worden.

    • 3.4 De kandidaat kan bepalen hoe een mobiele kraan verplaatst moet worden.

    • 3.5 De kandidaat kan de functie en de werking van de hoofdonderdelen van de mobiele kraan uiteenzetten.

  • 4. De kandidaat kan de veiligheids- en milieuaspecten van het werken met een mobiele kraan benoemen en interpreteren.

    • 4.1 De kandidaat kan de veiligheidseisen van de mobiele kraan, hijslast en hijsgereedschappen interpreteren.

    • 4.2 De kandidaat neemt zijn verantwoordelijkheid met betrekking tot het hijsplan en zijn administratieve verplichtingen.

    • 4.3 De kandidaat kan beschrijven hoe een mobiele kraan na hijswerkzaamheden achtergelaten moet worden.

    • 4.4 De kandidaat kan de veiligheidssystemen van de mobiele kraan noemen en de functie van de LMB uiteenzetten.

    • 4.5 De kandidaat kan uiteenzetten hoe met en aan een mobiele kraan milieuverantwoord moet worden gewerkt

  • 5. De kandidaat kan de onderhouds- en storingsaspecten van een mobiele kraan herkennen, interpreteren en benoemen.

    • 5.1 De kandidaat kan omschrijven hoe en waaraan dagelijks onderhoud aan een mobiele kraan verricht moet worden.

    • 5.2 De kandidaat kan beschrijven hoe storingen aan een mobiele kraan herkend kunnen worden en in relatie hiermee beschrijven hoe gehandeld moet worden.

Praktijk
  • 1. De kandidaat kan de voorbereidingen treffen op de werkplek voorafgaande aan het werken met een mobiele kraan.

  • 2. De kandidaat kan hijsmiddelen en uitrustingsstukken herkennen, benoemen en controleren op veiligheidseisen

  • 3. De kandidaat kan werk uitvoeren met een mobiele kraan.

    • 3.1 De kandidaat kan hijswerkzaamheden uitvoeren met een mobiele kraan.

    • 3.2 De kandidaat kan hijsgereedschappen bevestigen aan een mobiele kraan.

    • 3.3 De kandidaat kan zelfstandig een mobiele kraan verplaatsen.

    • 3.4 De kandidaat kan een mobiele kraan na hijswerkzaamheden volgens de wettelijke voorschriften achterlaten.

  • 4. De kandidaat kan de veiligheids- en milieuaspecten van het werken met een mobiele kraan benoemen en interpreteren.

    • 4.1 De kandidaat kan veiligheidsmaatregelen hanteren bij het werken met en aan een mobiele kraan.

    • 4.2 De kandidaat kan milieuverantwoord werken met en aan een mobiele kraan.

  • 5. De kandidaat kan de onderhouds- en storingsaspecten van een mobiele kraan herkennen, interpreteren en benoemen.

    • 5.1 De kandidaat kan dagelijkse controle en onderhoud verrichten aan een mobiele kraan.

    • 5.2 De kandidaat kan storingen herkennen aan een mobiele kraan en in relatie hiermee handelend optreden.

10. toetsmethodiek bij initiële certificatie

10.1 Toetstermen

Elke eindterm wordt uitgewerkt in toetstermen. Deze toetstermen zijn in onderstaande schema’s geordend per eindterm.

Het totale aantal vragen per toetsterm is onderstaand aangegeven.

Verklaring van vraagcode:

  • * FK = een vraag feitelijke kennis

  • * BK = een vraag begripsmatige kennis

  • * RV = een vraag reproductieve vaardigheden

  • * PV = een vraag productieve vaardigheden

Toetstermen theorie machinist mobiele kraan + aantal verplichte vragen

  • 1. De kandidaat kan de verschillende voorbereidingen voor de hijswerkzaamheden beschrijven en toepassen. RV-1, FK-1, BK-2

    • 1.1 De kandidaat kan de gegevens van een hijstabel toepassen.

      De kandidaat kan een hijstabel van een mobiele kraan interpreteren.

    • 1.2 De kandidaat kan beschrijven welke voorbereidingen op de werkplek getroffen moeten worden voorafgaand aan het werken met een mobiele kraan.

      • De kandidaat kan de kenmerken van de voorkomende soorten ondergrond noemen

      • De kandidaat kan uiteenzetten waarom hij bij het opstellen van een mobiele kraan rekening houdt met de factoren:

        • * de draagkracht van de ondergrond

        • * hijswerkzaamheden nabij een talud

        • * het zicht op het werk

        • * derden (personen en verkeer)

        • * de juiste gieklengte ten opzichte van de hijshoogte en/of de massa van de te hijsen last

        • * de wijze van afstempelen

  • 2. De kandidaat kan hijsgereedschappen herkennen en de functie en de manier van gebruik hiervan omschrijven. BK-3

    • 2.1 De kandidaat kan, eventueel aan de hand van een afbeelding, herkennen en formuleren wat de functie is van hijsgereedschappen en uitleggen of en hoe deze gebruikt moet worden.

  • 3. De kandidaat kan werk uitvoeren met een mobiele kraan. RV-6, FK-4, BK-10

    • 3.1 De kandidaat kan verschillende soorten mobiele kranen (rups-, banden-,ruw terrein-, autolaadkraan, grondverzetmachine en verreiker) benoemen en de kenmerken en toepassingen hiervan beschrijven.

      • De kandidaat kan, eventueel aan de hand van een afbeelding, de typen mobiele kranen benoemen en hiervan de kenmerken en toepassingen beschrijven

    • 3.2. De kandidaat kan hijsmiddelen en uitrustingsstukken herkennen en benoemen en de toepassing hiervan omschrijven.

      • De kandidaat kan, eventueel aan de hand van een afbeelding, hijsmiddel- en uitrustingsstukken van de mobiele kraan herkennen en benoemen.

      • De kandidaat kan de functie van hijsmiddel- en uitrustingsstukken van de mobiele kraan omschrijven.

    • 3.3. De kandidaat kan omschrijven hoe op een veilige manier hijswerkzaamheden met een mobiele kraan uitgevoerd moeten worden. (KO-vraag)

      • De kandidaat kan uiteenzetten waarom aan de gegeven veiligheidsaspecten moet worden voldaan.

      • De kandidaat kan omschrijven waarom aan de volgende aanvullende veiligheidsmaatregelen moet worden voldaan als hij met de mobiele kraan:

        • * een last buiten het gezichtsveld plaatst

        • * hijswerkzaamheden verricht nabij spoor en/of hoogspanningsleidingen.

        • * op een werk staat met meerdere kranen hijsen met een werkbak

      • De kandidaat kan, gegeven een situatie, bepalen in welke situatie welke persoonlijke beschermingsmiddelen gedragen moeten worden.

      • De kandidaat kan, gegeven de dichtheid van de materialen, de massa berekenen.

      • De kandidaat kan, gegeven een situatie, risico’s en maatregelen bepalen met betrekking tot de vorm, constructie, samenstelling en bijzondere eigenschappen van lasten.

    • 3.4. De kandidaat kan bepalen hoe een mobiele kraan verplaatst moet worden.

      • De kandidaat kan gegeven een situatie bepalen:

        • * of een mobiele kraan verplaatst kan worden

        • * of een mobiele kraan opgebouwd verreden kan worden met of zonder last

        • * of een weg of terrein geschikt is om over te rijden

        • * of een mobiele kraan kan rijden over verschillende soorten terrein (met vermelding van de

      De kandidaat kan gegeven een situatie bepalen wat de juiste aandrijving is.

      • De kandidaat kan de aandachtspunten noemen bij montage, gebruik, demontage en transport van de hulpgiek.

      • De kandidaat kan beschrijven hoe, conform de voorwaarden en de instellingen genoemd in de gebruiksaanwijzing, gereden moet worden.

    • 3.5. De kandidaat kan de functie en de werking van de hoofdonderdelen van de mobiele kraan uiteenzetten.

      • De kandidaat kan de werking van hoofdonderdelen en systemen van de mobiele kraan uiteenzetten.

      • De kandidaat kan opnoemen wanneer veranderingen in de stabiliteits-, het last- en het kantelmoment van een mobiele kraan kan optreden.

      • De kandidaat kan de gevolgen van veranderingen in de stabiliteits-, het last- en het kantelmoment van een mobiele kraan bepalen.

  • 4. De kandidaat kan de veiligheids- en milieuaspecten van het werken met een mobiele kraan benoemen en interpreteren. RV-2, FK-3, BK-10

    • 4.1 De kandidaat kan de veiligheidseisen van de mobiele kraan, hijslast en hijsgereedschappen interpreteren.

      • De kandidaat kan begrippen definiëren:

        • * stabiliteit

        • * kantelmoment

        • * vlucht

        • * stabiliteitsmoment

        • * stempelbasis

        • * hijsgereedschap

        • * werklast

        • * kantellijn en kantelhoek

        • * hijsmiddel

        • * lastmoment

      • De kandidaat kan m.b.t. het bedienen en keuren van mobiele kranen en het daarbij behorende hijs- en hefgereedschap de wettelijke verplichtingen interpreteren en de werkingssfeer beschrijven van deze wettelijke verplichtingen.

      • De kandidaat kan uiteenzetten waarop hij hijsgereedschap moet controleren.

      • De kandidaat kan uiteenzetten waarop hij de hijslast moet controleren.

      • De kandidaat kan de functie en inhoud van het kraanboek met bijbehorende documenten omschrijven.

    • 4.2. De kandidaat neemt zijn verantwoordelijkheid met betrekking tot het hijsplan en zijn administratieve verplichtingen.

      • De kandidaat kan bepalen welke gegevens in het hijsplan van belang zijn bij de uitvoering van werkzaamheden met de kraan.

      • De kandidaat kan opnoemen welke administratieve verplichtingen hij in het kader van zijn beroepsuitoefening heeft.

    • 4.3. De kandidaat kan beschrijven hoe een mobiele kraan na hijswerkzaamheden achtergelaten moet worden.

      • De kandidaat kan de maatregelen noemen die gelden bij het achterlaten van een mobiele kraan.

    • 4.4. De kandidaat kan de veiligheidssystemen van de mobiele kraan noemen en de functie van de LMB uiteenzetten. KO-vraag

      • -De kandidaat kan delen van het beveiligingssysteem van een mobiele kraan noemen.

      • -De kandidaat kan de functie van de lastmomentbeveiliging van de mobiele kraan uiteenzetten.

      • -De kandidaat kan uiteenzetten welke beveiligingen op de mobiele kraan aanwezig moeten zijn en wat de functie hiervan is.

    • 4.5. De kandidaat kan uiteenzetten hoe met en aan een mobiele kraan milieuverantwoord moet worden gewerkt.

      • De kandidaat kan milieu- en veiligheidsvoorschriften interpreteren die hij moet toepassen bij het verplaatsen van milieubelastende stoffen.

      • De kandidaat kan verklaren waarom milieuverantwoord werken van belang is.

  • 5. De kandidaat kan de onderhouds- en storingsaspecten van een mobiele kraan herkennen, interpreteren en benoemen. FK-2, BK-6

    • 5.1 De kandidaat kan omschrijven hoe en waaraan dagelijks onderhoud aan een mobiele kraan verricht moet worden.

      • De kandidaat kan het dagelijks onderhoud aan de mobiele kraan omschrijven.

      • De kandidaat kan opnoemen welke schoonmaakwerkzaamheden aan de mobiele kraan moeten worden uitgevoerd.

    • 5.2. De kandidaat kan beschrijven hoe storingen aan een mobiele kraan herkend kunnen worden en in relatie hiermee beschrijven hoe gehandeld moet worden.

      • De kandidaat kan samenvatten hoe hij een storingsdiagnose aan onderdelen van een mobiele kraan moet uitvoeren.

      • De kandidaat ziet in hoe, gegeven de aard van de storing, gehandeld moet worden, d.w.z.:

        • * werkzaamheden stoppen

        • * zelfstandig repareren van de storing

        • * inschakelen technische dienst

      • De kandidaat kan uiteenzetten hoe hij ontoelaatbare slijtage kan signaleren aan onderdelen van de mobiele kraan.

      • De kandidaat kan opsommen wat in een storingsmelding vermeld moet worden.

Toetstermen Praktijkexamen

(Sub)eindtermen

Zie activiteiten

De kandidaat kan:

1

2

3

4

5

6

7

8

9

1 de voorbereidingen treffen op de werkplek voorafgaand aan het werken met een mobiele kraan.

 

x

x

x

 

x

 

x

 

2. hijswerkzaamheden uitvoeren met een mobiele kraan.

         

x

x

x

x

3. hijsgereedschappen bevestigen aan een mobiele torenkraan.

     

x

x

 

x

   

4.dagelijkse controle en onderhoud verrichten aan een mobiele kraan.

   

x

x

   

x

   

5. zelfstandig een mobiele kraan verplaatsen.

       

x

x

     

6. storingen herkennen aan een mobiele torenkraan en in relatie hiermee handelend optreden.

 

x

x

x

x

x

x

x

 

7. veiligheidsmaatregelen hanteren bij het werken met en aan een mobiele torenkraan.

 

x

x

x

   

x

x

x

8. een mobiele torenkraan na hijswerkzaamheden volgens de wettelijke -voorschriften achterlaten

 

x

x

           

Het praktijkexamen bestaat uit de volgende activiteiten:

1.

Doornemen opdracht

6.

Praktijk hijsopdrachten

2.

Aanvangscontrole van de machine (visueel)

7.

Assisteren last verplaatsen

3.

Onderhoud van de machine

8.

Praktijk hijsopdrachten

4.

Controle en inspectie hijsgereedschap

   

5.

Opstellen en gebruiksklaar maken van mobiele kraan

10.

Machine achterlaten

In de tabel is een overzicht gegeven van de verdeling van de eindtermen over de activiteiten van de praktijkexamens machinist mobiele kraan. Doordat eindtermen onderverdeeld zijn in toetstermen, is een eindterm vaak over meerdere activiteiten verdeeld. Daardoor is een eindterm meestal niet door een activiteit afgedekt.

Verklaring van codes:

  • * RV = opdracht reproductieve vaardigheden

  • * PV = opdracht productieve vaardigheden

  • 1. De kandidaat kan de voorbereidingen treffen op de werkplek voorafgaande aan het werken met een mobiele kraan. RV-9, PV-1

    • 1.1 een hijsplan uitvoeren gelet op:

      • plaats en afmetingen van de hijslocatie(s)

      • plaats en afmetingen van de obstakels

      • afmetingen, vorm, massa en zwaartepunt van de last

      • soort, afmetingen, vorm en massa van het hijsgereedschap.

    • 1.2. controleren van de wettelijk voorgeschreven documenten.

    • 1.3. het werkterrein afzetten.

    • 1.4. overleggen met de uitvoerder (examinator) over de werkzaamheden, o.a. over: de aard van de te hijsen materialen de ligging van ondergrondse kabels en leidingen

    • 1.5. aan de hand van de omgevingsfactoren de terreinomstandigheden vaststellen:

      • de ligging van boven- en ondergrondse leidingen

      • de plaats en afmetingen van obstakels de aanwezigheid van mensen en verkeer op en naast het werkterrein

    • 1.6. de afmetingen, massa en zwaartepunt van de last inschatten.

    • 1.7. de keuze en de soort van het hijsgereedschap vaststellen.

    • 1.8. hulp- en uitrustingsstukken aanbrengen aan de mobiele kraan.

    • 1.9. de volgende gegevens uit een hijstabel van een mobiele kraan bepalen:

      • de vlucht

      • de hijshoogte

      • de werklast in relatie tot vlucht en/of hoogte

      • contragewicht.

    • 1.10. de mobiele kraan veilig en volgens de gebruiksaanwijzing opstellen, rekening houdend met de omgevingsfactoren.

    • 1.11. controleren of de juiste waarschuwingstekens of -borden op en om de kraan zijn aangebracht.

    • 1.12. de wijze van uitvoering van het werk vaststellen.

  • 2. De kandidaat kan hijsmiddelen en uitrustingsstukken herkennen, benoemen en controleren op veiligheidseisen RV-1

    • 2.1 De kandidaat kan, eventueel aan de hand van een afbeelding, herkennen en formuleren wat de functie is van hijsgereedschappen en uitleggen hoe deze gebruikt moeten worden

  • 3. De kandidaat kan werk uitvoeren met een mobiele kraan. KO-opdracht RV-12

    • 3.1 De kandidaat kan hijswerkzaamheden uitvoeren met een mobiele kraan.

      • 3.1.1 hijswerkzaamheden met de mobiele kraan uitvoeren.

      • 3.1.2 wettelijk voorgeschreven hand- en armseinen geven en aan ontvangen hand- en armseinen het juiste gevolg geven.

      • 3.1.3 communiceren met behulp van portofoons.

      • 3.1.4 op basis van vorm, massa en materiaal van de te hijsen last de benodigde hijsgereedschappen kiezen.

      • 3.1.5 het hijsgereedschap controleren op:

        • de weergave van de toegestane werklast op het hijsgereedschap

        • visuele beschadigingen of manco’s

        • aanwezigheid van een CE-markering, certificaat en inspectierapport

      • 3.1.6 de hijstabel controleren of de mobiele kraan de werkzaamheden kan uitvoeren.

      • 3.1.7 3.1.7. met de mobiele kraan een last optoppen en aftoppen.

      • 3.1.8 met de mobiele kraan een last in een doel plaatsen.

      • 3.1.9 met de mobiele kraan een last tussen obstakels door manoeuvreren.

      • 3.1.10 met de mobiele kraan een slingerbeweging beheersen.

      • 3.1.11 met een mobiele kraan een last van horizontaal naar verticaal verplaatsen.

    • 3.2. De kandidaat kan hijsgereedschappen bevestigen aan een mobiele kraan.

      Hijsgereedschappen aan de kraanhaak bevestigen en met behulp daarvan een last aanslaan.

    • 3.3. De kandidaat kan zelfstandig een mobiele kraan verplaatsen.

      • 3.3.1 de mobiele kraan rijklaar maken.

      • 3.3.2. de mobiele kraan zelfstandig verplaatsen op de examenlocatie.

    • 3.4. De kandidaat kan een mobiele kraan na hijswerkzaamheden volgens de bedrijfsvoorschriften achterlaten.

      Na afloop van de werkzaamheden de mobiele kraan op de juiste wijze achterlaten conform de wettelijke voorschriften.

  • 4. De kandidaat kan de veiligheids- en milieuaspecten van het werken met een mobiele kraan benoemen en interpreteren. RV-2

    • 4.1 De kandidaat kan veiligheidsmaatregelen hanteren bij het werken met en aan een mobiele kraan.

      • neemt de veiligheidsvoorschriften in acht bij het dagelijks onderhoud en tijdens het werken met de mobiele kraan.

  • 5. De kandidaat kan de onderhouds- en storingsaspecten van een mobiele kraan herkennen, interpreteren en benoemen. RV-5, PV-1

    • 5.1 De kandidaat kan dagelijkse controle en onderhoud verrichten aan een mobiele kraan.

      • 5.1.1 aanwijzen welke delen van de kraan dagelijks onderhouden moeten worden en welke verrichtingen daarbij uitgevoerd moeten worden.

      • 5.1.2 de werking van systemen van de mobiele kraan controleren.

    • 5.2. De kandidaat kan storingen herkennen aan een mobiele kraan en in relatie hiermee handelend optreden.

      • 5.2.1 aan de hand van de gebruiksaanwijzing een storingsdiagnose op hoofdonderdelen opstellen op basis van visuele en auditieve controle aan de systemen van een mobiele kraan.

      • 5.2.2 aan de hand van de gebruiksaanwijzing demonstreren hoe (kleine) storingen aan de mobiele kraan verholpen kunnen worden.

      • 5.2.3 storingen zodanig aan een monteur of de technische dienst doorgeven dat deze een eenduidig en helder beeld van de storing krijgt. Dit door aan te geven:

        • * wat de uitval van c.q. waar in het systeem is

        • * wat visueel waarneembaar is aan de kraanconstructie (onderdelen)

        • * of en waar lekkages waarneembaar zijn

        • * welke acties / reparaties zijn ondernomen.

      • 5.2.4. bij storingen aan de mobiele kraan aan de hand van de gebruiksaanwijzing bepalen welke van de volgende acties hij moet ondernemen:

        • * beoordelen of hij wel of niet verantwoord kan doorwerken

        • * storing zelfstandig oplossen

        • * de monteur of technische dienst voor de storing inschakelen.

10.2 Beoordelingsmethode

Het theorie-examen wordt schriftelijk afgenomen en bestaat uit 50 meerkeuzevragen op basis van de toetstermen zoals omschreven in punt 10.1. Het theorie-examen wordt uitsluitend verstrekt vanuit de TCVT-itembank. De maximale tijd om het theorie-examen af te leggen bedraagt 90 minuten. De maximale waardering voor de meerkeuzevragen is 50 punten (1 punt per goed antwoord). Een kandidaat is geslaagd indien hij 40 punten of meer heeft behaald en alle KO-vragen goed heeft beantwoord. Het resultaat wordt in een voldoende/onvoldoende tot uiting gebracht. Het praktijkexamen wordt uitsluitend verstrekt vanuit de TCVT-itembank. De examenopdrachten moeten binnen 240 minuten worden uitgevoerd. De TCVT examinatoren-instructie bepaald de beoordeling van het praktijkexamen.

De volgende zaken komen op het praktijkexamen aan de orde:

Algemeen

De kandidaat wordt ingelicht welk type machine hij kan verwachten.

  • Heeft de kandidaat instructie gehad over de machine waar examen mee wordt gedaan? Zo niet dan geen examen afnemen!

  • De kandidaat wordt verteld wat de maximale tijdsduur van het examen is.

  • Bij een vermoeden van onvoldoende kennis bij de kandidaat moet de examinator de kandidaat bevragen naar de motivatie van zijn keuzes.

  • De examenopdracht wordt in het bijzijn van de kandidaat bekend gemaakt (uit de verzegelde envelop gehaald).

  • Indien een kandidaat tijdens het examen een KO heeft gekregen, wordt dit pas NA het examen meegedeeld.

Proces Verbaal

De examinator moet altijd een proces verbaal invullen, ook als er geen bijzonderheden te vermelden zijn. De CKI neemt geen verzoeken tot verstrekking van het certificaat van vakbekwaamheid in ontvangst zonder een bijgaand proces-verbaal. Op het proces-verbaal staat ook de tijdsduur van het afgenomen examen. Indien het examen 30 minuten of eerder gereed is dan de aangegeven tijd, dient de reden hiervan expliciet in het proces verbaal te worden opgenomen.

Het praktijkexamen betreft de volgende onderdelen:

  • 1. kennismaken en doornemen opdracht

  • 2. aanvangscontrole van de mobiele kraan en de daarbij behorende documenten

  • 3. onderhoud en werking van de mobiele kraan

  • 4. hijsgereedschap

  • 5. positioneren op de hijsplek en gebruiksklaar maken van de mobiele kraan (KO-opdracht)

  • 6. hijsopdracht 1 (KO-opdracht)

  • 7. assisteren last verplaatsen

  • 8. hijsopdracht 2 (KO-opdracht)

  • 9. mobiele kraan achterlaten

10 veiligheid (KO-onderdeel)

10.3 Cesuur

Waardering resultaat

Het resultaat van zowel het theorie- als het praktijkexamen wordt in voldoende/onvoldoende tot uiting gebracht. Kandidaten die voor het onderdeel theorie of praktijk of beide onderdelen geen voldoende hebben behaald, hebben recht op een herexamen. Hierbij gelden de eisen zoals gesteld in artikel 4.2

Geldigheidsduur van het resultaat van het examen

Een kandidaat kan tot uiterlijk 6 maanden na het behalen van een voldoende resultaat voor zijn praktijk- of theorietoets, herexamen doen voor het nog als onvoldoende gekwalificeerde examengedeelte theorie of praktijk. In dit geval kan de kandidaat, binnen de gestelde termijn van 6 maanden, maximaal twee maal een herexamen aanvragen. Hierna, of na het verstrijken van de termijn, moet een volledig examen (zowel theorie als praktijk) worden afgelegd. Er is geen maximum verbonden aan het aantal gecombineerde praktijk- en theorie-examens.

Cesuur praktijk

Bij het praktijkexamen dient voor alle onderdelen een voldoende gehaald te worden. Elk onderdeel wordt beoordeeld aan de hand van een beoordelingsprotocol. Hierop is het algoritme van de handelingen die de kandidaat moet verrichten beschreven. Aan de verschillende handelingen zijn beoordelingscriteria toegevoegd en een puntenwaardering. Elk onderdeel kent zo een puntenwaardering die is vastgelegd op het beoordelingsprotocol. Om een voldoende te halen dient voor elk onderdeel minimaal 70% van de punten gescoord te worden en mag de kandidaat geen KO te hebben.

11. Hercertificatie

11.1 Toetstermen hercertificatie

Om als certificaathouder voor hercertificatie in aanmerking te komen, dient te worden aangetoond dat in die vijf (5) jaar door de certificaathouder aan alle volgende voorwaarden is voldaan:

  • 1. Scholing:

    • Twee (2) scholingsdagen (4 dagdelen) zijn gevolgd bij een door TCVT erkend scholingsinstituut, en

    • één scholingsdag (2 dagdelen) wordt gevolgd in de eerste 36 maanden van de periode van vijf jaar, en

    • de tweede scholingsdag wordt gevolgd na de 36ste maand van de periode van vijf jaar, en

    • in de scholingsdagen zijn alle eindtermen en actuele ontwikkelingen m.b.t. dit schema opgenomen, en

    • van de gevolgde scholing ontvangt de deelnemer een bewijs van deelname van de TCVT erkende opleider en wordt dit aangetekend in het TCPR-boekje.

  • 2. Praktijkervaring:

    • in de periode van vijf (5) jaar dat het certificaat geldig is, moet de certificaathouder tenminste acht kwartalen hebben gewerkt in de functie die op het certificaat is vermeld, en

    • van deze acht kwartalen moeten tenminste twee kwartalen vallen in de laatste drie jaar van de periode van vijf jaar, en

    • de praktijkervaring kan worden aangetoond door aantekening van de praktijkervaring van de certificaathouder in het TCPR-boekje of in het TCVT Praktijkregister. Deze praktijkervaring moet minimaal elke drie maanden door de werkgever worden getoetst op waarheid en worden geparafeerd.

Indien de houder niet kan aantonen over voldoende praktijkervaring te beschikken in de laatste vijf jaar, dan kan hij via een praktijktoets aantonen nog steeds voldoende vakbekwaam te zijn.

11.2 Beoordelingsmethode

Hercertificatie kan als volgt worden ingevuld:

  • Indien de positieve hercertificatie beslissing valt binnen twee maanden voor de vervaldatum, dan is de vervaldatum tevens de ingangsdatum van het hernieuwde certificaat.

  • Indien de positieve certificatiebeslissing valt voor de twee maanden voorafgaand aan de vervaldatum, dan is de datum van de certificatiebeslissing de ingangsdatum van het hernieuwde certificaat.

Wanneer door omstandigheden het persoonscertificaat van de machinist is verlopen zonder tijdige hercertificatie en de machinist alsnog in het bezit wil komen van een persoonscertificaat is er een dispensatieregeling mogelijk. Daartoe dient de machinist een aanvraag in bij een certificatie-instelling. Deze aanvraag wordt vervolgens voorgelegd aan TCVT Werkkamer 4 Vakbekwaamheid die een advies opstelt. Dit advies wordt vervolgens voorgelegd aan de certificatie-instelling die aansluitend een besluit neemt over de (her-) verlening van het persoonscertificaat.

11.3 Controle op de registratie van de praktijkervaring bij hercertificatie

Bij de aanvraag voor hercertificatie dient het origineel TCPR-boekje met de daarin opgenomen registraties van de praktijkervaring te worden voorgelegd aan de certificatie-instelling. De ontvangst wordt binnen een kalenderweek bevestigd met een verklaring, waarmee opdrachtgevers kunnen worden geïnformeerd over de reden van de afwezigheid van het originele TCPR-boekje. De CKI controleert de registraties en toetst of voldaan wordt aan de vereiste praktijkervaring en bericht de aanvrager binnen een kalenderweek over het resultaat. Bovendien zal de certificatie-instelling ongeacht of het een machinist als werknemer of als zelfstandige machinist betreft, bij de aanvraag voor hercertificatie, onaangekondigd een 5% steekproefsgewijze controle uitvoeren op de betrouwbaarheid van de invulling van praktijkervaring. Voor de registratie van de praktijkervaring dient er een deugdelijke administratie gevoerd te worden. Deze dient minimaal 5 jaar beschikbaar te blijven.

12. Het certificaat

Gegevens:

Minimaal dienen de volgende gegevens op het certificaat vermeld te zijn:

  • Naam van de gecertificeerde persoon incl. geboorte datum;

  • Eenduidig documentnummer;

  • Naam van de CKI die het certificaat verleend heeft;

  • Referentie naar de normen waaraan getoetst wordt;

  • Scope van het certificaat, inclusief de geldigheidscondities;

  • De ingangsdatum van het certificaat en de datum waarop het certificaat ophoudt geldig te zijn.

Teksten:

Op het certificaat dient vermeld te worden, dat de CKI verklaard dat de betreffende persoon voldoet aan de eisen uit het werkveldspecifieke certificatieschema en indien relevant of het ging om een hercertificatie.

13. Geldigheidscondities

Gedurende de looptijd gelden de volgende condities waar de certificaathouder zich aan moet houden. Indien niet voldaan wordt aan deze condities kan dit consequenties hebben voor het certificaat. Na een positief certificatie besluit ontvangt de kandidaat binnen 4 weken een TCVT-certificaat en een TCPR-boekje. Beide documenten zijn wettig bewijsmiddel. De gegevens (inclusief intrekking van het certificaat) van de deelnemer worden geregistreerd in het TCVT personenregister.

Verwijdering uit het register

Onderstaand zijn de condities aangegeven voor de verwijdering uit het TCVT certificaatregister.

Certificaathouders die niet voldoen aan de eisen die met het certificaat samenhangen, worden verwijderd uit het register van certificaathouders. De volgende redenen kunnen leiden tot verwijdering uit het register:

  • a. Het niet kunnen aantonen werkzaam te zijn als machinist in de beroepsspecialisatie waarvoor het certificaat geldig is.

  • b. Het niet nakomen van verplichtingen jegens de certificatie-instelling;

  • c. Het misbruik maken of laten maken van het certificaat;

  • d. Het verstrekken van onvolledige of onjuiste gegevens aan de certificatie-instelling;

  • e. Het ongeschikt blijken voor de uitoefening van de met het certificaat samenhangende beroepsvaardigheden;

  • f. Het niet voldoen aan de eisen zoals geformuleerd onder hercertificatie (11).

Deze condities dienen te zijn opgenomen in de certificatieovereenkomst tussen certificatie instelling en certificaathouder.

Overige voorwaarden voor certificaathouders

De houder van het certificaat dient misbruik van het certificaat door derden tegen te gaan en vermissing van dit certificaat schriftelijk binnen 10 dagen aan de certificatie-instelling te melden. De houder van het certificaat machinist verticaal transport is verplicht veranderingen van woonplaats en huisadres schriftelijk te melden aan de certificatie-instelling. De houder van het certificaat machinist verticaal transport dient door derden tegen hem/haar ingediende klachten, die met de strekking van dit certificaat verband houden, te melden aan de certificatie-instelling die het betreffende certificaat heeft afgegeven.

BIJLAGE 8, BEHOREND BIJ DE MINISTERIËLE REGELING VAN 19 JULI 2012, NR. G&VW/GW/2012/10964, HOUDENDE WIJZIGING VAN DE ARBEIDSOMSTANDIGHEDENREGELING IN VERBAND MET DE GEFASEERDE INVOERING VAN HET STELSEL VAN CERTIFICATIE (FASE 3)

Bijlage XVIIh behorend bij artikel 7.7, tweede lid onder h, Arbeidsomstandighedenregeling

Werkveldspecifiek certificatieschema voor het persoonscertificaat Machinist Grote Funderingsmachine

Document: WSCS-VT Machinist Grote Funderingsmachine: 2012, versie 01

Onder beheer van:

CCvD-TCVT

p/a Stichting TCVT

Postbus 154

3990 DD Houten

www.TCVT.nl

INHOUD

1.

INLEIDING

133

2.

DEFINITIES

133

3.

Werkveldspecifieke kenmerken

134

4.

Certificatiereglement

138

5.

Examenreglement

141

6.

Toezicht

143

     
 

DEEL II: NORMEN

145

7.

Onderwerp van certificatie

145

8.

Entreecriteria

145

9.

Eindtermen

145

10.

toetsmethodiek bij initiële certificatie

147

11.

Hercertificatie

151

12.

Het certificaat

152

13.

Geldigheidscondities

152

1. Inleiding

Dit werkveldspecifieke certificatieschema voor personen is door het CCvD-TCVT opgesteld.

Het betreft certificatie van vakbekwaamheid op het gebied van veilig werken door een machinist met een grote funderingsmachine. Door het ministerie van SZW is het schema vastgesteld. Dit vastgestelde schema vervangt daarmee eerdere versies.

De te certificeren vakbekwaamheid betreft het veilig uitvoeren van funderings- en/of hijswerkzaamheden op bouwplaatsen met een funderingsmachine:

  • met een eigen massa inclusief uitrusting en funderingselement van gelijk aan of

  • meer dan 30 ton, of

  • met een totale hoogte van gelijk aan of meer dan 10 meter, of

  • die funderingselementen gelijk aan of langer dan 10 meter verwerkt.

Het certificatiesysteem van de certificatie-instelling (CKI) moet zijn gestructureerd in overeenstemming met de eisen uit de WDAT-VT-Personen: 2012, versie 1 in het kader van verticaal transport.

2. Definities

Begrip of afkorting

:

Betekenis

Aanvrager van een

certificaat

:

De (rechts)persoon die bij de certificatie-instelling een aanvraag doet voor het afgeven van een persoonscertificaat van vakbekwaamheid.

Aanwijzing

:

Aanwijzing van een instelling bij of krachtens wettelijk voorschrift door de minister van SZW.

Beoordeling

:

Beoordeling (initiële, of her-) door de CKI op basis van het door de minister van SZW vastgestelde WDA&T.

BHST

:

Stichting die een wettelijke certificatieregeling beheert: TCVT.

Centraal College van Deskundigen (CCvD)

:

Het college, onderdeel van en/gefaciliteerd door BHST, dat belanghebbende partijen in een bepaalde sector of branche de mogelijkheid biedt tot deelname bij het opstellen en onderhouden van werkveldspecifieke documenten op zodanige wijze dat sprake is van een evenwichtige en representatieve vertegenwoordiging van deze partijen. In casu het CCvD-TCVT.

Centrale Examen Commissie (CEC)

:

Commissie binnen de structuur van de BHST die een centrale itembank ontwikkelt en beheert.

Certificaat

:

Een certificaat in de zin van artikel 20 Arbowet en artikel 7 Warenwet (artikel 6e Warenwetbesluit machine).

Daarnaast moet een certificaat beschouwd worden als een verklaring van overeenstemming (conformiteitsverklaring) zoals bedoeld in relevante ISO en EN normen.

Certificaathouder

:

Persoon die in het bezit is van een geldig wettelijk verplicht certificaat.

Certificatieproces

:

Alle activiteiten via welke een CKI beoordeelt en besluit of een persoon, product of systeem voldoet en blijft voldoen aan de normen, zoals opgenomen in het werkveldspecifieke certificatieschema.

Certificatiereglement

:

Bepalingen voor de uitvoering van het certificatieproces en de relaties tussen kandidaat en CKI.

Certificatiesysteem

:

Set van procedures en middelen benodigd om het certificatieproces uit te voeren per certificatieschema, dat leidt tot de uitgifte van een certificaat van vakbekwaamheid, inclusief onderhoud.

Certificerings en

Keuringsinstelling (CKI)

:

Kalibratie- of conformiteitsbeoordelingsinstellingen zoals certificatie-instellingen, keuringsdiensten van gebruikers, laboratoria, inspectie-instellingen en testinstituten.

Cesuur

:

De grens tussen de hoogste toetsscore waaraan een onvoldoende en de laagste toetscore waaraan een voldoende wordt toegekend.

Competentie

:

Gedemonstreerd vermogen om kennis en vaardigheden toe te passen en, waar relevant, gedemonstreerde persoonlijke eigenschappen, zoals gedefinieerd in het certificatieschema.

Controle

:

Periodieke beoordeling door de CKI’s tegen de voor beoordeling geldende regels van de minister (WDA&T).

Eindtermen

:

Een omschrijving van het geheel aan kennis, vaardigheden en houdingen van een specifiek vakbekwaamheidgebied ten behoeve van het toetsen van examenkandidaten.

Entreecriteria

:

Criteria, zoals vooropleiding en werkervaring, waaraan de kandidaat moet voldoen om toegelaten te worden tot het certificatieproces.

Examen

:

Het geheel van toetsopgaven (toetsvragen en/of toetsopdrachten), bedoeld om de individuele kandidaat te kunnen beoordelen in de mate waarin hij of zij aan de eindtermen conform de normen voldoet.

Examencommissie

:

Commissie binnen de structuur van de CKI onder wiens verantwoordelijkheid de examens worden afgenomen.

Examenprotocol

:

Bepalingen voor de uitvoering van examens in de relatie tussen de BHST en de exameninstelling.

Examenreglement

:

Bepalingen voor de uitvoering van examens in de relatie tussen de kandidaat en de exameninstelling.

Examinatoreninstructie

:

Bepalingen voor de uitvoering van examens in de relatie tussen de examinator en de exameninstelling.

Funderingselementen

:

Funderingselementen kunnen bestaan uit materiaal zoals hout, kunststof, beton (geprefabriceerd of in het werk gestort) of staal (buizen of profielen). Bovendien kunnen funderingselementen een verbindingsstuk hebben om het mogelijk te maken ze te verlengen.

Funderingsmachine

:

Machine geschikt voor de volgende toepassingen:

– het aanbrengen van funderingen, afsluitende en/of kerende wanden, gronddraagkrachtverbeteringen enz. door gebruik van palen of andere langwerpige elementen;

– het verwijderen van palen of andere langwerpige elementen;

– het installeren van drainage- of injectie-elementen.

Funderingsmachine groot

:

Funderingsmachine:

– met een eigen massa inclusief uitrusting en funderingselement van gelijk aan of meer dan 30 ton, of

– met een totale hoogte van gelijk aan of meer dan 10 meter, of

– die funderingselementen gelijk aan of langer dan 10 meter verwerkt.

Funderingsmachine klein

:

Funderingsmachine:

– met een eigen massa inclusief uitrusting en funderingselement van minder dan 30 ton, en

– met een totale hoogte van minder dan 10 meter, en

– die funderingselementen korter dan 10 meter verwerkt.

KO

:

Knock-out: onjuist antwoord op een examenvraag die direct tot gevolg heeft dat de kandidaat voor het betreffende examenonderdeel zakt.

Lastmoment

:

Het product van de last en de horizontale afstand tussen de verticale projectie van de hartlijn van de hijshaak en het hart van de draaikrans of het punt of de lijn gelegen midden tussen de gunstige kantellijn aan de lastzijde en de ondersteuning van de onderwagen die zich tijdens bedrijf het verst van die kantellijn vandaan bevindt.

Risicoanalyse

:

Analyse waaruit motivatie voor keuzes in werkveldspecifiek probleemgebied, blijkt, op te nemen in het beoogde certificatieschema.

TCPR

 

TCVT Certificatie Personen Register

Toezicht

:

Het verzamelen van de informatie over de vraag of een handeling of zaak voldoet aan de daaraan gestelde eisen, het zich daarna vormen van een oordeel daarover en het eventueel naar aanleiding daarvan interveniëren.

TSJ

 

TCVT Schema Journaal: annotatie op een TCVT schema.

Vakbekwaamheidsgebied

:

Aanduiding van het werkveld, de functie, of een geheel aan taken waar bepaalde vakbekwaamheidseisen op betrekking hebben.

Vakbekwaamheidseisen

:

De eisen die, binnen een bepaald werkveld of een bepaalde beroepsgroep, gesteld worden aan personen met betrekking tot hun kennis, vaardigheden en houdingen inzake specifieke handelingen of taken.

Verklaring

:

De EG-verklaring van typeonderzoek of EG-verklaring overeenstemming als bedoeld in het bij of krachtens de Machinerichtlijn of enige andere EU-product-richtlijn bepaalde.

Werkveldspecifiek certificatieschema

:

Term gebruikt door SZW voor een certificatieschema dat door de minister van SZW is geaccepteerd te gebruiken binnen een specifieke aanwijzing als CKI voor personen, producten of systemen.

WDAT-VT-Personen

:

Werkveldspecifiek document voor aanwijzing en toezicht (WDA&T) op de certificatie- en keuringsinstellingen die personen certificeren in het kader van verticaal transport.

Document: WDAT-VT-Personen: 2012, versie 01.

WDAT-VT-Producten

:

Werkveldspecifiek document voor aanwijzing en toezicht (WDA&T) op de certificatie- en mobiele kranen, torenkranen en/of hijs- en hefwerktuigen voor beroepsmatig personenvervoer en/of tijdelijke personen(bouw)liften periodiek keuren in het kader van verticaal transport.

Document: WDAT-VT-Producten: 2012, versie 01.

3. Werkveldspecifieke kenmerken

Hijsen is een risicovolle beroepsactiviteit. Om het maatschappelijke belang -veiligheid en gezondheid van en rondom de arbeid- te waarborgen, is door de overheid gekozen voor een wettelijk verplichte certificatieregeling voor de borging van de vakbekwaamheid van machinist mobile kraan.

3.1 Beschrijvingschema

Het WSCS-VT Machinist Grote Funderingsmachine is door TCVT voorgesteld en door het ministerie van SZW -inclusief eventuele aanpassingen- vastgesteld. De minister van SZW kan ook op eigen initiatief wijzigingen aanbrengen in de vastgestelde documenten. Dit vastgestelde schema vervangt eerdere versies.

3.2 Actieve partijen

Binnen het kader van dit werkveldspecifieke certificatieschema zijn actief:

  • BHST TCVT, hierna TCVT

  • CCvD TCVT, hierna CCvD

  • Werkkamer 4 TCVT vakbekwaamheid

3.3 Risicoanalyse en afbreukrisico

Het uitvoeren van funderingswerken is een risicovolle activiteit. Er zijn in het proces van werkzaamheden met grote funderingsmachines verschillende omstandigheden te onderscheiden met daarbij behorende specifieke risico’s: Het uitvoeren van funderingswerken is een risicovolle activiteit. Er zijn in het proces van werkzaamheden met funderingsmachines verschillende omstandigheden te onderscheiden met daarbij behorende specifieke risico’s:

Tijdens het monteren en demonteren

Tijdens het monteren en demonteren wordt in het algemeen gewerkt zijdelings van de bouwplaats of op de bouwstraat. Er wordt vaak gebruik gemaakt van een mobiele kraan, autokraan of wiellader. Ook wordt de basismachine gebruikt voor laden, lossen en uitleggen van de te monteren makelaar en/of giekdelen. Er zijn geen extra risico’s voor het personeel en de machines welke met deze werkzaamheden bezig zijn. Als wordt gewerkt binnen het valbereik van een andere funderingsmachine moet het uitvoerende personeel van deze machine steeds bij een verhoogd risico de personen bij de op te bouwen machine hiervan in kennis stellen.

Tijdens het oprichten en strijken

Tijdens het oprichten en strijken van de machine mogen geen andere werkende machines noch andere dan bij het funderingswerk betrokken personen binnen het valbereik van de machine aanwezig zijn.

Bij het uitleggen en verplaatsen van rijplaten en/of draglineschotten

Bij het uitleggen en verplaatsen van rijplaten en/of draglineschotten mogen zich geen personeel en machines binnen de draaicirkel van de machine en de last bevinden. Alleen degene die aanwijzingen geeft aan de machinist bevindt zich nabij de last en in het zichtveld van de machinist. De machine heeft een hoger risico, daar zowel versnellings- en vertragingsmomenten als schuine reeptrek kunnen optreden. Overige personen en machines dienen te worden gewaarschuwd. Het is aan te bevelen deze werkzaamheden uit te voeren als (de) andere machine(s) stil staan of onder optimaal veilige werkomstandigheden opereren.

In verband met de stabiliteit van de machine en de beloopbaarheid door het personeel dienen de draglineschotten bij voorkeur aaneengesloten te liggen.

Bij het verplaatsen van de machine naar een (andere) werklocatie (ook van paal naar paal)

Voor het verplaatsen van de machine naar een werklocatie (ook van paal naar paal) geldt in principe hetzelfde als voor het uitleggen en verplaatsen van rijplaten en draglineschotten.

Bij het in- en uithijsen van funderingselementen en/of grondstoffen

Bij in- en uithijsen van funderingselementen en/of grondstoffen moet eveneens worden gehandeld als bij het uitleggen en verplaatsen van rijplaten en draglineschotten. Het hijsen van funderingselementen zoals palen, buizen, damwanden, wapeningskorven enz., welke meestal een grote lengte hebben, mag alleen geschieden als niet bij het funderingswerk betrokken personen en machines buiten het valbereik van het funderingelement blijven. Ook mogen andere funderingsmachines binnen het valbereik van de machines niet tegelijkertijd funderingselementen hijsen.

Tijdens het installeren of verwijderen van funderingselementen

In het algemeen is dit de veiligste situatie. Tijdens het installeren of verwijderen van funderingselementen staat de funderingsmachine in principe in ruststand. Het heiblok, de boormotor of de vibrator is in de regel geleid langs een makelaar of leider welke is afgesteund op de grond (of een schot). De makelaar of leider dient alleen voor het geleiden van het heiblok enz. De krachten op de machine welke de stabiliteit beïnvloeden zijn stabiel en minimaal (geen versnellings- en vertragingsmomenten, geen schuine reeptrek enz.). Het kantelmoment is voor de gekozen werksituatie berekend en als veilig te beschouwen, er treden immers geen dynamische belastingen uit beweging(en) van de machine zelf op. De machine ondervindt, afgezien van de windbelasting, nagenoeg alleen statische belastingen.

Tijdens het uitvoeren van werkzaamheden met een hulpkraan, graafmachine, wiellader enz.

Werkzaamheden met een hulpkraan, graafmachine, wiellader enz. worden uitgevoerd volgens aanwijzingen van een daarvoor aangewezen deskundige persoon, die voor deze werkzaamheden duidelijke instructies geeft volgens een vooraf vastgesteld en besproken schema.

  • 1. Opstelling(skeuring)

  • 2. Toestand van het werkterrein

  • 3. Instabiliteit van de machine

  • 4. Hijsen

  • 5. Funderingsmachines in elkaars valbereik

Ad 1. Opstelling(skeuring)

Volgens artikel 7.4a van het Arbeidsomstandighedenbesluit dient bij iedere montage van een arbeidsmiddel, dus ook voor alle demontabele funderingsmachines, op een nieuwe locatie een (opstellings-)keuring uitgevoerd te worden door een deskundige. Een opstellingskeuring dient uitgevoerd te worden na iedere montage op een nieuwe locatie. Uitgangspunt daarbij is dat de machine, het hulpmaterieel en de uit te voeren werkzaamheden alsmede de bouwlocatie worden beoordeeld op een veilige uitvoering binnen de gestelde capaciteitseisen. Deze keuring kan worden uitgevoerd door een door de gebruiker aan te wijzen deskundige.

Een deskundige is een voldoende opgeleid en ter zake kundig persoon, die bevoegd is inspectie-, beproevings- of keuringswerkzaamheden te verrichten. Als deskundige kan worden aangemerkt de machinist van de funderingsmachine, in bezit van het certificaat machinist grote funderingsmachine.

Ad 2. Toestand van het werkterrein

Een vlak en draagkrachtig bouwterrein is van groot belang voor de begaanbaarheid en beloopbaarheid. De conditie van het bouwterrein is direct van invloed op de stabiliteit van het in te zetten materieel, maar ook op de arbeidsomstandigheden van het betrokken personeel. Helaas komen er nog elk jaar ongelukken voor door omvallend materieel, soms zelfs met dodelijke afloop. Verder leiden slechte arbeidsomstandigheden tot onder andere nek- en rugklachten en klachten aan het bewegingsapparaat.

Om de risico’s die voortvloeien uit slechte begaanbaarheid van bouwterreinen te beheersen vindt eerst – dit ter beoordeling van een deskundige – een normvaststelling plaats aan de hand van de meet- en beoordelingsmethode volgens CUR/CROW/Arbouw 2004-1.

Een deskundige is een voldoende opgeleid en ter zake kundig persoon, die bevoegd is inspectie-, beproevings- of keuringswerkzaamheden te verrichten. Als deskundige kan worden aangemerkt de machinist van de funderingsmachine, in bezit van het certificaat machinist grote funderingsmachine.

Ad 3. Instabiliteit van de machine

Funderingsmachines hebben over het algemeen een hoogliggend zwaartepunt. De stabiliteit van deze machines wordt beïnvloed door verschillende factoren. Hierbij is de stabiliteit van de ondergrond in de eerste plaats van belang en dient deze volgens de bestaande methoden te worden bepaald.

De machine (en de giek) worden instabiel door het uitvoeren van de funderingswerkzaamheden, het hijsen en zwenken. Er is dan sprake van grote drukverplaatsingen door de machine. Instabiliteit kan leiden tot het wegzakken c.q. omvallen van de machine. Een van de oplossingen is het werken op goede schotten. Daarnaast zorgen overbelasting en het werken bij zware wind voor problemen.

Ad 4. Hijsen

Voor het dagelijks gebruik (waaronder hijsen), onderhoud en het opbouwen en afbreken van de funderingsmachine zijn de instructieboeken van de desbetreffende machine maatgevend. De aanwijzingen die hierin vermeld staan dienen te allen tijde opgevolgd te worden, tenzij er aanvullende of alternatieve instructies zijn opgesteld door het funderingsbedrijf. Hijsen met de funderingsmachine is alleen toegestaan als de machine als hijskraan is ingericht, beveiligd en gekeurd.

Als de machine niet als hijskraan is ingericht, is hijsen alleen toegestaan voor:

  • laden en lossen alsmede monteren en demonteren van bij de machine behorende uitrustingsstukken;

  • lossen en overslaan van palen, damwanden, wapeningen, etc., welke met de machine verwerkt worden;

  • draglineschotten (max. 1 meter boven maaiveld).

Voor alle configuraties van de machine, waarbij hijsen mogelijk is, dienen capaciteitstabellen aanwezig te zijn.

Hijs- en hefgereedschappen

Gekeurde en gecertificeerde middelen waarmee een last aan een hijs- of hefwerktuig wordt bevestigd voor het hijsen of heffen van lasten. Voorbeelden van hijsgereedschappen zijn: sluitingen, kettingen, staaldraadstroppen, hijsbanden, hijsbalken en klemmen. Hijsbanden mogen worden toegepast in die gevallen waarbij voldoende afronding aanwezig is (zoals buizen) en waarbij voldoende wordt aangetoond dat geen overbelasting optreedt.

Stalen buizen, staalprofielen en damwanden hijsen

Voor het hijsen van stalen buizen, staalprofielen en damwanden zijn uitsluitend de onderstaande methoden toegestaan:

  • Een rijgende grommer, welke om het element wordt gestropt en tegen verschuiven wordt geborgd middels een opgelaste borgstrip of een op het damwandslot geklemde borgslot of een naar de voet van het element lopende strop met voethaak.

  • Een strop met een vaste stalen beschermbeugel welke door een gat in de bovenzijde van het element wordt gestoken en aan een klephaak of sluiting wordt bevestigd.

  • Een Quick Release Shackle (QRS = afstandsbediende sluiting) welke aan het element wordt bevestigd door een gat in de bovenzijde van het element en aan een klephaak of sluiting is opgehangen. Deze QRS mag nooit tijdens het heien of trillen aan het element bevestigd blijven. Een QRS is ongeschikt voor het werken in combinatie met een ingeschakelde vibrator. Er dient voor gezorgd te worden dat het element te allen tijde geborgd blijft.

Het positioneren van een paal onder de funderingsmachine

Met het inhijsen van een op de grond liggende paal naar de verticale positie onder het blok zijn veiligheidsrisico’s gemoeid. De last kan door een verkeerde werkmethode of door het bezwijken van hijsgereedschap (om)vallen. Dit geldt zowel voor betonpalen als andere langwerpige funderingselementen die onder het heiblok worden geplaatst en die aan de bovenzijde uitsluitend door de muts worden omsloten.

De paaltakel moet het gewicht van de paal plus het gewicht van het heiblok en muts kunnen opnemen, tenzij er voorzieningen zijn die het optreden van deze belastingen voorkomen. In dat geval kan het heiblok op de paal worden afgezet en kan het gezamenlijke gewicht met de paaltakel worden beheerst. De wijze van stroppen en aanslaan luistert zeer nauw. Voor het vanuit de horizontale toestand hijsen van palen enz. naar de verticale positie onder het heiblok, het trilblok enz. is het gebruik van kettingen niet toegestaan.

In de regel wordt een paal/langwerpig funderingselement met twee takels (resp. paaltakel en punttakel) gehesen. Bij het hijsen moet worden voorkomen dat schuine reeptrek optreedt.

Hijsen van draglineschotten

Doordat funderingsmachines vaak op draglineschotten staan, kunnen deze schotten verzakken in de grond. De hijsogen zijn daardoor moeilijk bereikbaar. Het hijsen met haken met veiligheidskleppen kan problematisch zijn. Daarom is het hijsen met open haken in deze gevallen toegestaan, mits niet hoger dan 1 meter boven maaiveld.

Ad 5. Funderingsmachines in elkaars valbereik

Het werken van machines en personen in elkaars directe omgeving leidt altijd tot een verhoogd risico. Het is altijd veiliger als deze situaties worden vermeden. Toch kan niet altijd worden voorkomen dat economische en/of planmatige omstandigheden leiden tot de keuze van een werkwijze, waarbij zulke situaties noodzakelijk of zelfs onvermijdelijk zijn.

Indien in dergelijke situaties de volgende maatregelen worden getroffen, kan het werken binnen het valbereik van funderingsmachines, maar ook het werken met hijskranen en mobiele kranen, waarbij gevaar door omvallen aanwezig is, tot een aanvaardbaar risico worden teruggebracht.

De risico’s moeten worden onderkend, vastgelegd in een TRA (taak-/risicoanalyse), besproken met betrokkenen en dienovereenkomstige maatregelen (m.n. draagkrachtig werkniveau) worden genomen dat het risico van omvallen, aanstoten etc. tot bijna nihil wordt teruggebracht. Het funderingsbedrijf dient zijn personeel duidelijk te instrueren en de hiervoor genoemde risico’s en aanbevelingen ter voorkoming van gevaren vast te leggen in werkinstructies.

4. Certificatiereglement

4.1 Doelstelling

Dit reglement omschrijft de procedures die relevant zijn voor het juist toepassen van het specifieke schema. Hierbij moet gedacht worden aan onder meer procedures van aanvraag, de examinering, de wijze waarop de uitslag bekend gemaakt wordt en condities met betrekking tot de certificatie, de afgifte van certificaten/verklaringen, procedures bij het uitvoeren van keuringen, klachtenafhandeling en het indienen van een verzoek om herziening.

4.2 Certificatieprocedure

De kandidaat machinist grote funderingsmachine dient bij een CKI, in overeenstemming met dit certificatiereglement, een aanvraag in voor het persoonscertificaat machinist grote funderingsmachine. Vervolgens verstrekt de CKI alle relevante informatie over de gang van zaken bij het gehele certificatieproces.

4.3 Certificatiebeslissing

De certificatiebeslissing wordt genomen door een functionaris van de CKI die niet betrokken is geweest bij de beoordeling van de kandidaten en daartoe is gekwalificeerd en aangesteld conform het kwaliteitssysteem en de procedures die de certificatie-instelling heeft op grond van het werkveldspecifieke schema voor aanwijzing en toezicht.

4.4 Geldigheidsduur van het certificaat.

De maximale geldigheidsduur van een persoonscertificaat is 5 jaar.

Eerdere intrekking is mogelijk indien de certificaathouder tussentijds niet voldaan heeft aan de eisen t.a.v. de beheersing van de onder 9. genoemde eindtermen (zie voor de voorwaarden 4.5).

4.5 Geldigheidscondities

Met betrekking tot de geldigheid van het certificaat worden condities gesteld. Indien niet voldaan wordt aan deze condities kan dit consequenties hebben voor het certificaat.

Deze condities zijn:

  • de certificaathouder mag geen handelingen verrichten in strijd met de voorschriften;

  • de certificaathouder dient te zorgen dat geen misbruik wordt gemaakt van het persoonscertificaat.

De CKI is bevoegd het certificaat te schorsen en/of in te trekken. De condities en de wijze waarop daarop door de CKI toegezien dient te worden, worden opgesteld door de CCvD en vastgelegd in het TCVT protocol ‘schorsing/intrekking’.

4.6 Klachtenregeling
Klachten over de CKI

Een adequate behandeling van klachten is belangrijk voor het creëren van vertrouwen in certificatie en belangrijk voor de bescherming van zowel de certificaathouders als de gebruikers van certificaten.

Aan een CKI worden onder meer de volgende eisen gesteld:

Een openbaar toegankelijke klachtenprocedure dient aanwezig te zijn.

  • de klachtenprocedure bevat minimaal het volgende: een beschrijving van het proces van ontvangen, onderzoeken en beoordelen van de klacht; de wijze van volgen van de klacht en acties als vervolg daarop; en de wijze waarop wordt verzekerd dat correctieve acties worden uitgevoerd.

  • De beslissing over de reactie op de klacht dient te worden genomen door personen die niet betrokken zijn bij het onderwerp van de klacht.

  • Indieners van klachten dienen, indien mogelijk, op de hoogte te worden gehouden van de ontvangst van de klacht, de voortgang van behandeling en de uitkomst.

Klachten over het bedrijf of de persoon

Indien de CKI klachten van derden, zoals een opdrachtgever, ontvangt over het voldoen aan dit schema door het bedrijf of de persoon die een aanvraag voor het certificaat heeft ingediend of certificaathouder is, dient de CKI de klager te verwijzen naar het bedrijf of de persoon. De CKI dient de klacht te betrekken bij de eerstvolgende beoordeling bij het betreffende bedrijf of de betreffende persoon.

Echter, indien het naar de mening van de CKI een ernstige klacht betreft, dient de CKI, naast de behandeling door het bedrijf of de persoon, zelf ook direct te beoordelen of de klacht gevolgen dient te hebben voor de beslissing m.b.t. certificatie.

In dat geval dient de CKI af te wegen of het gewenst is een extra beoordeling uit te voeren. De kosten van deze extra beoordeling komen in beginsel voor rekening van de certificaathouder.

Klachtenregeling

Inleiding

In deze werkinstructie wordt de afhandeling van een klacht besproken. Voor iedere afzonderlijke klacht wordt een apart klachtenformulier ingevuld.

Werkwijze

Wanneer iemand probeert een klacht telefonisch of mondeling te melden, wordt aan hem/haar gevraagd deze schriftelijk te verwoorden. Als een klacht schriftelijk binnenkomt wordt deze meteen naar de kwaliteitsmanager gebracht en indien de klachtafhandelaar duidelijk is krijgt hij/zij meteen een kopie van de klacht.

De kwaliteitsmanager registreert de klacht op een klachtenformulier en stelt de directeur CKI op de hoogte van de klacht. De directeur van de CKI wijst de klachtafhandelaar aan. De kwaliteitsmanager vermeldt de klachtafhandelaar op het klachtenformulier en brengt de klachtafhandelaar schriftelijk op de hoogte van de klacht. De klachtafhandelaar informeert de indiener van de klacht schriftelijk over de ontvangst van de klacht.

Eenvoudige zaken

Klachtafhandelaar stuurt klacht door naar betrokken bedrijf/persoon; stelt indiener op de hoogte legt dossier aan tbv voortgangsbewaking en meenemen afhandeling klacht door bedrijf/persoon bij eerstvolgende beoordeling.

Ernstige klachten

Klachtafhandelaar beoordeelt de klacht en stelt vast of de klacht een incident betreft of dat de klacht moet leiden tot een aanpassing in de werkwijze.

Indien het een incident betreft, wordt de indiener daarvan op de hoogte gesteld. De klachtafhandelaar bedenkt samen met de indiener binnen drie weken na het indienen van de klacht een oplossing voor de afhandeling en betrekt bedrijf/persoon hierbij.

De oplossing zoals die met de indiener is besproken wordt vastgelegd op het klachtenformulier. Hier wordt tevens vermeld dat het gaat om een incident.

Indien de klacht een aanpassing van de werkwijze vergt bedenkt de klachtafhandelaar binnen 10 dagen een verbetervoorstel en bespreekt dit met de kwaliteitsmanager en betrekt bedrijf/persoon hierbij. Het verbetervoorstel moet een structurele verbetering inhouden van de werkwijze. Het verbetervoorstel wordt ingevuld op het klachtenformulier.

De klachtafhandelaar stelt de indiener op de hoogte van de afhandeling van de klacht.

De kwaliteitsmanager maakt de gewijzigde werkwijze bekend.

De kwaliteitsmanager start, indien nodig, een vervolgonderzoek naar de invoering van het verbetervoorstel. De bevindingen worden vastgelegd op het klachtenformulier. Het klachtenformulier wordt gearchiveerd.

4.7 Bezwaarprocedure
Inleiding

Onderstaand worden de stappen beschreven die nodig zijn voor het afhandelen van een bezwaarschrift. Een dergelijk bezwaarschrift kan bijvoorbeeld ingediend worden tegen besluiten van de CKI inzake het niet (opnieuw) verlenen, schorsen of intrekken van een certificaat.

Werkwijze

Algemeen:

  • Een door of namens de CKI genomen besluit, dat is een definitieve uitslag of eindoordeel, wordt schriftelijk ter kennis van de belanghebbende gebracht.

  • Onder een besluit wordt tevens verstaan het weigeren te beslissen of het niet tijdig nemen van een beslissing.

  • De CKI stelt de belanghebbende in haar correspondentie in kennis van de mogelijkheid van het indien van een bezwaarschrift door middel van de volgende clausule:

    ‘Ingevolge de CKI procedure ‘bezwaarschriftprocedure’ kan door een belanghebbende met betrekking tot dit besluit een bezwaarschrift ingediend worden. Daartoe moet binnen zes weken na de datum van verzending van het besluit een bezwaar worden ingediend bij de CKI. In het bezwaarschrift moet gemotiveerd worden aangegeven waarom het gegeven besluit niet juist gevonden wordt. Verzocht wordt bij het bezwaarschrift een kopie van het bestreden besluit toe te voegen.’

  • Het bezwaarschrift dient in ieder geval de volgende elementen te bevatten:

    • naam en adres indiener

    • dagtekening

    • een omschrijving van het bestreden besluit

    • de gronden van het bezwaar.

Het bezwaar wordt niet-ontvankelijk verklaard:

  • indien niet aan de gestelde termijn van indienen wordt voldaan. Dit geldt niet als de indiener aantoont dat hij redelijkerwijs niet in verzuim is geweest

  • in andere gevallen dan genoemd onder a, als geen gebruik gemaakt wordt van de door de CKI geboden gelegenheid tot verzuimherstel

  • het bezwaar wordt verder niet-ontvankelijk verklaard als het, bij het niet van toepassing zijn van een termijn, onredelijk laat wordt ingediend. Dit geldt uitsluitend wanneer het bezwaar betrekking heeft op het niet tijdig nemen van een besluit.

  • Het bezwaarschrift schort de werking van het besluit niet op.

  • Het bezwaarschrift leidt tot heroverweging van het besluit waartegen het is gericht.

Procedure
  • De CKI neemt kennis van het bezwaarschrift en bevestigt binnen twee weken de ontvangst.

  • De CKI biedt gelegenheid tot het horen van de indiener.

  • Het bezwaarschrift wordt gemeld bij de kwaliteitsmanager die het bezwaar registreert.

  • Het horen betreft met name de vakinhoudelijke aspecten die geleid hebben tot het besluit en dient binnen in beginsel zes weken na het vaststellen dat een hoorprocedure aan de orde is, plaats te vinden.

  • Het horen kan geschieden door de CKI of door een of meer door de CKI benoemde ter zaken kundige. Het horen geschiedt door een persoon of personen die niet betrokken is/zijn geweest bij de voorbereiding van het besluit, en geen binding hebben met de belanghebbende.

  • Het horen geschiedt op een door de CKI te bepalen tijdstip binnen de gangbare kantooruren.

  • Relevante stukken kunnen tot 10 dagen voor de hoorzitting worden ingediend en liggen gedurende een week voor de zitting ter inzage.

  • Van het horen wordt afgezien indien het verzoek om herziening kennelijk niet-ontvankelijk of kennelijk ongegrond is, inmiddels aan het verzoek is tegemoetgekomen, of indien belanghebbende verklaart hiervan geen gebruik te maken.

  • Van het horen wordt een verslag gemaakt. Het verslag wordt bij de beslissing op het bezwaar om herziening gevoegd.

  • De hoorcommissie brengt tevens advies aan de CKI.

Beslissing op het bezwaarschrift
  • De CKI beslist aan de hand van de haar ter beschikking staande gegevens binnen zes weken, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken. De beslistermijn kan eenmaal met ten hoogste 6 weken worden verlengd. Daarna kan de termijn slechts met toestemming van de belanghebbende worden verlengd.

  • De CKI zal, bij het gegrond verklaren van het bezwaar, de beslissing herroepen en een nieuwe beslissing ter zake nemen.

  • Van haar beslissing op het bezwaar zal de CKI de onderbouwing en motivering aan belanghebbende meedelen.

Bestuursrechter
  • Indien de inhoud of strekking van de nieuwe beslissing de belanghebbende hiertoe aanleiding geeft, dient hij zich in voorkomend geval te wenden tot de bestuursrechter.

  • De CKI zal de belanghebbende in haar beslissing op bezwaar wijzen op deze mogelijkheid.

4.8 Register voor vakbekwaamheid

De CKI registreert de gegevens van de certificaathouder. Deze gegevens worden conform de overeenkomst met TCVT tenminste zo vaak als mutaties zich voordoen elektronisch verzonden aan Bureau TCVT ten behoeve van het TCVT Personenregister, dat wordt opgezet conform wettelijke bepalingen. Dit register is via internet toegankelijk gemaakt. De BHST is verantwoordelijk voor het beheer van het register.

4.9 Norminterpretatie

Het CCvD dient te zorgen voor eenduidige norminterpretatie van dit certificatieschema. Toch kan het voorkomen dat er in de operationele fase verschillende interpretaties bestaan van één of meerdere in werkveldspecifieke certificatieschema’s gehanteerde begrippen. Mocht het gebeuren dat certificaathouders, CKI’s of andere belanghebbenden uiteenlopende definities hanteren en hierover meningsverschillen bestaan, dan dienen afwijkende interpretaties te worden voorgelegd aan het CCvD.

5. Examenreglement

Dit reglement bevat bepalingen voor de voorbereiding, uitvoering en beoordeling van examens ten behoeve van het TCVT persoonscertificaat machinist grote funderingsmachine

5.1 Doelstelling
  • De examinering geschiedt onder verantwoordelijkheid van de CKI en bestaat uit de volgende delen:

  • theorie-examen, en praktijkexamen

5.2 De exameninstelling

De exameninstelling dient het examenreglement te hanteren. Hierin zijn de volgende zaken opgenomen:

  • 1. ingangsdatum van het certificaat;

  • 2. eventuele entree-eisen voor deelname aan het examen;

  • 3. de aanvraagprocedure bij de CKI;

  • 4. bevestiging van deelname en oproep;

  • 5. identificatie van de deelnemers;

  • 6. toelating en afwezigheid;

  • 7. examenduur en wijze van examinering;

  • 8. gedragsregels voor kandidaten;

  • 9. regeling aangepast examen;

  • 10. normen voor slagen en afwijzen;

  • 11. bekendmaking van de uitslag door de CKI aan de kandidaat;

  • 12. bewaartermijn van de examendocumenten zoals uitwerkingen en beoordelingsformulieren;

  • 13. inzagerecht;

  • 14. geldigheidsduur van het examenresultaat.

Indien de exameninstelling geen organisatorisch onderdeel is van de CKI, hebben beide zich aan elkaar verbonden door middel van een overeenkomst. De CKI dient zich hierbij te houden aan artikel 4.5 ‘subcontracting’ van ISO/IEC17024. De CKI is verplicht aan de BHST te melden dat examens worden afgenomen door een externe exameninstelling en welke instelling het betreft.

5.3 Eisen te stellen aan het examenpersoneel

Examenpersoneel moet voldoen aan de algemene, vakinhoudelijke en onafhankelijkheidseisen van de CKI zoals opgenomen in competentieprofielen en andere relevante documenten.

Het selectieproces moet garanderen dat examenpersoneel dat (een deel van) een examen afneemt ten minste voldoet aan de eisen zoals geformuleerd in het TCVT examenprotocol (www.tcvt.nl).

Toezichthouder theorie-examen

Voor het theorie-examen wordt door de exameninstelling een toezichthouder aangesteld.

Deze functionaris heeft geen specifieke kennis nodig van het vakgebied. De toezichthouder beschikt wel over:

  • organisatorische capaciteiten;

  • communicatieve en contactuele vaardigheden;

  • het vermogen om regelend en besluitvaardig op te treden.

Van de toezichthouder wordt verwacht dat hij:

  • toeziet op de naleving en uitvoering van het examenreglement, de uitvoeringsvoorschriften en de exameneisen;

  • op correcte wijze de vastgestelde administratieve procedures afhandelt;

  • zich op voldoende wijze beschikbaar stelt voor het toezicht op de afname van theorie-examens.

Een toezichthouder verricht de volgende taken:

  • het controleren van de personalia en de aanmeldingen van de kandidaat;

  • het controleren en aansluitend voorbereiden van het theorie-examen zodat de kandidaat direct na aanvang van het examen kan starten;

  • het uitoefenen van toezicht teneinde misbruik te voorkomen;

  • het innemen van de examenstukken en het aansluitend verzendklaar maken;

  • het aanleveren van het totale pakket aan de exameninstelling.

Corrector theorie-examen:

Voor het beoordelen van de schriftelijke uitwerking van de open vragen van het theorie-examen wordt door de exameninstelling een corrector aangesteld. De corrector voldoet aan de volgende kwalificatiecriteria:

  • hij beheerst de Nederlandse taal (of de taal waarin het examen wordt afgenomen (Duits en/of Engels);

  • hij heeft actuele vakinhoudelijk kennis en inzicht;

  • hij past de beoordelingscriteria, zoals vastgelegd in het TCVT-certificatieschema, toe.

De corrector beoordeelt binnen de TCVT antwoord-macro’s en de gestelde termijn de uitwerkingen van de theorie-examens en verbindt hier een waardering aan volgens de methodiek zoals vastgelegd in het betreffende TCVT-certificatieschema.

Examinator praktijkexamen

Voor het praktijkexamen wordt door de exameninstelling een examinator aangesteld.

De examinator is belast met de beoordeling of, en in welke mate, kennis, vaardigheden en attitude van de kandidaat voldoen aan de gestelde eisen voor het behalen van het examen. Hiertoe past de examinator de TCVT examinatoreninstructie toe bij de beoordeling. Bij een examen met meer dan één examinator, is een van de examinatoren aangewezen als voorzitter e vanuit die hoedanigheid verantwoordelijk voor een ordentelijk verloop van het examen en de afwikkeling daarvan.

De examinator beschikt over:

  • minimaal twee jaar praktische werkervaring in het desbetreffende vakgebied;

  • actuele praktische en theoretische kennis van het desbetreffende vakgebied;

  • goede communicatieve vaardigheden;

  • het vermogen besluitvaardig op te treden;

  • voldoende kennis van het examenreglement.

Van de examinator wordt verwacht dat hij:

  • begrip heeft voor de invloed die een examensituatie heeft op het gedrag van de kandidaten;

  • een optimaal klimaat weet te scheppen voor de kandidaat, opdat kennis en opgedane ervaring, inzicht, vaardigheden en attitude zo goed mogelijk uit de verf komen;

  • op correcte wijze omgaat met de kandidaten en alle overige personen die functioneel bij het examen aanwezig zijn;

  • een objectieve beoordeling geeft van de kennis en het inzicht van de kandidaat;

  • nauwgezet de voorschriften in acht neemt die voor elk examenonderdeel gelden;

  • jaarlijks de TCVT-examinatorendag bijwoont;

  • op representatieve wijze de exameninstelling vertegenwoordigt tijdens het examen en zorg draagt voor een correct verloop.

De examinator moet per certificatieschema een door de exameninstelling voorgedragen en door de certificatie-instelling geaccepteerde deskundige zijn.

Onafhankelijkheid

Het examenpersoneel is onafhankelijk. Al het examenpersoneel tekent een verklaring waarin geheimhouding en onafhankelijkheid worden gegarandeerd en waarin zij verklaart geen werkzaamheden bij c.q. voor een opleider te verrichten. Zij verklaart zich onafhankelijk van de kandidaat en de eventuele opleider/werkgever van de kandidaat. Mocht tijdens het examen blijken dat er toch een relatie, van welke aard dan ook, bestaat tussen de kandidaat en het betreffende examenpersoneelslid, dan dient de examinator dit tijdig aan de exameninstelling te melden. Het is onder geen enkele voorwaarde toegestaan dat de betreffende examinator deze kandidaat examineert op straffe van ongeldigheid van het examen.

Indien examenpersoneel een potentieel belangenconflict heeft bij het examineren van een kandidaat, dient de CKI maatregelen te nemen om te garanderen dat de betrouwbaarheid en onpartijdigheid van het examen niet in diskrediet worden gebracht. Deze maatregelen dienen vastgelegd te worden.

5.4 Eisen te stellen aan het examen
5.4.1 Beslotenheid van examens

Medewerkers van de certificatie-/exameninstelling dragen zorg voor de absolute geheimhouding van de examenopgaven, voor zover deze opgaven geen onderdeel uitmaken van een publieke norm. Verificatie en implementatie hiervan dient te geschieden door de certificatie-instelling. Medewerkers van de exameninstelling hebben een verklaring van geheimhouding ondertekend.

5.4.2 Algemene regels bij de uitvoering van examens

Het theorie-examen wordt schriftelijk en in de Nederlandse taal afgenomen. Indien de kandidaat het Nederlands onvoldoende beheerst, kan een alternatief theorie-examen in de Duitse of Engelse taal worden afgenomen. Het certificaat wordt afgegeven conform de taal van het examen aan een persoon van 18 jaar en ouder. Wanneer er gegronde redenen zijn voor een mondeling theorie-examen in de Nederlandse taal (bijvoorbeeld bij kandidaten die aantoonbaar dyslectisch zijn) kan de certificatie-instelling daartoe besluiten.

Dit alternatief dient te voldoen aan dezelfde voorwaarden als het reguliere theorie-examen en het CEC dient hiermee in te stemmen. Het uitgeschreven mondelinge examen wordt afgenomen door een daartoe door de CKI aanvullend geautoriseerde examinator en een toezichthouder. Van deze alternatieve afname dient door de exameninstelling een registratie te worden bijgehouden met een (minimaal jaarlijkse) rapportage naar de CEC. Het praktijkexamen wordt in de Nederlandse taal afgenomen. Indien de kandidaat het Nederlands onvoldoende beheerst, kan een alternatief theorie-examen in de Duitse of Engelse taal worden afgenomen. Het certificaat wordt afgegeven conform de taal van het examen. De kandidaat moet tijdens het examen voldoende kunnen communiceren.

Voor de overige eisen aan het examen (locatie, middelen, etc) wordt verwezen naar het TCVT examenprotocol.

5.5 Beheer itembank en examenversies

Het beheer van de itembank geschiedt onder strikte geheimhouding door het bureau TCVT onder regie van de Centrale Examencommissie TCVT.

6. Toezicht

Het doel van het toezicht is om de vakbekwaamheid van gecertificeerd personeel te borgen. De CKI is verplicht te beoordelen of de certificaathouder voldoet aan de gestelde eisen. Afhankelijk van het onderwerp van certificatie, de periode van certificatie en de risicoanalyse wordt het toezicht ingevuld.

6.1 Medewerking aan toezicht

De certificaathouder is verplicht mee te werken aan toezicht door de CKI, het TCVT erkende opleidingsinstituut voor bijscholing, de nationale accreditatie-instantie en de Inspectie SZW. In de overeenkomst tussen de CKI en de certificaathouder worden de hiertoe benodigde bepalingen opgenomen.

6.2 Frequentie van toezicht

Bij de aanvraag voor hercertificatie dient het originele TCPR-boekje met de daarin opgenomen registraties van de praktijkervaring en de scholing te worden voorgelegd aan de CKI. De ontvangst wordt binnen één kalenderweek bevestigd (deze bevestiging is een bewijs richting opdrachtgevers inzake de afwezigheid van het TCPR-boekje). De CKI controleert de registratie en toets of voldaan wordt aan de eisen van scholing en praktijkervaring. De aanvrager wordt hieromtrent binnen één kalenderweek geïnformeerd.

Daarnaast voert de CKI, onaangekondigd, een 5% steekproef uit op de betrouwbaarheid van de invulling van de scholing en de praktijkervaring. Voor de registratie van de scholing en de praktijkervaring dient er een deugdelijke administratie te worden gevoerd door de CKI. Deze administratie moet minimaal vijf jaar beschikbaar blijven.

6.3 De wijze van uitvoering van het toezicht

Het TCVT erkende opleidingsinstituut beoordeelt op het moment van scholing (2 maal in een periode van 5 jaar) elk TCPR-boekje ten aanzien van de scholing en de praktijkervaring. Indien een certificaathouder niet meer voldoet aan de eisen, wordt de CKI hiervan binnen drie werkdagen in kennis gesteld.

6.4 Verslag van bevindingen

De CKI is gehouden om haar bevindingen t.a.v. 6.2 aan de certificaathouder binnen twee kalenderweken kenbaar te maken.

6.5 Maatregelen (artikel 1.5e Arbobesluit)

Indien blijkt dat een certificaathouder niet voldoet aan de eisen of normen in het werkveldspecifieke certificatieschema heeft dit op zo kort mogelijke termijn maatregelen door de CKI tot gevolg. Mogelijke maatregelen zijn het weigeren, schorsen of intrekken van het certificaat.

Er dient door de CKI informatie-uitwisseling met de Inspectie SZW plaats te vinden over geconstateerde gevaarlijke situaties bij werkzaamheden die door een afgegeven of nog af te geven certificaat worden gereguleerd en waardoor de veiligheid of de gezondheid van werknemers of derden in gevaar kan worden gebracht.

Indien er sprake is van een sanctie wordt dit aan de certificaathouder kenbaar gemaakt. Relevante informatie over de sanctie dient door de CKI ingebracht te worden in een centraal registratiesysteem. Deze meldingsplicht dient nauwkeurig uitgewerkt te worden, in verband met de vertrouwelijkheid van persoonsgegevens en de contractuele relatie tussen CKI en klant. Indien een certificaathouder na een intrekking opnieuw gecertificeerd wil worden dient dezelfde procedure doorlopen te worden als bij initiële certificatie. Bij het opleggen van een sanctie dient de CKI aan te geven (en te registreren) na welke periode certificatie weer is toegestaan. De CKI dient voor verstrekking van een certificaat bij het centraal registratiesysteem te verifiëren of er geen sprake is van een intrekking met de daaraan gekoppelde wachtperiode.

Criteria

De CKI dient in ieder geval een onderzoek in te stellen na indiening van een klacht inzake de werkwijze van de certificaathouder:

  • vanuit Inspectie SZW;

  • vanuit de markt, ingediend bij TCVT en/of de CKI.

Criteria op basis waarvan de CKI maatregelen moet treffen zijn de volgende.

  • 1. Schorsen van het certificaat vindt plaats indien sprake is van een door de CKI gegrond verklaarde klacht. Het betreft hier een klacht anders dan:

    • onrechtmatig invullen van het TCPR-boekje, en/of

    • over onveilig handelen van de machinist waardoor de machinist en/of derden direct in gevaar zijn gebracht.

  • 2. Intrekken van het certificaat vindt plaats indien sprake is van een door de CKI gegrond verklaarde klacht inzake:

    • onrechtmatig invullen van het TCPR-boekje, en/of

    • over onveilig handelen van de machinist waardoor de machinist en/of derden direct in gevaar zijn gebracht.

Deel II: Normen

Deel 2 van dit certificatieschema bevat de normen die gelden voor een certificaat voor vakbekwaamheid in een werkveld. Beschreven wordt achtereenvolgens:

  • het onderwerp van certificatie,

  • entreecriteria die gesteld worden om toegelaten te worden tot het certificerings-proces,

  • de eindtermen die gelden ten behoeve van het certificaat,

  • de wijze waarop het voldoen aan de eindtermen wordt beoordeeld en gerapporteerd,

  • de beoordeling die plaatsvindt bij hercertificatie,

  • te stellen eisen aan het certificaat,

  • geldigheidscondities.

7. Onderwerp van certificatie

Dit WSCS voor personen is door het CCvD-TCVT opgesteld. Het betreft certificatie van veilig hijsen door een machinist grote funderingsmachine. De te certificeren vakbekwaamheid betreft het veilig uitvoeren van funderings- en/of hijswerkzaamheden op bouwplaatsen met een funderingsmachine:

  • met een eigen massa inclusief uitrusting en funderingselement van gelijk aan of meer dan 30 ton, of

  • met een totale hoogte van gelijk aan of meer dan 10 meter, of

  • die funderingselementen gelijk aan of langer dan 10 meter verwerkt.

Het betreft hier:

  • veilig omgaan met de last;

  • grote funderingsmachine veilig positioneren (stabiliteit, omgeving, ondergrond);

  • grote funderingsmachine veilig laten functioneren (opbouwen, funderen/hijsen, afbouwen, afsluiten);

  • grote funderingsmachine in veilige en technisch goede staat doen zijn;

  • veilig en gezond werken met de grote funderingsmachine.

8. Entreecriteria

Voor de eerste afgifte van het wettelijk verplichte persoonscertificaat machinist grote funderingsmachine volgt onderstaand een opsomming van de eisen.

De kandidaat dient te voldoen aan de volgende entreecriteria:

  • voldoende materieelkennis hebben;

  • voldoende materiaalkennis hebben;

  • machine gevoel bezitten;

  • veilig en milieuverantwoord kunnen werken;

  • de Nederlandse taal beheersen op leeskennisniveau A1 en schrijfkennisniveau B2 of gelijkwaardig voor examinering in Duitse of Engelse taal;

  • beschikken over het certificaat Funderingswerker, bestaande uit de certificaten A ‘werken aan funderingen’ en B ‘Funderingstechnieken’ en/of het certificaat ‘machinist grote funderingsmachine’ en/of heier I/funderingswerker’.

9. Eindtermen

De kandidaat voldoet aan de volgende eindtermen en is dientengevolge vakbekwaam:

Theorie
  • 1. De kandidaat kan de verschillende voorbereidingen voor het werken met een grote funderingsmachine beschrijven en toepassen

    • 1.1 De kandidaat kan beschrijven welke voorbereidingen op de werkplek (buiten) getroffen moeten worden voorafgaand aan het werken met een grote funderingsmachine.

    • 1.2. De kandidaat kan de gegevens van een capaciteitstabel toepassen.

    • 1.3. De kandidaat kan omschrijven hoe op een veilige manier werkzaamheden met een grote funderingsmachine uitgevoerd worden.

    • 1.4. De kandidaat kan beoordelen of het opgestelde werkplan voldoet aan de gestelde veiligheidseisen en het plan zo nodig op zijn aanwijzing laten aanpassen.

    • 1.5. De kandidaat kan een opstellingskeuring uitvoeren.

  • 2. De kandidaat kan werk uitvoeren met een grote funderingsmachine

    • 2.1 De kandidaat kan verschillende soorten grote funderingsmachines benoemen en de kenmerken en toepassingen hiervan beschrijven.

    • 2.2. De kandidaat kan de functie en de werking van de hoofdonderdelen van de grote funderingsmachine uiteenzetten.

    • 2.3. De kandidaat kan grote funderingsmachines demonteren, transportgereed maken, laden, lossen, monteren en opbouwen.

    • 2.4. De kandidaat kan hijsgereedschappen en uitrustingsstukken herkennen en benoemen en de toepassing hiervan omschrijven.

    • 2.5. De kandidaat kan de verschillende funderingstechnieken herkennen en toepassen.

    • 2.6. De kandidaat kent zijn verantwoordelijkheid met betrekking tot het werkplan en zijn administratieve verplichtingen.

    • 2.7. De kandidaat kan beoordelen hoe een grote funderingsmachine verplaatst wordt.

  • 3. De kandidaat kan de veiligheids- en milieuaspecten van het werken met een grote funderingsmachine benoemen en interpreteren

    • 3.1 De kandidaat kan de veiligheidseisen van de grote funderingsmachine, hijslast en hijsgereedschappen interpreteren.

    • 3.2 De kandidaat kan de veiligheidssystemen van de grote funderingsmachine noemen.

    • 3.3 De kandidaat kan uiteenzetten hoe met en aan een grote funderingsmachine milieuverantwoord wordt gewerkt.

    • 3.4 De kandidaat kan beschrijven hoe een grote funderingsmachine na de werkzaamheden achtergelaten wordt.

    • 3.5 De kandidaat heeft kennis van val- en beknellinggevaren en preventieve maatregelen.

    • 3.6 De kandidaat heeft kennis van blootstellingrisico’s van gevaarlijke stoffen en geluid en preventieve maatregelen.

    • 3.7 De kandidaat kent de risico’s van elektrische kabels en hydraulische, pneumatische en vloeistofleidingen.

    • 3.8 De kandidaat heeft kennis van instortingsgevaar van de omgeving en preventieve maatregelen.

    • 3.9 De kandidaat heeft kennis van de stabiliteit van de grote funderingsmachine, van de ondergrond en de daarbij behorende preventieve maatregelen.

  • 4. De kandidaat kan onderhouds- en storingsaspecten van de grote funderingsmachine herkennen, interpreteren en benoemen

    • 4.1 De kandidaat kan omschrijven hoe en waaraan dagelijks onderhoud aan een grote funderingsmachine verricht wordt.

    • 4.2 De kandidaat kan beschrijven hoe storingen aan een grote funderingsmachine herkend kunnen worden en beschrijven hoe gehandeld wordt.

Praktijk
  • 5. De kandidaat kan de voorbereidingen treffen op de werkplek voorafgaand aan het werken met een grote funderingsmachine

    • 5.1 De kandidaat kan de toestand van het werkterrein beoordelen.

    • 5.2 De kandidaat kan de voorgestelde werkmethode toetsen aan veiligheids- en milieuaspecten en zo nodig de werkmethode aanpassen.

    • 5.3 De kandidaat kan een opstellingskeuring uitvoeren.

    • 5.4 De kandidaat kan hijsmiddelen herkennen, benoemen en controleren op veiligheidseisen.

  • 6 De kandidaat kan werkzaamheden uitvoeren met een grote funderingsmachine

    • 6.1 De kandidaat kan hijsgereedschappen bevestigen aan funderingselementen en hulpmiddelen.

    • 6.2 De kandidaat kan zelfstandig een grote funderingsmachine verplaatsen en zo nodig afstempelen en/of verankeren.

    • 6.3 De kandidaat kan bij onverwachte omstandigheden bij de uitvoering van de funderingswerkzaamheden maatregelen nemen.

    • 6.4 De kandidaat kan grote funderingsmachines demonteren, transportgereed maken, laden, lossen en monteren.

  • 7 De kandidaat kan de veiligheids- en milieuaspecten van het werken met een grote funderingsmachine benoemen en toepassen

    • 7.1 De kandidaat kan veiligheidsmaatregelen toepassen bij het werken met en aan een grote funderingsmachine.

    • 7.2 De kandidaat kan een grote funderingsmachine na de werkzaamheden volgens de bedrijfsvoorschriften achterlaten.

    • 7.4 De kandidaat heeft kennis van val- en beknellinggevaren en weet preventieve maatregelen toe te passen

    • 7.5 De kandidaat heeft kennis van blootstellingrisico’s van gevaarlijke stoffen en geluid en weet preventieve maatregelen te treffen.

    • 7.6 De kandidaat kent de risico’s van elektrische, hydraulische, pneumatische en vloeistofleidingen en weet preventieve maatregelen te treffen.

    • 7.7 De kandidaat heeft kennis van instortingsgevaar van de omgeving en weet preventieve maatregelen te treffen.

    • 7.8 De kandidaat heeft kennis van de stabiliteit van de grote funderingsmachine, van de ondergrond en de daarbij behorende preventieve maatregelen.

  • 8. De kandidaat kan onderhouds- en storingsaspecten van de grote funderings machine herkennen, interpreteren en benoemen

    • 8.1 De kandidaat kan omschrijven hoe en waaraan dagelijks onderhoud aan een grote funderingsmachine verricht wordt.

    • 8.2. De kandidaat kan beschrijven hoe storingen aan een grote funderingsmachine herkend kunnen worden en in relatie hiermee beschrijven hoe gehandeld moet worden.

    • 8.3. De kandidaat kan dagelijkse controle en onderhoud verrichten aan een grote funderingsmachine.

    • 8.4. De kandidaat kan storingen herkennen aan een grote funderingsmachine en maatregelen nemen.

10. toetsmethodiek bij initiële certificatie

10.1 Toetstermen

Elke eindterm wordt uitgewerkt in toetstermen. Deze toetstermen zijn in onderstaande schema’s geordend per eindterm.

Het totale aantal vragen per toetsterm is onderstaand aangegeven.

Verklaring van vraagcode:

  • * FK = een vraag feitelijke kennis

  • * BK = een vraag begripsmatige kennis

  • * RV = een vraag reproductieve vaardigheden

  • * PV = een vraag productieve vaardigheden

Toetstermen theorie machinist grote funderingsmachine + aantal verplichte vragen

  • 1. De kandidaat kan beschrijven welke voorbereidingen op de werkplek getroffen moeten worden voorafgaand aan het werken met een grote funderingsmachine.

    RV-1, FK-2, BK-5

    • 1.1 De kandidaat kan de kenmerken van de voorkomende soorten ondergrond noemen.

    • 1.2 De kandidaat kan uiteenzetten waarom hij bij het opstellen van een grote funde ringsmachine rekening houdt met omstandigheden zoals de draagkracht van de ondergrond of vloer, werkzaamheden in een beperkte ruimte, de aanwezigheid van derden, de wijze van afstempelen of verankeren e.d.

    • 1.3 De kandidaat kan een capaciteitstabel van een grote funderingsmachine interpreteren.

    • 1.4 De kandidaat kan een werkplan en de daarbij behorende administratieve lasten beoordelen op de veiligheidseisen.

    • 1.5 De kandidaat kan een opstellingskeuring maken en beoordelen.

  • 2. De kandidaat kan een werk uitvoeren met een grote funderingsmachine.

    RV-6, FK-4, BK-10

    • 2.1 De kandidaat kan funderingsmachines herkennen en de werking van de hoofdonderdelen beschrijven.

    • 2.2 De kandidaat kan opnoemen wanneer veranderingen in het stabiliteits-, het lasten het kantelmoment van een grote funderingsmachine kan optreden.

    • 2.3 De kandidaat kan de gevolgen van veranderingen in het stabiliteits-, het last- en het kantelmoment van een grote funderingsmachine bepalen. KO-vraag.

    • 2.4 De kandidaat kan heeft kennis van het (de)monteren en verplaatsen van grote funderingsmachines

    • 2.5 De kandidaat kan hijsmiddelen en uitrustingsstukken herkennen en benoemen.

    • 2.6 De kandidaat kan de funderingstechnieken herkennen en beschrijven.

  • 3. De kandidaat kan omschrijven hoe op een veilige en milieuverantwoorde wijze werkzaamheden met een grote funderingsmachine uitgevoerd worden.

    RV-2, FK-3, BK-10

    • 3.1 De kandidaat kan uiteenzetten waarom aan de gegeven veiligheidsaspecten moet worden voldaan.

    • 3.2 De kandidaat kan bepalen in welke situatie welke persoonlijke beschermingsmiddelen gedragen moeten worden.

    • 3.3 De kandidaat kan, gegeven de dichtheid van de materialen, de massa berekenen.

    • 3.4 De kandidaat kan, gegeven een situatie, risico’s en maatregelen bepalen met betrekking tot de vorm, constructie, samenstelling en bijzondere eigenschappen van lasten.

    • 3.5 De kandidaat kan in een gegeven situatie bepalen:

      • * of een grote funderingsmachine ingepakt verplaatst kan worden

      • * of een grote funderingsmachine opgebouwd verreden kan worden met of zonder last

      • * of een weg, terrein of vloer geschikt is om over te rijden

      • * of een grote funderingsmachine kan rijden over verschillende soorten terrein (met vermelding van de juiste aandrijving)

    • 3.6. De kandidaat kan beschrijven hoe, conform de voorwaarden en de instellingen genoemd in de gebruiksaanwijzing, gereden moet worden.

    • 3.7. De kandidaat kan de volgende begrippen definiëren:

      * stabiliteit

      * kantelmoment

      * stempelbasis

      * hijsgereedschap

      * kantellijn en kantelhoek

      * hijsmiddel

      * stabiliteitsmoment

      * werklast

      * lastmoment

      * vlucht

    • 3.8. De kandidaat kan m.b.t. het bedienen en keuren van grote funderingsmachines en het daarbij behorende hijsgereedschap de wettelijke verplichtingen interpreteren en de werkingssfeer beschrijven van deze wettelijke verplichtingen.

    • 3.9. De kandidaat kan uiteenzetten waarop hij hijsgereedschap moet controleren.

    • 3.10. De kandidaat kan de functie en inhoud van het kraanboek met bijbehorende documenten omschrijven.

    • 3.11. De kandidaat kan delen van het beveiligingssysteem van een grote funderings machine noemen.

    • 3.12 De kandidaat kan uiteenzetten welke beveiligingen op de grote funderings machine aanwezig moeten zijn en wat de functie hiervan is.

    • 3.13 De kandidaat kan milieu- en veiligheidsvoorschriften interpreteren die hij moet toepassen bij het verplaatsen van milieubelastende stoffen.

    • 3.14 De kandidaat kan verklaren waarom milieuverantwoord werken van belang is.

    • 3.15 De kandidaat kan de maatregelen noemen die gelden bij het achterlaten van een grote funderingsmachine.

  • 4. De kandidaat kan omschrijven hoe en waaraan dagelijks onderhoud aan een grote funderingsmachine verricht wordt.

    FK-2, BK-6

    • 4.1 De kandidaat kan het dagelijks onderhoud aan de grote funderingsmachine omschrijven.

    • 4.2 De kandidaat kan opnoemen welke schoonmaakwerkzaamheden aan de grote funderingsmachine moeten worden uitgevoerd.

    • 4.3 De kandidaat kan beschrijven hoe storingen aan een grote funderingsmachine herkend kunnen worden en hoe gehandeld wordt.

    • 4.4 De kandidaat kan samenvatten hoe hij een storingsdiagnose aan onderdelen van en grote funderingsmachine moet uitvoeren.

    • 4.5 De kandidaat ziet in hoe, gegeven de aard van de storing, gehandeld moet worden d.w.z.:

      • * werkzaamheden stoppen

      • * zelfstandig repareren van de storing

      • * inschakelen technische dienst

    • 4.6. De kandidaat kan uiteenzetten hoe hij ontoelaatbare slijtage kan signaleren aan onderdelen van de grote funderingsmachine.

    • 4.7. De kandidaat kan opsommen wat in een storingsmelding vermeld moet worden.

Praktijk

Eindtermen

Zie activiteiten

De kandidaat kan:

1

2

3

4

5

6

7

8

9

 

5. de voorbereidingen treffen op de werkplek voorafgaand aan het werken met een grote funderingsmachine.

 

x

x

x

x

x

x

     

6. werkzaamheden uitvoeren met een grote funderingsmachine.

         

x

x

x

x

 

7. veiligheids- en milieuaspecten van het werken met de kleine funderingsmachine benoemen.

 

x

x

   

x

 

x

 

x

8. onderhoud- en storingsaspecten van de grote funderingsmachine benoemen

 

x

x

x

x

 

x

     

Het praktijkexamen bestaat uit de volgende activiteiten:

1.

Doornemen opdracht

6.

Praktijk funderingsopdrachten

2.

Aanvangscontrole van de machine (visueel)

7.

Assisteren last verplaatsen

3.

Onderhoud van de machine

8.

 

4.

Controle en inspectie hijsgereedschap

9.

Machine achterlaten

5.

Opstellen en gebruiksklaar maken van grote funderingsmachine

   

In de tabel is een overzicht gegeven van de verdeling van de eindtermen over de activiteiten van de praktijkexamens machinist grote funderingsmachine. Doordat eindtermen onderverdeeld zijn in toetstermen, is een eindterm vaak over meerdere activiteiten verdeeld. Daardoor is een eindterm meestal niet door een activiteit afgedekt.

Verklaring van codes:

  • * RV-X = opdracht reproductieve vaardigheden

  • * PV-X = opdracht productieve vaardigheden

  • 5. De kandidaat kan de voorbereidingen treffen op de werkplek voorafgaand aan het werken met een grote funderingsmachine RV-10, PV-1

    • 5.1 een werkplan uitvoeren gelet op:

      • * plaats en afmetingen van de locatie(s)

      • * plaats en afmetingen van de obstakels

      • * afmetingen, vorm, massa en zwaartepunt van de last

      • * soort, afmetingen, vorm en massa van het hijsgereedschap.

    • 5.2. controleren van de wettelijk voorgeschreven documenten.

    • 5.3. het werkterrein afzetten.

    • 5.4. overleggen met de uitvoerder (examinator) over de werkzaamheden, o.a. over:

      • * de aard van de funderingswerkzaamheden

      • * de ligging van ondergrondse kabels en leidingen

    • 5.5. aan de hand van de omgevingsfactoren de terreinomstandigheden vaststellen:

      • * de ligging van boven- en ondergrondse leidingen

      • * de plaats en afmetingen van obstakels

      • * de aanwezigheid van mensen en verkeer op en naast het werkterrein

    • 5.6. de keuze en de soort van het hijsgereedschap vaststellen.

    • 5.7. hulp- en uitrustingsstukken aanbrengen aan de grote funderingsmachine.

    • 5.8. de volgende gegevens uit een hijstabel van een grote funderingsmachine bepalen:

      • * de vlucht

      • * de hijshoogte

      • * de werklast in relatie tot vlucht en/of hoogte.

    • 5.9. de grote funderingsmachine veilig en volgens de gebruiksaanwijzing opstellen, rekening houdend met de omgevingsfactoren.

    • 5.10. controleren of de juiste waarschuwingstekens of -borden op en om de machine zijn aangebracht.

    • 5.11. de wijze van uitvoering van het werk vaststellen.

  • 6. De kandidaat kan werkzaamheden uitvoeren met een grote funderingsmachine KO-opdracht RV-13,

    • 6.1 werkzaamheden met de grote funderingsmachine uitvoeren.

    • 6.2 wettelijk voorgeschreven hand- en armseinen geven en aan ontvangen hand- en armseinen het juiste gevolg geven.

    • 6.3 op basis van vorm, massa en materiaal van de te hijsen last de benodigde hijsgereedschappen kiezen.

    • 6.4 het hijsgereedschap controleren op:

      • * de weergave van de toegestane werklast op het hijsgereedschap

      • * visuele beschadigingen of manco’s

      • * aanwezigheid van een CE-markering, certificaat en inspectierapport

    • 6.5. de hijstabel controleren en bepalen of de grote funderingsmachine de werkzaamheden kan uitvoeren.

    • 6.6. met de grote funderingsmachine een last optoppen en aftoppen.

    • 6.7. met de grote funderingsmachine een last in een doel plaatsen.

    • 6.8. met de grote funderingsmachine een last tussen obstakels door manoeuvreren.

    • 6.9. met de grote funderingsmachine een slingerbeweging beheersen.

    • 6.10. hijsgereedschappen aan de kraanhaak bevestigen en met behulp daarvan een last aanslaan.

    • 6.11. de grote funderingsmachine rijklaar maken.

    • 6.12. de grote funderingsmachine zelfstandig verplaatsen op de examenlocatie.

    • 6.13. na afloop van de werkzaamheden de grote funderingsmachine op de juiste wijze achterlaten conform de wettelijke voorschriften.

  • 7. De kandidaat kan veilig en milieuverantwoord met de grote funderingsmachine werken RV-2

    • 7.1 de kandidaat kan veiligheidsmaatregelen in acht nemen bij het werken met de grote funderingsmachine

  • 8. De kandidaat kan storingen herkennen aan een grote funderingsmachine en handelend optreden, alsmede het onderhoud verrichten RV-5, PV-1

    • 8.1 aan de hand van de gebruiksaanwijzing een storingsdiagnose op hoofdonderdelen opstellen op basis van visuele en auditieve controle aan de systemen van een grote funderingsmachine.

    • 8.2 aan de hand van de gebruiksaanwijzing demonstreren hoe (kleine) storingen aan de grote funderingsmachine verholpen kunnen worden.

    • 8.3 storingen zodanig aan een monteur of de technische dienst doorgeven dat deze een eenduidig en helder beeld van de storing krijgt. Dit door aan te geven:

      • * wat de uitval van c.q. waar in het systeem is

      • * wat visueel waarneembaar is aan de machineconstructie (onderdelen)

      • * of en waar lekkages waarneembaar zijn

      • * welke acties / reparaties zijn ondernomen.

    • 8.4. bij storingen aan de grote funderingsmachine aan de hand van de gebruiksaanwijzing bepalen welke van de volgende acties hij moet ondernemen:

      • * beoordelen of hij wel of niet verantwoord kan doorwerken

      • * storing zelfstandig oplossen

      • * de monteur of technische dienst voor de storing inschakelen.

    • 8.5. aanwijzen welke delen van de grote funderingsmachine dagelijks onderhouden moeten worden en welke verrichtingen daarbij uitgevoerd moeten worden.

    • 8.6. de werking van systemen van de grote funderingsmachine controleren.

10.2 Beoordelingsmethode

Het theorie-examen wordt schriftelijk afgenomen en bestaat uit 50 meerkeuzevragen op basis van de toetstermen zoals omschreven in punt 10.1. Het theorie-examen wordt uitsluitend verstrekt vanuit de TCVT-itembank. De maximale tijd om het theorie-examen af te leggen bedraagt 90 minuten. De maximale waardering voor de meerkeuzevragen is 50 punten (1 punt per goed antwoord). Een kandidaat is geslaagd indien hij 40 punten of meer heeft behaald en alle KO-vragen goed heeft beantwoord. Het resultaat wordt in een voldoende/onvoldoende tot uiting gebracht. Het praktijkexamen wordt uitsluitend verstrekt vanuit de TCVT-itembank. De examenopdrachten moeten binnen 240 minuten worden uitgevoerd. De TCVT examinatoren-instructie bepaald de beoordeling van het praktijkexamen. De volgende zaken komen op het praktijkexamen aan de orde:

Algemeen

De kandidaat wordt ingelicht welk type machine hij kan verwachten.

  • Heeft de kandidaat instructie gehad over de machine waar examen mee wordt gedaan ? Zo niet dan geen examen afnemen!

  • De kandidaat wordt verteld wat de maximale tijdsduur van het examen is.

  • Bij een vermoeden van onvoldoende kennis bij de kandidaat moet de examinator de kandidaat bevragen naar de motivatie van zijn keuzes.

  • De examenopdracht wordt in het bijzijn van de kandidaat bekend gemaakt (uit de verzegelde envelop gehaald).

  • Indien een kandidaat tijdens het examen een KO heeft gekregen, wordt dit pas NA het examen meegedeeld.

Proces Verbaal

De examinator moet altijd een proces verbaal invullen, ook als er geen bijzonderheden te vermelden zijn. De CKI neemt geen verzoeken tot verstrekking van het certificaat van vakbekwaamheid in ontvangst zonder een bijgaand proces-verbaal. Op het proces-verbaal staat ook de tijdsduur van het afgenomen examen. Indien het examen 30 minuten of eerder gereed is dan de aangegeven tijd, dient de reden hiervan expliciet in het proces verbaal te worden opgenomen.

Het praktijkexamen betreft de volgende onderdelen:

  • 1. kennismaken en doornemen opdracht

  • 2. aanvangscontrole van de grote funderingsmachine en de daarbij behorende documenten

  • 3. onderhoud en werking van de grote funderingsmachine

  • 4. hijsgereedschap

  • 5. positioneren op de hijsplaats en gebruiksklaar maken van de grote funderingsmachine (KO-opdracht)

  • 6. (hijs)opdracht 1 (KO-opdracht)

  • 7. assisteren last verplaatsen

  • 8. (hijs)opdracht 2 (KO-opdracht)

  • 9. grote funderingsmachine achterlaten

  • 10. veiligheid (KO-onderdeel)

10.3 Cesuur

Waardering resultaat

Het resultaat van zowel het theorie- als het praktijkexamen wordt in voldoende/onvoldoende tot uiting gebracht. Kandidaten die voor het onderdeel theorie of praktijk of beide onderdelen geen voldoende hebben behaald, hebben recht op een herexamen. Hierbij gelden de eisen zoals gesteld in artikel 4.2

Geldigheidsduur van het resultaat van het examen

Een kandidaat kan tot uiterlijk 6 maanden na het behalen van een voldoende resultaat voor zijn praktijk- of theorietoets, herexamen doen voor het nog als onvoldoende gekwalificeerde examengedeelte theorie of praktijk. In dit geval kan de kandidaat, binnen de gestelde termijn van 6 maanden, maximaal twee maal een herexamen aanvragen. Hierna, of na het verstrijken van de termijn, moet een volledig examen (zowel theorie als praktijk) worden afgelegd. Er is geen maximum verbonden aan het aantal gecombineerde praktijk- en theorie-examens.

Cesuur praktijk

Bij het praktijkexamen dient voor alle onderdelen een voldoende gehaald te worden. Elk onderdeel wordt beoordeeld aan de hand van een beoordelingsprotocol. Hierop is het algoritme van de handelingen die de kandidaat moet verrichten beschreven. Aan de verschillende handelingen zijn beoordelingscriteria toegevoegd en een puntenwaardering. Elk onderdeel kent zo een puntenwaardering die is vastgelegd op het beoordelingsprotocol. Om een voldoende te halen dient voor elk onderdeel minimaal 70% van de punten gescoord te worden en mag de kandidaat geen KO te hebben.

11. Hercertificatie

11.1 Toetstermen hercertificatie

Om als certificaathouder voor hercertificatie in aanmerking te komen, dient te worden aangetoond dat in die vijf (5) jaar door de certificaathouder aan alle volgende voorwaarden is voldaan:

  • 1. Scholing:

    • Twee (2) scholingsdagen (4 dagdelen) zijn gevolgd bij een door TCVT erkend scholingsinstituut, en

    • één scholingsdag (2 dagdelen) wordt gevolgd in de eerste 36 maanden van de periode van vijf jaar, en

    • de tweede scholingsdag wordt gevolgd na de 36ste maand van de periode van vijf jaar, en

    • in de scholingsdagen zijn alle eindtermen en actuele ontwikkelingen m.b.t. dit schema opgenomen, en

    • van de gevolgde scholing ontvangt de deelnemer een bewijs van deelname van de TCVT erkende opleider en wordt dit aangetekend in het TCPR-boekje.

  • 2. Praktijkervaring:

    • in de periode van vijf (5) jaar dat het certificaat geldig is, moet de certificaathouder tenminste acht kwartalen hebben gewerkt in de functie die op het certificaat is vermeld, en

    • van deze acht kwartalen moeten tenminste twee kwartalen vallen in de laatste drie jaar van de periode van vijf jaar, en

    • de praktijkervaring kan worden aangetoond door aantekening van de praktijkervaring van de certificaathouder in het TCPR-boekje of in het TCVT Praktijkregister. Deze praktijkervaring moet minimaal elke drie maanden door de werkgever worden getoetst op waarheid en worden geparafeerd.

Indien de houder niet kan aantonen over voldoende praktijkervaring te beschikken in de laatste vijf jaar, dan kan hij via een praktijktoets aantonen nog steeds voldoende vakbekwaam te zijn. Een praktijktoets wordt afgenomen conform de eisen zoals vastgelegd in dit schema.

11.2 Beoordelingsmethode

Hercertificatie kan als volgt worden ingevuld:

  • Indien de positieve hercertificatie beslissing valt binnen twee maanden voor de vervaldatum, dan is de vervaldatum tevens de ingangsdatum van het hernieuwde certificaat.

  • Indien de positieve certificatiebeslissing valt voor de twee maanden voorafgaand aan de vervaldatum, dan is de datum van de certificatiebeslissing de ingangsdatum van het hernieuwde certificaat.

Wanneer door omstandigheden het persoonscertificaat van de machinist is verlopen zonder tijdige hercertificatie en de machinist alsnog in het bezit wil komen van een persoonscertificaat is er een dispensatieregeling mogelijk. Daartoe dient de machinist een aanvraag in bij een certificatie-instelling. Deze aanvraag wordt vervolgens voorgelegd aan TCVT Werkkamer 4 Vakbekwaamheid die een advies opstelt. Dit advies wordt vervolgens voorgelegd aan de certificatie-instelling die een aansluitend besluit neemt over de (her-) verlening van het persoonscertificaat.

11.3 Controle op de registratie van de praktijkervaring bij hercertificatie

Bij de aanvraag voor hercertificatie dient het origineel TCPR-boekje met de daarin opgenomen registraties van de praktijkervaring te worden voorgelegd aan de certificatie-instelling. De ontvangst wordt binnen een kalenderweek bevestigd met een verklaring, waarmee opdrachtgevers kunnen worden geïnformeerd over de reden van de afwezigheid van het originele TCPR-boekje. De certificatie-instelling controleert de registraties en toetst of voldaan wordt aan de vereiste praktijkervaring en bericht de aanvrager binnen een kalenderweek over het resultaat.

Bovendien zal de certificatie-instelling ongeacht of het een machinist als werknemer of als zelfstandige machinist betreft, bij de aanvraag voor hercertificatie, onaangekondigd een 5%-steekproefsgewijze controle uitvoeren op de betrouwbaarheid van de invulling van praktijkervaring. Voor de registratie van de praktijkervaring dient er een deugdelijke administratie gevoerd te worden. Deze dient minimaal 5 jaar beschikbaar te blijven.

12. Het certificaat

Gegevens:

Minimaal dienen de volgende gegevens op het certificaat vermeld te zijn:

  • Naam van de gecertificeerde persoon incl. geboortedatum;

  • Eenduidig documentnummer;

  • Naam van de CKI die het certificaat verleend heeft;

  • Referentie naar de normen waaraan getoetst wordt;

  • Scope van het certificaat, inclusief de geldigheidscondities;

  • De ingangsdatum van het certificaat en de datum waarop het certificaat ophoudt geldig te zijn.

Teksten:

Op het certificaat dient vermeld te worden, dat de CKI verklaard dat de betreffende persoon voldoet aan de eisen uit het werkveldspecifieke certificatieschema en indien relevant of het ging om een hercertificatie.

13. Geldigheidscondities

Gedurende de looptijd gelden de volgende condities waar de certificaathouder zich aan moet houden. Indien niet voldaan wordt aan deze condities kan dit consequenties hebben voor het certificaat.

Na een positief certificatie besluit ontvangt de kandidaat binnen 4 weken een TCVT-certificaat en een TCPR-boekje. Beide documenten zijn wettig bewijsmiddel.

De gegevens (inclusief intrekking van het certificaat) van de deelnemer worden geregistreerd in het TCVT personenregister.

Verwijdering uit het register

Onderstaand zijn de condities aangegeven voor de verwijdering uit het TCVT certificaatregister.

Certificaathouders die niet voldoen aan de eisen die met het certificaat samenhangen, worden verwijderd uit het register van certificaathouders. De volgende redenen kunnen leiden tot verwijdering uit het register:

  • a. Het niet kunnen aantonen werkzaam te zijn als machinist in de beroepsspecialisatie waarvoor het certificaat geldig is.

  • b. Het niet nakomen van verplichtingen jegens de certificatie-instelling;

  • c. Het misbruik maken of laten maken van het certificaat;

  • d. Het verstrekken van onvolledige of onjuiste gegevens aan de certificatie-instelling;

  • e. Het ongeschikt blijken voor de uitoefening van de met het certificaat samenhangende beroepsvaardigheden;

  • f. Het niet voldoen aan de eisen zoals geformuleerd onder hercertificatie (11).

Deze condities dienen te zijn opgenomen in de certificatieovereenkomst tussen certificatie instelling en certificaathouder.

Overige voorwaarden voor certificaathouders

De houder van het certificaat dient misbruik van het certificaat door derden tegen te gaan en vermissing van dit certificaat schriftelijk binnen 10 dagen aan de certificatie-instelling te melden.

De houder van het certificaat machinist verticaal transport is verplicht veranderingen van woonplaats en huisadres schriftelijk te melden aan de certificatie-instelling.

De houder van het certificaat machinist verticaal transport dient door derden tegen hem/haar ingediende klachten, die met de strekking van dit certificaat verband houden, te melden aan de certificatie-instelling die het betreffende certificaat heeft afgegeven.

BIJLAGE 9, BEHOREND BIJ DE MINISTERIËLE REGELING VAN 19 JULI 2012, NR. G&VW/GW/10964, HOUDENDE WIJZIGING VAN DE ARBEIDSOMSTANDIGHEDENREGELING IN VERBAND MET DE GEFASEERDE INVOERING VAN HET STELSEL VAN CERTIFICATIE (FASE 3)

Bijlage XVIId behorend bij artikel 7.7, tweede lid onder d, Arbeidsomstandighedenregeling

Werkveldspecifiek certificatieschema voor het persoonscertificaat Machinist Grondverzetmachine met Hijsfunctie

Document: WSCS-VT Machinist Grondverzetmachine met Hijsfunctie: 2012, versie 01

Onder beheer van:

CCvD-TCVT

p/a Stichting TCVT

Postbus 154

3990 DD Houten

www.TCVT.nl

INHOUD

1.

Inleiding

155

2.

Definities

155

3.

Werkveldspecifieke kenmerken

156

 

3.1

Beschrijving schema

156

 

3.2

Actieve partijen

156

 

3.3

Risicoanalyse en afbreukcriteria

156

4.

CERTIFICATIEREGLEMENT

157

 

4.1

Doelstelling

157

 

4.2

Certificatieprocedure

157

 

4.3

Certificatiebeslissing

157

 

4.4

Geldigheidsduur van het certificaat

157

 

4.5

Geldigheidscondities

158

 

4.6

Klachtenregeling

158

 

4.7

Bezwaarprocedure

159

 

4.8

Register voor vakbekwaamheid

160

 

4.9

Norminterpretatie

160

5.

Examenreglement

160

 

5.1

Doelstelling

160

 

5.2

De exameninstelling

161

 

5.3

Eisen te stellen aan het examenpersoneel

161

 

5.4

Eisen te stellen aan het examen

162

 

5.5

Beheer centrale itembank en examenversies

163

6.

Toezicht

163

 

6.1

Medewerking aan toezicht

163

 

6.2

Frequentie van het toezicht

163

 

6.3

De wijze van uitvoering van het toezicht

163

 

6.4

Verslag van bevindingen

163

 

6.5

Maatregelen (artikel 1.5e Arbobesluit)

163

DEEL II: NORMEN

164

7.

Onderwerp van certificatie

164

8.

Entreecriteria

164

9.

Eindtermen

165

10.

Toetsmethodiek bij initiële certificatie

166

 

10.1

Toetstermen

166

 

10.2

Beoordelingsmethode

170

 

10.3

Cesuur

171

11.

Hercertificatie

171

 

11.1

Toetstermen hercertificatie

171

 

11.2

Beoordelingsmethode

171

 

11.3

Controle op de registratie van de praktijkervaring bij hercertificatie.

172

12.

Het certificaat

172

13.

Geldigheidscondities

172

1. Inleiding

Dit WSCS voor personen is door het CCvD-TCVT opgesteld. Het betreft certificatie van vakbekwaamheid op het gebied van veilig hijsen door een machinist met een grondverzetmachine. Door het ministerie van SZW is het schema vastgesteld. Dit vastgestelde schema vervangt daarmee eerdere versies. De te certificeren vakbekwaamheid betreft het uitvoeren van hijswerkzaamheden op bouwplaatsen met een grondverzetmachine1. Het certificatiesysteem van de Certificatie Instelling (CKI) moet zijn gestructureerd in overeenstemming met de eisen uit het WDAT-VT-Personen

2. Definities

Begrip of afkorting

:

Betekenis

Aanvrager van een certificaat

:

De (rechts-)persoon die bij de certificatie-instelling een aanvraag doet voor het afgeven van een persoonscertificaat van vakbekwaamheid.

Aanwijzing

:

Aanwijzing van een instelling bij of krachtens wettelijk voorschrift door de minister van SZW.

Beoordeling

:

Beoordeling (initiële, of her-) door de CKI op basis van het door de minister van SZW vastgestelde WDA&T.

BHST

:

Stichting die een wettelijke certificatieregeling beheert: TCVT.

Centraal College van Deskundigen (CCvD)

:

Het college, onderdeel van en/gefaciliteerd door BHST, dat belanghebbende partijen in een bepaalde sector of branche de mogelijkheid biedt tot deelname bij het opstellen en onderhouden van werkveldspecifieke documenten op zodanige wijze dat sprake is van een evenwichtige en representatieve vertegenwoordiging van deze partijen. In casu het CCvD-TCVT.

Centrale Examen Commissie (CEC)

:

Commissie binnen de structuur van de BHST die een centrale itembank ontwikkelt en beheert.

Certificaat

:

Een certificaat in de zin van artikel 20 Arbowet en artikel 7 [Warenwet (artikel 6e Warenwetbesluit machine).

Daarnaast moet een certificaat beschouwd worden als een verklaring van overeenstemming (conformiteitsverklaring) zoals bedoeld in relevante ISO en EN normen.

Certificaathouder

:

Persoon die in het bezit is van een geldig wettelijk verplicht certificaat.

Certificatieproces

:

Alle activiteiten via welke een CKI beoordeelt en besluit of een persoon, product of systeem voldoet en blijft voldoen aan de normen, zoals opgenomen in het werkveldspecifieke certificatieschema.

Certificatiereglement

:

Bepalingen voor de uitvoering van het certificatieproces en de relaties tussen kandidaat en CKI.

Certificatiesysteem

:

Set van procedures en middelen benodigd om het certificatieproces uit te voeren per certificatieschema, dat leidt tot de uitgifte van een certificaat van vakbekwaamheid, inclusief onderhoud.

Certificerings en Keurings-instelling (CKI)

:

Kalibratie- of conformiteitsbeoordelingsinstellingen zoals certificatie-instellingen, keuringsdiensten van gebruikers, laboratoria, inspectie-instellingen en testinstituten.

Cesuur

:

De grens tussen de hoogste toetsscore waaraan een onvoldoende en de laagste toetscore waaraan een voldoende wordt toegekend.

Competentie

:

Gedemonstreerd vermogen om kennis en vaardigheden toe te passen en, waar relevant, gedemonstreerde persoonlijke eigenschappen, zoals gedefinieerd in het certificatieschema.

Controle

:

Periodieke beoordeling door de CKI’s tegen de voor beoordeling geldende regels van de minister (WDA&T).

Eindtermen

:

Een omschrijving van het geheel aan kennis, vaardigheden en houdingen van een specifiek vakbekwaamheidgebied ten behoeve van het toetsen van examenkandidaten.

Entreecriteria

:

Criteria, zoals vooropleiding en werkervaring, waaraan de kandidaat moet voldoen om toegelaten te worden tot het certificatieproces.

Examen

:

Het geheel van toetsopgaven (toetsvragen en/of toetsopdrachten), bedoeld om de individuele kandidaat te kunnen beoordelen in de mate waarin hij of zij aan de eindtermen conform de normen voldoet.

Examencommissie

:

Commissie binnen de structuur van de CKI onder wiens verantwoordelijkheid de examens worden afgenomen.

Examenprotocol

:

Bepalingen voor de uitvoering van examens in de relatie tussen de BHST en de exameninstelling.

Examenreglement

:

Bepalingen voor de uitvoering van examens in de relatie tussen de kandidaat en de exameninstelling.

Examinatoreninstructie

:

Bepalingen voor de uitvoering van examens in de relatie tussen de examinator en de exameninstelling.

Hijskraan

 

Hijswerktuig voor het hijsen van vrijhangende lasten in een vaste (vaste en op rails verrijdbare kraan) of mobiele (kraan op rupsen of banden) opstelling, met tenminste een bedrijfslast van 2 ton en bedrijfslastmoment van 10 tonmeter. Met uitzondering van:

– op een voertuig bevestigde (auto)laadkraan die uitsluitend bestemd is of wordt gebruikt voor het laden en lossen vanuit de laadbak van het voertuig, en

– grondverzetmachine die ontgraaft en daarop aansluitend leidingwerk in die ontgravingen legt of ten behoeve van het uitvoeren van grondverzetwerkzaamheden ondersteuningsschotten plaatst.

KO

:

Knock-out: onjuist antwoord op een examenvraag die direct tot gevolg heeft dat de kandidaat voor het betreffende examenonderdeel zakt.

Risicoanalyse

:

Analyse waaruit motivatie, voor te maken keuzes in werkveldspecifiek probleemgebied, blijkt, op te nemen in het beoogde certificatieschema.

TCPR

 

TCVT Certificatie Personen Register

Toezicht

:

Het verzamelen van de informatie over de vraag of een handeling of zaak voldoet aan de daaraan gestelde eisen, het zich daarna vormen van een oordeel daarover en het eventueel naar aanleiding daarvan interveniëren.

TSJ

 

TCVT Schema Journaal: annotatie op een TCVT schema.

Vakbekwaamheidsgebied

:

Aanduiding van het werkveld, de functie, of een geheel aan taken waar bepaalde vakbekwaamheidseisen op betrekking hebben.

Vakbekwaamheidseisen

:

De eisen die, binnen een bepaald werkveld of een bepaalde beroepsgroep, gesteld worden aan personen met betrekking tot hun kennis, vaardigheden en houdingen inzake specifieke handelingen of taken.

Verklaring

:

De EG-verklaring van typeonderzoek of EG-verklaring overeenstemming als bedoeld in het bij of krachtens de Machinerichtlijn of enige andere EU-produkt-richtlijn bepaalde.

Werkveldspecifiek certificatieschema

:

Term gebruikt door SZW voor een certificatieschema dat door de minister van SZW is geaccepteerd te gebruiken binnen een specifieke aanwijzing als CKI voor personen, producten of systemen.

WDAT-VT-Personen

:

Werkveldspecifiek document voor aanwijzing en toezicht (WDA&T) op de certificatie- en keuringsinstellingen die personen certificeren in het kader van verticaal transport.

Document: WDAT-VT-Personen: 2012, versie 01.

WDAT-VT-Producten

:

Werkveldspecifiek document voor aanwijzing en toezicht (WDA&T) op de certificatie- en mobiele kranen, torenkranen en/of hijs- en hefwerktuigen voor beroepsmatig personenvervoer en/of tijdelijke personen(bouw)liften periodiek keuren in het kader van verticaal transport.

Document: WDAT-VT-Producten: 2012, versie 01.

3. Werkveldspecifieke kenmerken

Hijsen is een risicovolle beroepsactiviteit. Om het maatschappelijke belang -veiligheid en gezondheid van en rondom de arbeid- te waarborgen, is door de overheid gekozen voor een wettelijk verplichte certificatieregeling voor de borging van de vakbekwaamheid van machinist mobile kraan.

3.1 Beschrijving schema

Dit WSCS-VT Machinist Grondverzetmachine met Hijsfunctie is door de BHST voorgesteld en door het ministerie van SZW -inclusief eventuele aanpassingen- vastgesteld. De minister van SZW kan ook op eigen initiatief wijzigingen aanbrengen in de vastgestelde documenten. Dit vastgestelde schema vervangt eerdere versies.

3.2 Actieve partijen

Binnen het kader van dit werkveldspecifieke certificatieschema zijn actief:

  • BHST TCVT, hierna TCVT

  • CCvD TCVT, hierna CCvD

  • Werkkamer 4 TCVT vakbekwaaamheid

3.3 Risicoanalyse en afbreukrisico

Hijsen en aanslaan van lasten is een risicovolle activiteit in het verticaal transport.

De machine waarmee wordt gehesen, het hijs- en hefgereedschap en het aanslaan van lasten kunnen ieder voor zich en/of in gezamenlijkheid gevaarlijk zijn voor mens en omgeving. Borging van dit proces door onder certificaat gekeurde machines en hijs- en hefgereedschappen enerzijds en gecertificeerde machinisten en hijsbegeleiders anderzijds, is noodzakelijk en door de wetgever onderkend.

Hijskranen zijn complexe installaties en hun aandeel in ernstige en dodelijke ongevallen is relatief gezien groot. De oorzaak van deze onveiligheid kan worden onderverdeeld in een aantal subgroepen:

  • 1. instabiliteit last

  • 2. Niet adequaat aanhaken en lossen van last

  • 3. Instabiliteit kraan

  • 4. Instabiliteit giek

  • 5. Niet adequaat opbouwen en afbouwen van kraan

  • 6. Technische gebreken van de kraan

  • 7. Toegankelijkheid kraan

ad 1+2. Instabiliteit last / Niet adequaat aanhaken en lossen van last

In de bouw hijsen kraanmachinisten vaak onbekende en onstabiele lasten over grote groepen bouwvakkers heen en lossen ze de last in de directe nabijheid van personen die niets met de hijsactiviteit te maken hebben. De last wordt vaak aangeslagen door niet-deskundigen. De machinist draagt echter wel de verantwoordelijkheid voor het hijsen van de last. Met het hijsen op zich gaat vervolgens weinig fout, maar wel met de last (schuiven, vallen, haakbreuk etc.). Oorzaak van dit risico is het werken met onveilig materieel, ondeskundig personeel, tijdgebrek en het ontbreken van een hijsplan.

ad 3+ 4. Instabiliteit van de kraan en giek

Kranen en giek worden instabiel door het hijsen en zwenken. Er is dan sprake van grote drukverplaatsingen door de kraan. Instabiliteit kan leiden tot het wegzakken c.q. omvallen van de kraan. Goed stempelen op goede schotten is de oplossing. Daarnaast zorgt overbelasting en het werken bij zware wind voor problemen.

Ad 5 + 6. Technische staat van de kraan en niet adequaat op/afbouwen van de kraan

Kranen worden intensief gebruikt en zijn onderhevig aan slijtage. Ook de opstelling en afbouw van de kraan heeft direct gevolgen voor het gebruik. Regelmatig keuren van de kraan is de oplossing.

ad 7. Toegankelijkheid kraan

Een kraan op een bouwplaats is een nuttig en gewild voorwerp. Helaas komt het nog regelmatig voor dat onbevoegden de kraan gebruiken voor hijswerk. De machinist dient derhalve altijd zijn kraan af te sluiten bij het verlaten van de kraan.

Certificering van kraanmachinisten en keuring van kranen zijn managementfactoren, die de bedrijfstak ter hand heeft genomen. De keuring voorkomt een aantal mechanische defecten en de certificering houdt de competentie van de machinisten op peil. Andere factoren die door het management van het werk beïnvloedbaar zijn, zijn conflictbeheersing, mens-machine interacties, communicatie en voldoende menskracht

4. Certificatiereglement

4.1 Doelstelling

Dit reglement omschrijft de procedures die relevant zijn voor het juist toepassen van dit specifieke schema. Hierbij moet gedacht worden aan onder meer procedures van aanvraag, de examinering, de wijze waarop de uitslag bekend gemaakt wordt en condities met betrekking tot de certificatie, de afgifte van certificaten/verklaringen, procedures bij het uitvoeren van keuringen, klachtenafhandeling en het indienen van een verzoek om herziening.

4.2 Certificatieprocedure

De kandidaat machinist grondverzetmachine dient bij een CKI, in overeenstemming met dit certificatiereglement, een aanvraag in voor het persoonscertificaat machinist grondverzetmachine. Vervolgens verstrekt de CKI alle relevante informatie over de gang van zaken bij het gehele certificatieproces.

4.3 Certificatiebeslissing

De certificatiebeslissing wordt genomen door een functionaris van de CKI die niet betrokken is geweest bij de beoordeling van de kandidaten en daartoe is gekwalificeerd en aangesteld conform het kwaliteitssysteem en de procedures die de certificatie-instelling heeft op grond van het werkveldspecifieke schema voor aanwijzing en toezicht.

4.4 Geldigheidsduur van het certificaat

De maximale geldigheidsduur van een persoonscertificaat is 5 jaar.

Eerdere intrekking is mogelijk indien de certificaathouder tussentijds niet voldaan aan de eisen t.a.v.de beheersing van de onder 9. genoemde eindtermen (zie voor de voorwaarden 4.5).

4.5 Geldigheidscondities

Met betrekking tot de geldigheid van het certificaat worden condities gesteld. Indien niet voldaan wordt aan deze condities kan dit consequenties hebben voor het certificaat.

Deze condities zijn:

  • de certificaathouder mag geen handelingen verrichten in strijd met de voorschriften;

  • de certificaathouder dient te zorgen dat geen misbruik wordt gemaakt van het persoonscertificaat.

De CKI is bevoegd het certificaat te schorsen en/of in te trekken. De condities en de wijze waarop daarop door de CKI toegezien dient te worden, worden opgesteld door de CCvD en vastgelegd in het TCVT protocol ‘schorsing/intrekking’

4.6 Klachtenregeling
Klachten over de CKI

Een adequate behandeling van klachten is belangrijk voor het creëren van vertrouwen in certificatie en belangrijk voor de bescherming van zowel de certificaathouders als de gebruikers van certificaten.

Aan een CKI worden onder meer de volgende eisen gesteld:

  • Een openbaar toegankelijke klachtenprocedure dient aanwezig te zijn.

  • de klachtenprocedure bevat minimaal het volgende: een beschrijving van het proces van ontvangen, onderzoeken en beoordelen van de klacht; de wijze van volgen van de klacht en acties als vervolg daarop; en de wijze waarop wordt verzekerd dat correctieve acties worden uitgevoerd.

  • De beslissing over de reactie op de klacht dient te worden genomen door personen die niet betrokken zijn bij het onderwerp van de klacht.

  • Indieners van klachten dienen, indien mogelijk, op de hoogte te worden gehouden van de ontvangst van de klacht, de voortgang van behandeling en de uitkomst.

Klachten over het bedrijf of de persoon

Indien de CKI klachten van derden, zoals een opdrachtgever, ontvangt over het voldoen aan dit schema door het bedrijf of de persoon die een aanvraag voor het certificaat heeft ingediend of certificaathouder is, dient de CKI de klager te verwijzen naar het bedrijf of de persoon. De CKI dient de klacht te betrekken bij de eerstvolgende beoordeling bij het betreffende bedrijf of de betreffende persoon.

Echter, indien het naar de mening van de CKI een ernstige klacht betreft, dient de CKI, naast de behandeling door het bedrijf of de persoon, zelf ook direct te beoordelen of de klacht gevolgen dient te hebben voor de beslissing m.b.t. certificatie. In dat geval dient de CKI af te wegen of het gewenst is een extra beoordeling uit te voeren. De kosten van deze extra beoordeling komen in beginsel voor rekening van de certificaathouder.

Klachtenregeling

Inleiding

In deze werkinstructie wordt de afhandeling van een klacht besproken. Voor iedere afzonderlijke klacht wordt een apart klachtenformulier ingevuld.

Werkwijze

Wanneer iemand probeert een klacht telefonisch of mondeling te melden, wordt aan hem/haar gevraagd deze schriftelijk te verwoorden. Als een klacht schriftelijk binnenkomt wordt deze meteen naar de kwaliteitsmanager gebracht en indien de klachtafhandelaar duidelijk is krijgt hij/zij meteen een kopie van de klacht. De kwaliteitsmanager registreert de klacht op een klachtenformulier en stelt de directeur CKI op de hoogte van de klacht. De directeur van de CKI wijst de klachtafhandelaar aan. De kwaliteitsmanager vermeldt de klachtafhandelaar op het klachtenformulier en brengt de klachtafhandelaar schriftelijk op de hoogte van de klacht. De klachtafhandelaar informeert de indiener van de klacht schriftelijk over de ontvangst van de klacht.

Eenvoudige zaken

Klachtafhandelaar stuurt klacht door naar betrokken bedrijf/persoon; stelt indiener op de hoogte legt dossier aan tbv voortgangsbewaking en meenemen afhandeling klacht door bedrijf/persoon bij eerstvolgende beoordeling.

Ernstige klachten

Klachtafhandelaar beoordeelt de klacht en stelt vast of de klacht een incident betreft of dat de klacht moet leiden tot een aanpassing in de werkwijze. Indien het een incident betreft, wordt de indiener daarvan op de hoogte gesteld. De klachtafhandelaar bedenkt samen met de indiener binnen drie weken na het indienen van de klacht een oplossing voor de afhandeling en betrekt bedrijf/persoon hierbij. De oplossing zoals die met de indiener is besproken wordt vastgelegd op het klachtenformulier. Hier wordt tevens vermeld dat het gaat om een incident. Indien de klacht een aanpassing van de werkwijze vergt bedenkt de klachtafhandelaar binnen 10 dagen een verbetervoorstel en bespreekt dit met de kwaliteitsmanager en betrekt bedrijf/persoon hierbij. Het verbetervoorstel moet een structurele verbetering inhouden van de werkwijze. Het verbetervoorstel wordt ingevuld op het klachtenformulier.

De klachtafhandelaar stelt de indiener op de hoogte van de afhandeling van de klacht.

De kwaliteitsmanager maakt de gewijzigde werkwijze bekend. De kwaliteitsmanager start, indien nodig, een vervolgonderzoek naar de invoering van het verbetervoorstel. De bevindingen worden vastgelegd op het klachtenformulier. Het klachtenformulier wordt gearchiveerd.

4.7 Bezwaarprocedure
Inleiding

Onderstaand worden de stappen beschreven die nodig zijn voor het afhandelen van een bezwaarschrift. Een dergelijk bezwaarschrift kan bijvoorbeeld ingediend worden tegen besluiten van de CKI inzake het niet (opnieuw) verlenen, schorsen of intrekken van een certificaat.

Werkwijze

Algemeen:

  • Een door of namens de CKI genomen besluit, dat is een definitieve uitslag of eindoordeel, wordt schriftelijk ter kennis van de belanghebbende gebracht.

  • Onder een besluit wordt tevens verstaan het weigeren te beslissen of het niet tijdig nemen van een beslissing.

  • De CKI stelt de belanghebbende in haar correspondentie in kennis van de mogelijkheid van het indien van een bezwaarschrift door middel van de volgende clausule:

    ‘Ingevolge de CKI procedure ‘bezwaarschriftprocedure’ kan door een belanghebbende met betrekking tot dit besluit een bezwaarschrift ingediend worden. Daartoe moet binnen zes weken na de datum van verzending van het besluit een bezwaar worden ingediend bij de CKI. In het bezwaarschrift moet gemotiveerd worden aangegeven waarom het gegeven besluit niet juist gevonden wordt. Verzocht wordt bij het bezwaarschrift een kopie van het bestreden besluit toe te voegen.’

  • Het bezwaarschrift dient in ieder geval de volgende elementen te bevatten:

    • naam en adres indiener

    • dagtekening

    • een omschrijving van het bestreden besluit

    • de gronden van het bezwaar.

Het bezwaar wordt niet-ontvankelijk verklaard:

  • indien niet aan de gestelde termijn van indienen wordt voldaan. Dit geldt niet als de indiener aantoont dat hij redelijkerwijs niet in verzuim is geweest

  • in andere gevallen dan genoemd onder a, als geen gebruik gemaakt wordt van de door de CKI geboden gelegenheid tot verzuimherstel

  • het bezwaar wordt verder niet-ontvankelijk verklaard als het, bij het niet van toepassing zijn van een termijn, onredelijk laat wordt ingediend. Dit geldt uitsluitend wanneer het bezwaar betrekking heeft op het niet tijdig nemen van een besluit.

  • Het bezwaarschrift schort de werking van het besluit niet op.

  • Het bezwaarschrift leidt tot heroverweging van het besluit waartegen het is gericht.

Procedure
  • De CKI neemt kennis van het bezwaarschrift en bevestigt binnen twee weken de ontvangst.

  • De CKI biedt gelegenheid tot het horen van de indiener.

  • Het bezwaarschrift wordt gemeld bij de kwaliteitsmanager die het bezwaar registreert.

  • Het horen betreft met name de vakinhoudelijke aspecten die geleid hebben tot het besluit en dient binnen in beginsel zes weken na het vaststellen dat een hoorprocedure aan de orde is, plaats te vinden.

  • Het horen kan geschieden door de CKI of door een of meer door de CKI benoemde ter zaken kundige. Het horen geschiedt door een persoon of personen die niet betrokken is/zijn geweest bij de voorbereiding van het besluit, en geen binding hebben met de belanghebbende.

  • Het horen geschiedt op een door de CKI te bepalen tijdstip binnen de gangbare kantooruren.

  • Relevante stukken kunnen tot 10 dagen voor de hoorzitting worden ingediend en liggen gedurende een week voor de zitting ter inzage.

  • Van het horen wordt afgezien indien het verzoek om herziening kennelijk niet-ontvankelijk of kennelijk ongegrond is, inmiddels aan het verzoek is tegemoetgekomen, of indien belanghebbende verklaart hiervan geen gebruik te maken.

  • Van het horen wordt een verslag gemaakt. Het verslag wordt bij de beslissing op het bezwaar om herziening gevoegd.

  • De hoorcommissie brengt tevens advies aan de CKI.

Beslissing op het bezwaarschrift
  • De CKI beslist aan de hand van de haar ter beschikking staande gegevens binnen zes weken, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken. De beslistermijn kan eenmaal met ten hoogste 6 weken worden verlengd. Daarna kan de termijn slechts met toestemming van de belanghebbende worden verlengd.

  • De CKI zal, bij het gegrond verklaren van het bezwaar, de beslissing herroepen en een nieuwe beslissing ter zake nemen.

  • Van haar beslissing op het bezwaar zal de CKI de onderbouwing en motivering aan belanghebbende meedelen.

Bestuursrechter
  • Indien de inhoud of strekking van de nieuwe beslissing de belanghebbende hiertoe aanleiding geeft, dient hij zich in voorkomend geval te wenden tot de bestuursrechter.

  • De CKI zal de belanghebbende in haar beslissing op bezwaar wijzen op deze mogelijkheid.

4.8 Register voor vakbekwaamheid

De CKI registreert de gegevens van de certificaathouder. Deze gegevens worden conform de overeenkomst met TCVT tenminste zo vaak als mutaties zich voordoen elektronisch verzonden aan Bureau TCVT ten behoeve van het TCVT Personenregister, dat wordt opgezet conform wettelijke bepalingen. Dit register is via internet toegankelijk gemaakt. De BHST is verantwoordelijk voor het beheer van het register.

4.9 Norminterpretatie

Het CCvD dient te zorgen voor eenduidige norminterpretatie van dit certificatieschema. Toch kan het voorkomen dat er in de operationele fase verschillende interpretaties bestaan van één of meerdere in werkveldspecifieke certificatieschema’s gehanteerde begrippen. Mocht het gebeuren dat certificaathouders, CKI’s of andere belanghebbenden uiteenlopende definities hanteren en hierover meningsverschillen bestaan, dan dienen afwijkende interpretaties te worden voorgelegd aan het CCvD.

5. Examenreglement

Dit reglement bevat bepalingen voor de voorbereiding, uitvoering en beoordeling van examens ten behoeve van het TCVT persoonscertificaat machinist grondverzetmachine

5.1 Doelstelling

De examinering geschiedt onder verantwoordelijkheid van de certificatie-instelling en bestaat uit de volgende delen:

  • theorie-examen, en

  • praktijkexamen.

5.2 De exameninstelling

De exameninstelling dient het examenreglement te hanteren. Hierin zijn de volgende zaken opgenomen:

  • 1. ingangsdatum van het certificaat;

  • 2. eventuele entree-eisen voor deelname aan het examen;

  • 3. de aanvraagprocedure bij de CKI;

  • 4. bevestiging van deelname en oproep;

  • 5. identificatie van de deelnemers;

  • 6. toelating en afwezigheid;

  • 7. examenduur en wijze van examinering;

  • 8. gedragsregels voor kandidaten;

  • 9. regeling aangepast examen;

  • 10. normen voor slagen en afwijzen;

  • 11. bekendmaking van de uitslag door de CKI aan de kandidaat;

  • 12. bewaartermijn van de examendocumenten zoals uitwerkingen en beoordelingsformulieren;

  • 13. inzagerecht;

  • 14. geldigheidsduur van het examenresultaat.

Indien de exameninstelling geen organisatorisch onderdeel is van de CKI, hebben beide zich aan elkaar verbonden door middel van een overeenkomst. De CKI dient zich hierbij te houden aan artikel 4.5 ‘subcontracting’ van ISO/IEC17024. De CKI is verplicht aan de BHST te melden dat examens worden afgenomen door een externe exameninstelling en welke instelling het betreft.

5.3 Eisen te stellen aan het examenpersoneel

Examenpersoneel moet voldoen aan de algemene, vakinhoudelijke en onafhankelijkheidseisen van de CKI zoals opgenomen in competentieprofielen en andere relevante documenten. Het selectieproces moet garanderen dat examenpersoneel dat (een deel van) een examen afneemt ten minste voldoet aan de eisen zoals geformuleerd in het TCVT examenprotocol.

Toezichthouder theorie-examen

Voor het theorie-examen wordt door de exameninstelling een toezichthouder aangesteld.

Deze functionaris heeft geen specifieke kennis nodig van het vakgebied. De toezichthouder beschikt wel over:

  • organisatorische capaciteiten;

  • communicatieve en contactuele vaardigheden;

  • het vermogen om regelend en besluitvaardig op te treden.

Van de toezichthouder wordt verwacht dat hij:

  • toeziet op de naleving en uitvoering van het examenreglement, de uitvoeringsvoorschriften en de exameneisen;

  • op correcte wijze de vastgestelde administratieve procedures afhandelt;

  • zich op voldoende wijze beschikbaar stelt voor het toezicht op de afname van theorie-examens.

Een toezichthouder verricht de volgende taken:

  • het controleren van de personalia en de aanmeldingen van de kandidaat;

  • het controleren en aansluitend voorbereiden van het theorie-examen zodat de kandidaat direct na aanvang van het examen kan starten;

  • het uitoefenen van toezicht teneinde misbruik te voorkomen;

  • het innemen van de examenstukken en het aansluitend verzendklaar maken;

  • het aanleveren van het totale pakket aan de exameninstelling.

Corrector theorie-examen:

Voor het beoordelen van de schriftelijke uitwerking van de open vragen van het theorie-examen wordt door de exameninstelling een corrector aangesteld. De corrector voldoet aan de volgende kwalificatiecriteria:

  • hij beheerst de Nederlandse taal (dan wel de taal waarin het examen wordt afgenomen (Duits en/of Engels));

  • hij heeft actuele vakinhoudelijk kennis en inzicht;

  • hij past de beoordelingscriteria, zoals vastgelegd in dit TCVT-certificatieschema, toe.

De corrector beoordeelt binnen de TCVT antwoord-macro’s en de gestelde termijn de uitwerkingen van de theorie-examens en verbindt hier een waardering aan volgens de methodiek zoals vastgelegd in dit TCVT-certificatieschema.

Examinator praktijkexamen

Voor het praktijkexamen wordt door de exameninstelling een examinator aangesteld. De examinator is belast met de beoordeling of, en in welke mate, kennis, vaardigheden en attitude van de kandidaat voldoen aan de gestelde eisen voor het behalen van het examen. Hiertoe past de examinator de TCVT examinatoreninstructie toe bij de beoordeling. Bij een examen met meer dan één examinator, is een van de examinatoren aangewezen als voorzitter e vanuit die hoedanigheid verantwoordelijk voor een ordentelijk verloop van het examen en de afwikkeling daarvan.

De examinator beschikt over:

  • minimaal twee jaar praktische werkervaring in het desbetreffende vakgebied;

  • actuele praktische en theoretische kennis van het desbetreffende vakgebied;

  • goede communicatieve vaardigheden;

  • het vermogen besluitvaardig op te treden;

  • voldoende kennis van het examenreglement.

Van de examinator wordt verwacht dat hij:

  • begrip heeft voor de invloed die een examensituatie heeft op het gedrag van de kandidaten;

  • een optimaal klimaat weet te scheppen voor de kandidaat, opdat kennis en opgedane ervaring, inzicht, vaardigheden en attitude zo goed mogelijk uit de verf komen;

  • op correcte wijze omgaat met de kandidaten en alle overige personen die functioneel bij het examen aanwezig zijn;

  • een objectieve beoordeling geeft van de kennis en het inzicht van de kandidaat;

  • nauwgezet de voorschriften in acht neemt die voor elk examenonderdeel gelden;

  • jaarlijks de TCVT-examinatorendag bijwoont;

  • op representatieve wijze de exameninstelling vertegenwoordigt tijdens het examen en zorg draagt voor een correct verloop.

De examinator moet per certificatieschema een door de exameninstelling voorgedragen en door de CKI geaccepteerde deskundige zijn.

Onafhankelijkheid

Het examenpersoneel is onafhankelijk. Al het examenpersoneel tekent een verklaring waarin geheimhouding en onafhankelijkheid worden gegarandeerd en waarin zij verklaart geen werkzaamheden bij c.q. voor een opleider te verrichten. Zij verklaart zich onafhankelijk van de kandidaat en de eventuele opleider/werkgever van de kandidaat. Mocht tijdens het examen blijken dat er toch een relatie, van welke aard dan ook, bestaat tussen de kandidaat en het betreffende examenpersoneelslid, dan dient de examinator dit tijdig aan de exameninstelling te melden. Het is onder geen enkele voorwaarde toegestaan dat de betreffende examinator deze kandidaat examineert op straffe van ongeldigheid van het examen.

Indien examenpersoneel een potentieel belangenconflict heeft bij het examineren van een kandidaat, dient de CKI maatregelen te nemen om te garanderen dat de betrouwbaarheid en onpartijdigheid van het examen niet in diskrediet worden gebracht. Deze maatregelen dienen vastgelegd te worden.

5.4 Eisen te stellen aan het examen
5.4.1 Beslotenheid van examens

Medewerkers van de certificatie-/exameninstelling dragen zorg voor de absolute geheimhouding van de examenopgaven, voor zover deze opgaven geen onderdeel uitmaken van een publieke norm. Verificatie en implementatie hiervan dient te geschieden door de certificatie-instelling. Medewerkers van de exameninstelling hebben een verklaring van geheimhouding ondertekend.

5.4.2 Algemene regels bij de uitvoering van examens

Het theorie-examen wordt schriftelijk en in de Nederlandse taal afgenomen. Indien de kandidaat het Nederlands onvoldoende beheerst, kan een alternatief theorie-examen in de Duitse of Engelse taal worden afgenomen. Het certificaat wordt afgegeven conform de taal van het examen aan een persoon van 18 jaar en ouder. Wanneer er gegronde redenen zijn voor een mondeling theorie-examen in de Nederlandse taal (bijvoorbeeld bij kandidaten die aantoonbaar dyslectisch zijn) kan de certificatie-instelling daartoe besluiten.

Dit alternatief dient te voldoen aan dezelfde voorwaarden als het reguliere theorie-examen en het CEC dient hiermee in te stemmen. Het uitgeschreven mondelinge examen wordt afgenomen door een daartoe door de CKI aanvullend geautoriseerde examinator en een toezichthouder. Van deze alternatieve afname dient door de exameninstelling een registratie te worden bijgehouden met een (minimaal jaarlijkse) rapportage naar de CEC. Het praktijkexamen wordt in de Nederlandse taal afgenomen. Indien de kandidaat het Nederlands onvoldoende beheerst, kan een alternatief theorie-examen in de Duitse of Engelse taal worden afgenomen. Het certificaat wordt afgegeven conform de taal van het examen. De kandidaat moet tijdens het examen voldoende kunnen communiceren.

Voor de overige eisen aan het examen (locatie, middelen, etc) wordt verwezen naar het TCVT examenprotocol.

5.5 Beheer itembank en examenversies

Het beheer van de itembank geschiedt onder strikte geheimhouding door het bureau TCVT onder regie van de Centrale Examencommissie TCVT.

6. Toezicht

Het doel van het toezicht is om de vakbekwaamheid van gecertificeerd personeel te borgen. De CKI is verplicht te beoordelen of de certificaathouder voldoet aan de gestelde eisen. Afhankelijk van het onderwerp van certificatie, de periode van certificatie en de risicoanalyse wordt het toezicht ingevuld.

6.1 Medewerking aan toezicht

De certificaathouder is verplicht mee te werken aan toezicht door de CKI, het TCVT erkende opleidingsinstituut voor bijscholing, de nationale accreditatie-instantie en Inspectie SZW. In de overeenkomst tussen de CKI en de certificaathouder worden de hiertoe benodigde bepalingen opgenomen.

6.2 Frequentie van toezicht

Bij de aanvraag voor hercertificatie dient het originele TCPR-boekje met de daarin opgenomen registraties van de praktijkervaring en de scholing te worden voorgelegd aan de CKI. De ontvangst wordt binnen één kalenderweek bevestigd (deze bevestiging is een bewijs richting opdrachtgevers inzake de afwezigheid van het TCPR-boekje). De CKI controleert de registratie en toets of voldaan wordt aan de eisen van scholing en praktijkervaring. De aanvrager wordt hieromtrent binnen één kalenderweek geïnformeerd.

Daarnaast voert de CKI, onaangekondigd, een 5% steekproef uit op de betrouwbaarheid van de invulling van de scholing en de praktijkervaring. Voor de registratie van de scholing en de praktijkervaring dient er een deugdelijke administratie te worden gevoerd door de CKI. Deze administratie moet minimaal vijf jaar beschikbaar blijven.

6.3 De wijze van uitvoering van het toezicht

Het TCVT erkende opleidingsinstituut beoordeelt op het moment van scholing (2 maal in een periode van 5 jaar) elk TCPR-boekje ten aanzien van de scholing en de praktijkervaring. Indien een certificaathouder niet meer voldoet aan de eisen, wordt de CKI hiervan binnen drie werkdagen in kennis gesteld.

6.4 Verslag van bevindingen

De CKI is gehouden om haar bevindingen t.a.v. 6.2 aan de certificaathouder binnen twee kalenderweken kenbaar te maken.

6.5 Maatregelen (artikel 1.5e Arbobesluit)

Indien blijkt dat een certificaathouder niet voldoet aan de eisen of normen in het werkveldspecifieke certificatieschema heeft dit op zo kort mogelijke termijn maatregelen door de CKI tot gevolg. Mogelijke maatregelen zijn het weigeren, schorsen of intrekken van het certificaat.

Er dient door de CKI informatie-uitwisseling met de Inspectie SZW plaats te vinden over geconstateerde gevaarlijke situaties bij werkzaamheden die door een afgegeven of nog af te geven certificaat worden gereguleerd en waardoor de veiligheid of de gezondheid van werknemers of derden in gevaar kan worden gebracht.

Indien er sprake is van een sanctie wordt dit aan de certificaathouder kenbaar gemaakt. Relevante informatie over de sanctie dient door de CKI ingebracht te worden in een centraal registratiesysteem. Deze meldingsplicht dient nauwkeurig uitgewerkt te worden, in verband met de vertrouwelijkheid van persoonsgegevens en de contractuele relatie tussen CKI en klant.

Indien een certificaathouder na een intrekking opnieuw gecertificeerd wil worden dient dezelfde procedure doorlopen te worden als bij initiële certificatie. Bij het opleggen van een sanctie dient de CKI aan te geven (en te registreren) na welke periode certificatie weer is toegestaan.

De CKI dient voor verstrekking van een certificaat bij het centraal registratiesysteem te verifiëren of er geen sprake is van een intrekking met de daaraan gekoppelde wachtperiode.

Criteria:

De CKI dient in ieder geval een onderzoek in te stellen na indiening van een klacht inzake de werkwijze van de certificaathouder:

  • vanuit Inspectie SZW;

  • vanuit de markt, ingediend bij TCVT en/of de CKI.

Criteria op basis waarvan de CKI maatregelen moet treffen zijn de volgende:

  • 1. Schorsen van het certificaat vindt plaats indien sprake is van een door de CKI gegrond verklaarde klacht. Het betreft hier een klacht anders dan:

    • onrechtmatig invullen van het TCPR-boekje, en/of

    • over onveilig handelen van de machinist waardoor de machinist en/of derden direct in gevaar zijn gebracht.

  • 2. Intrekken van het certificaat vindt plaats indien sprake is van een door de CKI gegrond verklaarde klacht inzake:

    • onrechtmatig invullen van het TCPR-boekje, en/of

    • over onveilig handelen van de machinist waardoor de machinist en/of derden direct in gevaar zijn gebracht.

Deel II: Normen

Deel 2 van dit certificatieschema bevat de normen die gelden voor een certificaat voor vakbekwaamheid in een werkveld. Beschreven wordt achtereenvolgens:

  • het onderwerp van certificatie,

  • entreecriteria die gesteld worden om toegelaten te worden tot het certificerings-proces,

  • de eindtermen die gelden ten behoeve van het certificaat,

  • de wijze waarop het voldoen aan de eindtermen wordt beoordeeld en gerapporteerd,

  • de beoordeling die plaatsvindt bij hercertificatie,

  • te stellen eisen aan het certificaat,

  • geldigheidscondities.

7. Onderwerp van certificatie

Dit werkveldspecifieke certificatieschema voor personen is door het CCvD-TCVT opgesteld. Het betreft certificatie van veilig hijsen door een machinist grondverzetmachine. Door het Ministerie van SZW is het schema vastgesteld middels een statische verwijzing in de Arboregeling. Dit vastgestelde schema vervangt daarmee eerdere versies. De te certificeren vakbekwaamheid betreft het uitvoeren van hijswerkzaamheden op bouwplaatsen met een grondverzetmachine met een bedrijflastmoment van tenminste 10tm. Het betreft hier:

  • veilig omgaan met de last;

  • grondverzetmachine veilig positioneren (stabiliteit, omgeving, ondergrond);

  • grondverzetmachine veilig laten functioneren (opbouwen, hijsen, afbouwen, afsluiten);

  • grondverzetmachine in veilige en technisch goede staat doen zijn;

  • veilig en gezond werken met de grondverzetmachine.

8. Entreecriteria

Voor de eerste afgifte van het wettelijk verplichte persoonscertificaat machinist grondverzetmachine volgt onderstaand een opsomming van de eisen.

De kandidaat dient te voldoen aan de volgende entreecriteria:

  • voldoende materieelkennis hebben;

  • voldoende materiaalkennis hebben;

  • machine gevoel bezitten;

  • veilig en milieuverantwoord kunnen werken;

  • de Nederlandse taal beheersen op leeskennisniveau A1 en schrijfkennisniveau B2 of gelijkwaardig voor examinering in Duitse of Engelse taal.

Er geldt geen specifieke vooropleidingseis.

9. Eindtermen

De kandidaat voldoet aan de volgende eindtermen en is dientengevolge vakbekwaam:

Theorie
  • 1. De kandidaat kan de verschillende voorbereidingen voor de hijswerkzaamheden beschrijven en toepassen.

    • 1.1 De kandidaat kan de gegevens van een hijstabel toepassen.

    • 1.2 De kandidaat kan beschrijven welke voorbereidingen op de werkplek getroffen moeten worden voorafgaand aan het werken met een grondverzetmachine.

  • 2. De kandidaat kan hijsgereedschappen herkennen en de functie en de manier van gebruik hiervan omschrijven.

  • 3. De kandidaat kan werk uitvoeren met een grondverzetmachine.

    • 3.1 De kandidaat kan verschillende soorten kranen benoemen en de kenmerken en de toepassing hiervan beschrijven.

    • 3.2 De kandidaat kan hijsmiddelen en uitrustingsstukken herkennen en benoemen en de toepassing hiervan omschrijven.

    • 3.3 De kandidaat kan omschrijven hoe op een veilige manier hijswerkzaamheden met een grondverzetmachine uitgevoerd moeten worden.

    • 3.4 De kandidaat kan bepalen hoe een grondverzetmachine verplaatst moet worden.

    • 3.5 De kandidaat kan de functie en de werking van de hoofdonderdelen van de grondverzetmachine uiteenzetten.

  • 4. De kandidaat kan de veiligheids- en milieuaspecten van het werken met een grondverzetmachine benoemen en interpreteren.

    • 4.1 De kandidaat kan de veiligheidseisen van de grondverzetmachine, hijslast en hijsgereedschappen interpreteren.

    • 4.2 De kandidaat neemt zijn verantwoordelijkheid met betrekking tot het hijsplan en zijn administratieve verplichtingen.

    • 4.3 De kandidaat kan beschrijven hoe een grondverzetmachine na hijswerkzaamheden achtergelaten moet worden.

    • 4.4 De kandidaat kan de veiligheidssystemen van de grondverzetmachine noemen en de functie van de LMB uiteenzetten.

    • 4.5 De kandidaat kan uiteenzetten hoe met en aan een grondverzetmachine milieuverantwoord moet worden gewerkt

  • 5. De kandidaat kan de onderhouds- en storingsaspecten van een grondverzetmachine herkennen, interpreteren en benoemen.

    • 5.1 De kandidaat kan omschrijven hoe en waaraan dagelijks onderhoud aan een grondverzetmachine verricht moet worden.

    • 5.2 De kandidaat kan beschrijven hoe storingen aan een grondverzetmachine herkend kunnen worden en in relatie hiermee beschrijven hoe gehandeld moet worden.

Praktijk
  • 1. De kandidaat kan de voorbereidingen treffen op de werkplek voorafgaande aan het werken met een grondverzetmachine.

  • 2. De kandidaat kan hijsmiddelen en uitrustingsstukken herkennen, benoemen en controleren op veiligheidseisen

  • 3. De kandidaat kan werk uitvoeren met een grondverzetmachine.

    • 3.1 De kandidaat kan hijswerkzaamheden uitvoeren met een grondverzetmachine.

    • 3.2 De kandidaat kan hijsgereedschappen bevestigen aan een grondverzetmachine.

    • 3.3 De kandidaat kan zelfstandig een grondverzetmachine verplaatsen.

    • 3.4 De kandidaat kan een grondverzetmachine na hijswerkzaamheden volgens de wettelijke voorschriften achterlaten.

  • 4. De kandidaat kan de veiligheids- en milieuaspecten van het werken met een grondverzetmachine benoemen en interpreteren.

    • 4.1 De kandidaat kan veiligheidsmaatregelen hanteren bij het werken met en aan een grondverzetmachine.

  • 5. De kandidaat kan de onderhouds- en storingsaspecten van een grondverzetmachine herkennen, interpreteren en benoemen.

    • 5.1 De kandidaat kan dagelijkse controle en onderhoud verrichten aan een grondverzetmachine.

    • 5.2 De kandidaat kan storingen herkennen aan een grondverzetmachine en in relatie hiermee handelend optreden.

10. toetsmethodiek bij initiële certificatie

10.1 Toetstermen

Elke eindterm wordt uitgewerkt in toetstermen. Deze toetstermen zijn in onderstaande schema’s geordend per eindterm.

Het totale aantal vragen per toetsterm is onderstaand aangegeven.

Verklaring van vraagcode:

  • * FK = een vraag feitelijke kennis

  • * BK = een vraag begripsmatige kennis

  • * RV = een vraag reproductieve vaardigheden

  • * PV = een vraag productieve vaardigheden

Toetstermen theorie machinist grondverzetmachine W4-05 + aantal verplichte vragen

  • 1. De kandidaat kan de verschillende voorbereidingen voor de hijswerkzaamheden beschrijven en toepassen. RV-1, FK-1, BK-2

    • 1.1 De kandidaat kan de gegevens van een hijstabel toepassen.

      De kandidaat kan een hijstabel van een grondverzetmachine interpreteren.

    • 1.2. De kandidaat kan beschrijven welke voorbereidingen op de werkplek getroffen moeten worden voorafgaand aan het werken met een grondverzet machine.

      • De kandidaat kan de kenmerken van de voorkomende soorten ondergrond noemen

      • De kandidaat kan uiteenzetten waarom hij bij het opstellen van een grondverzetmachine rekening houdt met de factoren:

        • * de draagkracht van de ondergrond

        • * hijswerkzaamheden nabij een talud

        • * het zicht op het werk

        • * derden (personen en verkeer)

        • * de juiste gieklengte ten opzichte van de hijshoogte en/of de massa van de te hijsen last

        • * de wijze van afstempelen

  • 2. De kandidaat kan hijsgereedschappen herkennen en de functie en de manier van gebruik hiervan omschrijven. BK-3

    • 2.1 De kandidaat kan, eventueel aan de hand van een afbeelding, herkennen en formuleren wat de functie is van hijsgereedschappen en uitleggen of en hoe deze gebruikt moet worden.

  • 3. De kandidaat kan werk uitvoeren met een grondverzetmachine. RV-6, FK-4, BK-10

    • 3.1 De kandidaat kan verschillende soorten grondverzetmachines benoemen en de kenmerken en toepassingen hiervan beschrijven.

      • De kandidaat kan, eventueel aan de hand van een afbeelding, de typen grondverzetmachines benoemen en hiervan de kenmerken en toepassingen beschrijven

    • 3.2. De kandidaat kan hijsmiddelen en uitrustingsstukken herkennen en benoemen en de toepassing hiervan omschrijven.

      • De kandidaat kan, eventueel aan de hand van een afbeelding, hijsmiddel- en uitrustingsstukken van de grondverzetmachine herkennen en benoemen.

      • De kandidaat kan de functie van hijsmiddel- en uitrustingsstukken van de grondverzetmachine omschrijven.

    • 3.3. De kandidaat kan omschrijven hoe op een veilige manier hijswerkzaamheden met een grondverzetmachine uitgevoerd moeten worden.KO-vraag

      • De kandidaat kan uiteenzetten waarom aan de gegeven veiligheidsaspecten moet worden voldaan.

      • De kandidaat kan omschrijven waarom aan de volgende aanvullende veiligheidsmaatregelen moet worden voldaan als hij met de grondverzetmachine:

        • * een last buiten het gezichtsveld plaatst

        • * hijswerkzaamheden verricht nabij spoor en/of hoogspanningsleidingen.

        • * op een werk staat met meerdere kranen

      • De kandidaat kan, gegeven een situatie, bepalen in welke situatie welke persoonlijke beschermingsmiddelen gedragen moeten worden.

      • De kandidaat kan, gegeven de dichtheid van de materialen, de massa berekenen.

      • De kandidaat kan, gegeven een situatie, risico’s en maatregelen bepalen met betrekking tot de vorm, constructie, samenstelling en bijzondere eigenschappen van lasten.

    • 3.4. De kandidaat kan bepalen hoe een grondverzetmachine verplaatst moet worden.

      • De kandidaat kan gegeven een situatie bepalen:

        • * of een grondverzetmachine verplaatst kan worden

        • * of een grondverzetmachine opgebouwd verreden kan worden met of zonder last

        • * of een weg of terrein geschikt is om over te rijden

        • * of een grondverzetmachine kan rijden over verschillende soorten terrein (met vermelding van de juiste aandrijving).

      • De kandidaat kan de aandachtspunten noemen bij montage, gebruik, demontage en transport van de hulpgiek.

      • De kandidaat kan beschrijven hoe, conform de voorwaarden en de instellingen genoemd in de gebruiksaanwijzing, gereden moet worden.

    • 3.5. De kandidaat kan de functie en de werking van de hoofdonderdelen van de grondverzetmachine uiteenzetten.

      • De kandidaat kan de werking van hoofdonderdelen en systemen van de grondverzetmachine uiteenzetten.

      • De kandidaat kan opnoemen wanneer veranderingen in de stabiliteits-, het last- en het kantelmoment van een grondverzetmachine kan optreden.

      • De kandidaat kan de gevolgen van veranderingen in de stabiliteits-, het last- en het kantelmoment van een grondverzetmachine bepalen.

  • 4. De kandidaat kan de veiligheids- en milieuaspecten van het werken met een grondverzet-machine benoemen en interpreteren. RV-2, FK-3, BK-10

    • 4.1 De kandidaat kan de veiligheidseisen van de grondverzetmachine, hijslast en hijsgereedschappen interpreteren.

      • De kandidaat kan begrippen definiëren:

        * stabiliteit

        * kantelmoment

        * vlucht

        * stabiliteitsmoment

        * stempelbasis

        * hijsgereedschap

        * werklast

         

        * kantellijn en kantelhoek

        * hijsmiddel

        * lastmoment

         
      • De kandidaat kan m.b.t. het bedienen en keuren van grondverzetmachines en het daarbij behorende hijs- en hefgereedschap de wettelijke verplichtingen interpreteren en de werkingssfeer beschrijven van deze wettelijke verplichtingen.

      • De kandidaat kan uiteenzetten waarop hij hijsgereedschap moet controleren.

      • de kandidaat kan uiteenzetten waarop hij de hijslast moet controleren.

      • De kandidaat kan de functie en inhoud van het kraanboek met bijbehorende documenten omschrijven.

    • 4.2. De kandidaat neemt zijn verantwoordelijkheid met betrekking tot het hijsplan en zijn administratieve verplichtingen.

      • De kandidaat kan bepalen welke gegevens in het hijsplan van belang zijn bij de uitvoering van werkzaamheden met de grondverzetmachine.

      • De kandidaat kan opnoemen welke administratieve verplichtingen hij in het kader van zijn beroepsuitoefening heeft.

    • 4.3. De kandidaat kan beschrijven hoe een grondverzetmachine na hijswerkzaamheden achtergelaten moet worden.

      • De kandidaat kan de maatregelen noemen die gelden bij het achterlaten van een grondverzetmachine.

    • 4.4. De kandidaat kan de veiligheidssystemen van de grondverzetmachine noemen en de functie van de LMB uiteenzetten. KO-vraag.

      • De kandidaat kan delen van het beveiligingssysteem van een grondverzetmachine noemen.

      • De kandidaat kan de functie van de lastmomentbeveiliging van de grondverzet machine uiteenzetten.

      • De kandidaat kan uiteenzetten welke beveiligingen op de grondverzetmachine aanwezig moeten zijn en wat de functie hiervan is.

    • 4.5. De kandidaat kan uiteenzetten hoe met en aan een grondverzetmachine milieuverantwoord moet worden gewerkt.

      • De kandidaat kan milieu- en veiligheidsvoorschriften interpreteren die hij moet toepassen bij het verplaatsen van milieubelastende stoffen.

      • De kandidaat kan verklaren waarom milieuverantwoord werken van belang is.

  • 5. De kandidaat kan de onderhouds- en storingsaspecten van een grondverzetmachine herkennen, interpreteren en benoemen. FK-2, BK-6

    • 5.1 De kandidaat kan omschrijven hoe en waaraan dagelijks onderhoud aan een grondverzetmachine verricht moet worden.

      • De kandidaat kan het dagelijks onderhoud aan de grondverzetmachine omschrijven.

      • De kandidaat kan opnoemen welke schoonmaakwerkzaamheden aan de grondverzetmachine moeten worden uitgevoerd.

    • 5.2. De kandidaat kan beschrijven hoe storingen aan een grondverzetmachine herkend kunnen worden en in relatie hiermee beschrijven hoe gehandeld moet worden.

      • De kandidaat kan samenvatten hoe hij een storingsdiagnose aan onderdelen van een grondverzetmachine moet uitvoeren.

      • De kandidaat ziet in hoe, gegeven de aard van de storing, gehandeld moet worden, d.w.z.:

        • * werkzaamheden stoppen

        • * zelfstandig repareren van de storing

        • * inschakelen technische dienst

      • De kandidaat kan uiteenzetten hoe hij ontoelaatbare slijtage kan signaleren aan onderdelen van de grondverzetmachine.

      • De kandidaat kan opsommen wat in een storingsmelding vermeld moet worden.

Toetstermen Praktijkexamen

(Sub)eindtermen

Zie activiteiten

De kandidaat kan:

1

2

3

4

5

6

7

8

9

1 de voorbereidingen treffen op de werkplek voorafgaand aan het werken met een grondverzetmachine.

 

x

x

x

 

x

 

x

 

2. hijswerkzaamheden uitvoeren met een grondverzetmachine.

       

x

x

x

x

 

3. hijsgereedschappen bevestigen aan een grondverzetmachine.

     

x

x

 

x

   

4.dagelijkse controle en onderhoud verrichten aan een grondverzetmachine.

         

x

x

   

5. zelfstandig een grondverzetmachine verplaatsen.

       

x

x

     

6. storingen herkennen aan een grondverzetmachine en in relatie hiermee handelend optreden.

 

x

x

x

x

x

x

x

x

7. veiligheidsmaatregelen hanteren bij het werken met en aan een grondverzetmachine.

 

x

x

x

 

x

x

x

 

8. een grondverzetmachine na hijswerkzaamheden volgens de wettelijke voorschriften achterlaten

 

x

x

           

Het praktijkexamen bestaat uit de volgende activiteiten:

1.

Doornemen opdracht

6.

Praktijk hijsopdrachten

2.

Aanvangscontrole van de machine (visueel)

7.

Assisteren last verplaatsen

3.

Onderhoud van de machine

8.

Praktijk hijsopdrachten

4.

Controle en inspectie hijsgereedschap

9.

 

5.

Opstellen en gebruiksklaar maken van grondverzetmachine

10.

Machine achterlaten

In de tabel is een overzicht gegeven van de verdeling van de eindtermen over de activiteiten van de praktijkexamens machinist grondverzetmachine. Doordat eindtermen onderverdeeld zijn in toetstermen, is een eindterm vaak over meerdere activiteiten verdeeld. Daardoor is een eindterm meestal niet door een activiteit afgedekt.

Verklaring van codes:

  • * RV = opdracht reproductieve vaardigheden

  • * PV = opdracht productieve vaardigheden

  • 1. De kandidaat kan de voorbereidingen treffen op de werkplek voorafgaande aan het werken met een grondverzetmachine. RV-9, PV-1

    • 1.1 Een hijsplan uitvoeren gelet op:

      • * plaats en afmetingen van de hijslocatie(s)

      • * plaats en afmetingen van de obstakels

      • * afmetingen, vorm, massa en zwaartepunt van de last

      • * soort, afmetingen, vorm en massa van het hijsgereedschap.

    • 1.2. Controleren van de wettelijk voorgeschreven documenten.

    • 1.3. Het werkterrein afzetten.

    • 1.4. Overleggen met de uitvoerder (examinator) over de werkzaamheden, o.a. over:

      • * de aard van de te hijsen materialen

      • * de ligging van ondergrondse kabels en leidingen

    • 1.5. Aan de hand van de omgevingsfactoren de terreinomstandigheden vaststellen:

      • * de ligging van boven- en ondergrondse leidingen

      • * de plaats en afmetingen van obstakels

      • * de aanwezigheid van mensen en verkeer op en naast het werkterrein

    • 1.6. De afmetingen, massa en zwaartepunt van de last inschatten.

    • 1.7. De keuze en de soort van het hijsgereedschap vaststellen.

    • 1.8. Hulp- en uitrustingsstukken aanbrengen aan de grondverzetmachine.

    • 1.9. De volgende gegevens uit een hijstabel van een grondverzetmachine bepalen:

      • * de vlucht

      • * de hijshoogte

      • * de werklast in relatie tot vlucht en/of hoogte

      • * contragewicht.

    • 1.10. De grondverzetmachine veilig en volgens de gebruiksaanwijzing opstellen, rekening houdend met de omgevingsfactoren.

    • 1.11. Controleren of de juiste waarschuwingstekens of -borden op en om de grondverzetmachine zijn aangebracht.

    • 1.12 De wijze van uitvoering van het werk vaststellen.

  • 2. De kandidaat kan hijsmiddelen en uitrustingsstukken herkennen, benoemen en controleren op veiligheidseisen RV-1

    • 2.1 De kandidaat kan, eventueel aan de hand van een afbeelding, herkennen en formuleren wat de functie is van hijsgereedschappen en uitleggen hoe deze gebruikt moeten worden

  • 3. De kandidaat kan werk uitvoeren met een grondverzetmachine. KO-opdracht RV-12

    • 3.1 De kandidaat kan hijswerkzaamheden uitvoeren met een grondverzetmachine.

      • 3.1.1 hijswerkzaamheden met de grondverzetmachine uitvoeren.

      • 3.1.2 wettelijk voorgeschreven hand- en armseinen geven en aan ontvangen hand- en armseinen het juiste gevolg geven.

      • 3.1.3 communiceren met behulp van portofoons.

      • 3.1.4 op basis van vorm, massa en materiaal van de te hijsen last de benodigde hijsgereedschappen kiezen.

      • 3.1.5 het hijsgereedschap controleren op:

        • * de weergave van de toegestane werklast op het hijsgereedschap

        • * visuele beschadigingen of manco’s

        • * aanwezigheid van een CE-markering, certificaat en inspectierapport

      • 3.1.6 de hijstabel controleren of de grondverzetmachine de werkzaamheden kan uitvoeren.

      • 3.1.7 met de grondverzetmachine een last optoppen en aftoppen.

      • 3.1.8 met de grondverzetmachine een last in een doel plaatsen.

      • 3.1.9 met de grondverzetmachine een last tussen obstakels door manoeuvreren.

      • 3.1.10 met de grondverzetmachine een slingerbeweging beheersen.

      • 3.1.11 met een grondverzetmachine een last van horizontaal naar verticaal verplaatsen.

    • 3.2. De kandidaat kan hijsgereedschappen bevestigen aan een grondverzetmachine.

      Hijsgereedschappen aan de kraanhaak bevestigen en met behulp daarvan een last aanslaan.

    • 3.3. De kandidaat kan zelfstandig een grondverzetmachine verplaatsen.

      • 3.3..1 de grondverzetmachine rijklaar maken.

      • 3.3.2 de grondverzetmachine zelfstandig verplaatsen op de examenlocatie.

    • 3.4. De kandidaat kan een grondverzetmachine na hijswerkzaamheden volgens de bedrijfsvoorschriften achterlaten.

      Na afloop van de werkzaamheden de grondverzetmachine op de juiste wijze achterlaten conform de wettelijke voorschriften.

  • 4. De kandidaat kan de veiligheids- en milieuaspecten van het werken met een grondverzetmachine benoemen en interpreteren. RV-2

    • 4.1 De kandidaat kan veiligheidsmaatregelen hanteren bij het werken met en aan een grondverzetmachine. neemt de veiligheidsvoorschriften in acht bij het dagelijks onderhoud en tijdens het werken met de grondverzetmachine.

    • 4.2. De kandidaat kan milieuverantwoord werken met en aan een grondverzetmachine. demonstreren hoe milieu- en veiligheidsvoorschriften bij opslag, overslag en gebruik van milieubelastende stoffen toegepast moeten worden.

  • 5. De kandidaat kan de onderhouds- en storingsaspecten van een grondverzetmachine herkennen, interpreteren en benoemen. RV-5, PV-1

    • 5.1 De kandidaat kan dagelijkse controle en onderhoud verrichten aan een grondverzetmachine.

      • 5.1.1 aanwijzen welke delen van de kraan dagelijks onderhouden moeten worden en welke verrichtingen daarbij uitgevoerd moeten worden.

      • 5.1.1 de werking van systemen van de grondverzetmachine controleren.

    • 5.2. De kandidaat kan storingen herkennen aan een grondverzetmachine en in relatie hiermee handelend optreden.

      • 5.2.1 aan de hand van de gebruiksaanwijzing een storingsdiagnose op hoofdonderdelen opstellen op basis van visuele en auditieve controle aan de systemen van een grondverzetmachine.

      • 5.2.2 aan de hand van de gebruiksaanwijzing demonstreren hoe (kleine) storingen aan de grondverzetmachine verholpen kunnen worden.

      • 5.2.3 storingen zodanig aan een monteur of de technische dienst doorgeven dat deze een eenduidig en helder beeld van de storing krijgt. Dit door aan te geven:

        • * wat de uitval van c.q. waar in het systeem is

        • * wat visueel waarneembaar is aan de machineconstructie (onderdelen)

        • * of en waar lekkages waarneembaar zijn

        • * welke acties / reparaties zijn ondernomen.

      • 5.2.4. bij storingen aan de grondverzetmachine aan de hand van de gebruiksaanwijzing bepalen welke van de volgende acties hij moet ondernemen:

        • * beoordelen of hij wel of niet verantwoord kan doorwerken

        • * storing zelfstandig oplossen

        • * de monteur of technische dienst voor de storing inschakelen.

10.2 Beoordelingsmethode

Het theorie-examen wordt schriftelijk afgenomen en bestaat uit 50 meerkeuzevragen op basis van de toetstermen zoals omschreven in punt 10.1. Het theorie-examen wordt uitsluitend verstrekt vanuit de TCVT-itembank.

De maximale tijd om het theorie-examen af te leggen bedraagt 90 minuten.

De maximale waardering voor de meerkeuzevragen is 50 punten (1 punt per goed antwoord).

Een kandidaat is geslaagd indien hij 40 punten of meer heeft behaald en alle KO-vragen goed heeft beantwoord. Het resultaat wordt in een voldoende/onvoldoende tot uiting gebracht.

Het praktijkexamen wordt uitsluitend verstrekt vanuit de TCVT-itembank. De examenopdrachten moeten binnen 240 minuten worden uitgevoerd. De TCVT examinatoren-instructie bepaald de beoordeling van het praktijkexamen. De volgende zaken komen op het praktijkexamen aan de orde:

Algemeen

  • De kandidaat wordt ingelicht welk type machine hij kan verwachten.

  • Heeft de kandidaat instructie gehad over de machine waar examen mee wordt gedaan?

Zo niet dan geen examen afnemen!

  • De kandidaat wordt verteld wat de maximale tijdsduur van het examen is.

  • Bij een vermoeden van onvoldoende kennis bij de kandidaat moet de examinator de kandidaat bevragen naar de motivatie van zijn keuzes.

  • De examenopdracht wordt in het bijzijn van de kandidaat bekend gemaakt (uit de verzegelde envelop gehaald).

  • Indien een kandidaat tijdens het examen een KO heeft gekregen, wordt dit pas NA het examen meegedeeld.

Proces Verbaal

De examinator moet altijd een proces verbaal invullen, ook als er geen bijzonderheden te vermelden zijn. De CKI neemt geen verzoeken tot verstrekking van het certificaat van vakbekwaamheid in ontvangst zonder een bijgaand proces-verbaal. Op het proces-verbaal staat ook de tijdsduur van het afgenomen examen. Indien het examen 30 minuten of eerder gereed is dan de aangegeven tijd, dient de reden hiervan expliciet in het proces verbaal te worden opgenomen.

Het praktijkexamen betreft de volgende onderdelen:

  • 1. kennismaken en doornemen opdracht

  • 2. aanvangscontrole van de grondverzetmachine en de daarbij behorende documenten

  • 3. onderhoud en werking van de grondverzetmachine

  • 4. hijsgereedschap

  • 5. positioneren op hijsplaats en gebruiksklaar maken van de grondverzetmachine (KO-opdracht)

  • 6. hijsopdracht 1 (KO-opdracht)

  • 7. assisteren last verplaatsen

  • 8. hijsopdracht 2 (KO-opdracht)

  • 9. grondverzetmachine achterlaten

  • 10 veiligheid (KO-onderdeel)

10.3 Cesuur

Waardering resultaat

Het resultaat van zowel het theorie- als het praktijkexamen wordt in voldoende/onvoldoende tot uiting gebracht. Kandidaten die voor het onderdeel theorie of praktijk of beide onderdelen geen voldoende hebben behaald, hebben recht op een herexamen. Hierbij gelden de eisen zoals gesteld in artikel 4.2.

Geldigheidsduur van het resultaat van het examen

Een kandidaat kan tot uiterlijk 6 maanden na het behalen van een voldoende resultaat voor zijn praktijk- of theorietoets, herexamen doen voor het nog als onvoldoende gekwalificeerde examengedeelte theorie of praktijk. In dit geval kan de kandidaat, binnen de gestelde termijn van 6 maanden, maximaal twee maal een herexamen aanvragen. Hierna, of na het verstrijken van de termijn, moet een volledig examen (zowel theorie als praktijk) worden afgelegd. Er is geen maximum verbonden aan het aantal gecombineerde praktijk- en theorie-examens.

Cesuur praktijk

Bij het praktijkexamen dient voor alle onderdelen een voldoende gehaald te worden. Elk onderdeel wordt beoordeeld aan de hand van een beoordelingsprotocol. Hierop is het algoritme van de handelingen die de kandidaat moet verrichten beschreven. Aan de verschillende handelingen zijn beoordelingscriteria toegevoegd en een puntenwaardering. Elk onderdeel kent zo een puntenwaardering die is vastgelegd op het beoordelingsprotocol. Om een voldoende te halen dient voor elk onderdeel minimaal 70% van de punten gescoord te worden en mag de kandidaat geen KO te hebben.

11. Hercertificatie

11.1 Toetstermen hercertificatie

Om als certificaathouder voor hercertificatie in aanmerking te komen, dient te worden aangetoond dat in die vijf (5) jaar door de certificaathouder aan alle volgende voorwaarden is voldaan:

  • 1. Scholing:

    • Twee (2) scholingsdagen (4 dagdelen) zijn gevolgd bij een door TCVT erkend scholingsinstituut, en

    • Eén scholingsdag (2 dagdelen) wordt gevolgd in de eerste 36 maanden van de periode van vijf jaar, en

    • De tweede scholingsdag wordt gevolgd na de 36ste maand van de periode van vijf jaar, en

    • In de scholingsdagen zijn alle eindtermen en actuele ontwikkelingen m.b.t. dit schema opgenomen, en

    • Van de gevolgde scholing ontvangt de deelnemer een bewijs van deelname van de TCVT erkende opleider en wordt dit aangetekend in het TCPR-boekje.

  • 2. Praktijkervaring:

    • In de periode van vijf (5) jaar dat het certificaat geldig is, moet de certificaathouder tenminste acht kwartalen hebben gewerkt in de functie die op het certificaat is vermeld, en

    • Van deze acht kwartalen moeten tenminste twee kwartalen vallen in de laatste drie jaar van de periode van vijf jaar, en

    • De praktijkervaring kan worden aangetoond door aantekening van de praktijkervaring van de certificaathouder in het TCPR-boekje of in het TCVT Praktijkregister. Deze praktijkervaring moet minimaal elke drie maanden door de werkgever worden getoetst op waarheid en worden geparafeerd.

Indien de houder niet kan aantonen over voldoende praktijkervaring te beschikken in de laatste vijf jaar, dan kan hij via een praktijktoets aantonen nog steeds voldoende vakbekwaam te zijn. Een praktijktoets wordt afgenomen conform de eisen zoals vastgelegd in dit schema.

11.2 Beoordelingsmethode

Hercertificatie kan als volgt worden ingevuld:

  • Indien de positieve hercertificatie beslissing valt binnen twee maanden voor de vervaldatum, dan is de vervaldatum tevens de ingangsdatum van het hernieuwde certificaat.

  • Indien de positieve certificatiebeslissing valt voor de twee maanden voorafgaand aan de vervaldatum, dan is de datum van de certificatiebeslissing de ingangsdatum van het hernieuwde certificaat.

Wanneer door omstandigheden het persoonscertificaat van de machinist is verlopen zonder tijdige hercertificatie en de machinist alsnog in het bezit wil komen van een persoonscertificaat is er een dispensatieregeling mogelijk. Daartoe dient de machinist een aanvraag in bij een certificatie-instelling. Deze aanvraag wordt vervolgens voorgelegd aan TCVT Werkkamer 4 Vakbekwaamheid die een advies opstelt. Dit advies wordt vervolgens voorgelegd aan de certificatie-instelling die aansluitend een besluit neemt over de (her-)verlening van het persoonscertificaat.

11.3 Controle op de registratie van de praktijkervaring bij hercertificatie

Bij de aanvraag voor hercertificatie dient het origineel TCPR-boekje met de daarin opgenomen registraties van de praktijkervaring te worden voorgelegd aan de certificatie-instelling. De ontvangst wordt binnen een kalenderweek bevestigd met een verklaring, waarmee opdrachtgevers kunnen worden geïnformeerd over de reden van de afwezigheid van het originele TCPR-boekje.

De certificatie-instelling controleert de registraties en toetst of voldaan wordt aan de vereiste praktijkervaring en bericht de aanvrager binnen een kalenderweek over het resultaat.

Bovendien zal de certificatie-instelling ongeacht of het een machinist als werknemer of als zelfstandige machinist betreft, bij de aanvraag voor hercertificatie, onaangekondigd een 5%-steekproefsgewijze controle uitvoeren op de betrouwbaarheid van de invulling van praktijkervaring.

Voor de registratie van de praktijkervaring dient er een deugdelijke administratie gevoerd te worden. Deze dient minimaal 5 jaar beschikbaar te blijven.

12. Het certificaat

Gegevens:

Minimaal dienen de volgende gegevens op het certificaat vermeld te zijn:

Naam van de gecertificeerde persoon incl. geboorte datum;

Eenduidig documentnummer;

  • Naam van de CKI die het certificaat verleend heeft;

  • Referentie naar de normen waaraan getoetst wordt ;

  • Scope van het certificaat, inclusief de geldigheidscondities;

  • De ingangsdatum van het certificaat en de datum waarop het certificaat ophoudt geldig te zijn.

Teksten:

Op het certificaat dient vermeld te worden, dat de CKI verklaard dat de betreffende persoon voldoet aan de eisen uit het werkveldspecifieke certificatieschema en indien relevant of het ging om een hercertificatie.

13. Geldigheidscondities

Gedurende de looptijd gelden de volgende condities waar de certificaathouder zich aan moet houden. Indien niet voldaan wordt aan deze condities kan dit consequenties hebben voor het certificaat. Na een positief certificatie besluit ontvangt de kandidaat binnen 4 weken een TCVT-certificaat en een TCPR-boekje. Beide documenten zijn wettig bewijsmiddel. De gegevens (inclusief intrekking van het certificaat) van de deelnemer worden geregistreerd in het TCVT personenregister.

Verwijdering uit het register

Onderstaand zijn de condities aangegeven voor de verwijdering uit het TCVT certificaatregister.

Certificaathouders die niet voldoen aan de eisen die met het certificaat samenhangen, worden verwijderd uit het register van certificaathouders. De volgende redenen kunnen leiden tot verwijdering uit het register:

  • a. Het niet kunnen aantonen werkzaam te zijn als machinist in de beroepsspecialisatie waarvoor het certificaat geldig is.

  • b. Het niet nakomen van verplichtingen jegens de certificatie-instelling;

  • c. Het misbruik maken of laten maken van het certificaat;

  • d. Het verstrekken van onvolledige of onjuiste gegevens aan de certificatie-instelling;

  • e. Het ongeschikt blijken voor de uitoefening van de met het certificaat samenhangende beroepsvaardigheden;

  • f. Het niet voldoen aan de eisen zoals geformuleerd onder hercertificatie (11).

Deze condities dienen te zijn opgenomen in de certificatieovereenkomst tussen certificatie instelling en certificaathouder.

Overige voorwaarden voor certificaathouders

De houder van het certificaat dient misbruik van het certificaat door derden tegen te gaan en vermissing van dit certificaat schriftelijk binnen 10 dagen aan de certificatie-instelling te melden.

De houder van het certificaat machinist verticaal transport is verplicht veranderingen van woonplaats en huisadres schriftelijk te melden aan de certificatie-instelling. De houder van het certificaat machinist verticaal transport dient door derden tegen hem/haar ingediende klachten, die met de strekking van dit certificaat verband houden, te melden aan de certificatie-instelling die het betreffende certificaat heeft afgegeven.

BIJLAGE 10, BEHOREND BIJ DE MINISTERIËLE REGELING VAN 19 JULI 2012, NR. G&VW/GW/2012/10964, HOUDENDE WIJZIGING VAN DE ARBEIDSOMSTANDIGHEDENREGELING IN VERBAND MET DE GEFASEERDE INVOERING VAN HET STELSEL VAN CERTIFICATIE (FASE 3)

Bijlage XVIIe behorend bij artikel 7.7, tweede lid onder e, Arbeidsomstandighedenregeling

Werkveldspecifiek certificatieschema voor het persoonscertificaat Machinist Autolaadkraan

Document: WSCS-VT Machinist Autolaadkraan: 2012, versie 01

Onder beheer van:

CCvD-TCVT

p/a Stichting TCVT

Postbus 154

3990 DD Houten

www.TCVT.nl

INHOUD

1.

Inleiding

175

2.

Definities

175

3.

Werkveldspecifieke kenmerken

176

 

3.1

Beschrijving schema

176

 

3.2

Actieve partijen

176

 

3.3

Risicoanalyse en afbreukcriteria

176

4.

 

CERTIFICATIEREGLEMENT

177

 

4.1

Doelstelling

177

 

4.2

Certificatieprocedure

177

 

4.3

Certificatiebeslissing

177

 

4.4

Geldigheidsduur van het certificaat

177

 

4.5

Geldigheidscondities

178

 

4.6

Klachtenregeling

178

 

4.7

Bezwaarprocedure

179

 

4.8

Register voor vakbekwaamheid

180

 

4.9

Norminterpretatie

180

5.

 

Examenreglement

180

 

5.1

Doelstelling

180

 

5.2

De exameninstelling

180

 

5.3

Eisen te stellen aan het examenpersoneel

181

 

5.4

Eisen te stellen aan het examen

182

 

5.5

Beheer centrale itembank en examenversies

183

6.

 

Toezicht

183

 

6.1

Medewerking aan toezicht

183

 

6.2

Frequentie van het toezicht

183

 

6.3

De wijze van uitvoering van het toezicht

183

 

6.4

Verslag van bevindingen

183

 

6.5

Maatregelen (artikel 1.5e Arbobesluit)

183

       
   

DEEL II: NORMEN

184

7.

 

Onderwerp van certificatie

184

8.

 

Entreecriteria

184

9.

 

Eindtermen

185

10.

 

Toetsmethodiek bij initiële certificatie

186

 

10.1

Toetstermen

186

 

10.2

Beoordeling

190

 

10.3

Cesuur Examen

190

11.

 

Hercertificatie

191

 

11.1

Toetstermen hercertificatie

191

 

11.2

Beoordelingsmethode

191

 

11.3

Censuur bij hercertificatie.

191

12.

 

Het certificaat

192

13.

 

Geldigheidscondities

192

1. Inleiding

Dit werkveldspecifieke certificatieschema voor personen is door het CCvD-TCVT opgesteld. Het betreft certificatie van vakbekwaamheid op het gebied van veilig hijsen door een machinist met een autolaadkraan. Door het ministerie van SZW is het schema vastgesteld. Dit vastgestelde schema vervangt daarmee eerdere versies. De te certificeren vakbekwaamheid betreft het veilig uitvoeren van hijswerkzaamheden op bouwplaatsen met een autolaadkraan1. Het certificatiesysteem van de Certificatie Instelling (CKI) moet zijn gestructureerd in overeenstemming met de eisen uit het WDAT-VT-Personen.

2. Definities

Begrip of afkorting

:

Betekenis

Aanvrager van een

certificaat

:

De (rechts-)persoon die bij de certificatie-instelling een aanvraag doet voor het afgeven van een persoonscertificaat van vakbekwaamheid.

Aanwijzing

:

Aanwijzing van een instelling bij of krachtens wettelijk voorschrift door de minister van SZW.

Beoordeling

:

Beoordeling (initiële, of her-) door de CKI op basis van het door de minister van SZW vastgestelde WDA&T.

BHST

:

Stichting die een wettelijke certificatieregeling beheert: TCVT.

Centraal College van Deskundigen (CCvD)

:

Het college, onderdeel van en/gefaciliteerd door BHST, dat belanghebbende partijen in een bepaalde sector of branche de mogelijkheid biedt tot deelname bij het opstellen en onderhouden van werkveldspecifieke documenten op zodanige wijze dat sprake is van een evenwichtige en representatieve vertegenwoordiging van deze partijen. In casu het CCvD-TCVT.

Centrale Examen Commissie (CEC)

:

Commissie binnen de structuur van de BHST die een centrale itembank ontwikkelt en beheert.

Certificaat

:

Een certificaat in de zin van artikel 20 Arbowet en artikel 7 Warenwet (artikel 6e Warenwetbesluit machine).

Daarnaast moet een certificaat beschouwd worden als een verklaring van overeenstemming (conformiteitsverklaring) zoals bedoeld in relevante ISO en EN normen.

Certificaathouder

:

Persoon die in het bezit is van een geldig wettelijk verplicht certificaat.

Certificatieproces

:

Alle activiteiten via welke een CKI beoordeelt en besluit of een persoon, product of systeem voldoet en blijft voldoen aan de normen, zoals opgenomen in het werkveldspecifieke certificatieschema.

Certificatiereglement

:

Bepalingen voor de uitvoering van het certificatieproces en de relaties tussen kandidaat en CKI.

Certificatiesysteem

:

Set van procedures en middelen benodigd om het certificatieproces uit te voeren per certificatieschema, dat leidt tot de uitgifte van een certificaat van vakbekwaamheid, inclusief onderhoud.

Certificerings en Keurings-instelling (CKI)

:

Kalibratie- of conformiteitsbeoordelingsinstellingen zoals certificatie-instellingen, keuringsdiensten van gebruikers, laboratoria, inspectie-instellingen en testinstituten.

Cesuur

:

De grens tussen de hoogste toetsscore waaraan een onvoldoende en de laagste toetscore waaraan een voldoende wordt toegekend.

Competentie

:

Gedemonstreerd vermogen om kennis en vaardigheden toe te passen en, waar relevant, gedemonstreerde persoonlijke eigenschappen, zoals gedefinieerd in het certificatieschema.

Controle

:

Periodieke beoordeling door de CKI’s tegen de voor beoordeling geldende regels van de minister (WDA&T).

Eindtermen

:

Een omschrijving van het geheel aan kennis, vaardigheden en houdingen van een specifiek vakbekwaamheidgebied ten behoeve van het toetsen van examenkandidaten.

Entreecriteria

:

Criteria, zoals vooropleiding en werkervaring, waaraan de kandidaat moet voldoen om toegelaten te worden tot het certificatieproces.

Examen

:

Het geheel van toetsopgaven (toetsvragen en/of toetsopdrachten), bedoeld om de individuele kandidaat te kunnen beoordelen in de mate waarin hij of zij aan de eindtermen conform de normen voldoet.

Examencommissie

:

Commissie binnen de structuur van de CKI onder wiens verantwoordelijkheid de examens worden afgenomen.

Examenprotocol

:

Bepalingen voor de uitvoering van examens in de relatie tussen de BHST en de exameninstelling.

Examenreglement

:

Bepalingen voor de uitvoering van examens in de relatie tussen de kandidaat en de exameninstelling.

Examinatoreninstructie

:

Bepalingen voor de uitvoering van examens in de relatie tussen de examinator en de exameninstelling.

Hijskraan

 

Hijswerktuig voor het hijsen van vrijhangende lasten in een vaste (vaste en op rails verrijdbare kraan) of mobiele (kraan op rupsen of banden) opstelling, met tenminste een bedrijfslast van 2 ton en bedrijfslastmoment van 10 tonmeter. Met uitzondering van:

• op een voertuig bevestigde (auto)laadkraan die uitsluitend bestemd is of wordt gebruikt voor het laden en lossen vanuit de laadbak van het voertuig, en

• grondverzetmachine die ontgraaft en daarop aansluitend leidingwerk in die ontgravingen legt of ten behoeve van het uitvoeren van grondverzetwerkzaamheden ondersteuningsschotten plaatst.

KO

:

Knock-out: onjuist antwoord op een examenvraag die direct tot gevolg heeft dat de kandidaat voor het betreffende examenonderdeel zak

Risicoanalyse

:

Analyse waaruit motivatie, voor te maken keuzes in werkveldspecifiek probleemgebied, blijkt, op te nemen in het beoogde certificatieschema.

TCPR

 

TCVT Certificatie Personen Register

Toezicht

:

Het verzamelen van de informatie over de vraag of een handeling of zaak voldoet aan de daaraan gestelde eisen, het zich daarna vormen van een oordeel daarover en het eventueel naar aanleiding daarvan interveniëren.

TSJ

 

TCVT Schema Journaal: annotatie op een TCVT schema.

Vakbekwaamheidsgebied

:

Aanduiding van het werkveld, de functie, of een geheel aan taken waar bepaalde vakbekwaamheidseisen op betrekking hebben.

Vakbekwaamheidseisen

:

De eisen die, binnen een bepaald werkveld of een bepaalde beroepsgroep, gesteld worden aan personen met betrekking tot hun kennis, vaardigheden en houdingen inzake specifieke handelingen of taken.

Verklaring

:

De EG-verklaring van typeonderzoek of EG-verklaring overeenstemming als bedoeld in het bij of krachtens de Machinerichtlijn of enige andere EU-produkt-richtlijn bepaalde.

Werkveldspecifiek

certificatieschema

:

Term gebruikt door SZW voor een certificatieschema dat door de minister van SZW is geaccepteerd te gebruiken binnen een specifieke aanwijzing als CKI voor personen, producten of systemen.

WDAT-VT-Personen

:

Werkveldspecifiek document voor aanwijzing en toezicht (WDA&T) op de certificatie- en keuringsinstellingen die personen certificeren in het kader van verticaal transport.

Document: WDAT-VT-Personen: 2012, versie 01.

WDAT-VT-Producten

:

Werkveldspecifiek document voor aanwijzing en toezicht (WDA&T) op de certificatie- en mobiele kranen, torenkranen en/of hijs- en hefwerktuigen voor beroepsmatig personenvervoer en/of tijdelijke personen(bouw)liften periodiek keuren in het kader van verticaal transport.

Document: WDAT-VT-Producten: 2012, versie 01.

3. Werkveldspecifieke kenmerken

Hijsen is een risicovolle beroepsactiviteit. Om het maatschappelijke belang -veiligheid en gezondheid van en rondom de arbeid- te waarborgen, is door de overheid gekozen voor een wettelijk verplichte certificatieregeling voor de borging van de vakbekwaamheid van machinist autolaadkraan.

3.1 Beschrijving schema

Dit WSCS-VT Machinist Autolaadkraan is door de BHST voorgesteld en door het ministerie van SZW -inclusief eventuele aanpassingen- vastgesteld. De minister van SZW kan ook op eigen initiatief wijzigingen aanbrengen in de vastgestelde documenten. Dit vastgestelde schema vervangt daarmee eerdere versies.

3.2 Actieve partijen

Binnen het kader van dit werkveldspecifieke certificatieschema zijn actief:

  • BHST TCVT, hierna TCVT;

  • CCvD TCVT, hierna CCvD;

  • Werkkamer 4 TCVT vakbekwaamheid.

3.3 Risicoanalyse en afbreukrisico

Hijsen en aanslaan van lasten is een risicovolle activiteit in het verticaal transport. De machine waarmee wordt gehesen, het hijs- en hefgereedschap en het aanslaan van lasten kunnen ieder voor zich en/of in gezamenlijkheid gevaarlijk zijn voor mens en omgeving. Borging van dit proces door onder certificaat gekeurde machines en hijs- en hefgereedschappen enerzijds en gecertificeerde machinisten en hijsbegeleiders anderzijds, is noodzakelijk en door de wetgever onderkend. Hijskranen zijn complexe installaties en hun aandeel in ernstige en dodelijke ongevallen is relatief gezien groot.

De oorzaak van deze onveiligheid kan worden onderverdeeld in een aantal subgroepen:

  • 1. Instabiliteit last

  • 2. Niet adequaat aanhaken en lossen van last

  • 3. Instabiliteit kraan

  • 4. Instabiliteit giek

  • 5. Niet adequaat opbouwen en afbouwen van kraan

  • 6. Technische gebreken van de kraan

  • 7. Toegankelijkheid kraan

ad 1+2. Instabiliteit last / Niet adequaat aanhaken en lossen van last

In de bouw hijsen kraanmachinisten vaak onbekende en onstabiele lasten over grote groepen bouwvakkers heen en lossen ze de last in de directe nabijheid van personen die niets met de hijsactiviteit te maken hebben. De last wordt vaak aangeslagen door niet-deskundigen. De machinist draagt echter wel de verantwoordelijkheid voor het hijsen van de last. Met het hijsen op zich gaat vervolgens weinig fout, maar wel met de last (schuiven, vallen, haakbreuk etc.). Oorzaak van dit risico is het werken met onveilig materieel, ondeskundig personeel, tijdgebrek en het ontbreken van een hijsplan.

Ad 3+ 4. Instabiliteit van de kraan en giek

Kranen en giek worden instabiel door het hijsen en zwenken. Er is dan sprake van grote drukverplaatsingen door de kraan. Instabiliteit kan leiden tot het wegzakken c.q. omvallen van de kraan. Goed stempelen op goede schotten is de oplossing. Daarnaast zorgt overbelasting en het werken bij zware wind voor problemen.

Ad 5 + 6. Technische staat van de kraan en niet adequate op/afbouw van de kraan

Kranen worden intensief gebruikt en zijn onderhevig aan slijtage. Ook de opstelling en afbouw van de kraan heeft direct gevolgen voor het gebruik. Regelmatig keuren van de kraan is de oplossing.

Ad 7. Toegankelijkheid kraan

Een kraan op een bouwplaats is een nuttig en gewild voorwerp. Helaas komt het nog regelmatig voor dat onbevoegden de kraan gebruiken voor hijswerk. De machinist dient derhalve altijd zijn kraan af te sluiten bij het verlaten van de kraan.

Certificering van kraanmachinisten en keuring van kranen zijn managementfactoren, die de bedrijfstak ter hand heeft genomen. De keuring voorkomt een aantal mechanische defecten en de certificering houdt de competentie van de machinisten op peil. Andere factoren die door het management van het werk beïnvloedbaar zijn, zijn conflictbeheersing, mens-machine interacties, communicatie en voldoende menskracht

4. Certificatiereglement

4.1 Doelstelling

Dit reglement omschrijft de procedures die relevant zijn voor het juist toepassen van het specifieke schema. Hierbij moet gedacht worden aan onder meer procedures van aanvraag, de examinering, de wijze waarop de uitslag bekend gemaakt wordt en condities met betrekking tot de certificatie, de afgifte van certificaten/verklaringen, procedures bij het uitvoeren van keuringen, klachtenafhandeling en het indienen van een verzoek om herziening.

4.2 Certificatieprocedure

De kandidaat machinist autolaadkraan dient bij een CKI, in overeenstemming met dit certificatiereglement, een aanvraag in voor het persoonscertificaat machinist autolaadkraan. Vervolgens verstrekt de CKI alle relevante informatie over de gang van zaken bij het gehele certificatieproces.

4.3 Certificatiebeslissing

De certificatiebeslissing wordt genomen door een functionaris van de CKI die niet betrokken is geweest bij de beoordeling van de kandidaten en daartoe is gekwalificeerd en aangesteld conform het kwaliteitssysteem en de procedures die de certificatie-instelling heeft op grond van het werkveldspecifieke schema voor aanwijzing en toezicht.

4.4 Geldigheidsduur van het certificaat

De maximale geldigheidsduur van een persoonscertificaat is 5 jaar. Eerdere intrekking is mogelijk indien de certificaathouder tussentijds niet voldaan heeft aan de eisen t.a.v. de beheersing van de onder 9. genoemde eindtermen (zie voor de voorwaarden 4.5).

4.5 Geldigheidscondities

Met betrekking tot de geldigheid van het certificaat worden condities gesteld. Indien niet voldaan wordt aan deze condities kan dit consequenties hebben voor het certificaat. Deze condities zijn:

de certificaathouder mag geen handelingen verrichten in strijd met de voorschriften;

de certificaathouder dient te zorgen dat geen misbruik wordt gemaakt van het persoonscertificaat.

De CKI is bevoegd het certificaat te schorsen en/of in te trekken. De condities en de wijze waarop daarop door de CKI toegezien dient te worden, worden opgesteld door de CCvD en vastgelegd in het TCVT protocol ‘schorsing/intrekking’.

4.6 Klachtenregeling
Klachten over de CKI

Een adequate behandeling van klachten is belangrijk voor het creëren van vertrouwen in certificatie en belangrijk voor de bescherming van zowel de certificaathouders als de gebruikers van certificaten.

Aan een CKI worden onder meer de volgende eisen gesteld:

  • Een openbaar toegankelijke klachtenprocedure dient aanwezig te zijn.

  • de klachtenprocedure bevat minimaal het volgende: een beschrijving van het proces van ontvangen, onderzoeken en beoordelen van de klacht; de wijze van volgen van de klacht en acties als vervolg daarop; en de wijze waarop wordt verzekerd dat correctieve acties worden uitgevoerd.

  • De beslissing over de reactie op de klacht dient te worden genomen door personen die niet betrokken zijn bij het onderwerp van de klacht.

  • Indieners van klachten dienen, indien mogelijk, op de hoogte te worden gehouden van de ontvangst van de klacht, de voortgang van behandeling en de uitkomst.

Klachten over het bedrijf of de persoon

Indien de CKI klachten van derden, zoals een opdrachtgever, ontvangt over het voldoen aan dit schema door het bedrijf of de persoon die een aanvraag voor het certificaat heeft ingediend of certificaathouder is, dient de CKI de klager te verwijzen naar het bedrijf of de persoon. De CKI dient de klacht te betrekken bij de eerstvolgende beoordeling bij het betreffende bedrijf of de betreffende persoon.

Echter, indien het naar de mening van de CKI een ernstige klacht betreft, dient de CKI, naast de behandeling door het bedrijf of de persoon, zelf ook direct te beoordelen of de klacht gevolgen dient te hebben voor de beslissing m.b.t. certificatie. In dat geval dient de CKI af te wegen of het gewenst is een extra beoordeling uit te voeren. De kosten van deze extra beoordeling komen in beginsel voor rekening van de certificaathouder.

Klachtenregeling

Inleiding

In deze werkinstructie wordt de afhandeling van een klacht besproken. Voor iedere afzonderlijke klacht wordt een apart klachtenformulier ingevuld.

Werkwijze

Wanneer iemand probeert een klacht telefonisch of mondeling te melden, wordt aan hem/haar gevraagd deze schriftelijk te verwoorden. Als een klacht schriftelijk binnenkomt wordt deze meteen naar de kwaliteitsmanager gebracht en indien de klachtafhandelaar duidelijk is krijgt hij/zij meteen een kopie van de klacht. De kwaliteitsmanager registreert de klacht op een klachtenformulier en stelt de directeur CKI op de hoogte van de klacht. De directeur van de CKI wijst de klachtafhandelaar aan. De kwaliteitsmanager vermeldt de klachtafhandelaar op het klachtenformulier en brengt de klachtafhandelaar schriftelijk op de hoogte van de klacht. De klachtafhandelaar informeert de indiener van de klacht schriftelijk over de ontvangst van de klacht.

Eenvoudige zaken

Klachtafhandelaar stuurt klacht door naar betrokken bedrijf/persoon; stelt indiener op de hoogte legt dossier aan tbv voortgangsbewaking en meenemen afhandeling klacht door bedrijf/persoon bij eerstvolgende beoordeling.

Ernstige klachten

Klachtafhandelaar beoordeelt de klacht en stelt vast of de klacht een incident betreft of dat de klacht moet leiden tot een aanpassing in de werkwijze. Indien het een incident betreft, wordt de indiener daarvan op de hoogte gesteld. De klachtafhandelaar bedenkt samen met de indiener binnen drie weken na het indienen van de klacht een oplossing voor de afhandeling en betrekt bedrijf/persoon hierbij. De oplossing zoals die met de indiener is besproken wordt vastgelegd op het klachtenformulier. Hier wordt tevens vermeld dat het gaat om een incident. Indien de klacht een aanpassing van de werkwijze vergt bedenkt de klachtafhandelaar binnen 10 dagen een verbetervoorstel en bespreekt dit met de kwaliteitsmanager en betrekt bedrijf/persoon hierbij. Het verbetervoorstel moet een structurele verbetering inhouden van de werkwijze. Het verbetervoorstel wordt ingevuld op het klachtenformulier.

De klachtafhandelaar stelt de indiener op de hoogte van de afhandeling van de klacht. De kwaliteitsmanager maakt de gewijzigde werkwijze bekend. De kwaliteitsmanager start, indien nodig, een vervolgonderzoek naar de invoering van het verbetervoorstel. De bevindingen worden vastgelegd op het klachtenformulier. Het klachtenformulier wordt gearchiveerd.

4.7 Bezwaarprocedure
Inleiding

Onderstaand worden de stappen beschreven die nodig zijn voor het afhandelen van een bezwaarschrift. Een dergelijk bezwaarschrift kan bijvoorbeeld ingediend worden tegen besluiten van de CKI inzake het niet (opnieuw) verlenen, schorsen of intrekken van een certificaat.

Werkwijze

Algemeen:

  • Een door of namens de CKI genomen besluit, dat is een definitieve uitslag of eindoordeel, wordt schriftelijk ter kennis van de belanghebbende gebracht.

  • Onder een besluit wordt tevens verstaan het weigeren te beslissen of het niet tijdig nemen van een beslissing.

  • De CKI stelt de belanghebbende in haar correspondentie in kennis van de mogelijkheid van het indien van een bezwaarschrift door middel van de volgende clausule:

    ‘Ingevolge de CKI procedure ‘bezwaarschriftprocedure’ kan door een belanghebbende met betrekking tot dit besluit een bezwaarschrift ingediend worden. Daartoe moet binnen zes weken na de datum van verzending van het besluit een bezwaar worden ingediend bij de CKI. In het bezwaarschrift moet gemotiveerd worden aangegeven waarom het gegeven besluit niet juist gevonden wordt. Verzocht wordt bij het bezwaarschrift een kopie van het bestreden besluit toe te voegen.’

  • Het bezwaarschrift dient in ieder geval de volgende elementen te bevatten:

    • naam en adres indiener

    • dagtekening

    • een omschrijving van het bestreden besluit

    • de gronden van het bezwaar.

Het bezwaar wordt niet-ontvankelijk verklaard:

  • indien niet aan de gestelde termijn van indienen wordt voldaan. Dit geldt niet als de indiener aantoont dat hij redelijkerwijs niet in verzuim is geweest

  • in andere gevallen dan genoemd onder a, als geen gebruik gemaakt wordt van de door de CKI geboden gelegenheid tot verzuimherstel

  • het bezwaar wordt verder niet-ontvankelijk verklaard als het, bij het niet van toepassing zijn van een termijn, onredelijk laat wordt ingediend. Dit geldt uitsluitend wanneer het bezwaar betrekking heeft op het niet tijdig nemen van een besluit.

  • Het bezwaarschrift schort de werking van het besluit niet op.

  • Het bezwaarschrift leidt tot heroverweging van het besluit waartegen het is gericht.

Procedure

  • De CKI neemt kennis van het bezwaarschrift en bevestigt binnen twee weken de ontvangst.

  • De CKI biedt gelegenheid tot het horen van de indiener.

  • Het bezwaarschrift wordt gemeld bij de kwaliteitsmanager die het bezwaar registreert.

  • Het horen betreft met name de vakinhoudelijke aspecten die geleid hebben tot het besluit en dient binnen in beginsel zes weken na het vaststellen dat een hoorprocedure aan de orde is, plaats te vinden.

  • Het horen kan geschieden door de CKI of door een of meer door de CKI benoemde ter zaken kundige. Het horen geschiedt door een persoon of personen die niet betrokken is/zijn geweest bij de voorbereiding van het besluit, en geen binding hebben met de belanghebbende.

  • Het horen geschiedt op een door de CKI te bepalen tijdstip binnen de gangbare kantooruren.

  • Relevante stukken kunnen tot 10 dagen voor de hoorzitting worden ingediend en liggen gedurende een week voor de zitting ter inzage.

  • Van het horen wordt afgezien indien het verzoek om herziening kennelijk niet-ontvankelijk of kennelijk ongegrond is, inmiddels aan het verzoek is tegemoetgekomen, of indien belanghebbende verklaart hiervan geen gebruik te maken.

  • Van het horen wordt een verslag gemaakt. Het verslag wordt bij de beslissing op het bezwaar om herziening gevoegd.

  • De hoorcommissie brengt tevens advies aan de CKI.

Beslissing op het bezwaarschrift

  • De CKI beslist aan de hand van de haar ter beschikking staande gegevens binnen zes weken, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken. De beslistermijn kan eenmaal met ten hoogste 6 weken worden verlengd. Daarna kan de termijn slechts met toestemming van de belanghebbende worden verlengd.

  • De CKI zal, bij het gegrond verklaren van het bezwaar, de beslissing herroepen en een nieuwe beslissing ter zake nemen.

  • Van haar beslissing op het bezwaar zal de CKI de onderbouwing en motivering aan belanghebbende meedelen.

Bestuursrechter

  • Indien de inhoud of strekking van de nieuwe beslissing de belanghebbende hiertoe aanleiding geeft, dient hij zich in voorkomend geval te wenden tot de bestuursrechter.

  • De CKI zal de belanghebbende in haar beslissing op bezwaar wijzen op deze mogelijkheid.

4.8 Register voor vakbekwaamheid

De CKI registreert de gegevens van de certificaathouder. Deze gegevens worden conform de overeenkomst met TCVT tenminste zo vaak als mutaties zich voordoen elektronisch verzonden aan Bureau TCVT ten behoeve van het TCVT Personenregister, dat wordt opgezet conform wettelijke bepalingen. Dit register is via internet toegankelijk gemaakt. De BHST is verantwoordelijk voor het beheer van het register.

4.9 Norminterpretatie

Het CCvD dient te zorgen voor eenduidige norminterpretatie van dit certificatieschema. Toch kan het voorkomen dat er in de operationele fase verschillende interpretaties bestaan van één of meerdere in werkveldspecifieke certificatieschema’s gehanteerde begrippen. Mocht het gebeuren dat certificaathouders, CKI’s of andere belanghebbenden uiteenlopende definities hanteren en hierover meningsverschillen bestaan, dan dienen afwijkende interpretaties te worden voorgelegd aan het CCvD.

5. Examenreglement

Dit reglement bevat bepalingen voor de voorbereiding, uitvoering en beoordeling van examens ten behoeve van het TCVT persoonscertificaat machinist autolaadkraan

5.1 Doelstelling

De examinering geschiedt onder verantwoordelijkheid van de certificatie-instelling en bestaat uit de volgende delen:

  • theorie-examen, en

  • praktijkexamen.

5.2 De exameninstelling

De exameninstelling dient het examenreglement te hanteren. Hierin zijn de volgende zaken opgenomen:

  • 1. ingangsdatum van het certificaat;

  • 2. eventuele entree-eisen voor deelname aan het examen;

  • 3. de aanvraagprocedure bij de CKI;

  • 4. bevestiging van deelname en oproep;

  • 5. identificatie van de deelnemers;

  • 6. toelating en afwezigheid;

  • 7. examenduur en wijze van examinering;

  • 8. gedragsregels voor kandidaten;

  • 9. regeling aangepast examen;

  • 10. normen voor slagen en afwijzen;

  • 11. bekendmaking van de uitslag door de CKI aan de kandidaat;

  • 12. bewaartermijn van de examendocumenten zoals uitwerkingen en beoordelingsformulieren;

  • 13. inzagerecht;

  • 14. geldigheidsduur van het examenresultaat.

Indien de exameninstelling geen organisatorisch onderdeel is van de CKI, hebben beide zich aan elkaar verbonden door middel van een overeenkomst. De CKI dient zich hierbij te houden aan artikel 4.5 ‘subcontracting’ van ISO/IEC17024. De CKI is verplicht aan de BHST te melden dat examens worden afgenomen door een externe exameninstelling en welke instelling het betreft.

5.3 Eisen te stellen aan het examenpersoneel

Examenpersoneel moet voldoen aan de algemene, vakinhoudelijke en onafhankelijkheidseisen van de CKI zoals opgenomen in competentieprofielen en andere relevante documenten. Het selectieproces moet garanderen dat examenpersoneel dat (een deel van) een examen afneemt ten minste voldoet aan de eisen zoals geformuleerd in het TCVT examenprotocol (gepubliceerd op www.tcvt.nl).

Toezichthouder theorie-examen

Voor het theorie-examen wordt door de exameninstelling een toezichthouder aangesteld.

Deze functionaris heeft geen specifieke kennis nodig van het vakgebied. De toezichthouder beschikt wel over:

  • organisatorische capaciteiten;

  • communicatieve en contactuele vaardigheden;

  • het vermogen om regelend en besluitvaardig op te treden.

Van de toezichthouder wordt verwacht dat hij:

  • toeziet op de naleving en uitvoering van het examenreglement, de uitvoeringsvoorschriften en de exameneisen;

  • op correcte wijze de vastgestelde administratieve procedures afhandelt;

  • zich op voldoende wijze beschikbaar stelt voor het toezicht op de afname van theorie-examens.

Een toezichthouder verricht de volgende taken:

  • het controleren van de personalia en de aanmeldingen van de kandidaat;

  • het controleren en aansluitend voorbereiden van het theorie-examen zodat de kandidaat direct na aanvang van het examen kan starten;

  • het uitoefenen van toezicht teneinde misbruik te voorkomen;

  • het innemen van de examenstukken en het aansluitend verzendklaar maken;

  • het aanleveren van het totale pakket aan de exameninstelling.

Corrector theorie-examen:

Voor het beoordelen van de schriftelijke uitwerking van de open vragen van het theorie-examen wordt door de exameninstelling een corrector aangesteld. De corrector voldoet aan de volgende kwalificatiecriteria:

  • hij beheerst de Nederlandse taal (dan wel de taal waarin het examen wordt afgenomen (Duits en/of Engels);

  • hij heeft actuele vakinhoudelijk kennis en inzicht;

  • hij past de beoordelingscriteria, zoals vastgelegd in het TCVT-certificatieschema, toe.

De corrector beoordeelt binnen de TCVT antwoord-macro’s en de gestelde termijn de uitwerkingen van de theorie-examens en verbindt hier een waardering aan volgens de methodiek zoals vastgelegd in het betreffende TCVT-certificatieschema.

Examinator praktijkexamen

Voor het praktijkexamen wordt door de exameninstelling een examinator aangesteld. De examinator is belast met de beoordeling of, en in welke mate, kennis, vaardigheden en attitude van de kandidaat voldoen aan de gestelde eisen voor het behalen van het examen. Hiertoe past de examinator de TCVT examinatoreninstructie toe bij de beoordeling. Bij een examen met meer dan één examinator, is een van de examinatoren aangewezen als voorzitter e vanuit die hoedanigheid verantwoordelijk voor een ordentelijk verloop van het examen en de afwikkeling daarvan.

De examinator beschikt over:

  • minimaal twee jaar praktische werkervaring in het desbetreffende vakgebied;

  • actuele praktische en theoretische kennis van het desbetreffende vakgebied;

  • goede communicatieve vaardigheden;

  • het vermogen besluitvaardig op te treden;

  • voldoende kennis van het examenreglement.

Van de examinator wordt verwacht dat hij:

  • begrip heeft voor de invloed die een examensituatie heeft op het gedrag van de kandidaten;

  • een optimaal klimaat weet te scheppen voor de kandidaat, opdat kennis en opgedane ervaring, inzicht, vaardigheden en attitude zo goed mogelijk uit de verf komen;

  • op correcte wijze omgaat met de kandidaten en alle overige personen die functioneel bij het examen aanwezig zijn;

  • een objectieve beoordeling geeft van de kennis en het inzicht van de kandidaat;

  • nauwgezet de voorschriften in acht neemt die voor elk examenonderdeel gelden;

  • jaarlijks de TCVT-examinatorendag bijwoont;

  • op representatieve wijze de exameninstelling vertegenwoordigt tijdens het examen en zorg draagt voor een correct verloop.

De examinator moet per certificatieschema een door de exameninstelling voorgedragen en door de certificatie-instelling geaccepteerde deskundige zijn.

Onafhankelijkheid

Het examenpersoneel is onafhankelijk. Al het examenpersoneel tekent een verklaring waarin geheimhouding en onafhankelijkheid worden gegarandeerd en waarin zij verklaart geen werkzaamheden bij c.q. voor een opleider te verrichten. Zij verklaart zich onafhankelijk van de kandidaat en de eventuele opleider/werkgever van de kandidaat. Mocht tijdens het examen blijken dat er toch een relatie, van welke aard dan ook, bestaat tussen de kandidaat en het betreffende examenpersoneelslid, dan dient de examinator dit tijdig aan de exameninstelling te melden. Het is onder geen enkele voorwaarde toegestaan dat de betreffende examinator deze kandidaat examineert op straffe van ongeldigheid van het examen.

Indien examenpersoneel een potentieel belangenconflict heeft bij het examineren van een kandidaat, dient de CKI maatregelen te nemen om te garanderen dat de betrouwbaarheid en onpartijdigheid van het examen niet in diskrediet worden gebracht. Deze maatregelen dienen vastgelegd te worden.

5.4 Eisen te stellen aan het examen
5.4.1 Beslotenheid van examens

Medewerkers van de certificatie-/exameninstelling dragen zorg voor de absolute geheimhouding van de examenopgaven, voor zover deze opgaven geen onderdeel uitmaken van een publieke norm. Verificatie en implementatie hiervan dient te geschieden door de certificatie-instelling. Medewerkers van de exameninstelling hebben een verklaring van geheimhouding ondertekend.

5.4.2 Algemene regels bij de uitvoering van examens

Het theorie-examen wordt schriftelijk en in de Nederlandse taal afgenomen. Indien de kandidaat het Nederlands onvoldoende beheerst, kan een alternatief theorie-examen in de Duitse of Engelse taal worden afgenomen. Het certificaat wordt afgegeven conform de taal van het examen aan een persoon van 18 jaar en ouder. Wanneer er gegronde redenen zijn voor een mondeling theorie-examen in de Nederlandse taal (bijvoorbeeld bij kandidaten die aantoonbaar dyslectisch zijn) kan de certificatie-instelling daartoe besluiten. Dit alternatief dient te voldoen aan dezelfde voorwaarden als het reguliere theorie-examen en het CEC dient hiermee in te stemmen. Het uitgeschreven mondelinge examen wordt afgenomen door een daartoe door de CKI aanvullend geautoriseerde examinator en een toezichthouder. Van deze alternatieve afname dient door de exameninstelling een registratie te worden bijgehouden met een (minimaal jaarlijkse) rapportage naar de CEC. Het praktijkexamen wordt in de Nederlandse taal afgenomen. Indien de kandidaat het Nederlands onvoldoende beheerst, kan een alternatief theorie-examen in de Duitse of Engelse taal worden afgenomen. Het certificaat wordt afgegeven conform de taal van het examen. De kandidaat moet tijdens het examen voldoende kunnen communiceren.

Voor de overige eisen aan het examen (locatie, middelen, etc) wordt verwezen naar het TCVT examenprotocol.

5.5 Beheer itembank en examenversies

Het beheer van de itembank geschiedt onder strikte geheimhouding door het bureau TCVT onder regie van de Centrale Examencommissie TCVT.

6. Toezicht

Het doel van het toezicht is om de vakbekwaamheid van gecertificeerd personeel te borgen. De CKI is verplicht te beoordelen of de certificaathouder voldoet aan de gestelde eisen. Afhankelijk van het onderwerp van certificatie, de periode van certificatie en de risicoanalyse wordt het toezicht ingevuld.

6.1 Medewerking aan toezicht

De certificaathouder is verplicht mee te werken aan toezicht door de CKI, het TCVT erkende opleidingsinstituut voor bijscholing, de nationale accreditatie-instantie en de Inspectie SZW. In de overeenkomst tussen de CKI en de certificaathouder worden de hiertoe benodigde bepalingen opgenomen.

6.2 Frequentie van toezicht

Bij de aanvraag voor hercertificatie dient het originele TCPR-boekje met de daarin opgenomen registraties van de praktijkervaring en de scholing te worden voorgelegd aan de CKI. De ontvangst wordt binnen één kalenderweek bevestigd (deze bevestiging is een bewijs richting opdrachtgevers inzake de afwezigheid van het TCPR-boekje). De CKI controleert de registratie en toets of voldaan wordt aan de eisen van scholing en praktijkervaring. De aanvrager wordt hieromtrent binnen één kalenderweek geïnformeerd.

Daarnaast voert de CKI, onaangekondigd, een 5% steekproef uit op de betrouwbaarheid van de invulling van de scholing en de praktijkervaring. Voor de registratie van de scholing en de praktijkervaring dient er een deugdelijke administratie te worden gevoerd door de CKI. Deze administratie moet minimaal vijf jaar beschikbaar blijven.

6.3 De wijze van uitvoering van het toezicht

Het TCVT erkende opleidingsinstituut beoordeeld op het moment van scholing (2 maal in een periode van 5 jaar) elk TCPR-boekje ten aanzien van. de scholing en de praktijkervaring. Indien een certificaathouder niet meer voldoet aan de eisen, wordt de CKI hiervan binnen drie werkdagen in kennis gesteld.

6.4 Verslag van bevindingen

De CKI is gehouden om haar bevindingen t.a.v. 6.2 aan de certificaathouder binnen twee kalenderweken kenbaar te maken.

6.5 Maatregelen

Indien blijkt dat een certificaathouder niet voldoet aan de eisen of normen in het werkveldspecifieke certificatieschema heeft dit op zo kort mogelijke termijn maatregelen door de CKI tot gevolg.

Mogelijke maatregelen zijn het weigeren, schorsen of intrekken van het certificaat. Er dient door de CKI informatie-uitwisseling met de Inspectie SZW plaats te vinden over geconstateerde gevaarlijke situaties bij werkzaamheden die door een afgegeven of nog af te geven certificaat worden gereguleerd en waardoor de veiligheid of de gezondheid van werknemers of derden in gevaar kan worden gebracht.

Indien er sprake is van een sanctie wordt dit aan de certificaathouder kenbaar gemaakt. Relevante informatie over de sanctie dient door de CKI ingebracht te worden in een centraal registratiesysteem. Deze meldingsplicht dient nauwkeurig uitgewerkt te worden, in verband met de vertrouwelijkheid van persoonsgegevens en de contractuele relatie tussen CKI en klant. Indien een certificaathouder na een intrekking opnieuw gecertificeerd wil worden dient dezelfde procedure doorlopen te worden als bij initiële certificatie. Bij het opleggen van een sanctie dient de CKI aan te geven (en te registreren) na welke periode certificatie weer is toegestaan. De CKI dient voor verstrekking van een certificaat bij het centraal registratiesysteem te verifiëren of er geen sprake is van een intrekking met de daaraan gekoppelde wachtperiode.

Criteria

De CKI dient in ieder geval een onderzoek in te stellen na indiening van een klacht inzake de werkwijze van de certificaathouder:

  • vanuit Inspectie SZW;

  • vanuit de markt, ingediend bij TCVT en/of de CKI.

Criteria op basis waarvan de CKI maatregelen moet treffen zijn de volgende
  • 1. Schorsen van het certificaat vindt plaats indien sprake is van een door de CKI gegrond verklaarde klacht. Het betreft hier een klacht anders dan:

    • onrechtmatig invullen van het TCPR-boekje, en/of

    • over onveilig handelen van de machinist waardoor de machinist en/of derden direct in gevaar zijn gebracht.

  • 2. Intrekken van het certificaat vindt plaats indien sprake is van een door de CKI gegrond verklaarde klacht inzake:

    • onrechtmatig invullen van het TCPR-boekje, en/of

    • over onveilig handelen van de machinist waardoor de machinist en/of derden direct in gevaar zijn gebracht.

Deel II: Normen

Deel 2 van dit certificatieschema bevat de normen die gelden voor een certificaat voor vakbekwaamheid in een werkveld. Beschreven wordt achtereenvolgens:

  • het onderwerp van certificatie,

  • entreecriteria die gesteld worden om toegelaten te worden tot het certificerings-proces,

  • de eindtermen die gelden ten behoeve van het certificaat,

  • de wijze waarop het voldoen aan de eindtermen wordt beoordeeld en gerapporteerd,

  • de beoordeling die plaatsvindt bij hercertificatie,

  • te stellen eisen aan het certificaat,

  • geldigheidscondities.

7. Onderwerp van certificatie

Dit werkveldspecifieke certificatieschema voor personen is door het CCvD TCVT opgesteld. Het betreft certificatie van veilig hijsen door een Machinist Autolaadkraan. Door het Ministerie van SZW is het schema vastgesteld. Dit vastgestelde schema vervangt daarmee eerdere versies.

De te certificeren vakbekwaamheid betreft het veilig uitvoeren van hijswerkzaamheden op bouwplaatsen met een autolaadkraan met een bedrijfslastmoment van tenminste 10tm. Het betreft hier:

  • veilig omgaan met de last;

  • autolaadkraan veilig positioneren (stabiliteit, omgeving, ondergrond);

  • autolaadkraan veilig laten functioneren (opbouwen, hijsen, afbouwen, afsluiten);

  • autolaadkraan in veilige en technisch goede staat doen zijn;

  • veilig en gezond werken met de Autolaadkraan.

8. Entreecriteria

Voor de eerste afgifte van het wettelijk verplichte persoonscertificaat machinist autolaadkraan volgt onderstaand een opsomming van de eisen.

De kandidaat dient te voldoen aan de volgende entreecriteria:

  • voldoende materieelkennis hebben;

  • voldoende materiaalkennis hebben;

  • machine gevoel bezitten;

  • veilig en milieuverantwoord kunnen werken;

  • de Nederlandse taal beheersen op leeskennisniveau A1 en schrijfkennisniveau B2 of gelijkwaardig voor examinering in Duitse of Engelse taal.

Er geldt geen specifieke vooropleidingseis.

9. Eindtermen

De kandidaat voldoet aan de volgende eindtermen en is dientengevolge vakbekwaam:

Theorie
  • 1. De kandidaat kan de verschillende voorbereidingen voor de hijswerkzaamheden beschrijven en toepassen.

    • 1.1 De kandidaat kan de gegevens van een hijstabel toepassen.

    • 1.2. De kandidaat kan beschrijven welke voorbereidingen op de werkplek getroffen moeten worden voorafgaand aan het werken met een autolaadkraan.

  • 2. De kandidaat kan hijsgereedschappen herkennen en de functie en de manier van gebruik hiervan omschrijven.

  • 3. De kandidaat kan werk uitvoeren met een autolaadkraan.

    • 3.1 De kandidaat kan verschillende soorten kranen benoemen en de kenmerken en de toepassing hiervan beschrijven.

    • 3.2. De kandidaat kan hijsmiddelen en uitrustingsstukken herkennen en benoemen en de toepassing hiervan omschrijven.

    • 3.3 . De kandidaat kan omschrijven hoe op een veilige manier hijswerkzaamheden met een autolaadkraan uitgevoerd moeten worden.

    • 3.4. De kandidaat kan bepalen hoe een autolaadkraan verplaatst moet worden.

    • 3.5. De kandidaat kan de functie en de werking van de hoofdonderdelen van de autolaadkraan uiteenzetten.

  • 4. De kandidaat kan de veiligheids- en milieuaspecten van het werken met een autolaadkraan benoemen en interpreteren.

    • 4.1 De kandidaat kan de veiligheidseisen van de autolaadkraan, de hijslast en hijsgereedschappen interpreteren.

    • 4.2 De kandidaat neemt zijn verantwoordelijkheid met betrekking tot het hijs plan en zijn administratieve verplichtingen.

    • 4.3 De kandidaat kan beschrijven hoe een autolaadkraan na hijswerkzaamheden achtergelaten moet worden.

    • 4.4 De kandidaat kan de veiligheidssystemen van de autolaadkraan noemen en de functie van de LMB uiteenzetten.

    • 4.5 De kandidaat kan uiteenzetten hoe met en aan een autolaadkraan milieu-verantwoord moet worden gewerkt

  • 5. De kandidaat kan de onderhouds- en storingsaspecten van een autolaadkraan herkennen, interpreteren en benoemen.

    • 5.1 De kandidaat kan omschrijven hoe en waaraan dagelijks onderhoud aan een autolaadkraan verricht moet worden.

    • 5.2 De kandidaat kan beschrijven hoe storingen aan een autolaadkraan herkend kunnen worden en in relatie hiermee beschrijven hoe gehandeld moet worden.

Praktijk
  • 1. De kandidaat kan de voorbereidingen treffen op de werkplek voorafgaande aan het werken met een autolaadkraan.

  • 2. De kandidaat kan hijsmiddelen en uitrustingsstukken herkennen, benoemen en controleren op veiligheidseisen

  • 3. De kandidaat kan werk uitvoeren met een autolaadkraan.

    • 3.1 De kandidaat kan hijswerkzaamheden uitvoeren met een autolaadkraan.

    • 3.2 De kandidaat kan hijsgereedschappen bevestigen aan een autolaadkraan.

    • 3.3 De kandidaat kan zelfstandig een autolaadkraan verplaatsen.

    • 3.4 De kandidaat kan een autolaadkraan na hijswerkzaamheden volgens de wettelijke voorschriften achterlaten.

  • 4. De kandidaat kan de veiligheids- en milieuaspecten van het werken met een autolaadkraan benoemen en interpreteren.

    • 4.1 De kandidaat kan veiligheidsmaatregelen hanteren bij het werken met en aan een autolaadkraan.

    • 4.2 De kandidaat kan milieuverantwoord werken met en aan een autolaadkraan.

  • 5. De kandidaat kan de onderhouds- en storingsaspecten van een autolaadkraan herkennen, interpreteren en benoemen.

    • 5.1 De kandidaat kan dagelijkse controle en onderhoud verrichten aan een autolaadkraan.

    • 5.2 De kandidaat kan storingen herkennen aan een autolaadkraan en in relatie hiermee handelend optreden.

10. toetsmethodiek bij initiële certificatie

10.1 Toetstermen

Elke eindterm wordt uitgewerkt in toetstermen. Deze toetstermen zijn in onderstaande schema’s geordend per eindterm.

Het totale aantal vragen per toetsterm is onderstaand aangegeven.

Verklaring van vraagcode:

  • * FK = een vraag feitelijke kennis

  • * BK = een vraag begripsmatige kennis

  • * RV = een vraag reproductieve vaardigheden

  • * PV = een vraag productieve vaardigheden

Toetstermen theorie machinist autolaadkraan W4-04 + aantal verplichte vragen

  • 1. De kandidaat kan de verschillende voorbereidingen voor de hijswerkzaamheden beschrijven en toepassen. RV-1, FK-1, BK-2

    • 1.1 De kandidaat kan de gegevens van een hijstabel toepassen.

      De kandidaat kan een hijstabel van een autolaadkraan interpreteren.

    • 1.2 De kandidaat kan beschrijven welke voorbereidingen op de werkplek getroffen moeten worden voorafgaand aan het werken met een autolaadkraan.

      • De kandidaat kan de kenmerken van de voorkomende soorten ondergrond noemen

      • De kandidaat kan uiteenzetten waarom hij bij het opstellen van een autolaadkraan rekening houdt de factoren:

        • * de draagkracht van de ondergrond

        • * hijswerkzaamheden nabij een talud

        • * het zicht op het werk

        • * derden (personen en verkeer)

        • * de juiste gieklengte ten opzichte van de hijshoogte en/of de massa van de te hijsen last

        • * de wijze van afstempelen

  • 2. De kandidaat kan hijsgereedschappen herkennen en de functie en de manier van gebruik hiervan omschrijven. BK-3

    De kandidaat kan, eventueel aan de hand van een afbeelding, herkennen en formuleren wat de functie is van hijsgereedschappen en uitleggen of en hoe deze gebruikt moet worden.

  • 3. De kandidaat kan werk uitvoeren met een autolaadkraan. RV-6, FK-4, BK-10

    • 3.1 De kandidaat kan verschillende soorten autolaadkranen benoemen en de kenmerken en toepassingen hiervan beschrijven.

      • De kandidaat kan, eventueel aan de hand van een afbeelding, de typen kranen benoemen en hiervan de kenmerken en toepassingen beschrijven

    • 3.2. De kandidaat kan hijsmiddelen en uitrustingsstukken herkennen en benoemen en de toepassing hiervan omschrijven.

      • De kandidaat kan, eventueel aan de hand van een afbeelding, hijsmiddel- en uitrustingsstukken van de autolaadkraan herkennen en benoemen.

        De kandidaat kan de functie van hijsmiddel- en uitrustingsstukken van de mobiele kraan omschrijven.

    • 3.3. De kandidaat kan omschrijven hoe op een veilige manier hijswerkzaamheden met een autolaadkraan uitgevoerd moeten worden. KO-vraag

      • De kandidaat kan uiteenzetten waarom aan de gegeven veiligheidsaspecten moet worden voldaan.

      • De kandidaat kan omschrijven waarom aan de volgende aanvullende veiligheidsmaatregelen moet worden voldaan als hij met de autolaadkraan:

        • * een last buiten het gezichtsveld plaatst

        • * hijswerkzaamheden verricht nabij spoor en/of hoogspanningsleidingen.

        • * op een werk staat met meerdere kranen

      • De kandidaat kan, gegeven een situatie, bepalen in welke situatie welke persoonlijke beschermingsmiddelen gedragen moeten worden.

      • De kandidaat kan, gegeven de dichtheid van de materialen, de massa berekenen.

      • De kandidaat kan, gegeven een situatie, risico’s en maatregelen bepalen met betrekking tot de vorm, constructie, samenstelling en bijzondere eigenschappen van lasten.

    • 3.4. De kandidaat kan bepalen hoe een autolaadkraan verplaatst moet worden.

      • De kandidaat kan gegeven een situatie bepalen:

        • * of een autolaadkraan verplaatst kan worden

        • * opgebouwd verreden kan worden met of zonder last

        • * of een terrein geschikt is om over te rijden

        • * de kandidaat kan gegeven een situatie bepalen wat de juiste aandrijving is

        • * of een autolaadkraan kan rijden over verschillende soorten terrein (met vermelding van de juiste aandrijving.

      • De kandidaat kan de aandachtspunten noemen bij montage, gebruik, demontage en transport van de hulpgiek.

      • De kandidaat kan beschrijven hoe, conform de voorwaarden en de instellingen genoemd in de gebruiksaanwijzing, gereden moet worden.

    • 3.5. De kandidaat kan de functie en de werking van de hoofdonderdelen van de autolaadkraan uiteenzetten.

      • De kandidaat kan de werking van hoofdonderdelen en systemen van de autolaadkraan uiteenzetten.

      • De kandidaat kan opnoemen wanneer veranderingen in de stabiliteits-, het last- en het kantelmoment van een autolaadkraan kan optreden.

      • De kandidaat kan de gevolgen van veranderingen in de stabiliteits-, het last- en het kantelmoment van een autolaadkraan bepalen.

  • 4. De kandidaat kan de veiligheids- en milieuaspecten van het werken met een autolaadkraan benoemen en interpreteren. RV-2, FK-3, BK-10

    • 4.1 De kandidaat kan de veiligheidseisen van de autolaadkraan en hijsgereedschappen interpreteren.

      • De kandidaat kan begrippen definiëren:

        * kantelmoment

        * vlucht

        * stabiliteitsmoment

        * stempelbasis

        * hijsgereedschap

        * werklast

        * kantellijn en kantelhoek

        * hijsmiddel

        * lastmoment

      • De kandidaat kan m.b.t. het bedienen en keuren van autolaadkranen en het daarbij behorende hijs- en hefgereedschap de wettelijke verplichtingen interpreteren en de werkingssfeer beschrijven van deze wettelijke verplichtingen.

      • De kandidaat kan uiteenzetten waarop hij hijsgereedschap moet controleren.

      • De kandidaat kan uiteenzetten waarop hij de hijslast moet controleren.

      • De kandidaat kan de functie en inhoud van het kraanboek met bijbehorende documenten omschrijven.

    • 4.2 De kandidaat neemt zijn verantwoordelijkheid met betrekking tot het hijsplan en zijn administratieve verplichtingen.

      • De kandidaat kan bepalen welke gegevens in het hijsplan van belang zijn bij de uitvoering van werkzaamheden met de kraan.

      • De kandidaat kan opnoemen welke administratieve verplichtingen hij in het kader van zijn beroepsuitoefening heeft.

    • 4.3. De kandidaat kan beschrijven hoe een autolaadkraan na hijswerkzaamheden achtergelaten moet worden.

      • De kandidaat kan de maatregelen noemen die gelden bij het achterlaten van een autolaadkraan.

    • 4.4. De kandidaat kan de veiligheidssystemen van de autolaadkraan noemen en de functie van de LMB uiteenzetten. KO-vraag.

      • De kandidaat kan delen van het beveiligingssysteem van een autolaadkraan noemen.

      • De kandidaat kan de functie van de lastmomentbeveiliging van de autolaadkraan uiteenzetten.

      • De kandidaat kan uiteenzetten welke beveiligingen op de autolaadkraan aanwezig moeten zijn en wat de functie hiervan is.

    • 4.5. De kandidaat kan uiteenzetten hoe met en aan een autolaadkraan milieuverantwoord moet worden gewerkt.

      • De kandidaat kan milieu- en veiligheidsvoorschriften interpreteren die hij moet toepassen bij het verplaatsen van milieubelastende stoffen.

      • De kandidaat kan verklaren waarom milieuverantwoord werken van belang is.

  • 5. De kandidaat kan de onderhouds- en storingsaspecten van een autolaadkraan herkennen, interpreteren en benoemen. FK-2, BK-6

    • 5.1 De kandidaat kan omschrijven hoe en waaraan dagelijks onderhoud aan een autolaadkraan verricht moet worden.

      • De kandidaat kan het dagelijks onderhoud aan de autolaadkraan omschrijven.

      • De kandidaat kan opnoemen welke schoonmaakwerkzaamheden aan de autolaadkraan moeten worden uitgevoerd.

    • 5.2. De kandidaat kan beschrijven hoe storingen aan een autolaadkraan herkend kunnen worden en in relatie hiermee beschrijven hoe gehandeld moet worden

      • De kandidaat kan samenvatten hoe hij een storingsdiagnose aan onderdelen van een autolaadkraan moet uitvoeren.

      • De kandidaat ziet in hoe, gegeven de aard van de storing, gehandeld moet worden, d.w.z.:

        • * werkzaamheden stoppen

        • * zelfstandig repareren van de storing

        • * inschakelen technische dienst

      • De kandidaat kan uiteenzetten hoe hij ontoelaatbare slijtage kan signaleren aan onderdelen van de autolaadkraan.

      • De kandidaat kan opsommen wat in een storingsmelding vermeld moet worden.

Toetstermen Praktijkexamen

(Sub)eindtermen

Zie activiteiten

De kandidaat kan:

1

2

3

4

5

6

7

8

9

1 de voorbereidingen treffen op de werkplek voorafgaand aan het werken met een autolaadkraan

 

x

x

x

 

x

 

x

 

2. hijswerkzaamheden uitvoeren met een autolaadkraan.

       

x

x

x

x

 

3. hijsgereedschappen bevestigen aan een autolaadkraan.

     

x

x

x

     

4.dagelijkse controle en onderhoud verrichten aan een autolaadkraan.

     

x

x

       

5. zelfstandig een autolaadkraan verplaatsen.

       

x

       

6. storingen herkennen aan een autolaadkraan en in relatie hiermee handelend optreden.

 

x

x

x

x

x

x

x

 

7. veiligheidsmaatregelen hanteren bij het werken met en aan een autolaadkraan.

 

x

x

x

 

x

x

x

 

8. een autolaadkraan na hijswerkzaamheden volgens de wettelijke voorschriften achterlaten.

 

x

x

           

9. milieuverantwoord werken met en aan een autolaadkraan.

 

x

x

           

Het praktijkexamen bestaat uit de volgende activiteiten:

1.

Doornemen opdracht

6.

Praktijk hijsopdrachten

2.

Aanvangscontrole van de machine (visueel)

7.

Assisteren last verplaatsen

3.

Onderhoud van de machine

8.

Praktijk hijsopdrachten

4.

Controle en inspectie hijsgereedschap

9.

 

5.

Opstellen en gebruiksklaar maken van autolaadkraan

10.

Machine achterlaten

In de tabel is een overzicht gegeven van de verdeling van de eindtermen over de activiteiten van de praktijkexamens machinist autolaadkraan. Doordat eindtermen onderverdeeld zijn in toetstermen, is een eindterm vaak over meerdere activiteiten verdeeld. Daardoor is een eindterm meestal niet door een activiteit afgedekt.

Verklaring van codes:

  • * RV = opdracht reproductieve vaardigheden

  • * PV = opdracht productieve vaardigheden

  • 1. De kandidaat kan de voorbereidingen treffen op de werkplek voorafgaande aan het werken met een autolaadkraan. RV-9, PV-1

    • 1.1 Een hijsplan uitvoeren gelet op:

      • * plaats en afmetingen van de hijslocatie(s)

      • * plaats en afmetingen van de obstakels

      • * afmetingen, vorm, massa en zwaartepunt van de last

      • * soort, afmetingen, vorm en massa van het hijsgereedschap.

    • 1.2. Controleren van de wettelijk voorgeschreven documenten.

    • 1.3. Het werkterrein afzetten.

    • 1.4. Overleggen met de uitvoerder (examinator) over de werkzaamheden, o.a. over:

      • * de aard van de te hijsen materialen

      • * de ligging van ondergrondse kabels en leidingen

    • 1.5. Aan de hand van de omgevingsfactoren de terreinomstandigheden vaststellen:

      • * de ligging van boven- en ondergrondse leidingen

      • * de plaats en afmetingen van obstakels

      • * de aanwezigheid van mensen en verkeer op en naast het werkterrein

    • 1.6. De afmetingen, massa en zwaartepunt van de last inschatten.

    • 1.7. De keuze en de soort van het hijsgereedschap vaststellen.

    • 1.8. Hulp- en uitrustingsstukken aanbrengen aan de autolaadkraan.

    • 1.9. De volgende gegevens uit een hijstabel van een autolaadkraan bepalen:

      • * de vlucht

      • * de hijshoogte

      • * de werklast in relatie tot vlucht en/of hoogte

      • * contragewicht.

    • 1.10. De autolaadkraan veilig en volgens de gebruiksaanwijzing opstellen, rekening houdend met de omgevingsfactoren.

    • 1.11. Controleren of de juiste waarschuwingstekens of -borden op en om de kraan zijn aangebracht.

    • 1.12. De wijze van uitvoering van het werk vaststellen.

  • 2. De kandidaat kan hijsmiddelen en uitrustingsstukken herkennen, benoemen en controleren op veiligheidseisen RV-1

    • 2.1 De kandidaat kan, eventueel aan de hand van een afbeelding, herkennen en formuleren wat de functie is van hijsgereedschappen en uitleggen hoe deze gebruikt moeten worden.

  • 3. De kandidaat kan werk uitvoeren met een autolaadkraan. KO-opdracht RV-12

    • 3.1 De kandidaat kan hijswerkzaamheden uitvoeren met een autolaadkraan.

      • 3.1.1 hijswerkzaamheden met de autolaadkraan uitvoeren.

      • 3.1.2 wettelijk voorgeschreven hand- en armseinen geven en aan ontvangen hand- en armseinen het juiste gevolg geven.

      • 3.1.3 op basis van vorm, massa en materiaal van de te hijsen last de benodigde hijsgereedschappen kiezen.

      • 3.1.5 het hijsgereedschap controleren op:

        • * de weergave van de toegestane werklast op het hijsgereedschap

        • * visuele beschadigingen of manco’s

        • * aanwezigheid van een CE-markering, certificaat en inspectierapport

      • 3.1.6. de hijstabel controleren of de autolaadkraan de werkzaamheden kan uitvoeren.

      • 3.1.7 met de autolaadkraan een last optoppen en aftoppen.

      • 3.1.8 met de autolaadkraan een last in een doel plaatsen.

      • 3.1.9 met de autolaadkraan een last tussen obstakels door manoeuvreren.

      • 3.1.10 met de autolaadkraan een slingerbeweging beheersen.

      • 3.1.11 met een autolaadkraan een last van horizontaal naar verticaal verplaatsen.

    • 3.2. De kandidaat kan hijsgereedschappen bevestigen aan een autolaadkraan.

      Hijsgereedschappen aan de kraanhaak bevestigen en met behulp daarvan een last aanslaan.

    • 3.3. De kandidaat kan zelfstandig een autolaadkraan verplaatsen.

      • 3.3.1 de autolaadkraan rijklaar maken.

      • 3.3.2 de autolaadkraan zelfstandig verplaatsen op de examenlocatie.

    • 3.4. De kandidaat kan een autolaadkraan na hijswerkzaamheden volgens de bedrijfsvoorschriften achterlaten. na afloop van de werkzaamheden de autolaadkraan op de juiste wijze achterlaten conform de wettelijke voorschriften.

  • 4. De kandidaat kan de veiligheids- en milieuaspecten van het werken met een autolaadkraan benoemen en interpreteren. RV-2

    • 4.1. De kandidaat kan veiligheidsmaatregelen hanteren bij het werken met en aan een autolaadkraan.

      Neemt de veiligheidsvoorschriften in acht bij het dagelijks onderhoud en tijdens het werken met de autolaadkraan.

    • 4.2. De kandidaat kan milieuverantwoord werken met en aan een autolaadkraan.

      Demonstreren hoe milieu- en veiligheidsvoorschriften bij opslag, overslag en gebruik van milieubelastende stoffen toegepast moeten worden.

  • 5. De kandidaat kan de onderhouds- en storingsaspecten van een autolaadkraan herkennen, interpreteren en benoemen. RV-5, PV-1

    • 5.1 De kandidaat kan dagelijkse controle en onderhoud verrichten aan een autolaadkraan.

      • 5.1.1 aanwijzen welke delen van de kraan dagelijks onderhouden moeten worden en welke verrichtingen daarbij uitgevoerd moeten worden.

      • 5.1.2 de werking van systemen van de autolaadkraan controleren.

    • 5.2. De kandidaat kan storingen herkennen aan een autolaadkraan en in relatie hiermee handelend optreden.

      • 5.2.1 aan de hand van de gebruiksaanwijzing een storingsdiagnose op hoofdonderdelen opstellen op basis van visuele en auditieve controle aan de systemen van een auto laadkraan.

      • 5.2.2. aan de hand van de gebruiksaanwijzing demonstreren hoe (kleine) storingen aan de autolaadkraan verholpen kunnen worden.

      • 5.2.3. storingen zodanig aan een monteur of de technische dienst doorgeven dat deze een eenduidig en helder beeld van de storing krijgt. Dit door aan te geven:

        • * wat de uitval van c.q. waar in het systeem is

        • * wat visueel waarneembaar is aan de kraanconstructie (onderdelen)

        • * of en waar lekkages waarneembaar zijn

        • * welke acties / reparaties zijn ondernomen.

      • 5.2.4. bij storingen aan de autolaadkraan aan de hand van de gebruiksaanwijzing bepalen welke van de volgende acties hij moet ondernemen:

        • * beoordelen of hij wel of niet verantwoord kan doorwerken

        • * storing zelfstandig oplossen

        • * de monteur of technische dienst voor de storing inschakelen.

10.2 Beoordeling

Het theorie-examen wordt schriftelijk afgenomen en bestaat uit 50 meerkeuzevragen op basis van de toetstermen zoals omschreven in punt 10.1. Het theorie-examen wordt uitsluitend verstrekt vanuit de TCVT-itembank. De maximale tijd om het theorie-examen af te leggen bedraagt 90 minuten. De maximale waardering voor de meerkeuzevragen is 50 punten (1 punt per goed antwoord). Een kandidaat is geslaagd indien hij 40 punten of meer heeft behaald en alle KO-vragen goed heeft beantwoord. Het resultaat wordt in een voldoende/onvoldoende tot uiting gebracht. Het praktijkexamen wordt uitsluitend verstrekt vanuit de TCVT-itembank. De examenopdrachten moeten binnen 240 minuten worden uitgevoerd. De TCVT examinatoren-instructie bepaald de beoordeling van het praktijkexamen. De volgende zaken komen op het praktijkexamen aan de orde:

Algemeen

  • De kandidaat wordt ingelicht welk type machine hij kan verwachten.

  • Heeft de kandidaat instructie gehad over de machine waar examen mee wordt gedaan? Zo niet dan geen examen afnemen!

  • De kandidaat wordt verteld wat de maximale tijdsduur van het examen is.

  • Bij een vermoeden van onvoldoende kennis bij de kandidaat moet de examinator de kandidaat bevragen naar de motivatie van zijn keuzes.

  • De examenopdracht wordt in het bijzijn van de kandidaat bekend gemaakt (uit de verzegelde envelop gehaald).

  • Indien een kandidaat tijdens het examen een KO heeft gekregen, wordt dit pas NA het examen meegedeeld.

Proces Verbaal

De examinator moet altijd een proces verbaal invullen, ook als er geen bijzonderheden te vermelden zijn. De CKI neemt geen verzoeken tot verstrekking van het certificaat van vakbekwaamheid in ontvangst zonder een bijgaand proces-verbaal. Op het proces-verbaal staat ook de tijdsduur van het afgenomen examen. Indien het examen 30 minuten of eerder gereed is dan de aangegeven tijd, dient de reden hiervan expliciet in het proces verbaal te worden opgenomen.

Het praktijkexamen betreft de volgende onderdelen:

  • 1. kennismaken en doornemen opdracht

  • 2. aanvangscontrole van de autolaadkraan en de daarbij behorende documenten

  • 3. onderhoud en werking van de autolaadkraan

  • 4. hijsgereedschap

  • 5. positioneren op de hijsplek en gebruiksklaar maken van de autolaadkraan (KO-opdracht)

  • 6. hijsopdracht 1 (KO-opdracht)

  • 7. assisteren last verplaatsen

  • 8. hijsopdracht 2 (KO-opdracht)

  • 9. autolaadkraan achterlaten

  • 10. veiligheid (KO-onderdeel)

10.3 Cesuur Examen

Waardering resultaat

Het resultaat van zowel het theorie- als het praktijkexamen wordt in voldoende/onvoldoende tot uiting gebracht. Kandidaten die voor het onderdeel theorie of praktijk of beide onderdelen geen voldoende hebben behaald, hebben recht op een herexamen.

Geldigheidsduur van het resultaat van het examen

Een kandidaat kan tot uiterlijk 6 maanden na het behalen van een voldoende resultaat voor zijn praktijk- of theorietoets, herexamen doen voor het nog als onvoldoende gekwalificeerde examengedeelte theorie of praktijk. In dit geval kan de kandidaat, binnen de gestelde termijn van 6 maanden, maximaal twee maal een herexamen aanvragen. Hierna, of na het verstrijken van de termijn, moet een volledig examen (zowel theorie als praktijk) worden afgelegd. Er is geen maximum verbonden aan het aantal gecombineerde praktijk- en theorie-examens.

Cesuur praktijk

Bij het praktijkexamen dient voor alle onderdelen een voldoende gehaald te worden. Elk onderdeel wordt beoordeeld aan de hand van een beoordelingsprotocol. Hierop is het algoritme van de handelingen die de kandidaat moet verrichten beschreven. Aan de verschillende handelingen zijn beoordelingscriteria toegevoegd en een puntenwaardering. Elk onderdeel kent zo een puntenwaardering die is vastgelegd op het beoordelingsprotocol. Om een voldoende te halen dient voor elk onderdeel minimaal 70% van de punten gescoord te worden en mag de kandidaat geen KO te hebben.

11. Hercertificatie

11.1 Toetstermen hercertificatie

Om als certificaathouder voor hercertificatie in aanmerking te komen, dient te worden aangetoond dat in die vijf (5) jaar door de certificaathouder aan alle volgende voorwaarden is voldaan:

  • 1. Scholing:

    • twee (2) scholingsdagen (4 dagdelen) zijn gevolgd bij een door TCVT erkend scholingsinstituut, en

    • één scholingsdag (2 dagdelen) wordt gevolgd in de eerste 36 maanden van de periode van vijf jaar, en

    • de tweede scholingsdag wordt gevolgd na de 36ste maand van de periode van vijf jaar, en

    • in de scholingsdagen zijn alle eindtermen en actuele ontwikkelingen m.b.t. dit schema opgenomen, en

    • van de gevolgde scholing ontvangt de deelnemer een bewijs van deelname van de TCVT erkende opleider en wordt dit aangetekend in het TCPR-boekje.

  • 2. Praktijkervaring:

    • in de periode van vijf (5) jaar dat het certificaat geldig is, moet de certificaathouder tenminste acht kwartalen hebben gewerkt in de functie die op het certificaat is vermeld, en

    • van deze acht kwartalen moeten tenminste twee kwartalen vallen in de laatste drie jaar van de periode van vijf jaar, en

    • de praktijkervaring kan worden aangetoond door aantekening van de praktijkervaring van de certificaathouder in het TCPR-boekje of in het TCVT Praktijkregister. Deze praktijkervaring moet minimaal elke drie maanden door de werkgever worden getoetst op waarheid en worden geparafeerd.

Indien de houder niet kan aantonen over voldoende praktijkervaring te beschikken in de laatste vijf jaar, dan kan hij via een praktijktoets aantonen nog steeds voldoende vakbekwaam te zijn.

Een praktijktoets wordt afgenomen conform de eisen zoals vastgelegd in dit schema.

11.2 Beoordelingsmethode

Hercertificatie kan als volgt worden ingevuld:

  • Indien de positieve hercertificatie beslissing valt binnen twee maanden voor de vervaldatum, dan is de vervaldatum tevens de ingangsdatum van het hernieuwde certificaat.

  • Indien de positieve certificatiebeslissing valt voor de twee maanden voorafgaand aan de vervaldatum, dan is de datum van de certificatiebeslissing de ingangsdatum van het hernieuwde certificaat.

Wanneer door omstandigheden het persoonscertificaat van de machinist is verlopen zonder tijdige hercertificatie en de machinist alsnog in het bezit wil komen van een persoonscertificaat is er een dispensatieregeling mogelijk. Daartoe dient de machinist een aanvraag in bij een certificatie-instelling. Deze aanvraag wordt vervolgens voorgelegd aan TCVT Werkkamer 4 Vakbekwaamheid die een advies opstelt. Dit advies wordt vervolgens voorgelegd aan de certificatie-instelling die aansluitend een besluit neemt over de (her-) verlening van het persoonscertificaat.

11.3 Censuur bij hercertificatie

Bij de aanvraag voor hercertificatie dient het origineel TCPR-boekje met de daarin opgenomen registraties van de praktijkervaring te worden voorgelegd aan de certificatie-instelling. De ontvangst wordt binnen een kalenderweek bevestigd met een verklaring, waarmee opdrachtgevers kunnen worden geïnformeerd over de reden van de afwezigheid van het originele TCPR-boekje. De certificatie-instelling controleert de registraties en toetst of voldaan wordt aan de vereiste praktijkervaring en bericht de aanvrager binnen een kalenderweek over het resultaat.

Bovendien zal de certificatie-instelling ongeacht of het een machinist als werknemer of als zelfstandige machinist betreft, bij de aanvraag voor hercertificatie, onaangekondigd een 5%-steekproefsgewijze controle uitvoeren op de betrouwbaarheid van de invulling van praktijkervaring. Voor de registratie van de praktijkervaring dient er een deugdelijke administratie gevoerd te worden. Deze dient minimaal 5 jaar beschikbaar te blijven.

12. Het certificaat

Gegevens:

Minimaal dienen de volgende gegevens op het certificaat vermeld te zijn:

  • Naam van de gecertificeerde persoon incl. geboorte datum;

  • Eenduidig documentnummer;

  • Naam van de CKI die het certificaat verleend heeft;

  • Referentie naar de normen waaraan getoetst wordt;

  • Scope van het certificaat, inclusief de geldigheidscondities;

  • De ingangsdatum van het certificaat en de datum waarop het certificaat ophoudt geldig te zijn.

Teksten:

Op het certificaat dient vermeld te worden, dat de CKI verklaard dat de betreffende persoon voldoet aan de eisen uit het werkveldspecifieke certificatieschema en indien relevant of het ging om een hercertificatie.

13. Geldigheidscondities

Gedurende de looptijd gelden de volgende condities waar de certificaathouder zich aan moet houden. Indien niet voldaan wordt aan deze condities kan dit consequenties hebben voor het certificaat. Na een positief certificatie besluit ontvangt de kandidaat binnen 4 weken een TCVT-certificaten een TCPR-boekje. Beide documenten zijn wettig bewijsmiddel. De gegevens (inclusief intrekking van het certificaat) van de deelnemer worden geregistreerd in het TCVT personenregister.

Verwijdering uit het register

Onderstaand zijn de condities aangegeven voor de verwijdering uit het TCVT certificaatregister.

Certificaathouders die niet voldoen aan de eisen die met het certificaat samenhangen, worden verwijderd uit het register van certificaathouders. De volgende redenen kunnen leiden tot verwijdering uit het register:

  • a. Het niet kunnen aantonen werkzaam te zijn als machinist in de beroepsspecialisatie waarvoor het certificaat geldig is.

  • b. Het niet nakomen van verplichtingen jegens de certificatie-instelling;

  • c. Het misbruik maken of laten maken van het certificaat;

  • d. Het verstrekken van onvolledige of onjuiste gegevens aan de certificatieinstelling;

  • e. Het ongeschikt blijken voor de uitoefening van de met het certificaat samenhangende beroepsvaardigheden;

  • f. Het niet voldoen aan de eisen zoals geformuleerd onder hercertificatie (11).

Deze condities dienen te zijn opgenomen in de certificatieovereenkomst tussen certificatie instelling en certificaathouder.

Overige voorwaarden voor certificaathouders

De houder van het certificaat dient misbruik van het certificaat door derden tegen te gaan en vermissing van dit certificaat schriftelijk binnen 10 dagen aan de certificatie-instelling te melden. De houder van het certificaat machinist verticaal transport is verplicht veranderingen van woonplaats en huisadres schriftelijk te melden aan de certificatie-instelling. De houder van het certificaat machinist verticaal transport dient door derden tegen hem/haar ingediende klachten, die met de strekking van dit certificaat verband houden, te melden aan de certificatie-instelling die het betreffende certificaat heeft afgegeven.

BIJLAGE 11, BEHOREND BIJ DE MINISTERIËLE REGELING VAN 19 JULI 2012, NR. G&VW/GW/2012/10964, HOUDENDE WIJZIGING VAN DE ARBEIDSOMSTANDIGHEDENREGELING IN VERBAND MET DE GEFASEERDE INVOERING VAN HET STELSEL VAN CERTIFICATIE (FASE 3)

Bijlage XVIIf behorend bij artikel 7.7, tweede lid onder f, Arbeidsomstandighedenregeling

Werkveldspecifiek certificatieschema voor het persoonscertificaat Machinist Verreiker Met Hijsfunctie

Document: WSCS-VT Machinist Verreiker Met Hijsfunctie: 2012, versie 01

Onder beheer van:

CCvD-TCVT

p/a Stichting TCVT

Postbus 154

3990 DD Houten

www.TCVT.nl

INHOUD

1.

Inleiding

194

2.

Definities

194

3.

Werkveldspecifieke kenmerken

195

4.

Certificatiereglement

196

5.

Examenreglement

199

6.

Toezicht

202

     
 

DEEL II: NORMEN

203

7.

Onderwerp van certificatie

203

8.

Entreecriteria

203

9.

Eindtermen

204

10.

toetsmethodiek bij initiële certificatie

205

11.

Hercertificatie

209

12.

Het certificaat

210

13.

Geldigheidscondities

211

1. Inleiding

Dit werkveldspecifieke certificatieschema voor personen is door het CCvD-TCVT opgesteld. Het betreft certificatie van vakbekwaamheid op het gebied van veilig hijsen door een machinist met een verreiker. Door het ministerie van SZW is het schema vastgesteld. Dit vastgestelde schema vervangt daarmee eerdere versies. De te certificeren vakbekwaamheid betreft het veilig uitvoeren van hijswerkzaamheden op bouwplaatsen met een verreiker1. Het certificatiesysteem van de Certificatie Instelling (CKI) moet zijn gestructureerd in overeenstemming met de eisen uit het WDAT-VT-Personen.

2. Definities

Begrip of afkorting

:

Betekenis

Aanvrager van een certificaat

:

De (rechts-)persoon die bij de certificatie-instelling een aanvraag doet voor het afgeven van een persoonscertificaat van vakbekwaamheid.

Aanwijzing

:

Aanwijzing van een instelling bij of krachtens wettelijk voorschrift door de minister van SZW.

Beoordeling

:

Beoordeling (initiële, of her-) door de CKI op basis van het door de minister van SZW vastgestelde WDA&T.

BHST

:

Stichting die een wettelijke certificatieregeling beheert: TCVT.

Centraal College van Deskundigen (CCvD)

:

Het college, onderdeel van en/gefaciliteerd door BHST, dat belanghebbende partijen in een bepaalde sector of branche de mogelijkheid biedt tot deelname bij het opstellen en onderhouden van werkveldspecifieke documenten op zodanige wijze dat sprake is van een evenwichtige en representatieve vertegenwoordiging van deze partijen. In casu het CCvD-TCVT.

Centrale Examen Commissie (CEC)

:

Commissie binnen de structuur van de BHST die een centrale itembank ontwikkelt en beheert.

Certificaat

:

Een certificaat in de zin van artikel 20 Arbowet en artikel 27 Warenwet (artikel 6e Warenwetbesluit machine). Daarnaast moet een certificaat beschouwd worden als een verklaring van overeenstemming (conformiteitsverklaring) zoals bedoeld in relevante ISO en EN normen.

Certificaathouder

:

Persoon die in het bezit is van een geldig wettelijk verplicht certificaat.

Certificatieproces

:

Alle activiteiten via welke een CKI beoordeelt en besluit of een persoon, product of systeem voldoet en blijft voldoen aan de normen, zoals opgenomen in het werkveldspecifieke certificatieschema.

Certificatiereglement

:

Bepalingen voor de uitvoering van het certificatieproces en de relaties tussen kandidaat en CKI.

Certificatiesysteem

:

Set van procedures en middelen benodigd om het certificatieproces uit te voeren per certificatieschema, dat leidt tot de uitgifte van een certificaat van vakbekwaamheid, inclusief onderhoud.

Certificerings en Keurings-instelling (CKI)

:

Kalibratie- of conformiteitsbeoordelingsinstellingen zoals certificatie-instellingen, keuringsdiensten van gebruikers, laboratoria, inspectie-instellingen en testinstituten.

Cesuur

:

De grens tussen de hoogste toetsscore waaraan een onvoldoende en de laagste toetscore waaraan een voldoende wordt toegekend.

Competentie

:

Gedemonstreerd vermogen om kennis en vaardigheden toe te passen en, waar relevant, gedemonstreerde persoonlijke eigenschappen, zoals gedefinieerd in het certificatieschema.

Controle

:

Periodieke beoordeling CKI’s tegen de voor beoordeling geldende regels van de minister (WDA&T).

Eindtermen

:

Een omschrijving van het geheel aan kennis, vaardigheden en houdingen van een specifiek vakbekwaamheidgebied ten behoeve van het toetsen van examenkandidaten.

Entreecriteria

:

Criteria, zoals vooropleiding en werkervaring, waaraan de kandidaat moet voldoen om toegelaten te worden tot het certificatieproces.

Examen

:

Het geheel van toetsopgaven (toetsvragen en/of toetsopdrachten), bedoeld om de individuele kandidaat te kunnen beoordelen in de mate waarin hij of zij aan de eindtermen conform de normen voldoet.

Examencommissie

:

Commissie binnen de structuur van de CKI onder wiens verantwoordelijkheid de examens worden afgenomen.

Examenprotocol

:

Bepalingen voor de uitvoering van examens in de relatie tussen de BHST en de exameninstelling.

Examenreglement

:

Bepalingen voor de uitvoering van examens in de relatie tussen de kandidaat en de exameninstelling.

Examinatoreninstructie

:

Bepalingen voor de uitvoering van examens in de relatie tussen de examinator en de exameninstelling.

Hijskraan

 

Hijswerktuig voor het hijsen van vrijhangende lasten in een vaste (vaste en op rails verrijdbare kraan) of mobiele (kraan op rupsen of banden) opstelling, met een bedrijfslastmoment van tenminste 10 tonmeter. Met uitzondering van:

– op een voertuig bevestigde (auto)laadkraan die uitsluitend bestemd is of wordt gebruikt voor het laden en lossen vanuit de laadbak van het voertuig, en

– grondverzetmachine die ontgraaft en daarop aansluitend leidingwerk in die ontgravingen legt of ten behoeve van het uitvoeren van grondverzetwerkzaamheden ondersteuningsschotten plaatst.

KO

:

Knock out: onjuist antwoord op een examenvraag die direct tot gevolg heeft dat de kandidaat voor het betreffende examenonderdeel zakt.

Risicoanalyse

:

Analyse waaruit motivatie, voor keuzes in werkveldspecifiek probleemgebied, blijkt, op te nemen in het beoogde certificatieschema.

TCPR

 

TCVT Certificatie Personen Register

Toezicht

:

Het verzamelen van de informatie over de vraag of een handeling of zaak voldoet aan de daaraan gestelde eisen, het zich daarna vormen van een oordeel daarover en het eventueel naar aanleiding daarvan interveniëren.

TSJ

 

TCVT Schema Journaal: annotatie op een TCVT schema.

Vakbekwaamheidsgebied

:

Aanduiding van het werkveld, de functie, of een geheel aan taken waar bepaalde vakbekwaamheidseisen op betrekking hebben.

Vakbekwaamheidseisen

:

De eisen die, binnen een bepaald werkveld of een bepaalde beroepsgroep, gesteld worden aan personen met betrekking tot hun kennis, vaardigheden en houdingen inzake specifieke handelingen of taken.

Verklaring

:

De EG-verklaring van typeonderzoek of EG-verklaring overeenstemming als bedoeld in het bij of krachtens de Machinerichtlijn of enige andere EU-produkt-richtlijn bepaalde.

Werkveldspecifiek certificatieschema

:

Term gebruikt door SZW voor een certificatieschema dat door de minister van SZW is geaccepteerd te gebruiken binnen een specifieke aanwijzing als CKI voor personen, producten of systemen.

WDAT-VT-Personen

:

Werkveldspecifiek document voor aanwijzing en toezicht (WDA&T) op de certificatie- en keuringsinstellingen die personen certificeren in het kader van verticaal transport.

Document: WDAT-VT-Personen: 2012, versie 01.

WDAT-VT-Producten

:

Werkveldspecifiek document voor aanwijzing en toezicht (WDA&T) op de certificatie- en mobiele kranen, torenkranen en/of hijs- en hefwerktuigen voor beroepsmatig personenvervoer en/of tijdelijke personen(bouw)liften periodiek keuren in het kader van verticaal transport.

Document: WDAT-VT-Producten: 2012, versie 01.

3. Werkveldspecifieke kenmerken

Hijsen is een risicovolle beroepsactiviteit. Om het maatschappelijke belang -veiligheid en gezondheid van en rondom de arbeid- te waarborgen, is door de overheid gekozen voor een wettelijk verplichte certificatieregeling voor de borging van de vakbekwaamheid van machinist mobile kraan.

3.1 Beschrijving schema

Dit WSCS-VT Machinist Verreiker Met Hijsfunctie is door de BHST voorgesteld en door het ministerie van SZW -inclusief eventuele aanpassingen- vastgesteld. De minister van SZW kan ook op eigen initiatief wijzigingen aanbrengen in de vastgestelde documenten. Dit vastgestelde schema vervangt daarmee eerdere versies.

3.2 Actieve partijen

Binnen het kader van dit werkveldspecifieke certificatieschema zijn actief:

  • BHST TCVT, hierna TCVT;

  • CCvD TCVT, hierna CCvD;

  • Werkkamer 4 TCVT vakbekwaamheid.

3.3 Risicoanalyse en afbreukrisico

Hijsen en aanslaan van lasten is een risicovolle activiteit in het verticaal transport. De machine waarmee wordt gehesen, het hijs- en hefgereedschap en het aanslaan van lasten kunnen ieder voor zich en/of in gezamenlijkheid gevaarlijk zijn voor mens en omgeving. Borging van dit proces door onder certificaat gekeurde machines en hijs- en hefgereedschappen enerzijds en gecertificeerde machinisten en hijsbegeleiders anderzijds, is noodzakelijk en door de wetgever onderkend. Hijskranen zijn complexe installaties en hun aandeel in ernstige en dodelijke ongevallen is relatief gezien groot. De oorzaak van deze onveiligheid kan worden onderverdeeld in een aantal subgroepen:

  • 1. instabiliteit last

  • 2. Niet adequaat aanhaken en lossen van last

  • 3. Instabiliteit kraan

  • 4. Instabiliteit giek

  • 5. Niet adequaat opbouwen en afbouwen van kraan

  • 6. Technische gebreken van de kraan

  • 7. Toegankelijkheid kraan

ad 1+2. Instabiliteit last / Niet adequaat aanhaken en lossen van last

In de bouw hijsen kraanmachinisten vaak onbekende en onstabiele lasten over grote groepen bouwvakkers heen en lossen ze de last in de directe nabijheid van personen die niets met de hijsactiviteit te maken hebben. De last wordt vaak aangeslagen door niet-deskundigen. De machinist draagt echter wel de verantwoordelijkheid voor het hijsen van de last. Met het hijsen op zich gaat vervolgens weinig fout, maar wel met de last (schuiven, vallen, haakbreuk etc.). Oorzaak van dit risico is het werken met onveilig materieel, ondeskundig personeel, tijdgebrek en het ontbreken van een hijsplan.

ad 3+ 4. Instabiliteit van de kraan en giek

Kranen en giek worden instabiel door het hijsen en zwenken. Er is dan sprake van grote drukverplaatsingen door de kraan. Instabiliteit kan leiden tot het wegzakken c.q. omvallen van de kraan. Goed stempelen op goede schotten is de oplossing. Daarnaast zorgt overbelasting en het werken bij zware wind voor problemen.

Ad 5 + 6. Technische staat van de kraan en niet adequaat op/afbouwen van de kraan

Kranen worden intensief gebruikt en zijn onderhevig aan slijtage. Ook de opstelling en afbouw van de kraan heeft direct gevolgen voor het gebruik. Regelmatig keuren van de kraan is de oplossing.

ad 7. Toegankelijkheid kraan

Een kraan op een bouwplaats is een nuttig en gewild voorwerp. Helaas komt het nog regelmatig voor dat onbevoegden de kraan gebruiken voor hijswerk. De machinist dient derhalve altijd zijn kraan af te sluiten bij het verlaten van de kraan.

Certificering van kraanmachinisten en keuring van kranen zijn managementfactoren, die de bedrijfstak ter hand heeft genomen. De keuring voorkomt een aantal mechanische defecten en de certificering houdt de competentie van de machinisten op peil. Andere factoren die door het management van het werk beïnvloedbaar zijn, zijn conflictbeheersing, mens-machine interacties, communicatie en voldoende menskracht

4. Certificatiereglement

4.1 Doelstelling

Dit reglement omschrijft de procedures die relevant zijn voor het juist toepassen van het specifieke schema. Hierbij moet gedacht worden aan onder meer procedures van aanvraag, de examinering, de wijze waarop de uitslag bekend gemaakt wordt en condities met betrekking tot de certificatie, de afgifte van certificaten/verklaringen, procedures bij het uitvoeren van keuringen, klachtenafhandeling en het indienen van een verzoek om herziening.

4.2 Certificatieprocedure

De kandidaat machinist verreiker dient bij een CKI, in overeenstemming met dit certificatiereglement, een aanvraag in voor het persoonscertificaat machinist verreiker. Vervolgens verstrekt de CKI alle relevante informatie over de gang van zaken bij het gehele certificatieproces.

4.3 Certificatiebeslissing

De certificatiebeslissing wordt genomen door een functionaris van de CKI die niet betrokken is geweest bij de beoordeling van de kandidaten en daartoe is gekwalificeerd en aangesteld conform het kwaliteitssysteem en de procedures die de CKI heeft op grond van het werkveldspecifieke schema voor aanwijzing en toezicht.

4.4 Geldigheidsduur van het certificaat.

De maximale geldigheidsduur van een persoonscertificaat is 5 jaar.

Eerdere intrekking is mogelijk indien de certificaathouder tussentijds niet voldaan heeft aan de eisen t.a.v. de beheersing van de onder 9. genoemde eindtermen (zie voor de voorwaarden 4.5).

4.5 Geldigheidscondities

Met betrekking tot de geldigheid van het certificaat worden condities gesteld. Indien niet voldaan wordt aan deze condities kan dit consequenties hebben voor het certificaat.

Deze condities zijn:

  • de certificaathouder mag geen handelingen verrichten in strijd met de voorschriften;

  • de certificaathouder dient te zorgen dat geen misbruik wordt gemaakt van het persoonscertificaat.

De CKI is bevoegd het certificaat te schorsen en/of in te trekken. De condities en de wijze waarop daarop door de CKI toegezien dient te worden, worden opgesteld door de CCvD en vastgelegd in het TCVT protocol ‘schorsing/intrekking’.

4.6 Klachtenregeling
Klachten over de CKI

Een adequate behandeling van klachten is belangrijk voor het creëren van vertrouwen in certificatie en belangrijk voor de bescherming van zowel de certificaathouders als de gebruikers van certificaten.

Aan een CKI worden onder meer de volgende eisen gesteld:

  • Een openbaar toegankelijke klachtenprocedure dient aanwezig te zijn.

  • de klachtenprocedure bevat minimaal het volgende: een beschrijving van het proces van ontvangen, onderzoeken en beoordelen van de klacht; de wijze van volgen van de klacht en acties als vervolg daarop; en de wijze waarop wordt verzekerd dat correctieve acties worden uitgevoerd.

  • De beslissing over de reactie op de klacht dient te worden genomen door personen die niet betrokken zijn bij het onderwerp van de klacht.

  • Indieners van klachten dienen, indien mogelijk, op de hoogte te worden gehouden van de ontvangst van de klacht, de voortgang van behandeling en de uitkomst.

Klachten over het bedrijf of de persoon

Indien de CKI klachten van derden, zoals een opdrachtgever, ontvangt over het voldoen aan dit schema door het bedrijf of de persoon die een aanvraag voor het certificaat heeft ingediend of certificaathouder is, dient de CKI de klager te verwijzen naar het bedrijf of de persoon. De CKI dient de klacht te betrekken bij de eerstvolgende beoordeling bij het betreffende bedrijf of de betreffende persoon.

Echter, indien het naar de mening van de CKI een ernstige klacht betreft, dient de CKI, naast de behandeling door het bedrijf of de persoon, zelf ook direct te beoordelen of de klacht gevolgen dient te hebben voor de beslissing m.b.t. certificatie.

In dat geval dient de CKI af te wegen of het gewenst is een extra beoordeling uit te voeren. De kosten van deze extra beoordeling komen in beginsel voor rekening van de certificaathouder.

Klachtenregeling

Inleiding

In deze werkinstructie wordt de afhandeling van een klacht besproken. Voor iedere afzonderlijke klacht wordt een apart klachtenformulier ingevuld.

Werkwijze

Wanneer iemand probeert een klacht telefonisch of mondeling te melden, wordt aan hem/haar gevraagd deze schriftelijk te verwoorden. Als een klacht schriftelijk binnenkomt wordt deze meteen naar de kwaliteitsmanager gebracht en indien de klachtafhandelaar duidelijk is krijgt hij/zij meteen een kopie van de klacht. De kwaliteitsmanager registreert de klacht op een klachtenformulier en stelt de directeur CKI op de hoogte van de klacht. De directeur van de CKI wijst de klachtafhandelaar aan. De kwaliteitsmanager vermeldt de klachtafhandelaar op het klachtenformulier en brengt de klachtafhandelaar schriftelijk op de hoogte van de klacht. De klachtafhandelaar informeert de indiener van de klacht schriftelijk over de ontvangst van de klacht.

Eenvoudige zaken

Klachtafhandelaar stuurt klacht door naar betrokken bedrijf/persoon; stelt indiener op de hoogte legt dossier aan tbv voortgangsbewaking en meenemen afhandeling klacht door bedrijf/persoon bij eerstvolgende beoordeling.

Ernstige klachten

Klachtafhandelaar beoordeelt de klacht en stelt vast of de klacht een incident betreft of dat de klacht moet leiden tot een aanpassing in de werkwijze. Indien het een incident betreft, wordt de indiener daarvan op de hoogte gesteld. De klachtafhandelaar bedenkt samen met de indiener binnen drie weken na het indienen van de klacht een oplossing voor de afhandeling en betrekt bedrijf/persoon hierbij. De oplossing zoals die met de indiener is besproken wordt vastgelegd op het klachtenformulier. Hier wordt tevens vermeld dat het gaat om een incident. Indien de klacht een aanpassing van de werkwijze vergt bedenkt de klachtafhandelaar binnen 10 dagen een verbetervoorstel en bespreekt dit met de kwaliteitsmanager en betrekt bedrijf/persoon hierbij. Het verbetervoorstel moet een structurele verbetering inhouden van de werkwijze. Het verbetervoorstel wordt ingevuld op het klachtenformulier.

De klachtafhandelaar stelt de indiener op de hoogte van de afhandeling van de klacht.

De kwaliteitsmanager maakt de gewijzigde werkwijze bekend. De kwaliteitsmanager start, indien nodig, een vervolgonderzoek naar de invoering van het verbetervoorstel. De bevindingen worden vastgelegd op het klachtenformulier. Het klachtenformulier wordt gearchiveerd.

4.7 Bezwaarprocedure
Inleiding

Onderstaand worden de stappen beschreven die nodig zijn voor het afhandelen van een bezwaarschrift. Een dergelijk bezwaarschrift kan bijvoorbeeld ingediend worden tegen besluiten van de CKI inzake het niet (opnieuw) verlenen, schorsen of intrekken van een certificaat.

Werkwijze

Algemeen:

  • Een door of namens de CKI genomen besluit, dat is een definitieve uitslag of eindoordeel, wordt schriftelijk ter kennis van de belanghebbende gebracht.

  • Onder een besluit wordt tevens verstaan het weigeren te beslissen of het niet tijdig nemen van een beslissing.

  • De CKI stelt de belanghebbende in haar correspondentie in kennis van de mogelijkheid van het indien van een bezwaarschrift door middel van de volgende clausule:

    ‘Ingevolge de CKI procedure ‘bezwaarschriftprocedure’ kan door een belanghebbende met betrekking tot dit besluit een bezwaarschrift ingediend worden. Daartoe moet binnen zes weken na de datum van verzending van het besluit een bezwaar worden ingediend bij de CKI. In het bezwaarschrift moet gemotiveerd worden aangegeven waarom het gegeven besluit niet juist gevonden wordt. Verzocht wordt bij het bezwaarschrift een kopie van het bestreden besluit toe te voegen.’

  • Het bezwaarschrift dient in ieder geval de volgende elementen te bevatten:

    • naam en adres indiener

    • dagtekening

    • een omschrijving van het bestreden besluit

    • de gronden van het bezwaar.

Het bezwaar wordt niet-ontvankelijk verklaard:

  • indien niet aan de gestelde termijn van indienen wordt voldaan. Dit geldt niet als de indiener aantoont dat hij redelijkerwijs niet in verzuim is geweest

  • in andere gevallen dan genoemd onder a, als geen gebruik gemaakt wordt van de door de CKI geboden gelegenheid tot verzuimherstel

  • het bezwaar wordt verder niet-ontvankelijk verklaard als het, bij het niet van toepassing zijn van een termijn, onredelijk laat wordt ingediend. Dit geldt uitsluitend wanneer het bezwaar betrekking heeft op het niet tijdig nemen van een besluit.

  • Het bezwaarschrift schort de werking van het besluit niet op.

  • Het bezwaarschrift leidt tot heroverweging van het besluit waartegen het is gericht.

Procedure

  • De CKI neemt kennis van het bezwaarschrift en bevestigt binnen twee weken de ontvangst.

  • De CKI biedt gelegenheid tot het horen van de indiener.

  • Het bezwaarschrift wordt gemeld bij de kwaliteitsmanager die het bezwaar registreert.

  • Het horen betreft met name de vakinhoudelijke aspecten die geleid hebben tot het besluit en dient binnen in beginsel zes weken na het vaststellen dat een hoorprocedure aan de orde is, plaats te vinden.

  • Het horen kan geschieden door de CKI of door een of meer door de CKI benoemde ter zaken kundige. Het horen geschiedt door een persoon of personen die niet betrokken is/zijn geweest bij de voorbereiding van het besluit, en geen binding hebben met de belanghebbende.

  • Het horen geschiedt op een door de CKI te bepalen tijdstip binnen de gangbare kantooruren.

  • Relevante stukken kunnen tot 10 dagen voor de hoorzitting worden ingediend en liggen gedurende een week voor de zitting ter inzage.

  • Van het horen wordt afgezien indien het verzoek om herziening kennelijk niet-ontvankelijk of kennelijk ongegrond is, inmiddels aan het verzoek is tegemoetgekomen, of indien belanghebbende verklaart hiervan geen gebruik te maken.

  • Van het horen wordt een verslag gemaakt. Het verslag wordt bij de beslissing op het bezwaar om herziening gevoegd.

  • De hoorcommissie brengt tevens advies aan de CKI.

Beslissing op het bezwaarschrift

  • De CKI beslist aan de hand van de haar ter beschikking staande gegevens binnen zes weken, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken. De beslistermijn kan eenmaal met ten hoogste 6 weken worden verlengd. Daarna kan de termijn slechts met toestemming van de belanghebbende worden verlengd.

  • De CKI zal, bij het gegrond verklaren van het bezwaar, de beslissing herroepen en een nieuwe beslissing ter zake nemen.

  • Van haar beslissing op het bezwaar zal de CKI de onderbouwing en motivering aan belanghebbende meedelen.

Bestuursrechter

  • Indien de inhoud of strekking van de nieuwe beslissing de belanghebbende hiertoe aanleiding geeft, dient hij zich in voorkomend geval te wenden tot de bestuursrechter.

  • De CKI zal de belanghebbende in haar beslissing op bezwaar wijzen op deze mogelijkheid.

4.8 Register voor vakbekwaamheid

De CKI registreert de gegevens van de certificaathouder. Deze gegevens worden conform de overeenkomst met TCVT tenminste zo vaak als mutaties zich voordoen elektronisch verzonden aan Bureau TCVT ten behoeve van het TCVT Personenregister, dat wordt opgezet conform wettelijke bepalingen. Dit register is via internet toegankelijk gemaakt. De BHST is verantwoordelijk voor het beheer van het register.

4.9 Norminterpretatie

Het CCvD dient te zorgen voor eenduidige norminterpretatie van dit certificatieschema. Toch kan het voorkomen dat er in de operationele fase verschillende interpretaties bestaan van één of meerdere in werkveldspecifieke certificatieschema’s gehanteerde begrippen.

Mocht het gebeuren dat certificaathouders, CKI’s of andere belanghebbenden uiteenlopende definities hanteren en hierover meningsverschillen bestaan, dan dienen afwijkende interpretaties te worden voorgelegd aan het CCvD.

5. Examenreglement

Dit reglement bevat bepalingen voor de voorbereiding, uitvoering en beoordeling van examens ten behoeve van het WSCS-VT Machinist Verreiker Met Hijsfunctie.

5.1 Doelstelling

De examinering geschiedt onder verantwoordelijkheid van de certificatie-instelling en bestaat uit de volgende delen:

  • theorie-examen, en

  • praktijkexamen.

5.2 De exameninstelling

De exameninstelling dient het examenreglement te hanteren. Hierin zijn de volgende zaken opgenomen:

  • 1. ingangsdatum van het certificaat;

  • 2. eventuele entree-eisen voor deelname aan het examen;

  • 3. de aanvraagprocedure bij de CKI;

  • 4. bevestiging van deelname en oproep;

  • 5. identificatie van de deelnemers;

  • 6. toelating en afwezigheid;

  • 7. examenduur en wijze van examinering;

  • 8. gedragsregels voor kandidaten;

  • 9. regeling aangepast examen;

  • 10. normen voor slagen en afwijzen;

  • 11. bekendmaking van de uitslag door de CKI aan de kandidaat;

  • 12. bewaartermijn van de examendocumenten zoals uitwerkingen en beoordelingsformulieren;

  • 13. inzagerecht;

  • 14. geldigheidsduur van het examenresultaat.

Indien de exameninstelling geen organisatorisch onderdeel is van de CKI, hebben beide zich aan elkaar verbonden door middel van een overeenkomst. De CKI dient zich hierbij te houden aan artikel 4.5 ‘subcontracting’ van ISO/IEC17024. De CKI is verplicht aan de BHST te melden dat examens worden afgenomen door een externe exameninstelling en welke instelling het betreft.

5.3 Eisen te stellen aan het examenpersoneel

Examenpersoneel moet voldoen aan de algemene, vakinhoudelijke en onafhankelijkheidseisen van de CKI zoals opgenomen in competentieprofielen en andere relevante documenten. Het selectieproces moet garanderen dat examenpersoneel dat (een deel van) een examen afneemt ten minste voldoet aan de eisen zoals geformuleerd in het TCVT examenprotocol.

Toezichthouder theorie-examen

Voor het theorie-examen wordt door de exameninstelling een toezichthouder aangesteld.

Deze functionaris heeft geen specifieke kennis nodig van het vakgebied. De toezichthouder beschikt wel over:

  • organisatorische capaciteiten;

  • communicatieve en contactuele vaardigheden;

  • het vermogen om regelend en besluitvaardig op te treden.

Van de toezichthouder wordt verwacht dat hij:

  • toeziet op de naleving en uitvoering van het examenreglement, de uitvoeringsvoorschriften en de exameneisen;

  • op correcte wijze de vastgestelde administratieve procedures afhandelt;

  • zich op voldoende wijze beschikbaar stelt voor het toezicht op de afname van theorie-examens.

Een toezichthouder verricht de volgende taken:

  • het controleren van de personalia en de aanmeldingen van de kandidaat;

  • het controleren en aansluitend voorbereiden van het theorie-examen zodat de kandidaat direct na aanvang van het examen kan starten;

  • het uitoefenen van toezicht teneinde misbruik te voorkomen;

  • het innemen van de examenstukken en het aansluitend verzendklaar maken;

  • het aanleveren van het totale pakket aan de exameninstelling.

Corrector theorie-examen:

Voor het beoordelen van de schriftelijke uitwerking van de open vragen van het theorie-examen wordt door de exameninstelling een corrector aangesteld. De corrector voldoet aan de volgende kwalificatiecriteria:

  • hij beheerst de Nederlandse taal (dan wel de taal waarin het examen wordt afgenomen (Duits en/of Engels));

  • hij heeft actuele vakinhoudelijk kennis en inzicht;

  • hij past de beoordelingscriteria, zoals vastgelegd in het TCVT-certificatieschema, toe.

De corrector beoordeelt binnen de TCVT antwoord-macro’s en degestelde termijn de uitwerkingen van de theorie-examens en verbindt hier een waardering aan volgens de methodiek zoals vastgelegd in het betreffende TCVT-certificatieschema.

Examinator praktijkexamen

Voor het praktijkexamen wordt door de exameninstelling een examinator aangesteld.

De examinator is belast met de beoordeling of, en in welke mate, kennis, vaardigheden en attitude van de kandidaat voldoen aan de gestelde eisen voor het behalen van het examen. Hiertoe past de examinator de TCVT examinatoreninstructie toe bij de beoordeling.

Bij een examen met meer dan één examinator, is een van de examinatoren aangewezen als voorzitter e vanuit die hoedanigheid verantwoordelijk voor een ordentelijk verloop van het examen en de afwikkeling daarvan.

De examinator beschikt over:

  • minimaal twee jaar praktische werkervaring in het desbetreffende vakgebied;

  • actuele praktische en theoretische kennis van het desbetreffende vakgebied;

  • goede communicatieve vaardigheden;

  • het vermogen besluitvaardig op te treden;

  • voldoende kennis van het examenreglement.

Van de examinator wordt verwacht dat hij:

  • begrip heeft voor de invloed die een examensituatie heeft op het gedrag van de kandidaten;

  • een optimaal klimaat weet te scheppen voor de kandidaat, opdat kennis en opgedane ervaring, inzicht, vaardigheden en attitude zo goed mogelijk uit de verf komen;

  • op correcte wijze omgaat met de kandidaten en alle overige personen die functioneel bij het examen aanwezig zijn;

  • een objectieve beoordeling geeft van de kennis en het inzicht van de kandidaat;

  • nauwgezet de voorschriften in acht neemt die voor elk examenonderdeel gelden;

  • jaarlijks de TCVT-examinatorendag bijwoont;

  • op representatieve wijze de exameninstelling vertegenwoordigt tijdens het examen en zorg draagt voor een correct verloop.

De examinator moet per certificatieschema een door de exameninstelling voorgedragen en door de certificatie-instelling geaccepteerde deskundige zijn.

Onafhankelijkheid

Het examenpersoneel is onafhankelijk. Al het examenpersoneel tekent een verklaring waarin geheimhouding en onafhankelijkheid worden gegarandeerd en waarin zij verklaart geen werkzaamheden bij c.q. voor een opleider te verrichten. Zij verklaart zich onafhankelijk van de kandidaat en de eventuele opleider/werkgever van de kandidaat. Mocht tijdens het examen blijken dat er toch een relatie, van welke aard dan ook, bestaat tussen de kandidaat en het betreffende examenpersoneelslid, dan dient de examinator dit tijdig aan de exameninstelling te melden. Het is onder geen enkele voorwaarde toegestaan dat de betreffende examinator deze kandidaat examineert op straffe van ongeldigheid van het examen.

Indien examenpersoneel een potentieel belangenconflict heeft bij het examineren van een kandidaat, dient de CKI maatregelen te nemen om te garanderen dat de betrouwbaarheid en onpartijdigheid van het examen niet in diskrediet worden gebracht. Deze maatregelen dienen vastgelegd te worden.

5.4 Eisen te stellen aan het examen
5.4.1 Beslotenheid van examens

Medewerkers van de certificatie-/exameninstelling dragen zorg voor de absolute geheimhouding van de examenopgaven, voor zover deze opgaven geen onderdeel uitmaken van een publieke norm. Verificatie en implementatie hiervan dient te geschieden door de certificatie-instelling. Medewerkers van de exameninstelling hebben een verklaring van geheimhouding ondertekend.

5.4.2 Algemene regels bij de uitvoering van examens

Het theorie-examen wordt schriftelijk en in de Nederlandse taal afgenomen. Indien de kandidaat het Nederlands onvoldoende beheerst, kan een alternatief theorie-examen in de Duitse of Engelse taal worden afgenomen. Het certificaat wordt afgegeven conform de taal van het examen aan een persoon van 18 jaar en ouder. Wanneer er gegronde redenen zijn voor een mondeling theorie-examen in de Nederlandse taal (bijvoorbeeld bij kandidaten die aantoonbaar dyslectisch zijn) kan de certificatie-instelling daartoe besluiten. Dit alternatief dient te voldoen aan dezelfde voorwaarden als het reguliere theorie-examen en het CEC dient hiermee in te stemmen. Het uitgeschreven mondelinge examen wordt afgenomen door een daartoe door de CKI aanvullend geautoriseerde examinator en een toezichthouder. Van deze alternatieve afname dient door de exameninstelling een registratie te worden bijgehouden met een (minimaal jaarlijkse) rapportage naar de CEC. Het praktijkexamen wordt in de Nederlandse taal afgenomen. Indien de kandidaat het Nederlands onvoldoende beheerst, kan een alternatief theorie-examen in de Duitse of Engelse taal worden afgenomen. Het certificaat wordt afgegeven conform de taal van het examen. De kandidaat moet tijdens het examen voldoende kunnen communiceren.

Voor de overige eisen aan het examen (locatie, middelen, etc) wordt verwezen naar het TCVT examenprotocol.

5.5 Beheer itembank en examenversies

Het beheer van de itembank geschiedt onder strikte geheimhouding door het bureau TCVT onder regie van de Centrale Examencommissie TCVT.

6. Toezicht

Het doel van het toezicht is om de vakbekwaamheid van gecertificeerd personeel te borgen. De CKI is verplicht te beoordelen of de certificaathouder voldoet aan de gestelde eisen. Afhankelijk van het onderwerp van certificatie, de periode van certificatie en de risicoanalyse wordt het toezicht ingevuld.

6.1 Medewerking aan toezicht

De certificaathouder is verplicht mee te werken aan toezicht door de CKI, het TCVT erkende opleidingsinstituut voor bijscholing, de nationale accreditatie-instantie en de Inspectie SZW. In de overeenkomst tussen de CKI en de certificaathouder worden de hiertoe benodigde bepalingen opgenomen.

6.2 Frequentie van toezicht

Bij de aanvraag voor hercertificatie dient het originele TCPR-boekje met de daarin opgenomen registraties van de praktijkervaring en de scholing te worden voorgelegd aan de CKI. De ontvangst wordt binnen één kalenderweek bevestigd (deze bevestiging is een bewijs richting opdrachtgevers inzake de afwezigheid van het TCPR-boekje). De CKI controleert de registratie en toets of voldaan wordt aan de eisen van scholing en praktijkervaring. De aanvrager wordt hieromtrent binnen één kalenderweek geïnformeerd.

Daarnaast voert de CKI, onaangekondigd, een 5% steekproef uit op de betrouwbaarheid van de invulling van de scholing en de praktijkervaring. Voor de registratie van de scholing en de praktijkervaring dient er een deugdelijke administratie te worden gevoerd door de CKI. Deze administratie moet minimaal vijf jaar beschikbaar blijven.

6.3 De wijze van uitvoering van het toezicht

Het TCVT erkende opleidingsinstituut beoordeeld op het moment van scholing (2 maal in een periode van 5 jaar) elk TCPR-boekje ten aanzien van de scholing en de praktijkervaring. Indien een certificaathouder niet meer voldoet aan de eisen, wordt de CKI hiervan binnen drie werkdagen in kennis gesteld.

6.4 Verslag van bevindingen

De CKI is gehouden om haar bevindingen t.a.v. 6.2 aan de certificaathouder binnen twee kalenderweken kenbaar te maken.

6.5 Maatregelen

Indien blijkt dat een certificaathouder niet voldoet aan de eisen of normen in dit werkveldspecifieke certificatieschema heeft dit op zo kort mogelijke termijn maatregelen door de CKI tot gevolg. Mogelijke maatregelen zijn het weigeren, schorsen of intrekken van het certificaat. Er dient door de CKI informatie-uitwisseling met de Inspectie SZW plaats te vinden over geconstateerde gevaarlijke situaties bij werkzaamheden die door een afgegeven of nog af te geven certificaat worden gereguleerd en waardoor de veiligheid of de gezondheid van werknemers of derden in gevaar kan worden gebracht.

Indien er sprake is van een sanctie wordt dit aan de certificaathouder kenbaar gemaakt. Relevante informatie over de sanctie dient door de CKI ingebracht te worden in een centraal registratiesysteem. Deze meldingsplicht dient nauwkeurig uitgewerkt te worden, in verband met de vertrouwelijkheid van persoonsgegevens en de contractuele relatie tussen CKI en klant.

Indien een certificaathouder na een intrekking opnieuw gecertificeerd wil worden dient dezelfde procedure doorlopen te worden als bij initiële certificatie. Bij het opleggen van een sanctie dient de CKI aan te geven (en te registreren) na welke periode certificatie weer is toegestaan. De CKI dient voor verstrekking van een certificaat bij het centraal registratiesysteem te verifiëren of er geen sprake is van een intrekking met de daaraan gekoppelde wachtperiode.

Criteria

De CKI dient in ieder geval een onderzoek in te stellen na indiening van een klacht inzake de werkwijze van de certificaathouder:

  • vanuit Inspectie SZW;

  • vanuit de markt, ingediend bij TCVT en/of de CKI.

Criteria op basis waarvan de CKI maatregelen moet treffen zijn de volgende.

  • 1. Schorsen van het certificaat vindt plaats indien sprake is van een door de CKI gegrond verklaarde klacht. Het betreft hier een klacht anders dan:

    • onrechtmatig invullen van het TCPR-boekje, en/of

    • over onveilig handelen van de machinist waardoor de machinist en/of derden direct in gevaar zijn gebracht.

  • 2. Intrekken van het certificaat vindt plaats indien sprake is van een door de CKI gegrond verklaarde klacht inzake:

    • onrechtmatig invullen van het TCPR-boekje, en/of

    • over onveilig handelen van de machinist waardoor de machinist en/of derden direct in gevaar zijn gebracht.

Deel II: Normen

Deel 2 van dit certificatieschema bevat de normen die gelden voor een certificaat voor vakbekwaamheid in een werkveld. Beschreven wordt achtereenvolgens:

  • het onderwerp van certificatie,

  • entreecriteria die gesteld worden om toegelaten te worden tot het certificerings-proces,

  • de eindtermen die gelden ten behoeve van het certificaat,

  • de wijze waarop het voldoen aan de eindtermen wordt beoordeeld en gerapporteerd,

  • de beoordeling die plaatsvindt bij hercertificatie,

  • te stellen eisen aan het certificaat,

  • geldigheidscondities.

7. Onderwerp van certificatie

Dit WSCS-VT Machinist Verreiker Met Hijsfunctie is door het CCvD TCVT opgesteld. Het betreft certificatie van vakbekwaamheid op het gebied van veilig hijsen door een machinist verreiker. Door het Ministerie van SZW is het schema vastgesteld. Dit vastgestelde schema vervangt daarmee eerdere versies. De te certificeren vakbekwaamheid betreft het uitvoeren van hijswerkzaamheden op bouwplaatsen met een verreiker met een bedrijfslastmoment van tenminste 10tm. Het betreft hier:

  • veilig omgaan met de last;

  • verreiker veilig positioneren (stabiliteit, omgeving, ondergrond);

  • verreiker veilig laten functioneren (opbouwen, hijsen, afbouwen, afsluiten);

  • verreiker in veilige en technisch goede staat doen zijn;

  • veilig en gezond werken met de verreikeer.

8. Entreecriteria

Voor de eerste afgifte van het wettelijk verplichte persoonscertificaat machinist verreiker volgt onderstaand een opsomming van de eisen.

De kandidaat dient te voldoen aan de volgende entreecriteria:

  • voldoende materieelkennis hebben;

  • voldoende materiaalkennis hebben;

  • machine gevoel bezitten;

  • veilig en milieuverantwoord kunnen werken;

  • de Nederlandse taal beheersen op leeskennisniveau A1 en schrijfkennisniveau B2 of gelijkwaardig voor examinering in Duitse of Engelse taal.

Er geldt geen specifieke vooropleidingseis.

9. Eindtermen

De kandidaat voldoet aan de volgende eindtermen en is dientengevolge vakbekwaam:

Theorie
  • 1. De kandidaat kan de verschillende voorbereidingen voor de hijswerkzaamheden beschrijven en toepassen.

    • 1.1 De kandidaat kan de gegevens van een hijstabel toepassen.

    • 1.2. De kandidaat kan beschrijven welke voorbereidingen op de werkplek getroffen moeten worden voorafgaand aan het werken met een verreiker.

  • 2. De kandidaat kan hijsgereedschappen herkennen en de functie en de manier van gebruik hiervan omschrijven.

  • 3. De kandidaat kan werk uitvoeren met een verreiker.

    • 3.1 De kandidaat kan verschillende soorten kranen benoemen en de kenmerken en de toepassing hiervan beschrijven.

    • 3.2. De kandidaat kan hijsmiddelen en uitrustingsstukken herkennen en benoemen en de toepassing hiervan omschrijven.

    • 3.3. De kandidaat kan omschrijven hoe op een veilige manier hijswerkzaamheden met een verreiker uitgevoerd moeten worden.

    • 3.4. De kandidaat kan bepalen hoe een verreiker verplaatst moet worden.

    • 3.5. De kandidaat kan de functie en de werking van de hoofdonderdelen van de verreiker uiteenzetten.

  • 4. De kandidaat kan de veiligheids- en milieuaspecten van het werken met een verreiker benoemen en interpreteren.

    • 4.1 De kandidaat kan de veiligheidseisen van de verreiker, hijslast en hijsgereedschappen interpreteren.

    • 4.2 De kandidaat neemt zijn verantwoordelijkheid met betrekking tot het hijsplan en zijn administratieve verplichtingen.

    • 4.3 De kandidaat kan beschrijven hoe een verreiker na hijswerkzaamheden achtergelaten moet worden.

    • 4.4 De kandidaat kan de veiligheidssystemen van de verreiker noemen en de functie van de LMB uiteenzetten.

    • 4.5 De kandidaat kan uiteenzetten hoe met en aan een verreiker milieu-verantwoord moet worden gewerkt

  • 5. De kandidaat kan de onderhouds- en storingsaspecten van een verreiker herkennen, interpreteren en benoemen.

    • 5.1 De kandidaat kan omschrijven hoe en waaraan dagelijks onderhoud aan een verreiker verricht moet worden.

    • 5.2 De kandidaat kan beschrijven hoe storingen aan een verreiker herkend kunnen worden en in relatie hiermee beschrijven hoe gehandeld moet worden.

Praktijk
  • 1. De kandidaat kan de voorbereidingen treffen op de werkplek voorafgaande aan het werken met een verreiker.

  • 2. De kandidaat kan hijsmiddelen en uitrustingsstukken herkennen, benoemen en controleren op veiligheidseisen

  • 3. De kandidaat kan werk uitvoeren met een verreiker.

    • 3.1 De kandidaat kan hijswerkzaamheden uitvoeren met een verreiker.

    • 3.2 De kandidaat kan hijsgereedschappen bevestigen aan een verreiker.

    • 3.3 De kandidaat kan zelfstandig een verreiker verplaatsen.

    • 3.4 De kandidaat kan een verreiker na hijswerkzaamheden volgens de wettelijke voorschriften achterlaten.

  • 4. De kandidaat kan de veiligheids- en milieuaspecten van het werken met een verreiker benoemen en interpreteren.

    • 4.1 De kandidaat kan veiligheidsmaatregelen hanteren bij het werken met en aan een verreiker.

  • 5. De kandidaat kan de onderhouds- en storingsaspecten van een verreiker herkennen, interpreteren en benoemen.

    • 5.1 De kandidaat kan dagelijkse controle en onderhoud verrichten aan een verreiker.

    • 5.2. De kandidaat kan storingen herkennen aan een verreiker en in relatie hiermee handelend optreden.

10. toetsmethodiek bij initiële certificatie

10.1 Toetstermen

Elke eindterm wordt uitgewerkt in toetstermen. Deze toetstermen zijn in onderstaande schema’s geordend per eindterm.

Het totale aantal vragen per toetsterm is onderstaand aangegeven.

Verklaring van vraagcode:

  • * FK = een vraag feitelijke kennis

  • * BK = een vraag begripsmatige kennis

  • * RV = een vraag reproductieve vaardigheden

  • * PV = een vraag productieve vaardigheden

Toetstermen theorie machinist verreiker W4-07 + aantal verplichte vragen

  • 1. De kandidaat kan de verschillende voorbereidingen voor de hijswerkzaamheden beschrijven en toepassen. RV-1, FK-1, BK-2

    • 1.3 De kandidaat kan de gegevens van een hijstabel toepassen.

      De kandidaat kan een hijstabel van een verreiker interpreteren.

    • 1.4 De kandidaat kan beschrijven welke voorbereidingen op de werkplek getroffen moeten worden voorafgaand aan het werken met een verreiker.

      • De kandidaat kan de kenmerken van de voorkomende soorten ondergrond noemen

      • De kandidaat kan uiteenzetten waarom hij bij het opstellen van een verreiker rekening houdt met de factoren:

        • * de draagkracht van de ondergrond

        • * hijswerkzaamheden nabij een talud

        • * het zicht op het werk

        • * derden (personen en verkeer)

        • * de juiste gieklengte ten opzichte van de hijshoogte en/of de massa van de te hijsen last

        • * de wijze van afstempelen

  • 2. De kandidaat kan hijsgereedschappen herkennen en de functie en de manier van gebruik hiervan omschrijven. BK-3

    • 2.1 De kandidaat kan, eventueel aan de hand van een afbeelding, herkennen en formuleren wat de functie is van hijsgereedschappen en uitleggen of en hoe deze gebruikt moet worden.

  • 3. De kandidaat kan werk uitvoeren met een verreiker. RV-6, FK-4, BK-10

    • 3.1 De kandidaat kan verschillende soorten verreikers benoemen en de kenmerken en toepassingen hiervan beschrijven.

      • De kandidaat kan, eventueel aan de hand van een afbeelding, de typen verreikers benoemen en hiervan de kenmerken en toepassingen beschrijven

    • 3.2. De kandidaat kan hijsmiddelen en uitrustingsstukken herkennen en benoemen en de toepassing hiervan omschrijven.

      • De kandidaat kan, eventueel aan de hand van een afbeelding, hijsmiddel- en uitrustingsstukken van de verreiker herkennen en benoemen.

      • De kandidaat kan de functie van hijsmiddel- en uitrustingsstukken van de verreiker omschrijven.

    • 3.3. De kandidaat kan omschrijven hoe op een veilige manier hijswerkzaamheden met een verreiker uitgevoerd moeten worden. KO-vraag.

      • De kandidaat kan uiteenzetten waarom aan de gegeven veiligheidsaspecten moet worden voldaan.

      • De kandidaat kan omschrijven waarom aan de volgende aanvullende veiligheidsmaatregelen moet worden voldaan als hij met de verreiker:

        • * een last buiten het gezichtsveld plaatst

        • * hijswerkzaamheden verricht nabij spoor en/of hoogspanningsleidingen.

        • * op een werk staat met meerdere kranen/verreikers.

        • * hijsen met een werkbak.

      • De kandidaat kan, gegeven een situatie, bepalen in welke situatie welke persoonlijke beschermingsmiddelen gedragen moeten worden.

      • De kandidaat kan, gegeven de dichtheid van de materialen, de massa berekenen.

      • De kandidaat kan, gegeven een situatie, risico’s en maatregelen bepalen met betrekking tot de vorm, constructie, samenstelling en bijzondere eigenschappen van lasten.

    • 3.4. De kandidaat kan bepalen hoe een verreiker verplaatst moet worden.

      • De kandidaat kan gegeven een situatie bepalen:

        • * of een verreiker ingepakt verplaatst kan worden

        • * of een verreiker opgebouwd verreden kan worden met of zonder last

        • * of een weg of terrein geschikt is om over te rijden

        • * of een verreiker kan rijden over verschillende soorten terrein (met vermelding van de juiste aandrijving.

      • De kandidaat kan, gegeven een situatie, bepalen wat de juiste aandrijving is.

      • De kandidaat kan de aandachtspunten noemen bij montage, gebruik, demontage en transport van de hulpgiek.

      • De kandidaat kan beschrijven hoe, conform de voorwaarden en de instellingen genoemd in de gebruiksaanwijzing, gereden moet worden.

    • 3.5. De kandidaat kan de functie en de werking van de hoofdonderdelen van de verreiker uiteenzetten.

      • De kandidaat kan de werking van hoofdonderdelen en systemen van de verreiker uiteenzetten.

      • De kandidaat kan opnoemen wanneer veranderingen in de stabiliteits-, het last- en het kantelmoment van een verreiker kan optreden.

      • De kandidaat kan de gevolgen van veranderingen in de stabiliteits-, het last- en het kantelmoment van een verreiker bepalen.

  • 4. De kandidaat kan de veiligheids- en milieuaspecten van het werken met een verreiker benoemen en interpreteren. RV-2, FK-3, BK-10

    • 4.1 De kandidaat kan de veiligheidseisen van de verreiker en hijsgereedschappen interpreteren.

      • De kandidaat kan begrippen definiëren:

        • * stabiliteit

        • * kantelmoment

        • * vlucht

        • * stabiliteitsmoment

        • * stempelbasis

        • * hijsgereedschap

        • * werklast

        • * kantellijn en kantelhoek

        • * hijsmiddel

        • * lastmoment

      • De kandidaat kan m.b.t. het bedienen en keuren van een verreiker en het daarbij behorende hijs- en hefgereedschap de wettelijke verplichtingen interpreteren en de werkingssfeer beschrijven van deze wettelijke verplichtingen.

      • De kandidaat kan uiteenzetten waarop hij hijsgereedschap moet controleren.

      • De kandidaat kan uiteenzetten waarop hij de hijslast moet controleren.

      • De kandidaat kan de functie en inhoud van het kraanboek met bijbehorende documenten omschrijven.

    • 4.2. De kandidaat neemt zijn verantwoordelijkheid met betrekking tot het hijsplan en zijn administratieve verplichtingen.

      • De kandidaat kan bepalen welke gegevens in het hijsplan van belang zijn bij de uitvoering van werkzaamheden met de verreiker.

      • De kandidaat kan opnoemen welke administratieve verplichtingen hij in het kader van zijn beroepsuitoefening heeft.

    • 4.3. De kandidaat kan beschrijven hoe een verreiker na hijswerkzaamheden achtergelaten moet worden.

      • De kandidaat kan de maatregelen noemen die gelden bij het achterlaten van een verreiker.

    • 4.4. De kandidaat kan de veiligheidssystemen van de verreiker noemen en de functie van de LMB uiteenzetten. KO-vraag.

      • De kandidaat kan delen van het beveiligingssysteem van een verreiker noemen.

      • De kandidaat kan de functie van de lastmomentbeveiliging van de verreiker uiteenzetten.

      • De kandidaat kan uiteenzetten welke beveiligingen op de verreiker aanwezig moeten zijn en wat de functie hiervan is.

    • 4.5. De kandidaat kan uiteenzetten hoe met en aan een verreiker milieuverantwoord moet worden gewerkt.

      • De kandidaat kan milieu- en veiligheidsvoorschriften interpreteren die hij moet toepassen bij het verplaatsen van milieubelastende stoffen.

      • De kandidaat kan verklaren waarom milieuverantwoord werken van belang is.

  • 5. De kandidaat kan de onderhouds- en storingsaspecten van een verreiker herkennen, interpreteren en benoemen. FK-2, BK-6

    • 5.1 De kandidaat kan omschrijven hoe en waaraan dagelijks onderhoud aan een verreiker verricht moet worden.

      • De kandidaat kan het dagelijks onderhoud aan de verreiker omschrijven.

      • De kandidaat kan opnoemen welke schoonmaakwerkzaamheden aan de verreiker moeten worden uitgevoerd.

    • 5.2. De kandidaat kan beschrijven hoe storingen aan een verreiker herkend kunnen worden en in relatie hiermee beschrijven hoe gehandeld moet worden.

      • De kandidaat kan samenvatten hoe hij een storingsdiagnose aan onderdelen van een verreiker moet uitvoeren.

      • De kandidaat ziet in hoe, gegeven de aard van de storing, gehandeld moet worden d.w.z.:

        • * werkzaamheden stoppen

        • * zelfstandig repareren van de storing

        • * inschakelen technische dienst

      • De kandidaat kan uiteenzetten hoe hij ontoelaatbare slijtage kan signaleren aan onderdelen van de verreiker.

      • De kandidaat kan opsommen wat in een storingsmelding vermeld moet worden.

Toetstermen Praktijkexamen

Het praktijkexamen bestaat uit de volgende activiteiten:

1.

Doornemen opdracht

6.

Praktijk hijsopdrachten

2.

Aanvangscontrole van de machine (visueel)

7.

Assisteren last verplaatsen

3.

Onderhoud van de machine

8.

Praktijk hijsopdrachten

4.

Controle en inspectie hijsgereedschap

9.

 

5.

Opstellen en gebruiksklaar maken van verreiker

10.

Machine achterlaten

In de tabel is een overzicht gegeven van de verdeling van de eindtermen over de activiteiten van de praktijkexamens machinist verreiker. Doordat eindtermen onderverdeeld zijn in toetstermen, is een eindterm vaak over meerdere activiteiten verdeeld. Daardoor is een eindterm meestal niet door een activiteit afgedekt.

Verklaring van codes:

  • * RV = opdracht reproductieve vaardigheden

  • * PV = opdracht productieve vaardigheden

  • 1. De kandidaat kan de voorbereidingen treffen op de werkplek voorafgaande aan het werken met een verreiker. RV-9, PV-1

    • 1.1 een hijsplan uitvoeren gelet op:

      • * plaats en afmetingen van de hijslocatie(s)

      • * plaats en afmetingen van de obstakels

      • * afmetingen, vorm, massa en zwaartepunt van de last

      • * soort, afmetingen, vorm en massa van het hijsgereedschap.

    • 1.2. controleren van de wettelijk voorgeschreven documenten.

    • 1.3. het werkterrein afzetten.

    • 1.4. overleggen met de uitvoerder (examinator) over de werkzaamheden, o.a. over:

      • * de aard van de te hijsen materialen

      • * de ligging van ondergrondse kabels en leidingen

    • 1.5. aan de hand van de omgevingsfactoren de terreinomstandigheden vaststellen:

      • * de ligging van boven- en ondergrondse leidingen

      • * de plaats en afmetingen van obstakels

      • * de aanwezigheid van mensen en verkeer op en naast het werkterrein

    • 1.6. de afmetingen, massa en zwaartepunt van de last inschatten.

    • 1.7. de keuze en de soort van het hijsgereedschap vaststellen.

    • 1.8. hulp- en uitrustingsstukken aanbrengen aan de verreiker.

    • 1.9. de volgende gegevens uit een hijstabel van een verreiker bepalen:

      • * de vlucht

      • * de hijshoogte

      • * de werklast in relatie tot vlucht en/of hoogte

      • * contragewicht.

    • 1.10. de verreiker veilig en volgens de gebruiksaanwijzing opstellen, rekening houdend met de omgevingsfactoren.

    • 1.11. controleren of de juiste waarschuwingstekens of -borden op en om de kraan zijn aangebracht.

    • 1.12. de wijze van uitvoering van het werk vaststellen.

  • 2. De kandidaat kan hijsmiddelen en uitrustingsstukken herkennen, benoemen en controleren op veiligheidseisen RV-1

    • 2.1 De kandidaat kan, eventueel aan de hand van een afbeelding, herkennen en formuleren wat de functie is van hijsgereedschappen en uitleggen hoe deze gebruikt moeten worden

  • 3. De kandidaat kan werk uitvoeren met een verreiker. KO-opdracht RV-12

    • 3.1 De kandidaat kan hijswerkzaamheden uitvoeren met een verreiker.

      • 3.1.1 hijswerkzaamheden met de verreiker uitvoeren.

      • 3.1.2. wettelijk voorgeschreven hand- en armseinen geven en aan ontvangen hand- en armseinen het juiste gevolg geven.

      • 3.1.3. communiceren met behulp van portofoons.

      • 3.1.4. op basis van vorm, massa en materiaal van de te hijsen last de benodigde hijsgereedschappen kiezen.

      • 3.1.5. het hijsgereedschap controleren op:

        • * de weergave van de toegestane werklast op het hijsgereedschap

        • * visuele beschadigingen of manco’s

        • * aanwezigheid van een CE-markering, certificaat en inspectierapport

      • 3.1.6. de hijstabel controleren of de verreiker de werkzaamheden kan uitvoeren.

      • 3.1.7. met de verreiker een last optoppen en aftoppen.

      • 3.1.8. met de verreiker een last in een doel plaatsen.

      • 3.1.9. met de verreiker een last tussen obstakels door manoeuvreren.

      • 3.1.10. met de verreiker een slingerbeweging beheersen.

      • 3.1.11. met de verreiker een last van horizontaal naar verticaal verplaatsen.

    • 3.2. De kandidaat kan hijsgereedschappen bevestigen aan een verreiker.

      Hijsgereedschappen aan de (kraan)haak bevestigen en met behulp daarvan een last aanslaan.

    • 3.3. De kandidaat kan zelfstandig een verreiker verplaatsen.

      • 3.3.1 de verreiker rijklaar maken.

      • 3.3.2. de verreiker zelfstandig verplaatsen op de examenlocatie.

    • 3.4 De kandidaat kan een verreiker na hijswerkzaamheden volgens de bedrijfsvoorschriften achterlaten.

      na afloop van de werkzaamheden de verreiker op de juiste wijze achterlaten conform de wettelijke voorschriften.

  • 4. De kandidaat kan de veiligheids- en milieuaspecten van het werken met een verreiker benoemen en interpreteren. RV-2

    • 4.1 De kandidaat kan veiligheidsmaatregelen hanteren bij het werken met en aan een verreiker. neemt de veiligheidsvoorschriften in acht bij het dagelijks onderhoud en tijdens het werken met de verreiker.

  • 5. De kandidaat kan de onderhouds- en storingsaspecten van een verreiker herkennen, interpreteren en benoemen.RV-5, PV-1

    • 5.1 De kandidaat kan dagelijkse controle en onderhoud verrichten aan een verreiker.

      • 5.1.1 aanwijzen welke delen van de verreiker dagelijks onderhouden moeten worden en welke verrichtingen daarbij uitgevoerd moeten worden.

      • 5.1.2 de werking van systemen van de verreiker controleren.

    • 5.2. De kandidaat kan storingen herkennen aan een verreiker en in relatie hiermee handelend optreden.

      • 5.2.1 aan de hand van de gebruiksaanwijzing een storingsdiagnose op hoofdonderdelen opstellen op basis van visuele en auditieve controle aan de systemen van een verreiker.

      • 5.2.2 aan de hand van de gebruiksaanwijzing demonstreren hoe (kleine) storingen aan de verreiker verholpen kunnen worden.

      • 5.2.3 storingen zodanig aan een monteur of de technische dienst doorgeven dat deze een eenduidig en helder beeld van de storing krijgt. Dit door aan te geven:

        • * wat de uitval van c.q. waar in het systeem is

        • * wat visueel waarneembaar is aan de kraanconstructie (onderdelen)

        • * of en waar lekkages waarneembaar zijn

        • * welke acties / reparaties zijn ondernomen.

      • 5.2.4. bij storingen aan de verreiker aan de hand van de gebruiksaanwijzing bepalen welke van de volgende acties hij moet ondernemen:

        • * beoordelen of hij wel of niet verantwoord kan doorwerken

        • * storing zelfstandig oplossen

        • * de monteur of technische dienst voor de storing inschakelen.

10.2 Beoordelingsmethode

Het theorie-examen wordt schriftelijk afgenomen en bestaat uit 50 meerkeuzevragen op basis van de toetstermen zoals omschreven in punt 10.1. Het theorie-examen wordt uitsluitend verstrekt vanuit de TCVT-itembank. De maximale tijd om het theorie-examen af te leggen bedraagt 90 minuten.

De maximale waardering voor de meerkeuzevragen is 50 punten (1 punt per goed antwoord). Een kandidaat is geslaagd indien hij 40 punten of meer heeft behaald en alle KO-vragen goed heeft beantwoord. Het resultaat wordt in een voldoende/onvoldoende tot uiting gebracht.

Het praktijkexamen wordt uitsluitend verstrekt vanuit de TCVT-itembank. De examenopdrachten moeten binnen 240 minuten worden uitgevoerd. De TCVT examinatoren-instructie bepaald de beoordeling van het praktijkexamen. De volgende zaken komen op het praktijkexamen aan de orde:

Algemeen

De kandidaat wordt ingelicht welk type machine hij kan verwachten.

Heeft de kandidaat instructie gehad over de machine waar examen mee wordt gedaan ?

Zo niet dan geen examen afnemen!

De kandidaat wordt verteld wat de maximale tijdsduur van het examen is.

Bij een vermoeden van onvoldoende kennis bij de kandidaat moet de examinator de kandidaat bevragen naar de motivatie van zijn keuzes.

De examenopdracht wordt in het bijzijn van de kandidaat bekend gemaakt (uit de verzegelde envelop gehaald).

Indien een kandidaat tijdens het examen een KO heeft gekregen, wordt dit pas NA het examen meegedeeld.

Proces Verbaal

De examinator moet altijd een proces verbaal invullen, ook als er geen bijzonderheden te vermelden zijn. De CKI neemt geen verzoeken tot verstrekking van het certificaat van vakbekwaamheid in ontvangst zonder een bijgaand proces-verbaal. Op het proces-verbaal staat ook de tijdsduur van het afgenomen examen. Indien het examen 30 minuten of eerder gereed is dan de aangegeven tijd, dient de reden hiervan expliciet in het proces verbaal te worden opgenomen.

Het praktijkexamen betreft de volgende onderdelen:

  • 1. kennismaken en doornemen opdracht

  • 2. aanvangscontrole van de verreiker en de daarbij behorende documenten

  • 3. onderhoud en werking van de verreiker

  • 4. hijsgereedschap

  • 5. positioneren op de hijsplek en gebruiksklaar maken van de verreiker (KO-opdracht)

  • 6. hijsopdracht 1 (KO-opdracht)

  • 7. assisteren last verplaatsen

  • 8. hijsopdracht 2 (KO-opdracht)

  • 9. verreiker achterlaten

10 veiligheid (KO-onderdeel)

10.3 Cesuur

Waardering resultaat

Het resultaat van zowel het theorie- als het praktijkexamen wordt in voldoende/onvoldoende tot uiting gebracht. Kandidaten die voor het onderdeel theorie of praktijk of beide onderdelen geen voldoende hebben behaald, hebben recht op een herexamen. Hierbij gelden de eisen zoals gesteld in artikel 4.2

Geldigheidsduur van het resultaat van het examen

Een kandidaat kan tot uiterlijk 6 maanden na het behalen van een voldoende resultaat voor zijn praktijk- of theorietoets, herexamen doen voor het nog als onvoldoende gekwalificeerde examengedeelte theorie of praktijk. In dit geval kan de kandidaat, binnen de gestelde termijn van 6 maanden, maximaal twee maal een herexamen aanvragen. Hierna, of na het verstrijken van de termijn, moet een volledig examen (zowel theorie als praktijk) worden afgelegd. Er is geen maximum verbonden aan het aantal gecombineerde praktijk- en theorie-examens.

Cesuur praktijk

Bij het praktijkexamen dient voor alle onderdelen een voldoende gehaald te worden. Elk onderdeel wordt beoordeeld aan de hand van een beoordelingsprotocol. Hierop is het algoritme van de handelingen die de kandidaat moet verrichten beschreven. Aan de verschillende handelingen zijn beoordelingscriteria toegevoegd en een puntenwaardering. Elk onderdeel kent zo een puntenwaardering die is vastgelegd op het beoordelingsprotocol. Om een voldoende te halen dient voor elk onderdeel minimaal 70% van de punten gescoord te worden en mag de kandidaat geen KO te hebben.

11. Hercertificatie

11.1 Toetstermen hercertificatie

Om als certificaathouder voor hercertificatie in aanmerking te komen, dient te worden aangetoond dat in die vijf (5) jaar door de certificaathouder aan alle volgende voorwaarden is voldaan:

  • 1. Scholing:

    • Twee (2) scholingsdagen (4 dagdelen) zijn gevolgd bij een door TCVT erkend scholingsinstituut, en

    • één scholingsdag (2 dagdelen) wordt gevolgd in de eerste 36 maanden van de periode van vijf jaar, en

    • de tweede scholingsdag wordt gevolgd na de 36ste maand van de periode van vijf jaar, en

    • in de scholingsdagen zijn alle eindtermen en actuele ontwikkelingen m.b.t. dit schema opgenomen, en

    • van de gevolgde scholing ontvangt de deelnemer een bewijs van deelname van de TCVT erkende opleider en wordt dit aangetekend in het TCPR-boekje.

  • 2. Praktijkervaring:

    • in de periode van vijf (5) jaar dat het certificaat geldig is, moet de certificaathouder tenminste acht kwartalen hebben gewerkt in de functie die op het certificaat is vermeld, en

    • van deze acht kwartalen moeten tenminste twee kwartalen vallen in de laatste drie jaar van de periode van vijf jaar, en

    • de praktijkervaring kan worden aangetoond door aantekening van de praktijkervaring van de certificaathouder in het TCPR-boekje of in het TCVT Praktijkregister. Deze praktijkervaring moet minimaal elke drie maanden door de werkgever worden getoetst op waarheid en worden geparafeerd.

Indien de houder niet kan aantonen over voldoende praktijkervaring te beschikken in de laatste vijf jaar, dan kan hij via een praktijktoets aantonen nog steeds voldoende vakbekwaam te zijn.

Een praktijktoets wordt afgenomen conform de eisen zoals vastgelegd in dit schema.

11.2 Beoordelingsmethode

Hercertificatie kan als volgt worden ingevuld:

  • Indien de positieve hercertificatie beslissing valt binnen twee maanden voor de vervaldatum, dan is de vervaldatum tevens de ingangsdatum van het hernieuwde certificaat.

  • Indien de positieve certificatiebeslissing valt voor de twee maanden voorafgaand aan

de vervaldatum, dan is de datum van de certificatiebeslissing de ingangsdatum van het hernieuwde certificaat.

Wanneer door omstandigheden het persoonscertificaat van de machinist is verlopen zonder tijdige hercertificatie en de machinist alsnog in het bezit wil komen van een persoonscertificaat is er een dispensatieregeling mogelijk. Daartoe dient de machinist een aanvraag in bij een certificatie-instelling. Deze aanvraag wordt vervolgens voorgelegd aan TCVT Werkkamer 4 Vakbekwaamheid die een advies opstelt.

Dit advies wordt vervolgens voorgelegd aan de certificatie-instelling die aansluitend een besluit neemt over de (her-) verlening van het persoonscertificaat.

11.3 Controle op de registratie van de praktijkervaring bij hercertificatie

Bij de aanvraag voor hercertificatie dient het origineel TCPR-boekje met de daarin opgenomen registraties van de praktijkervaring te worden voorgelegd aan de certificatie-instelling. De ontvangst wordt binnen een kalenderweek bevestigd met een verklaring, waarmee opdrachtgevers kunnen worden geïnformeerd over de reden van de afwezigheid van het originele TCPR-boekje. De certificatie-instelling controleert de registraties en toetst of voldaan wordt aan de vereiste praktijkervaring en bericht de aanvrager binnen een kalenderweek over het resultaat.

Bovendien zal de certificatie-instelling ongeacht of het een machinist als werknemer of als zelfstandige machinist betreft, bij de aanvraag voor hercertificatie, onaangekondigd een 5%-steekproefsgewijze controle uitvoeren op de betrouwbaarheid van de invulling van praktijkervaring. Voor de registratie van de praktijkervaring dient er een deugdelijke administratie gevoerd te worden. Deze dient minimaal 5 jaar beschikbaar te blijven.

12. Het certificaat

Gegevens:

Minimaal dienen de volgende gegevens op het certificaat vermeld te zijn:

  • Naam van de gecertificeerde persoon incl. geboorte datum;

  • Eenduidig documentnummer;

  • Naam van de CKI die het certificaat verleend heeft;

  • Referentie naar de normen waaraan getoetst wordt;

  • Scope van het certificaat, inclusief de geldigheidscondities;

  • De ingangsdatum van het certificaat en de datum waarop het certificaat ophoudt geldig te zijn.

Teksten:

Op het certificaat dient vermeld te worden, dat de CKI verklaard dat de betreffende persoon voldoet aan de eisen uit het werkveldspecifieke certificatieschema en indien relevant of het ging om een hercertificatie.

13. Geldigheidscondities

Gedurende de looptijd gelden de volgende condities waar de certificaathouder zich aan moet houden. Indien niet voldaan wordt aan deze condities kan dit consequenties hebben voor het certificaat.

Na een positief certificatie besluit ontvangt de kandidaat binnen 4 weken een TCVT-certificaat en een TCPR-boekje. Beide documenten zijn wettig bewijsmiddel.

De gegevens (inclusief intrekking van het certificaat) van de deelnemer worden geregistreerd in het TCVT personenregister.

Verwijdering uit het register

Onderstaand zijn de condities aangegeven voor de verwijdering uit het TCVT certificaatregister.

Certificaathouders die niet voldoen aan de eisen die met het certificaat samenhangen, worden verwijderd uit het register van certificaathouders. De volgende redenen kunnen leiden tot verwijdering uit het register:

  • a. Het niet kunnen aantonen werkzaam te zijn als machinist in de beroepsspecialisatie waarvoor het certificaat geldig is.

  • b. Het niet nakomen van verplichtingen jegens de certificatie-instelling;

  • c. Het misbruik maken of laten maken van het certificaat;

  • d. Het verstrekken van onvolledige of onjuiste gegevens aan de certificatie-instelling;

  • e. Het ongeschikt blijken voor de uitoefening van de met het certificaat samenhangende beroepsvaardigheden;

  • f. Het niet voldoen aan de eisen zoals geformuleerd onder hercertificatie (11).

Deze condities dienen te zijn opgenomen in de certificatieovereenkomst tussen certificatie instelling en certificaathouder.

Overige voorwaarden voor certificaathouders

De houder van het certificaat dient misbruik van het certificaat door derden tegen te gaan en vermissing van dit certificaat schriftelijk binnen 10 dagen aan de certificatie-instelling te melden.

De houder van het certificaat machinist verticaal transport is verplicht veranderingen van woonplaats en huisadres schriftelijk te melden aan de certificatie-instelling.

De houder van het certificaat machinist verticaal transport dient door derden tegen hem/haar ingediende klachten, die met de strekking van dit certificaat verband houden, te melden aan de CKI die het betreffende certificaat heeft afgegeven.

BIJLAGE 12, BEHOREND BIJ DE MINISTERIËLE REGELING VAN 19 JULI 2012, NR. G&VW/GW/2012/10964, HOUDENDE WIJZIGING VAN DE ARBEIDSOMSTANDIGHEDENREGELING IN VERBAND MET DE GEFASEERDE INVOERING VAN HET STELSEL VAN CERTIFICATIE (FASE 3)

Bijlage XVIIg behorend bij artikel 7.7, tweede lid onder g, Arbeidsomstandighedenregeling

Werkveldspecifiek certificatieschema voor het persoonscertificaat Machinist Kleine Funderingsmachine

Document: WSCS-VT Machinist Kleine Funderingsmachine: 2012, versie 01

Onder beheer van:

CCvD-TCVT

p/a Stichting TCVT

Postbus 154

3990 DD Houten

www.TCVT.nl

INHOUD

1.

Inleiding

213

2.

Definities

213

3.

Werkveldspecifieke kenmerken

214

4.

Certificatiereglement

215

5.

Examenreglement

218

6.

Toezicht

221

     
 

DEEL II: NORMEN

222

7.

Onderwerp van certificatie

222

8.

Entreecriteria

223

9.

Eindtermen

223

10.

toetsmethodiek bij initiële certificatie

224

11.

Hercertificatie

229

12.

Het certificaat

230

13.

Geldigheidscondities

230

1. Inleiding

Dit werkveldspecifieke certificatieschema voor personen is door het CCvD-TCVT opgesteld. Het betreft certificatie van vakbekwaamheid op het gebied van veilig werken door een machinist met een kleine funderingsmachine. Door het ministerie van SZW is het schema vastgesteld. Dit vastgestelde schema vervangt eerdere versies.

De te certificeren vakbekwaamheid betreft het veilig uitvoeren van funderings- en/of hijswerkzaamheden op bouwplaatsen met een funderingsmachine:

  • met een eigen massa inclusief uitrusting en funderingselement van minder dan 30 ton, en

  • met een totale hoogte van minder dan 10 meter, en

  • die funderingselementen korter dan 10 meter verwerkt.

Het certificatiesysteem van de certificatie-instelling (CKI) moet zijn gestructureerd in overeenstemming met de eisen uit de WDAT-VT-Personen.

2. Definities

Begrip of afkorting

:

Betekenis

Aanvrager van een certificaat

:

De (rechts)persoon die bij de certificatie-instelling een aanvraag doet voor het afgeven van een persoonscertificaat van vakbekwaamheid.

Aanwijzing

:

Aanwijzing van een instelling bij of krachtens wettelijk voorschrift door de minister van SZW.

Beoordeling

:

Beoordeling (initiële, of her-) door de CKI op basis van het door de minister van SZW vastgestelde WDA&T.

BHST

:

Stichting die een wettelijke certificatieregeling beheert: TCVT.

Centraal College van Deskundigen (CCvD)

:

Het college, onderdeel van en/gefaciliteerd door BHST, dat belanghebbende partijen in een bepaalde sector of branche de mogelijkheid biedt tot deelname bij het opstellen en onderhouden van werkveldspecifieke documenten op zodanige wijze dat sprake is van een evenwichtige en representatieve vertegenwoordiging van deze partijen. In casu het CCvD-TCVT.

Centrale Examen Commissie (CEC)

:

Commissie binnen de structuur van de BHST die een centrale itembank ontwikkelt en beheert.

Certificaat

:

Een certificaat in de zin van artikel 20 Arbowet en artikel 7 Warenwet (artikel 6e Warenwetbesluit machine). Daarnaast moet een certificaat beschouwd worden als een verklaring van overeenstemming (conformiteitsverklaring) zoals bedoeld in relevante ISO en EN normen.

Certificaathouder

:

Persoon die in het bezit is van een geldig wettelijk verplicht certificaat.

Certificatieproces

:

Alle activiteiten via welke een CKI beoordeelt en besluit of een persoon, product of systeem voldoet en blijft voldoen aan de normen, zoals opgenomen in het werkveldspecifieke certificatieschema.

Certificatiereglement

:

Bepalingen voor de uitvoering van het certificatieproces en de relaties tussen kandidaat en CKI.

Certificatiesysteem

:

Set van procedures en middelen benodigd om het certificatieproces uit te voeren per certificatieschema, dat leidt tot de uitgifte van een certificaat van vakbekwaamheid, inclusief onderhoud.

Certificerings en Keurings-instelling (CKI)

:

Kalibratie- of conformiteitsbeoordelingsinstellingen zoals certificatie-instellingen, keuringsdiensten van gebruikers, laboratoria, inspectie-instellingen en testinstituten.

Cesuur

:

De grens tussen de hoogste toetsscore waaraan een onvoldoende en de laagste toetscore waaraan een voldoende wordt toegekend.

Competentie

:

Gedemonstreerd vermogen om kennis en vaardigheden toe te passen en, waar relevant, gedemonstreerde persoonlijke eigenschappen, zoals gedefinieerd in het certificatieschema.

Controle

:

Periodieke beoordeling door de CKI’s tegen de voor beoordeling geldende regels van de minister (WDA&T).

Eindtermen

:

Een omschrijving van het geheel aan kennis, vaardigheden en houdingen van een specifiek vakbekwaamheidgebied ten behoeve van het toetsen van examenkandidaten.

Entreecriteria

:

Criteria, zoals vooropleiding en werkervaring, waaraan de kandidaat moet voldoen om toegelaten te worden tot het certificatieproces.

Examen

:

Het geheel van toetsopgaven (toetsvragen en/of toetsopdrachten), bedoeld om de individuele kandidaat te kunnen beoordelen in de mate waarin hij of zij aan de eindtermen conform de normen voldoet.

Examencommissie

:

Commissie binnen de structuur van de CKI onder wiens verantwoordelijkheid de examens worden afgenomen.

Examenprotocol

:

Bepalingen voor de uitvoering van examens in de relatie tussen de BHST en de exameninstelling.

Examenreglement

:

Bepalingen voor de uitvoering van examens in de relatie tussen de kandidaat en de exameninstelling.

Examinatoreninstructie

:

Bepalingen voor de uitvoering van examens in de relatie tussen de examinator en de exameninstelling.

Funderingselementen

:

Funderingselementen kunnen bestaan uit materiaal zoals hout, kunststof, beton (geprefabriceerd of in het werk gestort) of staal (buizen of profielen). Bovendien kunnen funderingselementen een verbindingsstuk hebben om het mogelijk te maken ze te verlengen.

Funderingsmachine

:

Machine geschikt voor de volgende toepassingen:

• het aanbrengen van funderingen, afsluitende en/of kerende wanden, gronddraagkrachtverbeteringen enz. door gebruik van palen of andere langwerpige elementen;

• het verwijderen van palen of andere langwerpige elementen;

• het installeren van drainage- of injectie-elementen.

Funderingsmachine groot

:

Funderingsmachine:

• met een eigen massa inclusief uitrusting en funderingselement van gelijk aan of meer dan 30 ton, of

• met een totale hoogte van gelijk aan of meer dan 10 meter, of

• die funderingselementen gelijk aan of langer dan 10 meter verwerkt.

Funderingsmachine klein

:

Funderingsmachine:

• met een eigen massa inclusief uitrusting en funderingselement van minder dan 30 ton, en

• met een totale hoogte van minder dan 10 meter, en

• die funderingselementen korter dan 10 meter verwerkt.

Keuringsdatum

:

Eerste dag van aanvang keuring

KO

:

Knock-out: onjuist antwoord op een examenvraag die direct tot gevolg heeft dat de kandidaat voor het betreffende examenonderdeel zakt.

Lastmoment

:

Het product van de last en de horizontale afstand tussen de verticale projectie van de hartlijn van de hijshaak en het hart van de draaikrans of het punt of de lijn gelegen midden tussen de gunstige kantellijn aan de lastzijde en de ondersteuning van de onderwagen die zich tijdens bedrijf het verst van die kantellijn vandaan bevindt.

Risicoanalyse

:

Analyse waaruit motivatie, voor keuzes in werkveldspecifiek probleemgebied, blijkt, op te nemen in het beoogde certificatieschema.

TCPR

 

TCVT Certificatie Personen Register

Toezicht

:

Het verzamelen van de informatie over de vraag of een handeling of zaak voldoet aan de daaraan gestelde eisen, het zich daarna vormen van een oordeel daarover en het eventueel naar aanleiding daarvan interveniëren.

TSJ

 

TCVT Schema Journaal: annotatie op een TCVT schema.

Vakbekwaamheidsgebied

:

Aanduiding van het werkveld, de functie, of een geheel aan taken waar bepaalde vakbekwaamheidseisen op betrekking hebben.

Vakbekwaamheidseisen

:

De eisen die, binnen een bepaald werkveld of een bepaalde beroepsgroep, gesteld worden aan personen met betrekking tot hun kennis, vaardigheden en houdingen inzake specifieke handelingen of taken.

Verklaring

:

De EG-verklaring van typeonderzoek of EG-verklaring overeenstemming als bedoeld in het bij of krachtens de Machinerichtlijn of enige andere EU-productrichtlijn bepaalde.

Werkveldspecifiek certificatieschema

:

Term gebruikt door SZW voor een certificatieschema dat door de minister van SZW is geaccepteerd te gebruiken binnen een specifieke aanwijzing als CKI voor personen, producten of systemen.

WDAT-VT-Personen

:

Werkveldspecifiek document voor aanwijzing en toezicht (WDA&T) op de certificatie- en keuringsinstellingen die personen certificeren in het kader van verticaal transport.

Document: WDAT-VT-Personen: 2012, versie 01.

WDAT-VT-Producten

:

Werkveldspecifiek document voor aanwijzing en toezicht (WDA&T) op de certificatie- en mobiele kranen, torenkranen en/of hijs- en hefwerktuigen voor beroepsmatig personenvervoer en/of tijdelijke personen(bouw)liften periodiek keuren in het kader van verticaal transport.

Document: WDAT-VT-Producten: 2012, versie 01.

3. Werkveldspecifieke kenmerken

Hijsen is een risicovolle beroepsactiviteit. Om het maatschappelijke belang -veiligheid en gezondheid van en rondom de arbeid- te waarborgen, is door de overheid gekozen voor een wettelijk verplichte certificatieregeling voor de borging van de vakbekwaamheid van machinist mobile kraan.

3.1 Beschrijving schema

Het WSCS-VT Machinist Kleine Funderingsmachine is door de BHST voorgesteld en door het ministerie van SZW-inclusief eventuele aanpassingen- vastgesteld. De minister van SZW kan ook op eigen initiatief wijzigingen aanbrengen in de vastgestelde documenten. Dit vastgestelde schema vervangt eerdere versies.

3.2 Actieve partijen

Binnen het kader van dit werkveldspecifieke certificatieschema zijn actief:

  • BHST TCVT, hierna TCVT

  • CCvD TCVT, hierna CCvD

  • Werkkamer 4 TCVT vakbekwaamheid

3.3 Risicoanalyse en afbreukrisico

Het uitvoeren van funderingswerken is een risicovolle activiteit. Er zijn in het proces van werkzaamheden met kleine funderingsmachines verschillende omstandigheden te onderscheiden met daarbij behorende specifieke risico’s:

1. Stabiliteit funderingsmachine

Omvalgevaar van kleine funderingsmachines verschilt sterk van het ene tot het andere type. De stabiliteit is tijdens de uitvoering in principe hoog. Het omvalrisico is door de compactheid gering. De stabiliteit tijdens het manoeuvreren is daarentegen relatief laag. De stabiliteit van de ondergrond is van groot belang. Tevens is er doorgaans gevaar voor aanrijden en voor beknelling. Het risico van omvallen wordt vergroot door het gebruik van een afzonderlijke of externe power pack en soms door beperkte afstempelmogelijkheden in de gegeven ruimte. Een (schroefpaal-)boormachine dient bij grote boormomenten goed te worden verankerd.

2. Vallende voorwerpen

Een ander kenmerk van het gebruik van kleine funderingsmachines is dat er vaak een (beschermende) cabine op de machine ontbreekt. De bediening vindt dan plaats vanaf de zijkant of vanaf de achterzijde. De machinist staat in dat geval naast of achter de machine. Hij is niet beschermd tegen vallende voorwerpen. Veel werkzaamheden met kleine funderingsmachines worden inpandig verricht. Het gevaar van losrakende zolderbalken of omvallende wanden is dan ook groot.

3. Werken in bestaande gebouwen

Bij het werken in bestaande gebouwen en oude of (gedeeltelijk) gesloopte constructies ontbreekt vaak vooraf een deugdelijke technische berekening van de aan te brengen fundering. Een verkeerde inschatting van de machinist kan leiden tot instorting van het gebouw en/of de omgeving.

4. Blootstelling schadelijke stoffen/geluid

Vaak wordt in kleine ruimtes gewerkt. De machines zijn daar immers voor ontworpen. Het bedienend personeel wordt volledig blootgesteld aan geluid. Ook laat de ventilatie vaak te wensen over. Hierbij moet onder meer worden gedacht aan stof en DME (dieselmotorenemissie).

5. Stabiliteit ondergrond en toegankelijkheid bouwterrein

Een ander risico van het werken in een beperkte ruimte is de lange en/of lastige aanvoer van de machine en van funderingselementen, hulpmiddelen en bouwstoffen. Tevens levert dit een risico op voor vluchtroutes bij gevaren zoals instorting, brand of gevaarlijke stoffen. Het werken met machines met elektromotoren levert het risico op van het raken van kabels. Tenslotte moet worden gelet op de stabiliteit van een machine op oude en onderbroken vloeren.

4. Certificatiereglement

4.1 Doelstelling

Dit reglement omschrijft de procedures die relevant zijn voor het juist toepassen van het specifieke schema. Hierbij moet gedacht worden aan onder meer procedures van aanvraag, de examinering, de wijze waarop de uitslag bekend gemaakt wordt en condities met betrekking tot de certificatie, de afgifte van certificaten/verklaringen, procedures bij het uitvoeren van keuringen, klachtenafhandeling en het indienen van een verzoek om herziening.

4.2 Certificatieprocedure

De kandidaat machinist kleine funderingsmachine dient bij een CKI, in overeenstemming met dit certificatiereglement, een aanvraag in voor het persoonscertificaat machinist kleine funderingsmachine. Vervolgens verstrekt de CKI alle relevante informatie over de gang van zaken bij het gehele certificatieproces.

4.3 Certificatiebeslissing

De certificatiebeslissing wordt genomen door een functionaris van de CKI die niet betrokken is geweest bij de beoordeling van de kandidaten en daartoe is gekwalificeerd en aangesteld conform het kwaliteitssysteem en de procedures die de certificatie-instelling heeft op grond van het werkveldspecifieke schema voor aanwijzing en toezicht.

4.4 Geldigheidsduur van het certificaat.

De maximale geldigheidsduur van een persoonscertificaat is 5 jaar. Eerdere intrekking is mogelijk indien de certificaathouder tussentijds niet voldaan heeft aan de eisen t.a.v. de beheersing van de onder 9. genoemde eindtermen (zie voor de voorwaarden 4.5).

4.5 Geldigheidscondities

Met betrekking tot de geldigheid van het certificaat worden condities gesteld. Indien niet voldaan wordt aan deze condities kan dit consequenties hebben voor het certificaat.

Deze condities zijn:

  • de certificaathouder mag geen handelingen verrichten in strijd met de voorschriften;

  • de certificaathouder dient er voor te zorgen dat geen misbruik wordt gemaakt van het persoonscertificaat.

De CKI is bevoegd het certificaat te schorsen en/of in te trekken. De condities en de wijze waarop daarop door de CKI toegezien dient te worden, worden opgesteld door de CCvD en vastgelegd in het TCVT protocol ‘schorsing/intrekking’.

4.6 Klachtenregeling
Klachten over de CKI

Een adequate behandeling van klachten is belangrijk voor het creëren van vertrouwen in certificatie en belangrijk voor de bescherming van zowel de certificaathouders als de gebruikers van certificaten.

Aan een CKI worden onder meer de volgende eisen gesteld:

  • Een openbaar toegankelijke klachtenprocedure dient aanwezig te zijn.

  • de klachtenprocedure bevat minimaal het volgende: een beschrijving van het proces van ontvangen, onderzoeken en beoordelen van de klacht; de wijze van volgen van de klacht en acties als vervolg daarop; en de wijze waarop wordt verzekerd dat correctieve acties worden uitgevoerd.

  • De beslissing over de reactie op de klacht dient te worden genomen door personen die niet betrokken zijn bij het onderwerp van de klacht.

  • Indieners van klachten dienen, indien mogelijk, op de hoogte te worden gehouden van de ontvangst van de klacht, de voortgang van behandeling en de uitkomst.

Klachten over het bedrijf of de persoon

Indien de CKI klachten van derden, zoals een opdrachtgever, ontvangt over het voldoen aan dit schema door het bedrijf of de persoon die een aanvraag voor het certificaat heeft ingediend of certificaathouder is, dient de CKI de klager te verwijzen naar het bedrijf of de persoon. De CKI dient de klacht te betrekken bij de eerstvolgende beoordeling bij het betreffende bedrijf of de betreffende persoon.

Echter, indien het naar de mening van de CKI een ernstige klacht betreft, dient de CKI, naast de behandeling door het bedrijf of de persoon, zelf ook direct te beoordelen of de klacht gevolgen dient te hebben voor de beslissing m.b.t. certificatie.

In dat geval dient de CKI af te wegen of het gewenst is een extra beoordeling uit te voeren. De kosten van deze extra beoordeling komen in beginsel voor rekening van de certificaathouder.

Klachtenregeling

Inleiding

In deze werkinstructie wordt de afhandeling van een klacht besproken. Voor iedere afzonderlijke klacht wordt een apart klachtenformulier ingevuld.

Werkwijze

Wanneer iemand probeert een klacht telefonisch of mondeling te melden, wordt aan hem/haar gevraagd deze schriftelijk te verwoorden. Als een klacht schriftelijk binnenkomt wordt deze meteen naar de kwaliteitsmanager gebracht en indien de klachtafhandelaar duidelijk is krijgt hij/zij meteen een kopie van de klacht. De kwaliteitsmanager registreert de klacht op een klachtenformulier en stelt de directeur CKI op de hoogte van de klacht. De directeur van de CKI wijst de klachtafhandelaar aan. De kwaliteitsmanager vermeldt de klachtafhandelaar op het klachtenformulier en brengt de klachtafhandelaar schriftelijk op de hoogte van de klacht. De klachtafhandelaar informeert de indiener van de klacht schriftelijk over de ontvangst van de klacht.

Eenvoudige zaken

Klachtafhandelaar stuurt klacht door naar betrokken bedrijf/persoon; stelt indiener op de hoogte legt dossier aan tbv voortgangsbewaking en meenemen afhandeling klacht door bedrijf/persoon bij eerstvolgende beoordeling.

Ernstige klachten

Klachtafhandelaar beoordeelt de klacht en stelt vast of de klacht een incident betreft of dat de klacht moet leiden tot een aanpassing in de werkwijze. Indien het een incident betreft, wordt de indiener daarvan op de hoogte gesteld. De klachtafhandelaar bedenkt samen met de indiener binnen drie weken na het indienen van de klacht een oplossing voor de afhandeling en betrekt bedrijf/persoon hierbij. De oplossing zoals die met de indiener is besproken wordt vastgelegd op het klachtenformulier. Hier wordt tevens vermeld dat het gaat om een incident. Indien de klacht een aanpassing van de werkwijze vergt bedenkt de klachtafhandelaar binnen 10 dagen een verbetervoorstel en bespreekt dit met de kwaliteitsmanager en betrekt bedrijf/persoon hierbij. Het verbetervoorstel moet een structurele verbetering inhouden van de werkwijze. Het verbetervoorstel wordt ingevuld op het klachtenformulier.

De klachtafhandelaar stelt de indiener op de hoogte van de afhandeling van de klacht.

De kwaliteitsmanager maakt de gewijzigde werkwijze bekend. De kwaliteitsmanager start, indien nodig, een vervolgonderzoek naar de invoering van het verbetervoorstel. De bevindingen worden vastgelegd op het klachtenformulier. Het klachtenformulier wordt gearchiveerd.

4.7 Bezwaarprocedure
Inleiding

Onderstaand worden de stappen beschreven die nodig zijn voor het afhandelen van een bezwaarschrift. Een dergelijk bezwaarschrift kan bijvoorbeeld ingediend worden tegen besluiten van de CKI inzake het niet (opnieuw) verlenen, schorsen of intrekken van een certificaat.

Werkwijze

Algemeen:

  • Een door of namens de CKI genomen besluit, dat is een definitieve uitslag of eindoordeel, wordt schriftelijk ter kennis van de belanghebbende gebracht.

  • Onder een besluit wordt tevens verstaan het weigeren te beslissen of het niet tijdig nemen van een beslissing.

  • De CKI stelt de belanghebbende in haar correspondentie in kennis van de mogelijkheid van het indien van een bezwaarschrift door middel van de volgende clausule:

    ‘Ingevolge de CKI procedure ‘bezwaarschriftprocedure’ kan door een belanghebbende met betrekking tot dit besluit een bezwaarschrift ingediend worden. Daartoe moet binnen zes weken na de datum van verzending van het besluit een bezwaar worden ingediend bij de CKI. In het bezwaarschrift moet gemotiveerd worden aangegeven waarom het gegeven besluit niet juist gevonden wordt. Verzocht wordt bij het bezwaarschrift een kopie van het bestreden besluit toe te voegen.’

  • Het bezwaarschrift dient in ieder geval de volgende elementen te bevatten:

    • naam en adres indiener

    • dagtekening

    • een omschrijving van het bestreden besluit

    • de gronden van het bezwaar.

Het bezwaar wordt niet-ontvankelijk verklaard:

  • indien niet aan de gestelde termijn van indienen wordt voldaan. Dit geldt niet als de indiener aantoont dat hij redelijkerwijs niet in verzuim is geweest

  • in andere gevallen dan genoemd onder a, als geen gebruik gemaakt wordt van de door de CKI geboden gelegenheid tot verzuimherstel

  • het bezwaar wordt verder niet-ontvankelijk verklaard als het, bij het niet van toepassing zijn van een termijn, onredelijk laat wordt ingediend. Dit geldt uitsluitend wanneer het bezwaar betrekking heeft op het niet tijdig nemen van een besluit.

  • Het bezwaarschrift schort de werking van het besluit niet op.

  • Het bezwaarschrift leidt tot heroverweging van het besluit waartegen het is gericht.

Procedure

  • De CKI neemt kennis van het bezwaarschrift en bevestigt binnen twee weken de ontvangst.

  • De CKI biedt gelegenheid tot het horen van de indiener.

  • Het bezwaarschrift wordt gemeld bij de kwaliteitsmanager die het bezwaar registreert.

  • Het horen betreft met name de vakinhoudelijke aspecten die geleid hebben tot het besluit en dient binnen in beginsel zes weken na het vaststellen dat een hoorprocedure aan de orde is, plaats te vinden.

  • Het horen kan geschieden door de CKI of door een of meer door de CKI benoemde ter zaken kundige. Het horen geschiedt door een persoon of personen die niet betrokken is/zijn geweest bij de voorbereiding van het besluit, en geen binding hebben met de belanghebbende.

  • Het horen geschiedt op een door de CKI te bepalen tijdstip binnen de gangbare kantooruren.

  • Relevante stukken kunnen tot 10 dagen voor de hoorzitting worden ingediend en liggen gedurende een week voor de zitting ter inzage.

  • Van het horen wordt afgezien indien het verzoek om herziening kennelijk niet-ontvankelijk of kennelijk ongegrond is, inmiddels aan het verzoek is tegemoetgekomen, of indien belanghebbende verklaart hiervan geen gebruik te maken.

  • Van het horen wordt een verslag gemaakt. Het verslag wordt bij de beslissing op het bezwaar om herziening gevoegd.

  • De hoorcommissie brengt tevens advies aan de CKI.

Beslissing op het bezwaarschrift

  • De CKI beslist aan de hand van de haar ter beschikking staande gegevens binnen zes weken, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken. De beslistermijn kan eenmaal met ten hoogste 6 weken worden verlengd. Daarna kan de termijn slechts met toestemming van de belanghebbende worden verlengd.

  • De CKI zal, bij het gegrond verklaren van het bezwaar, de beslissing herroepen en een nieuwe beslissing ter zake nemen.

  • Van haar beslissing op het bezwaar zal de CKI de onderbouwing en motivering aan belanghebbende meedelen.

Bestuursrechter

Indien de inhoud of strekking van de nieuwe beslissing de belanghebbende hiertoe aanleiding geeft, dient hij zich in voorkomend geval te wenden tot de bestuursrechter.

  • De CKI zal de belanghebbende in haar beslissing op bezwaar wijzen op deze mogelijkheid.

4.8 Register voor vakbekwaamheid

De CKI registreert de gegevens van de certificaathouder. Deze gegevens worden conform de overeenkomst met TCVT tenminste zo vaak als mutaties zich voordoen elektronisch verzonden aan Bureau TCVT ten behoeve van het TCVT Personenregister, dat wordt opgezet conform wettelijke bepalingen. Dit register is via internet toegankelijk gemaakt. De BHST is verantwoordelijk voor het beheer van het register.

4.9 Norminterpretatie

Het CCvD dient te zorgen voor eenduidige norminterpretatie van dit certificatieschema. Toch kan het voorkomen dat er in de operationele fase verschillende interpretaties bestaan van één of meerdere in werkveldspecifieke certificatieschema’s gehanteerde begrippen.

Mocht het gebeuren dat certificaathouders, CKI’s of andere belanghebbenden uiteenlopende definities hanteren en hierover meningsverschillen bestaan, dan dienen afwijkende interpretaties te worden voorgelegd aan het CCvD.

5. Examenreglement

Dit reglement bevat bepalingen voor de voorbereiding, uitvoering en beoordeling van examens ten behoeve van het TCVT persoonscertificaat machinist kleine funderingsmachine

5.1 Doelstelling

De examinering geschiedt onder verantwoordelijkheid van de certificatie-instelling en bestaat uit de volgende delen:

  • theorie-examen, en

  • praktijkexamen.

5.2 De exameninstelling

De exameninstelling dient het examenreglement te hanteren. Hierin zijn de volgende zaken opgenomen:

  • 1. ingangsdatum van het certificaat;

  • 2. eventuele entree-eisen voor deelname aan het examen;

  • 3. de aanvraagprocedure bij de CKI;

  • 4. bevestiging van deelname en oproep;

  • 5. identificatie van de deelnemers;

  • 6. toelating en afwezigheid;

  • 7. examenduur en wijze van examinering;

  • 8. gedragsregels voor kandidaten;

  • 9. regeling aangepast examen;

  • 10. normen voor slagen en afwijzen;

  • 11. bekendmaking van de uitslag door de CKI aan de kandidaat;

  • 12. bewaartermijn van de examendocumenten zoals uitwerkingen en beoordelingsformulieren;

  • 13. inzagerecht;

  • 14. geldigheidsduur van het examenresultaat.

Indien de exameninstelling geen organisatorisch onderdeel is van de CKI, hebben beide zich aan elkaar verbonden door middel van een overeenkomst. De CKI dient zich hierbij te houden aan artikel 4.5 ‘subcontracting’ van ISO/IEC17024. De CKI is verplicht aan de BHST te melden dat examens worden afgenomen door een externe exameninstelling en welke instelling het betreft.

5.3 Eisen te stellen aan het examenpersoneel

Examenpersoneel moet voldoen aan de algemene, vakinhoudelijke en onafhankelijkheidseisen van de CKI zoals opgenomen in competentieprofielen en andere relevante documenten. Het selectieproces moet garanderen dat examenpersoneel dat (een deel van) een examen afneemt ten minste voldoet aan de eisen zoals geformuleerd in het TCVT examenprotocol. Het examenpersoneel wordt door de exameninstelling voorgedragen en door de CI benoemd op basis van toetsing aan onderstaande criteria en de voor examinatoren geldende procedure.

Toezichthouder theorie-examen

Voor het theorie-examen wordt door de exameninstelling een toezichthouder aangesteld.

Deze functionaris heeft geen specifieke kennis nodig van het vakgebied. De toezichthouder beschikt wel over:

  • organisatorische capaciteiten;

  • communicatieve en contactuele vaardigheden;

  • het vermogen om regelend en besluitvaardig op te treden.

Van de toezichthouder wordt verwacht dat hij:

  • toeziet op de naleving en uitvoering van het examenreglement, de uitvoeringsvoorschriften en de exameneisen;

  • op correcte wijze de vastgestelde administratieve procedures afhandelt;

  • zich op voldoende wijze beschikbaar stelt voor het toezicht op de afname van theorie-examens.

Een toezichthouder verricht de volgende taken:

  • het controleren van de personalia en de aanmeldingen van de kandidaat;

  • het controleren en aansluitend voorbereiden van het theorie-examen zodat de kandidaat direct na aanvang van het examen kan starten;

  • het uitoefenen van toezicht teneinde misbruik te voorkomen;

  • het innemen van de examenstukken en het aansluitend verzendklaar maken;

  • het aanleveren van het totale pakket aan de exameninstelling.

Corrector theorie-examen:

Voor het beoordelen van de schriftelijke uitwerking van de open vragen van het theorie-examen wordt door de exameninstelling een corrector aangesteld. De corrector voldoet aan de volgende kwalificatiecriteria:

  • hij beheerst de Nederlandse taal (dan wel de taal waarin het examen wordt afgenomen (Duits en/of Engels);

  • hij heeft actuele vakinhoudelijk kennis en inzicht;

  • hij past de beoordelingscriteria, zoals vastgelegd in dit TCVT-certificatieschema, toe.

De corrector beoordeelt binnen de TCVT antwoord-macro’s en de gestelde termijn de uitwerkingen van de theorie-examens en verbindt hier een waardering aan volgens de methodiek zoals vastgelegd in dit TCVT-certificatieschema.

Examinator praktijkexamen

Voor het praktijkexamen wordt door de exameninstelling een examinator aangesteld. De examinator is belast met de beoordeling of, en in welke mate, kennis, vaardigheden en attitude van de kandidaat voldoen aan de gestelde eisen voor het behalen van het examen. Hiertoe past de examinator de TCVT examinatoreninstructie toe bij de beoordeling. Bij een examen met meer dan één examinator, is één van de examinatoren aangewezen als voorzitter en vanuit die hoedanigheid verantwoordelijk voor een ordentelijk verloop van het examen en de afwikkeling daarvan.

De examinator beschikt over:

  • minimaal twee jaar praktische werkervaring in het desbetreffende vakgebied;

  • actuele praktische en theoretische kennis van het desbetreffende vakgebied;

  • goede communicatieve vaardigheden;

  • het vermogen besluitvaardig op te treden;

  • voldoende kennis van het examenreglement.

Van de examinator wordt verwacht dat hij:

  • begrip heeft voor de invloed die een examensituatie heeft op het gedrag van de kandidaten;

  • een optimaal klimaat weet te scheppen voor de kandidaat, opdat kennis en opgedane ervaring, inzicht, vaardigheden en attitude zo goed mogelijk uit de verf komen;

  • op correcte wijze omgaat met de kandidaten en alle overige personen die functioneel bij het examen aanwezig zijn;

  • een objectieve beoordeling geeft van de kennis en het inzicht van de kandidaat;

  • nauwgezet de voorschriften in acht neemt die voor elk examenonderdeel gelden;

  • jaarlijks de TCVT-examinatorendag bijwoont;

  • op representatieve wijze de exameninstelling vertegenwoordigt tijdens het examen en zorg draagt voor een correct verloop.

De examinator moet per certificatieschema een door de exameninstelling voorgedragen en door de certificatie-instelling geaccepteerde deskundige zijn.

Onafhankelijkheid

Het examenpersoneel is onafhankelijk. Al het examenpersoneel tekent een verklaring waarin geheimhouding en onafhankelijkheid worden gegarandeerd en waarin zij verklaart geen werkzaamheden bij c.q. voor een opleider te verrichten. Zij verklaart zich onafhankelijk van de kandidaat en de eventuele opleider/werkgever van de kandidaat. Mocht tijdens het examen blijken dat er toch een relatie, van welke aard dan ook, bestaat tussen de kandidaat en het betreffende examenpersoneelslid, dan dient de examinator dit tijdig aan de exameninstelling te melden. Het is onder geen enkele voorwaarde toegestaan dat de betreffende examinator deze kandidaat examineert op straffe van ongeldigheid van het examen.

Indien examenpersoneel een potentieel belangenconflict heeft bij het examineren van een kandidaat, dient de CKI maatregelen te nemen om te garanderen dat de betrouwbaarheid en onpartijdigheid van het examen niet in diskrediet worden gebracht. Deze maatregelen dienen vastgelegd te worden.

5.4 Eisen te stellen aan het examen
5.4.1 Beslotenheid van examens

Medewerkers van de certificatie-/exameninstelling dragen zorg voor de absolute geheimhouding van de examenopgaven, voor zover deze opgaven geen onderdeel uitmaken van een publieke norm. Verificatie en implementatie hiervan dient te geschieden door de certificatie-instelling. Medewerkers van de exameninstelling hebben een verklaring van geheimhouding ondertekend.

5.4.2 Algemene regels bij de uitvoering van examens

Het theorie-examen wordt schriftelijk en in de Nederlandse taal afgenomen. Indien de kandidaat het Nederlands onvoldoende beheerst, kan een alternatief theorie-examen in de Duitse of Engelse taal worden afgenomen. Het certificaat wordt afgegeven conform de taal van het examen aan een persoon van 18 jaar en ouder.

Wanneer er gegronde redenen zijn voor een mondeling theorie-examen in de Nederlandse taal (bijvoorbeeld bij kandidaten die aantoonbaar dyslectisch zijn) kan de certificatie-instelling daartoe besluiten.

Dit alternatief dient te voldoen aan dezelfde voorwaarden als het reguliere theorie-examen en het CEC dient hiermee in te stemmen. Het uitgeschreven mondelinge examen wordt afgenomen door een daartoe door de CKI aanvullend geautoriseerde examinator en een toezichthouder. Van deze alternatieve afname dient door de exameninstelling een registratie te worden bijgehouden met een (minimaal jaarlijkse) rapportage naar de CEC.

Het praktijkexamen wordt in de Nederlandse taal afgenomen. Indien de kandidaat het Nederlands onvoldoende beheerst, kan een alternatief theorie-examen in de Duitse of Engelse taal worden afgenomen. Het certificaat wordt afgegeven conform de taal van het examen. De kandidaat moet tijdens het examen voldoende kunnen communiceren.

Voor de overige eisen aan het examen (locatie, middelen, etc) wordt verwezen naar het TCVT examenprotocol.

5.5 Beheer itembank en examenversies

Het beheer van de itembank geschiedt onder strikte geheimhouding door het bureau TCVT onder regie van de Centrale Examencommissie TCVT.

6. Toezicht

Het doel van het toezicht is om de vakbekwaamheid van gecertificeerd personeel te borgen. De CKI is verplicht te beoordelen of de certificaathouder voldoet aan de gestelde eisen. Afhankelijk van het onderwerp van certificatie, de periode van certificatie en de risicoanalyse wordt het toezicht ingevuld.

6.1 Medewerking aan toezicht

De certificaathouder is verplicht mee te werken aan toezicht door de CKI, het TCVT erkende opleidingsinstituut voor bijscholing, de nationale accreditatie-instantie en de Inspectie SZW. In de overeenkomst tussen de CKI en de certificaathouder worden de hiertoe benodigde bepalingen opgenomen.

6.2 Frequentie van toezicht

Bij de aanvraag voor hercertificatie dient het originele TCPR-boekje met de daarin opgenomen registraties van de praktijkervaring en de scholing te worden voorgelegd aan de CKI. De ontvangst wordt binnen één kalenderweek bevestigd (deze bevestiging is een bewijs richting opdrachtgevers inzake de afwezigheid van het TCPR-boekje).

De CKI controleert de registratie en toets of voldaan wordt aan de eisen van scholing en praktijkervaring. De aanvrager wordt hieromtrent binnen één kalenderweek geïnformeerd.

Daarnaast voert de CKI, onaangekondigd, een 5% steekproef uit op de betrouwbaarheid van de invulling van de scholing en de praktijkervaring.

Voor de registratie van de scholing en de praktijkervaring dient er een deugdelijke administratie te worden gevoerd door de CKI. Deze administratie moet minimaal vijf jaar beschikbaar blijven.

6.3 De wijze van uitvoering van het toezicht

Het TCVT erkende opleidingsinstituut beoordeelt op het moment van scholing (2 maal in een periode van 5 jaar) elk TCPR-boekje ten aanzien van de scholing en de praktijkervaring. Indien een certificaathouder niet meer voldoet aan de eisen, wordt de CKI hiervan binnen drie werkdagen in kennis gesteld.

6.4 Verslag van bevindingen

De CKI is gehouden om haar bevindingen t.a.v. 6.2 aan de certificaathouder binnen twee kalenderweken kenbaar te maken.

6.5 Maatregelen (artikel 1.5e Arbobesluit)

Indien blijkt dat een certificaathouder niet voldoet aan de eisen of normen in het werkveldspecifieke certificatieschema heeft dit op zo kort mogelijke termijn maatregelen door de CKI tot gevolg.

Mogelijke maatregelen zijn het weigeren, schorsen of intrekken van het certificaat. Er dient door de CKI informatie-uitwisseling met de Inspectie SZW plaats te vinden over geconstateerde gevaarlijke situaties bij werkzaamheden die door een afgegeven of nog af te geven certificaat worden gereguleerd en waardoor de veiligheid of de gezondheid van werknemers of derden in gevaar kan worden gebracht. Indien er sprake is van een sanctie wordt dit aan de certificaathouder kenbaar gemaakt. Relevante informatie over de sanctie dient door de CKI ingebracht te worden in een centraal registratiesysteem. Deze meldingsplicht dient nauwkeurig uitgewerkt te worden, in verband met de vertrouwelijkheid van persoonsgegevens en de contractuele relatie tussen CKI en klant.

Indien een certificaathouder na een intrekking opnieuw gecertificeerd wil worden dient dezelfde procedure doorlopen te worden als bij initiële certificatie. Bij het opleggen van een sanctie dient de CKI aan te geven (en te registreren) na welke periode certificatie weer is toegestaan. De CKI dient voor verstrekking van een certificaat bij het centraal registratiesysteem te verifiëren of er geen sprake is van een intrekking met de daaraan gekoppelde wachtperiode.

Criteria

De CKI dient in ieder geval een onderzoek in te stellen na indiening van een klacht inzake de werkwijze van de certificaathouder:

  • vanuit Inspectie SZW;

  • vanuit de markt, ingediend bij TCVT en/of de CKI.

Criteria op basis waarvan de CKI maatregelen moet treffen zijn de volgende.

  • 1. Schorsen van het certificaat vindt plaats indien sprake is van een door de CKI gegrond verklaarde klacht. Het betreft hier een klacht anders dan:

    • onrechtmatig invullen van het TCPR-boekje, en/of

    • over onveilig handelen van de machinist waardoor de machinist en/of derden direct in gevaar zijn gebracht.

  • 2. Intrekken van het certificaat vindt plaats indien sprake is van een door de CKI gegrond verklaarde klacht inzake:

    • onrechtmatig invullen van het TCPR-boekje, en/of

    • over onveilig handelen van de machinist waardoor de machinist en/of derden direct in gevaar zijn gebracht.

Deel II: Normen

Deel 2 van dit certificatieschema bevat de normen die gelden voor een certificaat voor vakbekwaamheid in een werkveld. Beschreven wordt achtereenvolgens:

  • het onderwerp van certificatie,

  • entreecriteria die gesteld worden om toegelaten te worden tot het certificerings-proces,

  • de eindtermen die gelden ten behoeve van het certificaat,

  • de wijze waarop het voldoen aan de eindtermen wordt beoordeeld en gerapporteerd,

  • de beoordeling die plaatsvindt bij hercertificatie,

  • te stellen eisen aan het certificaat,

  • geldigheidscondities.

7. Onderwerp van certificatie

Dit werkveldspecifieke certificatieschema voor personen is door het CCvD-TCVT opgesteld. Het betreft certificatie van veilig werken met een kleine funderingsmachine. Door het Ministerie van SZW is het schema vastgesteld middels een statische verwijzing in de Arboregeling. Dit vastgestelde schema vervangt daarmee eerdere versies. De te certificeren vakbekwaamheid betreft het veilig uitvoeren van funderingswerkzaamheden op bouwplaatsen met een funderingsmachine:

  • met een eigen massa inclusief uitrusting en funderingselement van minder dan 30 ton, en

  • met een totale hoogte van minder dan 10 meter, en

  • die funderingselementen korter dan 10 meter verwerkt.

Het betreft hier:

  • veilig omgaan met de last;

  • kleine funderingsmachine kraan veilig positioneren (stabiliteit, omgeving, ondergrond);

  • kleine funderingsmachine veilig laten functioneren (opbouwen, funderen, hijsen, afbouwen, afsluiten);

  • kleine funderingsmachine in veilige en technisch goede staat doen zijn;

  • veilig en gezond werken met de kleine funderingsmachine.

8. Entreecriteria

Voor de eerste afgifte van het wettelijk verplichte persoonscertificaat machinist kleine funderingsmachine volgt onderstaand een opsomming van de eisen.

De kandidaat dient te voldoen aan de volgende entreecriteria:

  • voldoende materieelkennis hebben;

  • voldoende materiaalkennis hebben;

  • machine gevoel bezitten;

  • veilig en milieuverantwoord kunnen werken;

  • de Nederlandse taal beheersen op leeskennisniveau A1 en schrijfkennisniveau B2 of gelijkwaardig voor examinering in Duitse of Engelse taal;

  • beschikken over het certificaat A ‘Werken aan funderingen’ van de opleiding tot Funderingswerker. Met dit certificaat wordt gelijk gesteld de diploma’s of certificaten van de opleidingen ‘machinist kleine funderingsmachine’ en/of funderingswerker kleine funderingsmachine en/of heier ‘II/aankomend funderingswerker’;

  • Werknemers die langer dan 5 jaar in één van bovenstaande functies hebben gewerkt zonder in het bezit te zijn geweest van een oud certificaat Machinist Mobiele Hei-installatie, hoeven uitsluitend het praktijkexamen TCVT machinist kleine funderingsmachine te volbrengen om een TCVT certificaat kleine funderingsmachine te mogen ontvangen.

9. Eindtermen

De kandidaat voldoet aan de volgende eindtermen en is dientengevolge vakbekwaam:

Theorie
  • 1. De kandidaat kan de verschillende voorbereidingen voor het werken met een kleine funderingsmachine beschrijven en toepassen

    • 1.1 1.1. De kandidaat kan beschrijven welke voorbereidingen op de werkplek (binnen en buiten) getroffen moeten worden voorafgaand aan het werken met een kleine funderingsmachine.

    • 1.2. De kandidaat kan de gegevens van een capaciteitstabel toepassen.

    • 1.3. De kandidaat kan omschrijven hoe op een veilige manier werkzaamheden met een kleine funderingsmachine uitgevoerd worden.

    • 1.4. De kandidaat kan beoordelen of het opgestelde werkplan voldoet aan de gestel- de veiligheidseisen en het plan zo nodig op zijn aanwijzing laten aanpassen.

    • 1.5. De kandidaat kan een opstellingskeuring uitvoeren.

  • 2. De kandidaat kan werk uitvoeren met een kleine funderingsmachine

    • 2.1 De kandidaat kan verschillende soorten kleine funderingsmachines benoemen en de kenmerken en toepassingen hiervan beschrijven.

    • 2.2 De kandidaat kan de functie en de werking van de hoofdonderdelen van de kleine funderingsmachine uiteenzetten.

    • 2.3 De kandidaat kan kleine funderingsmachines demonteren, transportgereed maken, laden, lossen, monteren en opbouwen.

    • 2.4 De kandidaat kan hijsgereedschappen en uitrustingsstukken herkennen en benoemen en de toepassing hiervan omschrijven.

    • 2.5 De kandidaat kan de verschillende funderingstechnieken herkennen en toepassen.

    • 2.6 De kandidaat kent zijn verantwoordelijkheid met betrekking tot het werkplan en zijn administratieve verplichtingen.

    • 2.7 De kandidaat kan beoordelen hoe een kleine funderingsmachine verplaatst wordt.

  • 3. De kandidaat kan de veiligheids- en milieuaspecten van het werken met een kleine funderingsmachine benoemen en interpreteren

    • 3.1 De kandidaat kan de veiligheidseisen van de kleine funderingsmachine, hijslast en hijsgereedschappen interpreteren.

    • 3.2 De kandidaat kan de veiligheidssystemen van de kleine funderingsmachine noe- men.

    • 3.3 De kandidaat kan uiteenzetten hoe met en aan een kleine funderingsmachine milieuverantwoord wordt gewerkt.

    • 3.4 De kandidaat kan beschrijven hoe een kleine funderingsmachine na de werkzaamheden achtergelaten wordt.

    • 3.5 De kandidaat heeft kennis van val- en beknellinggevaren en preventieve maatregelen.

    • 3.6 De kandidaat heeft kennis van blootstellingrisico’s van gevaarlijke stoffen en geluid en preventieve maatregelen.

    • 3.7 De kandidaat kent de risico’s van elektrische kabels en hydraulische, pneumatische en vloeistofleidingen.

    • 3.8 De kandidaat heeft kennis van instortingsgevaar van de omgeving en preventieve maatregelen.

    • 3.9 De kandidaat heeft kennis van de stabiliteit van de kleine funderingsmachine, van de ondergrond en de daarbij behorende preventieve maatregelen.

  • 4. De kandidaat kan onderhouds- en storingsaspecten van de kleine funderingsmachine herkennen, interpreteren en benoemen

    • 4.1 De kandidaat kan omschrijven hoe en waaraan dagelijks onderhoud aan een kleine funderingsmachine verricht wordt.

    • 4.2 De kandidaat kan beschrijven hoe storingen aan een kleine funderingsmachine herkend kunnen worden en beschrijven hoe gehandeld wordt.

Praktijk
  • 5. De kandidaat kan de voorbereidingen treffen op de werkplek voorafgaand aan het werken met een kleine funderingsmachine

    • 5.1 De kandidaat kan de toestand van het werkterrein beoordelen.

    • 5.2 De kandidaat kan de voorgestelde werkmethode toetsen aan veiligheids- en milieuaspecten en zo nodig de werkmethode aanpassen.

    • 5.3 De kandidaat kan een opstellingskeuring uitvoeren.

    • 5.4 De kandidaat kan hijsmiddelen herkennen, benoemen en controleren op veiligheidseisen.

  • 6. De kandidaat kan werkzaamheden uitvoeren met een kleine funderingsmachine

    • 6.1 De kandidaat kan hijsgereedschappen bevestigen aan funderingselementen en hulpmiddelen.

    • 6.2 De kandidaat kan zelfstandig een kleine funderingsmachine verplaatsen en zo nodig afstempelen en/of verankeren.

    • 6.3 De kandidaat kan bij onverwachte omstandigheden bij de uitvoering van de funderingswerkzaamheden maatregelen nemen.

    • 6.4 De kandidaat kan kleine funderingsmachines demonteren, transportgereed maken, laden, lossen en monteren.

  • 7. De kandidaat kan de veiligheids- en milieuaspecten van het werken met een kleine funderingsmachine benoemen en toepassen

    • 7.1 De kandidaat kan veiligheidsmaatregelen toepassen bij het werken met en aan een kleine funderingsmachine.

    • 7.2 De kandidaat kan een kleine funderingsmachine na de werkzaamheden volgens de bedrijfsvoorschriften achterlaten.

    • 7.3 De kandidaat heeft kennis van val- en beknellinggevaren en weet preventieve maatregelen toe te passen

    • 7.4 De kandidaat heeft kennis van blootstellingrisico’s van gevaarlijke stoffen en geluid en weet preventieve maatregelen te treffen.

    • 7.5 De kandidaat kent de risico’s van elektrische, hydraulische, pneumatische en vloeistofleidingen en weet preventieve maatregelen te treffen.

    • 7.6 De kandidaat heeft kennis van instortingsgevaar van de omgeving en weet preventieve maatregelen te treffen.

    • 7.7 De kandidaat heeft kennis van de stabiliteit van de kleine funderingsmachine, van de ondergrond en de daarbij behorende preventieve maatregelen.

  • 8. De kandidaat kan onderhouds- en storingsaspecten van de kleine funderings machine herkennen, interpreteren en benoemen

    • 8.1 De kandidaat kan omschrijven hoe en waaraan dagelijks onderhoud aan een kleine funderingsmachine verricht wordt.

    • 8.2 De kandidaat kan beschrijven hoe storingen aan een kleine funderingsmachine herkend kunnen worden en in relatie hiermee beschrijven hoe gehandeld moet worden.

    • 8.3 De kandidaat kan dagelijkse controle en onderhoud verrichten aan een kleine funderingsmachine.

    • 8.4 De kandidaat kan storingen herkennen aan een kleine funderingsmachine en maatregelen nemen.

10. toetsmethodiek bij initiële certificatie

10.1 Toetstermen

Elke eindterm wordt uitgewerkt in toetstermen. Deze toetstermen zijn in onderstaande schema’s geordend per eindterm.

Het totale aantal vragen per toetsterm is onderstaand aangegeven.

Verklaring van vraagcode:

  • * FK = een vraag feitelijke kennis

  • * BK = een vraag begripsmatige kennis

  • * RV = een vraag reproductieve vaardigheden

  • * PV = een vraag productieve vaardigheden

Toetstermen theorie machinist kleine funderingsmachine + aantal verplichte vragen

  • 1. De kandidaat kan beschrijven welke voorbereidingen op de werkplek getroffen moeten worden voorafgaand aan het werken met een kleine funderingsmachine.

    RV-1, FK-2, BK-5

    • 1.1 De kandidaat kan de kenmerken van de voorkomende soorten ondergrond noemen.

    • 1.2 De kandidaat kan uiteenzetten waarom hij bij het opstellen van een kleine funderingsmachine rekening houdt met omstandigheden zoals de draagkracht van de ondergrond of vloer, werkzaamheden in een beperkte ruimte, de aanwezigheid van derden, de wijze van afstempelen of verankeren e.d.

    • 1.3 De kandidaat kan een capaciteitstabel van een kleine funderingsmachine interpreteren.

    • 1.4 De kandidaat kan een werkplan en de daarbij behorende administratieve lasten beoordelen op de veiligheidseisen.

    • 1.5 De kandidaat kan een opstellingskeuring maken en beoordelen.

  • 2. De kandidaat kan een werk uitvoeren met een kleine funderingsmachine.

    RV-6, FK-4, BK-10

    • 2.1 De kandidaat kan funderingsmachines herkennen en de werking van de hoofdonderdelen beschrijven.

    • 2.2 De kandidaat kan opnoemen wanneer veranderingen in het stabiliteits-, het last- en het kantelmoment van een kleine funderingsmachine kan optreden.

    • 2.3 De kandidaat kan de gevolgen van veranderingen in het stabiliteits-, het last- en het kantelmoment van een kleine funderingsmachine bepalen.

    • 2.4 De kandidaat kan heeft kennis van het (de)monteren en verplaatsen van kleine funderingsmachines

    • 2.5 De kandidaat kan hijsmiddelen en uitrustingsstukken herkennen en benoemen.

    • 2.6 De kandidaat kan de funderingstechnieken herkennen en beschrijven.

  • 3. De kandidaat kan omschrijven hoe op een veilige en milieuverantwoorde wijze werkzaamheden met een kleine funderingsmachine uitgevoerd worden.

    RV-2, FK-3, BK-10

    • 3.1 De kandidaat kan uiteenzetten waarom aan de gegeven veiligheidsaspecten moet worden voldaan.

    • 3.2 De kandidaat kan bepalen in welke situatie welke persoonlijke beschermingsmiddelen gedragen moeten worden.

    • 3.3 De kandidaat kan, gegeven de dichtheid van de materialen, de massa berekenen.

    • 3.4 De kandidaat kan, gegeven een situatie, risico’s en maatregelen bepalen met betrekking tot de vorm, constructie, samenstelling en bijzondere eigenschappen van lasten.

    • 3.5 De kandidaat kan in een gegeven situatie bepalen:

      • * of een kleine funderingsmachine ingepakt verplaatst kan worden

      • * opgebouwd verreden kan worden met of zonder last

      • * of een weg, terrein of vloer geschikt is om over te rijden

      • * of een machine kan rijden over verschillende soorten terrein (met vermelding van de juiste aandrijving)

    • 3.6. De kandidaat kan beschrijven hoe, conform de voorwaarden en de instellingen genoemd in de gebruiksaanwijzing, gereden moet worden.

    • 3.7. De kandidaat kan de volgende begrippen definiëren:

      * stabiliteit

      * kantelmoment

      * stempelbasis

      * hijsgereedschap

      * kantellijn en kantelhoek

      * hijsmiddel

      * stabiliteitsmoment

      * werklast

      * lastmoment

      * vlucht

    • 3.8. De kandidaat kan m.b.t. het bedienen en keuren van kleine funderingsmachines en het daarbij behorende hijsgereedschap de wettelijke verplichtingen interpreteren en de werkingssfeer beschrijven van deze wettelijke verplichtingen.

    • 3.9 De kandidaat kan uiteenzetten waarop hij hijsgereedschap moet controleren.

    • 3.10 De kandidaat kan de functie en inhoud van het kraanboek met bijbehorende documenten omschrijven.

    • 3.11 De kandidaat kan delen van het beveiligingssysteem van een kleine funderingsmachine noemen.

    • 3.12 De kandidaat kan uiteenzetten welke beveiligingen op de kleine funderingsmachine aanwezig moeten zijn en wat de functie hiervan is.

    • 3.13 De kandidaat kan milieu- en veiligheidsvoorschriften interpreteren die hij moet toepassen bij het verplaatsen van milieubelastende stoffen.

    • 3.14 De kandidaat kan verklaren waarom milieuverantwoord werken van belang is.

    • 3.15 De kandidaat kan de maatregelen noemen die gelden bij het achterlaten van een kleine funderingsmachine.

  • 4. De kandidaat kan omschrijven hoe en waaraan dagelijks onderhoud aan een kleine funderingsmachine verricht wordt.

    FK-2, BK-6

    • 4.1 De kandidaat kan het dagelijks onderhoud omschrijven.

    • 4.2 De kandidaat kan opnoemen welke schoonmaakwerkzaamheden aan de kleine funderingsmachine moeten worden uitgevoerd.

    • 4.3 De kandidaat kan beschrijven hoe storingen aan een kleine funderingsmachine herkend kunnen worden en hoe gehandeld wordt.

    • 4.4 De kandidaat kan samenvatten hoe hij een storingsdiagnose aan onderdelen van een kleine funderingsmachine moet uitvoeren.

    • 4.5 De kandidaat ziet in hoe, gegeven de aard van de storing, gehandeld moet worden, d.w.z.:

      • * werkzaamheden stoppen

      • * zelfstandig repareren van de storing

      • * inschakelen technische dienst

    • 4.6 De kandidaat kan uiteenzetten hoe hij ontoelaatbare slijtage kan signaleren aan onderdelen van de kleine funderingsmachine.

    • 4.7 De kandidaat kan opsommen wat in een storingsmelding vermeld moet worden.

Toetstermen Praktijkexamen

Eindtermen

Zie activiteiten

De kandidaat kan:

1

2

3

4

5

6

7

8

9

1. de voorbereidingen treffen op de werkplek voorafgaand aan het werken met een kleine funderingsmachine.

 

x

x

x

x

x

x

   

2. werkzaamheden uitvoeren met een kleine funderingsmachine.

       

x

x

x

x

 

3. veiligheids- en milieuaspecten van het werken met de kleine funderingsmachine benoemen.

 

x

x

   

x

 

x

x

4. onderhoud- en storingsaspecten van de kleine funderingsmachine benoemen

 

x

x

x

x

 

x

   

Het praktijkexamen bestaat uit de volgende activiteiten:

1.

Doornemen opdracht

6.

Praktijk funderingsopdrachten

2.

Aanvangscontrole van de machine (visueel)

7.

Assisteren last verplaatsen

3.

Onderhoud van de machine

8.

 

4.

Controle en inspectie hijsgereedschap

9.

Machine achterlaten

5.

Opstellen en gebruiksklaar maken van kleine funderingsmachine

   

In de tabel is een overzicht gegeven van de verdeling van de eindtermen over de activiteiten van de praktijkexamens machinist kleine funderingsmachine. Doordat eindtermen onderverdeeld zijn in toetstermen, is een eindterm vaak over meerdere activiteiten verdeeld. Daardoor is een eindterm meestal niet door een activiteit afgedekt.

Verklaring van codes:

  • * RV-X = opdracht reproductieve vaardigheden

  • * PV-X = opdracht productieve vaardigheden

  • 1. De kandidaat kan de voorbereidingen treffen op de werkplek voorafgaand aan het werken met een kleine funderingsmachine RV-10, PV-1

    • 1.1 een werkplan uitvoeren gelet op:

      • * plaats en afmetingen van de locatie(s)

      • * plaats en afmetingen van de obstakels

      • * afmetingen, vorm, massa en zwaartepunt van de last

      • * soort, afmetingen, vorm en massa van het hijsgereedschap.

    • 1.2 controleren van de wettelijk voorgeschreven documenten.

    • 1.3 het werkterrein afzetten.

    • 1.4 overleggen met de uitvoerder (examinator) over de werkzaamheden, o.a. over:

      • * de aard van de funderingswerkzaamheden

      • * de ligging van ondergrondse kabels en leidingen

    • 1.5. aan de hand van de omgevingsfactoren de terreinomstandigheden vaststellen:

      • * de ligging van boven- en ondergrondse leidingen

      • * de plaats en afmetingen van obstakels

      • * de aanwezigheid van mensen en verkeer op en naast het werkterrein

    • 1.6. de keuze en de soort van het hijsgereedschap vaststellen.

    • 1.7. hulp- en uitrustingsstukken aanbrengen aan de kleine funderingsmachine.

    • 1.8 de volgende gegevens uit een hijstabel van een kleine funderingsmachine bepalen:

      • * de vlucht

      • * de hijshoogte

      • * de werklast in relatie tot vlucht en/of hoogte.

    • 1.9. de kleine funderingsmachine veilig en volgens de gebruiksaanwijzing opstellen, rekening houdend met de omgevingsfactoren.

    • 1.10 controleren of de juiste waarschuwingstekens of -borden op en om de machine zijn aangebracht.

    • 1.11 de wijze van uitvoering van het werk vaststellen.

  • 2. De kandidaat kan werkzaamheden uitvoeren met een kleine funderingsmachine KO-opdracht RV-13

    • 2.1 werkzaamheden met de kleine funderingsmachine uitvoeren.

    • 2.2 wettelijk voorgeschreven hand- en armseinen geven en aan ontvangen hand- en armseinen het juiste gevolg geven.

    • 2.3 op basis van vorm, massa en materiaal van de te hijsen last de benodigde hijsgereedschappen kiezen.

    • 2.4 het hijsgereedschap controleren op:

      • * de weergave van de toegestane werklast op het hijsgereedschap

      • * visuele beschadigingen of manco’s

      • * aanwezigheid van een CE-markering, certificaat en inspectierapport

    • 2.5 de hijstabel controleren en bepalen of de kleine funderingsmachine de werkzaamheden kan uitvoeren.

    • 2.6 met de kleine funderingsmachine een last optoppen en aftoppen.

    • 2.7 met de kleine funderingsmachine een last in een doel plaatsen.

    • 2.8 met de kleine funderingsmachine een last tussen obstakels door manoeuvreren.

    • 2.9 met de kleine funderingsmachine een slingerbeweging beheersen.

    • 2.10 hijsgereedschappen aan de kraanhaak bevestigen en met behulp daarvan een last aanslaan.

    • 2.11 de kleine funderingsmachine rijklaar maken.

    • 2.12 de kleine funderingsmachine zelfstandig verplaatsen op de examenlocatie.

    • 2.13 na afloop van de werkzaamheden de kleine funderingsmachine op de juiste wijze achterlaten conform de wettelijke voorschriften.

  • 3. De kandidaat kan veilig en milieuverantwoord met de kleine funderingsmachine werken RV-2

    • 3.1 de kandidaat kan veiligheidsmaatregelen in acht nemen bij het werken met de kleine funderingsmachine

  • 4. De kandidaat kan storingen herkennen aan een kleine funderingsmachine en handelend optreden, alsmede het onderhoud verrichten RV-5, PV-1

    • 4.1 aan de hand van de gebruiksaanwijzing een storingsdiagnose op hoofdonderdelen opstellen op basis van visuele en auditieve controle aan de systemen van een kleine funderingsmachine. 4.2 aan de hand van de gebruiksaanwijzing demonstreren hoe (kleine) storingen aan de kleine funderingsmachine verholpen kunnen worden.

    • 4.3 storingen zodanig aan een monteur of de technische dienst doorgeven dat deze een eenduidig en helder beeld van de storing krijgt. Dit door aan te geven:

      • * wat de uitval van c.q. waar in het systeem is

      • * wat visueel waarneembaar is aan de machineconstructie (onderdelen)

      • * of en waar lekkages waarneembaar zijn

      • * welke acties / reparaties zijn ondernomen.

    • 4.4. bij storingen aan de kleine funderingsmachine aan de hand van de gebruiksaanwijzing bepalen welke van de volgende acties hij moet ondernemen:

      • * beoordelen of hij wel of niet verantwoord kan doorwerken

      • * storing zelfstandig oplossen

      • * de monteur of technische dienst voor de storing inschakelen.

    • 4.5. aanwijzen welke delen van de kleine funderingsmachine dagelijks onderhouden moeten worden en welke verrichtingen daarbij uitgevoerd moeten worden.

    • 4.6 de werking van systemen van de kleine funderingsmachine controleren.

10.2 Beoordelingsmethode

Het theorie-examen wordt schriftelijk afgenomen en bestaat uit 50 meerkeuzevragen op basis van de toetstermen zoals omschreven in punt 10.1. Het theorie-examen wordt uitsluitend verstrekt vanuit de TCVT-itembank. De maximale tijd om het theorie-examen af te leggen bedraagt 90 minuten. De maximale waardering voor de meerkeuzevragen is 50 punten (1 punt per goed antwoord). Een kandidaat is geslaagd indien hij 40 punten of meer heeft behaald en alle KO-vragen goed heeft beantwoord. Het resultaat wordt in een voldoende/onvoldoende tot uiting gebracht.

Het praktijkexamen wordt uitsluitend verstrekt vanuit de TCVT-itembank. De examenopdrachten moeten binnen 240 minuten worden uitgevoerd. De TCVT examinatoren-instructie bepaald de beoordeling van het praktijkexamen. De volgende zaken komen op het praktijkexamen aan de orde:

Algemeen

De kandidaat wordt ingelicht welk type machine hij kan verwachten.

  • Heeft de kandidaat instructie gehad over de machine waar examen mee wordt gedaan?

  • Zo niet dan geen examen afnemen!

  • De kandidaat wordt verteld wat de maximale tijdsduur van het examen is.

  • Bij een vermoeden van onvoldoende kennis bij de kandidaat moet de examinator de kandidaat bevragen naar de motivatie van zijn keuzes.

  • De examenopdracht wordt in het bijzijn van de kandidaat bekend gemaakt (uit de verzegelde envelop gehaald).

  • Indien een kandidaat tijdens het examen een KO heeft gekregen, wordt dit pas NA het examen meegedeeld.

Proces Verbaal

De examinator moet altijd een proces verbaal invullen, ook als er geen bijzonderheden te vermelden zijn. De CKI neemt geen verzoeken tot verstrekking van het certificaat van vakbekwaamheid in ontvangst zonder een bijgaand proces-verbaal. Op het proces-verbaal staat ook de tijdsduur van het afgenomen examen. Indien het examen 30 minuten of eerder gereed is dan de aangegeven tijd, dient de reden hiervan expliciet in het proces verbaal te worden opgenomen.

Het praktijkexamen betreft de volgende onderdelen:

  • 1. kennismaken en doornemen opdracht

  • 2. aanvangscontrole van de kleine funderingsmachine en de daarbij behorende

  • 3. documenten

  • 4. onderhoud en werking van de kleine funderingsmachine

  • 5. hijsgereedschap

  • 6. positioneren op de hijsplaats en gebruiksklaar maken van de kleine funderingsmachine(KO-opdracht)

  • 7. (hijs)opdracht 1 (KO-opdracht)

  • 8. assisteren last verplaatsen

  • 9. (hijs)opdracht 2 (KO-opdracht)

  • 10. kleine funderingsmachine achterlaten

  • 11. veiligheid (KO-onderdeel)

10.3 Cesuur

Waardering resultaat

Het resultaat van zowel het theorie- als het praktijkexamen wordt in voldoende/onvoldoende tot uiting gebracht. Kandidaten die voor het onderdeel theorie of praktijk of beide onderdelen geen voldoende hebben behaald, hebben recht op een herexamen.

Geldigheidsduur van het resultaat van het examen

Een kandidaat kan tot uiterlijk 6 maanden na het behalen van een voldoende resultaat voor zijn praktijk- of theorietoets, herexamen doen voor het nog als onvoldoende gekwalificeerde examengedeelte theorie of praktijk. In dit geval kan de kandidaat, binnen de gestelde termijn van 6 maanden, maximaal twee maal een herexamen aanvragen. Hierna, of na het verstrijken van de termijn, moet een volledig examen (zowel theorie als praktijk) worden afgelegd. Er is geen maximum verbonden aan het aantal gecombineerde praktijk- en theorie-examens.

Cesuur praktijk

Bij het praktijkexamen dient voor alle onderdelen een voldoende gehaald te worden. Elk onderdeel wordt beoordeeld aan de hand van een beoordelingsprotocol. Hierop is het algoritme van de handelingen die de kandidaat moet verrichten beschreven. Aan de verschillende handelingen zijn beoordelingscriteria toegevoegd en een puntenwaardering. Elk onderdeel kent zo een puntenwaardering die is vastgelegd op het beoordelingsprotocol. Om een voldoende te halen dient voor elk onderdeel minimaal 70% van de punten gescoord te worden en mag de kandidaat geen KO te hebben.

11. Hercertificatie

11.1 Toetstermen hercertificatie

Om als certificaathouder voor hercertificatie in aanmerking te komen, dient te worden aangetoond dat in die vijf (5) jaar door de certificaathouder aan alle volgende voorwaarden is voldaan:

  • 1. Scholing:

    • Twee (2) scholingsdagen (4 dagdelen) zijn gevolgd bij een door TCVT erkend scholingsinstituut, en

    • één scholingsdag (2 dagdelen) wordt gevolgd in de eerste 36 maanden van de periode van vijf jaar, en

    • de tweede scholingsdag wordt gevolgd na de 36ste maand van de periode van vijf jaar, en

    • in de scholingsdagen zijn alle eindtermen en actuele ontwikkelingen m.b.t. dit schema opgenomen, en

    • van de gevolgde scholing ontvangt de deelnemer een bewijs van deelname van de TCVT erkende opleider en wordt dit aangetekend in het TCPR-boekje.

  • 2. Praktijkervaring:

    • in de periode van vijf (5) jaar dat het certificaat geldig is, moet de certificaathouder tenminste acht kwartalen hebben gewerkt in de functie die op het certificaat is vermeld, en

    • van deze acht kwartalen moeten tenminste twee kwartalen vallen in de laatste drie jaar van de periode van vijf jaar, en

    • de praktijkervaring kan worden aangetoond door aantekening van de praktijkervaring van de certificaathouder in het TCPR-boekje of in het TCVT Praktijkregister. Deze praktijkervaring moet minimaal elke drie maanden door de werkgever worden getoetst op waarheid en worden geparafeerd.

Indien de houder niet kan aantonen over voldoende praktijkervaring te beschikken in de laatste vijf jaar, dan kan hij via een praktijktoets aantonen nog steeds voldoende vakbekwaam te zijn. Een praktijktoets wordt afgenomen conform de eisen zoals vastgelegd in dit schema.

11.2 Beoordelingsmethode

Hercertificatie kan als volgt worden ingevuld:

  • Indien de positieve hercertificatie beslissing valt binnen twee maanden voor de vervaldatum, dan is de vervaldatum tevens de ingangsdatum van het hernieuwde certificaat.

  • Indien de positieve certificatiebeslissing valt voor de twee maanden voorafgaand aan de vervaldatum, dan is de datum van de certificatiebeslissing de ingangsdatum van het hernieuwde certificaat.

Wanneer door omstandigheden het persoonscertificaat van de machinist is verlopen zonder tijdige hercertificatie en de machinist alsnog in het bezit wil komen van een persoonscertificaat is er een dispensatieregeling mogelijk. Daartoe dient de machinist een aanvraag in bij een certificatie-instelling. Deze aanvraag wordt vervolgens voorgelegd aan TCVT Werkkamer 4 Vakbekwaamheid die een advies opstelt. Dit advies wordt vervolgens voorgelegd aan de certificatie-instelling die aansluitend een besluit neemt over de (her-)verlening van het persoonscertificaat.

11.3 Controle op de registratie van de praktijkervaring bij hercertificatie

Bij de aanvraag voor hercertificatie dient het origineel TCPR-boekje met de daarin opgenomen registraties van de praktijkervaring te worden voorgelegd aan de certificatie-instelling. De ontvangst wordt binnen een kalenderweek bevestigd met een verklaring, waarmee opdrachtgevers kunnen worden geïnformeerd over de reden van de afwezigheid van het originele TCPR-boekje. De certificatie-instelling controleert de registraties en toetst of voldaan wordt aan de vereiste praktijkervaring en bericht de aanvrager binnen een kalenderweek over het resultaat.

Bovendien zal de certificatie-instelling ongeacht of het een machinist als werknemer of als zelfstandige machinist betreft, bij de aanvraag voor hercertificatie, onaangekondigd een 5%-steekproefsgewijze controle uitvoeren op de betrouwbaarheid van de invulling van praktijkervaring. Voor de registratie van de praktijkervaring dient er een deugdelijke administratie gevoerd te worden. Deze dient minimaal 5 jaar beschikbaar te blijven.

12. Het certificaat

Gegevens

  • Minimaal dienen de volgende gegevens op het certificaat vermeld te zijn:

  • Naam van de gecertificeerde persoon incl. geboorte datum;

  • Eenduidig documentnummer;

  • Naam van de CKI die het certificaat verleend heeft;

  • Referentie naar de normen waaraan getoetst wordt ;

  • Scope van het certificaat, inclusief de geldigheidscondities;

  • De ingangsdatum van het certificaat en de datum waarop het certificaat ophoudt geldig te zijn.

Teksten

Op het certificaat dient vermeld te worden, dat de CKI verklaard dat de betreffende persoon voldoet aan de eisen uit het werkveldspecifieke certificatieschema en indien relevant of het ging om een hercertificatie.

13. Geldigheidscondities

Gedurende de looptijd gelden de volgende condities waar de certificaathouder zich aan moet houden. Indien niet voldaan wordt aan deze condities kan dit consequenties hebben voor het certificaat. Na een positief certificatie besluit ontvangt de kandidaat binnen 4 weken een TCVT-certificaat en een TCPR-boekje. Beide documenten zijn wettig bewijsmiddel. De gegevens (inclusief intrekking van het certificaat) van de deelnemer worden geregistreerd in het TCVT personenregister.

Verwijdering uit het register

Onderstaand zijn de condities aangegeven voor de verwijdering uit het TCVT certificaatregister. Certificaathouders die niet voldoen aan de eisen die met het certificaat samenhangen, worden verwijderd uit het register van certificaathouders. De volgende redenen kunnen leiden tot verwijdering uit het register:

  • a) Het niet kunnen aantonen werkzaam te zijn als machinist in de beroepsspecialisatie waarvoor het certificaat geldig is.

  • b) Het niet nakomen van verplichtingen jegens de certificatie-instelling;

  • c) Het misbruik maken of laten maken van het certificaat;

  • d) Het verstrekken van onvolledige of onjuiste gegevens aan de certificatie-instelling;

  • e) Het ongeschikt blijken voor de uitoefening van de met het certificaat samenhangende beroepsvaardigheden;

  • f) Het niet voldoen aan de eisen zoals geformuleerd onder hercertificatie (11).

Deze condities dienen te zijn opgenomen in de certificatieovereenkomst tussen certificatie instelling en certificaathouder.

Overige voorwaarden voor certificaathouders

De houder van het certificaat dient misbruik van het certificaat door derden tegen te gaan en vermissing van dit certificaat schriftelijk binnen 10 dagen aan de certificatie-instelling te melden. De houder van het certificaat machinist verticaal transport is verplicht veranderingen van woonplaats en huisadres schriftelijk te melden aan de certificatie-instelling. De houder van het certificaat machinist verticaal transport dient door derden tegen hem/haar ingediende klachten, die met de strekking van dit certificaat verband houden, te melden aan de certificatie-instelling die het betreffende certificaat heeft afgegeven.

BIJLAGE 13,BEHOREND BIJ DE MINISTERIËLE REGELING VAN 19 JULI 2012, NR. G&VW/GW/2012/10964, HOUDENDE WIJZIGING VAN DE WARENWETREGELING LIFTEN IN VERBAND MET DE GEFASEERDE INVOERING VAN HET HERZIENE STELSEL VAN CERTIFICATIE (FASE 3)

Bijlage 1 behorend bij artikel 2, Warenwetregeling Liften

Werkveldspecifiek document voor Aanwijzing en Toezicht op de instellingen voor overeenstemmingsbeoordelingsprocedures voor de richtlijn 95/16/EG – Liften

Document: WDAT-Liften Handelsfase: 2012, versie 01

Onder beheer van:

SBCL

Dorpsstraat 11

1261 ES Blaricum

www.sbcl.nl

INHOUD

1.

INLEIDING

232

2.

DEFINITIES

232

3.

WERKVELDSPECIFIEKE KENMERKEN

233

 

3.1

Beschrijving document

233

 

3.2

Actieve partijen

233

 

3.3

Risicoanalyse

233

4.

EISEN TEN BEHOEVE VAN DE AANWIJZING

233

 

4.1

Algemeen kader

233

 

4.2

Aanwijzingskavels

234

 

4.3

Eisen aan de keuringsinstellingen

234

 

4.4

Productcertificatie, inspectie en systeemcertificatie

235

 

4.5

Functies en vakbekwaamheidseisen

235

 

4.6

Aanwijzingscriteria

236

5.

TOEZICHT

237

6.

MAATREGELEN

237

1. Inleiding

Voor liften zijn wettelijk verplichte conformiteitbeoordelingsprocedures vastgesteld. De procedures zijn in overeenstemming met de Richtlijn 95/16/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 juni 1995 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende Liften, hierna: de Richtlijn. De Richtlijn is geïmplementeerd in het Warenwetbesluit Liften. Voor elk product dat onder de Richtlijn valt moet een EG-verklaring van Overeenstemming worden opgesteld. Hierin verklaart de fabrikant dat aan alle essentiële eisen van veiligheid en gezondheid uit de Richtlijn wordt voldaan. De fabrikant of een gemachtigd persoon van de fabrikant ondertekent de verklaring en stuurt deze verklaring mee met het product. Ook brengt hij de CE- markering op het product aan.

Keuringsinstellingen voeren productkeuringen uit. In Nederland gevestigde instellingen dienen door de minister van SZW te zijn aangewezen. Deze instellingen worden bij de Europese Commissie aangemeld als conformity assessment body (CAB), voorheen Notified Body.

Dit document voor aanwijzing en toezicht verwijst naar de Europese eisen waar keuringsinstellingen aan moeten voldoen alvorens de minister van SZW overgaat tot aanwijzing op een werkveld van het Warenwetbesluit Liften. De Raad voor Accreditatie zal aan de hand van dit document de keuringsinstellingen beoordelen1. Kortweg komt deze beoordeling neer op het volgende:

  • 1. Een (kandidaat) conformity assessment body (CAB) moet voldoen aan de eisen genoemd in de specifieke ‘nieuwe aanpak’ richtlijn en aan de eisen als genoemd in het besluit van het New Legislative Framework (NLF), ook wel ‘het goederenpakket’ genoemd;

  • 2. De (kandidaat) CAB kan aantonen dat hij aan deze eisen voldoet door het overleggen van een accreditatie op de toepasselijke geharmoniseerde accreditatienorm voor de scope van de aanwijzing;

  • 3. Als de (kandidaat) CAB kiest om niet de weg van accreditatie te volgen, kan de (kandidaat) CAB worden beoordeeld op basis van dezelfde geharmoniseerde norm als genoemd onder punt 2;

De geharmoniseerde normen zijn gepubliceerd door de Europese Commissie in het Official Journal.

De RvA voert de beoordeling uit en hanteert hierbij de toepasselijke IAF-, ILAC- en EC-toelichtingen.

De consequenties zijn:

  • a) Overlegt een (kandidaat) CAB accreditatie, dan resteert na melding in NANDO een stand still periode van 2 weken;

  • b) Anders, als de (kandidaat) CAB geen accreditatie kan overleggen, moeten alle documenten waarop de lidstaat zijn oordeel baseert worden ge-upload en volgt na melding in NANDO een stand still periode van 2 maanden.

2. Definities

Zie de definities in de richtlijn 95/16/EG van 29 juni 1995, de verordening (EG) Nr. 764/2008, de verordening (EG) Nr. 765/2008 en het besluit Nr. 768/2008/EG van 9 juli 2008.

Binnen dit document gelden verder de volgende definities:

Accreditatienorm

:

Geharmoniseerde norm, gepubliceerd in een Mededeling van de Commissie in het kader van de uitvoering van Verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad, Besluit nr. 768/2008/EG van het Europees Parlement en de Raad, Verordening (EG) nr. 761/2001 van het Europees Parlement en de Raad (EU Pl 2009/C 136 van 2009-06-16).

‘goederenpakket’

:

Omvattende:

1) Verordening (EG) Nr. 764/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 tot vaststelling van procedures voor de toepassing van bepaalde nationale technische voorschriften op goederen die in een andere lidstaat rechtmatig in de handel zijn gebracht, en tot intrekking van Beschikking nr. 3052/95/EG;

2) Verordening (EG) Nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en markttoezicht betreffende het verhandelen van producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 339/93;

3) Besluit Nr. 768/2008/EG van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 betreffende een gemeenschappelijk kader voor het verhandelen van producten en tot intrekking van Besluit 93/465/EEG van de Raad.

het Besluit

:

Besluit Nr. 768/2008/EG van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 betreffende een gemeenschappelijk kader voor het verhandelen van producten en tot intrekking van Besluit 93/465/EEG van de Raad.

CAB

:

Instelling die bij de Europese Commissie is aangemeld als conformity assessment body.

de Richtlijn:

 

Richtlijn 95/16/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 juni 1995 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende liften.

de Verordening:

 

Verordening (EG) Nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en markttoezicht betreffende het verhandelen van producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 339/93.

WSCS-Liften

Gebruiksfase

:

Werkveldspecifiek Certificatieschema ten behoeve van het warenwetbesluit liften binnen het werkveld keuringen van liftinstallaties in de gebruiksfase.

Documentnaam: WSCS-Liften Gebruiksfase: 2012, versie 01.

WDAT-Liften Handelsfase

:

Werkveldspecifiek document voor Aanwijzing en Toezicht op de instellingen voor overeenstemmingsbeoordelingsprocedures voor de richtlijn 95/16/EG – Liften. WDAT-Liften Handelsfase: 2012, versie 01.

WDAT-Liften Gebruiksfase

:

Werkveldspecifiek document voor Aanwijzing en Toezicht op de instellingen ten behoeve van keuringen van liften in de gebruiksfase. Documentnaam: WDAT-Liften Gebruiksfase: 2012, versie 01.

     

3. Werkveldspecifieke Kenmerken

Conform de Richtlijn en het ‘goederenpakket’.

3.1 Beschrijving document

Dit werkveldspecifieke document voor aanwijzing en toezicht in het werkveld liften in de handelsfase is door de minister van SZW vastgesteld via een statische verwijzing in de Warenwetregelgeving. De minister van SZW kan na overleg met belanghebbenden wijzigingen aanbrengen in het document. Dit document vervangt eerdere versies.

3.2 Actieve partijen
  • Ministerie van SZW

  • Raad voor Accreditatie

3.3 Risicoanalyse

Dit document richt zich uitsluitend op liften in de handelsfase. Risico's worden binnen de bestaande kaders van de Richtlijn, het ‘goederenpakket’, de geharmoniseerde productnormen, normen voor accreditatie en de accreditatiepraktijk afdoende afgedekt. Het speelveld is Europees geordend. Overleg met de Europese Commissie en Lidstaten heeft plaats in het Standing Committee en in het regulier overleg van conformity assessment bodies, het zogenoemde Notified Body Committee. Het overleg over het markttoezicht heeft plaats in de Administrative Co-operation (ADCO) Working Group Lifts.

4. Eisen ten behoeve van de aanwijzing

4.1 Algemeen kader

Het beoordelen en aanwijzen van een CAB (Notified Body) gebeurt op grond van het volgende normstelsel:

  • 1) Warenwetbesluit en -regeling liften;

  • 2) De minimumcriteria voor de aanwijzing van de aan te melden instanties door de Lid-Staten, zoals vermeld in bijlage VII van de Richtlijn;

  • 3) artikel R17 Eisen in verband met aangemelde instanties van bijlage I van het Besluit;

  • 4) Als er sprake is van een accreditatie voor de scope van de richtlijn op basis van de relevante geharmoniseerde accreditatienormen, dan is er een gerechtvaardigd vertrouwen dat daarmee is voldaan aan het criterium onder punt 2 en 3: de minimumcriteria voor de aanwijzing van de aan te melden instanties door de Lid-Staten zoals vermeld in bijlage VII van de Richtlijn en de eisen in verband met aangemelde instanties van artikel R17 van bijlage I van het Besluit.

De geharmoniseerde accreditatienormen zijn gepubliceerd in een Mededeling van de Commissie in het kader van de uitvoering van Verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad, Besluit nr. 768/2008/EG van het Europees Parlement en de Raad, Verordening (EG) nr. 761/2001 van het Europees Parlement en de Raad (EU Pl 2009/C 136 van 2009-06-16).

De Raad voor Accreditatie moet voor de beoordeling van notified bodies gebruik maken van de EA-2/17- EA Guidance on the horizontal requirements for the accreditation of conformity assessment bodies for notification purposes (June 2009 rev01). De Guidance omvat de criteria voor aanwijzing van notified bodies, zoals onder de punten 1, 2 en 3 is vermeld.

Uitgangspunt is dat instellingen die conformiteitsbeoordelingen uitvoeren in het kader van de Richtlijn zijn geaccrediteerd op grond van de toepasselijke geharmoniseerde accreditatienorm(en).

4.2 Aanwijzingskavels

Een instelling kan worden aangewezen voor één of meer van de hieronder aangegeven aanwijzingskavels:

4.2.1 Liften in de ontwerp- en productiefase
  • a) EG-Typeonderzoek van liften volgens Bijlage V-B (Module B)

  • b) Eindcontrole volgens Bijlage VI (Module C)

  • c) Eenheidskeuring volgens Bijlage X (Module G)

  • d) Productkwaliteitsborging volgens Bijlage XII (Module E)

  • e) Volledige kwaliteitsborging volgens Bijlage XIII (Module H)

  • f) Productiekwaliteitsborging volgens Bijlage XIV (Module D)

4.2.2 Veiligheidscomponenten in de ontwerp- en productiefase
  • a. Grendelinrichtingen van schachtdeuren

    • EG-Typeonderzoek volgens Bijlage V-A (Module B)

    • Productkwaliteitsborging volgens Bijlage VIII (Module E)

    • Volledige kwaliteitsborging volgens Bijlage IX (Module H)

    • Overeenstemming met het type en steekproeven volgens Bijlage XI (Module C)

  • b. Vanginrichtingen of inrichtingen die ongecontroleerde bewegingen naar boven verhinderen

    • EG-Typeonderzoek volgens Bijlage V-A (Module B)

    • Productkwaliteitsborging volgens Bijlage VIII (Module E)

    • Volledige kwaliteitsborging volgens Bijlage IX (Module H)

    • Overeenstemming met het type en steekproeven volgens Bijlage XI (Module C)

  • c. Snelheidsbegrenzers

    • EG-Typeonderzoek volgens Bijlage V-A (Module B)

    • Productkwaliteitsborging volgens Bijlage VIII (Module E)

    • Volledige kwaliteitsborging volgens Bijlage IX (Module H)

    • Overeenstemming met het type en steekproeven volgens Bijlage XI (Module C)

  • d. Energieopnemende buffers met

    • niet-lineare karakteristiek

    • terugslagdemping

      Energieafvoerende buffers

    • EG-Typeonderzoek volgens Bijlage V-A (Module B)

    • Productkwaliteitsborging volgens Bijlage VIII (Module E)

    • Volledige kwaliteitsborging volgens Bijlage IX (Module H)

    • Overeenstemming met het type en steekproeven volgens Bijlage XI (Module C)

  • e. Veiligheidsinrichtingen op vijzels van hydraulische circuits die als vanginrichting worden gebruikt

    • EG-Typeonderzoek volgens Bijlage V-A (Module B)

    • Productkwaliteitsborging volgens Bijlage VIII (Module E)

    • Volledige kwaliteitsborging volgens Bijlage IX (Module H)

    • Overeenstemming met het type en steekproeven volgens Bijlage X I(Module C)

  • f. Elektrische veiligheidsinrichtingen in de vorm van veiligheidscircuits met elektronische componenten

    • EG-Typeonderzoek volgens Bijlage V-A (Module B)

    • Productkwaliteitsborging volgens Bijlage VIII (Module E)

    • Volledige kwaliteitsborging volgens Bijlage IX (Module H)

    • Overeenstemming met het type en steekproeven volgens Bijlage XI (Module C)

4.3 Eisen aan de keuringsinstellingen

Als relevante geharmoniseerde accreditatienormen gelden:

Productcertificatie of inspectie voor de Modules B, C en G op basis van een accreditatie volgens de vigerende versies van de norm NEN-EN-ISO/IEC 45011: 1998 (certificatie product) of NEN-EN-ISO/IEC 17020: 2004 (type A) (inspectie);

Systeemcertificatie voor de Modules D, E en H op basis van een accreditatie volgens de vigerende versie van de norm NEN-EN-ISO/IEC 17021: 2011.

4.4 Productcertificatie, inspectie en systeemcertificatie
4.4.1 Deel I-A

Productcertificatie van veiligheidscomponenten in de ontwerp- en productiefase conform artikel 9 van het Warenwetbesluit liften bij veiligheidscomponenten bij afgifte, schorsing, opheffing van deze schorsing en intrekking van een Certificaat van EG-typeonderzoek krachtens de Richtlijn liften, bijlage V-A en bijlage XI.

Het beoordelen van een instelling voor het aanwijzen en aanmelden als NoBo voor het afgeven van een certificaat van EG-typeonderzoek van veiligheidscomponenten vindt plaats op basis van de vigerende versie van de norm NEN-EN-ISO/IEC 45011: 1998.

4.4.2 Deel I-B

Productcertificatie of inspectie van liften in de ontwerp- en productiefase conform artikel 8 van het Warenwetbesluit liften bij liftinstallaties bij afgifte, schorsing,opheffing van deze schorsing en intrekking van:

  • een Certificaat van EG-typeonderzoek krachtens de Richtlijn liften, bijlage V-B,

  • een Verklaring van Eindcontrole krachtens de Richtlijn liften, bijlage VI,

  • een Certificaat van Overeenstemming krachtens de Richtlijn liften, bijlage X.

Het beoordelen van een instelling voor het aanwijzen en aanmelden als CAB voor het afgeven van een certificaat van EG-typeonderzoek, een verklaring van eindcontrole of een certificaat van overeenstemming van liften vindt plaats op basis van de vigerende versie van de norm NEN-EN-ISO/IEC 45011: 1998 of NEN-EN-ISO/IEC 17020: 2004 (type A), al naar gelang de keuze van de instelling.

4.4.3 Deel II

Kwaliteitsmanagementsysteemcertificatie van liften en veiligheidscomponenten in de ontwerp- en productiefase conform artikel 8 en 9 van het Warenwetbesluit liften bij afgifte, schorsing, opheffing van deze schorsing of intrekking van een kwaliteitsmanagementsysteemcertificaat volgend op een beoordeling van een kwaliteitsmanagementsysteem krachtens de Richtlijn liften, bijlagen VIII, IX, XII, XIII en XIV. Het beoordelen van een instelling voor het aanwijzen en aanmelden als CAB voor het beoordelen van een kwaliteitsmanagementsysteem van liften en veiligheidscomponenten en het daaropvolgend toekennen van een kwaliteitsmanagementsysteemcertificaat vindt plaats op basis van de vigerende versie van de norm NEN-EN-ISO/IEC 17021: 2011.

4.5 Functies en vakbekwaamheidseisen

Binnen de instelling zijn functies te onderscheiden waaraan specifieke vakbekwaamheidseisen worden gesteld. Uit de beschrijving van de organisatie moet blijken dat de betrokken functionarissen geen functies mogen uitoefenen welke strijdig zijn met de uitoefening van hun taak.

Als verbijzondering van NEN-EN-ISO/IEC 17020: 2004 hoofdstuk 6 met betrekking tot organisatie en management en hoofdstuk 8 met betrekking tot personeel, NEN-EN-SIO/IEC 45011: 1998 par. 4.2 met betrekking tot de organisatiestructuur, par. 4.5 met betrekking tot het kwaliteitssysteem en hoofdstuk 5 met betrekking tot het certificatiepersoneel en NEN-EN-ISO/IEC 45012: 1998 par. 2.1.2 met betrekking tot de organisatie, par. 2.1.4 met betrekking tot het kwaliteitssysteem en par. 2.2 met betrekking tot het certificatiepersoneel geldt het volgende:

Organisatieschema

In haar organisatieschema/-beschrijving vermeldt de instelling functionarissen en hun plaatsvervangers, die activiteiten verrichten conform de volgende functiebeschrijvingen:

Bevoegd persoon: Dit is de functionaris die beslist over de toekenning van een certificaat, het afgeven van een verklaring of een beoordelingsbesluit en goedkeuring van een controleverslag.

Senior inspecteur: Dit is een functionaris die zelfstandig aanvragen en documentatie controleert, technische  constructiedossiers onderzoekt en beoordeelt en keurings- en inspectiewerkzaamheden verricht.

Inspecteur: Dit is een functionaris die aan de hand van checklijsten en instructies keurings- en inspectiewerkzaamheden verricht.

Combinaties van functies zijn mogelijk zolang uitvoering van onderzoek of controles en beslissing over het certificaat of de verklaring gescheiden blijven.

Het staat de instelling vrij aan deze functionarissen andere functiebenamingen toe te kennen, mits eenduidig een relatie wordt gegeven met de hierboven omschreven functiebenamingen.

Verantwoordelijkheden

In de vastgelegde procedures die de instelling hanteert moet worden aangegeven welke functies, volgens de gegeven typering, bevoegd respectievelijk verantwoordelijk zijn voor de in die procedures beschreven handelingen.

Vakbekwaamheidseisen

Hieronder zijn de vakbekwaamheidseisen vastgelegd voor de aangegeven functies. Deze eisen (dan wel, naar keuze, evident zwaardere eisen), moeten door de instelling in haar documentatie zijn vastgelegd.

Voor deze vakbekwaamheidseisen geldt in algemene zin ‘of gelijkwaardig’, waarbij die gelijkwaardigheid per geval door de instelling gemotiveerd moet zijn vastgelegd en door de Raad voor Accreditatie zal worden getoetst. Deze toetsing is voor:

  • a) Bevoegd persoon:

    HBO-opleiding. grondige kennis vereist van de Richtlijn liften en vigerende procedures (zie hoofdstuk 4). Globale kennis van hijs- en hefwerktuigen. Algemene kennis en 5 jaar relevante ervaring op het gebied van systeem- en/of productcertificatie.

  • b) Senior Inspecteur:

    HBO-opleiding. 2 jaar relevante ervaring in engineering en/of onderhoud en/of inspectie van hijs- en hefwerktuigen. Diepgaande kennis van de Richtlijn Liften en normen op het gebied van liften. Kennis van kwaliteitssystemen en ervaring in het ‘veiligheidsdenken’.

  • c) Inspecteur:

    MBO-opleiding, 2 jaar relevante ervaring in engineering en/of onderhoud en/of inspectie van hijs- en hefwerktuigen. Kennis van de Richtlijn liften en normen op het gebied van liften.

Personeelsdossiers

Het feit dat functionarissen voldoen aan de hierboven omschreven vakbekwaamheidseisen moet blijken uit de personeelsdossiers die de instelling van die functionarissen beheert.

4.6 Aanwijzingscriteria

De conformiteitbeoordelende instantie wordt in het kader van haar aanwijzing op grond van Hoofdstuk V van het Warenwetbesluit liften getoetst.

Aangezien de (aangemelde) aangewezen instantie als een zelfstandig bestuursorgaan wordt aangemerkt, gelden bovendien onderstaande aanwijzingscriteria.

  • 1. De aangewezen CKI is bestuursorgaan in de zin van de Algemene wet bestuursrecht en dient te voldoen aan bestuurswetgeving zoals de Algemene wet bestuursrecht, de Wet openbaarheid van bestuur en de Archiefwet 1995.

  • 2. Bij beëindiging van de activiteiten door de aangewezen CKI dient deze terstond de minister van SZW te informeren. De minister van SZW bepaalt wat de (voorheen) aangewezen CKI met de dossiers moet doen, de (voorheen) aangewezen CKI dient hieraan mee te werken. Dit vrijwaart de (voorheen) aangewezen CKI niet van eventuele aansprakelijkheid voor fouten in door haar uitgevoerde keuringen of beoordelingen.

  • 3. De aangewezen CKI dient de volgende procedures op schrift te hebben gesteld: een zienswijzeprocedure (afdeling 4.1.2 Awb), een bezwaarschriftprocedure (hoofdstuk 6 en 7 Awb) en een klachtenprocedure (hoofdstuk 9 Awb).

  • 4. Alle documenten en registraties in het verkeer met de overheid dienen in het Nederlands te zijn tenzij anders met de overheid overeengekomen.

  • 5. Voor zover een sanctie- en maatregelenbeleid is vastgesteld, dient de CKI zich bij de op te leggen sancties/maatregelen aan dit sanctie- en maatregelenbeleid te houden. In geval van kennelijke onredelijkheid heeft de CKI op grond van de Awb de bevoegdheid hier van af te wijken. Afwijking geschiedt alleen op grond van door de certificaathouder aan te dragen argumenten. De onderbouwing voor de afwijking wordt opgenomen in het besluit over de opgelegde sanctie. Afwijkingen worden geregistreerd door de CKI.

5. Toezicht

Ten behoeve van de informatieverzameling voor het toezicht dient de instelling kosteloos:

  • a) Zich jaarlijks vόόr 1 maart over het afgelopen kalenderjaar schriftelijk aan de minister van SZW te verantwoorden over de rechtmatigheid en doeltreffendheid van het functioneren op elk werkveld waarvoor de minister van SZW haar heeft aangewezen. In deze verantwoording worden de volgende onderwerpen behandeld:

    • 1. de door haar afgegeven, geschorste, ingetrokken dan wel geweigerde certificaten of verklaringen van overeenstemming;

    • 2. wijzigingen in de accreditaties, reglementen en procedures;

    • 3. wijziging in de bestuurssamenstelling;

    • 4. wijzigingen in de statuten of het huishoudelijk reglement;

    • 5. aan derden uitbestede werkzaamheden;

    • 6. structurele knelpunten die zich in de uitvoeringspraktijk hebben voorgedaan;

    • 7. het gevoerde overleg en de samenwerking met andere instellingen die conformiteitbeoordelingen verrichten in het kader van de Richtlijn;

    • 8. door haar ontvangen klachten en de wijze van afhandeling daarvan;

    • 9. tegen haar beslissingen ingediende bezwaren en aangespannen beroepszaken en de wijze van afhandeling daarvan;

    • 10. het aantal malen per kalenderjaar dat afgeweken wordt van het sanctie- en maatregelenbeleid, genoemd in punt 4.6 onderdeel 5.

  • b) Mee te werken aan controles door SZW en tijdige en juiste informatie te verstrekken aan personen die daartoe door de minister zijn aangewezen.

  • c) Indien sprake is van accreditatie op basis van een geharmoniseerde accreditatienorm:

    • 1. de minister van SZW terstond te informeren als de accreditatie dreigt te worden opgeschort of ingetrokken en als de accreditatie is opgeschort of ingetrokken, met vermelding van de reden.

    • 2. De minister van SZW in te lichten zodra zij een aanvraag indient voor een aanvullende accreditatie of beoordeling.

  • d) De minister van SZW in te lichten zodra zij een of meer van haar taken, waarvoor zij is aangewezen, wenst te beëindigen.

  • e) De minister van SZW terstond te informeren over intrekking van een certificaat of verklaring van overeenstemming.

  • f) De minister van SZW te informeren over hoe zij certificaten en verklaringen van overeenstemming verstrekt en hoe zij houders van certificaten of verklaringen van overeenstemming periodiek beoordeelt.

6. Maatregelen

Indien de aangewezen instelling niet meer voldoet aan de eisen in dit schema kan dit gevolgen hebben voor de aanwijzing. Zie beleidsmaatregel maatregelenbeleid certificering Arbeidsomstandighedenwet en Warenwet, Stcrt. 2010, nr. 10839 van 14 juli 2010.

BIJLAGE 14, BEHOREND BIJ DE MINISTERIËLE REGELING VAN 19 JULI 2012, NR. G&VW/GW/2012/10964, HOUDENDE WIJZIGING VAN DE WARENWETREGELING LIFTEN IN VERBAND MET DE GEFASEERDE INVOERING VAN HET HERZIENE STELSEL VAN CERTIFICATIE (FASE 3)

Bijlage 2 behorend bij artikel 2 Warenwetregeling Liften

Werkveldspecifiek document voor Aanwijzing en Toezicht op de instellingen ten behoeve van keuringen van Liften in de gebruiksfase

Document: WDAT-Liften Gebruiksfase: 2012, versie 01

Onder beheer van:

SBCL

Dorpsstraat 11

1261 ES Blaricum

www.sbcl.nl

INHOUD

1.

Inleiding

239

2.

Verklaring van begrippen

239

3.

Werkveldspecifieke kenmerken

240

 

3.1

Beschrijving document

240

 

3.2

Betrokken partijen

240

 

3.3

Risicoanalyse

241

4.

Eisen ten behoeve van de aanwijzing

241

 

4.1

Algemeen

241

 

4.2

Aanwijzingskavels

242

 

4.3

Inspectie

242

 

4.5

Aanwijzingscriteria

243

5

Toezicht op de instelling

244

6

maatregelen

245

1. Inleiding

Liftinstallaties in de gebruiksfase vormen een risicovol product. Om het maatschappelijke belang – veiligheid en gezondheid van personen – te waarborgen, is nationaal gekozen voor een wettelijk verplichte inspectiecertificatieregeling van liftinstallaties. Een oordeel wordt onder deze regeling geveld door een aangewezen instelling in de gebruiksfase.

Om een oordeel te mogen vellen, dient een instelling voor de gebruiksfase te worden aangewezen door de minister van SZW. Dit gebeurt door de organisatie en de activiteiten van de instelling te toetsen aan de criteria van dit Werkveldspecifiek Document voor Aanwijzing en Toezicht (WDA&T). In dit document wordt aangegeven, aan welke regels en procedures de betreffende instellingen zich voor de betreffende werkvelden dienen te houden.

Dit WDA&T wordt beheerd door de Stichting Beheer Certificatie Liften.

Op- en/of aanmerkingen over dit document kunnen worden ingediend bij:

Centraal College van Deskundigen Liften

p/a Stichting Beheer Certificatie Liften

Dorpsstraat 11

1261 ES Blaricum

tel.: 035 5312952

info@sbcl.nl

www.sbcl.nl

Kamer van Koophandel: 30179645

Een instelling die wil worden aangewezen dient daartoe een schriftelijk verzoek tot aanwijzing in bij de minister van SZW, dat vergezeld gaat van een op de dag van het aanwijzingsverzoek relevant en geldig positief beoordelingsrapport van de Raad voor Accreditatie dat niet ouder is dan vier maanden.

De instelling is zelf verantwoordelijk voor het tijdig aanvragen van een verlenging van haar aanwijzing. De instelling dient ten behoeve van een aaneensluitende aanwijzing minimaal twee maanden voor de einddatum van de vigerende aanwijzing een aanwijzingsaanvraag in bij de minister van SZW.

In geval van een aanwijzing voor de gebruiksfase dient de instelling zich daartoe minimaal zes maanden vóór afloop van de aanwijzingstermijn te laten beoordelen door de Raad voor Accreditatie.

De aanwijzingsaanvraag gaat vergezeld van een afschrift van het beoordelingsrapport door de Raad voor Accreditatie.

Aangaande een beoordelingsrapport dient de instelling, conform de prestatieverplichtingen inzake het uitvoeren van beoordelingsonderzoeken en -rapportages door de Raad voor Accreditatie tijdig een verzoek om beoordeling in bij de Raad voor Accreditatie.

2. Verklaring van begrippen

Begrip of afkorting

:

Betekenis

Aangewezen instelling

(CKI)

:

De instelling die door de minister van SZW krachtens wettelijk voorschrift is aangewezen als instelling die bevoegd is om nationaal geldende certificaten af te geven.

Aanvrager van een

Certificaat

:

De (rechts-)persoon die bij de instelling een aanvraag doet voor het afgeven van een certificaat.

Aanwijzing

:

Aanwijzing van een instelling bij of krachtens wettelijk voorschrift door de minister van SZW.

Accreditatie

:

Bevestiging van een daartoe geautoriseerde instantie, dat een conformiteitbeoordelende instelling onderbouwd heeft aangetoond dat zij competent is, bepaalde conformiteitbeoordelende taken uit te voeren.

Auditor

:

Functionaris die aantoonbaar beschikt over de kennis en vaardigheden om een systematisch, onafhankelijk en gedocumenteerd proces voor het verkrijgen van bewijsvoering kan uitvoeren en deze bewijsvoering objectief en deskundig kan beoordelen, teneinde de mate vast te stellen waarin aan de criteria van de audit wordt voldaan.

Beheersstichting (BHST)

:

Stichting die een wettelijke certificatieregeling beheert.

Beoordeling

:

(Initiële of her-) Beoordeling door de Raad voor Accreditatie van instellingen, op basis van het door de minister van SZW vastgestelde WDA&T, op grond waarvan de Raad voor Accreditatie schriftelijk rapporteert of de instelling competent is om wettelijk verplichte certificaten af te geven. Bij het vaststellen van het WDA&T door de minister van SZW wordt zoveel mogelijk aangesloten bij internationale systematiek en normen.

Centraal College van Deskundigen Liften (CCvDL)

:

Het college, onderdeel van en gefaciliteerd door de beheersstichting SBCL, dat belanghebbende partijen bij liftinstallaties de mogelijkheid biedt tot deelname aan het opstellen en onderhouden van werkveldspecifieke documenten en dat op zodanige wijze is samengesteld dat sprake is van een evenwichtige en representatieve vertegenwoordiging van deze partijen.

Certificaat

:

Een document in de zin van artikel 17a, eerste lid Warenwetbesluit liften.

Certificaathouder

:

De (rechts-)persoon die in het bezit is van een geldig wettelijk verplicht certificaat.

Bevoegd persoon

:

Functionaris van de instelling die beslist over het afgeven van een certificaat, het afgeven van een verklaring of een beoordelingsbesluit en de goedkeuring van een controleverslag, alsmede over het schorsen, het intrekken van deze schorsing of het intrekken van een eerder afgegeven certificaat, verklaring of beoordelingsbesluit.

Certificatieproces

:

Alle activiteiten via welke een instelling beoordeelt en besluit of een liftinstallatie of kwaliteitsborgingssysteem voldoet en blijft voldoen aan de vigerende regelgeving zoals opgenomen in het werkveldspecifieke certificatieschema respectievelijk in de normen.

Certificatieregeling

:

Het geheel van documenten dat dient om uitvoering te geven aan de wettelijk voorgeschreven certificatie van liftinstallaties.

Certificatiereglement

:

Bepalingen voor de uitvoering van het certificatieproces en de relaties tussen certificaathouder en instelling.

Certificatieschema

:

Het totaal aan bepalingen en processen die dienen om te komen tot afgifte van een certificaat.

Certificatiesysteem

:

Set van procedures en middelen, benodigd om het certificatieproces uit te voeren.

Certificerende en keurende instelling (CKI)

:

Zie ‘Aangewezen instelling’.

Controle

:

Periodieke beoordeling van instellingen door de Raad voor Accreditatie tegen de voor beoordeling geldende regels van de minister als opgenomen in het WDA&T.

Inspecteur

:

Functionaris die aan de hand van checklijsten en instructies keurings- en inspectiewerkzaamheden verricht.

Inspectie SZW

:

Toezichthouder van de minister van SZW.

Instelling

:

De rechtspersoon die door de minister van SZW is aangewezen als organisatie die bevoegd is om een certificaat of een verklaring af te geven.

Keuring

:

Onderzoek op basis van deskundige beoordeling van een product en vaststelling van de overeenstemming daarvan met in het werkveldspecifieke certificatieschema vastgelegde eisen.

Risicoanalyse

:

Analyse waaruit de motivatie voor de te maken keuzes in het werkveldspecifieke probleemgebied blijkt, op te nemen in het betreffende werkveldspecifieke schema.

Stichting Beheer Certificatie Liften (SBCL)

:

De door de minister van SZW ‘aangewezen’ beheersstichting voor liften.

Toezicht

:

Het verzamelen van informatie over de vraag of een handeling of zaak voldoet aan de daaraan gestelde eisen, het zich daarna vormen van een oordeel daarover en het eventueel naar aanleiding daarvan interveniëren.

Verklaring

:

Een document in de zin van artikel 8 Warenwetbesluit liften, overeenkomend met de verklaring als bedoeld in de Richtlijn liften, bijlage VI.

Werkveld

:

Keuring van liftinstallaties in de gebruiksfase.

WSCS-Liften

Gebruiksfase

:

Werkveldspecifiek Certificatieschema ten behoeve van het warenwetbesluit liften binnen het werkveld keuringen van liftinstallaties in de gebruiksfase.

Documentnaam: WSCS-Liften Gebruiksfase: 2012, versie 01.

WDAT-Liften Handelsfase

:

Werkveldspecifiek document voor Aanwijzing en Toezicht op de instellingen voor overeenstemmingsbeoordelingsprocedures voor de richtlijn 95/16/EG – Liften. WDAT-Liften Handelsfase: 2012, versie 01.

WDAT-Liften Gebruiksfase

:

Werkveldspecifiek document voor Aanwijzing en Toezicht op de instellingen ten behoeve van keuringen van liften in de gebruiksfase. Documentnaam: WDAT-Liften Gebruiksfase: 2012, versie 01.

3. Werkveldspecifieke kenmerken

3.1 Beschrijving document

Dit Werkveldspecifiek Document voor Aanwijzing & Toezicht binnen het werkveld van keuringen van liftinstallaties in de gebruiksfase is door het CCvDL. Dit vastgestelde document vervangt eerdere versies.

3.2 Betrokken partijen

Bij het tot stand komen van dit document zijn betrokken geweest:

  • Stichting Beheer Certificatie Liften

  • Centraal College van Deskundigen Liften

  • Eigenaren/beheerders van liftinstallaties

  • Installateurs en onderhoudsfirma’s

  • Werknemers binnen de liftindustrie

  • Door de minister van SZW aangewezen instellingen

  • Ministerie van SZW

  • De Raad voor Accreditatie

3.3 Risicoanalyse

De Nederlandse overheid maakt in de publieke sector gebruik van het private systeem van certificatie. Het doel van certificatie is in het algemeen het garanderen dat een product, systeem of dienst aan bepaalde eisen voldoet en ook blijft voldoen. De waarde van certificatie in de publiekrechtelijke sfeer in het bijzonder is de mate van algemeen vertrouwen en zekerheid die wordt bereikt met een onderzoek door de in deze certificatieregeling van het ministerie van SZW aangewezen instellingen (de CKI’s).

Gelet op de rol van de hier bedoelde CKI, namelijk het beoordelen of een liftinstallatie tijdens het gebruik van die installatie blijft voldoen aan de vervaardigingsvoorschriften, met inbegrip van tijdens het gebruik mogelijk doorgevoerde modificaties met minimaal het behoud van het veiligheidsniveau van die liftinstallatie op het moment vóór die modificatie, bestaan er, vaak als gevolg van externe factoren, risico’s die het beoogde functioneren, het vertrouwen in en de zekerheid van deze instellingen kunnen schaden en het beoogde doel van certificatie ondermijnen.

De CKI dient in alle gevallen haar werkzaamheden op integere, onpartijdige en onafhankelijke wijze uit te voeren en zal daarbij rekening houden met de mogelijke risico’s in de volgende zes gebieden:

  • de autonomie in onderzoek (inspecteren, keuren, auditeren), rapportage en certificatie,

  • het niveau van deskundigheid en vakbekwaamheid,

  • het hanteren van vertrouwelijke informatie,

  • de mate van transparantie van de werkprocessen,

  • het verwerken van ontvangen klachten en bezwaren, en

  • het nemen van verantwoordelijkheid.

Voor de hand liggende risico’s zijn:

  • onterecht een verklaring of certificaat afgeven,

  • onterecht een verklaring of certificaat niet afgeven, schorsen of intrekken (en de financiële risico’s daarvan),

  • inbreuken op de vertrouwelijkheid,

  • inbreuken op de onpartijdigheid,

  • inbreuken op het omgaan met ontoelaatbare (financiële) druk,

  • inbreuken op de vereiste competentie en de gevolgen daarvan.

Om deze risico’s te beheersen volgen de instellingen een kwaliteitsmanagementsysteem, in overeenstemming met NEN-EN-ISO/IEC 17020:2004, General criteria for the operation of various types of bodies performing inspection. Het beoordelen van de instelling geschiedt door de Raad voor Accreditatie.

4. Eisen ten behoeve van de aanwijzing

4.1 Algemeen

Een instelling dient voor het verkrijgen van een aanwijzing voor nationale certificatieverleningen aan het ministerie van SZW een positieve beoordeling door de Raad voor Accreditatie te kunnen overleggen. Deze beoordeling geschiedt tegen bepaalde criteria en met inachtneming van de werkveldspecifieke invullingen als vermeld in dit WDA&T. De instelling dient voor de aanwijzing bovendien te voldoen aan de volgende norm voor keuring van liften in de gebruiksfase: NEN-EN-ISO/IEC 17020: 2004 (zie par. 4.5.5). De interpretatie van deze norm is gebaseerd op het Warenwetbesluit liften en op besluiten van het CCvDL. De uitvoering van de keuring van liften in de gebruiksfase dient te geschieden volgens het Werkveldspecifiek certificatieschema vervolgkeuring liften (Bijlage 3 bij de Warenwetregeling liften)

Indien de instelling voor de gebruiksfase geaccrediteerd is conform de norm NEN-EN-ISO/IEC 17020:2 004 (alleen type A inspectie-instelling), met inbegrip van eventueel hieronder gelegen IAF-, EA-, IEC- of andersoortige toepassingsdocumenten, zullen de als dan reeds beoordeelde punten niet opnieuw inhoudelijk beoordeeld worden. In dat geval wordt verondersteld dat door de instelling aan de overeenkomstige criteria ten opzichte van dit document op een minimaal gelijkwaardig niveau is voldaan.

4.2 Aanwijzingskavels
  • 1) Keuring van liften vóór de eerste ingebruikname tijdens de bouwfase van een gebouw of bouwwerk,

  • 2) Vervolgkeuring van liften tijdens de bouwfase van een gebouw of bouwwerk,

  • 3) Vervolgkeuring van liften na de beëindiging van de bouwfase van een gebouw of bouwwerk,

  • 4) Keuring van liften na een herstelling zonder ontwerpwijziging of vervanging door hetzelfde type van één of meerdere hoofd- en/of veiligheidscomponenten,

  • 5) Keuring van liften vóór de ingebruikname na een wijziging.

Deze kavels worden uitgewerkt in het WSCS-Liften.

4.3 Inspectie
Keuring van liften in de gebruiksfase

Het beoordelen van een instelling voor het (her)aanwijzen als CKI voor het afgeven, weigeren van afgifte, schorsen, opheffen van een schorsing, wijzigen ten nadele van de certificaathouder en intrekken van een certificaat van goedkeuring van een lift vindt plaats op basis van de norm NEN-EN ISO/IEC 17020: 2004 (type A). Daarbij moeten de hierna volgende verbijzonderingen van de volgende normhoofdstukken en -paragrafen in acht worden genomen.

In relatie tot hoofdstuk 4 Onafhankelijkheid, onpartijdigheid en integriteit:

De CKI moet voldoen aan de criteria als gesteld in hoofdstuk 4, § 2 lid 1 van de norm NEN-EN ISO/IEC 17020:2004 (type A), met de volgende uitwerkingen:

  • 1) de CKI beschikt over een gedragscode (hoe dan ook genaamd) en implementeert deze aantoonbaar in de organisatie. Iedere werknemer moet deze code kennen en toepassen. In deze gedragscode komen in ieder geval de volgende elementen aan de orde: onafhankelijkheid, onpartijdigheid en integriteit;

  • 2) de CKI dient situaties waarin haar onafhankelijkheid of onpartijdigheid in gedrang kan komen te vermijden en zal haar activiteiten op integere, professionele, onafhankelijke en onpartijdige wijze uitvoeren, zonder zich onder druk te laten zetten om af te wijken van haar eigen beproefde methoden en procedures of de rapportage van correct behaalde resultaten;

  • 3) de CKI zal haar gegevens, onderzoeksresultaten en andere belangrijke feiten naar beste weten en kunnen in een rapport correct weergeven;

  • 4) de CKI voorkomt strijdigheid van belangen die het beoordelingsvermogen kunnen beïnvloeden;

  • 5) de CKI dient de door haar ontvangen informatie strikt vertrouwelijk te behandelen.

Uitwerking van hoofdstuk 8 Personeel

Binnen de instelling zijn functies te onderscheiden waaraan specifieke vakbekwaamheidseisen worden gesteld. Uit de beschrijving van de organisatie moet blijken dat de betrokken functionarissen geen functies mogen uitoefenen welke strijdig zijn met de uitoefening van hun taak.

Als verbijzondering van NEN-EN-ISO/IEC 17020: 2004 hoofdstuk 6 met betrekking tot organisatie en management en hoofdstuk 8 met betrekking tot personeel, geldt het volgende:

Organisatieschema

In haar organisatieschema/-beschrijving vermeldt de instelling functionarissen en hun plaatsvervangers, die in relatie tot liftkeuringen conform artikel 17 Warenwetbesluit liften activiteiten verrichten conform de volgende functiebeschrijvingen:

  • Bevoegd persoon: Dit is de functionaris die beslist over de toekenning van een certificaat, het afgeven van een verklaring of een beoordelingsbesluit en goedkeuring van een controleverslag.

  • Senior inspecteur: Dit is een functionaris die zelfstandig aanvragen en documentatie controleert, technische  constructiedossiers onderzoekt en beoordeelt en keurings- en inspectiewerkzaamheden verricht.

  • Inspecteur: Dit is een functionaris die aan de hand van checklijsten en instructies keurings- en inspectiewerkzaamheden verricht.

Combinaties van functies zijn mogelijk zolang uitvoering van onderzoek of controles en beslissing over het certificaat of de verklaring gescheiden blijven.

Het staat de instelling vrij aan deze functionarissen andere functiebenamingen toe te kennen, mits eenduidig een relatie wordt gegeven met de hierboven omschreven functiebenamingen.

Verantwoordelijkheden

In de vastgelegde procedures die de instelling hanteert moet worden aangegeven welke functies, volgens de onder 6.1 gegeven typering, bevoegd respectievelijk verantwoordelijk zijn voor de in die procedures beschreven handelingen.

Vakbekwaamheidseisen

Hieronder zijn de vakbekwaamheidseisen vastgelegd voor de aangegeven functies. Deze eisen (dan wel, naar keuze, evident zwaardere eisen), moeten door de instelling in haar documentatie zijn vastgelegd.

Voor deze vakbekwaamheidseisen geldt in algemene zin ‘of gelijkwaardig’, waarbij die gelijkwaardigheid per geval door de instelling gemotiveerd moet zijn vastgelegd en door de Raad voor Accreditatie zal worden getoetst. Deze toetsing is voor:

  • a) Bevoegd persoon:

    HBO-opleiding. grondige kennis vereist van de Richtlijn liften en vigerende procedures (zie hoofdstuk 4). Globale kennis van hijs- en hefwerktuigen. Algemene kennis en 5 jaar relevante ervaring op het gebied van systeem- en/of productcertificatie/inspectie.

  • b) Senior Inspecteur:

    HBO-opleiding. 2 jaar relevante ervaring in engineering en/of onderhoud en/of inspectie van hijs- en hefwerktuigen. Diepgaande kennis van de Richtlijn Liften en normen op het gebied van liften. Kennis van kwaliteitssystemen en ervaring in het ‘veiligheidsdenken’.

  • c) Inspecteur:

    MBO-opleiding, 2 jaar relevante ervaring in engineering en/of onderhoud en/of inspectie van hijs- en hefwerktuigen. Kennis van de Richtlijn liften en normen op het gebied van liften.

Personeelsdossiers

Het feit dat functionarissen voldoen aan de hierboven omschreven vakbekwaamheidseisen moet blijken uit de personeelsdossiers die de instelling van die functionarissen beheert.

Uitwerking van hoofdstuk 9.1 Voorzieningen en Uitrusting:

  • 9.1 Naast de persoonlijke uitrusting die vanuit het Arbeidsomstandighedenbesluit is voorgeschreven, zal de CKI moeten beschikken over minimaal de hier genoemde benodigde voorzieningen en uitrusting voor metingen en beproevingen:

    • Ampèretang;

    • tachometer, pulsmeter of chronograaf;

    • isolatieweerstandmeter;

    • multimeter;

    • luxmeter;

    • meetinstrument voor meting van de stijfheid van deuren;

    • meetinstrument voor meting van de sluitkracht van deuren;

    • meetinstrument voor meting van de sluitenergie van deuren.

  • 9.2 De CKI zorgt er voor dat, waar van toepassing, de middelen zijn gekalibreerd vóór ingebruikname en vervolgens in overeenstemming met een vastgelegd schema.

    Indien de CKI gebruik maakt van voorzieningen van derden, moet zij een gedocumenteerde werkwijze hanteren, welke borgt dat de gebruikte voorzieningen en uitrusting van derden ten tijde van de keuring beschikbaar, geschikt en toereikend zijn.

In relatie tot hoofdstuk 10 Inspectiemethoden en procedures:

In dit WDA&T wordt verwezen naar de bij dit WDA&T behorende WSCS-Liften.

In relatie tot hoofdstuk 13 Inspectierapporten en -certificaten:

De CKI dient, naast de bepalingen als gesteld in dit hoofdstuk, op het certificaat van goedkeuring ook te vermelden de inhoudsbepalingen uit de bij dit WDA&T behorende werkveldspecifieke certificatieschema’s, alsmede:

het nummer van haar inschrijving bij de Kamer van Koophandel;

het kenmerk van haar aanwijzingsbeschikking.

4.5 Aanwijzingscriteria

De instelling wordt in het kader van haar aanwijzing op grond van hoofdstuk V van het Warenwetbesluit liften tevens op de volgende criteria getoetst:

  • 4.5.1. De instelling en de werknemers die met de keuringen of beoordelingen zijn belast, voeren deze uit met de grootste mate van beroepsintegriteit.

  • 4.5.2. Er is een integriteitbeleid, dat waar nodig in duidelijke voorschriften is uitgewerkt. Het personeel heeft zich aantoonbaar hieraan geconformeerd.

  • 4.5.3. De instelling treedt integer en niet buiten zijn bevoegdheden in de markt op.

  • 4.5.4. Het personeel van de instelling is aantoonbaar gebonden aan beroepsgeheim ten aanzien van al hetgeen het bij de uitoefening van zijn taak in het kader van het besluit ter kennis is gekomen, behalve tegenover de ter zake bevoegde overheidsinstanties.

  • 4.5.5. De aangewezen CKI is bestuursorgaan in de zin van de Algemene wet bestuursrecht en dient te voldoen aan bestuurswetgeving zoals de Algemene wet bestuursrecht, de Wet openbaarheid van bestuur en de Archiefwet 1995.

  • 4.5.6. De instelling dient te beschikken over een WA-verzekering die voldoende dekking biedt voor redelijkerwijs te verwachten risico’s.

  • 4.5.7. 4.5.7. De instelling dient een procedure te hebben waarin geregeld is dat in geval van ontdekking van een vermoeden van direct gevaar voor de veiligheid dit ogenblikkelijk door de betreffende medewerker gemeld wordt, en waarin staat beschreven dat de instelling zo spoedig mogelijk de belanghebbenden informeert, waaronder indien van toepassing de betreffende overheidsinstantie.

  • 4.5.8. 4.5.8. Bij beëindiging van de activiteiten door de instelling dient deze terstond de minister van SZW te informeren. De minister van SZW bepaalt wat de (voorheen) aangewezen of aangemelde aangewezen instelling met de dossiers moet doen, en de (voorheen) aangewezen of aangemelde aangewezen instelling dient hieraan mee te werken. Dit vrijwaart de (voorheen) aangewezen instelling niet van eventuele aansprakelijkheid voor fouten in de door haar uitgevoerde keuringen of beoordelingen.

  • 4.5.9. De aangewezen CKI dient de volgende procedures op schrift te hebben gesteld: een zienswijzeprocedure (afdeling 4.1.2 Awb), een bezwaarschriftprocedure (hoofdstuk 6 en 7 Awb) en een klachtenprocedure (hoofdstuk 9 Awb).

  • 4.5.10. De instelling moet zich aantoonbaar laten vertegenwoordigen in het nationale overleg van de instellingen.

  • 4.5.11. Elke aangewezen instelling meldt elke afkeuring van een lift aan de andere aangewezen instellingen op dat werkveld.

  • 4.5.12. Voor zover een sanctie- en maatregelenbeleid voor keuringen van liften in de gebruiksfase is vastgesteld, dient de CKI zich bij de op te leggen sancties/maatregelen aan dit sanctie- en maatregelenbeleid te houden. In geval van kennelijke onredelijkheid heeft de CKI op grond van de Awb de bevoegdheid hier van af te wijken. Afwijking geschiedt alleen op grond van door de certificaathouder aan te dragen argumenten. De onderbouwing voor de afwijking wordt opgenomen in het besluit over de opgelegde sanctie. Afwijkingen worden geregistreerd door de CKI.

  • 4.5.13. De instelling gebruikt voor haar rapportages en dossiers de Nederlandse taal. Een andere taal kan worden gebruikt indien dit doelmatiger is en andere belangen niet worden geschaad. Alle documenten en registraties in het verkeer met de overheid dienen in de Nederlandse taal te zijn, tenzij anders met de overheid is overeengekomen.

  • 4.5.14. De instelling bewaart de gegevens met betrekking tot de afgifte van certificaten van goedkeuring tenminste tien jaar in haar administratie.

  • 4.5.15. De instelling mag de afgifte van certificaten en de daaraan voorafgaande beoordeling en beslissing niet uitbesteden.

  • 4.5.16. In afwijking van §14 van de NEN-EN-ISO/IEC 17020: 2004: Uitbesteding is niet toegestaan. Inlenen van personeel is toegestaan mits volledig voldaan wordt aan hoofdstuk 8 van de NEN-EN-ISO/IEC 17020: 2004.

5. Toezicht op de instelling

In verband met de verplichtingen in het kader van toezicht op de instellingen (CKI’s) is hoofdstuk V van het Warenwetbesluit liften en artikel 4 van de Warenwetregeling liften van toepassing.

Ten behoeve van de informatieverzameling dient de instelling kosteloos:

  • 1) zich jaarlijks vόόr 1 maart schriftelijk aan SZW te verantwoorden over de rechtmatigheid en doeltreffendheid van het functioneren op elk werkveld waarvoor de instelling gedurende het daaraan voorafgaande kalenderjaar door de minister van SZW is aangewezen. In deze schriftelijke verantwoording worden tenminste de volgende onderwerpen behandeld:

    • a) de door de instelling afgegeven, geschorste, ingetrokken dan wel geweigerde certificaten;

    • b) wijzigingen in de op het werkveld van de instelling betrekking hebbende beoordeling, reglementen en procedures;

    • c) wijzigingen in de bestuurssamenstelling;

    • d) wijzigingen in de statuten of het huishoudelijk reglement;

    • e) werkzaamheden waarvoor derden zijn ingeleend;

    • f) structurele knelpunten op het werkveld van de instelling die zich in de uitvoeringspraktijk hebben voorgedaan;

    • g) het gevoerde overleg en de samenwerking op het werkveld met andere instellingen;

    • h) door de instelling ontvangen klachten en de wijze van afhandeling daarvan;

    • i) tegen de beslissingen van de instelling ingediende bezwaren en aangespannen zaken en de wijze van afhandeling daarvan;

    • j) een financieel verslag betreffende de activiteiten waarvoor de instelling is aangewezen.

    • k) De onder de punten a, b, c, f, g, h en i genoemde informatie dient tevens vóór 1 maart aan SBCL verstrekt te worden.

    • l) het aantal malen per kalenderjaar dat afgeweken wordt van het sanctie- en maatregelenbeleid, genoemd in punt 4.5.12.

  • 2) mee te werken aan controles door SZW. (In de praktijk betekent dit, dat de controles door de Inspectie SZW en de Raad voor Accreditatie kunnen worden uitgevoerd.)

  • 3) wijzigingen in de situatie die geleid heeft tot het voldoen aan de aanwijzingsnorm omgaand aan SZW te melden.

  • 4) in het kader van hun registratietaak terstond informatie te verstrekken aan SZW wanneer een certificaat door de instelling is geschorst of ingetrokken.

  • 5) informatie te verstrekken aan de Inspectie SZW over de wijze waarop zij certificaten heeft verstrekt.

  • 6) aan te tonen aan SZW dat zij voldoende controleert of certificaathouders blijven voldoen aan de certificatie-eisen. Uit de jaarlijkse controle door de Raad voor Accreditatie moet blijken dat steekproeven zijn uitgevoerd.

  • 7) SZW en SBCL in te lichten zodra zij voornemens is een of meer van haar taken te beëindigen.

  • 8) SZW in te lichten zodra zij een aanvraag indient voor een aanvullende beoordeling op basis van een wettelijk specifiek schema.

  • 9) SZW onverwijld in kennis te stellen van het wegvallen van een geldige overeenkomst met SBCL.

6. maatregelen

Indien de aangewezen instelling niet meer voldoet aan de eisen in dit schema kan dit gevolgen hebben voor de aanwijzing. Zie beleidsmaatregel maatregelenbeleid certificering Arbeidsomstandighedenwet en Warenwet, Stcrt. 2010, nr. 10839 van 14 juli 2010.

BIJLAGE 15, BEHOREND BIJ DE MINISTERIËLE REGELING VAN 19 JULI 2012, NR. G&VW/GW/2012/10964, HOUDENDE WIJZIGING VAN DE WARENWETREGELING LIFTEN IN VERBAND MET DE GEFASEERDE INVOERING VAN HET HERZIENE STELSEL VAN CERTIFICATIE (FASE 3)

Bijlage 3 behorend bij artikel 5 Warenwetregeling Liften

Werkveldspecifiek certificatieschema ten behoeve van Het warenwetbesluit liften binnen het werkveldkeuringen van liftinstallaties

Document: WSCS-Liften Gebruiksfase: 2012, versie 01

Onder beheer van:

SBCL

Dorpsstraat 11

1261 ES Blaricum

www.sbcl.nl

INHOUD

1.

 

Inleiding

247

 

1.1

Proces van keuring

247

 

1.2

Verantwoordelijkheden voor de betrokken partijen

248

 

1.3

Geldigheidsduur werkveldspecifiek document

249

2.

 

Verklaring van begrippen

250

3.

 

Werkveldspecifieke kenmerken

251

 

3.1

Betrokken partijen

251

4.

 

Certificatieprocedure

252

 

4.1

Doelstelling

252

 

4.2

Procedure aanvragen van certificaat

252

 

4.3

Certificatieprocedures

252

 

4.4

Beslissing inzake het certificaat

252

 

4.5

Geldigheid van het certificaat

252

 

4.6

Geldigheidscondities van het certificaat

253

 

4.7

Klachtenregeling

253

 

4.8

Bezwaarprocedure

254

5.

 

Toezicht op veiligheid van liftinstallaties

255

 

5.1

Toegang

255

 

5.2

Frequentie van het toezicht

255

 

5.3

De wijze van uitvoering van het toezicht

255

 

5.4

Verslag van bevindingen

256

 

5.5

Maatregelen

256

6.

 

Onderwerp van certificatie

256

 

6.1

Keuring van liften vóór de eerste ingebruikname tijdens de bouwfase van een gebouw of bouwwerk (bijlage A)

256

 

6.2

Periodieke keuring van een liftinstallatie tijdens de bouwfase van een gebouw of bouwwerk (bijlage B)

257

 

6.3

Periodieke keuring

259

 

6.4

Keuring na vervanging of herstel en keuring na wijziging

261

7.

 

Eisen

263

 

7.1

Eisen tijdens de bouwfase en vóór de eerste ingebruikname

263

 

7.2

Eisen voor periodieke keuring

264

 

7.3

Eisen voor heringebruikneming

264

8.

 

Toetsmethodiek

264

 

8.1

Toetsmethodiek tijdens de bouwfase

264

 

8.2

Toetsmethodiek voor periodieke keuring

264

 

8.3

Toetsmethodiek voor heringebruikneming

264

9.

 

Het certificaat

264

       
   

Bijlage A

265

   

Bijlage B.

265

   

Bijlage C1

273

   

Bijlage C2

281

   

Bijlage D

288

   

Bijlage E

291

1. Inleiding

In dit Voorwoord worden, ter informatie aan belanghebbenden, de werking en de context beschreven waarin het nu voorliggende Werkveldspecifiek Certificatieschema binnen het werkveld ‘keuring van liften in de gebruiksfase’ functioneert in relatie tot de norm NEN-EN ISO/IEC 17020:2004.

De Stichting Beheer Certificatie Liften (SBCL) is door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) aangewezen als beheersstichting die binnen het werkveld ‘liftinstallaties’ verantwoordelijk is voor het ontwikkelen en beheren van schema’s voor aanwijzing en toezicht en van werkveldspecifieke schema’s. Binnen SBCL fungeert een Centraal College van Deskundigen Liften (CCvDL), waarin belanghebbenden de mogelijkheid hebben tot deelname aan het opstellen en onderhouden van de hier bedoelde schema’s.

Indien een instelling in de markt wil opereren als Certificerende en Keurende Instelling, moet zij daartoe worden aangewezen door de Minister van SZW.

Door de Staatssecretaris van SZW zijn op 26 september 2011 twee documenten voor aanwijzing en toezicht vastgesteld, die bij de beoordelingen en afwegingen voor de aanwijzing van een (kandidaat) instelling worden toegepast:

  • a. het Werkveldspecifiek Document voor Aanwijzing en Toezicht op de instellingen voor overeenstemmingsbeoordelingsprocedures volgens de Europese richtlijn liften 95/16/EG. In dit document worden de normen worden vastgelegd waaraan een Notified Body (NoBo) dient te voldoen om door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid te worden aangewezen en aangemeld als instelling die beoordelingen op het gebied van liftinstallaties in de ontwerp- en productiefase mag verrichten.

  • b. het Werkveldspecifiek Document voor Aanwijzing en Toezicht op de instellingen ten behoeve van keuringen van liften in de gebruiksfase. In dit document worden de normen worden vastgelegd waaraan een Certificerende en Keurende Instelling (CKI) dient te voldoen om door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid te worden aangewezen als instelling die beoordelingen op het gebied van liftinstallaties in de gebruiksfase mag verrichten.

Beide documenten maken onderdeel uit van de Regeling van de Staatssecretaris van SZW van 26 september 2011, nummer G&VW/2011/GW15337 en zijn gepubliceerd in Staatscourant 2011 nummer 18269 –13 oktober 2011. Deze documenten zullen gelijktijdig met het vaststellen van dit document opnieuw worden vastgesteld.

Een instelling die door de Minister van SZW tot Certificerende en Keurende Instelling is aangewezen, is gerechtigd en bevoegd om beoordelingen van overeenstemming met de Europese richtlijn en/of veiligheidskeuringen van liftinstallaties in de gebruiksfase uit te voeren en certificaten van goedkeuring te verlenen. De eigenaar van een personenlift die deze lift in bedrijf wil houden, is wettelijk verplicht tot het laten uitvoeren van periodieke keuringen door een Certificerende en Keurende Instelling. Hij is tevens wettelijk verplicht om in geval van afkeur de lift buiten bedrijf te stellen totdat deze na herstel van het gebrek weer is goedgekeurd.

In het nu voorliggende Werkveldspecifiek Certificatieschema (WSCS) wordt het wettelijke regime van keuring van liftinstallaties in de gebruiksfase specifiek ingericht: vastlegging van de procedures volgens welke beoordelingen respectievelijk keuringen dienen te worden uitgevoerd, en de voorwaarden waarbinnen dit dient plaats te vinden. Dit schema is opgesteld door de Centraal College van Deskundigen Liften (CCvDL), en gebaseerd op de NEN-EN-ISO/IEC17020:2004 (‘inspection’) en de door EA (European co-operation for Accreditation) gepubliceerde toelichtingen. Dit WSCS leidt tot rapportages die op basis van keuring worden gedaan en waarbij als resultaat (na een genomen beslissing tot goedkeuring) een certificaat wordt verstrekt. Na vaststelling van het Werkveldspecifiek Certificatieschema door de Minister van SZW (middels statische verwijzing in de regelgeving) moet het schema door de Certificerende en Keurende Instellingen worden toegepast.

1.1 Proces van keuring

In deze paragraaf worden de rollen beschreven van partijen die bij het keuren van liftinstallaties in de gebruiksfase betrokken zijn. Daartoe wordt een aantal zaken onderscheiden en wordt ingegaan op de rollen van partijen in de verschillende fasen van het proces. Het algemene wettelijke kader is geregeld in de artikelen 7 en 7a t/m 7e van de Warenwet en in het Warenwetbesluit liften.

Verplichting tot keuren

Om aan te tonen dat de staat van de liftinstallatie voldoet aan de minimale veiligheidseisen, dient de installatie op grond van de Warenwetgeving onderzocht en beproefd te worden.

In het certificatieschema voor het keuren van liften onderscheidt men in de gebruiksfase vijf trajecten:

  • a. keuring vóór ingebruikneming van liften in de bouwfase van een gebouw of bouwwerk.

  • b. periodieke keuring van liften tijdens de bouwfase van een gebouw of bouwwerk.

  • c. periodieke keuring van liften tijdens de gebruiksfase van een gebouw of bouwwerk.

  • d. (incidentele) keuring na herstel of gedeeltelijke vervanging van liften in de gebruiksfase van een gebouw of bouwwerk,

  • e. (incidentele) keuring na wijziging van liften in de gebruiksfase van een gebouw of bouwwerk.

Waar in de Engelstalige versie van de normen wordt gesproken over ‘inspection’, is dit woord in het Nederlands vertaald met ‘keuring’.

De instelling die is aangewezen door de Minister van SZW om keuringen te mogen verrichten en certificaten van goedkeuring te mogen afgeven in de gebruiksfase, wordt ‘Certificerende en Keurende Instelling’ genoemd (hierna: CKI).

Keuring vóór de eerste ingebruikname tijdens de bouwfase van een gebouw of bouwwerk of na een herstel of wijziging

Een liftinstallatie die gebruikt wordt tijdens de bouwfase van een gebouw of bouwwerk moet gekeurd worden zodra deze in gebruik wordt genomen of wanneer deze tijdens de bouwfase is hersteld of gewijzigd. De grond voor de keuring van liftinstallaties ligt besloten in het Warenwetbesluit liften.

Deze keuring kan alleen worden uitgevoerd door een instelling die conform het Werkveldspecifiek Document voor Aanwijzing en Toezicht op de instellingen ten behoeve van keuringen van liften in de gebruiksfase is aangewezen door de Minister van SZW.

Periodieke keuring

In de gebruiksfase wordt een liftinstallatie gekeurd en gecertificeerd middels een periodieke keuring, teneinde vast te stellen of de liftinstallatie op dat moment van keuren voldoet aan de aan die lift te stellen eisen. Deze keuring is voorgeschreven voor apparatuur waarvan verwacht mag worden dat deze tijdens het gebruik aan slijtage onderhevig is of anderszins achteruitgaat op het gebied van veiligheid. De grond voor de keuring van liftinstallaties ligt besloten in het Warenwetbesluit liften.

Deze periodieke keuring kan alleen worden uitgevoerd door een instelling die conform het Werkveldspecifiek Document voor Aanwijzing en Toezicht op de instellingen ten behoeve van keuringen van liften in de gebruiksfase is aangewezen door de Minister van SZW.

Het keuringsinterval voor de periodieke keuringen is vastgesteld in het Warenwetbesluit liften (waarin deze keuring een ‘vervolgkeuring’ wordt genoemd).

Het CCvDL geeft, op basis van de risicoanalyse, in het werkveldspecifieke schema aan op welke wijze de CKI’s dienen te keuren en welke gegevens zij dienen vast te leggen. Partijen dienen zich aan de verplichtingen van dit werkveldspecifieke schema te houden.

1.2 Verantwoordelijkheden voor de betrokken partijen
CKI
  • Keuren van liftinstallaties conform het werkveldspecifieke certificatieschema en de daarin opgenomen normen en eisen.

  • Afgeven van een keuringsrapport en (na genomen beslissing tot goedkeuring) afgeven van een certificaat van goedkeuring op de installatie conform het werkveldspecifieke certificatieschema.

  • Aanbrengen van een kenmerk in de kooi conform het werkveldspecifieke certificatieschema.

  • Behandelen van klachten en verzoeken om herziening tegen haar beslissingen.

  • Afsluiten van een overeenkomst met de beheersstichting.

Centraal College van Deskundigen
  • Opstellen, uitwerken, motiveren, beheren, onderhouden en (periodiek) evalueren van werkveldspecifieke certificatieschema’s in de gebruiksfase.

  • Opstellen en onderhouden van de risicoanalyse, teneinde de afbreukcriteria up-to-date te houden.

  • Beoordelen van en adviseren over interpretaties van werkveldspecifieke certificatieschema’s bij verschil van inzicht in de gebruiksfase.

Beheersstichting
  • Faciliteren van partijen om deel te nemen aan het CCvDL en er voor zorgen dat de coördinerende functie van het CCvDL niet wordt belemmerd.

  • Coördineren en faciliteren van werkveldoverleg tussen de CKI’s.

  • Ter beschikking stellen van werkveldspecifieke certificatieschema’s in de gebruiksfase.

  • Afsluiten van een overeenkomst met elke instelling die voor aanwijzing door SZW in aanmerking komt.

  • Bijhouden van een openbaar register van relevante informatie over op dit schema aangewezen instellingen.

  • Afsluiten van een convenant met het Ministerie van SZW.

Certificaathouder
  • Dient zich te houden aan de gestelde eisen in het kader van het werkveldspecifieke certificatieschema.

  • Dient mee te werken aan alle vormen van toezicht in het kader van het werkveldspecifieke certificatieschema.

  • Dient aan de CKI de kosten te voldoen die gemaakt zijn bij het beoordelen en toezicht houden.

1.3 Geldigheidsduur werkveldspecifiek document

Een werkveldspecifiek certificatieschema wordt vastgesteld voor onbepaalde duur. Het CCvDL heeft de plicht, periodiek een evaluatie van de werking van het schema uit te voeren. Het CCvDL kan aan de Minister van SZW een voorstel voor herziening van het werkveldspecifieke schema doen.

Ook is het mogelijk dat de Minister van SZW wijzigingen wenst aan te brengen in het werkveldspecifieke certificatieschema. Een voorstel daartoe legt de minister voor aan het CCvDL, met het verzoek dit nader uit te werken.

In de hoofdstukken 6 t/m 9 van het nu voorliggende certificatieschema worden de criteria beschreven die gelden voor een certificaat voor producten in het werkveld ‘keuren van liftinstallaties’. Beschreven wordt achtereenvolgens:

  • het onderwerp van de certificatie (hoofdstuk 6);

  • de inhoudelijke eisen (inclusief de geldigheidscondities) die gelden voor het certificeren (hoofdstuk 7);

  • de wijze waarop het voldoen aan de eisen wordt beoordeeld en gerapporteerd (hoofdstuk 8);

  • te stellen eisen aan de inhoud van het certificaat (hoofdstuk 9).

Dit werkveldspecifieke certificatieschema (WSCS) voor het keuren van liften is opgesteld door het Centraal College van Deskundigen Liften.

Het betreft het keuren van:

  • liftinstallaties tijdens de bouwfase van een gebouw of bouwwerk,

  • liftinstallaties in de gebruiksfase van een gebouw of bouwwerk.

Dit schema is vastgesteld door de Minister van SZW middels een statische verwijzing krachtens het Warenwetbesluit liften. Dit vastgestelde schema vervangt eerdere versies.

Dit WSCS wordt beheerd door de Stichting Beheer Certificatie Liften.

Opmerkingen over of aanmerkingen op dit document kunnen worden ingediend bij het

Centraal College van Deskundigen Liften

p/a Stichting Beheer Certificatie Liften

Dorpsstraat 11

1261 ES Blaricum

info@sbcl.nl

www.sbcl.nl

Kamer van Koophandel: 30179645.

2. Verklaring van begrippen

Begrip of afkorting

:

Betekenis

Aangewezen aangemelde instelling

(NoBo)

:

De instelling die door de Minister van SZW krachtens wettelijk voorschrift is aangewezen en door het Ministerie van SZW bij de Commissie van de Europese Gemeenschappen is aangemeld als instelling die bevoegd is om binnen de EER geldige certificaten of verklaringen af te geven.

Aangewezen instelling

(CKI)

:

De instelling die door de Minister van SZW krachtens wettelijk voorschrift is aangewezen als instelling die bevoegd is om nationaal geldende certificaten af te geven.

Aanvrager van een

certificaat

:

De (rechts-)persoon die bij de instelling een aanvraag doet voor het afgeven van een certificaat.

Aanwijzing

:

Aanwijzing van een instelling bij of krachtens wettelijk voorschrift door de Minister van SZW.

Accreditatie

:

Bevestiging van een daartoe geautoriseerde instantie, dat een conformiteitbeoordelende instelling onderbouwd heeft aangetoond dat zij competent is, bepaalde conformiteitbeoordelende taken uit te voeren.

Beheersstichting

(BHST)

:

Stichting die een wettelijk certificatiereglement beheert

Beoordeling

:

(Initiële of her-) Beoordeling door de nationale accreditatie-instantie van instellingen op basis van het door de Minister van SZW vastgestelde WDA&T, op grond waarvan de nationale accreditatie-instantie schriftelijk rapporteert of de instelling competent is om wettelijk verplichte certificaten af te geven. Bij het vaststellen van het WDA&T door de Minister van SZW wordt zoveel mogelijk aangesloten bij internationale systematiek en normen.

Centraal College van Deskundigen Liften (CCvDL)

:

Het college, onderdeel van en gefaciliteerd door de beheersstichting SBCL, dat belanghebbende partijen bij liftinstallaties de mogelijkheid biedt tot deelname aan het opstellen en onderhouden van werkveldspecifieke documenten en dat op zodanige wijze is samengesteld dat sprake is van een evenwichtige en representatieve vertegenwoordiging van deze partijen.

Certificaat (van goedkeuring)

:

Een document in de zin van artikel 17a, eerste lid Warenwetbesluit liften.

Certificaathouder

:

De (rechts-)persoon die als eigenaar van een liftinstallatie in het bezit is van een geldig wettelijk verplicht certificaat.

Certificatiebeslisser

:

Functionaris van de CKI die beslist over de toekenning van een certificaat en de goedkeuring van een controleverslag.

Certificatieproces

:

Alle activiteiten via welke een CKI beoordeelt en besluit of een liftinstallatie voldoet en blijft voldoen aan de vigerende regelgeving zoals opgenomen in het werkveldspecifieke certificatieschema respectievelijk in de normen.

Certificatieregeling

:

Het geheel van documenten dat dient om uitvoering te geven aan de wettelijk voorgeschreven certificatie van liftinstallaties.

Certificatiereglement

:

Bepalingen voor de uitvoering van het certificatieproces en de relaties tussen certificaathouder en CKI.

Certificatieschema

:

Het totaal aan bepalingen en processen die dienen om te komen tot afgifte van een certificaat.

Certificatiesysteem

:

Set van procedures en middelen, benodigd om het certificatieproces uit te voeren.

Certificerende en keurende instelling (CKI)

:

Zie ‘Aangewezen instelling’

Controle

:

Periodieke beoordeling van de CKI door de nationale accreditatie-instantie van CKI’s tegen de voor beoordeling geldende regels van de minister als opgenomen in het WDA&T.

Inspecteur

:

Functionaris die aan de hand van checklijsten en instructies keurings- en inspectiewerkzaamheden verricht.

Inspectie SZW

:

Toezichthouder van de minister van SZW.

Instelling

:

De rechtspersoon die door de Minister van SZW is aangewezen als organisatie die bevoegd is om een certificaat af te geven.

Keuring

:

Onderzoek op basis van deskundige beoordeling van een product en vaststelling van de overeenstemming daarvan met algemene eisen.

Notified Body (NoBo)

:

Zie ‘Aangewezen aangemelde instelling’

Risicoanalyse

:

Analyse waaruit de motivatie voor de te maken keuzes in het werkveldspecifieke probleemgebied blijkt, op te nemen in het betreffende werkveldspecifieke certificatieschema.

Stichting Beheer Certificatie Liften (SBCL)

:

De door de Minister van SZW aangewezen beheersstichting voor liften.

Toezicht

:

Het verzamelen van informatie over de vraag of een handeling of zaak voldoet aan de daaraan gestelde eisen, het zich daarna vormen van een oordeel daarover en het eventueel naar aanleiding daarvan interveniëren.

Urgentiecode

:

De klassering die wordt toegekend aan een constatering die in het keuringsrapport wordt vermeld. Deze klassering is afhankelijk van het niveau van risico voor ongevallen ten gevolge van de betreffende constatering.

Werkveld

:

De keuring van liften in de gebruiksfase.

Werkveldspecifiek certificatieschema (WSCS)

:

Een document dat door de Minister van SZW is vastgesteld, waarin wordt vastgelegd aan welke criteria de uitvoering van keuringen dient te voldoen.

WSCS-Liften

:

Werkveldspecifiek Certificatieschema ten behoeve van het warenwetbesluit liften binnen het werkveld keuringen van liftinstallaties in de gebruiksfase.

Documentnaam: WSCS-Liften Gebruiksfase: 2012, versie 01.

Werkveldspecifiek document voor aanwijzing en toezicht (WDA&T)

:

Een document dat door de Minister van SZW is vastgesteld, waarin wordt vastgelegd aan welke criteria instellingen dienen te voldoen om door de Minister van SZW te worden aangewezen en onder welke voorwaarden deze aanwijzing van een instelling plaatsvindt.

WDAT-Liften

Handelsfase

:

Werkveldspecifiek document voor Aanwijzing en Toezicht op de instellingen voor overeenstemmingsbeoordelingsprocedures voor de richtlijn 95/16/EG – Liften.

Documentnaam: WDAT-Liften Handelsfase: 2012, versie 01.

WDAT-Liften

Gebruiksfase

:

Werkveldspecifiek document voor Aanwijzing en Toezicht op de instellingen ten behoeve van keuringen van liften in de gebruiksfase. Documentnaam: WDAT-Liften Gebruiksfase: 2012, versie 01.

3. Werkveldspecifieke kenmerken

Om het maatschappelijke belang, i.c. veiligheid van liftinstallaties, te waarborgen, is door de overheid gekozen voor een wettelijk verplichte regeling voor de borging van de veiligheid van liftinstallaties.

Beschrijving schema

Dit WSCS-Liften Gebruiksfase is door het CCvD voorgesteld en door de Minister van SZW vastgesteld middels een statische verwijzing krachtens het Warenwetbesluit liften. De Minister van SZW kan na overleg met de beheersstichting wijzigingen aanbrengen in de vastgestelde documenten. Dit vastgestelde document vervangt alle voorgaande versies.

3.1 Betrokken partijen

Bij het tot stand komen van dit document zijn betrokken geweest:

  • Stichting Beheer Certificatie Liften

  • Centraal College van Deskundigen Liften

  • Ministerie van SZW

  • Certificerende en Keurende Instellingen (CKI’s)

  • Eigenaren/beheerders van lifinstallaties

  • Fabrikanten, installateurs en onderhoudsfirma’s van liftinstallaties

  • Werknemers binnen de liftindustrie

1.1 Risicoanalyse

Het Europees Parlement en de Nederlandse overheid hebben vastgesteld dat een liftinstallatie een werktuig is dat potentieel gevaren kan opleveren voor personen die deze installatie gebruiken of daaraan werkzaamheden verrichten of daarin aanwezig zijn. Onvolkomenheden of mankementen in de liftinstallatie kunnen leiden tot een storing die verwonding, invaliditeit of overlijden tot gevolg kan hebben. In het bijzonder kan worden genoemd het risico dat:

  • passagiers en/of onderhouds- of inspectiepersoneel vanuit of vanaf de lift in de schacht vallen,

  • personen vanaf de verdiepingsvloer in de schacht vallen,

  • personen bekneld raken tussen een liftonderdeel en de schachtwand,

  • onderhouds- of inspectiepersoneel in de schachtput of schachtkop bekneld raakt,

  • de lift bediend wordt door niet-deskundige personen,

  • de lift een ongecontroleerde of onbedoelde opwaartse of neerwaartse beweging maakt.

Om deze risico’s zo klein mogelijk te laten zijn, dienen ontwerp, functioneren en onderhoud van een liftinstallatie of onderdelen daarvan aan strenge eisen te voldoen. Deze eisen, gebaseerd op van overheidswege gemaakte risicoanalyses, zijn vastgelegd in een veelomvattend stelsel van normen en regelgeving en hebben betrekking op technische aspecten, veiligheid en gezondheid en preventie van risico’s. Verwezen mag onder andere worden naar de motivatie van respectievelijk de door het Europees Parlement vastgestelde Richtlijn liften 95/16/EG, de Richtlijn machines 2006/42/EG, de Richtlijn gebruik arbeidsmiddelen 2009/104/EG, de Nederlandse Arbeidsomstandighedenwet, de Warenwet en het Warenwetbesluit liften en de relevante normen voor liften.

Teneinde te bevorderen dat een liftinstallatie veilig functioneert, veilig blijft functioneren en risico’s worden geminimaliseerd dient:

  • een veiligheidscomponent in de ontwerp- en productiefase aan relevante Europese richtlijnen te voldoen en volgens de Richtlijn liften 95/16/EG te worden gecertificeerd,

  • een lift in de ontwerp- en productiefase aan relevante Europese richtlijnen te voldoen en volgens de Richtlijn liften 95/16/EG te worden gecertificeerd,

of, bij zelfcertificatie van producten, dient:

  • een relevant kwaliteitsmanagementsysteem te worden beoordeeld volgens de Richtlijn liften 95/16/EG,

En in de gebruiksfase dient

  • de liftinstallatie binnen de wettelijk gestelde termijnen te worden gekeurd en gecertificeerd.

De certificering of beoordeling in de ontwerp- en productiefase wordt uitgevoerd door een NoBo. De keuring en het (na genomen beslissing tot goedkeuring) afgeven van een certificaat van goedkeuring in de gebruiksfase wordt uitgevoerd door een CKI.

De resultaten van de risicoanalyses die ten grondslag liggen aan de regelgeving worden door de beheersstichting gebruikt om de vereiste keuringen uit te laten voeren aan de hand van specifieke certificatieschema’s.

4. Certificatieprocedure

4.1 Doelstelling

In dit hoofdstuk worden de procedures beschreven die van belang zijn voor het juist toepassen van het relevante certificatieschema. Hierbij moet gedacht worden aan onder meer de procedure van aanvraag, de condities met betrekking tot de keuring, de procedures bij het uitvoeren van keuringen en de afgifte van het certificaat, de afhandeling van klachten en het indienen en behandelen van verzoeken om herziening.

4.2 Procedure aanvragen van certificaat

Een aanvrager die een certificaat van goedkeuring wil verkrijgen dient bij een CKI (zie daartoe www.sbcl.nl) en in overeenstemming met deze certificatieprocedure een aanvraag in tot het uitvoeren van een certificatieproces. Vervolgens verstrekt deze CKI aan deze aanvrager informatie over de gang van zaken bij de afhandeling van de aanvraag.

4.3 Certificatieprocedures

De CKI dient door het Ministerie van SZW te zijn aangewezen voor het uitvoeren van een certificatieproces en/of keuring met certificatie, en een samenwerkingsovereenkomst te hebben gesloten met de Stichting Beheer Certificatie Liften (SBCL).

Daarnaast is deze CKI verplicht, de aanvrager aantoonbaar te informeren over de regels, voorwaarden en procedures die verband houden met het afgeven van een certificaat.

In het kader van het proces van het keuren van een liftinstallatie gelden de voorwaarden en procedures als vermeld in hoofdstuk 6.

4.4 Beslissing inzake het certificaat

De CKI moet beschikken over vastgelegde procedures voor het afgeven van een certificaat.

De beslissing betreffende het afgeven van een certificaat wordt genomen door een functionaris van de CKI die daartoe is gekwalificeerd en aangesteld conform het kwaliteitssysteem van de CKI en de procedures als vermeld in hoofdstuk 6.

Aan de hand van de uitkomst van zijn keuring zal de CKI binnen een tussen partijen overeengekomen termijn een rapport opmaken en een besluit nemen betreffende het al dan niet verlenen van het certificaat en hier binnen een tussen partijen overeengekomen termijn nadere invulling aan geven.

4.5 Geldigheid van het certificaat

Een certificaat van goedkeuring is slechts een bewijs dat de installatie op het moment van keuren voldoet aan de aan die installatie gestelde eisen. Een volgende keuring dient plaats te vinden binnen de keuringsintervallen die bij wet zijn vastgesteld.

De certificaathouder kan aan het certificaat geen andere rechten ontlenen dan het kunnen aantonen dat de installatie op het moment van keuren voldoet (voldeed) aan de aan die installatie gestelde eisen.

4.6 Geldigheidscondities van het certificaat

Met betrekking tot de geldigheid van een certificaat worden condities gesteld. Indien niet (meer) wordt voldaan aan deze condities, kan dit tot gevolg hebben dat de installatie niet meer in bedrijf mag zijn alvorens deze opnieuw is goedgekeurd.

De keuringscriteria, de lijst van inspectiepunten, de condities waaraan voldaan moet worden en de consequenties van het niet-voldoen zijn opgenomen in de Bijlagen A t/m E.

4.7 Klachtenregeling
4.7.1 Klachten over de CKI

Een adequate behandeling van klachten is belangrijk voor het creëren van vertrouwen in certificatie en belangrijk voor de bescherming van zowel de certificaathouders als de gebruikers van certificaten.

Aan een CKI worden onder meer de volgende eisen gesteld: Een openbaar toegankelijke klachtenprocedure dient aanwezig te zijn. Deze klachtenprocedure bevat minimaal het volgende: een beschrijving van het proces van ontvangen, onderzoeken en beoordelen van de klacht; de wijze van volgen van de klacht en acties als vervolg daarop; en de wijze waarop wordt verzekerd dat correctieve acties worden uitgevoerd.

De beslissing over de reactie op de klacht dient te worden genomen door personen die niet betrokken zijn bij het onderwerp van de klacht. Indieners van klachten dienen, indien mogelijk, op de hoogte te worden gehouden van de ontvangst van de klacht, de voortgang van behandeling en de uitkomst.

4.7.2 Klachten over het bedrijf of de persoon

Indien de CKI klachten van derden, zoals een opdrachtgever, ontvangt over het voldoen aan dit schema door het bedrijf of de persoon die een aanvraag voor het certificaat heeft ingediend of certificaathouder is, dient de CKI de klager te verwijzen naar het bedrijf of de persoon. De CKI dient de klacht te betrekken bij de eerstvolgende beoordeling bij het betreffende bedrijf of de betreffende persoon.

Echter, indien het naar de mening van de CKI een ernstige klacht betreft, dient de CKI, naast de behandeling door het bedrijf of de persoon, zelf ook direct te beoordelen of de klacht gevolgen dient te hebben voor de beslissing m.b.t. certificatie. In dat geval dient de CKI af te wegen of het gewenst is een extra beoordeling uit te voeren. De kosten van deze extra beoordeling komen in beginsel voor rekening van de certificaathouder.

4.7.3 Klachtenregeling

Inleiding

In deze werkinstructie wordt de afhandeling van een klacht besproken. Voor iedere afzonderlijke klacht wordt een apart klachtenformulier ingevuld.

Werkwijze

Wanneer iemand probeert een klacht telefonisch of mondeling te melden, wordt aan hem/haar gevraagd deze schriftelijk te verwoorden. Als een klacht schriftelijk binnenkomt wordt deze meteen naar de kwaliteitsmanager gebracht en indien de klachtafhandelaar duidelijk is krijgt hij/zij meteen een kopie van de klacht.

De kwaliteitsmanager registreert de klacht op een klachtenformulier en stelt de directeur CKI op de hoogte van de klacht. De directeur van de CKI wijst de klachtafhandelaar aan. De kwaliteitsmanager vermeldt de klachtafhandelaar op het klachtenformulier en brengt de klachtafhandelaar schriftelijk op de hoogte van de klacht. De klachtafhandelaar informeert de indiener van de klacht schriftelijk over de ontvangst van de klacht.

Eenvoudige zaken

Klachtafhandelaar stuurt klacht door naar betrokken bedrijf/persoon; stelt indiener op de hoogte legt dossier aan tbv voortgangsbewaking en meenemen afhandeling klacht door bedrijf/persoon bij eerstvolgende beoordeling.

Ernstige klachten

Klachtafhandelaar beoordeelt de klacht en stelt vast of de klacht een incident betreft of dat de klacht moet leiden tot een aanpassing in de werkwijze.

Indien het een incident betreft, wordt de indiener daarvan op de hoogte gesteld. De klachtafhandelaar bedenkt samen met de indiener binnen drie weken na het indienen van de klacht een oplossing voor de afhandeling en betrekt bedrijf/persoon hierbij.

De oplossing zoals die met de indiener is besproken wordt vastgelegd op het klachtenformulier. Hier wordt tevens vermeld dat het gaat om een incident.

Indien de klacht een aanpassing van de werkwijze vergt bedenkt de klachtafhandelaar binnen 10 dagen een verbetervoorstel en bespreekt dit met de kwaliteitsmanager en betrekt bedrijf/persoon hierbij. Het verbetervoorstel moet een structurele verbetering inhouden van de werkwijze. Het verbetervoorstel wordt ingevuld op het klachtenformulier.

De klachtafhandelaar stelt de indiener op de hoogte van de afhandeling van de klacht.

De kwaliteitsmanager maakt de gewijzigde werkwijze bekend.

De kwaliteitsmanager start, indien nodig, een vervolgonderzoek naar de invoering van het verbetervoorstel. De bevindingen worden vastgelegd op het klachtenformulier. Het klachtenformulier wordt gearchiveerd.

4.8 Bezwaarprocedure
4.8.1 Inleiding

Onderstaand worden de stappen beschreven die nodig zijn voor het afhandelen van een bezwaarschrift. Een dergelijk bezwaarschrift kan bijvoorbeeld ingediend worden tegen besluiten van de CKI inzake het niet (opnieuw) verlenen, schorsen of intrekken van een certificaat.

4.8.2 Werkwijze

Algemeen:

Een door of namens de CKI genomen besluit, dat is een definitieve uitslag of eindoordeel, wordt schriftelijk ter kennis van de belanghebbende gebracht. Onder een besluit wordt tevens verstaan het weigeren te beslissen of het niet tijdig nemen van een beslissing. De CKI stelt de belanghebbende in haar correspondentie in kennis van de mogelijkheid van het indien van een bezwaarschrift door middel van de volgende clausule:

‘Ingevolge de CKI procedure ‘bezwaarschriftprocedure’ kan door een belanghebbende met betrekking tot dit besluit een bezwaarschrift ingediend worden. Daartoe moet binnen zes weken na de datum van verzending van het besluit een bezwaar worden ingediend bij de CKI. In het bezwaarschrift moet gemotiveerd worden aangegeven waarom het gegeven besluit niet juist gevonden wordt. Verzocht wordt bij het bezwaarschrift een kopie van het bestreden besluit toe te voegen.’

Het bezwaarschrift dient in ieder geval de volgende elementen te bevatten:

  • naam en adres indiener

  • dagtekening

  • een omschrijving van het bestreden besluit

  • de gronden van het bezwaar.

Het bezwaar wordt niet-ontvankelijk verklaard:

indien niet aan de gestelde termijn van indienen wordt voldaan. Dit geldt niet als de indiener aantoont dat hij redelijkerwijs niet in verzuim is geweest

in andere gevallen dan genoemd onder a, als geen gebruik gemaakt wordt van de door de CKI geboden gelegenheid tot verzuimherstel

het bezwaar wordt verder niet-ontvankelijk verklaard als het, bij het niet van toepassing zijn van een termijn, onredelijk laat wordt ingediend. Dit geldt uitsluitend wanneer het bezwaar betrekking heeft op het niet tijdig nemen van een besluit.

Het bezwaarschrift schort de werking van het besluit niet op.

Het bezwaarschrift leidt tot heroverweging van het besluit waartegen het is gericht.

4.8.3 Procedure

De CKI neemt kennis van het bezwaarschrift en bevestigt binnen twee weken de ontvangst.

De CKI biedt gelegenheid tot het horen van de indiener.

Het bezwaarschrift wordt gemeld bij de kwaliteitsmanager die het bezwaar registreert.

Het horen betreft met name de vakinhoudelijke aspecten die geleid hebben tot het besluit en dient binnen in beginsel zes weken na het vaststellen dat een hoorprocedure aan de orde is, plaats te vinden.

Het horen kan geschieden door de CKI of door een of meer door de CKI benoemde ter zaken kundige. Het horen geschiedt door een persoon of personen die niet betrokken is/zijn geweest bij de voorbereiding van het besluit, en geen binding hebben met de belanghebbende.

Het horen geschiedt op een door de CKI te bepalen tijdstip binnen de gangbare kantooruren.

Relevante stukken kunnen tot 10 dagen voor de hoorzitting worden ingediend en liggen gedurende een week voor de zitting ter inzage.

Van het horen wordt afgezien indien het verzoek om herziening kennelijk niet-ontvankelijk of kennelijk ongegrond is, inmiddels aan het verzoek is tegemoetgekomen, of indien belanghebbende verklaart hiervan geen gebruik te maken.

Van het horen wordt een verslag gemaakt. Het verslag wordt bij de beslissing op het bezwaar om herziening gevoegd.

De hoorcommissie brengt tevens advies aan de CKI.

4.8.4 Beslissing op het bezwaarschrift

De CKI beslist aan de hand van de haar ter beschikking staande gegevens binnen zes weken, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken. De beslistermijn kan eenmaal met ten hoogste 6 weken worden verlengd. Daarna kan de termijn slechts met toestemming van de belanghebbende worden verlengd.

De CKI zal, bij het gegrond verklaren van het bezwaar, de beslissing herroepen en een nieuwe beslissing ter zake nemen. Van haar beslissing op het bezwaar zal de CKI de onderbouwing en motivering aan belanghebbende meedelen.

4.8.5 Bestuursrechter

Indien de inhoud of strekking van de nieuwe beslissing de belanghebbende hiertoe aanleiding geeft, dient hij zich in voorkomend geval te wenden tot de bestuursrechter. De CKI zal de belanghebbende in haar beslissing op bezwaar wijzen op deze mogelijkheid.

5. Toezicht op de veiligheid van liftinstallaties

In de gebruiksfase van een liftinstallatie is de eigenaar van die installatie wettelijk verplicht tijdig een keuring te laten uitvoeren. Het doel van deze keuring is, de blijvende veiligheid van de installatie te beoordelen. In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe het toezicht op de veiligheid van een liftinstallatie door een CKI dient te worden ingericht.

5.1 Toegang

Voor het houden van toezicht is het noodzakelijk dat de CKI zich toegang kan verschaffen tot het product en de gegevens over het product. Afhankelijk van de situatie wordt bepaald, welke informatie benodigd is en door of namens de eigenaar ter beschikking moet worden gesteld. Detaillering hiervan is aangegeven in de bijlagen A t/m E van dit document. Degene die een keuring aanvraagt dient ten behoeve van het toezicht, de toegang tot de liftinstallatie mogelijk te maken en alle relevante informatie te verstrekken.

5.2 Frequentie van het toezicht

Een keuring in de gebruiksfase wordt uitgevoerd door een CKI. De frequentie van de keuringen is vastgelegd in het Warenwetbesluit liften.

5.3 De wijze van uitvoering van het toezicht

De wijze van uitvoering van het toezicht wordt bepaald in de van toepassing zijnde bijlagen A t/m E van dit document.

5.4 Verslag van bevindingen

De CKI stelt een verslag op van haar bevindingen tijdens het toezicht. Dit verslag wordt ter beschikking gesteld aan de eigenaar van de gekeurde installatie. Deze kan tegen de hieruit voortvloeiende beslissing een verzoek om herziening indienen (zie hiervoor het WDAT-Liften Gebruiksfase).

Het keuringsverslag bevat minimaal de volgende gegevens:

  • a. soort document, met uniek identificatienummer,

  • b. identificatie van de CKI, met aanwijzingsgegevens,

  • c. identificatie van de inspecteur,

  • d. identificatie van de opdrachtgever,

  • e. omvang van de keuringsopdracht,

  • f. datum (data) van uitvoering de keuring

  • g. identificatie van de gekeurde installatie, en indien van toepassing identificatie van specifieke gekeurde componenten,

  • h. informatie over zaken die niet volgens de oorspronkelijke opdracht zijn uitgevoerd,

  • i. identificatie of korte beschrijving van de beoordelingspunten, gebruikte keuringsmethoden en keuringsprocedures, inclusief eventuele afwijkingen, toevoegingen of uitsluitingen van deze methoden en procedures,

  • j. identificatie van de gebruikte meet- of testapparatuur,

  • k. het gehanteerde certificatieschema, met kenmerk en beheerder daarvan,

  • l. een eenduidige beschrijving van de geconstateerde tekortkoming(en) en aandachtspunten,

  • m. de eenduidige conclusie op basis van de keuring (goedgekeurd of afgekeurd),

  • n. de opmerking dat het keuringsverslag alleen volledig vermenigvuldigd mag worden, doch slechts met toestemming van de CKI en de opdrachtgever,

  • o. een verwijzing naar de gehanteerde klachtenregeling en de mogelijkheid tot verzoek om herziening,

  • p. de mogelijkheid om contact met de instelling op te nemen.

5.5 Maatregelen

Indien blijkt dat een installatie niet of niet meer voldoet aan de eisen of normen waaraan een CKI die installatie heeft getoetst, zal de CKI geen certificaat van goedkeuring afgeven.

De CKI informeert de Inspectie SZW onmiddellijk en rechtstreeks over geconstateerde situaties bij installaties of werkzaamheden die door een afgegeven of nog af te geven certificaat worden gereguleerd en door welke de veiligheid of de gezondheid van personen ernstig in gevaar wordt gebracht. In dit geval stelt de CKI de installatie buiten werking en vergrendelt deze.

Een afkeur van een brandweerlift wordt in alle gevallen door de CKI gemeld aan de Inspectie SZW en aan de brandweer in de betreffende veiligheidsregio.

6. Onderwerp van certificatie

Het voorliggende certificatieschema is van toepassing op de volgende keuringen:

  • keuring van liften vóór de eerste ingebruikname tijdens de bouwfase van een gebouw of bouwwerk (6.1);

  • periodieke keuring van liften tijdens de bouwfase van een gebouw of bouwwerk (6.2);

  • periodieke keuring van liften tijdens de gebruiksfase van een gebouw of bouwwerk (6.3);

  • keuring van liften na een herstelling zonder ontwerpwijziging of vervanging van één of meer hoofd- en/of veiligheidscomponenten door hetzelfde type (6.4.1);

  • keuring van liften vóór de ingebruikname na een wijziging (6.4.2).

6.1 Keuring van liften vóór de eerste ingebruikname tijdens de bouwfase van een gebouw of bouwwerk (bijlage A)

Deze procedure zal worden gebruikt door een CKI tijdens de bouwfase van een gebouw of bouwwerk.

Deze keuring sluit aan op de door de fabrikant/installateur afgegeven EG-verklaring van overeenstemming. Deze EG-verklaring van overeenstemming kan pas worden opgesteld door een fabrikant of installateur indien van één van de productcertificatieprocedures uit de ontwerp- en productiefase door een NoBo met positief resultaat in relatie tot de Richtlijn liften 95/16/EG is afgesloten.

Een eindcontrole of eenheidskeuring kan worden gecombineerd. In dat geval zal de CKI, naast aangewezen te zijn voor de keuring vóór ingebruikneming van een liftinstallatie die zal worden gebruikt tijdens de bouwfase van het gebouw of bouwwerk, ook aangewezen en aangemeld dienen te zijn voor een eindcontrole of een eenheidskeuring.

Doelstelling en toepassing

Doel van het onderzoek is, vast te stellen of een liftinstallatie die overeenkomstig één van de hierboven vermelde procedures is geïnstalleerd, op het moment van keuren voldoet aan de daarop betrekking hebbende bepalingen van het Warenwetbesluit liften.

Uit te voeren keuring

Om een verantwoord advies tot afgifte van het certificaat van goedkeuring te kunnen geven, zal de CKI de volgende keuringen uitvoeren:

  • a. controleren van de volledigheid en juistheid van de documenten betreffende de verificatie op overeenstemming met de Richtlijn Liften,

  • b. controleren of de conformiteitscontrole goed is uitgevoerd.

Bovenbeschreven beoordelingen vinden plaats aan de hand van een hiervoor opgestelde specifieke certificatieprocedure als beschreven in Bijlage A.

Aantekening in het liftboek

De CKI vult de desbetreffende bladzijden van het liftboek in. Het liftboek behoort bij de lift aanwezig te zijn.

Rapportage

Aan de hand van zijn beoordelingen zal de CKI een rapport opmaken. In het rapport legt de CKI zijn beoordeling van de lift en eventuele geconstateerde afwijkingen van de vervaardigingsvoorschriften vast.

De rapportage wordt binnen een tussen aanvrager/certificaathouder en CKI overeengekomen termijn opgestuurd aan de certificaathouder.

Beslissing op basis van het keuringsrapport

Bij een positieve rapportage kan de CKI overgaan tot afgifte van een certificaat van goedkeuring.

Bij een negatieve rapportage zal de CKI niet overgaan tot afgifte van een certificaat van goedkeuring.

Het door de CKI getekende certificaat van goedkeuring wordt binnen een tussen aanvrager/certificaathouder en CKI overeengekomen termijn opgestuurd aan de certificaathouder. Het certificaat van goedkeuring heeft een uniek registratienummer.

Indien de CKI voornemens is, op grond van de keuringsrapportage een certificaat van goedkeuring te verstrekken, mag de lift in afwachting hiervan in gebruik zijn.

Kenmerk van goedkeur, volgende keuring

Indien er geen gronden zijn voor afkeuring brengt de CKI op een duidelijk zichtbare plaats in de kooi een kenmerk van goedkeuring aan, waarop tevens staat vermeld de maand en het jaar waarop uiterlijk de eerstvolgende keuring dient te zijn uitgevoerd.

6.2 Periodieke keuring van een liftinstallatie tijdens de bouwfase van een gebouw of bouwwerk (bijlage B)
Doelstelling en toepassing

Deze procedure zal worden gebruikt door een CKI tijdens de bouwfase van een gebouw of bouwwerk.

Doel van het onderzoek is, vast te stellen of een liftinstallatie op het moment van keuren nog voldoet aan de daarop betrekking hebbende bepalingen van het Warenwetbesluit liften.

Bij liftinstallaties gebouwd overeenkomstig de Richtlijn liften 95/16/EG en in gebruik genomen tijdens de bouwfase van een gebouw of bouwwerk, dient de eerste periodieke keuring uiterlijk binnen 3 (drie) maanden na de keuring vóór de eerste ingebruikname plaats te vinden door een CKI, waarna een certificaat van goedkeuring kan worden afgegeven. Hierop volgende periodieke keuringen tijdens de bouwfase van een gebouw of bouwwerk dienen steeds binnen drie (3) maanden volgend op de laatste periodieke keuring plaats te vinden.

Het resultaat van de laatst uitgevoerde periodieke keuring vervangt het resultaat van de voorgaande periodieke keuring.

Uit te voeren beoordeling

Om een verantwoord advies tot afgifte van een certificaat van goedkeuring te kunnen geven, zal de CKI de volgende beoordelingen uitvoeren:

  • 1. controleren of nog wordt voldaan aan de geldende vervaardigingvoorschriften en het Warenwetbesluit liften,

  • 2. controle op de goede werking van de liftinstallatie.

    Bovenbeschreven beoordelingen vinden plaats aan de hand van een hiervoor opgestelde specifieke certificatieprocedure als beschreven in Bijlage B.

Aantekening in het liftboek en kenmerk van goedkeuring

De CKI vult de desbetreffende bladzijden van het liftboek in. Het liftboek behoort bij de lift aanwezig te zijn.

Rapportage

Aan de hand van zijn beoordelingen zal de CKI een rapport opmaken. In het rapport legt de CKI zijn beoordeling van de lift en eventuele geconstateerde afwijkingen van de vervaardigingsvoorschriften vast. De rapportage wordt binnen een tussen aanvrager/certificaathouder en CKI overeengekomen termijn opgestuurd aan de certificaathouder.

Beslissing op basis van het keuringsrapport

Bij een positieve rapportage kan de CKI overgaan tot afgifte van een certificaat van goedkeuring.

Bij een negatieve rapportage zal de CKI niet overgaan tot afgifte van een certificaat van goedkeuring.

Het door de CKI getekende certificaat van goedkeuring wordt binnen een tussen aanvrager/certificaathouder en CKI overeengekomen termijn opgestuurd aan de certificaathouder. Het certificaat van goedkeuring heeft een uniek registratienummer. Indien de CKI voornemens is, op grond van de keuringsrapportage een certificaat van goedkeuring te verstrekken, mag de lift in afwachting hiervan in gebruik zijn.

Kenmerk van goedkeur, volgende keuring

Indien er geen gronden zijn voor afkeuring brengt de CKI op een duidelijk zichtbare plaats in de kooi een kenmerk van goedkeuring aan, waarop tevens staat vermeld de maand en het jaar waarop uiterlijk de volgende periodieke keuring dient te zijn uitgevoerd.

Einde van de bouwfase van een gebouw of bouwwerk
  • Bij het einde van de bouwfase van een gebouw of bouwwerk en voordat een lift die daarvóór in gebruik was ter beschikking komt voor gebruik na de bouwfase, moet op grond van deze functiewijziging worden vastgesteld of deze lift nog steeds of wederom voldoet aan de op die lift betrekking hebbende bepalingen van het Warenwetbesluit liften, en alsdan inclusief de eventuele brandweerfunctie. De controle hierop kan worden uitgevoerd door de installateur van de lift indien deze beschikt over een kwaliteitsborgingssysteem overeenkomstig module H, of door een instelling indien deze is aangemeld en aangewezen voor het uitvoeren van een eindcontrole of eenheidskeuring. Als bewijs voor het uitgevoerd zijn van deze controle wordt door de installateur een proces verbaal van oplevering (of een gelijkwaardig document) van de lift voor algemeen gebruik opgesteld en ondertekend.

  • Het resultaat van de laatste keuring is bepalend voor het al dan niet afgeven van een certificaat van goedkeuring.

  • Zodra de lift ter beschikking komt voor algemeen gebruik, dat wil zeggen alle gebruik niet zijnde bouwgebruik, is paragraaf 6.3 Periodieke keuring van een liftinstallatie tijdens de gebruiksfase van een gebouw of bouwwerk van toepassing.

6.3 Periodieke keuring
6.3.1 Periodieke keuring van een liftinstallatie TIJDENS DE GEBRUIKSFASE van een gebouw of bouwwerk (bijlage C1)

Doelstelling en toepassing

Deze procedure zal worden gebruikt door een CKI tijdens de gebruiksfase van een gebouw of bouwwerk.

Doel van het onderzoek is, vast te stellen of een liftinstallatie op het moment van keuren nog voldoet aan de daarop betrekking hebbende bepalingen van het Warenwetbesluit liften.

Bij liftinstallaties gebouwd overeenkomstig de Richtlijn liften 95/16/EG en in gebruik genomen na beëindiging van de bouwfase van een gebouw of bouwwerk, dient de eerste periodieke keuring uiterlijk binnen 12 (twaalf) maanden na ondertekening van het proces verbaal van oplevering (of een gelijkwaardig document) van de lift voor algemeen gebruik plaats te vinden door een CKI.

Bij liftinstallaties die reeds in gebruik zijn en minimaal één periodieke keuring hebben ondergaan, dienen de periodieke keuringen binnen 18 (achttien) maanden volgend op de laatste periodieke keuring plaats te vinden door een CKI.

Het resultaat van de laatst uitgevoerde periodieke keuring is bepalend voor het al dan niet afgeven van een certificaat van goedkeuring.

Uit te voeren beoordeling

Om een verantwoord advies tot het afgeven van een certificaat van goedkeuring te kunnen geven, zal de CKI de volgende beoordelingen uitvoeren:

  • controleren of nog wordt voldaan aan de geldende vervaardigingvoorschriften en het Warenwetbesluit liften,

  • controle op de goede werking van de liftinstallatie.

Bovenbeschreven beoordelingen vinden plaats aan de hand van een hiervoor opgestelde specifieke certificatieprocedure als beschreven in Bijlage C1.

Aantekening in het liftboek

De CKI vult de desbetreffende bladzijden van het liftboek in. Het liftboek behoort bij de lift aanwezig te zijn.

Rapportage

Aan de hand van zijn beoordelingen zal de CKI een rapport opmaken. In het rapport legt de CKI zijn beoordeling van de lift en eventuele geconstateerde afwijkingen van de vervaardigingsvoorschriften vast.

De rapportage wordt binnen een tussen aanvrager/certificaathouder en CKI overeengekomen termijn opgestuurd aan de certificaathouder.

Beslissing op basis van het keuringsrapport

Bij een positieve rapportage kan de CKI overgaan tot het afgeven van een certificaat van goedkeuring.

Bij een negatieve rapportage zal de CKI niet overgaan tot het afgeven van een certificaat van goedkeuring.

Het door de CKI getekende certificaat van goedkeuring wordt binnen een tussen aanvrager/certificaathouder en CKI overeengekomen termijn opgestuurd aan de certificaathouder. Het certificaat van goedkeuring heeft een uniek registratienummer.

Indien de CKI voornemens is, op grond van de keuringsrapportage een certificaat van goedkeuring te verstrekken, mag de lift in afwachting hiervan in gebruik zijn.

Kenmerk van goedkeur, volgende keuring

Indien er geen gronden zijn voor afkeuring brengt de CKI op een duidelijk zichtbare plaats in de kooi een kenmerk van goedkeuring aan, waarop tevens staat vermeld de maand en het jaar waarop uiterlijk de eerstvolgende keuring dient te zijn uitgevoerd.

6.3.2 Periodieke keuring van een brandweerliftinstallatie tijdens de gebruiksfase van een gebouw of bouwwerk (bijlage C2)

Doelstelling en toepassing

Deze procedure zal worden gebruikt door een CKI tijdens de gebruiksfase van een gebouw of bouwwerk.

Doel van het onderzoek is, vast te stellen of een liftinstallatie die is aangemerkt als brandweerlift, op het moment van keuren nog voldoet aan de daarop betrekking hebbende bepalingen van het Warenwetbesluit liften.

Bij liftinstallaties gebouwd overeenkomstig de Richtlijn liften 95/16/EG en in gebruik genomen na beëindiging van de bouwfase van een gebouw of bouwwerk, dient de eerste periodieke keuring uiterlijk binnen 12 (twaalf) maanden na ondertekening van het proces verbaal van oplevering (of een gelijkwaardig document) van de lift voor algemeen gebruik plaats te vinden door een CKI.

Bij liftinstallaties die reeds in gebruik zijn en minimaal één periodieke keuring hebben ondergaan, dienen de periodieke keuringen binnen 18 (achttien) maanden volgend op de laatste periodieke keuring plaats te vinden door een CKI.

Het resultaat van de laatst uitgevoerde periodieke keuring is bepalend voort het al dan niet afgeven van een certificaat van goedkeuring.

Uit te voeren beoordeling

Om een verantwoord advies tot het afgeven van een certificaat van goedkeuring te kunnen geven, zal de CKI de volgende beoordelingen uitvoeren:

  • controleren of nog wordt voldaan aan de geldende vervaardigingvoorschriften en het Warenwetbesluit liften,

  • controle op de goede werking van de liftinstallatie.

Bovenbeschreven beoordelingen vinden plaats aan de hand van een hiervoor opgestelde specifieke certificatieprocedure als beschreven in Bijlage C2.

Aantekening in het liftboek

De CKI vult de desbetreffende bladzijden van het liftboek in. Het liftboek behoort bij de lift aanwezig te zijn.

Rapportage

Aan de hand van zijn beoordelingen zal de CKI een rapport opmaken. In het rapport legt de CKI zijn beoordeling van de lift en eventuele geconstateerde afwijkingen van de vervaardigingsvoorschriften vast.

De rapportage wordt binnen een tussen aanvrager/certificaathouder en CKI overeengekomen termijn opgestuurd aan de certificaathouder.

Beslissing op basis van het keuringsrapport

Bij een positieve rapportage kan de CKI overgaan tot het afgeven van een certificaat van goedkeuring.

Bij een negatieve rapportage zal de CKI niet overgaan tot het afgeven van een certificaat van goedkeuring.

Het door de CKI getekende certificaat van goedkeuring wordt binnen een tussen aanvrager/certificaathouder en CKI overeengekomen termijn opgestuurd aan de certificaathouder. Het certificaat van goedkeuring heeft een uniek registratienummer.

Indien de CKI voornemens is, op grond van de keuringsrapportage een certificaat van goedkeuring te verstrekken, mag de lift in afwachting hiervan in gebruik zijn.

Kenmerk van afkeur

Indien er gronden zijn voor afkeuring van de brandweerlift, brengt de CKI op een duidelijk zichtbare plaats in de directe nabijheid van de brandweerschakelaar een kenmerk van afkeur aan.

6.4 Keuring na vervanging of herstel en keuring na wijziging

Ten behoeve van het vaststellen of een liftinstallatie na vervanging, herstel of wijziging opnieuw voldoet aan de vervaardigingvoorschriften wordt door een CKI het volgende schema gehanteerd.

6.4.1 Keuring na herstel van een hoofd- en/of veiligheidscomponent met behoud van het originele ontwerp, en keuring na vervanging van een hoofd- en/of veiligheidscomponent door hetzelfde type (bijlage D)

Doelstelling en toepassing

Deze procedure zal worden gebruikt door een CKI na herstel of vervanging van een hoofd- en/of veiligheidscomponent.

Doel van het onderzoek is, vast te stellen of het herstelde of vervangen deel van een liftinstallatie na een herstel en/of een vervanging minimaal voldoet aan de geldende vervaardigingsvoorschriften en de daarop betrekking hebbende bepalingen van het Warenwetbesluit liften, rekening houdend met de laatste fysieke situatie van de liftinstallatie zelf, met minimaal het behoud van het veiligheidsniveau van de liftinstallatie.

Bij een geconstateerde aanleiding tot herstel van een hoofd- en/of veiligheidscomponent voldoet de lift niet meer aan de vervaardigingsvoorschriften. De eigenaar dient de lift dan buiten bedrijf te stellen en buiten bedrijf te houden.

Uit te voeren beoordeling

In overleg met de aanvrager/certificaathouder wordt bepaald of de totale lift wordt beoordeeld of alleen het betreffende herstel en/of de betreffende vervanging.

Indien de totale liftinstallatie wordt beoordeeld, zal de CKI de volgende beoordelingen uitvoeren:

  • controleren of nog voldaan wordt aan de geldende vervaardigingvoorschriften en het Warenwetbesluit liften,

  • controleren van de documentatie van het herstel en/of de vervanging,

  • onderzoek, controle en, indien nodig, beproeving (eventueel met belasting) van de liftinstallatie,

  • controleren van de goede werking van de liftinstallatie.

Bovenbeschreven beoordelingen vinden plaats aan de hand van een hiervoor opgestelde specifieke certificatieprocedure als beschreven in Bijlage D. Indien alleen het herstel of de vervanging wordt beoordeeld zal de CKI de volgende beoordelingen uitvoeren:

  • controleren of nog voldaan wordt aan de geldende vervaardigingvoorschriften en het Warenwetbesluit liften,

  • controleren van de documenten betreffende het herstel en/of de vervanging,

  • onderzoek, controle en, indien nodig, beproeving (eventueel met belasting) van de liftinstallatie.

Bovenbeschreven beoordelingen vinden plaats aan de hand van een hiervoor opgestelde specifieke certificatieprocedure als beschreven in Bijlage D.

Bij het onderzoek aan veiligheidscomponenten waarvan de in- of afstelling opnieuw heeft plaatsgevonden, moet worden vastgesteld of de waarden van de grootheden opnieuw voldoen aan de fabrikantvoorschriften.

Onder geldende vervaardigingvoorschriften wordt in dit geval verstaan de richtlijn of norm(en) die ten tijde van de allereerste ingebruikname van de liftinstallatie van toepassing waren of toegepaste normen van latere datum, inclusief tot op het moment van de wijziging eerder doorgevoerde en goedgekeurde wijzigingen en door de Inspectie SZW eventuele afgegeven ontheffingen daarop.

Aantekening in het liftboek

De CKI vult de desbetreffende bladzijden van het liftboek in. Het liftboek behoort bij de lift aanwezig te zijn.

Rapportage

Aan de hand van zijn beoordelingen zal de CKI een rapport opmaken. In het rapport legt de CKI zijn beoordeling van de lift en eventuele geconstateerde afwijkingen van de vervaardigingsvoorschriften vast.

De rapportage wordt binnen een tussen aanvrager/certificaathouder en CKI overeengekomen termijn opgestuurd aan de certificaathouder.

Indien de CKI voornemens is, op grond van de keuringsrapportage een certificaat van goedkeuring te verstrekken, mag de lift in afwachting hiervan in gebruik zijn.

Beslissing op basis van het keuringsrapport

Bij een positieve rapportage over het herstel van een hoofd- en/of veiligheidscomponent kan de CKI overgaan tot het afgeven van een certificaat van goedkeuring betreffende dit herstel. Afgifte van dit certificaat is niet van invloed op de termijn van de periodieke keuring als vermeld op het certificaat als bedoeld in bijlage C, tenzij een volledige periodieke keuring is uitgevoerd.

Bij een negatieve rapportage zal de CKI niet overgaan tot het afgeven van een certificaat van goedkeuring.

6.4.2 Keuring van een wijziging van een lift (bijlage E)

Doelstelling en toepassing

Deze procedure zal worden gebruikt door een CKI na gereedkomen van de wijziging van een lift.

Een wijziging van een liftinstallatie wordt gezien als een ontwerpwijziging.

Doel van het onderzoek is, vast te stellen of een lift na een wijziging minimaal voldoet aan de geldende vervaardigingvoorschriften en de daarop betrekking hebbende bepalingen van het Warenwetbesluit liften, rekening houdend met de laatste fysieke situatie van de lift zelf, met minimaal het behoud van het veiligheidsniveau.

Bij wijziging wordt de lift geacht niet meer te voldoen aan de vervaardigingsvoorschriften. De eigenaar dient de lift dan buiten bedrijf te stellen en buiten bedrijf te houden.

Uit te voeren beoordeling

In overleg met de aanvrager/certificaathouder wordt bepaald of de totale lift wordt beoordeeld of alleen de betreffende wijziging.

Indien de totale lift wordt beoordeeld zal de CKI de volgende beoordelingen uitvoeren:

  • controleren of nog voldaan wordt aan de geldende vervaardigingvoorschriften en het Warenwetbesluit liften,

  • controleren van de documentatie van de activiteit,

  • onderzoek, controle en, indien nodig, beproeving (eventueel met belasting) van de lift,

  • controle van de goede werking van de liftinstallatie.

Bovenbeschreven beoordelingen vinden plaats aan de hand van een hiervoor opgestelde specifieke certificatieprocedure als beschreven in Bijlage E.

Indien alleen de wijziging wordt beoordeeld, zal de CKI de volgende beoordelingen uitvoeren:

  • controleren of nog voldaan wordt aan de geldende vervaardigingvoorschriften en het Warenwetbesluit liften,

  • controleren van de documenten betreffende de wijziging,

  • onderzoek, controle en, indien nodig, beproeving (eventueel met belasting) van de liftinstallatie.

Bovenbeschreven beoordelingen vinden plaats aan de hand van een hiervoor opgestelde specifieke certificatieprocedure als beschreven in bijlage E.

Bij het onderzoek aan veiligheidscomponenten waarvan de in- of afstelling opnieuw heeft plaatsgevonden, moet worden vastgesteld of de waarden van de grootheden voldoen aan de fabrikantvoorschriften.

Onder geldende vervaardigingvoorschriften wordt in dit geval verstaan de richtlijn of norm(en) die ten tijde van de allereerste ingebruikname van de liftinstallatie van toepassing waren of toegepaste normen van latere datum, inclusief tot op het moment van de wijziging eerder doorgevoerde en goedgekeurde wijzigingen en door de Inspectie SZW eventuele afgegeven ontheffingen daarop.

Aantekening in het liftboek

De CKI vult de desbetreffende bladzijden van het liftboek in. Het liftboek behoort bij de lift aanwezig te zijn.

Rapportage

Aan de hand van zijn beoordelingen zal de CKI een rapport opmaken. In het rapport legt de CKI zijn beoordeling van de lift en eventuele geconstateerde afwijkingen van de vervaardigingsvoorschriften vast.

De rapportage wordt binnen een tussen aanvrager/certificaathouder en CKI overeengekomen termijn opgestuurd aan de certificaathouder.

Indien de CKI voornemens is, op grond van de keuringsrapportage een certificaat van goedkeuring te verstrekken, mag de lift in afwachting hiervan in gebruik zijn.

Beslissing op basis van het keuringsrapport

Bij een positieve rapportage over de uitgevoerde wijziging of indien van toepassing de gehele liftinstallatie kan de CKI overgaan tot het afgeven van een certificaat van goedkeuring betreffende de wijziging. Afgifte van dit certificaat is niet van invloed op de termijn van de periodieke keuring als vermeld op het certificaat als bedoeld in bijlage C. tenzij een volledige periodieke keuring is uitgevoerd.

Bij een negatieve rapportage zal de CKI niet overgaan tot het afgeven van een certificaat van goedkeuring.

7. Eisen

Liftinstallaties moeten gedurende het gebruik blijvend voldoen aan hun vervaardigingvoorschriften en laatste fysieke en goedgekeurde hoedanigheid.

7.1 Eisen tijdens de bouwfase en vóór de eerste ingebruikname

Tijdens de bouwfase worden liftinstallaties verondersteld te voldoen aan de essentiële veiligheidseisen van de Richtlijn liften 95/16/EG.

Toetsing hiervan geschiedt volgens bijlage A.

7.2 Eisen voor periodieke keuring

De opgenomen eisen die ten aanzien van de periodieke keuring van toepassing zijn, zijn gebaseerd op het Warenwetbesluit liften en op besluiten van het CCvDL.

Toetsing hiervan geschiedt volgens bijlage B (bouwfase) of volgens bijlage C1 (gebruiksfase).

Brandweerlift

De opgenomen eisen die ten aanzien van de periodieke keuring van een brandweerlift van toepassing zijn, zijn gebaseerd op het Warenwetbesluit liften en op besluiten van het CCvDL.

Toetsing hiervan geschiedt volgens bijlage C2.

7.3 Eisen voor heringebruikneming

De opgenomen eisen die ten aanzien van de heringebruikneming van toepassing zijn, zijn gebaseerd op het Warenwetbesluit liften en op besluiten van het CCvDL.

Toetsing hiervan geschiedt volgens bijlage D of E.

8. Toetsmethodiek

8.1 Toetsmethodiek tijdens de bouwfase

De toetsmethodiek die ten aanzien van de eerste ingebruikname van toepassing is, betreft een documentenonderzoek en is gebaseerd op het Warenwetbesluit liften. Toetsing geschiedt volgens bijlage A.

8.2 Toetsmethodiek voor periodieke keuring

De toetsmethodiek die ten aanzien van de periodieke keuring van toepassing is, betreft een materieel- en documentenonderzoek gebaseerd op het Warenwetbesluit liften en op besluiten van het CCvD.

Toetsing geschiedt volgens bijlage B (bouwfase) of volgens bijlage C1 (gebruiksfase).

Brandweerlift

De toetsmethodiek die ten aanzien van de periodieke keuring van een brandweerlift van toepassing is, betreft een materieel- en documentenonderzoek gebaseerd op het Warenwetbesluit liften en op besluiten van het CCvD. Toetsing geschiedt volgens bijlage C2.

8.3 Toetsmethodiek voor heringebruikneming

De toetsmethodiek die ten aanzien van de heringebruikneming van toepassing is, betreft een materieel- en documentenonderzoek gebaseerd op het Warenwetbesluit liften en op besluiten van het CCvD. Toetsing geschiedt volgens bijlage D of E.

9. Het certificaat

Indien een liftinstallatie na een keuring is goedgekeurd, kan de CKI aan de aanvrager een certificaat van goedkeuring afgeven.

Op het certificaat van goedkeuring van de CKI dienen minimaal de volgende gegevens vermeld te zijn:

  • aanduiding van het type document (certificaat) met uniek documentnummer;

  • beschrijving/titel van de installatie;

  • registratienummer van de installatie;

  • identificatiegegevens van de fabrikant/installateur;

  • adres en plaats van de installatie;

  • identificatiegegevens van de eigenaar/opdrachtgever;

  • naam en aanwijzingsbeschikkingnummer van de CKI die het certificaat heeft verleend;

  • Warenwetbesluit op basis waarvan het certificaat is afgegeven;

  • referentie naar het specifieke certificatieschema voor het product (met identificeerbare versie);

  • scope van het certificaat, inclusief de geldigheidscondities;

  • de datum van keuring;

  • de datum van het certificaat;

  • de uiterlijke datum waarbinnen de eerstvolgende periodieke keuring moet plaatsvinden;

  • een vermelding op het certificaat dat de CKI verklaart dat op het moment van de keuring de betreffende liftinstallatie voldoet aan de eisen uit het in het certificaat genoemde certificatieschema

  • ondertekening door een daartoe geautoriseerde functionaris van de CKI.

Bijlage A Procedure keuring liften vóór de eerste ingebuikname

tijdens de bouwfase van een gebouw of bouwwerk

Inleiding

Deze procedure is de nadere invulling van de in het WSCS genoemde procedure voor keuringen van liften als bedoeld in artikel 8 en artikel 17 lid 4, 6 en 7 van het Warenwetbesluit liften.

Uitgangspunten

  • a. de eigenaar van een lift is verantwoordelijk voor de aanwezigheid van een geldig certificaat van goedkeuring.

  • b. de EG-verklaring van overeenstemming van een lift dient door degene die deze afgeeft gemeld te worden bij een instelling als bedoeld in lid d.

  • c. vóór de eerste ingebruikname van een lift tijdens de bouwfase van een gebouw of bouwwerk moet een keuring van die lift worden uitgevoerd.

  • d. de hier bedoelde keuring wordt uitgevoerd door een daartoe door het Ministerie van SZW aangewezen instelling (hierna: CKI).

  • e. deze CKI geeft het hier genoemde certificaat van goedkeuring af.

  • f. deze CKI brengt als blijk van goedkeuring in de kooi een kenmerk aan.

  • g. als een lift wordt afgekeurd en als gevolg daarvan een certificaat van goedkeuring niet zal worden afgegeven, mag die lift niet in bedrijf worden gesteld. De inspecteur van de CKI (hierna: inspecteur) deelt de eigenaar of de vertegenwoordiger van de eigenaar mede dat die lift buiten bedrijf behoort te zijn en te blijven.

  • h. een gekeurde lift die is afgekeurd moet worden herkeurd door de CKI die deze lift heeft afgekeurd.

  • i. tekortkomingen worden door de inspecteur in het liftboek en in het rapport aan de eigenaar vermeld.

  • j. tekortkomingen, ook als deze tijdens de keuring worden hersteld, worden in het rapport van de instelling aan de eigenaar vermeld.

  • k. op de uitvoering van de controle is het Arbeidsomstandighedenbesluit van toepassing.

Bijlage A

Keuringscriteria

Indien uit de controle blijkt dat de documenten als bedoeld in artikel 8 van het Warenwetbesluit liften aanwezig en juist zijn, de conformiteitscontrole juist is uitgevoerd en er geen tekortkomingen zijn vastgesteld, kan door de CKI een certificaat van goedkeuring worden afgegeven.

Bijlage B Procedure periodieke liften tijdens bouwfase van een gebouw of bouwwerk

Inleiding

Deze procedure is de nadere invulling van de in het WSCS genoemde procedure voor periodieke keuringen van liften tijdens de bouwfase van een gebouw of bouwwerk als bedoeld in artikel 17 lid 5, 6 en 7 van het Warenwetbesluit liften. Dit is uitgewerkt in het hierbij gevoegde stroomschema.

Uitgangspunten

  • a. de eigenaar van een lift is verantwoordelijk voor de aanwezigheid van een geldig certificaat van goedkeuring.

  • b. tijdens het gebruik van een lift in de bouwfase van een gebouw of bouwwerk moeten de periodieke keuringen van die lift worden uitgevoerd binnen drie (3) maanden na de op het laatste certificaat van goedkeuring vermelde keuringsdatum.

  • c. de hier bedoelde keuring wordt uitgevoerd door een daartoe door het Ministerie van SZW aangewezen instelling (hierna: CKI).

  • d. deze CKI geeft het hier genoemde certificaat van goedkeuring af.

  • e. deze CKI brengt als blijk van goedkeuring in de kooi een kenmerk aan.

  • f. als een lift wordt afgekeurd omdat er tekortkomingen worden geconstateerd die een direct ernstig gevaar voor leven of gezondheid van personen opleveren, zal de CKI dit onmiddellijk melden aan de Inspectie SZW.

  • g. een gekeurde lift die is afgekeurd moet worden herkeurd door de CKI die deze lift heeft afgekeurd.

  • h. als een lift is afgekeurd, mag die lift niet meer in bedrijf zijn of in bedrijf worden gesteld. De inspecteur deelt de eigenaar of de vertegenwoordiger van de eigenaar mede dat die lift buiten bedrijf behoort te worden gesteld.

  • i. tekortkomingen aan een lift worden door de inspecteur in het liftboek en in het rapport aan de eigenaar vermeld.

  • j. tekortkomingen, ook als deze tijdens de keuring worden hersteld, worden in het rapport van de CKI aan de eigenaar vermeld.

  • k. het resultaat van de laatst uitgevoerde keuring bepaalt of de lift wel of niet in gebruik mag zijn.

Bijlage B

  • a. de lijst van inspectiepunten geeft de minimale keuringsinhoud weer maar is niet limitatief.

  • b. op de uitvoering van de keuring is het Arbeidsomstandighedenbesluit van toepassing.

Keuringscriteria

Indien uit de keuring blijkt dat is voldaan aan de voor de lift geldende vervaardigingsvoorschriften conform het Warenwetbesluit liften kan door de CKI een certificaat van goedkeuring worden afgegeven.

De bij een keuring gehanteerde inspectiepunten zijn weergegeven in de lijst van inspectiepunten. Deze lijst van inspectiepunten geeft de minimale keuringsomvang weer in relatie tot de vervaardigingsvoorschriften.

Achter elk inspectiepunt is een urgentiecode vermeld. Deze urgentiecode bepaalt de beoordeling die verwacht wordt van een inspecteur indien een dergelijke afwijking geconstateerd wordt. Door omstandigheden is het mogelijk dat die inspecteur een afwijkende beslissing neemt.

Betekenis van de urgentiecode:

  • 1. afkeuring, gevolgd door melding aan de Inspectie SZW en stilzetten van de lift.

  • 2. afkeuring van de lift.

  • 3. aandachtspunt, waarvan de ernst naar het oordeel van de inspecteur tot goedkeur of afkeur kan leiden.

Extra controles tijdens een eerste keuring door een instelling

In de kolom ‘Wijze van uitvoering’ is een aantal items vet, schuin en/of onderstreept weergegeven. Alvorens een lift voor de eerste keer van een instelling een certificaat van goedkeuring kan krijgen, dienen deze punten gecontroleerd te worden. Deze controle kan worden beperkt tot een steekproef indien de conformiteitscontrolelijst van een installateur die gecertificeerd is volgens module H van de Richtlijn liften 95/16/EG aanwezig is. Bij gebreke van deze controlelijst dient een volledige keuring plaats te vinden.

De controles bestaan, naast het meten van vrije ruimten, uit een toetsing of de veiligheidscomponenten zijn geplaatst conform de geleverde documentatie.

Bijlage B Lijst van inspectiepunten periodieke keuring liften minimale inspectiepunten, wijze van vaststelling en afkeurmaatstaven

No.

Inspectiepunt

Keuringscriterium

Afwijking

Urgentie

Wijze van uitvoering

1. Algemeen

1.1

Vorige keuringsdatum

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

Vaststellen via liftboek of rapport

1.2

Keuringsdatum

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

Noteren voor certificaat

1.3

Inspecteur

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

Identificatie van uitvoerende

1.4

Onderhoudsfirma

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

Identificatie van aanwezige bij de keuring

1.5

Documentatie

Zijn het liftboek, de gebruikershandleiding en alle overige documenten bij de lift aanwezig?

Liftboek en/of overige documenten zijn niet aanwezig

3

Visuele controle

2. Algemene toetsingen

2.1

Arbeidsomstandigheden

Arbeidsomstandighedenbesluit

Niet voldoen aan Arbeidsomstandighedenbesluit

3

Leidt wel/niet tot keuring

2.2.1

Toetsing liftspecifieke voorzieningen

Levert het niet functioneren direct gevaar op voor gebruikers en / of onderhoudspersoneel?

Het niet-functioneren levert direct gevaar op voor gebruikers en / of onderhoudspersoneel

1

Testen van veiligheidsvoorzieningen die aangebracht zijn om bij afwijkende uitvoeringen een gelijkwaardig veiligheidsniveau te verkrijgen;

Bepalen correcte uitvoering conform specificatie installateur

2.2.2

Toetsing liftspecifieke voorzieningen

Wordt voldaan aan de eventuele voorwaarden waaronder afwijkingen van de geharmoniseerde norm zijn toegestaan, zoals opgenomen in het liftboek?

Er wordt niet voldaan aan de eventuele voorwaarden waaronder afwijkingen van de geharmoniseerde norm zijn toegestaan, zoals opgenomen in het liftboek

1 t/m 3

Controle en visuele inspectie van de installatie aan de hand van de beschikbare documenten.

Bepalen correcte uitvoering en/of werking conform specificatie installateur

2.2.3

Toetsing liftspecifieke voorzieningen

Levert het niet functioneren in samenhang met andere defecten een mogelijk gevaar op?

Het niet-functioneren levert in samenhang met andere defecten een mogelijk gevaar op

3

 

2.3.1

Elektrische installatie

Bestaat er direct aanrakingsgevaar voor gebruikers?

Er bestaat direct aanrakingsgevaar voor gebruikers

1

Visuele inspectie van schakelelementen, bekabeling etc.;

Bepalen correcte uitvoering veiligheidsgerelateerde delen conform specificatie installateur

2.3.2

Elektrische installatie

Zijn er overbruggingen in de veiligheidslijn?

Er zijn overbruggingen in de veiligheidslijn

2

 

2.3.3

Elektrische installatie

Is er slijtage of beschadiging die leidt tot falen van veiligheidsvoorzieningen op korte termijn?

Er is slijtage of beschadiging die leidt tot falen van veiligheidsvoorzieningen op korte termijn

3

 

2.4.1

Hydraulische installatie

Is er lekkage die leidt tot ongecontroleerd dalen?

Er is lekkage die leidt tot ongecontroleerd dalen

1

Visueel;

Bepalen correcte uitvoering veiligheidsgerelateerde delen conform specificatie installateur

2.4.2

Hydraulische installatie

Is er lekkage die leidt tot een brandrisico?

Er is lekkage die leidt tot een brandrisico

3

 

2.5

Vervuiling

Is er brandgevaar en/of besmettingsgevaar?

Er is brandgevaar en/of besmettingsgevaar

3

Visueel

3. Machinekamer

3.1

Bevrijden opgesloten passagiers

Is het bevrijden van opgesloten passagiers mogelijk?

Er zijn geen, incomplete of niet werkende voorzieningen of verkeerde instructies

3

Beproeven van de voorziening aan de hand van de aanwezige instructie

3.2

Machineruimte afsluitbaar

Is de machineruimte afsluitbaar?

De machinekamer is direct bereikbaar vanaf een publiek toegankelijke locatie en niet afsluitbaar

1

Werking slot

3.3

         

3.3.1

Tractiecontrole

Slippen de kabels volgens de normvereiste?

De kabels slippen niet volgens de normvereiste

3

Testen

3.3.2

Tractiecontrole

Liggen de kabels niet onder in groef?

De kabels liggen onder in groef

1

 

3.4.1

Corrigeren met open deuren

Corrigeert de lift met open deuren?

Niet functioneren van de lekschakeling

2

Testen van systeem;

Bepalen correcte uitvoering overbruggingsschakelingen conform specificatie installateur

3.4.2

Corrigeren met open deuren

Werkt de veiligheidsschakeling?

De veiligheidsschakeling is defect of leidt tot een gevaarlijke situatie voor gebruikers

1

 

3.5

Noodeindschakelaar

Werkt de noodeindschakelaar?

De noodeindschakelaar spreekt niet aan vóór het bereiken van de stuiting

2

Testen op werking controle juiste afstelling

3.6

Speling in machine

Is er speling in machine?

De speling in de machine is hoger dan de fabrikantenspecificatie toestaat

2

Bepalen via meting;

Bepalen correcte uitvoering conform specificatie installateur

3.7

Rem

Werkt de rem?

De voering is volledig versleten; de voeringen openen of sluiten niet correct; de voeringen geven onvoldoende remkracht

1

Visueel tijdens tractietest

3.8

Fasebeveiliging

Werkt de fasebeveiliging?

De fasebeveiliging functioneert niet. De liftmachine geeft onvoldoende koppel

2

Beproeven

3.9

Overstortdruk [bar]

Overstortdruk [bar]

De overstortdruk overschrijdt de specificatie van de fabrikant

3

Beproeven

3.10

Overdrukcontact

Werkt het overdrukcontact?

Alleen indien normtechnisch verplicht

3

Beproeven

3.11.1

Snelheidsbegrenzer

Werkt de snelheidsbegrenzer?

De snelheidsbegrenzer functioneert niet

2

Beproeven via test van de vang, visuele inspectie;

Bepalen correcte uitvoering conform specificatie installateur

3.11.2

Snelheidsbegrenzer

Werken de contacten?

De contacten functioneren niet

2

 

4. Schacht

4.1.1

Gegarandeerde vrije ruimten onder en boven

Gegarandeerde vrije ruimten onder en boven

Er ontbreken stuitingen

1

Meten van uitloop tegengewicht, visuele controle stuitingen etc.;

Bepalen van vrije ruimten onder en boven kooi; Bepalen van uitlopen kooi en tegengewicht

4.1.2

Gegarandeerde vrije ruimten onder en boven

Beperking van de vrije ruimte

Er is een beperking van de vrije ruimte

3

Meten

4.2

Blokkeerschakelaar op kooi

Werkt de blokkeerschakelaar op de kooi?

De blokkeerschakelaar op de kooi functioneert niet

2

Testen door bedienen

4.3

Inspectiebesturing

Werkt de inspectiebesturing?

De inspectiebesturing functioneert niet; er zijn fouten in de elektrische schakeling

3

Testen door bedienen

4.4

Alleen toegankelijk voor bevoegden

De schacht is alleen toegankelijk voor bevoegden

Er zijn openingen in schacht; de schacht is direct toegankelijk voor derden; er is knelgevaar conform EN 294

1

Visuele inspectie op openingen

4.5.1

Beveiliging tegen ongecontroleerde bewegingen incl. controle contacten

Werkt de beveiliging tegen ongecontroleerde bewegingen?

Niet werkende neerwaartse valbeveiliging (zoals vang, zelfremmendheid of slangbreuk beveiliging)

2

Testen van voorzieningen als vang, slangbreuk beveiliging etc. door realistische beproeving zoals handmatig snelheidsbegrenzer bedienen of verhogen daalsnelheid;

Bepalen correcte uitvoering conform specificatie installateur

4.5.2

Beveiliging tegen ongecontroleerde bewegingen incl. controle contacten

Werkt de beveiliging tegen ongecontroleerde bewegingen?

Niet werkende opwaartse valbeveiliging of niet functionerende veiligheidscontacten

2

 

4.6

Veiligheidscontacten op luiken en deuren

Werken de veiligheidscontacten op luiken en deuren?

De veiligheidscontacten op luiken of deuren functioneren niet naar behoren;, het luik is van binnenuit niet te openen zonder hulpmiddelen

3

Testen door bedienen

4.7

Leiders en leisloffen bevestigingen

Zijn de leiders en leisloffen bevestigingen goed gemonteerd?

Er is mogelijk contact tussen kooi en tegengewicht en/of andere delen in de schacht

3

Visuele controle

4.8

Draagmiddelen / bevestigingen

Voldoen de draagmiddelen / bevestigingen aan de voor het draagmiddel geldende criteria voor aantal breuken en rek?

De draagmiddelen / bevestigingen voldoen niet aan de voor het specifieke draagmiddel geldende criteria voor aantal breuken en rek

2

Visuele inspectie en rek meting; Bepalen correcte uitvoering conform specificatie installateur

5. Schachtdeuren

5.1

Schachtdeuren, grendels en bijbehorende veiligheidscontacten

Werken schachtdeuren, grendels en bijbehorende veiligheidscontacten?

Openstaan van deuren, of delen van deuren bij draaiende lift. Openen van deuren bij draaiende lift zonder gebruik te maken van gereedschappen

1

Visueel aangevuld met beproeven door bedienen van alle veiligheidscontacten;

Bepalen correcte uitvoering conform specificatie installateur

6. Kooi

6.1

Kooilicht en noodverlichting

Werken het kooilicht en de noodverlichting?

Kooiverlichting of noodverlichting werken niet

3

Visueel, noodverlichting testen

6.2

Beveiliging open kooi toegang

Werkt de beveiliging bij een open kooitoegang?

De drempelbeveiliging functioneert niet naar behoren; er is een, niet-vlakke wand met haakgevaar; er zijn openingen van meer dan 5 cm tussen drempel en wand

1

Beproeven door bedienen

6.3

Knelbeveiliging deuren

Werkt de knelbeveiliging van de deuren?

De sluitkracht is te hoog

3

Beproeven door bedienen

6.4

Alarm / spreek-luisterverbinding

Werken alarmmelding, spreek-luisterverbinding en noodvoeding?

Er is geen mogelijkheid tot doeltreffend slaan van alarm bij opsluiting,

2

Beproeven door bedienen

6.5

Blokkeerschakelaar in kooi

Werkt de blokkeerschakelaar in de kooi?

De blokkeerschakelaar in de kooi functioneert niet

2

Beproeven door bedienen

6.6

Opschriften in kooi

Zijn de juiste opschriften in kooi aanwezig?

De belastingplaat ontbreekt

3

Visueel

6.7

Deur open knop

Werkt de ‘deur open knop’?

De ‘deur open knop’ functioneert niet

3

Beproeven

6.8

Kooimeubelsterkte en wanden

Kooimeubelsterkte en wanden

Er zijn openingen in kooiwanden (anders dan ventilatie) met een opening die leidt tot direct knelgevaar voor gebruikers (criteria zie EN 294)

1

Visueel

6.9.1

Kooiafsluiting incl. grendel en contact

Werkt de kooiafsluiting incl. grendel en contact?

Het is mogelijk dat deuren of delen van deuren bij in beweging zijnde kooi (anders dan gelijkstellen of inlopen) open staan

2

Visueel, grendels en (deur)contacten beproeven door bedienen

6.9.2

Kooiafsluiting incl. grendel en contact

Kunnen de vergrendelde kooideuren door gebruikers zonder hulpmiddelen vanuit de kooi geopend worden?

De vergrendelde kooideuren kunnen door gebruikers zonder hulpmiddelen vanuit de kooi geopend worden

2

 

7. Schachtput

7.1

Blokkeerschakelaar in de put

Werkt de blokkeerschakelaar in de put?

De blokkeerschakelaar in de put werkt niet

2

Beproeven door bedienen

7.2

Veiligheidscontacten in put

Werken de veiligheidscontacten in de put?

De veiligheidscontacten in de put werken niet

3

Beproeven door bedienen

7.3

Buffers

Werken de buffers?

De buffers zijn verdroogd of niet functioneel

3

Visueel eventueel beproeven;

Bepalen correcte uitvoering conform specificatie installateur

Bijlage C1 Procedure periodieke keuring liften tijdens de gebruiksfase van een gebouw of bouwwerk

Inleiding

Deze procedure is de nadere invulling van de in het WSCS genoemde procedure voor keuringen van liften tijdens de gebruiksfase van een gebouw of bouwwerk als bedoeld in artikel 17 lid 5, 6 en 7 van het Warenwetbesluit liften. Dit is uitgewerkt in het hierbij gevoegde stroomschema.

Uitgangspunten

  • a. de eigenaar van een lift is verantwoordelijk voor de aanwezigheid van een geldig certificaat van goedkeuring.

  • b. tijdens het gebruik van de lift in de gebruiksfase van een gebouw of bouwwerk dient de eerste periodieke keuring te worden uitgevoerd binnen twaalf (12) maanden na het beschikbaar komen van de lift voor algemeen gebruik. De daarop volgende periodieke keuringen dienen telkens binnen achttien (18) maanden na de voorgaande keuring te worden uitgevoerd.

  • c. de hier bedoelde keuring wordt uitgevoerd door een daartoe door het Ministerie van SZW aangewezen instelling (hierna: CKI).

  • d. deze CKI geeft het hier genoemde certificaat van goedkeuring af.

  • e. deze CKI brengt als blijk van goedkeuring in de kooi een kenmerk aan.

  • f. bij liften die niet gebouwd zijn overeenkomstig de Richtlijn Liften 95/16/EG moeten de periodieke keuringen binnen 18 (achttien) maanden na de laatste keuringsdatum plaatsvinden.

  • g. een nieuwe EG-verklaring van overeenstemming van een lift dient door degene die deze verklaring afgeeft gemeld te worden bij een instelling als genoemd in lid c.

  • h. als een lift wordt afgekeurd omdat er tekortkomingen worden geconstateerd die een direct ernstig gevaar voor leven of gezondheid van personen opleveren, zal de CKI dit onmiddellijk melden aan de Inspectie SZW.

  • i. een gekeurde lift die is afgekeurd moet worden herkeurd door de CKI die deze lift heeft afgekeurd.

Bijlage C1

  • a. als een lift is afgekeurd, mag die lift niet meer in bedrijf zijn of in bedrijf worden gesteld. De inspecteur deelt de eigenaar of de vertegenwoordiger van de eigenaar mede dat die lift buiten bedrijf behoort te worden gesteld.

  • b. tekortkomingen aan een lift worden door de inspecteur in het liftboek en in het rapport aan de eigenaar vermeld.

  • c. tekortkomingen, ook als deze tijdens de keuring worden hersteld, worden in het rapport van de instelling aan de eigenaar vermeld.

  • d. het resultaat van de laatst uitgevoerde keuring bepaalt of een lift wel of niet in gebruik mag zijn.

  • e. de lijst van inspectiepunten geeft de minimale keuringsinhoud weer maar is niet limitatief.

  • f. op de uitvoering van de keuring is het Arbeidsomstandighedenbesluit van toepassing.

Keuringscriteria

Indien uit de keuring blijkt dat is voldaan aan de voor de lift geldende vervaardigingsvoorschriften conform het Warenwetbesluit liften, kan door de CKI een certificaat van goedkeuring worden afgegeven.

De bij een keuring gehanteerde inspectiepunten zijn weergegeven in de lijst van inspectiepunten. Deze lijst van inspectiepunten geeft de minimale keuringsomvang weer in relatie tot de vervaardigingsvoorschriften.

Achter elk inspectiepunt is een urgentiecode vermeld. Deze urgentiecode bepaalt de beoordeling die verwacht wordt van een inspecteur indien een dergelijke afwijking geconstateerd wordt. Door omstandigheden is het mogelijk dat die inspecteur een afwijkende beslissing neemt.

Betekenis van de urgentiecode:

  • 1. afkeuring, gevolgd door melding aan de Inspectie SZW en stilzetten van de lift.

  • 2. Afkeuring van de lift

  • 3. Aandachtspunt, waarvan de ernst naar het oordeel van de inspecteur tot goedkeur of afkeur kan leiden

Als de lift een brandweerlift is, dient bovendien voldaan te worden aan Bijlage C2.

Bijlage C1

Extra controles tijdens een eerste keuring door een instelling

In de kolom ‘Wijze van uitvoering’ is een aantal items vet, schuin en onderstreept weergegeven. Alvorens een lift voor de eerste keer van een instelling een certificaat van goedkeuring kan krijgen, dienen deze punten gecontroleerd te worden. Deze controle kan worden beperkt tot een steekproef indien de conformiteitscontrolelijst van een installateur die gecertificeerd is volgens module H van de Richtlijn liften 95/16/EG aanwezig is. Bij gebreke van deze controlelijst dient een volledige keuring plaats te vinden.

De controles bestaan, naast het meten van vrije ruimten, uit een toetsing of de veiligheidscomponenten zijn geplaatst conform de geleverde documentatie.

Bijlage C1 Lijst van inspectiepunten periodieke keuring liften minimale inspectiepunten, wijze van vaststelling en afkeurmaatstaven

No.

Inspectiepunt

Keuringscriterium

Afwijking

Urgentie

Wijze van uitvoering

1. Algemeen

1.1

Vorige keuringsdatum

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

Vaststellen via liftboek of rapport

1.2

Keuringsdatum

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

Noteren voor certificaat

1.3

Inspecteur

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

Identificatie van uitvoerende

1.4

Onderhoudsfirma

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

Identificatie van aanwezige bij de keuring

1.5

Documentatie

Zijn het liftboek, de gebruikershandleiding en alle overige documenten bij de lift aanwezig?

Liftboek en/of overige documenten zijn niet aanwezig

3

Visuele controle

2. Algemene toetsingen

2.1.1

Arbeidsomstandig-heden

Arbeidsomstandighedenbesluit

Niet voldoen aan Arbeidsomstandighedenbesluit

3

Leidt wel/niet tot keuring

2.1.2

Arbeidsomstandig-heden

Wordt voldaan aan art. 7.21, 1e lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit?

Er wordt niet voldaan aan art. 7.21, 1e lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit

3

Leidt wel/niet tot keuring

2.2.1

Toetsing liftspecifieke voorzieningen

Levert het niet functioneren direct gevaar op voor gebruikers en / of onderhoudspersoneel?

Het niet-functioneren levert direct gevaar op voor gebruikers en / of onderhoudspersoneel

1

Testen van veiligheidsvoorzieningen die aangebracht zijn om bij afwijkende uitvoeringen een gelijkwaardig veiligheidsniveau te verkrijgen;

Bepalen correcte uitvoering conform specificatie installateur

2.2.2

Toetsing liftspecifieke voorzieningen

Wordt voldaan aan de eventuele voorwaarden waaronder afwijkingen van de geharmoniseerde norm zijn toegestaan, zoals opgenomen in het liftboek?

Er wordt niet voldaan aan de eventuele voorwaarden waaronder afwijkingen van de geharmoniseerde norm zijn toegestaan, zoals opgenomen in het liftboek

1 t/m 3

Controle en visuele inspectie van de installatie aan de hand van de beschikbare documenten.

Bepalen correcte uitvoering en/of werking conform specificatie installateur

2.2.3

Toetsing liftspecifieke voorzieningen

Levert het niet functioneren in samenhang met andere defecten een mogelijk gevaar op?

Het niet-functioneren levert in samenhang met andere defecten een mogelijk gevaar op

3

 

2.3.1

Elektrische installatie

Bestaat er direct aanrakingsgevaar voor gebruikers?

Er bestaat direct aanrakingsgevaar voor gebruikers

1

Visuele inspectie van schakelelementen, bekabeling etc.;

Bepalen correcte uitvoering veiligheidsgerelateerde delen conform specificatie installateur

2.3.2

Elektrische installatie

Zijn er overbruggingen in de veiligheidslijn?

Er zijn overbruggingen in de veiligheidslijn

2

 

2.3.3

Elektrische installatie

Is er slijtage of beschadiging die leidt tot falen van veiligheidsvoorzieningen op korte termijn?

Er is slijtage of beschadiging die leidt tot falen van veiligheidsvoorzieningen op korte termijn

3

 

2.4.1

Hydraulische installatie

Is er lekkage die leidt tot ongecontroleerd dalen?

Er is lekkage die leidt tot ongecontroleerd dalen

1

Visuele controle

Bepalen correcte uitvoering veiligheidsgerelateerde delen conform specificatie installateur

2.4.2

Hydraulische installatie

Is er lekkage die leidt tot een brandrisico?

Er is lekkage die leidt tot een brandrisico

3

Visuele controle

2.5

Vervuiling

Is er brandgevaar en/of besmettingsgevaar?

Er is brandgevaar en/of besmettingsgevaar

3

Visuele controle

3.Machinekamer

3.1

Bevrijden opgesloten passagiers

Is het bevrijden van opgesloten passagiers mogelijk?

Er zijn geen, incomplete of niet werkende voorzieningen of verkeerde instructies

3

Beproeven van de voorziening aan de hand van de aanwezige instructie

3.2

Machineruimte afsluitbaar

Is de machineruimte afsluitbaar?

De machinekamer is direct bereikbaar vanaf een publiek toegankelijke locatie en niet afsluitbaar

1

Werking slot

3.3

         

3.3.1

Tractiecontrole

Slippen de kabels volgens de normvereiste?

De kabels slippen niet volgens de normvereiste

3

Testen

3.3.2

Tractiecontrole

Liggen de kabels niet onder in groef?

De kabels liggen onder in groef

1

 

3.4.1

Corrigeren met open deuren

Corrigeert de lift met open deuren?

Niet functioneren van de lekschakeling

2

Testen van systeem;

Bepalen correcte uitvoering overbruggingsschakelingen conform specificatie installateur

3.4.2

Corrigeren met open deuren

Werkt de veiligheidsschakeling?

De veiligheidsschakeling is defect of leidt tot een gevaarlijke situatie voor gebruikers

1

 

3.5

Noodeindschakelaar

Werkt de noodeindschakelaar?

De noodeindschakelaar spreekt niet aan vóór het bereiken van de stuiting

2

Testen op werking controle juiste afstelling

3.6

Speling in machine

Is er speling in machine?

De speling in de machine is hoger dan de fabrikantenspecificatie toestaat

2

Bepalen via meting;

Bepalen correcte uitvoering conform specificatie installateur

3.7

Rem

Werkt de rem?

De voering is volledig versleten; de voeringen openen of sluiten niet correct; de voeringen geven onvoldoende remkracht

1

Visueel tijdens tractietest

3.8

Fasebeveiliging

Werkt de fasebeveiliging?

De fasebeveiliging functioneert niet. De liftmachine geeft onvoldoende koppel

2

Beproeven

3.9

Overstortdruk [bar]

Overstortdruk [bar]

De overstortdruk overschrijdt de specificatie van de fabrikant

3

Beproeven

3.10

Overdrukcontact

Werkt het overdrukcontact?

Alleen indien normtechnisch verplicht

3

Beproeven

3.11.1

Snelheidsbegrenzer

Werkt de snelheidsbegrenzer?

De snelheidsbegrenzer functioneert niet

2

Beproeven via test van de vang, visuele inspectie;

Bepalen correcte uitvoering conform specificatie installateur

3.11.2

Snelheidsbegrenzer

Werken de contacten?

De contacten functioneren niet

2

 

4. Schacht

4.1.1

Gegarandeerde vrije ruimten onder en boven

Is er gegarandeerde vrije ruimten onder en boven?

Er ontbreken stuitingen

1

Meten van uitloop tegengewicht, visuele controle stuitingen etc.;

Bepalen van vrije ruimten onder en boven kooi; Bepalen van uitlopen kooi en tegengewicht

4.1.2

Gegarandeerde vrije ruimten onder en boven

Is er beperking van de vrije ruimte?

Er is een beperking van de vrije ruimte

3

Meten

4.2

Blokkeerschakelaar op kooi

Werkt de blokkeerschakelaar op de kooi?

De blokkeerschakelaar op de kooi functioneert niet

2

Testen door bedienen

4.3

Inspectiebesturing

Werkt de inspectiebesturing?

De inspectiebesturing functioneert niet; er zijn fouten in de elektrische schakeling

3

Testen door bedienen

4.4

Alleen toegankelijk voor bevoegden

Is de schacht alleen toegankelijk voor bevoegden?

Er zijn openingen in schacht; de schacht is direct toegankelijk voor derden; er is knelgevaar conform EN 294

1

Visuele inspectie op openingen

4.5.1

Beveiliging tegen ongecontroleerde bewegingen incl. controle contacten

Werkt de beveiliging tegen ongecontroleerde bewegingen?

Niet werkende neerwaartse valbeveiliging (zoals vang, zelfremmendheid of slangbreuk beveiliging)

2

Testen van voorzieningen als vang, slangbreuk beveiliging etc. door realistische beproeving zoals handmatig snelheidsbegrenzer bedienen of verhogen daalsnelheid;

Bepalen correcte uitvoering conform specificatie installateur

4.5.2

Beveiliging tegen ongecontroleerde bewegingen incl. controle contacten

Werkt de beveiliging tegen ongecontroleerde bewegingen?

Niet werkende opwaartse valbeveiliging of niet functionerende veiligheidscontacten

2

 

4.6

Veiligheidscontacten op luiken en deuren

Werken de veiligheidscontacten op luiken en deuren?

De veiligheidscontacten op luiken of deuren functioneren niet naar behoren;, het luik is van binnenuit niet te openen zonder hulpmiddelen

3

Testen door bedienen

4.7

Leiders en leisloffen bevestigingen

Zijn de leiders en leisloffen bevestigingen goed gemonteerd?

Er is mogelijk contact tussen kooi en tegengewicht en/of andere delen in de schacht

3

Visuele controle

4.8

Draagmiddelen / bevestigingen

Voldoen de draagmiddelen / bevestigingen aan de voor het draagmiddel geldende criteria voor aantal breuken en rek?

De draagmiddelen / bevestigingen voldoen niet aan de voor het specifieke draagmiddel geldende criteria voor aantal breuken en rek

2

Visuele inspectie en rek meting; Bepalen correcte uitvoering conform specificatie installateur

5. Schachtdeuren

5.1

Schachtdeuren, grendels en bijbehorende veiligheidscontacten

Werken schachtdeuren, grendels en bijbehorende veiligheidscontacten?

Openstaan van deuren, of delen van deuren bij draaiende lift. Openen van deuren bij draaiende lift zonder gebruik te maken van gereedschappen

1

Visueel aangevuld met beproeven door bedienen van alle veiligheidscontacten;

Bepalen correcte uitvoering conform specificatie installateur

6. Kooi

6.1

Kooilicht en noodverlichting

Werken het kooilicht en de noodverlichting?

Kooiverlichting of noodverlichting werken niet

3

Visueel, noodverlichting testen

6.2

Beveiliging open kooi toegang

Werkt de beveiliging bij een open kooitoegang?

De drempelbeveiliging functioneert niet naar behoren; er is een, niet-vlakke wand met haakgevaar; er zijn openingen van meer dan 5 cm tussen drempel en wand

1

Beproeven door bedienen

6.3

Knelbeveiliging deuren

Werkt de knelbeveiliging van de deuren?

De sluitkracht is te hoog

3

Beproeven door bedienen

6.4

Alarm / spreek-luisterverbinding

Werken alarmmelding, spreek-luisterverbinding en noodvoeding?

Er is geen mogelijkheid tot doeltreffend slaan van alarm bij opsluiting

2

Beproeven door bedienen

6.5

Blokkeerschakelaar in kooi

Werkt de blokkeerschakelaar in de kooi?

De blokkeerschakelaar in de kooi functioneert niet

2

Beproeven door bedienen

6.6

Opschriften in kooi

Zijn de juiste opschriften in kooi aanwezig?

De belastingplaat ontbreekt

3

Visueel

6.7

Deur open knop

Werkt de ‘deur open knop’?

De ‘deur open knop’ functioneert niet

3

Beproeven

6.8

Kooimeubelsterkte en wanden

Kooimeubelsterkte en wanden

Er zijn openingen in kooiwanden (anders dan ventilatie) met een opening die leidt tot direct knelgevaar voor gebruikers (criteria zie EN 294)

1

Visueel

6.9.1

Kooiafsluiting incl. grendel en contact

Werkt de kooiafsluiting incl. grendel en contact?

Het is mogelijk dat deuren of delen van deuren bij in beweging zijnde kooi (anders dan gelijkstellen of inlopen) open staan

2

Visueel, grendels en (deur)contacten beproeven door bedienen

6.9.2

Kooiafsluiting incl. grendel en contact

Kunnen de vergrendelde kooideuren door gebruikers zonder hulpmiddelen vanuit de kooi geopend worden?

De vergrendelde kooideuren kunnen door gebruikers zonder hulpmiddelen vanuit de kooi geopend worden

2

 

7. Schachtput

7.1

Blokkeerschakelaar in de put

Werkt de blokkeerschakelaar in de put?

De blokkeerschakelaar in de put werkt niet

2

Beproeven door bedienen

7.2

Veiligheidscontacten in put

Werken de veiligheidscontacten in de put?

De veiligheidscontacten in de put werken niet

3

Beproeven door bedienen

7.3

Buffers

Werken de buffers?

De buffers zijn verdroogd of niet functioneel

3

Visueel eventueel beproeven;

Bepalen correcte uitvoering conform specificatie installateur

Bijlage C2 Procedure periodieke keuring van een brandweerlift tijdens de gebruiksfase van een gebouw of bouwwerk

Inleiding

Deze procedure is de nadere invulling van de in het WSCS genoemde procedure voor keuringen van liften die zijn aangemerkt als brandweerlift tijdens de gebruiksfase van een gebouw of bouwwerk als bedoeld in artikel 17 lid 5, 6 en 7 van het Warenwetbesluit liften. Dit is uitgewerkt in het hierbij gevoegde stroomschema.

Uitgangspunten

  • a. de eigenaar van een brandweerlift is verantwoordelijk voor de aanwezigheid van een geldig certificaat van goedkeuring.

  • b. tijdens het gebruik van de brandweerlift in de gebruiksfase van een gebouw of bouwwerk dient de eerste periodieke keuring te worden uitgevoerd binnen twaalf (12) maanden na het beschikbaar komen van de lift voor algemeen gebruik. De daarop volgende periodieke keuringen dienen telkens binnen achttien (18) maanden na de voorgaande keuring te worden uitgevoerd.

  • c. de hier bedoelde keuring wordt uitgevoerd door een daartoe door het Ministerie van SZW aangewezen instelling (hierna: CKI).

  • d. deze CKI geeft het hier genoemde certificaat van goedkeuring af.

  • e. een nieuwe EG-verklaring van overeenstemming van een brandweerlift dient door degene die deze verklaring afgeeft gemeld te worden bij een instelling als genoemd in lid c.

  • f. als een brandweerlift wordt afgekeurd zal de CKI dit onmiddellijk melden aan de Inspectie SZW en aan de brandweer in de betreffende veiligheidsregio.

  • g. een gekeurde brandweerlift die is afgekeurd moet worden herkeurd door de CKI die deze brandweerlift heeft afgekeurd.

  • h. als een brandweerlift is afgekeurd of een nieuw certificaat van goedkeuring niet zal worden afgegeven, mag die brandweerlift niet meer in bedrijf zijn of in bedrijf worden gesteld. De inspecteur deelt de eigenaar of de vertegenwoordiger van de eigenaar mede dat die brandweerlift buiten bedrijf behoort te worden gesteld. De inspecteur brengt in de directe nabijheid van de brandweerschakelaar een teken van afkeur aan.

Bijlage C2

  • i. als een lift is afgekeurd of een nieuw certificaat van goedkeuring niet zal worden afgegeven en de brandweerlift dientengevolge niet (meer) in gebruik mag zijn, is de eigenaar van de lift verantwoordelijk voor buitengebruikstelling .

  • j. tekortkomingen aan een brandweerlift worden door de inspecteur in het liftboek en in het rapport aan de eigenaar vermeld.

  • k. tekortkomingen, ook als deze tijdens de keuring worden hersteld, worden in het rapport van de instelling aan de eigenaar vermeld.

  • l. het resultaat van de laatst uitgevoerde keuring bepaalt of de lift wel of niet in gebruik mag zijn.

  • m. de lijst van inspectiepunten geeft de minimale keuringsinhoud weer maar is niet limitatief.

  • n. op de uitvoering van de keuring is het Arbeidsomstandighedenbesluit van toepassing.

  • o. indien de Brandweer aanvullende maatregelen verplicht heeft gesteld om de lift toch als personenlift in gebruik te mogen hebben, kan de CKI het certificaat van goedkeuring pas afgeven nadat hij een bewijs van goedkeuring van deze maatregelen door de Brandweer heeft ontvangen.

  • p. een lift die geïnstalleerd is als brandweerlift dient te allen tijde als brandweerlift te worden gekeurd. Een CKI mag hier alleen van afwijken indien de eigenaar van de lift een schriftelijke verklaring van de brandweer kan overleggen, waarin staat aangegeven dat de brandweer akkoord gaat met het (tijdelijk) vervallen van de brandweerfunctie van de betreffende lift.

Keuringscriteria

Een personenlift die als brandweerlift wordt gekeurd, dient ook goedgekeurd te worden op basis van de periodieke keuring volgens bijlage C1. Indien de betreffende personenlift niet is goedgekeurd op basis van de periodieke keuring volgens bijlage C, is deze lift tevens afgekeurd als brandweerlift.

Indien uit de keuring blijkt dat is voldaan aan de voor de brandweerlift geldende vervaardigingsvoorschriften conform het Warenwetbesluit liften, kan door de CKI een certificaat van goedkeuring worden afgegeven.

De bij een keuring van een brandweerlift gehanteerde inspectiepunten zijn weergegeven in de lijst van inspectiepunten. Deze lijst van inspectiepunten geeft de minimale keuringsomvang weer in relatie tot de vervaardigingsvoorschriften. De lift dient bovendien te voldoen aan het gestelde in Bijlage C1.

Bijlage C2

Achter elk inspectiepunt is een urgentiecode vermeld. Deze urgentiecode bepaalt de beoordeling die verwacht wordt van een inspecteur indien een dergelijke afwijking wordt geconstateerd. Door omstandigheden is het mogelijk dat die inspecteur een afwijkende beslissing neemt.

Betekenis van de urgentiecode:

  • 1. afkeuring, gevolgd door melding aan de Inspectie SZW en stilzetten van de lift.

  • 2. afkeuring van de lift en melding aan de eigenaar dat de lift niet in gebruik mag zijn.

  • 3. aandachtspunt, waarvan de ernst naar het oordeel van de inspecteur tot goedkeur of afkeur kan leiden.

Bijlage C2 Lijst van inspectiepunten vervolgkeuring brandweerliften minimale inspectiepunten, wijze van vaststelling en afkeurmaatstaven

No.

Inspectie

Keuringscriterium

Afwijking

Urgentie

Wijze van uitvoering

1. Algemeen

1.1

Vorige keuringsdatum

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

Vaststellen via liftboek of rapport

1.2

Keuringsdatum

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

Noteren voor certificaat

1.3

Inspecteur

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

Identificatie van uitvoerende

1.4

Onderhoudsfirma

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

Identificatie van aanwezige bij de keuring

1.5

Documentatie

Zijn het liftboek, de gebruikershandleidingen en alle overige documenten bij de lift aanwezig?

Het liftboek en/of de overige documenten zijn niet aanwezig

3

Visuele controle. Indien niet aanwezig: keuring zo nodig afbreken

1.6

Programma van Eisen

Is het Programma van Eisen aanwezig en ingevuld?

Het Programma van Eisen is niet aanwezig of ingevuld

3

Visuele controle. Indien niet aanwezig: keuring zo nodig afbreken

1.7

Keuring als personenlift

Is de brandweerlift goedgekeurd als personenlift conform bijlage C?

De brandweerlift is niet goedgekeurd als personenlift conform bijlage C

1

 

2. Algemene toetsingen

2.1.1

Brandweerschakelaar

Is de brandweerschakelaar aangebracht op het juiste toegangsniveau in relatie tot het PvE?

De brandweerschakelaar is niet op het juiste toegangsniveau aangebracht

2

Visuele controle

2.1.2

Brandweerschakelaar: pictogram

Is het brandweerpictogram aanwezig?

Brandweerpictogram is niet aanwezig

2

Visuele controle

2.1.3

Brandweerschakelaar: afstand

Is de brandweerschakelaar op de juiste afstand van de lift gemonteerd?

Afstand >2m

3

Meten

2.1.4

Brandweerschakelaar: hoogte

Is de brandweerschakelaar op de juiste hoogte gemonteerd?

Hoogte buiten 1,8-2m

3

Meten

2.1.5

Brandweerschakelaar: bediening

Is de brandweerschakelaar te bedienen met de schachtontgrendelsleutel?

De brandweerschakelaar is niet te bedienen met de schachtontgrendelsleutel

2

Controle door toetsen

2.1.6

Brandweerschakelaar: standen

Zijn de standen van de brandweerschakelaar bi-stabiel?

De standen van de brandweerschakelaar zijn niet bistabiel

2

Controle door toetsen

2.1.7

Brandweerschakelaar: actief

Is de brandweerschakelaar actief bij stand 1?

Actief bij stand 1?

2

Controle door toetsen

2.2.1

Waterbestendigheid

Voldoen de onderdelen die binnen 1 m van de schachttoegang zijn gelegen aan IPX3?

Deze onderdelen voldoen niet aan minimaal IPX3

2

Controleren of oorspronkelijke bescherming nog intact en aanwezig is

2.2.2

Waterbestendigheid

Voldoen de onderdelen die binnen 1 m van de putvloer zijn gelegen aan IP67?

Deze onderdelen voldoen niet aan minimaal IP67

2

Controleren of oorspronkelijke bescherming nog intact en aanwezig is

2.3

Torninrichting

Werkt de torninrichting?

Torninrichting werkt niet

2

Beproeven

2.4

Inspectiebesturing

Werkt de inspectiebesturing?

De inspectiebesturing werkt niet

2

Beproeven

2.5

Stopschakelaars

Werken de stopschakelaars?

De stopschakelaars werken niet

2

Beproeven

2.6

Veiligheidsinrichtingen

Werken de veiligheidsinrichtingen?

De veiligheidsinrichtingen werken niet

2

Beproeven

2.7

Invloed van storingen

Wordt de werking van de brandweerlift beïnvloed door storing in de schachtdrukknoppen of andere delen van het bedieningssysteem?

De werking van de brandweerlift wordt beïnvloed door storing in de schachtdrukknoppen of andere delen van het bedieningssysteem

2

Documentatiecheck

2.8

Externe bediening (indien aanwezig)

Laat de externe bediening de brandweerlift automatisch terugkeren naar het toegangsniveau en blijft de lift daar met geopende deuren staan?

De externe bediening laat de brandweerlift niet automatisch terugkeren naar het toegangsniveau; de lift blijft daar niet met geopende deuren staan

2

Documentatiecheck

2.9

Reddingsvoorzieningen

Zijn de reddingsvoorzieningen voor hulp van buitenaf en voor zelfhulp vanuit de kooi nog in oorspronkelijke staat?

De reddingsvoorzieningen voor hulp van buitenaf en voor zelfhulp vanuit de kooi zijn niet meer in oorspronkelijke staat

2

Visuele controle en check PvE

3. Werking Fase 1

3.1

Brandweerchakelaar: actief

Is de brandweerschakelaar actief bij stand I?

De brandweerschakelaar is niet actief bij stand I

2

Testen

3.2.1

Brandweerlift met brandmeldinstallatie

Gaat de lift naar het toegangsniveau van de brandweer?

De lift gaat niet naar het toegangsniveau van de brandweer

3

Testen

3.2.2

Brandweerlift met brandmeldinstallatie

Gaat de lift vervolgens bij bedienen van de brandweerschakelaar, functioneren als brandweerlift?

De lift functioneert niet als brandweerlift

2

Testen

3.2.3

Brandweerlift zonder brandmeldinstallatie

Werkt de brandweerlift zonder brandmeldinstallatie?

De lift functioneert niet als brandweerlift

2

Testen

3.3

Verdiepings-knoppen

Verdiepingsknoppen mogen niet meer actief zijn

De verdiepingsknoppen zijn actief

2

Testen

3.4

Thuislanding

Wordt de brandweerlift naar de thuislanding gedirigeerd?

De brandweerlift wordt niet naar de thuislanding gedirigeerd

2

Testen

3.5.1

Stopplaatsen

Is de hoogste stopplaats bereikbaar binnen 60 s?

De hoogste stopplaats is niet bereikbaar binnen 60s

2

Testen

3.5.2

Stopplaatsen

Worden alle verdiepingen bediend door de brandweerlift?

Niet alle verdiepingen worden bediend door de brandweerlift

2

Visuele controle en check in PvE

3.6

Intercom

Werkt de intercom?

De intercom werkt niet

3

Testen

3.7

Schachtverlichting

Werkt de schachtverlichting?

De schachtverlichting werkt niet

2

Testen

3.8

Deuren open

Blijven de deuren geopend na aankomst op het toegangsniveau van de brandweer?

De deuren blijven na aankomst op het toegangsniveau van de brandweer niet geopend

2

Testen

3.9

Fotocel

Zijn de door rook of hitte beïnvloedbare fotocellen uitgeschakeld?

De door rook of hitte beïnvloedbare fotocellen zijn niet uitgeschakeld

2

Testen

3.10

Geforceerd sluiten

Werkt het geforceerd sluiten van de deuren?

Het geforceerd sluiten van de deuren werkt niet

2

Testen

3.11.1

Acoustisch signaal

Werkt het acoustisch signaal bij geforceerd sluiten?

Het acoustisch signaal werkt niet bij geforceerd sluiten

3

Testen

3.11.2

Acoustisch signaal

Werkt het acoustisch signaal bij inspectiebesturing?

Het acoustisch signaal werkt niet bij inspectiebesturing

2

Testen

3.11.3

Acoustisch signaal

Stopt het acoustisch signaal na uitschakelen van de inspectiebesturing?

Het acoustisch signaal stopt niet na uitschakelen van de inspectiebesturing

3

Testen

4. Werking Fase 2

4.1

Kooitableau

Is het volledig kooitableau beschikbaar voor de brandweerfunctie, met uitschakeling van andere oproepsystemen?

Het volledig kooitableau is niet beschikbaar voor de brandweerfunctie; andere oproepsystemen zijn niet uitgeschakeld

2

Testen

4.2

Werking brandweerlift

De brandweerlift mag niet werken voordat de brandweerschakelaar is bediend

De brandweerlift werkt vóórdat de brandweerschakelaar is bediend

2

 

4.3

Stoppen zonder deuren openen

Openen de deuren na een rit automatisch?

De deuren mogen na een rit niet automatisch openen

2

Testen

4.4

Werking na kooicommando

Werkt de brandweerlift na een kooicommando?

De brandweerlift werkt niet na een kooicommando

2

Visuele controle

4.5

Bediening deuren openen

De deuren mogen uitsluitend geopend worden door een blijvende bediening van de deur-open knop

De deuren openen automatisch

2

Testen

4.6

Kooicommando op verdieping

De lift moet op de verdieping blijven staan tot een nieuw kooicommando wordt gegeven

De lift vertrekt zonder kooicommando

2

Testen

4.7

Drukknoppen

Drukknoppen moeten actief blijven

De drukknoppen zijn niet actief

2

Testen

4.8

Eén commando tegelijk

Wordt slechts één commando tegelijk geregistreerd?

Een actief commando wordt overschreven door een nieuw commando

2

Testen

4.9

Standaanduiding

Werkt de standaanduiding?

De standaanduiding werkt niet

2

Testen

4.10

Terugroepen met brandweerschakelaar

Fase 1 moet weer worden geactiveerd door de brandweerschakelaar van 1 naar 0 te schakelen en binnen 5 s weer naar 1

Fase 1 wordt niet geactiveerd

2

Testen

4.11

Reset brandweerfunctie

Reset brandweerfunctie mag slechts mogelijk zijn nadat de brandweerschakelaar op 0 is gezet EN nadat de lift terug is op de verdieping waar de brandweerschakelaar is aangebracht

Reset brandweerfunctie werkt niet naar behoren

2

1:Lift op verdieping, deuren open

2:Schakelaar naar 0

3:Test: geen verdiepingsoproep mogelijk!

4.12

Beïnvloeding door rook, hitte of vocht

De kooiknoppen en bijbehorende besturing mag niet worden beïnvloed door rook, hitte of vocht

Kooiknoppen en besturing worden beïnvloed

2

Documentatiecheck

Bijlage D Procedure keuring liften na een herstelling zonder ontwerpwijziging of vervanging door hetzelfde type van één of meerdere hoofd- en/of veiligheidscomponenten

Inleiding

Deze procedure is de nadere invulling van de in het WSCS genoemde procedure voor keuringen van liften als bedoeld in artikel 17 lid 4 van het Warenwetbesluit liften.

Een keuring als bedoeld in deze procedure is beperkt tot het keuren van het herstel met behoud van de laatste fysieke hoedanigheid of vervanging door een identiek of een overeenkomend model met dezelfde specificaties van één of meerdere hoofd- en/of veiligheidscomponenten (hierna: liftcomponenten) en de aan de herstelling/vervanging gerelateerde invloeden op de veiligheid van de lift. In Tabel 1 en 2 is de keuringsomvang nader gespecificeerd.

Uitgangspunten

  • a. de eigenaar van een lift is verantwoordelijk voor de aanwezigheid van een geldig certificaat van goedkeuring.

  • b. de hier bedoelde keuring wordt uitgevoerd door een daartoe door het Ministerie van SZW aangewezen instelling (hierna: CKI).

  • c. vóór elke ingebruikname na een herstel of vervanging van één of meerdere liftcomponenten van een lift moet door een inspecteur van een CKI (hierna: inspecteur) indien noodzakelijk een keuring volgens tabel 1 en/of tabel 2 worden uitgevoerd.

  • d. een herstel of vervanging van één of meerdere liftcomponenten van een lift wordt door een inspecteur afgekeurd, indien niet is aangetoond dat het veiligheidsniveau van die lift na de beëindiging van dat herstel of die vervanging minimaal overeenkomstig is met het veiligheidsniveau vóór de aanvang van dat herstel of die vervanging.

  • e. een gekeurde lift die is afgekeurd moet worden herkeurd door de instelling die deze lift heeft afgekeurd.

Bijlage D

  • a. bij de keuring gesignaleerde tekortkomingen worden door de inspecteur in het liftboek en in het rapport aan de eigenaar van de lift vermeld.

  • b. bij een vervanging van één of meerdere liftcomponenten waarbij veiligheids-componenten betrokken zijn, dient conform de uitspraak van het Lift Comité van de Europese Commissie (§ 21 Guide to Application of the Lifts Directive 95/16/EC) het (de) nieuw te plaatsen veiligheidscomponent(en) overeenkomstig de laatste stand der techniek en in overeenstemming met de Richtlijn liften 95/16/EG te zijn.

  • c. bij uitzondering kan het vanwege technische incompatibiliteit onmogelijk blijken, het originele veiligheidscomponent te vervangen door een veiligheidscomponent dat ontworpen en gefabriceerd is volgens de laatste stand der techniek. In dat geval mogen niet-CE-gemarkeerde veiligheidscomponenten worden gebruikt. Indien zulke veiligheidscomponenten worden gebruikt, gaan deze vergezeld van een verklaring in het liftboek dat deze uitsluitend vanwege technische incompatibiliteit zijn gemonteerd als vervanging van het originele niet-CE-gemarkeerde veiligheidscomponent.

  • d. deze procedure geeft de minimale keuringsinhoud weer maar is niet limitatief.

  • e. op de uitvoering van de keuring is het Arbeidsomstandighedenbesluit van toepassing.

Keuringscriteria

Indien uit de keuring blijkt dat is voldaan aan de voor de lift geldende vervaardigingsvoorschriften conform het Warenwetbesluit liften, mag de lift weer in gebruik worden genomen.

De bij een keuring gehanteerde inspectiepunten zijn weergegeven in de inspectiepuntenlijst.

Bijlage D

Toelichting bij de tabellen

  • a. Herstellen in het algemeen is het terugbrengen naar de voorlaatste situatie. Herstellen van een liftcomponent in het bijzonder is het terugbrengen naar de uitvoeringsvorm, functionaliteit en veiligheidsniveau van vóór het herstel.

  • b. Vervangen in het algemeen is verversen. Vervangen van een hoofd- en/of veiligheidscomponent in het bijzonder is het uitwisselen van het betreffende component in zijn totaliteit.

  • c. Hoofdcomponenten in het algemeen zijn de belangrijkste bestanddelen van een samenstelling. Hoofdcomponenten van een lift in het bijzonder zijn die bestanddelen die genoemd worden in bijlage E.2, onderdeel b van de norm EN81-1:1998 en EN81-2:1998 met uitzondering van de veiligheidscomponenten.

  • d. Veiligheidscomponenten in het algemeen zijn bestanddelen van een samenstelling die een veiligheidsfunctie waarborgen maar niet nodig zijn voor de werking van het object waar deze componenten zijn aangebracht. Veiligheidscomponenten van een lift in het bijzonder zijn die bestanddelen die genoemd worden in bijlage IV van de Richtlijn liften 95/16/EG.

Bijlage D Tabel 1. Keuring bij herstel van hoofdcomponenten en/of veiligheidscomponenten
 

Hoofdcomponenten (H) en/of veiligheidscomponenten (V)

Herstel

Keuring op locatie

Controle op type of model

Proeflast

V

Grendelinrichting

Ter beoordeling van de CI

Ter beoordeling van de CI

V en/of H

Besturingssysteem

X1)

H

Leiders

H

Kooideur en/of schachtdeur

H

Machine (aggregaat)

H

Tractieschijf

V

Snelheidsbegrenzer

X

V

Beveiligingen tegen te grote snelheid van een kooi in opwaartse richting

X

V

Kooibuffer(s)

X2)

V

Tegengewichtbuffer(s)

X2)

V

Kooivang

X

V

Tegengewichtvang

X

V

Kleminrichting

X

V

Vastzetinrichting

X

V

Leidingbreukklep

X

V

Smoorklep / smoorterugslagklep

X

H

Cilinder(s)

H

Drukbegrenzingsklep

X

Waarbij:

Niet van toepassing

X1)

Niet van toepassing indien alleen printplaten of componenten door hetzelfde type worden vervangen.

X2)

Alleen van toepassing bij hydraulische buffers.

Bij herstel wordt aangenomen dat het betreffende component zodanig gedemonteerd is geweest, dat het (in)schakelmoment opnieuw is in- of afgesteld.

Tabel 2. Keuring bij vervanging van hoofdcomponenten en/of veiligheidscomponenten door hetzelfde type
 

Hoofdcomponenten (H) en/of veiligheidscomponenten (V)

Vervanging door hetzelfde type

Keuring op locatie

Controle op type of model

Proeflast

V

Grendelinrichting

V en/of H

Besturingssysteem

X1)

X

H

Leiders

X2)

X2)

X2)

H

Kooideur en/of schachtdeur

X

X

H

Machine (aggregaat)

X

X

H

Tractieschijf

V

Snelheidsbegrenzer

X

X

V

Beveiligingen tegen te grote snelheid van een kooi in opwaartse richting

X

X

V

Kooibuffer(s)

X3)

X3)

X3)

V

Tegengewichtbuffer(s)

X3)

X3)

V

Kooivang

X

X

X

V

Tegengewichtvang

X

X

V

Kleminrichting

X

X

X4)

V

Vastzetinrichting

X

X

X4)

V

Leidingbreukklep

X

X

X4)

V

Smoorklep / smoorterugslagklep

X

X

X4)

H

Cilinder(s)

X

X

X5)

H

Drukbegrenzingsklep

X

X

X6)

Waarbij:

Niet van toepassing

X1)

Niet van toepassing indien alleen printplaten of componenten door hetzelfde type worden vervangen.

X2)

Alleen bij vervanging van complete sets leiders.

X3)

Alleen van toepassing bij hydraulische buffers.

X4)

Bij hydraulische liften met directe (1:1) aandrijving is een vang als veiligheidscomponent gelijk te stellen aan een kleminrichting, vastzetinrichting, leidingbreukklep en/of smoorklep/smoorterugslagklep. Alleen proeflast indien klem- of vastzetinrichting volgens tabel 3 uit NEN-EN 81-2.

X5)

Proeflast n.v.t. indien de cilinder m.b.v. het aggregaat te beproeven is op overdruk.

X6)

Proeflast n.v.t. indien de drukbegrenzingsklep te beproeven is met gesloten hoofdafsluiter.

Bijlage E Procedure keuring liften vóór de ingebruikname na een wijziging

Inleiding

Deze procedure is de nadere invulling van de in het WSCS genoemde procedure voor keuringen van liften als bedoeld in artikel 17 lid 4 van het Warenwetbesluit liften.

Een lift wordt in deze procedure opgedeeld in een niet-bouwkundig deel (het werktuigbouwkundige deel) en een bouwkundig deel; zie de toelichting. De invalshoek is een wijziging van het werktuigbouwkundige deel. Een wijziging aan dit werktuigbouwkundige deel kan plaats vinden onder twee omstandigheden:

  • samen met een wijziging van het bouwkundige deel;

  • zonder een wijziging van het bouwkundige deel.

Het is ook mogelijk dat alleen het bouwkundige deel van de lift wordt gewijzigd. Ook dan is er sprake van een wijziging in de context van deze procedure.

Een keuring als bedoeld in deze procedure is beperkt tot het keuren van de gewijzigde onderdelen en de aan de wijziging gerelateerde invloeden op de veiligheid van de lift. In de tabellen 1, 2 en 3 is de keuringsomvang nader gespecificeerd.

Nieuwe liften worden niet gezien als wijzigingen. Een nieuwe lift is, conform de uitspraak van het Lift Comité van de Europese Commissie (§ 17 Guide to Application of the Lifts Directive 95/16/EC) en met in acht name van de in deze procedure gehanteerde definities en begrippen betreffende lifttechnische installaties en liften:

  • een lift die geplaatst wordt in nieuwe gebouwen,

  • een lift die geplaatst wordt in bestaande gebouwen,

  • een lifttechnische installatie die geplaatst wordt in een bestaande schacht (inclusief die lifttechnische installatie waarbij de leiders en hun montagebeugels of alleen de montagebeugels van de leiders voor die lifttechnische installatie in de bestaande schacht behouden blijven).

Bijlage E

Nieuwe liften dienen onderworpen te worden aan een overeenstemmingsbeoordelingsprocedure conform het Warenwetbesluit liften, artikel 8.

Een verplaatste lift en een ter vervanging van de oorspronkelijke lift geplaatste nieuwe lift worden beschouwd als een nieuwe lift.

Uitgangspunten

  • a. de eigenaar van een lift is verantwoordelijk voor de aanwezigheid van een geldig certificaat van goedkeuring.

  • b. de hier bedoelde keuring wordt uitgevoerd door een daartoe door het Ministerie van SZW aangewezen instelling (hierna: CKI).

  • c. vóór elke ingebruikname na een wijziging van een lift moet door een inspecteur van een CKI (hierna: inspecteur) indien noodzakelijk een keuring volgens tabel 1, 2 en 3 worden uitgevoerd.

  • d. de wijziging van een lift wordt door de CKI afgekeurd indien niet is aangetoond dat het veiligheidsniveau van die lift na de beëindiging van de wijziging minimaal overeenkomstig is met het veiligheidsniveau vóór de aanvang van de wijziging.

  • e. een gekeurde lift die is afgekeurd moet worden herkeurd door de CKI die deze lift heeft afgekeurd.

  • f. het veiligheidsniveau vóór de aanvang van een wijziging wordt bepaald aan de hand van de bij de oorspronkelijke bouw van de lift vigerende normen en regelgevingen, rekening houdend met de laatste fysieke situatie van de lift zelf.

  • g. bij de keuring gesignaleerde tekortkomingen worden door de inspecteur in het liftboek en in het rapport aan de eigenaar van de lift vermeld.

  • h. bij een wijziging waarbij veiligheidscomponenten betrokken zijn, dient (dienen) conform de uitspraak van het Lift Comité van de Europese Commissie (§ 21 Guide to Application of the Lifts Directive 95/16/EC) het (de) nieuw te plaatsen veiligheidscomponent(en) overeenkomstig de laatste stand der techniek en in overeenstemming met Richtlijn liften 95/16/EG te zijn.

  • i. bij uitzondering kan het vanwege technische incompatibiliteit onmogelijk blijken, het originele veiligheidscomponent te vervangen door een veiligheidscomponent dat ontworpen en gefabriceerd is volgens de laatste stand der techniek. In dat geval mogen niet-CE-gemarkeerde veiligheidscomponenten worden gebruikt. Indien zulke veiligheidscomponenten worden gebruikt,

Bijlage E

gaan deze vergezeld van een verklaring in het liftboek dat deze uitsluitend vanwege technische incompatibiliteit zijn gemonteerd als vervanging van het originele niet-CE-gemarkeerde veiligheidscomponent.

  • a. deze procedure geeft de minimale keuringsinhoud weer maar is niet limitatief.

  • b. op de uitvoering van de keuring is het Arbeidsomstandighedenbesluit van toepassing.

  • c. bij liften gebouwd onder de Richtlijn liften 95/16/EG dienen de wijzigingen ook doorgevoerd te worden in de gebruikershandleiding en onderhoudsinstructies (NEN-EN 13015:2001.

Keuringscriteria

Indien is voldaan aan de voor de lift geldende vervaardigingsvoorschriften conform het Warenwetbesluit liften en de bij de wijziging toegepaste componenten zodanig zijn aangebracht en functioneren dat deze het oorspronkelijke veiligheidsniveau van de lift niet laten afnemen, mag de lift weer in bedrijf worden gesteld.

De bij een keuring gehanteerde inspectiepunten aangaande liften die niet gebouwd zijn onder de Richtlijn liften 95/16/EG zijn weergegeven op . Inhoudelijk wordt deze lijst afgestemd op de vervaardigingsvoorschriften van de betreffende lift met uitzondering van eventueel (nieuw) toegepaste componenten. Deze dienen te functioneren en te voldoen aan de hiervoor geldende vervaardigings- en montagevoorschriften. Daarnaast dient tevens het veiligheidsniveau van de lift in ogenschouw genomen te worden. De keuring betreft echter alleen de betrokken wijziging(en) in relatie tot de totale installatie.

De bij een keuring gehanteerde inspectiepunten en inhoud aangaande liften die wel gebouwd zijn onder de Richtlijn liften zijn weergegeven op , waarbij tevens het oorspronkelijke veiligheidsniveau van de lift behouden moet blijven. De keuring betreft echter enkel de betrokken wijziging(en) in relatie tot de totale installatie.

Bijlage E

Toelichting bij de tabellen

  • 1. een lift zoals gedefinieerd in het Warenwetbesluit liften art. 1 lid c is de samenvoeging van een lifttechnische installatie (het werktuigbouwkundig deel, dat zijn hier de niet-bouwkundige delen), een schacht en/of een machinekamer en/of een schijvenruimte (de drie bouwkundige delen).

  • 2. een lifttechnische installatie is het samenspel van de technische voortbrengselen die tezamen een toestel vormen voor het vervoer van personen of goederen in een schacht.

  • 3. een schacht is de ruimte waarin de kooi, het tegengewicht of het balanceergewicht van de lifttechnische installatie zich beweegt.

  • 4. een machinekamer is de ruimte waarin de machine of machines en/of de bijbehorende apparatuur zijn geplaatst.

  • 5. een schijvenruimte is de ruimte waarin niet de machine staat maar waarin de schijven en eventueel de snelheidsbegrenzer en de elektrische apparatuur zijn aangebracht.

  • 6. een machine binnen tabel 3 is:

    • a. bij een trommel-, ketting- of tractielift: de motor en zijn overbrengingskast of een overbrengingsloze aandrijving (ook wel bekend als gearless aandrijving) die de beweging en de stilstand van de kooi beheerst, en

    • b. bij een direct of indirect aangedreven hydraulische lift: de pomp, zijn motor en de stuurkleppen die de beweging en de stilstand van de kooi beheerst.

  • 7. een wijziging in het algemeen is een verandering van een ontwerp. Een wijziging van een lift is een verandering van het laatste ontwerp in de gebruiksfase.

    • a. een wijziging van het werktuigbouwkundig deel van een lift is een

      • verandering van één of meerdere hoofdkenmerken (zie tabel 2), en/of

      • verandering van één of meerdere hoofd- en/of veiligheidscomponenten (zie tabel 3).

    • b. een wijziging van een bouwkundig deel van een lift is een geometrische of fysische verandering.

  • 8. een verplaatsing is een herplaatsing op een al of niet inpandige andere locatie.

  • 9. hoofdkenmerken in het algemeen zijn de belangrijkste eigenschappen. Hoofdkenmerken van een lift in het bijzonder worden genoemd in bijlage E.2, onderdeel a van de norm EN81-1:1998 en EN81-2:1998.

Bijlage E

  • 1. hoofdcomponenten in het algemeen zijn de belangrijkste bestanddelen van een samenstelling. Hoofdcomponenten van een lift in het bijzonder zijn die bestanddelen die genoemd worden in bijlage E.2, onderdeel b van de norm EN 81-1:1998 en EN 81-2:1998, met uitzondering van de veiligheidscomponenten.

  • 2. veiligheidscomponenten in het algemeen zijn bestanddelen van een samenstelling die een veiligheidsfunctie waarborgen maar niet nodig zijn voor de werking van het object waar deze componenten zijn aangebracht. Veiligheidscomponenten van een lift in het bijzonder zijn die bestanddelen die genoemd worden in bijlage IV van de Richtlijn liften 95/16/EG.

Tabel 1. Keuringsbepalingen Bijlage E
 

Geen bouwkundige wijziging = ongewijzigde schacht, machinekamer, schijvenruimte

Bouwkundige wijziging = gewijzigde schacht, machinekamer, schijvenruimte

Werktuig-bouwkundige wijziging = wijziging bestaande lifttechnische installatie

Keuring van het veiligheidsniveau van de lifttechnische installatie conform het niveau van de bepalingen in het Warenwetbesluit Liften (artikel 5 of 28a t/m e).

Keuring van een of meerdere hoofd- en/of veiligheidscomponenten volgens de vervaardigings- en montagevoorschriften overeenkomstig hun bestemming (veiligheidscomponenten conform Richtlijn Liften 95/16/EG).

Keuring van verpletterings- en beknellingsgevaar bij de lift conform het niveau van de bepalingen in het Warenwetbesluit Liften (artikel 5 of 28a t/m e).

Keuring van het veiligheidsniveau van de lifttechnische installatie conform het niveau van de bepalingen in het Warenwetbesluit Liften (artikel 5 of 28a t/m e).

Keuring van een of meerdere hoofd- en/of veiligheidscomponenten volgens de vervaardigings- en montagevoorschriften overeenkomstig hun bestemming (veiligheidscomponenten conform Richtlijn Liften 95/16/EG).

Keuring van verpletterings- en beknellingsgevaar bij de lift conform het niveau van de bepalingen in het Warenwetbesluit Liften (artikel 5 of 28a t/m e).

Keuring van het veiligheidsniveau van de schacht, machinekamer, schijvenruimte conform het niveau van de bepalingen in het Warenwetbesluit Liften (artikel 5 of 28a t/m e).

Tabel 2. Keuring bij wijziging van hoofdkenmerken

Hoofdkenmerken van de lift

Wijziging van de hoofdkenmerken

Keuring op locatie

Beoordeling technische documentatie

Proeflast

Nominale snelheid

X

X

X

Nominale last

X

X

X

Massa van de kooi

X

X

X

Hefhoogte

X

X

X

Toevoeging van één of meer schachtdeuren

X

X

-

Toevoeging van één of meer kooideuren

X

X

X1)

Tabel 3. Keuring bij wijziging van hoofdcomponenten en/of veiligheidscomponenten Bijlage E
 

Hoofdcomponenten (H) en/of veiligheidscomponenten (V)

Wijziging van het type

Keuring op locatie

Beoordeling technische documentatie

Proeflast

V

Grendelinrichting

X

X

-

V en/of H

Besturingssysteem

X

X

-

H

Leiders

X

X

X

H

Kooideur en/of schachtdeur

X

X

-

H

Machine (aggregaat)

X

X

X2)

H

Tractieschijf

X3)

X3)

X3)

V

Snelheidsbegrenzer

X

X

V

Beveiligingen tegen te grote snelheid van een kooi in opwaartse richting

X

X

V

Kooibuffer(s)

X4)

X4)

X4)

V

Tegengewichtbuffer(s)

X4)

X4)

V

Kooivang

X

X

X

V

Tegengewichtvang

X

X

V

Kleminrichting

X

X

X5)

V

Vastzetinrichting

X

X

X5)

V

Leidingbreukklep

X

X

X5)

V

Smoorklep / smoorterugslagklep

X

X

X5)

H

Cilinder(s)

X

X

X6)

H

Drukbegrenzingsklep

X

X

X7)

Waarbij (gecombineerde legenda voor tabel 2 en tabel 3):

Niet van toepassing

X1)

Bij toevoeging van een extra kooideur teneinde het kooiframe te kunnen beoordelen.

X2)

Proeflast n.v.t. voor hydraulisch aggregaat indien het aggregaat te beproeven is met de hoofdafsluiter.

X3)

Alleen indien groefvorm of diameter wijzigt. Deelbaarheid leidt niet tot typewijziging!

X4)

Alleen van toepassing bij hydraulische buffers.

X5)

Bij hydraulische liften met directe (1:1) aandrijving is een vang als veiligheidscomponent gelijk te stellen aan een kleminrichting, vastzetinrichting, leidingbreukklep en/of smoorklep/smoorterugslagklep.

Alleen proeflast indien klem- of vastzetinrichting volgens tabel 3 uit NEN-EN 81-2.

X6)

Proeflast n.v.t. indien de cilinder m.b.v. het aggregaat te beproeven is op overdruk.

X7)

Proeflast n.v.t. indien de drukbegrenzingsklep te beproeven is met gesloten hoofdafsluiter.

BJLAGE 16, BEHOREND BIJ DE MINISTERIËLE REGELING VAN 19 JULI 2012, NR. G&VW/GW/2012/10964, HOUDENDE WIJZIGING VAN DE WARENWETREGELING IN VERBAND MET DE GEFASEERDE INVOERING VAN HET HERZIENE STELSEL VAN CERTIFICATIE

Werkveldspecifiek document voor aanwijzing en toezicht (WDA&T) op de certificatie- en keuringsinstellingen die: mobiele kranen, torenkranen en/of hijs- en hefwerktuigen voor beroepsmatig personenvervoer en/of tijdelijke personen(bouw)liften periodiek keuren in het kader van verticaal transport

Document: WDAT-VT-Producten: 2012, versie 01

Onder beheer van:

Stichting TCVT

Postbus 154

3990 DD Houten

www.TCVT.nl

INHOUD

1.

Inleiding

297

2.

Definities

297

3.

Werkveldspecifieke kenmerken

298

 

3.1

Beschrijving document

298

 

3.2

Actieve partijen

298

 

3.3

Risicoanalyse

299

4.

 

Eisen ten behoeve van de aanwijzing

299

 

4.1

Productcertificatie

299

 

4.2

Aanwijzingscriteria

300

5

Toezicht

301

6

Maatregelen

302

 

Bijlage 1 TCVT reglement voor het gebruik van tcvt beeldmerk v-800

302

1. Inleiding

Het gebruik van mobiele kranen, torenkranen en/of het gebruik van hijs- en hefwerktuigen voor beroepsmatig personenvervoer en/of personen (bouw)liften , betreft een risicovol product. Om het maatschappelijke belang (veiligheid en gezondheid in verband met de arbeid) te waarborgen, is door de overheid gekozen voor een wettelijk verplichte certificatieregeling voor het periodiek keuren van mobiele kranen, torenkranen en/of het gebruik van hijs- en hefwerktuigen voor beroepsmatig personenvervoer en/of personen (bouw)liften Het certificaat wordt onder deze regeling verstrekt door CKI’s.

Om certificaten voor een specifiek werkveld te mogen verstrekken dient een CKI hiertoe te worden aangewezen door de minister. Dit gebeurt door een toetsing aan dit WDA&T. In dit document is aangegeven aan welke regels en procedures de betreffende CKI’s zich dienen te houden.

2. Definities

Begrip of afkorting

:

Betekenis

Aanvrager van een certificaat

:

De (rechts)persoon die bij de certificatie-instelling een aanvraag doet voor het afgeven van een certificaat.

Aanwijzing

:

Aanwijzing van een instelling bij of krachtens wettelijk voorschrift door de minister van SZW.

Beoordeling

:

Beoordeling (initiële, of her-) door de nationale accreditatie-instantie van instellingen op basis van het door de minister van SZW vastgestelde WDA&T, op grond waarvan de nationale accreditatie-instantie schriftelijk rapporteert of de instelling competent is om wettelijk verplichte certificaten af te geven.

BHST

:

Stichting die een wettelijke certificatieregeling beheert: TCVT.

Centraal College van Deskundigen (CCvD)

:

Het college, onderdeel van en/gefaciliteerd door BHST, dat belanghebbende partijen in een bepaalde sector of branche de mogelijkheid biedt tot deelname bij het opstellen en onderhouden van werkveldspecifieke documenten op zodanige wijze dat sprake is van een evenwichtige en representatieve vertegenwoordiging van deze partijen.

Certificaat

:

Een certificaat in de zin van artikel 20 Arbowet en artikel 6. Warenwetbesluit machines.

Certificaathouder

:

(rechts) Persoon die in het bezit is van een geldig wettelijk verplicht certificaat.

Certificatieproces

:

Alle activiteiten via welke een CKI beoordeelt en besluit of een persoon, product of systeem voldoet en blijft voldoen aan de normen, zoals opgenomen in het werkveldspecifieke certificatieschema.

Certificatiereglement

:

Bepalingen voor de uitvoering van het certificatieproces en de relaties tussen kandidaat en CKI.

Certificatiesysteem

:

Set van procedures en middelen benodigd om het certificatieproces uit te voeren per certificatieschema, dat leidt tot de uitgifte van een certificaat van goedkeuring.

Certificerings en Keurings-instelling (CKI)

:

Kalibratie- of conformiteitsbeoordelingsinstellingen zoals certificatie-instellingen, keuringsdiensten van gebruikers, laboratoria, inspectie-instellingen en testinstituten.

Controle

:

Periodieke beoordeling door de nationale accreditatie-instantie van CKI’s tegen de voor beoordeling geldende regels van de minister (WDA&T).

Hijs- en hefwerktuig voor beroepsmatig personenvervoer

:

Tijdelijk opgestelde machine die bepaalde stopplaatsen bedient, met behulp van een drager die ten opzichte van het horizontale vlak meer dan 15 graden hellend geleid beweegt of op een andere manier een vaste baan volgt, en bestemd is voor het vervoer van:

Werknemers of daarmee gelijkgestelde personen

Werknemers of daarmee gelijkgestelde personen en goederen

Alleen goederen indien de drager toegankelijk is, dat wil zeggen een persoon de drager zonder probleem kan betreden en de drager is uitgerust met bedieningsapparatuur in de drager of binnen bereik van een persoon in de drager.

Personen (bouw)liften

:

Tijdelijke personen(bouw)liften betreffen liften die tijdelijk worden opgesteld om bij gebouwen in onderhoud personen, zijnde bewoners, te kunnen vervoeren

Risicoanalyse

:

Analyse waaruit motivatie, voor te maken keuzes in werkveldspecifiek probleemgebied, blijkt, op te nemen in het beoogde certificatieschema

Toezicht

:

Het verzamelen van de informatie over de vraag of een handeling of zaak voldoet aan de daaraan gestelde eisen, het zich daarna vormen van een oordeel daarover en het eventueel naar aanleiding daarvan interveniëren.

Typen kranen

:

Soorten kranen van toepassing onder dit schema

• mobiele kraan

 

Hijskraan voor haakbedrijf op rupsen of banden alsmede een torenvormige hijskraan voor haakbedrijf op rupsen of banden met een bedrijfslastmoment van tenminste 10 tonmeter, met uitzondering van:

• op een voertuig bevestigde laadkraan die uitsluitend bestemd is of wordt gebruikt voor het laden en lossen van de laadbak van het voertuig;

• grondverzetmachine die ontgravingen maakt en daarop aansluitend leidingwerk in die ontgraving legt of ten beheove van het uitvoeren van grondverzetwerkzaamehden ondersteuningsschotten plaatst.

• torenkraan

 

Torenvormige hijskraan, die vast is opgesteld of die verrijdbaar zijn op rails, met een bedrijfslastmoment van tenminste 10 tonmeter.

Werkveldspecifiek certificatieschema (WSCS)

:

Term gebruikt door SZW voor een certificatieschema dat door de minister van SZW is geaccepteerd te gebruiken binnen een specifieke aanwijzing als CKI voor personen, producten of systemen.

WDAT-VT-Personen

:

Werkveldspecifiek document van aanwijzing en toezicht op de certificatie- en keuringsinstellingen die personen certificeren in het kader van verticaal transport.

Volledige documentnaam: WDAT-VT-Personen: 2012, versie 01.

WDAT-VT-Producten

:

Werkveldspecifiek document voor aanwijzing en toezicht op de certificatie- en keuringsinstellingen die mobiele kranen, torenkranen en/of hijs- en hefwerktuigen voor beroepsmatig personenvervoer en/of tijdelijke personen(bouw)liften periodiek keuren in het kader van verticaal transport.

Volledige documentnaam: WDAT-VT-Producten: 2012, versie 01.

3. Werkveldspecifieke kenmerken

3.1 Beschrijving document

Dit werkveldspecifieke document voor aanwijzing en toezicht periodieke keuring van mobiele kranen, torenkranen en/of van hijs- en hefwerktuigen voor beroepsmatig personenvervoer en/of personen (bouw)liften is door het CCvD voorgesteld en door de minister van SZW vastgesteld. Dit vastgestelde document vervangt daarmee eerdere versies. Op- en/of aanmerkingen over dit document kunnen worden ingediend bij het CCvD.

3.2 Actieve partijen

Binnen het kader van dit document voor aanwijzing en toezicht zijn bij de opstelling betrokken geweest:

  • BHST TCVT, hierna TCVT

  • CCvD TCVT, hierna CCvD

  • Werkkamer 3 TCVT keuring hijskranen

  • Werkkamer 8 TCVT keuring hijs- en hefwerktuigen voor beroepsmatig personenvervoer en

  • personen (bouw)liften CKI-overleg keuring hijskranen en keuring personenbouwliften en hefsteigers voor personen

3.3 Risicoanalyse

Centrale gebeurtenis

Optredende risico’s

Oorzaken

Maatregelen

Personen

Producten

Het verstrekken c.q. onderhouden van een certificaat op onterechte gronden

Het niet naar behoren functioneren van de CKI

Onvoldoende materiedeskundigheid eigen certificatiepersoneel/inlenen onvoldoende bekwaam personeel bij keuringen.

4.2.5

4.3.2

Onvoldoende kennis van het werkveld

Inbreuk op de onafhankelijkheid/onpartijdigheid [afhankelijkheidsrelatie met de opdrachtgever bij kraankeuringen, inlenen van niet onafhankelijk certificatiepersoneel, uitbesteden aan niet onafhankelijke onderaannemers en daardoor inbreuk op onpartijdige keuring].

4.2.5

4.3.1

Onvoldoende toezichtkennis/geen effectief toezicht op certificaathouders. Waaronder het bijvoorbeeld bij inspectie bij de eigenaar/beheerder van de kraan niet bekend worden van het feit dat er een tekortkoming met direct gevaar voor de veiligheid bij een kraan is vastgesteld.

5. B, C, D, E en F

4.5.7 / 5.B, C en D

Geen onderlinge harmonisatie in het toepassen van de certificatieschema’s.

   

Inbreuk op de vertrouwelijkheid van informatie.

4.5.4

4.5.4

Het verstrekken c.q. onderhouden van een certificaat op onterechte gronden wordt als de centrale gebeurtenis gedefinieerd. Om het verstrekken c.q. onderhouden van een certificaat op onterechte gronden te voorkomen is het noodzakelijk om maatregelen te nemen om zodoende de oorzaken van de optredende risico’s uit te bannen.

4. Eisen ten behoeve van de aanwijzing

4.1 Productcertificatie

Het beoordelen en aanwijzen van CKI’s voor het keuren van hijskranen en/of hijs- en hefwerktuigen voor beroepsmatig personenvervoer en/of personen(bouw)liften vindt plaats op basis van de NEN-EN-ISO/IEC 17020: 2004 en de IAF/ILAC-A4(hierna te noemen NEN-EN-ISO/IEC 17020: 2004) en de eisen die gesteld worden aan de CKI op grond van aanwijzing (4.5). Hieronder volgt een werkveldspecifieke invulling van eventuele paragrafen uit de NEN-EN-ISO/IEC 17020: 2004.

4.1.1 Onafhankelijkheid

De CKI, en de door haar ingeschakelde onderaannemers, is onafhankelijk en moet voldoen aan de eisen uit annex A van de NEN-EN-ISO/IEC 17020: 2004.

Aanvullend:

  • sub-sub contracting is niet toegestaan;

  • niet uitbesteedbaar is de afgifte van certificaten van goedkeur.

4.1.2 Personeel

De CKI voldoet aan de voorwaarden voor aanwijzing door de minister van SZW als aangewezen instelling. Deze voorwaarden zijn ontleend aan het NEN-EN-ISO/IEC 17020: 2004 ‘Algemene Criteria voor het functioneren van verschillende soorten instellingen die keuringen uitvoeren’. Het personeel van de CKI en het door haar ingeleende personeel dat belast is met het keuren moet kennis hebben van het werkveld verticaal transport. Het personeel moet vrij van commerciële druk handelen. Personen of organisaties die buiten de CKI staan, mogen geen invloed kunnen uitoefenen op de uitgevoerde keuringen. Van elk personeelslid moet een dossier aanwezig zijn waarin vermeld staat welke opleiding en training er is gevolgd binnen het werkveld. Dit dossier moet jaarlijks worden herzien.

Het personeel moet integer zijn en worden beloond, los van eventuele targets.

Keurmeester:

De keurmeester moet voldoende competent zijn voor het uitvoeren van zijn functie voor het keuren van één of meerdere type(n) mobiele kraan, torenkraan, en/of hijs- of hefwerktuigen voor beroepsmatig personenvervoer en/of tijdelijke personen(bouw)liften uit dit schema. De aangewezen instelling moet dit aantoonbaar maken.

De onderstaande competentie criteria zijn opgesteld om aan deze doelstelling te voldoen voor het uitvoeren van keuringen van mobiele kraan, torenkraan en/of hijs- en hefwerktuigen voor beroepsmatig personenvervoer en/of personen(bouw)liften.

Keurmeester:

Aspecten

Omschrijving

Opleiding

MBO-niveau 4 werktuigbouwkunde, meet-regeltechniek of monteur mobiele werktuigen of mechatronica of elektrotechniek monteur of via eerder verworven competenties aangetoond gelijkwaardig opleidingstraject.

Kennis en ervaring

Kennis van wet- en regelgeving m.b.t. te inspecteren specifieke type mobiele kraan, torenkraan en/of hijs- en hefwerktuigen voor beroepsmatig personenvervoer en/of personen(bouw)liften.

Voor mobiele kraan, torenkraan en/of hijs- en hefwerktuigen voor beroepsmatig personenvervoer en/of personen(bouw)liften geldt steeds 3 jaar afzonderlijk praktijkervaring als monteur en/of machinist met het specifieke type waarvoor men wordt ingezet. Hiertoe dient hij voor het specifieke type mobiele kraan, torenkraan of hijs- en hefwerktuigen voor beroepsmatig personenvervoer en/of personen(bouw)liften, waarvoor hij wordt ingezet steeds tenminste 6x met keuringen mee te lopen, alvorens hij zelfstandig een keuring van het specifieke type mag uitvoeren.

Training

Al naar gelang de opleiding en ervaring van de keurmeester dient hij aanvullende training te volgen op de onder ‘opleiding’ genoemde opleidingen c.q. specifieke onderdelen daarvan. Daarnaast moet de keurmeester een training volgen, afgesloten met een TCVT-examen tot keurmeester. Daarnaast moet de keurmeester jaarlijks bijscholing volgen voor het specifieke type (mobiele kraan, torenkraan en/of hijs- en hefwerktuigen voor beroepsmatig personenvervoer en/of personen(bouw)liften), waarvoor hij wordt ingezet.

Zelfstandigheid

Moet zelfstandig kunnen werken, risico’s in kunnen schatten, tekortkomingen kunnen wegen en beslissingen kunnen nemen.

Uitdrukkingsvaardig-

heid

Goede mondelinge (en schriftelijke) uitdrukkingsvaardigheid.

Contactvaardigheid

Goede contactuele vaardigheid.

4.1.3 Voorzieningen en uitrustingen

Het personeel van de CKI beschikt voor haar werkzaamheden tenminste over de volgende middelen:

  • Metrische meetband van 30 à 50 meter met een maximale onnauwkeurigheid van 10cm:

  • kalibratie niet noodzakelijk (indicatieve meting);

  • Metrische schuifmaat met een maximale onnauwkeurigheid van 0,5 mm: kalibratie niet noodzakelijk (indicatieve meting);

  • Gekalibreerde trekkrachtmeter met maximaal 1% afwijking full-scale met een maximum van 5% van de gemeten (actuele) waarde.

De CKI moet een reglement hebben waarin wordt vastgelegd:

  • wie toegang heeft tot de hierboven vermelde middelen;

  • hoe deze middelen zijn gecodeerd:

  • hoe deze middelen worden onderhouden binnen de eisen van de gebruiksaanwijzing

  • van de middelen;

  • wanneer deze middelen moeten worden vervangen:

  • de wijze van kalibreren;

  • waar deze middelen worden aangeschaft;

  • hoe deze middelen worden opgeslagen;

  • hoe de bij de keuring gebruikte computersoftware wordt getest;

4.1.4 Keuringsmethoden en -procedures

De CKI is gehouden te keuren aan de hand van de beoordelingsformulieren van het WSCS-VT Periodiek keuring hijskranen en/of het WSCS Opstellings- en periodiek keuring hijs- en hefwerktuigen voor beroepsmatig personenvervoer en/of personen(bouw)liften. In voorkomende gevallen kan informatief een nadere uitleg van een eis in een TSJ zijn vastgelegd. Van de keuringen worden protocollen opgesteld en bewaard.

4.1.5 Keuringsrapport

Van een keuring wordt een rapport opgesteld dat wordt ondertekend door de CKI.

Bij goedkeur volgt afgifte van een uniek TCVT certificaat, waarop is aangegeven:

  • naam en KvK-nummer van de CKI;

  • het CKI-kenmerk van de aanwijzingsbeschikking door SZW.

4.2 Aanwijzingscriteria

De CKI wordt in het kader van haar aanwijzing op grond van de artikelen  1.5a t/m 1.5d Arbobesluit op de volgende criteria getoetst:

  • 4.2.1 De aangewezen CKI en de werknemers die met de keuringen of beoordelingen zijn belast, voeren deze uit met de grootste mate van beroepsintegriteit.

  • 4.2.2 Er is een integriteitsbeleid, dat waar nodig in duidelijke voorschriften is uitgewerkt. Het personeel heeft zich aantoonbaar hieraan geconformeerd.

  • 4.2.3 De aangewezen CKI treedt integer en niet buiten zijn bevoegdheden in de markt op.

  • 4.2.4 Het personeel van de aangewezen CKI is aantoonbaar gebonden aan beroepsgeheim ten aanzien van al hetgeen het bij de uitoefening van zijn taak in het kader van het besluit ter kennis is gekomen, behalve tegenover de ter zake bevoegde overheidsinstanties.

  • 4.2.5 De aangewezen CKI is bestuursorgaan in de zin van de Algemene wet bestuursrecht en dient te voldoen aan bestuurswetgeving zoals de Algemene wet bestuursrecht, de Wet openbaarheid van bestuur en de Archiefwet 1995.

  • 4.2.6 De aangewezen CKI dient te beschikken over een WA verzekering die voldoende dekking biedt voor redelijkerwijs te verwachten risico’s.

  • 4.2.7 De aangewezen CKI dient een procedure te hebben waarin geregeld is dat in geval van ontdekking van een vermoeden van direct gevaar voor de veiligheid dit ogenblikkelijk door de desbetreffende medewerker gemeld wordt, en waarin staat beschreven dat de instelling z.s.m. de belanghebbenden informeert, waaronder indien van toepassing de betreffende overheidsinstantie.

  • 4.2.8 Bij beëindiging van de activiteiten door de aangewezen CKI dient deze terstond de minister van SZW te informeren. De minister van SZW bepaalt wat de (voorheen) aangewezen CKI met de dossiers moet doen, de (voorheen) aangewezen CKI dient hieraan mee te werken. Dit vrijwaart de (voorheen) aangewezen CKI niet van eventuele aansprakelijkheid voor fouten in door haar uitgevoerde keuringen of beoordelingen.

  • 4.2.9 De aangewezen CKI dient de volgende procedures op schrift te hebben gesteld: een zienswij- zeprocedure (afdeling 4.1.2 Awb), een bezwaarschriftprocedure (hoofdstuk 6 en 7 Awb) en een klachtenprocedure (hoofdstuk 9 Awb). .

  • 4.2.10 De aangewezen CKI moet zich aantoonbaar laten vertegenwoordigen in het nationale overleg van de instellingen, georganiseerd door het CCvD. Het CCvD vertegenwoordigt Nederland bij het Europese NoBo overleg en de CKI’s nemen deel aan het overleg met het CCvD. De CKI’s moeten kunnen aantonen de afspraken uit het overleg met het CCvD uit te voeren.

  • 4.2.11 Meldplicht van het weigeren, opschorten of intrekken van certificaten aan de andere CKI’s respectievelijk NoBo’s.

  • 4.2.12 De Cki houdt zich bij de op te leggen sancties/maatregelen aan het vastgestelde sanctie- en maatregelenbeid. In geval van kennelijke onredelijkheid heeft de CKI op grond van de Awb de bevoegdheid hier van af te wijken. Afwijking geschiedt alleen op grond van door de certifi- caathouder aan te dragen argumenten. De onderbouwing voor de afwijking wordt opgeno- men in het besluit over de opgelegde sanctie. Afwijkingen worden geregistreerd door de CKI.

  • 4.2.13 Alle documenten en registraties in het verkeer met de overheid dienen in het Nederlands te zijn tenzij anders met de overheid overeengekomen.

  • 4.2.14 Verbod op onderuitbesteding op afgifte van certificaten en de daaraan voorafgaande beoordeling en beslissing.

5. Toezicht

In verband met de verplichtingen in het kader van toezicht zijn de volgende artikelen van toepassing; artikelen 6G en 6I Warenwetbesluit machines en artikel 2C Warenwetregeling machines, alsmede de artikelen 1.5b en 1.5c Arbobesluit en artikel 1.1a Arboregeling. De CKI dient ten behoeve van de informatieverzameling kosteloos de navolgende zaken te realiseren:

  • A. Zich jaarlijks vόόr 1 maart schriftelijk aan SZW te verantwoorden over de rechtmatigheid en doeltreffendheid van het functioneren op elk werkveld waarvoor de instelling door de minister van SZW is aangewezen (de schriftelijke verantwoording wordt naar Team certificatie SZW gezonden). In deze schriftelijke verantwoording worden tenminste de volgende onderwerpen behandeld:

    • 1. de door de instelling afgegeven, geschorste, ingetrokken dan wel geweigerde certificaten;

    • 2. wijzigingen in de op het werkveld van de instelling betrekking hebbende accreditaties, reglementen en procedures;

    • 3. wijzigingen in de bestuurssamenstelling;

    • 4. wijzigingen in de statuten of het huishoudelijk reglement;

    • 5. aan derden uitbestede werkzaamheden;

    • 6. structurele knelpunten op het werkveld van de instelling die zich in de uitvoeringspraktijk hebben voorgedaan;

    • 7. het gevoerde overleg en de samenwerking op het werkveld met andere certificerende instellingen;

    • 8. door de instelling ontvangen klachten en de wijze van afhandeling daarvan;

    • 9. tegen de beslissingen van de instelling ingediende bezwaren en aangespannen zaken en de wijze van afhandeling daarvan;

    • 10. een financieel verslag betreffende de activiteiten waarvoor de instelling is aangewezen;

    • 11. het aantal malen per kalenderjaar dat afgeweken wordt van het sanctie- en maatregelenbeleid, genoemd onder 4.3.12.

  • B. Mee te werken aan de controles door SZW (in de praktijk betekent dit dat de controles door de Inspectie SZW en de nationale accreditatie-instantie uitgevoerd kunnen worden).

  • C. Tijdige en juiste informatie te verstrekken die SZW nodig heeft om te kunnen beoordelen of zij aan de aanwijzingsnormen blijft voldoen (in de praktijk betekent dit dat deze informatie aan de Inspectie SZW of de nationale accreditatie-instantie verstrekt moet worden). Deze informatie betreft alle informatie die relevant is voor de aanwijzingscriteria.

  • D. Terstond informatie te verstrekken aan SZW en aan de BHST in het kader van hun registratietaak, over individuele certificaten/certificaathouders waaraan een sanctie is opgelegd (in de praktijk betekent dit dat deze informatie aan de Inspectie SZW, verstrekt moet worden). Deze informatie betreft de hoeveelheid niet afgegeven certificaten na inadequate reparatie of na niet reparatie na 2 maanden.

  • E. Aan te tonen aan SZW dat zij voldoende controleert of schriftelijk afgemelde tekortkomingen ook daadwerkelijk zijn verholpen. De CKI houdt zich bij de op te leggen sancties/maatregelen aan het vastgestelde sanctie- en maatregelenbeleid.

  • F. SZW en TCVT in te lichten zodra zij voornemens is een of meer van haar taken te beëindigen.

  • G. SZW in te lichten zodra zij een aanvraag indient voor een aanvullende accreditatie of beoordeling op basis van een wettelijke specifiek schema.

6. Maatregelen

Indien de aangewezen instelling niet meer voldoet aan de eisen in dit schema kan dit gevolgen hebben voor de aanwijzing. Zie beleidsmaatregel maatregelenbeleid certificering Arbeidsomstandighedenwet en Warenwet, Stcrt. 2010, nr. 10839 van 14 juli 2010.

Bijlage 1 TCVT reglement voor het gebruik van tcvt beeldmerk v-800

Inleiding

De Stichting Toezicht Certificatie Verticaal Transport (Stichting TCVT) beheert certificatieschema’s met als werkveld Verticaal Transport. Deze zijn enerzijds verplicht gesteld In het kader van Europese regelgeving en de Arbowet en anderzijds vanwege de behoefte uit de markt. De schema’s omvatten de volgende onderwerpen:

  • Hijsmiddelen;

  • Offshore kranen;

  • Mobiele kranen en torenkranen;

  • Vakbekwaamheid Machinist Verticaal Transport;

  • Railinframachines;

  • Funderingsmachines;

  • Hijs- en hefwerktuigen voor beroepsmatig personenvervoer en/of personen(bouw)liften.

Een actueel overzicht van de operationele certificatieschema’s en uitvoerende instellingen is beschikbaar op www.tcvt.nl. De certificatieschema’s worden gehanteerd door certificatie-instellingen, welke door de RvA zijn geaccrediteerd en in geval van verplichte certificatie door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op verzoek daartoe zijn aangewezen. De certificaten worden geleverd als een dienst aan werkgevers, werknemers, afnemers en overheid teneinde duidelijk te stellen dat men er op mag vertrouwen dat de aangeboden vakbekwaamheid, producten, materieel, systemen en diensten in het kader van verticaal transport voldoen aan de eisen conform de Arbeidsomstandighedenwet etc. Door het uitgeven van een TCVT Certificaat van Vakbekwaamheid wordt aangegeven welke personen zijn gecertificeerd in het kader van Verticaal Transport. Door het zichtbaar aanbrengen van het TCVT Goedkeuringssticker op het materieel wordt duidelijk gemaakt dat het materieel is gecertificeerd in het kader van Verticaal Transport. Met een uniek nummer op het TCVT Goedkeuringssticker in combinatie met een daaraan gerelateerde en in het beoordelingsrapport opgenomen TCVT Certificaat van (Periodieke) Goedkeuring is de registratie van de keuring en de certificatiebeslissing door de keuringsinstelling terugvindbaar.

De voorwaarden voor het gebruik van het TCVT-Certificaat van Vakbekwaamheid en Goedkeuring en het TCVT Goedkeuringssticker zijn in de volgende artikelen verwoord.

Vormgeving en gebruik

1. Het TCVT Beelmerk

Algemeen

Het TCVT Beeldmerk is geregistreerd onder nummer 0954925 in het Benelux Merkenregister.

De kleur van het beeldmerk is als volgt:

in Pantone 3415 CV (groen);

in Pantone Black (zwart).

Het beeldmerk is verkrijgbaar bij Bureau TCVT in de vorm van software.

Onderscheid wettelijk verplicht of vrijwillig

In de desbetreffende certificatieschema’s is de positie van het schema als volgt aangegeven.

  • A. wettelijke verplicht, waarin men toetst aan wettelijke normen, bijvoorbeeld bij risicovolle beroepsactiviteiten. Het TCVT Certificaat is het bewijs dat wordt voldaan aan de wettelijke normen. Dit wordt in het certificaat met een toevoeging aan het logo gecodeerd aangegeven met -A-

  • B. vrijwillig, waarbij betrokken partijen afspraken maken over de invulling van algemeen gestelde wettelijke voorschriften. Het TCVT Certificaat is een bewijs dat wordt voldaan aan de algemeen gestelde wettelijke voorschriften. Dit wordt in het certificaat gecodeerd aangegeven met een toevoeging aan het logo met -B-.

Onderscheid naar vakbekwaamheid of staat van onderhoud van het hijsmaterieel

Dit wordt in het certificaat gecodeerd aangegeven met de onderstaande toevoeging aan het logo.

2. Het TCVT Certificaat van Goedkeuring en TCVT Goedkeuringssticker

Certificaat van goedkeuring

Warenwetbesluit artikel 6f

  • 2. Op het certificaat van goedkeuring wordt de datum van keuring vermeld, alsmede gegevens betreffende de identificatie van de hijskraan. Het certificaat van goedkeuring of een afschrift daarvan bevindt zich in de nabijheid van de hijskraan

Het TCVT Certificaat van Goedkeuring betreft materieel voor verticaal transport conform de desbetreffende certificatieschema’s, opgesteld door de werkkamers.

De certificatie-instelling verleent een certificaat van goedkeuring (A-4 formaat) met een unieke identificatiecode volgens haar eigen systematiek.

In het aangegeven gebied D1 wordt het TCVT-Beeldmerk aangebracht tezamen met het certificaatnummer en de datum van uitgifte. Het TCVT Certificaat van Goedkeuring wordt opgenomen in het keuringsrapport.

Goedkeuringssticker

In combinatie met het TCVT Certificaat van Goedkeuring wordt er op de machine een TCVT Goedkeuringssticker aangebracht. Het TCVT Goedkeuringssticker bestaat uit:

  • de tekst ‘‘TCVT Keurmerk’’;

  • het beeldmerk van de Stichting Toezicht Certificatie Verticaal Transport (TCVT Beeldmerk);

  • nummercode: ‘‘jj-XXX.XXX’’ met:

  • jj = 00, 25, 10 (zie Bijlage B);

  • XXX.XXX = volgnummer .

De overige gegevens dienen door de CI met een door haar te verstrekken TCVT Goedkeuringssticker te worden aangebracht.

Voor materieel en hijsmiddelen geldt dat het TCVT Goedkeuringssticker op een voor derden duidelijk zichtbare plaats is aangebracht.

TCVT Goedkeuringssticker

Door keuringsinstelling te verzorgen.

Op de keuringslocatie handmatig invullen van datum, wettelijk verplicht (A) of vrijwillig (B), de identificatie van de machine en door aankruisen aangeven jaar/ maand van de volgende TCVT keuring wettelijk verplicht (A) of vrijwillig (B). Stickers bij Bureau TCVT te bestellen.

3. Het TCVT-Certificaat van Vakbekwaamheid

Het TCVT-Certificaat van Vakbekwaamheid betreft de vakbekwaamheid van kraanmachinisten conform de desbetreffende certificatieschema’s, opgesteld door de Werkkamer 4: Vakbekwaamheid Machinist Verticaal Transport.

De certificatie-instelling verleent een certificaat van vakbekwaamheid (A-4 formaat) met het certificaatnummer XX-WABB-YY.YYY waarin:

  • XX = code van de uitvoerende certificatie-instelling;

  • WA = werkkamer belast met de inrichting van het certificatieschema;

  • BB = code (volgnummer) van het door de werkkamer WA ingerichte

  • certificatieschema.

  • YY.YYY = volgnummer van het verleende certificaat, onafhankelijk van het

  • certificatieschema .

Deze gegevens zullen door Stichting TCVT opgenomen worden in het TCVT persoonsregister. Voor buitenstaanders zullen alleen de naam, geboortedatum, het certificaatnummer en de registratiecode beschikbaar zijn. Met het TCVT persoonsregister faciliteert Stichting TCVT de certificatie-instellingen, die de verplichting van een openbaar certificaatregister hebben.

Het TCVT persoonsregister is voor derden toegankelijk op www.tcvt.nl. Via een vraagvenster wordt de input verzorgd. Aan de hand van de output, welke ook op het certificaat is vermeld, kan de geldigheid worden vastgesteld.

voorbeeld:

4. Onjuist gebruik

Verantwoordelijkheid

Het TCVT-Beeldmerk mag niet worden gebruikt op een wijze die zou kunnen suggereren dat de Stichting TCVT verantwoordelijk is voor de uitkomst van het onderzoek of het onderzoek zou goedkeuren.

Maatregelen

De certificaatverlenende instelling heeft een signaleringsplicht naar de Stichting TCVT met betrekking tot het onjuiste dan wel oneigenlijk gebruik. Bij onjuist dan wel oneigenlijk gebruik van het TCVT-Beeldmerk kan Stichting TCVT tot haar daartoe beschikbare maatregelen overgaan.

Reglementwijzigingen

De Stichting TCVT kan besluiten dit reglement te wijzigen. Van iedere wijziging van dit reglement stelt de Stichting TCVT de instellingen onverwijld schriftelijk in kennis onder mededeling van een overgangstermijn.

BIJLAGE 17, BEHOREND BIJ DE MINISTERIËLE REGELING VAN 19 JULI 2012, NR. G&VW/GW/2012/10964, HOUDENDE WIJZIGING VAN DE WARENWETREGELING IN VERBAND MET DE GEFASEERDE INVOERING VAN HET HERZIENE STELSEL VAN CERTIFICATIE

Bijlage 3 behorend bij artikel 26, Warenwetregeling Machines

Werkveldspecifiek certificatieschema voor het productcertificaat Periodieke keuring hijskranen

Document: WSCS-VT Periodieke Keuring Hijskranen: 2012, versie 1

Onder beheer van:

CCvD-TCVT

p/a Stichting TCVT

Postbus 154

3990 DD Houten

www.TCVT.nl

INHOUD

DEEL I

308

1.

Inleiding

308

2.

Definities

308

3.

werkveldspecifieke kenmerken

309

 

3.1

Beschrijving schema

309

 

3.2

Actieve partijen

309

 

3.3

Risicoanalyse

309

4.

 

CERTIFICATIEREGLEMENT

310

 

4.1

Doelstelling

310

 

4.2

Certificatieprocedure

310

 

4.3

Procedures

310

 

4.4

Beslissing inzake het certificaat of de verklaring (bij toepassing van de iso/iec 17020)

311

 

4.5

Geldigheid certificaat (bij toepassing van de iso/iec 17020)

311

 

4.6

Afhandeling bij tekortkomingoepassing van de iso/iec 17020)

312

 

4.7

Klachtenregeling

312

 

4.8

Bezwaarprocedure

313

 

4.9

Norminterpretaties

314

5.

 

Toezicht

314

 

5.1

Toegang

315

 

5.2

Frequentie van het toezicht

315

 

5.3

De wijze van uitvoering van toezicht

315

 

5.4

Verslag van bevindingen

315

 

5.5

Maatregelen

315

       
 

DEEL II

315

6.

Onderwerp van verklaring of certificatie

315

7.

EISEN

315

 

7.1

Eisen

315

8.

Beoordelingsformulier

316

9.

HET CERTIFICAAT

347

Deel I

Deel 1 van dit certificatieschema bevat algemene uitgangspunten en bepalingen voor certificatie door CKI’s en voorwaarden waar onder de afgifte van certificaten dient te gebeuren. Beschreven wordt achtereenvolgens:

  • het werkveld waarop dit certificatieschema betrekking heeft (1);

  • definities (2);

  • een beschrijving van de specifieke kenmerken van het werkveld waaronder een risico-analyse (3);

  • het certificatiereglement (4);

  • bepalingen met betrekking tot toezicht (5).

1. Inleiding

Dit werkveldspecifieke certificatieschema voor producten is door BHST TCVT opgesteld. Het betreft certificatie op het gebied van de periodieke keuring van hijskranen. Door het Ministerie van SZW is het schema op vastgesteld. Dit vastgestelde schema vervangt daarmee eerdere versies. Hijskranen waarop een verklaring of certificaat wordt afgegeven betreft mobiele kranen, (mobiele) torenkranen, grondverzetmachines ingezet als hijskraan, autolaadkraan niet zijnde ladend of lossend van de eigen lading en verreikers ingezet als hijskraan. De verreiker valt voor dit schema onder de mobiele kraan. Zie verder hoofdstuk 2.

2. Definities

Begrip of afkorting

:

Betekenis

Aanvrager van een certificaat

:

De (rechts-)persoon die bij de certificatie-instelling een aanvraag doet voor het afgeven van een certificaat.

Aanwijzing

:

Aanwijzing van een instelling bij of krachtens wettelijk voorschrift door de minister van SZW.

Beoordeling

:

Beoordeling (initiële, of her-) door de nationale accreditatie-instantie van instellingen op basis van het door de minister van SZW vastgestelde WDA&T, op grond waarvan de nationale accreditatie-instantie schriftelijk rapporteert of de instelling competent is om wettelijk verplichte certificaten af te geven. Bij het vaststellen van het WDA&T door de minister van SZW wordt zoveel mogelijk aangesloten bij internationale systematiek en normen.

BHST

:

Stichting die een wettelijke certificatieregeling beheert: TCVT.

Centraal College van Deskundigen (CCvD)

:

Het college, onderdeel van en/gefaciliteerd door BHST, dat belanghebbende partijen in een bepaalde sector of branche de mogelijkheid biedt tot deelname bij het opstellen en onderhouden van werkveldspecifieke documenten op zodanige wijze dat sprake is van een evenwichtige en representatieve vertegenwoordiging van deze partijen.

Certificaat

:

Een certificaat in de zin van artikel 20 Arbowet resp art. 7 Warenwet. Daarnaast moet een certificaat beschouwd worden als een verklaring van overeenstemming (conformiteitsverklaring) zoals bedoeld in de machinerichtlijn.

Certificaathouder

:

(Rechts)persoon die in het bezit is van een geldig wettelijk verplicht certificaat.

Certificatieproces

:

Alle activiteiten via welke een CKI beoordeelt en besluit of een persoon, product of systeem voldoet en blijft voldoen aan de normen, zoals opgenomen in het werkveldspecifieke certificatieschema.

Certificatiereglement

:

Bepalingen voor de uitvoering van het certificatieproces en de relaties tussen rechtspersoon en CKI.

Certificatiesysteem

:

Set van procedures en middelen benodigd om het certificatieproces uit te voeren per certificatieschema, dat leidt tot de uitgifte van een certificaat van goedkeuring.

Certificerings en Keurings-instelling (CKI)

:

Kalibratie- of conformiteitsbeoordelingsinstellingen zoals certificatie-instellingen, keuringsdiensten van gebruikers, laboratoria, inspectie-instellingen en testinstituten.

Controle

:

Periodieke beoordeling door de nationale accreditatie-instantie van CKI’s tegen de voor beoordeling geldende regels van de minister (WDA&T).

Keuringsdatum

:

Dag waarop de feitelijke keuring is afgerond.

Keurmeester

:

Medewerker van een aangewezen instelling die keurt volgens dit schema.

• Kraan typen

:

Soorten kranen van toepassing onder dit schema.

• Autolaadkraan

 

Op voertuig bevestigd hijswerktuig bestemd voor het hijsen van vrijhangende lasten, met een bedrijfslastmoment van van tenminste 10 tonmeter niet zijnde een autolaadkraan uitsluitend bestemd voor het laden en lossen vanuit de laadbak van het voertuig.

• Grondverzetmachine

 

Grondverzetmachine ingezet als hijskraan voor haakbedrijf op rupsen of banden met een bedrijfslastmoment van tenminste 10 tonmeter, niet zijnde een grondverzetmachine die ontgraaft en daarop aansluitend leidingwerk in die ontgraving legt of ten behoeve van het uitvoeren van grondverzetwerkzaamheden ondersteuningsschotten plaatst.

• Mobiele Kraan

 

Een verrijdbare hijskraan voor haakbedrijf op rupsen of banden (niet aan een vaste baan gebonden) met een bedrijfslastmoment van tenminste 10 tonmeter, niet zijnde een autolaadkraan of een grondverzetmachine. Voor dit schema valt ook de verreiker ingezet als hijskraan hier onder.

• Torenkraan

 

Torenvormige hijskraan die vast is opgesteld of die verrijdbaar is op rails, met een bedrijfslastmoment van tenminste 10 tonmeter.

• Mobiele Torenkraan

 

Torenvormige hijskraan voor haakbedrijf op rupsen of banden met een bedrijfslastmoment van tenminste 10 tonmeter.

Lastmoment

:

Het product van de last en de horizontale afstand tussen de verticale projectie van de hartlijn van de hijshaak en het hart van de draaikrans of het punt of de lijn gelegen midden tussen de gunstige kantellijn aan de lastzijde en de ondersteuning van de onderwagen die zich tijdens kraanbedrijf het verst van die kantellijn vandaan bevindt.

Opdrachtgever

:

De (rechts)persoon die de aangewezen instelling opdracht verleend tot het uitvoeren van een periodieke keuring hijskraan.

Risicoanalyse

:

Analyse waaruit motivatie, voor te maken keuzes in werkveldspecifiek probleemgebied, blijkt, op te nemen in het beoogde certificatieschema.

Tekortkoming met direct gevaar voor de veiligheid (Cat A)

:

Direct gevaar voor personen wordt in elk geval geacht aanwezig te zijn:

– als de lastbegrenzer, de lastmomentbegrenzer of de giekstandbegrenzer onterecht ontbreekt of niet veilig functioneert; of

– als direct gevaar voor elektrocutie bestaat; of

– als direct gevaar bestaat voor het omvallen van de kraan, het bezwijken van kraandelen of het ongewild omlaag komen van de last.

Tekortkoming zonder direct gevaar voor de veiligheid (Cat B)

:

Een tekortkoming die in de nabije toekomst niet zal leiden tot direct gevaar voor de veiligheid.

Toezicht

:

Het verzamelen van de informatie over de vraag of een handeling of zaak voldoet aan de daaraan gestelde eisen, het zich daarna vormen van een oordeel daarover en het eventueel naar aanleiding daarvan interveniëren.

TSJ

:

TCVT Schema Journaal. Hierin wordt een nadere uitleg gegeven over de interpretatie van een eis uit het schema. Via publicatie op de website wordt deze uitleg bekend gemaakt.

Verklaring

:

De EG-verklaring van typeonderzoek of EG-verklaring overeenstemming als bedoeld in het bij of krachtens de Machinerichtlijn of enige andere EU-produkt-richtlijn bepaalde.

Werkveldspecifiek certificatieschema

:

Term gebruikt door SZW voor een certificatieschema dat door de minister van SZW is geaccepteerd te gebruiken binnen een specifieke aanwijzing als CKI voor personen, producten of systemen.

WDAT-VT-Personen

:

Werkveldspecifiek document voor aanwijzing en toezicht (WDA&T) op de certificatie- en keuringsinstellingen die personen certificeren in het kader van verticaal transport.

Document: WDAT-VT-Personen: 2012, versie 1.

WDAT-VT-Producten

:

Werkveldspecifiek document voor aanwijzing en toezicht (WDA&T) op de certificatie- en mobiele kranen, torenkranen en/of hijs- en hefwerktuigen voor beroepsmatig personenvervoer en/of tijdelijke personen(bouw)liften periodiek keuren in het kader van verticaal transport.

Document: WDAT-VT-Producten: 2012, versie 1.

3. werkveldspecifieke kenmerken

Om het maatschappelijke belang -veiligheid van het product- te waarborgen, is door de overheid gekozen voor een wettelijk verplichte certificatieregeling voor de borging van de veiligheid van hijskranen.

3.1 Beschrijving schema

Het werkveldspecifieke certificatieschema TCVT periodieke keuring hijskranen (09-061 versie 6) is op 1 maart 2012 door de BHST voorgesteld en door het ministerie van SZW -inclusief eventuele aanpassingen- vastgesteld. De minister van SZW kan ook op eigen initiatief wijzigingen aanbrengen in de vastgestelde documenten. Dit vastgestelde schema vervangt eerdere versies.

3.2 Actieve partijen

Binnen het kader van dit WSCS-VT Periodieke Keuring Hijskranen zijn bij de opstelling betrokken

geweest:

  • BHST TCVT, hierna TCVT;

  • CCvD TCVT, hierna CCvD;

  • Werkkamer 3 TCVT keuring hijskranen;

  • CKI’s.

3.3 Risicoanalyse

Hijskranen zijn complexe installaties en hun aandeel in ernstige en dodelijke ongevallen is relatief gezien groot. De oorzaak van deze onveiligheid kan worden onderverdeeld in een aantal subgroepen:

  • 5. Niet adequaat opbouwen en afbouwen van kraan

  • 6. Technische gebreken van de kraan

Ad 5 + 6. Technische staat van de kraan c.q. niet adequaat op/afbouwen van de kraan

Kranen worden intensief gebruikt en zijn onderhevig aan slijtage. Ook de opstelling en de afbouw van de kraan heeft direct gevolgen voor het gebruik. Regelmatig keuren van de kraan is de oplossing.

4. Certificatiereglement
4.1 Doelstelling

Dit reglement omschrijft de procedures die relevant zijn voor het juist toepassen van het specifieke schema. Hierbij moet gedacht worden aan onder meer procedure van aanvraag, de condities met betrekking tot de certificatie, de afgifte van certificaten/verklaringen, procedures bij het uitvoeren van keuringen, klachtenafhandeling en het indienen van bezwaarschriften.

4.2 Certificatieprocedure

De opdrachtgever dient bij een CKI, in overeenstemming met dit certificatiereglement, een aanvraag in tot het uitvoeren van de certificatieprocedure. Vervolgens verstrekt de CKI informatie over de gang van zaken bij de afhandeling van de aanvraag.

4.3 Procedures

De CKI is door het ministerie SZW aangewezen voor het uitvoeren van de betreffende periodieke keuring hijskranen en heeft hiertoe een overeenkomst met TCVT gesloten. De CKI is verplicht de aanvrager schriftelijk te informeren over de regels, voorwaarden en procedures die verband houden met het afgeven, intrekken, etc. van het certificaat .

4.3.1 Aanvraag

Door de aanvrager wordt voor een specifieke hijskraan de keuring bij de CKI aangevraagd.

De CKI registreert de aanvraag en voert deze in de keuringsplanning in.

4.3.2 Vaststelling tijdstip van Keuring

De CKI bevestigt de aanvraag (schriftelijk) en informeert de opdrachtgever over plaats en tijd van de keuring, met daarbij de volgende uitgangspunten:

  • * m.b.t. de uitvoering:

    • datum

    • tijdstip aanvang/einde

    • locatie

    • gegevens aanvrager

  • * m.b.t. de te keuren hijskraan:

    • type

  • * m.b.t. door de aanvrager te verstrekken zaken:

    • hijskraan staat keuringsklaar op een geschikt terrein

    • de benodigde beproevingsgewichten zijn onder kraanbereik

    • deskundige hulp die assisteert bij de keuring en gerechtigd is de kraan te bedienen

  • * m.b.t. de procedure:

    • de keuring wordt uitgevoerd volgens het beoordelingsformulier (zie 8.3)

    • de keuring wordt uitgevoerd volgens de instructie bij het beoordelingsformulier.

4.3.3 Uitvoering en rapportage van de keuring

Bij de uitvoering van de keuring vinden de volgende handelingen plaats door de keurmeester:

  • controle op juiste aanbieding van de kraan door de opdrachtgever;

  • controle of het product aan vereisten heeft voldaan op basis van:

    • * het beoordelingsformulier;

    • * de instructie bij het beoordelingsformulier;

    • * de aangeboden hijstabellen/gebruiksaanwijzing. (hijstabellen kunnen ook elektronisch zijn)

  • conclusie en omvang keuring (configuratie) noteren in kraanboek als zijnde de TCVT keuring;

  • certificaatverlening afhankelijk van de geconstateerde tekortkomingen;

  • registratie keuring ter archivering voor CKI.

Toelichting

De bevindingen en de keuringsomvang van de keurmeester worden direct na de keuring in het kraanboek geregistreerd. Het certificaat wordt bij goedkeuring aansluitend opgenomen in het kraanboek.

De keurmeester is bevoegd namens de CKI het certificaat te verstrekken, met inachtneming van de voorwaarden zoals vermeld in 4.4.

In de situaties benoemd in 4.4.C wordt het certificaat in combinatie met de TCVT Goedkeuringsticker ter plaatse verstrekt. In de situatie benoemd in 4.4.A en B wordt het certificaat in combinatie met de TCVT Goedkeuringsticker niet direct verstrekt. Nadat administratief of door middel van een na controle is vastgesteld dat aan de eisen van dit schema wordt voldaan, wordt alsnog het certificaat in combinatie met de TCVT Goedkeuringsticker verstrekt.

4.4 Beslissing inzake het certificaat of de verklaring (bij toepassing van de iso/iec 17020)

De beslissing inzake de afgifte van het certificaat wordt genomen door een functionaris van de CKI die is gekwalificeerd en aangesteld conform het kwaliteitssysteem van de CKI en de procedures conform 4.3.

Aan de hand van de uitkomst van zijn keuringen zal de keurmeester binnen een tussen partijen overeengekomen termijn een rapport opmaken en een advies opstellen betreffende het al dan niet afgeven van het certificaat. Dit advies wordt binnen een tussen partijen overeengekomen termijn samen met de vastgestelde resultaten van de keuring voorgelegd aan de certificatiebeslisser. Er hoeft geen separate certificatiebeslissing genomen te worden als de CKI het toezicht op de kwaliteit van het oordeel van de keurmeester op een andere wijze aantoonbaar heeft geborgd.

Certificaatverlening

De keurmeester is gemachtigd het TCVT Certificaat van Goedkeuring te verlenen en in combinatie daarmee de TCVT Goedkeuringssticker op de kraan aan te brengen, mits aan de voorwaarden is voldaan.

  • A. Tekortkoming(en) met direct gevaar voor de veiligheid (cat A):

    • bespreking van de tekortkoming met de opdrachtgever;

    • vermelding keuringsomvang in het kraanboek;

    • melding van de tekortkoming in het kraanboek van het directe gevaar. De opdrachtgever moet per brief er op gewezen worden dat de kraan direct buiten gebruik gesteld moet worden;

    • reparatie kraan;

    • aantekening van reparatie(s) door opdrachtgever in het kraanboek;

    • afmelding door de opdrachtgever (kraan is klaar);

    • uitvoering van na controle.

    De vervolgprocedure kan zijn conform B of C.

  • B. Tekortkoming(en) zonder direct gevaar voor de veiligheid (cat B):

    • bespreking van de tekortkoming met de opdrachtgever;

    • vermelding keuringsomvang in het kraanboek

    • melding in het kraanboek dat er geen directe gevaar is;

    • reparatie kraan;

    • schriftelijke melding van de getroffen voorzieningen door opdrachtgever aan de CKI + de opdrachtgever tekent dit af in het kraanboek;

    • afgifte TCVT Certificaat van Goedkeuring met de TCVT Goedkeuringssticker, gedateerd op de keuringsdatum.

  • C. Geen tekortkomingen vallend onder categorie A en/of B:

    • Afgifte TCVT Certificaat van Goedkeuring met de TCVT Goedkeuringssticker, gedateerd op de keuringsdatum.

    • Vermelding keuringsomvang in kraanboek

4.5 Geldigheid certificaat (bij toepassing van de iso/iec 17020)

Op het certificaat wordt de uiterste datum van de volgende keuring vermeld (bij toepassing van de ISO/IEC 17020). De maximale geldigheid is 24 maanden.

Een tussentijdse keuring kan op gelijke wijze worden uitgevoerd.

4.6 Afhandeling bij tekortkomingoepassing van de iso/iec 17020)

Met betrekking tot de geldigheidsduur van het certificaat worden conditities gesteld. Indien niet meer voldaan wordt aan deze condities, dient dit dit consequenties te hebben voor het certificaat (bij toepassing van de ISO 17020).

4.6.1 Afhandeling bij tekortkomingen (cat A)

Als de tekortkoming(en) direct gevaar voor de veiligheid inhoudt, zijn directe voorzieningen aan de kraan noodzakelijk. Vanwege de wettelijke verplichtingen van de opdrachtgever wijst de CKI direct na de keuring, in het rapport en per brief de opdrachtgever (of de door de opdrachtgever aangewezen begeleider) er schriftelijk op dat de kraan buiten bedrijf gesteld dient te worden. De CKI geeft daarbij aan dat de opdrachtgever wil hij de kraan blijven gebruiken, verplicht is direct de nodige voorzieningen te treffen ter opheffing van de tekortkomingen

De opdrachtgever geeft de CKI die de keuring heeft uitgevoerd opdracht voor een nacontrole op de uitgevoerde reparaties. De CKI voert de nacontrole uit, tenzij de aard van de tekortkoming naar het oordeel van de CKI een schriftelijke afhandeling rechtvaardigt.

Indien de reparaties als adequaat worden gekwalificeerd, verstrekt de CKI aan de opdrachtgever het TCVT Certificaat van Goedkeuring in combinatie met de TCVT Goedkeuringssticker. Indien de reparatie niet als adequaat wordt gekwalificeerd, verstrekt de CKI aan de opdrachtgever geen TCVT certificaat van Goedkeuring en meldt het gebrek en de onthouding van de goedkeuring schriftelijk aan de Inspectie SZW binnen 2 maanden na de 1e keuring.

4.6.2 Afhandeling bij tekortkomingen (cat B)

Als de tekortkoming(en) geen direct gevaar voor de veiligheid inhoudt, verzoekt de CKI de opdrachtgever de desbetreffende tekortkomingen zo spoedig mogelijk, uiterlijk binnen 2 maanden na de keuringsdatum, op te heffen en daaromtrent aan de instelling schriftelijk te rapporteren. Na ontvangst van de rapportage van de opdrachtgever en de positieve beoordeling van de uitgevoerde reparaties verstrekt de CKI de opdrachtgever het TCVT Certificaat van Goedkeuring in combinatie met de TCVT Goedkeuringssticker. Waar nodig wordt een nacontrole uitgevoerd. Een en ander nader in te vullen door de CKI. Indien de afmelding niet binnen de gestelde termijn is afgewerkt dan wordt geen certificaat afgegeven voordat de keuring opnieuw volledig is uitgevoerd.

4.7 Klachtenregeling

Klachten over de CKI

Een adequate behandeling van klachten is belangrijk voor het creëren van vertrouwen in certificatie en belangrijk voor de bescherming van zowel de certificaathouders als de gebruikers van certificaten.

Aan een CKI worden onder meer de volgende eisen gesteld:

  • Een openbaar toegankelijke klachtenprocedure dient aanwezig te zijn.

  • de klachtenprocedure bevat minimaal het volgende: een beschrijving van het proces van ontvangen, onderzoeken en beoordelen van de klacht; de wijze van volgen van de klacht en acties als vervolg daarop; en de wijze waarop wordt verzekerd dat correctieve acties worden uitgevoerd.

  • De beslissing over de reactie op de klacht dient te worden genomen door personen die niet betrokken zijn bij het onderwerp van de klacht.

  • Indieners van klachten dienen, indien mogelijk, op de hoogte te worden gehouden van de ontvangst van de klacht, de voortgang van behandeling en de uitkomst.

Klachten over het bedrijf of de persoon

Indien de CKI klachten van derden, zoals een opdrachtgever, ontvangt over het voldoen aan dit schema door het bedrijf of de persoon die een aanvraag voor het certificaat heeft ingediend of certificaathouder is, dient de CKI de klager te verwijzen naar het bedrijf of de persoon. De CKI dient de klacht te betrekken bij de eerstvolgende beoordeling bij het betreffende bedrijf of de betreffende persoon.

Echter, indien het naar de mening van de CKI een ernstige klacht betreft, dient de CKI, naast de behandeling door het bedrijf of de persoon, zelf ook direct te beoordelen of de klacht gevolgen dient te hebben voor de beslissing m.b.t. certificatie. In dat geval dient de CKI af te wegen of het gewenst is een extra beoordeling uit te voeren. De kosten van deze extra beoordeling komen in beginsel voor rekening van de certificaathouder.

Klachtenregeling

Inleiding

In deze werkinstructie wordt de afhandeling van een klacht besproken. Voor iedere afzonderlijke klacht wordt een apart klachtenformulier ingevuld.

Werkwijze

Wanneer iemand probeert een klacht telefonisch of mondeling te melden, wordt aan hem/haar gevraagd deze schriftelijk te verwoorden. Als een klacht schriftelijk binnenkomt wordt deze meteen naar de kwaliteitsmanager gebracht en indien de klachtafhandelaar duidelijk is krijgt hij/zij meteen een kopie van de klacht. De kwaliteitsmanager registreert de klacht op een klachtenformulier en stelt de directeur CKI op de hoogte van de klacht. De directeur van de CKI wijst de klachtafhandelaar aan. De kwaliteitsmanager vermeldt de klachtafhandelaar op het klachtenformulier en brengt de klachtafhandelaar schriftelijk op de hoogte van de klacht. De klachtafhandelaar informeert de indiener van de klacht schriftelijk over de ontvangst van de klacht.

Eenvoudige zaken

Klachtafhandelaar stuurt klacht door naar betrokken bedrijf/persoon; stelt indiener op de hoogte legt dossier aan tbv voortgangsbewaking en meenemen afhandeling klacht door bedrijf/persoon bij eerstvolgende beoordeling.

Ernstige klachten

Klachtafhandelaar beoordeelt de klacht en stelt vast of de klacht een incident betreft of dat de klacht moet leiden tot een aanpassing in de werkwijze. Indien het een incident betreft, wordt de indiener daarvan op de hoogte gesteld. De klachtafhandelaar bedenkt samen met de indiener binnen drie weken na het indienen van de klacht een oplossing voor de afhandeling en betrekt bedrijf/persoon hierbij. De oplossing zoals die met de indiener is besproken wordt vastgelegd op het klachtenformulier. Hier wordt tevens vermeld dat het gaat om een incident. Indien de klacht een aanpassing van de werkwijze vergt bedenkt de klachtafhandelaar binnen 10 dagen een verbetervoorstel en bespreekt dit met de kwaliteitsmanager en betrekt bedrijf/persoon hierbij. Het verbetervoorstel moet een structurele verbetering inhouden van de werkwijze. Het verbetervoorstel wordt ingevuld op het klachtenformulier.

De klachtafhandelaar stelt de indiener op de hoogte van de afhandeling van de klacht. De kwaliteitsmanager maakt de gewijzigde werkwijze bekend. De kwaliteitsmanager start, indien nodig, een vervolgonderzoek naar de invoering van het verbetervoorstel. De bevindingen worden vastgelegd op het klachtenformulier. Het klachtenformulier wordt gearchiveerd.

4.8 Bezwaarprocedure

Inleiding

Onderstaand worden de stappen beschreven die nodig zijn voor het afhandelen van een bezwaarschrift. Een dergelijk bezwaarschrift kan bijvoorbeeld ingediend worden tegen besluiten van de CKI inzake het niet (opnieuw) verlenen, schorsen of intrekken van een certificaat.

Werkwijze

Algemeen:

  • Een door of namens de CKI genomen besluit, dat is een definitieve uitslag of eindoordeel, wordt schriftelijk ter kennis van de belanghebbende gebracht.

  • Onder een besluit wordt tevens verstaan het weigeren te beslissen of het niet tijdig nemen van een beslissing.

  • De CKI stelt de belanghebbende in haar correspondentie in kennis van de mogelijkheid van het indien van een bezwaarschrift door middel van de volgende clausule:

    ‘Ingevolge de CKI procedure ‘bezwaarschriftprocedure’ kan door een belanghebbende met betrekking tot dit besluit een bezwaarschrift ingediend worden. Daartoe moet binnen zes weken na de datum van verzending van het besluit een bezwaar worden ingediend bij de CKI. In het bezwaarschrift moet gemotiveerd worden aangegeven waarom het gegeven besluit niet juist gevonden wordt. Verzocht wordt bij het bezwaarschrift een kopie van het bestreden besluit toe te voegen.’

  • Het bezwaarschrift dient in ieder geval de volgende elementen te bevatten:

  • naam en adres indiener

  • dagtekening

  • een omschrijving van het bestreden besluit

  • de gronden van het bezwaar.

Het bezwaar wordt niet-ontvankelijk verklaard:

  • indien niet aan de gestelde termijn van indienen wordt voldaan. Dit geldt niet als de indiener aantoont dat hij redelijkerwijs niet in verzuim is geweest

  • in andere gevallen dan genoemd onder a, als geen gebruik gemaakt wordt van de door de CKI geboden gelegenheid tot verzuimherstel

  • het bezwaar wordt verder niet-ontvankelijk verklaard als het, bij het niet van toepassing zijn van een termijn, onredelijk laat wordt ingediend. Dit geldt uitsluitend wanneer het bezwaar betrekking heeft op het niet tijdig nemen van een besluit.

  • Het bezwaarschrift schort de werking van het besluit niet op.

  • Het bezwaarschrift leidt tot heroverweging van het besluit waartegen het is gericht.

Procedure

  • De CKI neemt kennis van het bezwaarschrift en bevestigt binnen twee weken de ontvangst.

  • De CKI biedt gelegenheid tot het horen van de indiener.

  • Het bezwaarschrift wordt gemeld bij de kwaliteitsmanager die het bezwaar registreert.

  • Het horen betreft met name de vakinhoudelijke aspecten die geleid hebben tot het besluit en dient binnen in beginsel zes weken na het vaststellen dat een hoorprocedure aan de orde is, plaats te vinden.

  • Het horen kan geschieden door de CKI of door een of meer door de CKI benoemde ter zaken kundige. Het horen geschiedt door een persoon of personen die niet betrokken is/zijn geweest bij de voorbereiding van het besluit, en geen binding hebben met de belanghebbende.

  • Het horen geschiedt op een door de CKI te bepalen tijdstip binnen de gangbare kantooruren.

  • Relevante stukken kunnen tot 10 dagen voor de hoorzitting worden ingediend en liggen gedurende een week voor de zitting ter inzage.

  • Van het horen wordt afgezien indien het verzoek om herziening kennelijk niet-ontvankelijk of kennelijk ongegrond is, inmiddels aan het verzoek is tegemoetgekomen, of indien belanghebbende verklaart hiervan geen gebruik te maken.

  • Van het horen wordt een verslag gemaakt. Het verslag wordt bij de beslissing op het bezwaar om herziening gevoegd.

  • De hoorcommissie brengt tevens advies aan de CKI.

Beslissing op het bezwaarschrift

  • De CKI beslist aan de hand van de haar ter beschikking staande gegevens binnen zes weken, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken. De beslistermijn kan eenmaal met ten hoogste 6 weken worden verlengd. Daarna kan de termijn slechts met toestemming van de belanghebbende worden verlengd.

  • De CKI zal, bij het gegrond verklaren van het bezwaar, de beslissing herroepen en een nieuwe beslissing ter zake nemen.

  • Van haar beslissing op het bezwaar zal de CKI de onderbouwing en motivering aan belanghebbende meedelen.

Bestuursrechter

Indien de inhoud of strekking van de nieuwe beslissing de belanghebbende hiertoe aanleiding geeft, dient hij zich in voorkomend geval te wenden tot de bestuursrechter.

De CKI zal de belanghebbende in haar beslissing op bezwaar wijzen op deze mogelijkheid.

4.9 Norminterpretaties

Het CCvD dient te zorgen voor eenduidige norminterpretatie. Toch kan het voorkomen dat er in de operationele fase verschillende interpretaties bestaan van één of meerdere in werkveldspecifieke certificatieschema’s gehanteerde begrippen. Mocht het gebeuren dat certificaathouders, CKI’s of andere belanghebbenden uiteenlopende definities hanteren en hierover meningsverschillen bestaan, dan dienen afwijkende interpretaties te worden voorgelegd aan het CCvD.

5. Toezicht

De eigenaar van het product is onder dit certificatieregime wettelijk verplicht periodieke keuringen aan te vragen. Het doel van de periodieke controle is om de blijvende veiligheid van het product zoveel mogelijk te waarborgen. Het CCvD bepaalt in dit hoofdstuk van het certificatieschema hoe het toezicht door de CKI dient te worden ingericht

5.1 Toegang

Indien het voor het houden van toezicht noodzakelijk is dat de CKI, de nationale accreditatie-instantie en Team Certificatie SZW zich toegang verschaffen tot gegevens over het product en het product zelf, wordt in deze paragraaf de toegang hiertoe geregeld. Het betreft hier de technische gegevens van de hijskraan en de eventuele documentatie over modificaties.

Toegang tot de technische gegevens en/of documentatie wordt verkregen:

  • door raadpleging van het kraanboek, ter beschikking te stellen door de eigenaar;

  • door raadpleging van het constructiedossier van de producent, ter beschikking te stellen door de fabrikant.

5.2 Frequentie van het toezicht

De CKI voert de periodieke keuring één (1) maal in de 24 maanden uit.

Steekproefsgewijze controle door de CKI is niet van toepassing.

5.3 De wijze van uitvoering van toezicht

Zie 5.2

5.4 Verslag van bevindingen

De verslaglegging bevat tenminste de onder 8.3 opgenoemde punten (voor zover van toepassing).

5.5 Maatregelen

Indien de reparatie van een A-tekortkoming (art. 4.6.1) niet als adequaat wordt gekwalificeerd, verstrekt de CKI aan de opdrachtgever geen TCVT certificaat van Goedkeuring en meldt het gebrek en de onthouding van de goedkeuring schriftelijk aan Inspectie SZW binnen 2 maanden na de 1e keuring.

Deel II

Deel 2 van dit certificatieschema bevat de normen die gelden voor een certificaat of verklaring voor producten in een werkveld. Beschreven wordt achtereenvolgens:

  • het onderwerp van certificatie(zie hoofdstuk 6);

  • de inhoudelijke eisen (inclusief de geldigheidscondities) die gelden voor het certificaat of de verklaring (zie hoofdstuk 7);

  • de wijze waarop het voldoen aan de eisen wordt beoordeeld en gerapporteerd (zie hoofdstuk 8);

  • te stellen eisen aan format van het certificaat (zie hoofdstuk 9).

6. Onderwerp van verklaring of certificatie

Dit WSCS-VT Periodieke Keuring van Hijskranen is door het ministerie van SZW – inclusief eventuele aanpassingen – vastgesteld. Dit vastgestelde schema vervangt daarmee eerdere versies. Het te keuren product betreft hijskranen, zoals genoemd in artikel 2a van de Warenwetregeling machines..

7. Eisen

Dit hoofdstuk bevat de werkveldspecifieke normen waaraan een product moet voldoen.

7.1 Eisen

Producten worden alleen in de handel gebracht en in gebruik genomen wanneer deze niet de veiligheid of gezondheid van de gebruiker of andere in de Machinerichtlijn opgenomen algemene belangen in gevaar brengen, wanneer zij op juiste wijze en voor geëigende doelen worden gefabriceerd, geïnstalleerd, gebruikt en onderhouden. Producten worden onderworpen aan een periodieke keuring indien te verwachten is dat deze producten tijdens gebruik onderhevig zijn aan slijtage of anderszins wat veiligheid betreft achteruit gaan.

Hijskranen moeten conform het Warenwetbesluit machines worden gekeurd door een CKI. Voor de eerste maal dient dit te geschieden na verloop van ten hoogste 24 maanden na de eerste ingebruikneming. Vervolgens dient dit telkens na verloop van 24 maanden herhaald te worden (Warenwetbesluit machines, artikel 6d). Voor de tussenliggende jaren dient overeenkomstig artikel 6d van het Warenwetbesluit machines de hijskraan te worden gekeurd door een deskundige.

7.1.1 Eisen voor periodieke keuring

Zie hoofdstuk 8.

8. Beoordelingsformulier
8.1 Periodieke keuring voorblad keuringsrapport

Opdracht-nummer:

TCVT-nummer:

 

Keuring

 

Keuringsdatum :

   
 

Uitgevoerd door:

deskundige

 

Materieel

 

Hijskraan

Onderwagen

 
 

Fabrikaat :

Fabrikaat : 

 
 

Model / type :

Model/Type :    

 
 

Serienummer : 

Identificatienr :

 
 

Bedrijfsnummer :

Bedrijfsnummer :   

 
 

Bouwjaar : 

 

 

Uitvoering kraan

 

Uitvoering Onderwagen:

Uitvoering toren

 
 

□ op banden (zelfrijdend)

□ haakhoogte (    m)

 
 

□ op truck

   
 

□ weg- / ruwterrein (kenteken)

   
 

□ op rupsen

   
 

□ op afzetcontainer

   
 

Opstelling:

Giek:

Uitvoering giek

 

□ railstellen (spoorbreedte/wielbasis)

□ telescoopgiek ( delen)

□ gieklengte(m)

 

□ rijdend

□ opbouwgiek (     m)

□ topbaar (gr)

 

□ stationair

□ hulpgiek (      m)

□ met loopkat

 

□ ingietframe

□ knikgiek

□ verstelbare giek

 

□ vrijstaand (kruisframe onderwagen zonder railstellen)

□ monogiek

 
   

□ lepelsteel

Stempels:

   

□ fly-jib (    delen)

□ stempels

     

□ dozerblad

Eigenaar

 

Naam :      

   
 

Adres :      

   
 

Postcode / Plaats :      

   
 

Telefoonnummer :      

   

Opdrachtgever

 

Bedrijf :      

   
 

Functionaris :      

   

Bevindingen

 

Tekortkomingen A of B:

□ Ja □ Nee

Indien Ja,

 

 Afmelding voor:

   
 

Directe voorzieningen noodzakelijk voordat de kraan weer in gebruik wordt gesteld,

hierbij is een herkeuring vereist m.b.t. (nummers uit checklist)

...........................

toelichting

Keuringsrapport

Toelichting bij afkeur (niet in orde) wordt vermeld onder 2300

Mobiele kraan

Torenkraan

Mob.torenkraan

Grondverz.machine

Autolaadkraan

   

In orde

Niet in orde

         

0100

ALGEMEEN

   

0

0

0

0

0

0101

Kraanboek aanwezig en volledig ingevuld

0

0

0

0

0

0

0

0102

Hijstabellen aanwezig

0

0

0

0

0

0

0

0105

Uitvoering hijskraan overeenkomstig

kraanboek

0

0

0

0

0

0

0

0106

Configuratie van de kraan overeenkomstig specificaties fabrikant en aanwezige

documentatie

0

0

0

0

0

0

0

0107

Gebruiksaanwijzing aanwezig

0

0

0

0

0

0

0

0108

Zijn ingrijpende wijzigingen/reparaties

deskundig uitgevoerd

0

0

0

0

0

 

0

0109

Certificaten en/of verklaring van

overeenstemming staalkabels aanwezig en genoteerd in het kraanboek

0

0

0

0

0

 

0

0110

Certificaten en/of verklaring van

overeenstemming hijsblokken en -haken

aanwezig

0

0

0

0

0

0

0

0111

Certificaten en/of verklaring van

overeenstemming uitwisselbare

uitrustingsstukken aanwezig

0

0

0

0

0

0

0

0200

TOEGANGEN

   

0

0

0

0

0

0201

Opstappen

0

0

0

0

0

0

0

0202

Bordessen/loopvlakken

0

0

0

0

0

0

0

0203

Handgrepen

0

0

0

0

0

0

0

0204

Ladders/klimkooien

0

0

 

0

0

   

0205

Leeflijnen

0

0

Mobiele kraan

Torenkraan

Mobiele torenkraan

Grondverzetmachine

Autolaadkraan

   

Cabine

Stempel- bediening

Afstands- bediening

Bedienings- plaats

             

In orde

Niet in orde

In orde

Niet in orde

In orde

Niet in orde

In orde

Niet in orde

         

0300

BEDIENINGSPLAATSEN

               

0

0

0

0

0

0301

Bediening (knoppen / hendels / pedalen)

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0302

Instrumenten

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0303

Aanduidingen bij bedieningsplaats

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0304

Hijstabellen

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0305

Last- en vluchtaanduiding / giekborden

0

0

   

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0306

Contactslot / stopknop / hoofdschakelaar

/ noodstop

0

0

   

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0307

Kraanbeweging niet meer mogelijk

0

0

   

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0308

Aanstootbeveiliging hendels

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0309

Claxon

0

0

           

0

0

0

0

0

0310

Ruitenwissers

0

0

           

0

0

0

0

0

0311

Spiegels

0

0

           

0

0

0

0

0

0312

Portieren / cabinedeur / cabineluik

(vergrendeling)

0

0

           

0

0

0

0

0

0313

Ruiten / veiligheidsglas

0

0

           

0

0

0

0

0

0314

Controle horizontaal stand (waterpas)

0

0

0

0

       

0

0

0

0

0

0315

Zitplaats

0

0

           

0

0

0

0

0

0316

Beveiliging machinist / gordel

0

0

           

0

0

0

0

0

0317

Verwarming / ventilatie / verlichting

0

0

           

0

0

0

0

0

0318

Windsnelheidsmeter

0

0

           
       

0

0319

Waarschuwing dat bediening aan veilige

zijde moet plaats vinden

0

0

           

0

0

0

0

0

0320

Is bij meerdere bedieningsplaatsen geen

gelijktijdige bediening mogelijk

0

0

           

0

0

0

0

0

0321

Zonneklep / zonwering

0

0

           

Mobiele kraan

Torenkraan

Mobiele torenkraan

Grondverzet machine

Autolaadkraan

   

In orde

Niet in orde

           

IN HOOGTE VERSTELBARE CABINE

   

0

 

0

0

 

0326

Bordes bij de deur, of

0

0

0

 

0

0

 

0327

Automatisch sluitende beveiliging, of

0

0

0

 

0

0

 

0328

Bewaking dat de beveiliging moet worden gesloten voordat de cabine omhoog kan, én

0

0

0

 

0

0

 

0329

Geluidssignaal als uitval-beveiliging > 3 meter wordt geopend

0

0

0

 

0

0

 

0330

Werking nooddaalinrichting

0

0

0

 

0

0

 

0331

Instructie voor gebruik nooddaalinrichting beneden aanwezig

0

0

0

 

0

0

 

0332

Afscherming voorruit / beveiliging tegen uit vallen

0

0

0

 

0

0

 

0333

Werking leidingbreukbeveiliging of smoring

0

0

0

 

0

0

 

0334

Onder de cabine afscherming of duidelijke waarschuwingen aanwezig m.b.t. knelgevaar

0

0

             

A

B

C

D

Mobiele kraan

Torenkraan

Mobiele torenkraan

Grondverzet machine

Autolaadkraan

 

Noteer welke gieken

In orde

Niet in orde

In orde

Niet in orde

In orde

Niet in orde

In orde

Niet in orde

         

0400

GIEKSYSTEEM

               

0

0

0

0

0

0401

Constructie / lassen

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0402

Bevestiging gieksysteem (aan frame / onderling)

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0403

Bout- / penverbinding / borging

0

0

0

0

0

0

0

0

0

 

0

0

0

0404

Geleiding telescoopdelen

0

0

0

0

0

0

0

0

 

0

 

0

0405

Telescopeerinrichting / kabel / ketting

0

0

0

0

0

0

0

0

0

 

0

 

0

0406

Bevestiging / schijven / wielen toelichting

0

0

0

0

0

0

0

0

0

 

0

 

0407

Inspectietermijn van de telescopeerinrichting volledige controle volgens fabrikantvoorschrift

0

0

0

0

0

0

0

0

     

0

 

0408

Snelwisselsysteem

0

0

0

0

0

0

0

0

     

0

 

0409

Ongewilde ontgrendeling voorkomen

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0410

Kabelgeleidingsplaten / -rollen

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0411

Schijven

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0412

Kabeluitloopbeveiliging

0

0

0

0

0

0

0

0

0

 

0

0

0413

Mechanische delen in uiterste stand tegen uitschuiven geborgd

0

0

0

0

0

0

0

0

0

       

0414

Boomstops / vangkabels

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

   

0415

Trekstangen / hangkabels

0

0

0

0

0

0

0

0

0

 

0

   

0416

Vergrendeling telescopeerbare en/of klapbare delen

0

0

0

0

0

0

0

0

0

 

 0

0

0

0417

Vergrendeling telesysteem

0

0

           

0

 

 0

0

0

0418

Waarschuwingsmarkeringen

0

0

           

Mobiele kraan

Torenkraan

Mob.torenkraan

Grondverz.machine

Autolaadkraan

   

In orde

Niet in orde

           

A-FRAME / SPRENKEL

   

0

0

0

   

0430

Constructie / lassen

0

0

0

0

0

   

0431

Bevestiging aan frame

0

0

0

0

0

   

0432

Pen- / boutverbinding / borging

0

0

0

0

0

   

0433

Onderblok (schijven /

kabeluitloopbeveiliging / bevestiging)

0

0

0

0

0

   

0434

Bovenblok (schijven /

kabeluitloopbeveiliging / bevestiging)

0

0

           

LOOPKAT

   
 

0

0

   

0436

Constructie / lassen

0

0

 

0

0

   

0437

Pen- / boutverbinding / borging

0

0

 

0

0

   

0438

Loopwielen

0

0

 

0

0

   

0439

Wielbreuksteunen

0

0

 

0

0

   

0440

Ontsporingsbeveiliging

0

0

 

0

0

   

0441

Kabelschijven

0

0

 

0

0

   

0442

Kabeluitloopbeveiliging

0

0

 

0

0

   

0443

Katvangmechanisme

0

0

 

0

0

   

0444

Toestand katgondel

0

0

         

0500

KRAANBASIS / KOLOM

   
       

0

0501

Constructie / lassen

0

0

       

0

0502

Bevestiging aan hulpchassis

0

0

       

0

0503

Pen- / boutverbindingen / borging

0

0

       

0

0504

Kolom geborgd tegen opwaartse

verplaatsing

0

0

           

TOREN / TORENSPITS

   
 

0

0

   

0510

Constructie / lassen

0

0

 

0

     

0511

Bouwvolgorde / samenstelling volgens

fabrieksvoorschrift

0

0

 

0

     

0512

Verankering aan bouwwerk

0

0

 

0

0

   

0513

Pen- / boutverbindingen / borging

0

0

 

0

0

   

0514

Geleiding telescoopdelen

0

0

 

0

0

   

0515

Kabelgeleidingsplaten / -rollen

0

0

 

0

0

   

0516

Schijven

0

0

 

0

0

   

0517

Kabeluitloopbeveiliging

0

0

 

0

0

   

0518

Trekstangen / hangkabels

0

0

 

0

0

   

0519

Vergrendeling telescopeerbare en/of

klapbare delen

0

0

         

0600

ZWENKINRICHTING

   

0

0

0

0

0

0601

Draaikrans / zwenkcilinders / zwenkrollen/ vangrollen

0

0

0

0

0

0

0

0602

Draaikransbevestiging

0

0

0

0

0

0

0

0603

Bonkelaar(s) / tandheugels

0

0

0

0

0

0

0

0604

Aandrijving / lagering / koppeling

0

0

0

0

0

0

0

0605

Rem(men)

0

0

       

0

0606

Lasthoudventiel

0

0

0

 

0

0

0

0607

Blokkeerpen / zwenkpal

0

0

0

0

0

0

0608

Bevestiging motoren

0

0

 0

0

   

0609

Vrijzetinrichting

0

0

             

A

B

C

D

Mobiele kraan

Torenkraan

Mobieletorenkraan

Grondverzetmachine

Autolaadkraan

 

Noteer de verschillende lieren

In kraanboek

In orde

Niet in orde

In orde

Niet in orde

In orde

Niet in orde

In orde

Niet in orde

         

0700

LIERWERK lieren

               

0

       

0701

Hoofdkoppeling

0

0

0

0

0

0

0

0

0

       

0702

Blokkering beweging bij ontkoppeling

0

0

0

0

0

0

0

0

0

       

0703

Koppelomvormer / vloeistofontkoppeling

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0704

Aandrijving / lagering

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0705

Rem

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0706

Trommel / lagers

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0707

Slappe kabel- / kabeluitloopbeveiliging

0

0

0

0

0

0

0

0

0

       

0708

Koppeling (kabeltrommel)

0

0

0

0

0

0

0

0

0

       

0709

Leidingbreukbeveiliging / fricties

0

0

0

0

0

0

0

0

0

 

0

   

0710

Borging schuifkoppeling

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0711

Kabelgeleiding

0

0

0

0

0

0

0

0

 

0

0

   

0712

Vergrendeling omschakelmechanisme

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

   

0713

Bevestiging motoren

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

 

0

0714

Remventiel hydromotor

0

0

0

0

0

0

0

0

         

0800

STAALKABELS

A

B

C

D

           

LOPENDE KABELS

Noteer dezelfde lieren als bij 0700

               

0

0

0

0

0

0801

Kabel conform kraanboek / certificaat / EG verklaring

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0802

Kabel visueel in goede toestand

Zie checklist na 0815

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0803

In kabelloop geen aanlopen / schavielen

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0804

Kabel deugdelijk bevestigd

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0805

Wigklemmen op juiste wijze aangebracht

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0806

Borging achter wigklem aanwezig

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0807

Ogen voorzien van kabelkous

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

 

0

0808

Pen- of boutverbinding bij eind-bevestiging geborgd

0

0

0

0

0

0

0

0

           

STAANDE KABELS

Kabelmiddellijn van gebruikte kabels

gemeten in mm.

               

0

0

0

   

0810

Kabel conform kraanboek / certificaat /

EG verklaring

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

   

0811

Kabel visueel in goede toestand

Zie checklist na 0815

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

   

0812

Kabel deugdelijk bevestigd

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

   

0813

Ogen voorzien van kabelkous

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

   

0814

Pen- of boutverbinding bij eindbevestiging geborgd

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

   

0815

Onderzoek tuikabels uitgevoerd

0

0

0

0

0

0

0

0

             

A

B

C

D

Mobiele kraan

Torenkraan

Mobiele torenkraan

Grondverzetmachine

Autolaadkraan

   

In orde

Niet in orde

In orde

Niet in orde

In orde

Niet in orde

In orde

Niet in orde

         

0900

HIJSHAKEN EN BLOKKEN

               
           

Benaming hijshaak / blok:

               
           

Werklast (WLL) op hijshaak / blok:

               
           

Identificatienummer op hijshaak/blok:

               

0

0

0

0

0

0901

Toestand haak (vervormingen / slijtage)

0

0

0

0

0

0

0

0

           

y-maat (bekwijdte) nominaal (mm)

0

0

0

0

0

0

0

0

           

y-maat (bekwijdte) gemeten (mm)

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0902

Borging moer

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0903

Druklager

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0904

Traverse

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0905

Lagers / schijf / toestand kabelschijf en

groef / uitloopbeveiliging

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0906

Borging assen / bouten / moeren

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0907

Veiligheidsklep

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0908

Waarschuwingsmarkering

0

0

0

0

0

0

0

0

         

1000

GRIJPER

     
           

Fabrikaat:

     
           

Type / model:

     
           

Aangebrachte gegevens:

     

0

   

0

0

1001

Fabrieksmerk / type / bouwjaar

0

0

 

0

   

0

0

1002

Bedrijfslast / inhoud

0

0

 

0

   

0

0

1003

Eigen massa

0

0

 

0

   

0

0

1004

Algehele toestand

0

0

 

0

   

0

0

1005

constructie / lassen

0

0

 

0

   

0

0

1006

Bevestiging / bout- / penverbinding / borging

0

0

 

0

   

0

0

1007

Grijper sluitend

0

0

 

Mobiele kraan

Torenkraan

Mob.torenkraan

Grondverz.machine

Autolaadkraan

   

In orde

Niet in orde

 
         

1100

OPSTELLINGSFRAME / FUNDATIE

     
 

0

0

   

1101

Constructie / lassen

0

0

 
 

0

0

   

1102

Pen- / boutverbindingen / borging

0

0

 
 

0

     

1103

Bevestiging aan fundatie

0

0

 
 

0

     

1104

Bevestiging aan fundatieframe

0

0

 
 

0

0

   

1105

Bevestiging van de stempels

0

0

 
 

0

     

1106

Toestand fundatie

0

0

 
 

0

     

1107

Berekening fundatie

0

0

 
         

1200

AFSTEMPELING

     
     

0

 

1201

Dozerblad (constructie / lassen)

0

0

 

0

0

0

0

0

1202

Pen- / boutverbindingen / borging

0

0

 

0

0

0

0

0

1203

Uithouders / penverbindingen (constructie / lassen)

0

0

 

0

0

0

0

0

1204

Stempelplaten / -voeten (constructie / lassen)

0

0

 

0

 

0

0

0

1205

Waarschuwingsmarkering uithouders / stempels

0

0

 

0

 

0

 

0

1206

Markering uithouderstanden

0

0

 
         

1300

RIJWERK (bandenprogramma)

     
           

WIELEN

     

0

0

0

0

0

1301

Assen / ophanging / vering

0

0

 

0

0

0

0

0

1302

Wielbouten / -moeren / velgen

0

0

 

0

0

0

0

0

1303

Bandengesteldheid / -spanning

0

0

 

0

0

0

0

0

1304

Asblokkering

0

0

 
           

RUPSEN

Links

Rechts

 

0

0

0

0

0

1306

Bevestiging aan frame

0

0

0

0

 

0

0

0

0

0

1307

Bevestiging van sprocket / spanwielen

0

0

0

0

 

0

0

0

0

0

1308

Rupsketting (toestand/spanning)

0

0

0

0

 

0

0

0

0

0

1309

Rupsplaten (toestand/bevestiging)

0

0

0

0

 

Mobiele kraan

Torenkraan

Mob.torenkraan

Grondverz.machine

Autolaadkraan

   

In orde

Niet in orde

         

1400

ONDERWAGEN

   

0

 

0

0

 

1401

Stuurspeling

0

0

0

 

0

0

 

1402

Parkeerrem

0

0

0

 

0

0

 

1403

Bedrijfsrem

0

0

0

 

0

0

 

1404

Remvloeistof

0

0

0

 

0

0

 

1405

Remcilinders

0

0

0

 

0

0

 

1406

Slangen / leidingen / koppelingen

0

0

         

1500

RAILRIJWERK / KRAANBAAN

   
 

0

     

1501

Rijwielstellen

0

0

 

0

     

1502

Rijwielen

0

0

 

0

     

1503

Aandrijving / lagering

0

0

 

0

     

1504

Bevestiging motor

0

0

 

0

     

1505

Koppeling

0

0

 

0

     

1506

Bedrijfsrem / parkeerrem

0

0

 

0

     

1507

Wielbreuksteunen

0

0

 

0

     

1508

Ontsporingsbeveiliging

0

0

 

0

     

1509

Railklemmen / stormverankering

0

0

           

KRAANBAAN

   
           

Lengte = meter

   
 

0

     

1511

Toestand rails

0

0

 

0

     

1512

Toestand langsliggers / railsloffen

0

0

 

0

     

1513

Toestand dwarsliggers en afstandshouders

0

0

 

0

     

1514

Bevestiging rails

0

0

 

0

     

1515

Bevestiging langsliggers

0

0

 

0

     

1516

Bevestiging dwarsliggers en afstandhouders

0

0

 

0

     

1517

Eindbegrenzing / buffers (incl. railstop)

0

0

 

0

     

1518

Rij-afslagen (schaatsen)

0

0

 

0

     

1519

Ligging en plaats (algemeen)

0

0

 

0

     

1520

Veilige doorgang

0

0

 

0

     

1521

Geen materiaalopslag

0

0

 

0

     

1522

Waterpasligging

0

0

 

0

     

1523

Spoorbreedte

0

0

 

0

     

1524

Verende zakking

0

0

Mobiele kraan

Torenkraan

Mob.torenkraan

Grondverzetmachine

Autolaadkraan

   

In orde

Niet in orde

         

1600

ELEKTRISCHE INSTALLATIE

   

0

0

0

0

0

1601

Schakelkast / -apparatuur:

0

0

0

0

0

0

0

1602

Bescherming tegen uitwendige invloeden

0

0

0

0

0

0

0

1603

Afscherming spanningvoerende delen

0

0

0

0

0

0

0

1604

Staat elektrische componenten

0

0

0

0

0

0

0

1605

Bevestiging bedrading

0

0

0

0

0

0

0

1606

Functioneren (veer)kabelhaspels

0

0

0

0

0

0

0

1607

Staat (veer)kabelhaspels

0

0

0

0

0

0

0

1608

Sleepringlichaam

0

0

0

0

0

0

0

1609

Accu, bevestiging, afscherming en staat accuklemmen

0

0

           

VOEDING

   
 

0

0

   

1611

Voedingskabel / aarding

0

0

 

0

0

   

1612

Hoofdschakelaar

0

0

 

0

0

   

1613

Elektrische kabels / bedrading / aansluitingen

0

0

 

0

     

1614

Toestand kabelhaspel

0

0

 

0

     

1615

Bevestiging motor

0

0

 

0

     

1616

Koppeling

0

0

         

1700

MACHINISTENLIFT

   
   

0

   

1701

Bedieningsinstructie, draagkabelcertificaat aanwezig

0

0

   

0

   

1702

Bediening (-organen, noodstop, nood-,-signaal)

0

0

   

0

   

1703

Geleiding, nood-, bevestiging, buffers

0

0

   

0

   

1704

Toegangen, bordessen, leuningen

0

0

   

0

   

1705

Onder-, bovenstation (constructie, afschermingen, stuiting)

0

0

   

0

   

1706

Liftkooi (wanden, vloer, dak, toegangen, vergrendelingen)

0

0

   

0

   

1707

Elektrisch (voeding, beveiliging, trekontlasting)

0

0

   

0

   

1708

Aandrijving (machine, rem, koppeling, leischijven) 

0

0

   

0

   

1709

Draag-, vangkabel, (conform voorschrift, toestand, bevestiging)

0

0

   

0

   

1710

Opschriften (last, bedieningsvoorschrift, VTVO, noodprocedure, waarschuwingen)

0

0

   

0

   

1711

Algehele staat

0

0

   

0

   

1712

Beproeving met last

0

0

   

0

   

1713

Beproeving zonder last (vang, snelheidsbegrenzer)

0

0

   

0

   

1714

Beproeving nooddaalvoorziening

0

0

   

0

   

1715

Beproeving eindschakelaar (onder / boven)

0

0

   

0

   

1716

Beproeving noodeindschakelaar (onder / boven)

0

0

   

0

   

1717

Beproeving deur, grendelcontacten

0

0

   

0

   

1718

Beproeving slapkabelbewaking, spanwielcontact

0

0

         

1800

HYDRAULISCHE INSTALLATIE

   

0

0

0

0

0

1801

Slangen / leidingen / koppelingen

0

0

0

0

0

0

0

1802

Cilinder(s)

0

0

0

0

0

0

0

1803

Leidingbreukbeveiliging

0

0

     

0

 

1804

Indien leidingbreukbeveiliging kwetsbaar

deugdelijk afgeschermd

0

0

0

0

0

0

0

1805

Pompen, motoren en ventielen

0

0

         

1900

DIVERSEN

   
           

CENTRALE BALLAST

   

0

0

   

0

1901

Staat en bevestiging

0

0

0

0

   

0

1902

Massa komt overeen met voorschriften fabr.

0

0

           

CONTRA BALLAST

   

0

0

0

0

 

1903

Staat en bevestiging

0

0

0

0

0

0

 

1904

Massa komt overeen met voorschriften fabr.

0

0

0

0

0

0

 

1905

Waarschuwingsmarkeringen

0

0

           

OPSCHRIFTEN

   

0

0

0

0

0

1907

Identificatie / typeplaat kraan

0

0

0

0

0

 

0

1908

Aanduiding m.b.t. afstandsbesturing

0

0

0

0

0

0

0

1909

Ce-markering aanwezig

0

0

Mobiele kraan

Torenkraan

Mob.torenkraan

Grondverz.machine

Autolaadkraan

   

In orde

Niet in orde

         

2000

AUTOMATISCHE BEGRENZERS / BEVEILIGINGEN / SIGNALERING

0

0

0

0

0

2001

Hijsen (hijseindbegrenzer)

0

0

0

0

0

0

0

2002

Vieren (windingenbeveiliging)

0

0

0

0

0

   

2003

Optoppen (max. hoek / min. vlucht) / inkatten

0

0

0

0

0

   

2004

Aftoppen (min. hoek / max. vlucht / uitkatten

0

0

     

0

 

2005

Verticaalstand knikarm

0

0

0

 

 0

0

0

2006

Uittelescoperen (bandenprogramma; volgorde en/of synchroon)

0

0

0

   

0

0

2007

Hulpgiek en mechanische giekdeel

beveiligd bij telescoperen

0

0

0

 

0

0

 

2008

Palbewaking

0

0

0

0

0

0

0

2009

Zwenkbegrenzer / -beveiliging

0

0

0

     

0

2010

Stempelbeveiliging

0

0

0

 

0

   

2011

Contragewichtbeveiliging

0

0

       

0

2012

Max. transporthoogte signalering

0

0

       

0

2013

Steunpoot in transportpositie signalering

0

0

       

0

2014

Hoog-sta beveiliging

0

0

 

0

     

2015

Kraanrijden (eindafslagen)

0

0

 

0

     

2016

Geluidssignaal rijden

0

0

           

LASTMOMENTBEGRENZER (LMB)

   

0

0

0

0

0

2018

Uitschakeling hijsen

0

0

0

0

0

0

0

2019

Uitschakeling aftoppen

0

0

 

0

0

   

2020

Uitschakeling uitkatten

0

0

0

0

 

0

0

2021

Uitschakelen optoppen / heffen

0

0

0

 

 0

0

0

2022

Uitschakeling uittelescoperen

0

0

       

0

2023

Uitschakeling knik / fly-jib op onder horizontaal

0

0

0

     

0

2024

Uitschakeling knik / fly-jib neer boven horizontaal

0

0

0

     

0

2025

Uitschakeling uitschuiven knik / fly-jib

0

0

       

0

2026

Uitschakeling inschuiven fly-jib door verticaal

0

0

0

0

0

0

0

2027

Waarschuwing (optisch, akoestisch, 100%)

0

0

0

0

0

0

0

2028

Voorwaarschuwing

(optisch, intermitterend akoestisch, 90%)

0

0

0

0

0

0

0

2029

Overbruggingsschakelaar

0

0

0

0

0

0

 

2030

Permanente overbruggingsschakelaar

0

0

0

0

0

0

0

2031

LMB-signalering buiten op de hijskraan

0

0

0

 

0

0

0

2032

Programma-instelling LMB goed zichtbaar

0

0

0

 

0

0

0

2033

Instructies LMB goed zichtbaar

0

0

0

0

0

0

0

2034

Afstelling LMB (zie ook beproevingstabel)

0

0

           

LASTBEGRENZER (LB)

   

0

0

0

0

0

2035

Uitschakeling hijsen

0

0

0

0

0

0

0

2036

Waarschuwing optisch / akoestisch)

0

0

0

0

0

0

0

2037

Reeptrek-begrenzing

0

0

           

OVERIGE

   

0

 

0

 

0

2039

Signalering ‘ingeschakelde afstandsbesturing’

0

0

2100

De tabel is toepasbaar op alle te keuren kranen.

Werkinstructie:

Bepaal (bereken of lees af uit de tabel) de toelaatbare hijslast, behorende bij de gemeten vlucht. bereken vervolgens de afwijking met de volgende formule:

Tabel voor de hijskraan Gegevens volgens hijstabel
 

Opgesteld op

Gieklengte

Giek-hoek

 

Zwenkhoek 

 

 Beproeving

Akkoord

Volgnr beproeving

Banden

Stempels

Rupsen

Hoofdgiek

Mech. Sectie

Hulpgiek

Totale gieklengte

Hoofdgiek

Hulpgiek

Aantal parten hijskabel

R = 360°

A= achter-

Z= zij-

V= voorsector

Eigen massa

Ballast

LMB code

toelaatbare bedrijfslast bij kolom 15

LMB treedt in werking bij

proeflast

Afwijking in % Kolom (16-14) / 14 *100%

ja

nee

 
       

m

m

m

m

gr

gr

   

t

   

m

t

     

2

3

4

5

6

7

8

9

10

11

12

13

14

15

16

17

18

19

 

1

                                     

2

                                     

3

                                     

4

                                     

Formule van 17: Afwijking in % Kolom (16-14) / 14*100%)

2200

Configuraties bij uitgebreide kraansystemen

2300

Ruimte voor samenvattende toelichting TCVT keuring

   
 

A Afwijkingen:

 2301

Tekortkomingen met direct gevaar voor de veiligheid

   
   
   
 

 B Afwijkingen 

 2302

Tekortkomingen zonder direct gevaar voor de veiligheid.

   
   

 2400

Tekortkomingen die tijdens de keuring zijn verholpen 

   
   
   
   
   
   
   
   
   

2500

Zijn de gegevens van deze keuring zoals bij 2300 aangegeven door de inspecteur in het kraanboek geregistreerd?

Ja

Nee

 

Noot: andere toevoegingen: (voorbeeldtekst veiligheidskeuring, keurmerk etc.) zijn uitdrukkelijk niet toegestaan.

Deze niet wettelijke registraties mogen niet worden gehanteerd in deTCVT keuring (kraanboek / stickers / certificaat / keuringsrapport).

0

0

8.4 Toelichting op 8.3

0100

ALGEMEEN

0101

Kraanboek

Het kraanboek behoort volledig te zijn. In het kraanboek is ingevuld wie de keuring en beproeving heeft uitgevoerd en de waarmerking door de CKI.

Controlebeurten en belangrijke reparaties of uitbreidingen moeten zijn vermeld door degene(n) die deze heeft uitgevoerd. Vernieuwing en inspecties van staalkabels moeten op de bladzijden voor de staalkabelcontroles zijn vermeld.

Kraanhaken moeten in het kraanboek geregistreerd staan.

Opmerking:

Op de bladzijde van de staalkabels dient alleen de conclusie in orde of afgekeurd vermeld te worden. Andere opmerkingen (waardeoordelen) zijn niet toegestaan!

0102

Hijstabellen

Het moet onomstotelijk vaststaan, dat de bij de kraan aanwezige hijstabellen werkelijk bij deze kraan behoren en op deze kraan van toepassing zijn. Gecontroleerd moet worden dat de hijstabel overeenkomt met de uitrustingstoestand.

   

0105

Uitvoering van de hijskraan overeenkomstig kraanboek

Controleer of de hijskraan in dezelfde uitvoering ter controle is aangeboden als bij de eerste onderzoeking en beproeving (zie kraanboek en de gewaarmerkte hijstabel).

Bij hijskranen met een CE-markering dient gecontroleerd te worden of de aangeboden hijskraan de uitvoering heeft zoals omschreven in de verklaring van overeenstemming.

Indien er ingrijpende wijzigingen zijn aangebracht dient een aanvullende verklaring van overeenstemming aanwezig te zijn.

0106

Controleer of de kraanconfiguratie valt binnen de specificaties van de fabrikant voor het type, let op de onderwagen/vaste opstelling, torenhoogte, gieklengte, lengte contragiek, etc.

Is documentatie aanwezig waaruit blijkt dat de kraan is opgebouwd volgens de fabrieksgegevens. Zijn documenten aanwezig waaruit blijkt dat ondersteuning / fundatie / verankering geschikt is voor kraan.

0107

Gebruiksaanwijzing

De gebruiksaanwijzing dient aanwezig te zijn.

Hierbij horen ook de volgende schema’s en voorschriften te zitten:

Bedienings- / onderhouds- / montagevoorschriften te zitten (deze moeten in de Nederlandse taal zijn gesteld en bij de kraan aanwezig zijn)

Afstel- / montagevoorschriften

Elektrisch schema

Hydraulisch schema

Pneumatisch schema

Beproevingsvoorschriften van de kraan en inrichting

Opmerking:

Bij de oudere hijskranen kan dit een probleem opleveren omdat hier niet altijd de Nederlandse instructies aanwezig zijn.

Volgens de wetgeving moet de werkgever in elk geval voor zodanige instructies zorgdragen, dat de hijskraan veilig kan worden gebruikt en deugdelijk kan worden onderhouden.

0108

Zijn ingrijpende wijzigingen / reparaties deskundig uitgevoerd (alleen van toepassing bij de eerste wettelijke keuring na reparatie).

Zijn ingrijpende wijzigingen / reparaties vermeld in het kraanboek.

Indien er ingrijpende wijzigingen zijn aangebracht, is een aanvullende keuring door een deskundige instantie uitgevoerd.

Zijn de reparaties zorgvuldig uitgevoerd conform fabrieksspecificaties en is aangetoond dat de reparaties deugdelijk zijn (bijv. door een onderzoek van een deskundig instituut).

Onder ingrijpende wijziging wordt verstaan:

De hijskraan is zodanig gewijzigd dat de gebruiksmogelijkheden worden uitgebreid buiten het standaard leveringsprogramma van de fabrikant (kraan + alle standaard fabrieksopties).

Onder ingrijpende reparaties wordt verstaan:

Reparatie aan resp. vervanging van (delen) van de dragende constructie en/of (delen van) de bevestiging waarmee de hijskraan in originele staat wordt gehouden of modificaties waardoor de gebruiksmogelijkheden niet wijzigen.

Instructie bij keuring door CKI

Volgens de wetgeving op het gebied van hijskranen geldt ten aanzien van reparaties aan hijskranen onder meer:

Reparatiewerkzaamheden moeten worden uitgevoerd door deskundige en vakbekwame personen.

Bij reparaties mogen alleen deugdelijke en voor het gebruiksdoel geschikte materialen en werkmethoden worden gebezigd.

Een hijskraan met een bedrijfslast die gelijk is aan of hoger is dan twee ton, en die, na te zijn vervaardigd of ingrijpend te zijn hersteld, voor de eerste maal in gebruik wordt genomen, wordt onderzocht op de deugdelijkheid van materiaal, constructie, inrichting en stabiliteit. Bij dit onderzoek wordt de kraan doelmatig beproefd.

Keuringen moeten worden uitgevoerd door een daartoe aangewezen deskundige natuurlijke persoon, rechtspersoon of instelling.

Belangrijke reparaties en de bevindingen van de deskundige, die de keuring heeft verricht, moeten worden opgetekend in het Kraanboek van de betreffende hijskraan.

Praktische uitwerking

1. Een grondig uitgevoerde keuring na een belangrijke reparatie geeft geen zekerheid, indien er geen inzicht bestaat over de toegepaste materiaalsoorten, de gevolgde lasmethodiek en de lasprocedure bij de reparatie.

2. Vooral bij mobiele kranen worden veel hoogwaardige staalsoorten toegepast. Met deze benaming worden in het algemeen stalen aangeduid, die sterker zijn dat het normale C-staal Fe 510.

Deze staalsoorten kunnen onderling sterk verschillen in hun lasbaarheid met betrekking tot hun sterkte en andere mechanische eigenschappen (onder andere vloeigrens, rek, kerfslagwaarde, weerstand tegen brosse breuk).

 

Hoogwaardige staalsoorten (high strength low alloy steels – HSLA-steels) of wel stalen met hoge rekgrens (steels with high yield) zijn te onderscheiden in:

– normaal gegloeide stalen (normalised steels);

– veredelde stalen (quenched and tempered steels);

– 2-phase stalen (dual-phase steels).

Door lassen, branden, maar ook slijpen wordt een hoeveelheid warmte ingebracht, die onder andere de treksterkte en de taaiheid van het toegepaste staal en vooral die van de genoemde HSLA-stalen, ongunstig kan beïnvloeden. Een gunstige beoordeling achteraf van alleen de lassen behoeft daarom geen waarborg te zijn dat een reparatie vakkundig en deugdelijk is uitgevoerd.

3. De CKI verifieert derhalve, – vóórdat de keuring wordt uitgevoerd – ten aanzien van een belangrijke reparatie aan een hoofddraagconstructie (giek/ toren/ uithouder/ boven- en onderwagen) of een reparatierapport kan worden overlegd waarin is opgenomen:

– omschrijving van de reparatie;

– reparatieinstructies van de fabrikant met daarin onder meer vermeld het

oorspronkelijke materiaal van het

constructiedeel en de te volgen lasprocedure;

– de bij de reparatie gebezigde materiaalsoorten en kwaliteiten;

– de toegepaste lasprocedure en warmtebehandeling;

– de naam en de kwalificatie van de lasser;

– waar nodig de resultaten van de uitgevoerde keuringen van de lassen

(röntgenologisch of ultrasoon, afhankelijk van de vereiste laskwaliteit).

 

4. Indien de fabrieksinstructies niet beschikbaar gesteld kunnen worden, dan dient een deskundige op het gebied van lassen en/of lasonderzoek te worden ingeschakeld voor een reparatieadvies.

Hierbij moet rekening worden gehouden met de kraangroep (of eventueel elementgroep), de kerfgroep(en) en de daaruit voortvloeiende toelaatbare spanningen in gelaste verbindingen (zie bijvoorbeeld NEN 2018 en 2019).

Bij het aan de CKI over te leggen reparatierapport dient dan tevens een bevestiging van de deskundige te worden gevoegd, dat de reparatie overeenkomstig het gegeven advies is uitgevoerd.

Conclusie:

De CKI zal, wanneer bij het keuren van een hijskraan een belangrijke reparatie wordt aangetroffen, nagaan of:

– deze reparatie met omschrijving is aangetekend in het Kraanboek;

– een reparatierapport met eventueel reparatieadvies kan worden overgelegd.

Bij het ontbreken van bovengenoemde bescheiden zal de CKI geen beproeving kunnen uitvoeren.

Handleiding voor procedures bij uitvoeren van reparaties aan machines.

Deze handleiding is ontwikkeld door de Werkkamer 3 van de TCVT.

De betreffende procedures worden door de CKI samen met dit schema gehanteerd.

Als bij een keuring wordt vastgesteld, dat een reparatie aan de machineconstructie nodig is, geeft de keurmeester in zijn rapport aan welke van de drie volgende procedures gevolgd moet worden.

1. Reparaties aan delen van een machine, die niet tot de hoofddraagconstructie behoren, dienen uiteraard deskundig te worden uitgevoerd, een aantekening in het machinedocument is echter niet nodig.

2. Kleinere reparaties aan de hoofddraagconstructie in niet-kritische zones, zowel voor gangbare constructiestalen (tot en met C staal FE 510) alsmede voor staalsoorten met hoge rekgrens, dienen te worden uitgevoerd volgens de reparatievoorschriften van de fabrikant of van een onafhankelijke deskundige. Van de reparatie dient aantekening in het machinedocument te worden gemaakt.

 

3. Reparaties aan de hoofddraagconstructie in kritische zones moeten worden uitgevoerd door hetzij:

* de fabrikant, of

* een deskundige met gebruikmaking van reparatievoorschriften van de fabrikant en

onder controle van een onafhankelijke, tweede deskundige, of

* een deskundige die zelf de reparatiemethode vaststelt of laat vaststellen, onder

controle van een onafhankelijke tweede deskundige. In dit geval dient de tweede

deskundige ook de reparatiemethode goed te keuren.

Van de reparatie dient een aantekening in het machinedocument te worden gemaakt.

Bij deze categorie van reparaties is het nodig dat nacontrole na reparatie wordt uitgevoerd. Bij de nacontrole dient een beproeving met overlast te worden uitgevoerd.

Als een reparatie aan de machineconstructie heeft plaatsgevonden, dienen aan de inspecteur bij de eerstvolgende keuring (of nacontrole), te worden overhandigd (afhankelijk van de procedure):

– de afschriften van de reparatievoorschriften;

– het controlerapport van de onafhankelijke deskundige;

– de bladzijde van het machinedocument waarop de reparatieaantekening is gemaakt.

Machinedocumenten kunnen zijn:

– Kraanboek;

– Hoogwerkerboek;

– Administratieboek, register, logboek e.d.

Bij de beoordeling of een zone als kritisch wordt beschouwd, wordt afgewogen:

1. Hoe is de schade ontstaan?

2. Hoe hoog is ter plaatse de materiaalspanning tijdens belasting van de machine?

3. Is er risico voor bezwijken als de scheur/deformatie verder gaat?

0109 t/m

0111

De certificaten moeten overeenkomen met de specificaties in het kraan boek.

Vergelijk de gegevens. Voor hijsblokken en haken zie 0900.

Opmerking:

Het komt veelvuldig voor dat bij vernieuwing het nieuwe certificaat wordt bijgevoegd, terwijl het oude niet wordt verwijderd. De deskundige moet de eigenaar erop wijzen dat deze oude, niet meer van toepassing zijnde certificaten vernietigd kunnen worden, mits de specificaties in het kraanboek juist en volledig zijn ingevuld. De deskundige mag deze niet zelf vernietigen.

0200

TOEGANGEN

0201 t/m 0203

Controle op wijzigingen en/of beschadigingen aan toegangen, zoals op- en afstap­inrichtingen, deursluitingen en handgrepen.

Let ook op aanwezigheid van antislip voorzieningen op de te betreden oppervlakken.

Is de onderwagen goed te betreden, ook toegangen van en naar de toren vanaf de lift, toegang tot de lift (opstappen ladders trappen, hekwerk).

0204

Controle op aansluiting ladderdelen, klimkooien etc.

0205

Controle op toestand, originele bevestiging en ophanging van leeflijnen. Diameter leeflijn is minimaal 8 mm.

0300

BEDIENINGSPLAATSEN

0301

Bediening (knoppen / hendels / pedalen)

Controle op de besturingsorganen, zoals terugkomen in nul-stand, niet blokkeren en soepele bediening.

Er moet worden nagegaan of de plaatsing en/of de bewegingsrichting van de bedieningshendels nog overeenkomt met de fabrieksstandaard van die kraan.

Let op:

Als wordt vastgesteld dat de bediening is gewijzigd, dan moet vervolgens worden nagegaan of:

– het instructieboek is aangepast (punt 0107 van het formulier) en

– de opschriften op en bij de hendels zijn aangepast (punt 0303 van het formulier)

– de wijziging in het kraanboek is vastgelegd (punt 0108 van het formulier).

Als aan één van de genoemde beoordelingspunten niet is voldaan, moet het punt als ‘niet in orde’ worden aangegeven.

0302

Instrumenten

Controle op de werking en afleesbaarheid.

0303

Aanduidingen bij bedieningsplaats

Controle op aanwezigheid (symbolen en/of Nederlandse taal) en duidelijke afleesbaar.

0304

Hijstabellen (overeenkomstig kraanboek)

Controle op de aanwezigheid in de cabine van een duidelijk afleesbare hijstabel op duurzaam materiaal (of via beeldscherm).

0305

Last- / vluchtaanduiding

Geeft last-/vluchtaanduiding juist aan: de giekhoek, de gieklengte en/of de vlucht.

TK/MTK: Zijn er voldoende borden geplaatst (lasten behorend bij aangegeven vluchten mogen t.o.v. elkaar niet meer verschillen dan factor 1,5).

Bij toptorenkranen; giekhoek, vlucht en last.

ALK: als op een andere wijze dan grafieken e.d. n.v.t.

0306

Controle op functionaliteit en veiligheid.

Het moet mogelijk zijn de motor voor een lastbeweging dmv een slagknop te stoppen

0307

Ongewilde ontgrendeling voorkomen.

0308

Nulstand bewaking van de hendels (contact verbroken hendel niet in nul stand): kraan kan niet worden ingeschakeld of beweging start niet.

Geeft het ontgrendelen van de noodstop de beweging niet vrij.

0309

Claxon

0310

Ruitenwissers

0311

Spiegels; indien een videosysteem is gemonteerd, moet dit op goede werking worden gecontroleerd.

0312

Controle van werking vergrendeling in zowel open als gesloten stand.

0313

Zijn ruiten heel en voldoende doorzichtig (let op bij plexiglas!). Veiligheidsglas indien van toepassing!

0314

Controle op goede werking.

0315

Zitplaats

Controle op aanwezigheid en werking van genoemde delen/installatie.

Zijn er geen ontoelaatbare beschadigingen?

0316

Beveiliging machinist

Is beveiliging met betrekking tot spanningvoerende delen/leidingen, hydraulische vloeistof bij leidingbreuk, dakruitrooster (pantserglas), vloerruitrooster, uitvalbeveiliging voor ruiten etc. nog in orde?

Beveiliging tegen beknellingen (bijv. rechter cabineraam) in orde?

Werkt gordel naar behoren?

Heeft de machinist een gordel voor het betreden van de giek (TK/MTK).

ALK: Kan kraanbestuurder op hoog-sta niet getroffen worden door bewegende kraandelen?

0317

Controle op aanwezigheid en werking van genoemde delen/installatie. Er zijn geen ontoelaatbare beschadigingen.

0318

Windsnelheidsmeter

0319

Controleren of waarschuwing duidelijk is aangebracht.

0320

Niet van toepassing voor mechanisch gekoppelde bediening bij autolaadkraan.

0321

Aanwezig

0322

 
 

IN HOOGTE VERSTELBARE CABINE

0326

Controle op aanwezigheid en technische staat van volledig bordes, railing, handgrepen, toegankelijkheid en antislip.

0327

Controle op het automatisch sluiten van de in- en uitgangbeveiliging en de technische staat hiervan.

0328 0329

Controle of het heffen van de cabine wordt geblokkeerd totdat de in- en uitgangs­beveiliging is gesloten en treedt akoestisch signaal in werking wanneer deze boven de 3 m vloer­oppervlak wordt geopend.

0330 0331

Controle op functionaliteit en instructie van de nooddaalinrichting vanuit de cabine en op de begane grond wanneer de cabine niet vanaf hoogte is te verlaten.

0332

Controle op deugdelijkheid van de afscherming van de voorruit, tenzij een voldoende sterke ruit is gemonteerd, waarbij de ruit niet naar buiten kan worden gedrukt, of tenzij er een veiligheidsgordel met instructie voor het verplichte gebruik ervan aanwezig is.

0333

Controle op functionaliteit van de leidingbreukbeveiliging van de cabinehefinrichting en is

voldoende remwerking aanwezig wanneer smoring is toegepast.

0334

Controle op aanwezigheid van waarschuwingsstickers tegen beklemmingsgevaar of is de ruimte onder de cabine voldoende afgeschermd tegen beklemmingsgevaar voor personen in de onmiddellijke omgeving.

0400

GIEKSYSTEEM

 

In te vullen uit welke componenten het systeem is opgebouwd (zie ook beoordelingsformulier) en elk van deze componenten apart beoordelen.

0401

Constructie / lassen

Visueel onderzoek van lasverbindingen.

Kritieke punten kunnen met in de handel zijnde scheurdetectiemiddelen op haarscheuren worden onderzocht.

Speciale aandacht voor lassen waar verfbreuk optreedt of die sterke corrosie vertonen.

Controle van de constructie op deuken, verbuigingen, sterke roestvorming en andere beschadigingen.

0402

Bevestiging aan frame en onderling.

Controle van bevestigingen en juiste opbouw.

0403 0404

Bout- / penverbindingen / borging

Controle op alle bout- en penverbindingen en de borging ervan.

 

De inspectie-termijn van de fabrikant dient opgevolgd te worden.

Indien de keuring is uitgevoerd door een deskundige en de conclusie is aangetekend in het kraanboek dan dient dit punt (?) ‘in orde’ beoordeeld te worden.

0405 t/m 0407

Beoordeling van staalkabels in telescopeersystemen

Vele typen mobiele kranen met telescopeergiek beschikken over telescopeersystemen waarin staalkabels worden toegepast.

Indien de inspectietermijn niet is vastgelegd:

Voor staalkabels geldt het systeem, dat deze gedurende hun levensduur periodiek worden beoordeeld. Een dergelijke beoordeling dient te worden uitgevoerd op basis van een norm die gekoppeld is aan de desbetreffende constructienorm zoals NEN 3508 of DIN 15020.

Voor afkeurmaatstaven van staalkabels, waar het gaat om kranen waarvan niet vaststaat op basis van welke norm het staalkabelsysteem is geconstrueerd, wordt uitgegaan van de normen NEN 3508 en NEN 3233.

Met de invoering van de CE-markering rust op de fabrikant onder andere de plicht, om in het instructieboek bij de betreffende kraan te beschrijven, wanneer en op welke wijze deze staalkabels geïnspecteerd moeten worden en wat hiervoor de afkeurcriteria zijn.

Indien de fabrikant de desbetreffende instructies niet heeft gegeven (bijv. bij kranen van vóór 1995), beschrijft de aangewezen instelling in het kraanboek de inspectie frequentie. Daarnaast wordt bij de jaarlijkse periodieke keuring uitgegaan van het volgende:

1. Op grond van ervaringen met de bedoelde kabelsystemen mag gesteld worden dat redelijkerwijs is voldaan aan het gestelde in NEN 3233 wanneer:

– telescopeerkabels tijdens hun levensduur uiterlijk worden beoordeeld in het 11e, 15e en 18e jaar, uitgaande van een levensduur van 20 jaar;

– telescopeerkabels tussentijds worden beoordeeld na bijzondere voorvallen zoals het uit de haak losschieten van een last, een ongeval met de kraan, brand enz.;

2. Bij het beoordelen van telescopeersystemen visueel geïnspecteerd kunnen worden;

– de eindbevestigingen van de kabel(s);

– de kabelgedeeltes die over schijven e.d. worden omgeleid;

– de kabelschijven en -rollen, hun ophanging, lagering en uitloopbeveiligingen;

– kabel-spaninrichtingen;

– kabel-geleidingsvoorzieningen.

Er wordt aangehouden dat onder andere bij de volgende constructies een visuele inspectie in voldoende mate mogelijk is:

– gieksystemen met voldoende en toereikend grote inspectiegaten of -luiken, waardoor alle voornoemde delen van het telescopeersysteem zonder hulpmiddelen waarneembaar zijn;

– gieksystemen met op de juiste plaatsen aangebrachte inspectiegaten of -luiken waardoor met hulpmiddelen (endoscoop o.d.) de genoemde delen van het telescopeersysteem in beeld te brengen zijn.

In het geval dat een telescopeersysteem alleen met hulpmiddelen kan worden geïnspecteerd, zal deze inspectie niet in de normaal te besteden tijd voor een periodieke keuring kunnen worden uitgevoerd.

Aantekening in het kraanboek:

De conclusie van de keuring dient te worden geregistreerd in het kraanboek op de betreffende bladzijde. Alleen de conclusie dient te worden vermeld: in orde of afkeur.

Indien niet volledig inspecteerbaar dan wordt er geen aantekening gemaakt in het kraanboek.

0408

Snelwisselsysteem

Controle algehele toestand, bevestiging, vervormingen, beschadigingen

0409

Ongewilde ontgrendeling voorkomen

Controle of de bediening voor het vergrendelen en ontgrendelen van het snelwisselsysteem beveiligd zijn tegen ongewild lossen.

– voor het lossen 2 bedieningselementen tegelijkertijd geactiveerd moeten worden, of

– enkelvoudige bedieningselementen zodanig zijn geplaatst dat ongewild bedienen is voorkomen (bijv. een verzonken of vergrendelbare bedieningsknop of draaikeuze schakelaar met akoestische signalering tijdens openen en sluiten).

0410

Controle op beschadigingen en slijtage

0411

Schijven

Controleer de groefslijtage door meting (gebruik daarbij evt. een groefmal)

Controle op lagerspeling en positie van lagers. Let op het vrijlopen t.o.v. naastliggende schijf of wand.

Let op:

fabrieksspecificatie van lagers. Sommige lagers hebben een grotere speling

0412

Kabeluitloopbeveiliging

Controle op aanwezigheid, juiste plaatsing en functioneren

Kabel uitloopbeveiliging bevindt zich op 1/3 draaddiameter (max 10 mm) vanaf de schijfrand.

0413

Controle op borging uiterste stand mechanische delen.

0414

Visuele controle op slijtage en goede werking (mits zichtbaar).

0415

Controleer de toestand (beschadigingen, overmatige roestvorming)

0416

Controle op afstelling, goede vergrendeling, gangbaarheid en slijtage.

0417

Controle op werking

 

Controle op aanwezigheid

 

A-FRAME / SPRENKEL

0430

Zie 0401 idem

0431

Zie 0402 idem

0432

Zie 0403 idem

0433

Zie 0411, 0412 idem

 

LOOPKAT

0436

Zie 0401 idem

0437

Zie 0403 idem

0438 t/m 0441

Controle op kabelschijven, aanwezigheid en goede staat van wielbreuksteunen en een ontsporingsbeveiliging. Let op slijtage en eventuele vervormingen aan wielen en schijven.

0442

Zie 0412 idem

0443

Controle op aanwezigheid en werking (in beide richtingen)

0444

Controle op toestand en bevestiging

0500

KRAANBASIS / KOLOM

0501

Constructie / lassen

Visueel onderzoek van lasverbindingen.

Kritieke punten kunnen met in de handel zijnde scheurdetectiemiddelen op haarscheuren worden onderzocht.

Speciale aandacht voor lassen waar verfbreuk optreedt of die sterke corrosie vertonen. Controle van de constructie op deuken, verbuigingen, sterke roestvorming en andere beschadigingen.

0502

Controle van bevestiging aan hulpchassis (stropbouten, moeren geborgd, stopblokjes deugdelijk geplaatst tegen het schuiven van de kraan in langs- en dwarsrichting)

0503

Zie 0403 idem

0504

Aangeven of de kolom is geborgd

 

TOREN / TORENSPITS

0510

Controleer in algemene zin de staat van de staalconstructie, zoals de mate van corrosie en de toestand van het verfwerk. Gelaste verbindingen dienen in eerste instantie visueel te worden geïnspecteerd. Kritieke punten kunnen met daarvoor verkrijgbare middelen op haarscheuren worden onderzocht. Vervormingen en beschadigingen die van belang zijn met betrekking tot het veilig functioneren van de kraan, dienen uitdrukkelijk in het beoordelingsformulier kraanboek te worden vermeld. Let speciaal op de constructie ten behoeve van de draaikrans.

0511

Controle van de juiste opbouwvolgorde

0512

Controle van horizontale verankering (aan gebouwen) conform fabrikantgegevens en/of berekeningsgegevens

   

0513 t/m 0515

Controle op alle bout- en penverbindingen en de borging ervan.

0516

Zie 0411

0517

Zie 0412

0518

Zie 0415

0519

Zie 0416

0600

ZWENKINRICHTING

0601

Draaikrans

Controleer de werking in het algemeen. Let op bijgeluiden en speling.

Controleer de afdichting.

Meet de speling van de krans altijd op volgens onderstaande procedure.

Opmerking:

Wanneer er lagerspeling van de krans is, zal het gewenst zijn de speling met een ‘klok’ te meten en de resultaten ervan in het beoordelingsrapport te vermelden. De meetprocedure dient ook vermeld te worden, zodat bij volgende con­troles het voortschrijden van het slijtageproces beoordeeld kan worden. De fabrikant/leverancier van de hijskraan of van de draaikrans dient aan te geven wat de toelaatbare speling is, alsmede de meetmethode.

0602

Draaikransbevestiging

Controle op de aanwezigheid en het vastzitten van alle bouten van de draaikrans.

0603 0604

Controle van de vertanding op overmatige slijtage.

Controle van tandspeling tussen draaikrans en rondsel.

Controle op werking van de zwenkaandrijving in het algemeen. Let op bijgeluiden.

beschermkappen

0605

Controleer de goede remwerking, remvoering, remschijf of -trommel

De remwerking mag niet afhankelijk zijn van V-snaren.

0606

Controleer de afstelling van de lasthoudventielen.

0607

Controleer de zwenkblokkeerpen / -pal op gangbaarheid.

0608

Controle bevestigingen toelichten

0609

Controle op goede werking

0700

LIERWERK

0701

Controle van koppelingen en blokkering accumulators, koppelomvormer en vrijloopkoppeling.

0702

Controle van koppelingen en blokkering accumulators, koppelomvormer en vrijloopkoppeling.

0703

Controle van koppelingen en blokkering accumulators, koppelomvormer en vrijloopkoppeling.

0704

Controle van elk op de hijskraan aanwezig lierwerk.

Controle op de werking in het algemeen en let op bijgeluiden.

De fabrieksspecificatie dient gevolgd te worden.

Indien een éénrichting-lager is gemonteerd, let op de instructies met betrekking tot controle/vervanging hiervan.

0705

Rem (TK, MTK: van lastdragende motoren)

Controleer bij vertragingsremmen de remvoering en de trommel of schijf.

Ga na of de rem de max. reeptrek kan houden.

Als de max. reeptrek niet bereikt kan worden, dan beproeving uitvoeren in de situatie waarin het lierwerk maximaal belast wordt.

Controle op nazakken van de last bij stoppen na vieren of hijsen.

Controle op zakken van de last bij aanvangen van hijsen.

Let op:

Indien e.e.a. in orde wordt bevonden, mag worden geconcludeerd dat ook een eventueel leiding­breukklep goed functioneert.

0706

Trommel / lagers

Controle op slijtage van de groeven.

Controle van trommelflenzen op slijtage of door slijtage ontstane scherpe kanten of vervormingen.

Controle op overmatige speling van lagers.

0707

Kabeluitloopbeveiliging

Controle op aanwezigheid, juiste plaatsing en goed functioneren van uitloopbeveiligingen.

0708

Werkt de koppeling

0709

De leidingbreukklep moet op juiste werking worden gecontroleerd.

0710

Is de borging aanwezig

0711

Controle op goed opwikkelen van de kabel.

0712

Controle op aanwezigheid en juiste werking.

0713

Is de bevestiging aanwezig

0714

Werkt het remventiel

0800

STAALKABELS

0800

Kabelinspecties

De levensduur van een staalkabel in een werktuig is sterk afhankelijk van zijn constructie, de omgeving waarin hij wordt gebruikt en de aard van zijn toepassing.

Periodieke inspecties dienen plaats te hebben met geregelde tussenpozen, die afhankelijk zijn van de gebruiksomstandigheden van de staalkabel.

Bij inspectie vragen de plaatsen waar corrosie, slijtage, vermoeiing of beschadiging als gevolg van de gebruiksomstandigheden kunnen worden verwacht, extra aandacht.

Bij inspectie dient men steeds te bedenken dat door visuele beoordeling slechts uitwendige gebreken van de kabel kunnen worden waargenomen.

Een staalkabel kan worden afgekeurd op grond van:

– draadbreuken;

– slijtage;

– corrosie;

– vermindering van middellijn;

– uitwendige beschadiging en vervorming;

– breuknest en gebroken streng;

– gebroken draden + slijtage + corrosie + vermindering middellijn.

Scores van kabel beoordeling volgens NEN 3233 of DIN 15020 hanteren, afhankelijk van kabelsysteem ontwerp.

De bovengenoemde afkeurmaatstaven moeten worden betrokken op de slechtste gedeelten van een kabel.

Let op:

Afkeur- en goedkeurmaatstaven van de fabrikant moeten worden gevolgd. Dit kan een andere methode zijn dan boven vermeld!

De te hanteren afkeur­norm moet behoren bij de ontwerpnorm van de betreffende staalkabel. Deze norm dient in het kraanboek bij de kabelspecificatie te zijn vermeld.

Opmerking:

Als na visuele controle wordt getwijfeld aan het veilig kunnen gebruiken van een staalkabel, dan dient de eigenaar te worden geadviseerd een kabeldeskundige te raadplegen.

Hiervan moet melding worden gemaakt in het beoordelingsformulier.

Aantekening in het kraanboek:

De conclusie van de keuring moet worden geregistreerd in het kraanboek op de betreffende bladzijde. Alleen de conclusie dient te worden vermeld: in orde of afkeur.

Let op:

Als een gedeelte van de kabel niet gecontroleerd kan worden, dan dient in het kraanboek genoteerd te worden:

‘De kabel van de hijslier is niet geheel geïnspecteerd. het in orde zijn van het niet geïnspecteerde gedeelte van de kabel wordt niet afgedekt door het certificaat. Op de trommel resteren nog lagen die niet konden worden geïnspecteerd. De kraaneigenaar dient het resterende gedeelte van de hijskabel z.s.m. volledig te (laten) controleren en hiervan een aantekening te maken in het kraanboek’.

0801

Lopende Kabels

De gemonteerde kabel en de kabelspecificatie in het kraanboek moeten onderling

overeenstemmen, met name met betrekking tot diameter en breukbelasting.

Vergelijk de gegevens.

Opmerking:

Het is toegestaan een andere kabelconstructie toe te passen.

De diameter is conform de vermelding in het kraanboek en de minimale breukbelasting mag niet lager zijn dan van de in het kraanboek vermelde kabels.

Aantekening in het kraanboek:

De conclusie van de keuring dient te worden geregistreerd in het kraanboek op de betreffende bladzijde. Alleen de conclusie dient te worden vermeld: in orde of afkeur.

0802

Vul de checklist in na 0815 . De DIN 1520 en NEN 3233 zijn van toepassing.

Mate van beschadiging aangeven in gradaties: gering, gemiddeld, hoog, zeer hoog en afleggen

0803

Controle

0804

Controle

0805 0806

Controle op de juiste bevestiging van de kabel in het kabelhuis en controle van de kabelborging bij wigklemmen.

0807

Zijn de ogen voorzien van kabelkous

0808

Is borging aanwezig

 

Staande kabels

0809

0810

De inspectie-termijn van de fabrikant dient opgevolgd te worden.

Indien de keuring is uitgevoerd door een deskundige en de conclusie is aangetekend in het kraanboek dan dient dit punt ‘in orde’ beoordeeld te worden.

Inspectie van tuien

Het is gebleken dat de conditie van tuien door uitwendige inspectie onvoldoende kan worden bepaald.

Het is daarom nodig de inspectie van deze tuien nader toe te lichten.

Onderscheid moet worden gemaakt tussen de volgende soorten van inzet van een kraan:

X. Kranen die alleen als hijskraan voor montagebedrijf worden ingezet, waaronder ook de telekranen met door middel van tuien afgespannen hulpgieken.

In dit bedrijf worden de tuikabels weliswaar wisselend belast, maar verlopen de belastingwisselingen veelal geleidelijk. Corrosie zal hier mogelijk een grotere rol spelen, door uitwendige inspectie kan dit vaak tijdig worden gesignaleerd.

Y. Kranen die worden ingezet voor bijv. overslag, sloop of trillen en multifunctioneel ingezette kranen.

Door de sterk wisselende belastingen en het grotere aantal lastspelen, worden de tuien meer op vermoeiing belast en is de kans op vroegtijdige breuk groter. Uitwendige inspectie alléén volstaat niet om dit tijdig te signaleren.

 

Inspectieprocedure

1. Wanneer de fabrikant in zijn instructie een controletermijn opgeeft en deze is verstreken, wordt dit in het rapport als volgt gemeld:

‘De door de fabrikant opgegeven inspectie-/vervangingstermijn voor tuikabels is verstreken.’

Onafhankelijk van de door de fabrikant gestelde termijn wordt het volgende gemeld als de tuien ouder zijn dan 12 jaar (categorie X) resp. 8 jaar (categorie Y):

‘Wij adviseren u de tuikabels door een kabeldeskundige te laten onderzoeken.’

Het betreffende rapportpunt wordt als ‘in orde’ aangegeven.

2. Indien bij volgende periodieke TCVT keuring hieraan geen gevolg is gegeven, wordt dit als tekortkoming gemeld en wordt er dus geen TCVT Goedkeursticker verstrekt.

Aantekening in het kraanboek:

De conclusie van de keuring dient te worden geregistreerd in het kraanboek op de betreffende bladzijde. Alleen de conclusie dient te worden vermeld: in orde of afkeur.

0811

Zie 0802

0812

Zie 0804

0813

Zie 0807

0814

Zie 0808

0815

 

0900

HIJSHAKEN EN -BLOKKEN

 

Noteer van elk bij de kraan gekeurde hijshaak of -blok de gevraagde gegevens in het beoordelingsrapport.

Een haak/blok geleverd vanaf 1-1-1995 dient te zijn voorzien van een CE-markering, tenzij geleverd als onderdeel van de hijskraan. In dat laatste geval moet de haak/blok in het kraanboek zijn geregistreerd en is het gewenst om het fabrieksnummer van de kraan op haak/blok te vermelden.

Een haak/blok tot 1-1-1995 is voorzien van een kenmerk refererend naar het destijds afgegeven certificaat.

Alle blokken/haken vermeld in het kraanboek dienen meegenomen tijdens de keuring.

Wisselblokken welke in de kraan gemonteerd zijn, dienen ook beoordeeld te worden.

0901

Toestand haak

De fabrikantengegevens dienen als basis voor de keuring. Instructies van de fabrikant dienen opgevolgd te worden.

Bekwijdte: Bij DIN haken wordt gemeten door middel van

ingeslagen centers. (zie tekening maat Y).

Indien niet door middel van centers gemeten kan worden dan

dient met de grootste bekwijdte te meten (zie tekening maat a).

Bij een vervorming van 10% of meer afkeur.

Hoogte (zie tekening maat h): visueel controleren en beoordelen

Afkeur vindt plaats bij:

1. overschrijding van de afkeurtoleranties zoals boven vermeld

2. waargenomen gebreken zoals scheurindicatie, beschadiging of vervorming

3. ontbreken van documenten (certificaat/verklaring van overeenstemming)*

* Als er géén geldig certificaat (meer) is en er is géén alternatieve keuringsmethode met bijbehorende afkeurmaatstaven door de fabrikant aangegeven, dient er opnieuw gecertificeerd te worden door een deskundige.

0902

Borging moer

Controle borging bij moer.

Indien de controle van de borging van de moer niet mogelijk is, dan moet de blokconstructie worden gedemonteerd zodat visuele controle van de haak/moer bevestiging mogelijk is. Dit dient te geschieden overeenkomstig de fabrieksinstructies. Indien de fabrieksinstructies hierin niet duidelijk zijn, wordt een frequentie van eens per 2 jaar gehanteerd.

Het demonteren van de haak is geen onderdeel van de keuring.

Controle speling schroefdraad moer/haaksteel.

Controleer de schroefdraad op voelbare speling. Bij indicatie van overmatige roest/speling is demontage van de haak vereist.

Speciale aandacht moet worden besteed aan haken waarmee trilwerkzaamheden zijn uitgevoerd.

Let op:

Vermeden moet worden dat de haakbevestiging (moer/steel) onnodig gedemonteerd wordt. Als de bovenzijde van de moer-steel-verbinding niet heeft ‘gewerkt’, is dit een goede indicatie dat de verbinding in orde is.

De conclusie van de beoordeling van de bevestiging van de haak dient geregistreerd te worden in het kraanboek.

0903

Controle staat druklager

0904

Controle staat traverse (indien aanwezig)

0905

Controle werking lagers schijven door onbelast draaien. Let op mogelijk aanlopen van de schijven. Beoordeling kabelschijf en groef. Controleer de bevestiging van de ballast en overige delen van het blok. Controleer de kabel uitloopbeveiliging.

Let op:

De lagers van de schijven hebben mogelijk veel functionele speling (voorzien door de fabrikant). Raadpleeg bij twijfel de fabrieksspecificaties.

0906

Controleer de borging van: as-schijf, bevestiging hondsvot, traverse

0907

Controleer de werking van de veiligheidsklep, niet vastzetbaar, terugverend

0908

 

1000

GRIJPER

1001 t/m 1003

Controleer de aanwezigheid en noteer de gevraagde gegevens van de grijper als deze tot de vaste uitrusting van de kraan behoort.

1004

Globale, visuele controle.

1005

 

1006

 

1007

Globale, visuele controle.

1100

OPSTELLINGSFRAME / FUNDATIE

1101

Constructie / lassen

Controleer in algemene zin de staat van de staalconstructie, zoals de mate van corrosie en de toestand van het verfwerk.

Gelaste verbindingen dienen in eerste instantie visueel te worden geïnspecteerd.

Kritieke punten kunnen met daarvoor verkrijgbare middelen op haarscheuren worden onderzocht.

Vervormingen en beschadigingen die van belang zijn m.b.t. het veilig functioneren van de hijskraan, dienen uitdrukkelijk in het beoordelingsrapport te worden vermeld.

Let speciaal op de constructie t.p.v. de draaikrans.

1102

Bout- / penverbindingen / borging

Controle van bout- en penverbindingen en eventuele andere verbindingen.

Let speciaal op de borging van verbindingen.

1103 1104

Controle van het aantal en de deugdelijkheid van bevestigingen.

1105

Controle op de toestand en de bevestiging van stempelvoeten en de borging aan de stempels.

1106

Controle van het zichtbare gedeelte van de fundatie.

1107

Controle op aanwezigheid berekening.

DE CKI moet controleren of fundatieberekeningen corresponderen met de betreffende kraan in de te keuren opstellingen en of de locatie de juiste is en of de constructeur de berekeningen voor akkoord heeft verklaard en of de uitvoerende partij akkoord is gegaan (de CKI hoeft de berekeningen xelf niet te checken).

1200

AFSTEMPELING

1201

Controle van de dozerbladconstructie, borging van pennen, e.d.

1202

Controle van de uithouderconstructie en de uithouderkokers. Controle op borging tegen ongewild verplaatsen in bedrijfstoestand en in transporttoestand.

1204

Controle van de stempels op vervormingen/beschadigingen/lekkage en bevestiging. Controleer bij mechanische stempels de staat van penverbinding, borging, schroefspil en veiligheidspal.

1205

Zijn deze aanwezig en in goede staat

1206

Gecontroleerd moet worden of er plaatsmarkeringen zijn aangebracht die eenvoudig en duidelijk vanaf de bedieningsplaats(en) herkenbaar zijn. In het geval er meer dan 1 uitschuifstand mogelijk is, moet gecontroleerd worden of bij elke markering duidelijk is aangegeven welk LMB-programma hierbij ingeschakeld moet worden (bijv. door vermelding van de bij de markering behorende stempelbreedte in m.).

1300

RIJWERK (bandenprogramma) geen wegtransport

Alleen van toepassing indien banden- / rupsentabel aanwezig is / zijn en wanneer MTK verreden kan worden.

 

WIELEN

1301 1302

Controle op assen i.v.m. slijtage / corrosie.

Visuele controle van de vering, de ophanging en de toestand van wielbouten / -moeren.

1303

Controleer de banden op spanning en beschadigingen (karkas mag niet aangetast of

beschadigd zijn).

1304

Indien de hijskraan op banden mag werken en / of opgesteld mag verrijden controleer dan de deugdelijkheid van de asblokkering van geveerde en/of pendelende assen (zie de voorschriften op de hijstabel).

 

RUPSEN

1306

Visuele controle op bevestiging aan het frame (evt. ook hydraulische uitschuifcilinders), scheuren van lassen en constructiedelen.

1307

Visuele controle op deugdelijke bevestiging van sprocket- en spanwielen; overmatige lagerspeling, overmatige slijtage rupspennen (en -bussen).

1308

Visuele controle op staat en bevestigingen rupsplaten.

1309

Visuele controle op staat en verbindingen rupskettingen / op spanning rupsen.

1400

ONDERWAGEN

1401

Controle op overmatige stuurspeling.

1402 t/m 1406

Controle op werking en vloeistofpeil.

1500

RAILRIJWERK / KRAANBAAN

1501 1502

Controleer de rijwielstellen en de rijwielen. Let op slijtage en eventuele vervormingen.

1503

Controle op overmatige speling.

1504

Controle op bevestiging.

1505

Controle op speling.

1506

Functionele controle van de remmen.

1507 1508

Controle op de aanwezigheid en de goede staat van wielbreuksteunen en ontsporingsbeveiligingen.

1509

Ga na of voldaan is aan de voorschriften voor het aanbrengen van railklemmen en eventueel een stormverankering. Zijn deze (nog) deugdelijk?

1510

 
 

KRAANBAAN

1511 t/m 1524

Beoordeel visueel op globale wijze de ligging van de kraanbaan (waterpas en rails parallel). Beoordeel op dezelfde wijze het doorzakken van de rails onder belasting. Maak daarbij, indien aanwezig, gebruik van recent uitgevoerde metingen. Als de visuele beoordeling reden geeft te twijfelen aan het veilig kunnen gebruiken van de kraanbaan, dient een deskundige alsnog waterpasmetingen uit te voeren.

Hiervan moet melding worden gemaakt in het beoordelingsformulier.

1600

ELEKTRISCHE INSTALLATIE

1601 t/m 1608

Schakelkast / -apparatuur

Controle op bescherming tegen alle ter plaatse van toepassing zijnde uitwendige invloeden, zoals temperatuur, vocht, stof, corrosie, mechanische belasting, brand, explosie, enz. (zie NEN 1010).

Controle of spanningvoerende delen voldoende zijn afgeschermd (IP 2 X).

Controle of elektrische componenten, o.a. overbelasting, een te hoge temperatuur bereiken visueel).

Controle op deugdelijke bevestiging van de bedrading.

ALK: Controle van de contacten van magneetschakelaars, relais en bedieningsorganen.

Controle van apparatuur noodzakelijk voor de werking van de kraan (afstandsbesturing). Controle van de bevestiging en werking van het sleepringlichaam.

1609

Controle op deugdelijke bevestiging van de accu.

Controle op afscherming van de accuklemmen (bijv. door een afscherming in de vorm van bijv. een deksel of deur, waarbij kortsluiting d.m.v. geleidende delen wordt voorkomen (kortsluiting door bijv. een stalen afscherming die op onvoldoende afstand van de spanningvoerende delen is gemonteerd of werkzaamheden waarbij geleidende delen worden gebruikt).

Controle op staat van de accuklemmen (corrosie e.d.).

1611 t/m 1616

VOEDING

Controleer de deugdelijkheid en de aanleg van de voedingskabel. De aanleg moet zodanig zijn dat tijdens rijden of zwenken beschadiging door overmatige knik, trek, torsie of door overrijden is voorkomen.

Controleer op deugdelijke aarding.

Controleer op waterdichtheid.

Controle of eventueel vervangen componenten de juiste componenten zijn.

Controleer de aanwezigheid en de staat van de hoofdschakelaar.

Controle op de isolatie van de bekabeling.

Controleer de deugdelijkheid van kabels, buizen en kabeltrommels en let op hun bevestiging.

Controle op toestand en juist opspoelen van de voedingskabel.

Controle op bevestiging van de elektromotor.

Controle van de koppeling.

1700

MACHINISTENLIFT

1701

Bedieningsinstructies in de Nederlandse taal bij de lift aanwezig. Hetzelfde geldt voor onderhoudsvoorschriften. Van de draagkabel dient het certificaat met daarop de diameter, constructie en minimale breuklast aanwezig te zijn.

1702

Functionaliteit beproeven van vasthoudbesturing. Beproeven van de noodbediening zonder gebruik te maken van hoofdenergiebron. Testen van alarminrichting of spreek-luisterverbinding in kooi gevoed door noodstroombron

1703

Controle van leiders, leirollen of leisloffen inclusief noodgeleiding van de kooi. Bevestiging van de leiders controleren en onderzoeken van de kritieke punten van de constructie. Let op bout- en penverbindingen en diens borgingen. Controleer de gesteldheid ( uitdroging) van de buffers aan het eind van de baan. Stuit de kooi aan het eind van de baan wel tegen de buffer of is er een andere restrictie in de uitloop van de kooi?

1704

Controleer op aanwezigheid of beschadigingen en antislip. Controleer toestand van leuning, knieregel en voetstootlijst

1705

Controleer de algehele constructie op vervormingen, beschadigingen, corrosie, staat van het verfwerk. Is de handbediende, mechanische stuiting om de kooi te blokkeren bij werkzaamheden op of onder de kooi nog functioneel?

1706

Contoleer de algehele constructie op vervormingen, beschadigingen, corrosie, staat van het verfwerk. Alle aanwezige afsluitingen beproeven en de functionaliteit van de vergrendelingen testen. Is het nooddakluik of de nooddeur gangbaar en draait deze niet buiten de baan van de kooi?

1707

Controleer de staat van de voeding, hangkabel naar de kooi. Is de installatie in relatie tot de gebruikte hangkabel conform het schema afgezekerd? Controleer de staat van de schakelkasten en de kabeldoorvoeren. Is de aarding van de kooi nog deugdelijk?

1708

Controleer inwendige speling van de machine en diens koppeling. Controleer de staat van de rem. Controleer de leischijven, uitlichtbeveiligingen

1709

Controleer of de draagkabel conform het certificaat en conform de voorschriften van de de fabrikant is. Controleer op aanlopen en op de juiste bevestiging en kabelborging bij wigklemmen. Controleer de algehele toestand van de kabels conform 0800 van deze bijlage.

1710

Zijn alle vereiste opschriften in goede staat? (zoals: de last zowel in kg als in aantal personen, een instructie van hoe te handelen bij uitval van de hoofdenergiebron, aanduiding van de alarminrichting.)

1711

Controleer de gehele installatie op ernstige roestvorming. Zijn ingrijpende reparaties deugdelijk uitgevoerd? Zie ook 0108 van deze bijlage

1712

Beproef de installatie (rem etc) met nominale last in de kooi. Voer een noodstop uit met nominale last op nominale snelheid van de kooi. -

1713

Beproef de vang en snelheidsbegrenzer met lege kooi en indien mogelijk met gereduceerde snelheid, conform procedure van de fabrikant.

1714

Beproef de nooddaalinrichting

1715

Beproef de normale eindschakelaars aan het einde van de baan van de kooi.

1716

Beproef de noodeindschakelaars aan het einde van de baan van de kooi. Deze moeten schakelen alvorens de kooi de eindbuffer raakt.

1717

Beproef de deurcontacten en grendelcontacten van de kooi en eventueel schacht

1718

Beproef het slapkabelcontact van de draagkabel en het spanwielcontact van de veiligheids- of vangkabel

1800

HYDRAULISCHE INSTALLATIE

1801

Controle op beschadigingen, lekkage en juiste bevestiging.

Opmerking:

De leidingen dienen trillingsvrij gemonteerd te zijn en aan hydraulische leidingen mag niet gelast zijn.

Slangen mogen niet getordeerd zijn; ook mogen ze geen scherpe knikken vertonen.

1802

 

1803

Instructie voor controle van leidingbreukkleppen

Controle op dichtheid (functiebeproeving).

Controle op bevestiging, beschadiging en afdichting.

Invullen van welke functie de leiding/slangbreukbeveiligingen zijn beproefd. De controle is tweeledig:

– sluit de klep af: ja / nee

– sluit de klep op tijd tijdens beweging ? Controle bij de 3 mogelijke systemen:

1. Snelheidsregeling alleen door klep op cilinder. Geen beproeving noodzakelijk, alleen controle houdfunctie.

2. Snelheidsregeling door klep op cilinder en door hoofdschuif. Volg fabrikant voorschrift.

3. Elektrisch gestuurde open-dicht klep, werkend op drukbewaking. Volg fabrikant voorschrift.

1804

Controle algehele toestand, bevestiging, vervormingen, beschadigingen en of bij kwetsbaarheid tegen aanstoten de afscherming nog voldoende deugdelijk is.

1805

Pompen, motoren en ventielen

Controle op lekkages. Let op bijgeluiden. Voor lierwerkmotoren is controle van de gestuurde slangbreukbeveiliging (indien gemonteerd) nodig.

Deze controles zijn ook nodig voor stuursystemen.

1900

DIVERSEN

 

CENTRALE BALLAST

1901

Controleer op toestand, bevestiging en/of borging. Controleer op ernstige roestvorming.

1902

Komt massa overeen met hijstabel.

Controleer of het gewicht overeenkomt met de gegevens van hijstabel, kraanboek en fabrieksspecificaties.

 

CONTRA BALLAST

1903

Controle op toestand. Bevestiging en/of borging.

1904

Komt massa overeen met hijstabel

Controleer of het contragewicht overeenkomt met de gegevens van hijstabel, kraanboek en fabrieksspecificaties.

1905

Zijn de waarschuwingskleuren / -aanduidingen nog aanwezig en in goede staat (geel/zwart of rood/wit). Ook opschriften pictogrammen knelgevaar, intrekgevaar etc…

 

OPSCHRIFTEN

1907tm

1909

Zijn deze opschriften nog aanwezig en duidelijk leesbaar?

2000

AUTOMATISCHE BEGRENZERS / BEVEILIGINGEN

 

Alle eindschakelaars en/of begrenzingen moeten op goede werking worden gecontroleerd (indien praktisch uitvoerbaar). Let op: beveiliging bij grijpers.

2001

Begrenzing hoogste stand van de hijshaak. Werkt zowel het eerste als het tweede (controle) systeem.

2002

Lierbegrenzing (twee windingen min. op de trommel; indien praktisch uitvoerbaar).

2003

MK: Begrenzing max. giekhoek / hulpgiekhoek.

2004

MK: Begrenzing min. giekhoek / hulpgiekhoek

2005

Als de knikarm niet door verticaal heen getrokken mag worden, moet de verticale stand worden begrensd .

2006

Uittelescoperen (bandenprogramma; volgorde en/of synchroon)

Begrenzing/bewakingen bij het uittelescoperen:

– max. gieklengtebegrenzing op banden;

– juiste volgorde van uitschuiven;

– synchroon uitschuiven.

2007

Beveiliging mechanische giekdeel, bij intelescoperen

2008

Bewaking van de zwenkpal als deze moet worden toegepast voor een voorover- of

achteroverprogramma.

2009

Overschakeling LMB bij verschillende zwenksectoren (ALK: 5 graden).

Functioneert de zwenkbegrenzer (als een sleeplichaam ontbreekt of wanneer de situatie op de bouwplaats dit vereist).

2010

Controle algehele toestand en op correcte werking, o.a. omschakelen van de LMB programma’s ongestempeld / gestempeld.

2011

Beveiliging tegen inschuiven van het contragewicht.

2012

Kraan in gevouwen positie of indien gestrekt in laadbak.

2013

Poten dienen horizontaal en verticaal volledig te zijn ingetrokken (voor- en achterzijde voertuig).

2014

Is de voorziening nog in orde die voorkomt dat de kraanbediener tijdens het bedienen van de kraan vanaf het hoog-sta platform door bewegende delen geraakt kan worden (beknellingsgevaar).

2015

 

2016

Geluidssignaal moet automatisch werken bij rijden.

 

LASTMOMENTBEGRENZER (LMB)

2018

Controle of bij het in werking treden van de LMB de heffunctie uitschakelt of dat er een akoestisch en visueel lastmomentsignalering buiten op de machine in werking treedt wanneer de machine niet is voorzien van een uitschakeling op de hef.

Opmerking:

Alleen de lastmomentvergrotende bewegingen moeten worden uitgeschakeld door de LMB. Het heffen van de giek is over het algemeen een lastmomentverkleinende beweging en hoeft niet te worden uitgeschakeld.

Omdat er een restrisico blijft in gevallen dat een last diep wordt opgepakt en vervolgens met een momentvergrotende beweging kan worden verplaatst, moet er een deugdelijke lastmomentsignalering buiten op de machine aanwezig zijn (zoals de SCK-signalering, akoestisch en visueel waarbij het akoestische signaal van buiten de cabine uitschakelbaar mag zijn).

2019

Bij in werking komen van de LMB van een hydraulische graafmachine moeten de volgende bewegingen afschakelen: aftoppen basisarm en uitknikken van de lepelsteel en in- en uitknikken giekverlenging aan conector/bakophanging.

Opmerking:

De inknikken van de lepelsteel moet mogelijk blijven. Het inknikken kan ook lastmomentvergrotend werken als de lepelsteel zich boven de horizontale stand bevindt. Deze vergroting wordt acceptabel geacht.

2020

 

2021

 

2022

Controle of het uittelescoperen stopt bij in werking komen van de LMB-uitschakeling.

2023

 

2024

 

2025

 

2026

 

2027

Controle of akoestisch en optisch signaal in de cabine voldoende waarneembaar zijn bij in werking komen van de LMB-uitschakeling.

Bij afstandsbesturing tevens controleren of de signaleringen vanaf de in te nemen besturingsposities waarneembaar zijn.

2028

Controle of optisch signaal in de cabine voldoende waarneembaar zijn voor het in

werking komen van de LMB-uitschakeling.

Bij afstandsbesturing tevens controleren of de signaleringen vanaf de in te nemen besturingsposities waarneembaar zijn.

2029

Controle of de LMB-overbruggingsschakelaar correct terug veert.

(N.B.: De omschakeling kraan-/graafbedrijf mag niet als overbruggingsschakelaar worden gezien).

2030

Permanente overbruggingsschakelaar

Als het voor montage- of demontagewerkzaamheden noodzakelijk is dat een permanente overbruggingsmogelijkheid aanwezig is voor LMB of wegbegrenzingen, is één van de volgende principes mogelijk:

1. Buiten de cabine is een niet-terugverende sleutelschakelaar aangebracht waarmee een permanente overbrugging kan worden gemaakt en weer verbroken. De schakeling moet worden aangevuld met een optische signalering direct in het gezichtsveld van de kraanbestuurder die waarschuwt dat is overbrugd.

2. Een akoestisch signaalgever is buiten de cabine gemonteerd. Het signaal dient in werking te treden indien:

– de maximale capaciteit wordt bereikt en de LMB wordt aangesproken;

– de LMB defect is;

– de LMB op welke wijze dan ook wordt overbrugd.

Bij het monteren en demonteren van de kraan is het toegestaan het akoestisch signaal door middel van een schakelaar buiten werking te stellen.

Indien het akoestisch signaal tijdens monteren/demonteren van de kraan wordt uitgeschakeld dient tegelijkertijd een optisch signaal in de vorm van een oranje of rode flitslamp in werking te treden.

De schakelaar om het akoestisch signaal buiten werking te stellen dient aan de buitenzijde van de kraancabine te worden aangebracht.

3. De LMB wordt voorzien van een ‘montageprogramma’ waarin geen of zeer kleine lasten (bijvoorbeeld hijsblok) kunnen worden gehesen. In een dergelijk programma mogen ook andere beveiligingen/begrenzers die het monteren of demonteren belemmeren, worden uitgeschakeld.

Zoals geldt voor alle LMB-instellingen, dient de inschakeling van een montageprogramma voor de machinist duidelijk herkenbaar te zijn. Tevens dient in de montagestand een optische signalering direct in het gezichtsveld van de kraanbestuurder in werking te zijn.

2031

Controle of akoestisch en optisch signaal buiten op de machine voldoende

waarneembaar zijn bij in werking komen van de LMB-uitschakeling (zie tevens 2009).

2032

Controle of de instelling van het actuele LMB-programma zichtbaar is.

2033

Controle of de LMB-instructies in de cabine aanwezig en zichtbaar zijn.

2034

Controle of de LMB-uitschakeling plaatsvindt binnen de 110% van de tabelwaarden.

 

LASTBEGRENZER (LB)

2035

Werken alle uitschakelingen en signaleringen juist en tijdig.

2036

Controle op goede werking voldoende waarneembaarheid voor de omgeving.

2037

Controle van de reeptrekbegrenzer van de hijslier

Deze moet in werking treden bij max. 110% van de max. reeptrek.

Proeflast is reeptrek x actuele inschering x 110%, deze is tevens bepaald met het oog op

de eveneens uit te voeren beproeving van de hijsrem(men), zie ook 0705 en 2200.

   
 

OVERIGE

2039

Controle op werking bij ingeschakelde afstandsbesturing

2100 Beproeving van de kraan

Proeflasten

De proeflast is gelijk aan de hijslast (evt. de bedrijfslast). Beproevingen met overlast met meer dan 10% mogen niet worden uitgevoerd.

Beproeven met last geschieden bij voorkeur met een vrijhangende last.

Proefgewichten

Deze dienen in de nabijheid van de kraan te zijn opgesteld en van deugdelijke bevestigingsmiddelen te zijn voorzien. De massa van de proefgewichten dient op de gewichten te zijn vermeld. Bij het toepassen van betonnen proefgewichten, containers met losse delen o.i.d., dienen de gewichten te worden gecontroleerd door middel van weging. Onderstaand volgen aanwijzingen met betrekking tot de toestand van de testplaats en opstelling van de kraan.

Waterpas

De kraan moet waterpas zijn opgesteld op een vlakke, voldoende draagkrachtige ondergrond. Een railkraan moet zijn opgesteld op een kraanbaan die voldoet aan de eisen, bijvoorbeeld volgens de publicatie van de Arbeidsinspectie P 127 (inmiddels ingetrokken)

Het zwenkbereik

Het zwenkbereik van de kraan dient zoveel mogelijk vrij te zijn van obstakels. Het manoeuvreren van lasten boven openbare wegen, spoorbanen of waterwegen is verboden.

Opstelling van de kraan:

  • op banden: deze moeten de vereiste bandenspanning bezitten en van de juiste afmetingen zijn;

  • op stempels: deze moeten zijn uitgeschoven volgens de richtlijnen van de fabrikant;

  • op rupsen: deze moeten op de voorgeschreven trekspanning staan.

Op de kraan moet de vereiste ballastmassa aanwezig zijn.

Deugdelijke hijsgereedschappen

Voor de beproeving van de kraan moeten deugdelijke hijsgereedschappen worden gebruikt, geschikt voor het hijsen van de proeflast.

Bedrijfsklaar

De kraan moet geheel bedrijfsklaar voor de keuring staan opgesteld.

Windsnelheid

Bij het beproeven moet rekening worden gehouden met de door de fabrikant voor de betreffende hijskraan in bedrijf toegelaten windsnelheid.

2100

UIT TE VOEREN BEPROEVING EN CONTROLES

 

Bij mobiele kranen en torenbouwkranen moet op goede werking worden onderzocht:

– de begrenzing hoogste stand van de hijshaak (hijseindschakelaar);

– de vierbegrenzing (2 windingenbegrenzer);

– de begrenzing maximale en minimale giekhoek van hoofd en evt. hulpgiek c.q. uiterste katposities.

– de werking van de LMB bij diverse programma's met proefgewichten.

– de hijsrem(men).

Bij mobiele kranen moet tevens op goede werking worden onderzocht:

– de begrenzingen / bewakingen bij het uittelescoperen, t.w.:

– juiste volgorde van het uitschuiven en/of synchroon uit en inschuiven;

– maximale gieklengtebegrenzing op banden;

– de beveiliging mechanisch giekdeel bij intelescoperen;

– de beveiliging tegen inschuiven van de contraballast;

– de bewaking van de zwenkpal;

– de tijdige overschakeling LMB bij verschillende zwenksectoren.

Bij (mobiele) torenbouwkranen moet tevens op goede werking worden onderzocht:

– de werking van de LMB door het uitkatten of aftoppen van de last (uitschakeling hijsen en uitkatten/aftoppen bij bereiken van max. toelaatbare vlucht);

– de werking van de LB voor de mogelijke hijssnelheden.

Bij autolaadkraan en/of grondverzetmachine ingezet voor hijswerk moet tevens op goede werking worden onderzocht.

2100

BEPROEVINGSTABELLEN

Mobiele TorenKraan / Toren Kraan

Lastmomentbegrenzer

Het is voldoende wanneer de LMB wordt beproefd met een last tussen de maximale bedrijfslast en de maximale last op maximale vlucht. Bij voorkeur op een vlucht tegen het maximale aan, zodat ook dat gedeelte van de giek en de ophanging wordt beproefd.

Hierbij moet gecontroleerd worden of de waarschuwingssignalering (geel en/of intermitterend akoestisch), de waarschuwingssignalering (rood en/of akoestisch) en de uitschakelfuncties correct werken.

De massa van de proeflast en de vlucht waarbij de LMB uitschakelt worden genoteerd. In het geval dat het hijsen niet gelijktijdig met het katten / toppen wordt uitgeschakeld, moet voor beide functies de vlucht worden genoteerd waarbij uitschakeling plaatsvindt. Het toelaatbare lastmoment mag met niet meer dan 10% overschreden kunnen worden.

Lastbegrenzer

Het toegepaste aantal parten van de hijskabel moet worden vermeld.

In de verschillende overbrengingsverhoudingen van het lierhijswerk moet gecontroleerd worden of niet meer dan 110% van de bijbehorende maximale last gehesen kan worden. De werking van de waarschuwingssignalering (rood en/of akoestisch) moet worden gecontroleerd evenals de uitschakelfunctie.

Indien voor verschillende versnellingen aparte begrenzers worden toegepast, moeten deze alle worden beproefd.

Vanginrichting

Van de vanginrichting moet de werking worden gecontroleerd.

 

Mobiele Kraan

Afhankelijk van het type LMB kan worden gekozen uit 2 methoden van beproeven met proefgewichten:

Type digitaal

Een (digitale) LMB met uitleesmogelijkheid voor de vlucht, toelaatbare last en werkelijke last, waarin de hijstabel als een dataset is opgeslagen, die het uitgeoefende lastmoment vaststelt en vervolgens vergelijkt met de toelaatbare hijswaarden uit de dataset, kan als volgt worden gecontroleerd:

– het ‘lege-haak-gewicht’ (controle van de programmering van de eigen massa van de giek);

– de correcte vluchtaanwijzing;

– de juiste werking met enkele proeflasten (minimaal 2) incl. de juistheid van bijbehorende vluchtaanwijzing.

Het hiervoor minimaal benodigde testgewicht is gelijk aan de gemiddelde last van de hijstabel en de minimale last + 10% behorend bij de grootste vlucht

Let op:

De maximale proeflast bij giekuitvoering met hijslier is de max. reeptrek x max. inschering, deze is bepaald met het oog op de eveneens uit te voeren beproeving van de hijsrem(men), zie ook 0708

 

Type analoog

Een analoog werkende LMB of digitale LMB met alleen lastmomentaanwijzing (zonder uitlees­mogelijkheid voor de vlucht, toelaatbare last en werkelijke last).

Dit type LMB wordt nog aangetroffen op oudere kranen.

Hierbij is het noodzakelijk diverse punten van de lastmoment-curve te testen om een goede beoordeling te kunnen geven.

Voor elke kraansamenstelling waarmee de hijskraan ter inspectie is aangeboden, worden in de hijstabel drie lasten gekozen, een lichte, een middelzware en een zware last.

Het minimaal benodigde proefgewicht voor dit type LMB dat bij de hijskraan aanwezig moet zijn, is:

– bij MK met opbouwgiek: 3/4 x de maximale last uit de hijstabel behorende bij de giekconfiguratie waarmee de hijskraan ter inspectie wordt aangeboden.

– bij MK met telescoopgiek: 1/3 x de maximale last volgens de hijstabel met ingeschoven giek.

Met de proeflasten wordt de LMB beproefd met inachtname van de aandachtspunten

2020, 2023, 2028, 2029, 2030 en 2033.

De resultaten worden op de beproevingstabel (evt. vervolgtabellen) genoteerd.

Wanneer het niet mogelijk is bij de beproevingen meer dan 110% van de last volgens de hijstabel te hijsen, af te toppen of uit te telescoperen, kan bij 2035 een kruisje in kolom 1 worden gezet.

Let op:

Beproeving hulpgiek bij eenvoudige telescoopkranen (zie 2500 Ad1)

De hulpgiek dient bij elke TCVT keuring/inspectie te worden beproefd in gemonteerde positie. Afwijking hiervan is mogelijk wanneer bij de tussenjaarlijkse keuring / inspectie deze door een certificerende instantie is beproefd.

2200

CONFIGURATIE VAN KRANEN

 

Elke kraanconfiguratie waarvoor specifieke beveiligingen, begrenzingen e.d. zijn voorzien voor samenstellingen zoals superlift, telescoop-afspanning, topbare hulpgiek, vaste hulpgiek, ringer enz., dient in een cyclus te zijn opgenomen waarin afwisselend elke configuratie een keer wordt beproefd bij de keuring. Dit kan zijn:

– de TCVT keuring:

– de jaarlijkse keuring: met registratie van de configuratie en testresultaten in het kraanboek

– de opstellingskeuring: met registratie van de configuratie en testresultaten in het kraanboek.

2300

OVERIGE OPMERKINGEN

2301

Samenvatting van alle tekortkomingen, uitgezonderd 0405-0407,die moeten worden aangepast voor het verkrijgen van het TCVT certificaat (categorie A en B).

Indien de kraan eigenaar schriftelijk afmeldt hoe de respectievelijke tekortkomingen zijn opgelost, kan de keuringsinstatie de TCVT goedkeursticker beschikbaar stellen.

   

2400

Tekorten die tijdens de keuring door of namens de eigenaar zijn verholpen.

Te registreren

2500

INVULLEN VAN HET KRAANBOEK

 

Registratie keuring in het kraanboek

In het kraanboek dient geregistreerd te worden:

– keuringsdatum

– keurmeester

– keuringsomvang

– bevinding: in orde of tekortkoming A of B

Toelichting (bijvoorbeeld dat de eindafslag nog moet worden beproefd):

Indien het certificaat verstrekt wordt, kan het certificaat in het kraanboek geplakt worden.

Bij schriftelijke afmelding kan de eigenaar na verstrekking het certificaat in het kraanboek plakken.

Bij tekortkoming (categorie A of B) moeten de bevindingen in het kraanboek worden genoteerd (of een verwijzing naar een document).

Bij categorie A dient vermeld te worden: direct gevaar.

 

Bij periodieke keuring van mobiele hijskranen worden 3 categorieën onderscheiden:

1. ‘Eenvoudige’ telescoopkranen (met eventueel een vaste hulpgiek in max. 2 lengtes)

Bij deze hijskranen wordt geen inspectieomvang vermeld.

Als de eventueel bij de hijskraan behorende vaste hulpgiek niet aanwezig is (en dus niet geïnspecteerd kan worden), wordt vermeld: ‘hulpgiek niet aanwezig’.

2. Hijskranen met een opbouwgiek

Bij deze hijskranen wordt de inspectieomvang als volgt beschreven:

– gieklengte .............................. m en eventueel;

– vast afgespannen hulpgiek ...........................m.

3. ‘Gecompliceerde’ kraansystemen (superlift, topbare hulpgiek, giekafspanning e.d.)

Bij deze hijskranen wordt de inspectieomvang als volgt omschreven (als van toepassing):

– gieklengte (alleen bij hijskranen met opbouwgiek);

– lengte superlift-mast;

– lengte topbare hulpgiek;

– lengte vast afgespannen hulpgiek.

Registratie keuring kabels:

Op bladzijde van staalkabels (kraanboek) moeten de volgende gegevens m.b.t. de inspectie van staalkabel(s) worden aangegeven:

– de inspectiedatum;

– de organisatie, de naam en de paraaf van de inspecteur

– de conclusies m.b.t. ‘wel of niet in orde (nog voldoende)’,

Indien de kabel niet volledig geïnspecteerd kan worden dan mag er geen bevinding in het kraanboek genoteerd worden.

Rapportage

Rapportage van de keuring (in de vorm van het beoordelingsformulier) is niet noodzakelijk voor de eigenaar van de kraan. Bevindingen dienen in het kraanboek geregistreerd te worden (zie boven).

9. HET CERTIFICAAT

Wenken voor de gebruiker

De eigenaar c.q. opdrachtgever dient toe te staan dat de CKI op de kraan op een voor derden duidelijk zichtbare plaats de TCVT Goedkeuringssticker conform het Reglement TCVT-Beeldmerk aanbrengt.

TCVT Certificaat van Goedkeuring: (certificaat dit kan bijvoorbeeld in de vorm van een sticker welke in het kraanboek geplakt wordt):

TCVT certificaat van goedkeuring

Datum keuring:

Identificatienummer kraan:

TCVT nr:

TCVT Goedkeuringssticker

Door keuringsinstelling te verzorgen.

Voorbeeld:

Op de keuringslocatie handmatig invullen van datum, de identificatie van de machine en door aankruisen aangeven jaar/ maand van de volgende TCVT keuring.

Stickers bij TCVT te bestellen:

TOELICHTING

Algemeen

De vernieuwde certificatieprocedure op het terrein van de arbeidsomstandigheden- en warenwet-geving wordt in fasen ingevoerd. De eerste twee fasen zijn inmiddels in werking getreden (Stb. 2011, 429 met Stcrt. 2011, 18269 en 22513 en Stb. 2012, 108 met Stcrt 2012, 4230). Met deze regeling wordt de derde fase doorgevoerd. Voor de aanleiding en opzet van de nieuwe procedure wordt in zijn algemeenheid verwezen naar de nota van toelichting bij het Besluit tot wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit en enige Warenwetbesluiten in verband met de herziening van het stelsel van certificatie (Stb. 2009, 395). Thans betreft het op arboterrein de werkvelden afsteken van professioneel vuurwerk en kraanmachinisten. Verder worden op het terrein van de Warenwet voor het werkveld gebruikskeuring kranen een schema voor aanwijzing en toezicht ingevoerd en een vernieuwd certificatieschema doorgevoerd.

Een cruciale rol bij de nieuwe certificatieprocedure spelen:

  • 1. de schema’s voor aanwijzing en toezicht, die maatgevend zijn voor de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) bij de aanwijzing van en het toezicht op certificerende en keuringsinstanties (hierna cki’s), die belast zijn met verstrekken van certificaten c.q. het verrichten van (her)keuringen;

  • 2. de certificatieschema’s, die maatgevend zijn voor de cki’s bij het verrichten van hun uitvoerende werkzaamheden en het toezicht op de certificaathouders.

Daarnaast worden met de regeling enkele wijzigingen meegenomen met betrekking tot de wederzijdse erkenning van beroepskwalificaties en toetsing in geval van tijdelijke en incidentele dienstverrichting in Nederland alsmede het opnieuw vaststellen van het protocol over de informatie-uitwisseling op het werkveld asbestverwijderen tussen de Inspectie SZW en de certificerende instellingen. Tenslotte worden er, op verzoek van de branche, enkele wijzigingen aangebracht in de geldende schema’s voor asbestverwijdering en inventarisatie en in de schema’s voor duikarbeid.

De wijziging van de regeling over de wederzijdse erkenning van beroepskwalificaties en toetsing in geval van tijdelijke en incidentele dienstverrichting in Nederland -bijvoorbeeld kraanmachinisten- is tot stand gekomen in nauw overleg met het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Wat betreft de wederzijdse erkenning van beroepskwalificaties en toetsing in geval van tijdelijke en incidentele dienstverrichting in Nederland zij hier nog het volgende opgemerkt.

Voor de uitoefening van een aantal beroepen is op grond van het Arbeidsomstandighedenbesluit een persoonscertificaat nodig. De certificatie-eisen bevatten de minimumeisen die voor de uitoefening van deze beroepen zijn vastgesteld. Daarmee is sprake van gereglementeerde beroepen in de zin van de Europese richtlijn nr. 2005/36/EG betreffende de erkenning van beroepskwalificaties (PbEU 2005, L 255). Deze richtlijn heeft als oogmerk het vrij verkeer van diensten en personen, en beperkt lidstaten in het nemen van maatregelen die dit vrij verkeer kunnen belemmeren.

De beroepen waaraan in deze regeling eisen worden gesteld, zijn zorgvuldig gekozen. Voor deze beroepen geldt dat onvoldoende vakbekwaamheid een verhoogd gevaar oplevert voor veilige en gezonde arbeidsomstandigheden en, ook voor de volksgezondheid en de openbare veiligheid.

In de afgelopen jaren zijn in de eisen aan certificaathouders en certificerende instellingen veel verbeteringen doorgevoerd, omdat de eisen aan certificaathouders en certificerende instellingen, alsmede de inrichting van het toezicht niet altijd meer voldoende effectief bleek om de gevaren te voorkomen.

De genoemde richtlijn is geïmplementeerd in de Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties. Deze omschrijft de voorwaarden voor beoordeling van de beroepskwalificaties van buitenlandse dienstverrichters. In het geval buitenlandse dienstverrichters zich vestigen, althans permanent aan de slag willen in Nederland in een op grond van de arbeidsomstandighedenwetgeving gereglementeerd beroep, worden hun beroepskwalificaties voorafgaand aan de eerste tewerkstelling beoordeeld door de door de Minister van SZW aangewezen certificerende instellingen. Dit geschiedt al enige tijd op grond van artikel 1.5h van het Arbeidsomstandighedenbesluit en artikel 1.7a van de Arbeidsomstandighedenregeling.

In het geval buitenlandse dienstverrichters slechts tijdelijk en incidenteel werkzaamheden in Nederland komen verrichten, waarvoor Nederland certificatie-eisen heeft vastgelegd, is het in beginsel niet mogelijk te eisen dat deze dienstverrichters voorafgaand aan de eerste tewerkstelling hun beroepskwalificaties moeten laten controleren. Die mogelijkheden zijn er wel indien de uitoefening van het betreffende beroep verband houdt met de volksgezondheid of openbare veiligheid. Is daar sprake van dan wordt een melding voorafgaand aan de eerste beroeps-uitoefening gevraagd en dient de dienstverrichter zijn beroepskwalificaties vooraf te laten controleren door de bevoegde autoriteit (de minister of de door hem aangewezen certificerende instelling). Dit is van groot belang om de werkgever in staat te stellen zijn wettelijke verantwoordelijkheden na te leven. De arbeidsomstandighedenregelgeving vraagt namelijk van de werkgever dat deze voor aanvang van de werkzaamheden een risicoinventarisatie en evaluatie uitvoert. Indien hij werknemers voor bepaalde gevaarlijke werkzaamheden inzet, dient hij vooraf zekerheid te hebben dat het beroepskwalificatieniveau voldoende is. Dat geldt evenzeer indien sprake is van incidentele tewerkstelling van buitenlandse dienstverrichters. Slechts dan is het mogelijk de gevaren voor de openbare veiligheid en volksgezondheid op grond van tekortschietende beroepskwalificaties te beheersen.

Op grond van artikel 33, eerste lid, van de Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties stelt de minister die het aangaat nadere regels voor de aanvraag tot erkenning van beroepskwalificaties, de aanpassingsstage en de proeve van bekwaamheid. Op grond van artikel 33, tweede lid, van genoemde wet stelt de minister die het aangaat nadere regels voor te overleggen verklaringen en documenten ingeval van tijdelijke en incidentele dienstverrichting. De onderhavige regeling voorziet daarin. De minister die het aangaat en indien de minister een certificerende instelling als bedoeld in artikel 1.5a van het besluit heeft aangewezen, die instelling, zijn de bevoegde autoriteiten in de zin van de Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties.

Voor de volgende beroepen zijn de minimumvereisten die vastliggen in de certificatieregelingen, ook van belang voor de openbare veiligheid en de volksgezondheid.

  • 1. Asbestdeskundigen.Het betreft hier de gereglementeerde beroepen van Deskundig Toezicht-houder Asbestverwijdering en Deskundig Asbestverwijderaar (4.54d, vijfde en zevende lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit).

  • 2. Gasdeskundige tankschepen, Springmeester en Professioneel vuurwerkdeskundige (3.5h, derde lid, respectievelijk art. 4.8, tweede lid, en art. 4.9, tweede lid van het Arbeidsomstandighedenbesluit).

  • 3. Professioneel duikploegleider en duiker (art. 6.16, derde, respectievelijk zesde lid van het Arbeidsomstandighedenbesluit).

  • 4. Kraanmachinisten (art. 7.32, eerste lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit).

Bovengenoemde beroepen worden per 1 oktober 2012 toegevoegd aan de lijst van gereglementeerde beroepen op grond van artikel 27 van de Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties, op grond waarvan een controle van de beroepskwalificaties, voorafgaand aan de werkzaamheden, verplicht wordt gesteld.

De huidige voorschriften omtrent buitenlandse getuigschriften en kwalificaties van vakbekwaamheid in geval van vestiging in Nederland worden samengevoegd met aanvullende voorschriften voor tijdelijke en incidentele werkzaamheden in een nieuwe paragraaf in de Arbeidsomstandighedenregeling.

In de richtlijn en in de wet is een flexibel regime opgenomen voor tijdelijke en incidentele dienst-verrichting. Of er sprake is van tijdelijke of incidentele dienstverrichting zal per geval beoordeeld worden en is afhankelijk van de duur, frequentie, regelmaat en continuïteit van de verrichting. Volgens jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie (C-215/01 Schnitzer) mag bij toepassing van deze criteria geen sprake zijn van een stabiele en permanente verbinding met de economie van de ontvangende staat.

De Inspectie SZW zal per geval bezien of sprake is van tijdelijke en incidentele dienstverrichting. Onverminderd het voorgaande, kan uit het oogpunt van inzichtelijkheid en duidelijkheid voor betrokkenen als uitgangspunt ter bepaling van wat als tijdelijke en incidentele werkzaamheden wordt gezien, gedacht worden aan een termijn van 40 gewerkte dagen in een kalenderjaar. Het gaat dus om een soort vuistregel, waardoor afhankelijk van de specifieke omstandigheden een langere of kortere termijn kan worden gehanteerd. Indien bijvoorbeeld sprake is van specifieke werkzaamheden waarvoor een schaars verkrijgbare ervaring en deskundigheid vereist is kan het wenselijk zijn een langere periode te hanteren.

Indien de Minister van SZW of een door hem aangewezen certificerende instelling een proeve van bekwaamheid noodzakelijk acht, dient deze op zo kort mogelijke termijn aan de dienstverrichter te worden aangeboden.

Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdelen A, B en H
Artikel 1.9

Een betrokken staat betreft de lidstaten van de Europese Unie en de staten die partij zijn bij de overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte en Zwitserland.

Artikel 1.9a

Dit artikel bevat de inhoud van het vervallen artikel 1.7a en behelst de procedure voor een aanvraag tot erkenning van beroepskwalificaties met betrekking tot gereglementeerde beroepen op arboterrein, die onder het algemeen stelsel vallen (de dienstverrichter wil zich in Nederland vestigen, althans hier permanent aan de slag gaan in het gereglementeerde beroep). De procedure is verder niet gewijzigd.

Artikel 1.9b

Dit artikel betreft de meldplicht bij de Minister van SZW of de door deze aangewezen certificerende instelling en de uitwerking van artikel 23, eerste en derde lid, van de Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties. Deze verklaring en de daarbij gevraagde documenten zijn nodig om te kunnen beoordelen of betrokkene beschikt over de kwalificaties die voor het te verrichten beroep worden verlangd en of de arbeid kan worden aangemerkt als tijdelijk en incidenteel in de zin van genoemde wet. Voor de verklaring, die jaarlijks moet worden afgegeven, gelden geen vormvereisten. Er worden geen eisen gesteld aan de geldigheidsduur van de documenten (behoudens in het eerste lid, onder e). Het overleggen van deze documenten is alleen verplicht voorafgaand aan de eerste dienstverrichting, en indien zich een wezenlijke verandering hierin heeft voorgedaan.

Artikelen 1.9c en 1.9d

Deze artikelen regelen de procedure betreffende de controlebevoegdheid van de Minister van SZW of de door deze aangewezen certificerende instelling van de in artikel 1.9b van deze regeling genoemde documenten. De Minister van SZW of de door deze aangewezen certificerende instelling is conform artikel 27 van de Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties bevoegd de beroepskwalificaties van de dienstverrichter te controleren indien het een gereglementeerd beroep betreft dat verband houdt met de volksgezondheid of de openbare veiligheid en dat is geplaatst op een bij ministeriële regeling vastgestelde lijst. De minister of de door deze aangewezen certificerende instelling controleert, conform artikel 28 van genoemde wet, de voormelde documenten en neemt een beslissing over het resultaat van de controle. Het besluit wordt in principe genomen een maand na ontvangst van de aanvraag en de relevante documenten. Dit kan eenmaal met twee maanden worden verlengd. Indien de Minister van SZW of de door hem aangewezen certificerende instelling een compenserende maatregel (proeve van bekwaamheid of aanpassingsstage) noodzakelijk acht, dient deze zo spoedig mogelijk aan de dienstverrichter te worden aangeboden. In verband met het afleggen van de compenserende maatregel kan het nemen van het besluit met een maand worden opgeschort. Dit staat los van de hierboven aangestipte mogelijkheid om het nemen van een besluit met twee maanden uit te stellen. De schriftelijke verklaring die op grond van de controle van de beroepskwalificaties wordt verstrekt heeft een geldigheid van een jaar. Bij tijdelijke en incidentele werkzaamheden ligt een proeve van bekwaamheid het meest voor de hand als compenserende maatregel.

Artikel 1.9e

De minister en de certificerende instellingen dienen het aantal aanvragen en de controles op adequate wijze te registeren alsmede de wijze van afhandelen van de aanvragen en controles (zie ook artikel 35 van eerdergenoemde wet). Dit geschiedt met het oog op de verplichte periodieke rapportage aan de Europese Commissie.

Daarnaast doen de certificerende instellingen er uit een oogpunt van effectiviteit en efficiency goed aan overzichten bij te houden betreffende:

  • mogelijke staten en landen van oorsprong en herkomst wier onderdanen toegang hebben tot de erkenning van de EG-beroepskwalificaties;

  • mogelijke staten van oorsprong en herkomst waar de betreffende beroepen zijn gereglementeerd. Dit zou tevens moeten omvatten een inventarisatie van de bekwaamheidsattesten die te doen gebruikelijk worden afgegeven door het bevoegde gezag in staten waar het beroep niet gereglementeerd is;

  • relevante beroepskwalificaties uit de betrokken staten, waarbij wordt vermeld welke beroepskwalificaties wezenlijk afwijken van de Nederlandse en op welke beoordelingseisen de beroepskwalificaties afwijken van de eindtermen en toetstermen van de certificatieschema’s, zoals die door de minister van SZW zijn vastgesteld.

De certificerende instellingen kunnen deze lijsten ‘werkendeweg’ ontwikkelen.

Bijlage 0 bij de Arbeidsomstandighedenregeling bevatte vooral een beschrijving van de in de wet- en regelgeving vastgelegde handelingen die de certificerende instelling bij erkenning dan wel controle van de buitenlandse beroepskwalificaties moet verrichten. Daarvoor is echter geen bijlage bij de Arbeidsomstandighedenregeling nodig. Dat kan beter geschieden via mondelinge en schriftelijke voorlichting. Om die reden is bijlage 0 geschrapt (onderdeel H).

Artikel I, onderdelen C en J

De onderdelen C en J betreffen allereerst het nieuwe schema voor aanwijzing en toezicht voor instellingen die certificaten afgeven voor het het professioneel gebruik van vuurwerk. Verder is het voor de opleiding ter zake geldende certificatieschema met de eisen waaraan dient te zijn voldaan om gecertificeerd te kunnen worden, geactualiseerd,

Artikel I, onderdelen D en I

De onderdelen D en I betreffen technische aanpassingen; te weten hernummering van enkele bijlagen bij de Arbeidsomstandighedenregeling.

Artikel I, onderdelen E, K, onderdeel 2 en M

De onderdelen E, K, onderdeel 2, en M hebben betrekking op de informatieuitwisseling tussen de Inspectie SZW, de Raad voor Accreditatie en de instellingen die certificaten afgeven voor asbestverwijderende bedrijven. Dit protocol wordt geprolongeerd en op een aantal onderdelen verbeterd. Zo wordt in het nieuwe protocol onderscheid gemaakt tussen informatie over:

  • 1. situaties waarin sprake is van (een groot gevaar op) ernstige asbestemissie welke direct ingrijpen vereist;

  • 2. situaties waarin sprake is van ernstige overtreding van de regels omtrent het verwijderen van asbest, maar waarbij niet direct sprake is van (een groot gevaar op) asbestemissie;

  • 3. overige situaties waarin sprake is van overtreding van de regelgeving.

Het nieuwe protocol vervangt het vorige protocol dat was opgenomen in bijlage F bij het certificatieschema asbestverwijdering (SC 530).

Artikel I, onderdeel F

Onderdeel F bevat een aanpassing in verband met de overdracht van taken tussen twee ministeries die certificaten verstrekken voor brandweerpersoneel en de naamswijziging van deze ministeries.

Artikel I, onderdelen G en N

De onderdelen G en N betreffen allereerst het nieuwe schema voor aanwijzing en toezicht van instellingen die certificaten afgeven voor het beroep van kraanmachinist. Verder zijn de voor de verschillende opleidingen ter zake van kraanmachinist geldende certificatieschema’s met de eisen waaraan deze machinisten dienen te voldoen om gecertificeerd te kunnen worden, geactualiseerd.

Artikel I, onderdelen K, onder 1, L, O, P, Q, R en S

De onderdelen K, onder 1, L, O, P, Q, R en S bevatten aanpassingen, op verzoek van de branche, van de reeds geldende schema’s voor asbest respectievelijk duikarbeid.

Artikel II

In de Arbeidsomstandighedenregelgeving is per 1 juli 2012 bepaald dat het verkeer werkgever-Inspectie SZW zoveel mogelijk digitaal geschiedt. Daarop bestaat een belangrijke uitzondering. In diverse bepalingen is de verplichting voor werkgevers opgenomen om ongevallen te melden bij de Inspectie SZW. In geval van een dodelijk ongeval is dat in eerste instantie een telefonische melding. Artikel 15 van het Regeling risico’s zware ongevallen 1999 stelt dat een zwaar ongeval zo spoedig mogelijk digitaal wordt gemeld aan de door de Minister van SZW aangewezen toezichthouder. Dat is gezien het bovenstaande niet altijd wenselijk. Deze melding dient, zeker als sprake is van slachtoffers en/of het vrijkomen van risicovolle stoffen in eerste instantie telefonisch te geschieden. Uitgebreide technische informatie en nadere informatie zal vervolgens wel langs digitale weg kunnen worden verstrekt. Om die reden is in artikel 15, eerste lid, “langs digitale weg” geschrapt.

Artikel III

Dit artikel betreft de certificering van liften zoals geregeld in de Warenwetregeling liften. Er wordt een nieuw certificatieschema vastgesteld met de eisen waaraan liften moeten voldoen, onder intrekking van het oude certificatieschema. De bijbehorende schema’s voor aanwijzing en toezicht zijn aangepast in verband met de verwijzing naar dit nieuwe schema.

Artikel IV

Met dit artikel worden voor het werkveld gebruikskeuring kranen een schema voor aanwijzing en toezicht ingevoerd en een actualisering van het certificatieschema doorgevoerd, op te nemen als bijlagen van de Warenwetregeling machines.

Artikel V

Dit artikel regelt de inwerkingtreding van de verschillende onderdelen. Gezien het uitgangspunt dat de nieuwe schema’s voor aanwijzing en toezicht in werking treden vijf maanden na publicatie, zullen de nieuwe eisen voor vuurwerkdeskundigen, kranen en kraanmachinisten inwerking treden op 1 januari 2013. Voor de overige wijzigingen is een dergelijke termijn niet nodig en ook niet gewenst zodat deze op 1 oktober 2012 in werking treden.

Vanaf 1 januari 2013 kunnen (en moeten) de op bovengenoemde werkvelden actieve cki’s een verzoek tot beoordeling op de nieuwe eisen bij de Raad voor Accreditatie indienen. Doen zij tijdig (binnen vijf maanden) een dergelijk verzoek, dan loopt de huidige aanwijzing, voor zover die tussentijds zou eindigen, door totdat op het verzoek om hernieuwde aanwijzing is beslist door de Minister van SZW. De komende tijd moeten zij de uit de nieuwe schema’s voortvloeiende aanpassingen doorvoeren. De hele overgangsprocedure moet binnen 2 jaar zijn afgerond.

Voor de certificaathouders geldt dat het certificaat in ieder geval doorloopt tot de eerstvolgende controle door de cki. Op dat moment zullen zij daadwerkelijk worden getoetst aan de nieuwe eisen. Is dat niet het geval dan lopen zij het risico dat er maatregelen worden getroffen door de cki. Ook de certificaathouders doen er dus goed aan de komende tijd te gebruiken voor de noodzakelijke aanpassingen.

Wat betreft het overgangsrecht zij verder verwezen naar de nota van toelichting bij het Besluit tot wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit en enige Warenwetbesluiten in verband met de herziening van het stelsel van certificatie (Stb. 2009, 395).

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, P. de Krom.


X Noot
1

Bij een examen op locatie worden geen specifieke eisen gesteld, mits een V&G-plan aanwezig is en er een opstellingskeuring heeft plaatsgevonden.

X Noot
2

Niet van toepassing voor ALK

X Noot
1

verrijdbare, niet aan een vaste baan gebonden torenvormige hijskraan met een bedrijfslastmoment van tenminste 10tm.

X Noot
1

Hijswerktuig voor het hijsen van vrijhangende lasten in een mobiele (kraan op rupsen of banden) opstelling, met tenminste een bedrijfslastmoment van 10 tonmeter.

X Noot
1

uitgezonderd een grondverzetmachine met hijsfunctie, die ontgravingen maakt en direct daarop aansluitend leidingwerk in die ontgravingen legt of ten behoeve van het uitvoeren van grondverzetwerkzaamheden ondersteuningsschotten plaatst.

X Noot
1

Verrijdbare, niet aan een vaste baan gebonden hijswerktuig, zijnde een autolaadkraan werkzaam in de bouw, en waarvan het maximum bedrijfslastmoment tenminste 10 tm bedraagt, uitgezonderd de autolaadkraan die uitsluitend is ingericht of althans uitsluitend wordt gebruikt voor het laden en lossen vanuit de laadbak van het voertuig of een samenstel van voertuigen.

X Noot
1

verrijdbare, niet aan een vaste baan gebonden multifunctioneel werktuig ingericht voor het hijsen van vrijhangende lasten, met een bedrijfslastmoment van tenminste 10tm.

X Noot
1

De accreditatie levert ook op een beoordeling in de zin van het Warenwetbesluit

Naar boven