De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Gelet op artikel 33, eerste en tweede lid, van de Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties,
de artikelen 6, eerste lid, en 29a, vijfde lid, van de Arbeidsomstandighedenwet, de
artikelen 1.5a, tweede lid, 1.5b, derde lid, 1.5d, derde lid, 1.5e, derde lid, 1.5f,
tweede lid, 1.5h, derde lid, 1,5i, tweede lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit,
de artikelen 17, zesde lid, 17a, tweede lid, 23, derde lid, 24, derde lid, 26, derde
lid en 26a, tweede lid van het Warenwetbesluit liften en de artikelen 6e, tweede lid,
6g, derde lid, 6h, derde lid, 6j, derde lid, en 6ja, tweede lid, van het Warenwetbesluit
machines.
Besluit:
ARTIKEL I
De Arbeidsomstandighedenregeling wordt als volgt gewijzigd:
B
Na artikel 1.8 wordt een paragraaf, met opschrift, ingevoegd, luidende:
Paragraaf 1.3 Erkenning EU-beroepskwalificaties en tijdelijke en incidentele dienstverrichting
Artikel 1.9 Definities
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
- a. wet:
-
Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties;
- b. beroepskwalificaties:
-
beroepskwalificaties, als bedoeld in artikel 1 van de wet;
- c. betrokken staat:
-
betrokken staat, als bedoeld in artikel 1 van de wet;
- d. dienstverrichter:
-
dienstverrichter, als bedoeld in artikel 21 van de wet;
- e. aanpassingsstage:
-
aanpassingstage, als bedoeld in artikel 1 van de wet;
- f. proeve van bekwaamheid:
-
proeve van bekwaamheid, als bedoeld in artikel 1 van de wet.
Artikel 1.9a Erkenning EU-beroepskwalificaties
-
1. De aanvraag van een certificaat van vakbekwaamheid, bedoeld in artikel 1.5f, eerste
lid, van het besluit, wordt ingediend bij de minister of, indien de minister een certificerende
instelling als bedoeld in artikel 1.5a van het besluit, heeft aangewezen, bij die
instelling, onder verstrekking van de volgende documenten:
-
a. een naar behoren ingevuld en ondertekend aanvraagformulier;
-
b. een goed leesbaar afschrift van het identiteitsbewijs van aanvrager;
-
c. een goed leesbaar afschrift van een in een betrokken staat verkregen getuigschrift
of bekwaamheidsattest waarop de aanvrager zich beroept;
-
d. voor zover van toepassing, een bewijsstuk dat door de aanvrager in de betrokken staat
aan het vereiste aantal jaren beroepservaring is voldaan;
-
e. indien de aanvraag en de in de onderdelen c en d bedoelde documenten in een andere
dan de Nederlandse, Engelse, Franse of Duitse taal zijn gesteld, een, zo mogelijk,
door een beëdigde vertaler opgestelde vertaling van die documenten in één van genoemde
talen.
-
2. De minister of, indien de minister een certificerende instelling als bedoeld in artikel 1.5a
van het besluit, heeft aangewezen, die instelling, stelt vast of de aanvrager beschikt
over het beroepskwalificatieniveau, bedoeld in artikel 6 van de wet.
-
3. Met inachtneming van artikel 11 van de wet stelt de minister of indien de minister
een certificerende instelling als bedoeld in artikel 1.5a van het besluit, heeft aangewezen,
die instelling, de aanvrager op de hoogte van de eis van het met goed gevolg afleggen
van een compenserende maatregel.
-
4. De compenserende maatregel, bedoeld in het derde lid, bestaat uit een proeve van
bekwaamheid of een aanpassingsstage, naar keuze van de aanvrager.
-
5. De kosten verbonden aan het in behandeling nemen van een aanvraag als bedoeld in
het eerste lid, en aan het afleggen van een compenserende maatregel, bedoeld in het
vierde lid, worden doorberekend aan de aanvrager. Deze kosten worden bij de aanvraag
voldaan overeenkomstig de aanwijzingen van de certificerende instelling.
Artikel 1.9b Meldingsplicht en te verstrekken documenten bij tijdelijke en incidentele
dienstverrichting
-
1. Voorafgaand aan de eerste dienstverrichting doet de dienstverrichter, die een beroep
uitoefent als genoemd in de artikelen 3.5h, derde lid, 4.8, tweede lid, 4.9, tweede
lid, 4.54d, vijfde en zevende lid, 6.16, derde en zesde lid, en 7.32, eerste lid,
van het besluit, melding aan de minister of, indien de minister een certificerende
instelling als bedoeld in artikel 1.5a van het besluit, heeft aangewezen, die instelling,
en verstrekt daarbij de volgende documenten:
-
a. een schriftelijke verklaring waaruit blijkt welk gereglementeerd beroep de dienstverrichter
in Nederland komt verrichten en waarin gegevens zijn opgenomen betreffende de verzekeringsdekking
of soortgelijke bescherming tegen financiële risico’s van beroepsaansprakelijkheid;
-
b. een bewijs van nationaliteit dan wel, indien van toepassing, een bewijsmiddel waaruit
blijkt dat de dienstverrichter het verblijfsrecht heeft verkregen in een betrokken
staat;
-
c. een bewijs van beroepskwalificaties;
-
d. een bewijs dat de dienstverrichter gerechtigd is om het betreffende beroep uit te
oefenen in een andere betrokken staat dan Nederland;
-
e. een document dat niet ouder dan drie maanden is, waaruit blijkt dat ten aanzien van
de aanvrager geen maatregel berustend op een in het buitenland gegeven rechterlijke,
tuchtrechtelijke of bestuursrechtelijke beslissing van kracht is, op grond waarvan
de rechten op de uitoefening van het betreffende beroep in het land waar de beslissing
is gegeven, geheel of gedeeltelijk, tijdelijk of blijvend zijn verloren;
-
f. indien de aanvrager houder is van een getuigschrift dat is afgegeven in een ander
land dan de betrokken staat van vestiging, een schriftelijke verklaring waaruit blijkt
dat het getuigschrift door het daarvoor bevoegd gezag van de betrokken staat van vestiging
is erkend; en
-
g. Indien het beroep dat of de opleiding van de aanvrager die leidt tot toegang tot of
tot uitoefening van het beroep, niet is gereglementeerd in de betrokken staat van
vestiging, een schriftelijke verklaring waaruit blijkt dat de aanvrager in de tien
jaar voorafgaand aan de dienstverrichting in Nederland gedurende ten minste twee jaar
het betreffende beroep heeft uitgeoefend in de betrokken staat van vestiging.
-
2. De dienstverrichter verstrekt de in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde verklaring
een maal per jaar indien hij voornemens is gedurende dat jaar in Nederland diensten
te verrichten. Daarbij verstrekt de dienstverrichter opnieuw de documenten, genoemd
in het eerste lid, voor zover zich daarin een wijziging heeft voorgedaan.
-
3. De documenten, genoemd in het eerste lid, onderdelen a, c, d, e, f en g, zijn gesteld
in de Nederlandse, Engelse, Franse of Duitse taal, dan wel, zo mogelijk door een beëdigd
vertaler, in een van deze talen vertaald. Afschriften van deze documenten zijn gewaarmerkt.
Artikel 1.9c Controle beroepskwalificaties bij tijdelijke en incidentele dienstverrichting
voor beroepen die verband houden met de volksgezondheid of openbare veiligheid
-
1. Voorafgaand aan de eerste dienstverrichting controleert de minister of, indien de
minister een certificerende instelling als bedoeld in artikel 1.5a van het besluit,
heeft aangewezen, die instelling, op grond van artikel 27 van de wet de beroepskwalificaties
van de dienstverrichter, bedoeld in artikel 1.9b.
-
2. In aanvulling op de documenten, genoemd in artikel 1.9b, eerste lid, verstrekt de
dienstverrichter de minister of, indien de minister een certificerende instelling
als bedoeld in artikel 1.5a van het besluit, heeft aangewezen, die instelling, desgevraagd,
met inachtneming van het bepaalde in artikel 1.9b, derde lid, de volgende documenten:
-
a. het programma van de opleiding tot het desbetreffende beroep, onderverdeeld in theorie
en praktijkvakken, met opgave van de duur van het onderwijs in die vakken, afkomstig
van de instelling waarbij de dienstverrichter het getuigschrift heeft behaald;
-
b. cijferlijsten en beoordelingen van studieresultaten, praktijkperiode of stages van
de dienstverrichter; en
-
c. bewijsstukken van eventuele beroepservaring en aanvullend onderwijs.
-
3. De minister of, indien de minister een certificerende instelling als bedoeld in artikel 1.5a
van het besluit, heeft aangewezen, die instelling, beslist met inachtneming van de
termijnen, genoemd in artikel 28 van de wet.
-
4. In geval van constatering van wezenlijke verschillen als bedoeld in artikel 27, derde
lid, van de wet, biedt de minister of, indien de minister een certificerende instelling
als bedoeld in artikel 1.5a van het besluit, heeft aangewezen, die instelling, de
dienstverrichter de mogelijkheid om door middel van een compenserende maatregel, bedoeld
in artikel 1.9d, aan te tonen dat hij over de ontbrekende kennis en vaardigheden beschikt.
-
5. De dienstverrichter ontvangt van de minister of, indien de minister een certificerende
instelling als bedoeld in artikel 1.5a, van het besluit heeft aangewezen, die instelling,
een schriftelijke verklaring of op grond van de controle de beroepskwalificaties voldoende
is voor tijdelijke en incidentele dienstverrichting in Nederland.
Artikel 1.9d Compenserende maatregel bij tijdelijke en incidentele dienstverrichting
-
1. De dienstverrichter, bedoeld in artikel 1.9b, wordt door de minister of, indien de
minister een certificerende instelling als bedoeld in artikel 1.5a van het besluit,
heeft aangewezen, die instelling, zo spoedig mogelijk in de gelegenheid gesteld de
compenserende maatregel, bedoeld in artikel 1.9c, vierde lid, af te leggen. Artikel
1.9a, vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing.
-
2. Na het afleggen van de compenserende maatregel zendt de minister of, indien de minister
een certificerende instelling als bedoeld in artikel 1.5a van het besluit, heeft aangewezen,
die instelling, een schriftelijke verklaring omtrent het resultaat van de compenserende
maatregel aan de dienstverrichter.
-
3. Indien het resultaat van de proeve van bekwaamheid onvoldoende is, heeft de dienstverrichter
het recht nogmaals een proeve van bekwaamheid af te leggen.
Artikel 1.9e Registratie
De minister of, indien de minister een certificerende instelling als bedoeld in artikel 1.5a
van het besluit, heeft aangewezen, die instelling, registreert op passende en inzichtelijke
wijze de aanvragen om erkenning van beroepskwalificaties, de controles, bedoeld in
artikel 27 van de wet, en de wijze van afhandeling van de aanvragen en controles.
C
Artikel 4.17b komt te luiden:
Artikel 4.17b Afgifte certificaat van vakbekwaamheid professioneel vuurwerk.
-
1. De aanwijzing als certificerende instelling als bedoeld in artikel 4.9, tweede lid,
van het besluit, kan geschieden indien de aanvragende instelling voldoet aan de eisen
zoals neergelegd in het Werkveldspecifiek document voor aanwijzing en toezicht op
certificatie-instellingen behorend bij het certificatieschema voor het persoonscertificaat
Vuurwerkdeskundige, documentcode WDAT-VD: 2012, versie 01 zoals opgenomen in bijlage
XIIa bij de regeling.
-
2. Een certificaat vakbekwaamheid professioneel vuurwerk als bedoeld in artikel 4.9,
tweede lid, van het besluit, wordt door de certificerende instelling bedoeld in het
eerste lid, afgegeven indien de aanvrager voldoet aan de eisen zoals neergelegd in
het Werkveldspecifiek certificatieschema voor het persoonscertificaat Vuurwerkdeskundige,
documentcode WSCS-VD: 2012, versie 01, zoals opgenomen in bijlage XIIb bij de regeling.
D
In artikel 4.18 wordt ‘XIIA’ vervangen door: XIIc.
E
Na artikel 4.28 wordt in paragraaf 4.6 een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 4.29 Verstrekken van gegevens en inlichtingen
Het verstrekken van gegevens en inlichtingen tussen de minister, de toezichthouders,
de certificerende instellingen en de Stichting Raad voor Accreditatie, als bedoeld
in artikel 1.5e, derde lid, van het besluit, op het werkveld asbest geschiedt overeenkomstig
het informatieprotocol zoals opgenomen in bijlage XIIIg bij de regeling.
F
In artikel 6.1, derde lid, onderdeel a, wordt ‘Minister van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties’ vervangen door: Minister van Veiligheid en Justitie.
G
Artikel 7.7 komt te luiden:
Artikel 7.7 Afgifte certificaat van vakbekwaamheid.
-
1. De aanwijzing als certificerende instelling, bedoeld in artikel 7.32, eerste lid,
aanhef en onder a, van het besluit, kan geschieden indien de aanvragende instelling
voldoet aan de eisen zoals neergelegd in het Werkveldspecifiek document voor aanwijzing
en toezicht op de certificatie- en keuringsinstellingen die personen certificeren
in het kader van verticaal transport, documentcode WDAT-VT-Personen: 2012, versie
01 zoals opgenomen in bijlage XVII bij de regeling.
-
2. Een certificaat als bedoeld in artikel 7.6, wordt door de minister of, indien de minister een certificerende instelling als
bedoeld in het eerste lid, heeft aangewezen, de certificerende instelling, afgegeven
indien de aanvrager voldoet aan de navolgende eisen:
-
a. indien het betreft een certificaat voor de bediening van een mobiele torenkraan van
de categorie, bedoeld in artikel 7.6, tweede lid, onderdeel a, sub 1°, het Werkveldspecifiek certificatieschema ‘Machinist Mobiele Torenkraan’, documentcode
WSCS-VT Machinist Mobiele Torenkraan: 2012, versie 01, zoals opgenomen in bijlage
XVIIa bij de regeling;
-
b. indien het betreft een certificaat voor de bediening van een torenkraan van de categorieën,
bedoeld in artikel 7.6, tweede lid, onderdeel a, sub 2° en 3°, het Werkveldspecifiek certificatieschema ‘Machinist Torenkraan’, documentcode WSCS-VT
Machinist Torenkraan: 2012, versie 01, zoals opgenomen in bijlage XVIIb bij de regeling;
-
c. indien het betreft een certificaat voor de bediening van een mobiele kraan van de
categorieën, bedoeld in artikel 7.6, tweede lid, onderdeel b, sub 1° en 2°, het Werkveldspecifiek certificatieschema ‘Machinist Mobiele Kraan’, documentcode
WSCS-VT Machinist Mobiele Kraan: 2012, versie 01, zoals opgenomen in bijlage XVIIc
bij de regeling;
-
d. indien het betreft een certificaat voor de bediening van een mobiele kraan, zijnde
een grondverzetmachine met hijsfunctie, van de categorie, bedoeld in artikel 7.6, tweede lid onderdeel b, sub 3°, het Werkveldspecifiek certificatieschema ‘Machinist Grondverzetmachine met Hijsfunctie’,
documentcode WSCS-VT Machinist Grondverzetmachine met Hijsfunctie: 2012, versie 01,
zoals opgenomen als bijlage XVIId bij de regeling;
-
e. indien het betreft een certificaat voor de bediening van een mobiele kraan, zijnde
een autolaadkraan met hijsfunctie, van de categorie, bedoeld in artikel 7.6, tweede lid, onderdeel b, sub 4°, het Werkveldspecifiek certificatieschema ‘Machinist Autolaadkraan’, documentcode
WSCS-VT Machinist Autolaadkraan: 2012, versie 01, zoals opgenomen in bijlage XVIIe
bij de regeling;
-
f. indien het betreft een certificaat voor de bediening van een mobiele kraan, zijnde
een verreiker met hijsfunctie, van de categorie, bedoeld in artikel 7.6, tweede lid, onderdeel b, sub 5°, het Werkveldspecifiek certificatieschema ‘Machinist Verreiker met Hijsfunctie’,
documentcode WSCS-VT Machinist Verreiker met Hijsfunctie: 2012, versie 01, zoals opgenomen
in bijlage XVIIf bij de regeling;
-
g. indien het betreft een certificaat voor de bediening van een mobiele hei-installatie
gelijk aan of lichter dan 30 ton van de categorieën, bedoeld in artikel 7.6, tweede lid, onderdeel c, sub 1°, 2°, 3° en 4°, het Werkveldspecifiek certificatieschema ‘Machinist Kleine Funderingsmachine’,
documentcode WSCS-VT Machinist Kleine Funderingsmachine: 2012, versie 01, zoals opgenomen
in bijlage XVIIg bij de regeling;
-
h. indien het betreft een certificaat voor de bediening van een mobiele hei-installatie
zwaarder dan 30 ton van de categorieën, bedoeld in artikel 7.6, tweede lid, onderdeel c, sub 1°, 2°, 3° en 4°,het Werkveldspecifiek certificatieschema ‘Machinist Grote Funderingsmachine’, documentcode
WSCS-VT Machinist Grote Funderingsmachine: 2012, versie 01, zoals opgenomen in bijlage
XVIIh bij de regeling;
I
Bijlage XIIa bij de regeling wordt vernummerd tot XIIc.
J
Aan de regeling worden toegevoegd de bijlagen XIIa en XIIb zoals opgenomen in de bijlagen
1 en 2 bij deze regeling.
K
Bijlage XIIIa wordt als volgt gewijzigd:
1. In paragraaf 5.1 vervalt de laatste volzin.
L
In bijlage XIIIb komt in paragraaf 7.16.7 het vierde bolletje te luiden:
M
Aan de regeling wordt toegevoegd een bijlage XIIIg zoals opgenomen in bijlage 3 bij
deze regeling.
N
Aan de regeling worden toegevoegd de bijlagen XVII tot en met XVIIh zoals opgenomen
in de bijlagen 4 tot en met 12 bij deze regeling.
O
In de bijlagen XVIa, XVIb, XVIc, XVIe en XVIf wordt hoofdstuk 2 als volgt gewijzigd:
1. Het onderdeel SCUBA komt te luiden:
SCUBA
|
:
|
Self contained underwater breathing apparatus, zijnde een verzamelnaam voor duikmaterieel
dat zich kenmerkt door ademluchtvoorziening vanuit drukvaten die door de duiker meegedragen
worden.
|
2. Het onderdeel SSE komt te luiden:
SSE
|
:
|
Surface supplied equipment, zijnde een verzamelnaam voor duikmaterieel dat zich kenmerkt
door ademluchtvoorziening vanaf de oppervlakte.
|
P
In de bijlagen XVIa, XVIb, XVIc, XVIe en XVIf komt paragraaf 6.5 te luiden:
6.5. Maatregelen
6.5.1. Schorsing
De certificerende instelling besluit tot schorsing van een certificaat, indien de
certificaathouder:
-
1. niet binnen zes weken na een verzoek daartoe het overzicht van dossiers overlegt;
-
2. niet binnen zes weken na een verzoek daartoe medewerking verleent aan het uitvoeren
van een beoordeling van praktijkverrichtingen;
-
3. tijdelijk niet voldoet aan de geldigheidscondities van het certificaat;
-
4. tijdelijk een gevaarlijke situatie vormt bij werkzaamheden die door een afgegeven
certificaat worden gereguleerd en waardoor de veiligheid of de gezondheid van werknemers
of derden in gevaar wordt of kan worden gebracht;
-
5. niet aan zijn financiële verplichtingen jegens de certificerende instelling en de
beheerstichting voldoet;
-
6. misbruik maakt van het beeldmerk van de beheerstichting of de certificerende instelling.
Indien blijkt dat de certificaathouder een tijdelijke tekortkoming, bedoeld onder
de punten 3 en 4, heeft, dan wordt hij binnen een redelijke termijn in de gelegenheid
gesteld om de tekortkoming te corrigeren door een nadere opleiding of praktijkervaring
en een daarop volgende examinering. De schorsing wordt opgeheven, indien de certificaathouder
de tekortkoming heeft gecorrigeerd.
De schorsing wordt verder opgeheven, indien de certificaathouder heeft voldaan aan
de verplichtingen genoemd onder de punten 1, 2 en 5, of het misbruik van het beeldmerk
heeft gestaakt en de eventuele schade heeft hersteld.
De schorsing als mede de opheffing van de schorsing wordt onmiddellijk verwerkt in
het openbaar register van de beheerstichting.
6.5.2. Intrekking
De certificerende instelling besluit tot intrekking van een certificaat, indien de
certificaathouder:
-
1. niet binnen de gestelde termijn heeft voldaan aan de correctie van een tekortkoming
die hem in het kader van een schorsing is kenbaar gemaakt;
-
2. aantoonbaar niet langer voldoet aan de geldigheidscondities van het certificaat;
-
3. aantoonbaar een gevaarlijke situatie vormt bij werkzaamheden die door een afgegeven
certificaat worden gereguleerd en waardoor de veiligheid of de gezondheid van werknemers
of derden in gevaar wordt of kan worden gebracht;
-
4. zich schuldig heeft gemaakt aan examenfraude of fraude ten aanzien van het duikerlogboek
door valsheid in geschrifte of onrechtmatige aftekening;
-
5. in laatste instantie gerechtelijk is veroordeeld voor feiten, waarbij hij ernstige
fouten heeft gemaakt of door eigen schuld ernstig tekort is geschoten op veiligheidsaspecten
bij de verrichting van duikwerkzaamheden.
Indien een certificaathouder na een intrekking opnieuw gecertificeerd wil worden,
wordt dezelfde procedure doorlopen als bij initiële certificatie. Bij het opleggen
van een sanctie geeft de certificerende instelling aan en registreert hij dat na een
periode van één jaar certificatie weer is toegestaan. Een verzoek tot hercertificatie
kan worden ingediend vanaf één jaar na intrekking van het certificaat. De certificerende
instelling verifieert voorafgaand aan de verstrekking van een certificaat in het centraal
register of er geen sprake is van een intrekking met de daaraan gekoppelde wachtperiode.
De intrekking wordt onmiddellijk verwerkt in het openbaar register van de beheerstichting.
6.5.3. Weigering
De certificerende instelling besluit tot weigering van een certificaat, indien de
certificaathouder:
-
1. aantoonbaar niet voldoet aan de geldigheidscondities van het certificaat;
-
2. aantoonbaar een gevaarlijke situatie vormt bij werkzaamheden die door nog af te geven
certificaat worden gereguleerd en waardoor de veiligheid of de gezondheid van werknemers
of derden in gevaar wordt of kan worden gebracht.
De weigering van een hercertificatie wordt onmiddellijk verwerkt in het openbaar register
van de beheerstichting.
Q
In bijlage XVI a komt hoofdstuk 8 te luiden:
8. Entreecriteria
De kandidaat wordt toegelaten tot het certificatieproces ter verkrijging van het wettelijk
vereiste persoonscertificaat duikerarts, indien hij voldoet aan de volgende entreecriteria:
-
1. hij is ingeschreven als arts voor arbeid en gezondheid in het BIG-register op grond
van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg;
-
2. hij beschikt over een getuigschrift van een theoretische en praktische opleiding van
ten minste 25 lesuren en 3 praktijkuren tot duikerarts die periodiek arbeidsgezondheidskundig
onderzoek uitvoert bij personen die arbeid onder overdruk verrichten.
-
3. de opleidingsinstelling is voor het geven van de betreffende opleiding blijkens een
openbaar gemaakte lijst door de CKI erkend op grond van vooraf kenbaar gemaakte kwaliteitseisen
Ter verkrijging van de aantekening van bekwaamheid duikerarts B voldoet de kandidaat
bovendien aan de volgende aanvullende entreecriteria:
-
1. hij beschikt op grond van het verslag van een arbeidsgezondheidskundig onderzoek over
de geestelijke en lichamelijke geschiktheid tot het verrichten van duikarbeid;
-
2. hij voldoet ten minste 2 kalenderjaren aan de beoordelingseisen zoals die gelden voor
het verkrijgen van het persoonscertificaat duikerarts met bekwaamheid in het uitvoeren
van periodiek arbeidsgezondheidskundig onderzoek bij personen die belast worden met
duikarbeid;
-
3. hij heeft in de voorgaande 2 kalenderjaren aantoonbaar ten minste 10 duikmedische
herhalingskeuringen per jaar uitgevoerd;
-
4. hij beschikt over een getuigschrift van een theoretische en praktische opleiding van
ten minste 60 lesuren (aanvullend op de onder punt 2 genoemde 25 lesuren) tot duikerarts
die geschoold is het uitvoeren van initieel arbeidsgezondheidskundig onderzoek bij
personen voorafgaand aan het verrichten van arbeid onder overdruk en het klinisch
behandelen na duikmedische incidenten. In het kader van deze opleiding heeft de kandidaat
een praktijkstage gelopen bij een duikerarts in categorie B.
-
5. de opleidingsinstelling is voor het geven van de betreffende opleiding blijkens een
openbaar gemaakte lijst door de CKI erkend op grond van vooraf kenbaar gemaakte kwaliteitseisen
De certificerende instelling heeft tot taak om in samenspraak met een examinator op
onderhavig WSCS te bepalen of en in hoeverre een in het buitenland afgeronde opleiding
tot duikerarts in Nederland door de medische beroepsvereniging erkend wordt. In het
verlengde daarvan kan de certificerende instelling bepalen welke eventuele aanvullingen
op het opleidingsniveau van de kandidaat noodzakelijk zijn.
R
Bijlage XVIc wordt als volgt gewijzigd:
a. In hoofdstuk 2 wordt in alfabetische volgorde het volgende onderdeel ingevoegd:
Duikminuten
|
:
|
Tijdseenheid van de duikarbeid weergegeven in minuten exclusief oppervlaktedecompressie.
|
b. Paragraaf 8.1. komt te luiden:
8.1. Duikarbeid met SCUBA
De kandidaat wordt toegelaten tot het certificatieproces ter verkrijging van het wettelijk
vereiste persoonscertificaat duikarbeid met aantekening van categorie A1, A2 of A3,
indien hij voldoet aan de volgende entreecriteria:
-
1. hij heeft de leeftijd van minimaal 18 jaren bereikt;
-
2. hij kan een getuigschrift van een opleiding overleggen of een bewijs van toelating
tot een theoretische en praktische opleiding in het verrichten van duikwerkzaamheden
in de subcategorie waarvoor het certificaat aangevraagd wordt, en welke opleiding
voldoet aan de volgende eisen:
-
a. de betrokken opleidingsinstelling moet voor het geven van de betreffende opleiding
blijkens een openbaar gemaakte lijst door de CKI zijn erkend op grond van vooraf kenbaar
gemaakte kwalificatie eisen.
-
b. in alle gevallen moet de door de kandidaat gevolgde opleiding blijkens een door de
opleidingsinstelling afgegeven getuigschrift, het duiker-logboek en het portfolio
van de kandidaat aantoonbaar voldoen aan de eisen die dit certificatieschema stelt
aan het betreffende opleidingscurriculum.
-
3. Hij is in het bezit van een geheel ingevuld duikerlogboek dat voldoet aan de volgende
eisen:
-
a. het is voorzien van een pasfoto;
-
b. het vermeldt dat de kandidaat duikmedisch is goedgekeurd door een duikerarts;
-
c. het vermeldt de duiken die zijn verricht.
c. Paragraaf 8.2. komt te luiden:
8.2. Duikarbeid met SSE
De kandidaat wordt toegelaten tot het certificatieproces ter verkrijging van het
wettelijk vereiste persoonscertificaat duikarbeid met aantekening van categorie
B1, B2, B3 of B4, indien hij voldoet aan de volgende entreecriteria:
-
1. Hij kan een getuigschrift van een opleiding overleggen of een bewijs van toelating
tot een theoretische en praktische opleiding in het verrichten van duikwerkzaamheden
in de subcategorie waarvoor het certificaat aangevraagd wordt, en welke opleiding
voldoet aan de volgende eisen:
-
a. de betrokken opleidingsinstelling moet voor het geven van de betreffende opleiding
blijkens een openbaar gemaakte lijst door de CKI zijn erkend op grond van vooraf kenbaar
gemaakte kwalificatie eisen.
-
b. in alle gevallen moet de door de kandidaat gevolgde opleiding blijken een door de
opleidingsinstelling afgegeven getuigschrift, het duikerlogboek en het portfolio van
de kandidaat aantoonbaar voldoen aan de eisen die dit certificatieschema stelt aan
het betreffende opleidingscurriculum.
-
2. In het geval van een aanvraag tot certificatie in subcategorie B1 voldoet hij blijkens
het resultaat van een door een onafhankelijke en competente organisatie afgenomen
praktijkexamen ten minste aan beoordelingseisen zoals die gelden voor het verkrijgen
van het persoonscertificaat duikarbeid in subcategorie A2, hetgeen de kandidaat kan
aantonen door het overleggen van het betreffende persoonscertificaat dat door een
CKI is afgegeven;
-
3. In het geval van een aanvraag tot certificatie in subcategorie B2, B3 of B4 voldoet
hij blijkens het resultaat van een door een onafhankelijke en competente organisatie
afgenomen praktijkexamen ten minste aan beoordelingseisen zoals die gelden voor het
verkrijgen van het persoonscertificaat duikarbeid in subcategorie A3, hetgeen de kandidaat
kan aantonen door het overleggen van het betreffende persoonscertificaat dat door
een CKI is afgegeven;
-
4. Hij is in het bezit van een geheel ingevuld duikerlogboek dat voldoet aan de volgende
eisen:
-
a. het is voorzien van een pasfoto;
-
b. het vermeldt dat de kandidaat duikmedisch is goedgekeurd door een duikerarts (zie
artikel 6.14a, derde lid, Arbobesluit);
-
c. het vermeldt de duiken die zijn verricht;
-
d. in paragraaf 8.4.5 wordt onder het kopje ‘Duikvaardigheid’, onder a, het getal ‘500’
vervangen door ‘350’.
S
In bijlage XVId komt hoofdstuk 8 te luiden:
8. Entreecriteria
Voor de certificatie van beperkte duikmedisch begeleiding (WSCS-WOD-B-B1) met beperking
tot duikarbeid geldt geen entreecriterium.
Het voldoen aan de entreecriteria voor de duikmedisch begeleider (WSCS-WOD-B-B2) wordt
beoordeeld door portfoliobeoordeling van de door de kandidaat overlegde documenten.
De documenten bestaan uit:
-
1. een EHBO-diploma met reanimatiecertificaat of een ander document waaruit blijkt dat
de kandidaat een opleiding heeft gevolgd ten aanzien van EHBO;
-
2. een bewijs van toelating tot een theoretische en praktische opleiding inclusief praktijkuren
tot duikmedisch begeleider, waarbij geldt dat de opleidingsinstelling voor onderhavige
opleiding blijkens een openbaar gemaakte lijst door de CKI erkend is op grond van
vooraf kenbaar gemaakte kwaliteitseisen.
Ter verkrijging van de aantekening van bevoegdheid tot het uitvoeren van uitgebreide
duikmedische begeleiding (WSCS-WOD-B-B3) met voorbehouden medische handelingen (mad
B) wordt de portfoliobeoordeling uitgebreid met het onderzoek van de volgende aanvullende
documenten:
-
1. een geldig persoonscertificaat duikmedisch begeleider (mad A) of vergelijkbaar bewijs
van vakbekwaamheid;
-
2. een bewijs van toelating tot een theoretische en praktische opleiding van tot uitgebreid
duikmedisch begeleider met bevoegdheid tot het verrichten van voorbehouden medische
handelingen, waarbij geldt dat de opleidingsinstelling voor onderhavige opleiding
blijkens een openbaar gemaakte lijst door de CKI erkend is op grond van vooraf kenbaar
gemaakte kwaliteitseisen
De certificerende instelling heeft tot taak om te bepalen of en in hoeverre een in
het buitenland afgeronde opleiding tot EHBO duikarbeid, mad A dan wel mad B, in Nederland
erkend wordt. In het verlengde daarvan kan de certificerende instelling bepalen welke
eventuele aanvullingen op het opleidingsniveau van de kandidaat noodzakelijk zijn
om ingeschaald te kunnen worden.
De kandidaat moet de documenten volledig aan de certificerende instelling overleggen.
Ter voorkoming van fraude met certificaten moet de kandidaat altijd een geldig identiteitsbewijs
kunnen overleggen. De certificerende instelling mag desalniettemin het initiatief
nemen om de documenten te verifiëren bij de instantie die de documenten heeft afgegeven.
De certificerende instelling kan de kandidaat opdragen om van zijn opleiding tot EHBO
duikarbeid, mad A, dan wel mad B, nadere gegevens te verstrekken om het niveau van
deze opleiding te beoordelen. Deze gegevens kunnen bestaan uit de contactgegevens
van de opleidingsinstelling en opleiders en het curriculum van de opleiding. Als de
certificerende instelling niet over gegevens voorde beoordeling van het niveau van
de opleiding kan beschikken, wordt de opleiding niet erkend.
ARTIKEL II
In artikel 15, eerste lid, van de Regeling risico’s zware ongevallen 1999 vervalt
‘langs elektronische weg’.
ARTIKEL III
De Warenwetregeling liften wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 5 wordt ‘het Werkveldspecifiek certificatieschema vervolgkeuring liften’
vervangen door: Werkveldspecifiek certificatieschema ten behoeve van het Warenwetbesluit
liften binnen het werkveld keuringen van liftinstallaties, documentcode WSCS-Liften
Gebruiksfase: 2012, versie 01.
B
De bijlagen 1, 2 en 3 bij de regeling worden vervangen door de bijlagen 13, 14 en
15 bij deze regeling.
ARTIKEL IV
De Warenwetregeling machines wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 2a wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt het cijfer ‘1.’ geplaatst.
2. Toegevoegd wordt een lid, luidende:
2. Een aanwijzing al aangewezen instelling en aangewezen aangemelde instelling kan
tevens geschieden indien in geval van keuring van een mobiele en torenkraan, als bedoeld
in artikel 6d van het besluit, de aanvragende instelling voldoet aan de criteria,
vastgelegd in het Werkveldspecifiek document voor aanwijzing en toezicht op de certificatie-
en keuringsinstellingen die mobiele kranen, torenkranen en/of hijs- en hefwerktuigen
voor beroepsmatig personenvervoer en/of tijdelijke personen(bouw)liften periodiek
keuren in het kader van verticaal transport, documentcode WDAT-VT-Producten: 2012,
versie 01, zoals opgenomen in bijlage 2 bij de regeling.
B
In artikel 2b wordt ‘het certificatieschema identificatiecode TCVT W3-11 09-147 van
de Stichting Verticaal Transport (TCVT) te Houten’ vervangen door: het Werkveldspecifiek
certificatieschema Periodieke Keuring Hijskranen’ documentcode WSCS-VT Periodieke
Keuring Hijskranen: 2012, versie 01, zoals opgenomen in bijlage 3 bij de regeling.
C
Aan de regeling worden toegevoegd de bijlagen 2 en 3, zoals opgenomen in de bijlagen
16 en 17 bij deze regeling.
ARTIKEL V
-
1. De artikelen I, onderdelen A, B, E, F, H, K, L, M, O, P, Q, R en S, II en III treden
in werking met ingang van 1 oktober 2012.
-
2. De artikelen I, onderdelen C, D, G, I, J en N, en IV treden in werking met ingang
van 1 januari 2013.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
P. de Krom.
BIJLAGE 1, BEHOREND BIJ DE MINISTERIËLE REGELING VAN 19 JULI 2012, NR. G&VW/GW/2012/10964,
HOUDENDE WIJZIGING VAN DE ARBEIDSOMSTANDIGHEDENREGELING IN VERBAND MET DE GEFASEERDE
INVOERING VAN HET STELSEL VAN CERTIFICATIE (FASE 3)
Bijlage XIIa behorend bij artikel 4.17b
Werkveldspecifiek document voor aanwijzing en toezicht (WDA&T) op certificatie-instellingen
behorend bij het: certificatieschema voor het persoonscertificaat Vuurwerkdeskundige
Document: WDAT-VD: 2012, versie 01
Onder beheer van:
Stichting Certificering Vuurwerk en Explosieven (SCVE)
Het Molenijser 4
5211 WV ‘s-HERTOGENBOSCH
www.scve.nl
INHOUD
1.
|
Inleiding
|
12
|
2.
|
Definities
|
12
|
3.
|
Werkveldspecifieke kenmerken
|
13
|
|
3.1
|
Beschrijving document
|
13
|
|
3.2
|
Actieve partijen
|
13
|
|
3.3
|
Risicoanalyse m.b.t. functioneren CKI
|
14
|
4.
|
Eisen ten behoeve van de aanwijzing
|
15
|
|
4.1
|
Persoonscertificatie Vuurwerkdeskundige
|
15
|
|
4.2
|
Centraal College van Deskundigen SCVE
|
15
|
|
4.3
|
Klachten en bezwaarschriften
|
15
|
|
4.4
|
Onderhoud van het WSCS-VD
|
15
|
|
4.5
|
Certificatiepersoneel
|
16
|
|
4.6
|
Uitbesteding
|
16
|
|
4.7
|
Eisen aan personeel van onderaannemers
|
17
|
|
4.8
|
Instructies, vertrouwelijkheid en onafhankelijkheid
|
17
|
|
4.9
|
Personeelsdossiers
|
17
|
|
4.10
|
Gegevens op het certificaat
|
17
|
|
4.11
|
Toezicht op de certificaathouder
|
17
|
|
4.12
|
Hercertificatie
|
17
|
|
4.13
|
Gebruik van het persoonscertificaat en beeldmerken
|
18
|
|
4.14
|
Aanwijzingscriteria
|
18
|
5.
|
|
TOEZICHT
|
18
|
6.
|
|
MAATREGELEN
|
19
|
1. Inleiding
Het tot ontbranding brengen van professioneel vuurwerk, het ter plaatse opbouwen,
installeren, monteren, assembleren en na ontbranding verwijderen van professioneel
vuurwerk, alsmede het bewerken, verwerken, verpakken, herverpakken, voormonteren,
monteren en assembleren van professioneel vuurwerk in een inrichting als bedoeld in
artikel 3.2.1 Vuurwerkbesluit, betreft een risicovolle beroepsactiviteit. Om het maatschappelijke
belang – veiligheid en gezondheid in verband met de arbeid – te waarborgen, is door
de overheid gekozen voor een wettelijk verplichte certificatieregeling voor de borging
van de vakbekwaamheid van vuurwerkdeskundigen. Het certificaat wordt onder deze regeling
verstrekt door CKI’s. Om certificaten te mogen verstrekken dient een CKI hiertoe te
worden aangewezen door de minister van SZW. Dit gebeurt door een toetsing aan dit
WDA&T. In dit document is aangegeven aan welke regels en procedures de betreffende
CKI’s zich dienen te houden.
2. Definities
Begrip of afkorting
|
:
|
Betekenis
|
Aanvrager van een certificaat
|
:
|
De persoon die bij de certificatie-instelling een aanvraag doet voor het afgeven van
een certificaat voor vuurwerkdeskundige.
|
Aanwijzing
|
:
|
Aanwijzing van een instelling bij of krachtens wettelijk voorschrift door de minister
van SZW.
|
Beoordeling
|
:
|
Beoordeling (initiële, of her-) door de nationale accreditatie-instantie van instellingen
op basis van het door de minister van SZW vastgestelde WDA&T, op grond waarvan de
nationale accreditatie-instantie schriftelijk rapporteert of de instelling competent
is om wettelijk verplichte certificaten af te geven. Bij het vaststellen van het WDA&T
door de minister van SZW wordt zoveel mogelijk aangesloten bij internationale systematiek
en normen.
|
BHST
|
:
|
Stichting die een wettelijke certificatieregeling beheert. In onderhavig geval is
dit de Stichting Certificering Vuurwerk en Explosieven (SCVE).
|
Calamiteit
|
:
|
Een (ernstige) ongewenste gebeurtenis waarbij gevaar voor gezondheid en veiligheid
bestaat.
|
Certificaat
|
:
|
Een certificaat in de zin van artikel 20 Arbowet. Een certificaat wordt beschouwd
als een verklaring van overeenstemming (conformiteitsverklaring) zoals bedoeld in
de relevante accreditatie-normen.
|
Certificaathouder
|
:
|
Persoon die in het bezit is van een geldig wettelijk verplicht certificaat.
|
Certificatieproces
|
:
|
Alle activiteiten via welke een CKI beoordeelt en besluit of een persoon voldoet en
blijft voldoen aan de normen, zoals opgenomen in het werkveldspecifieke certificatieschema.
|
Certificatiereglement
|
:
|
Bepalingen voor de uitvoering van het certificatieproces en de relaties tussen kandidaat
en CKI.
|
Certificatiesysteem
|
:
|
Set van procedures en middelen benodigd om het certificatieproces uit te voeren per
certificatieschema, dat leidt tot de uitgifte van een certificaat van vakbekwaamheid,
inclusief onderhoud.
|
Certificerings- en Keuringsinstelling (CKI)
|
:
|
Kalibratie- of conformiteitsbeoordelingsinstellingen zoals certificatie-instellingen,
keuringsdiensten van gebruikers, laboratoria, inspectie-instellingen en testinstituten.
|
CCvD-VD
|
:
|
Het Centraal College van Deskundigen, onderdeel van en gefaciliteerd door SCVE, dat
belanghebbende partijen in een bepaalde sector of branche de mogelijkheid biedt tot
deelname bij het opstellen en onderhouden van werkveldspecifieke documenten op zodanige
wijze dat sprake is van een evenwichtige en representatieve vertegenwoordiging van
deze partijen.
|
Competentie
|
:
|
Gedemonstreerd vermogen om kennis en vaardigheden toe te passen en, waar relevant,
gedemonstreerde persoonlijke eigenschappen, zoals gedefinieerd in het certificatieschema.
|
Consumentenvuurwerk
|
:
|
Vuurwerk dat bestemd is voor particulier gebruik. Consumentenvuurwerk wordt (beschouwd
als) professioneel vuurwerk als consumentenvuurwerk wordt bestemd voor gebruik tijdens
een evenement of voorstelling (met uitzondering van het tot ontbranding brengen tussen
31 december 10.00 uur en 1 januari 02.00 uur en met uitzondering van het tot ontbranding
brengen van fop- en schertsvuurwerk gedurende het gehele jaar) en/of als consumentenvuurwerk
wordt bewerkt ten behoeve van een evenement of voorstelling.
|
Controle
|
:
|
Periodieke beoordeling door de nationale accreditatie-instantie van CKI’s tegen de
voor beoordeling geldende regels van de minister (WDA&T).
|
Deskundige
|
:
|
Een persoon die over zodanige theoretische en praktische vakbekwaamheid beschikt dat
hij in staat is om op een veilige en adequate wijze met professioneel vuurwerk te
kunnen werken.
|
Entreecriteria
|
:
|
Criteria, zoals vooropleiding en werkervaring, waaraan de kandidaat moet voldoen om
toegelaten te worden tot het certificatieproces.
|
Examen
|
:
|
Het geheel van toetsopgaven (toetsvragen en/of toetsopdrachten), bedoeld om de individuele
kandidaat te kunnen beoordelen in de mate waarin hij of zij aan de eindtermen conform
de normen voldoet.
|
Examencommissie
|
:
|
Commissie binnen de structuur van de CKI onder wiens verantwoordelijkheid de examens
worden afgenomen.
|
Examenreglement
|
:
|
Bepalingen voor de uitvoering van examens in de relatie tussen de kandidaat en de
exameninstelling.
|
Grondige kennis
|
:
|
Parate kennis die nodig is om veilig met professioneel vuurwerk te kunnen werken (feitenkennis),
alsmede inzicht om deze kennis toe te kunnen passen in alle voorkomende situaties,
zowel bekende als nieuwe en onbekende situaties.
|
Groot vuurwerk
|
:
|
Professioneel vuurwerk dat bestemd is voor gebruik buiten (open lucht) tijdens een
evenement of voorstelling. Consumentenvuurwerk dat wordt bestemd voor gebruik tijdens
een evenement of voorstelling of dat wordt bewerkt ten behoeve van een evenement of
voorstelling wordt aangemerkt als groot vuurwerk.
|
Kennis
|
:
|
Informatie waarvan de deskundige op de hoogte dient te zijn, en waarvan de deskundige
dient te weten dat deze van belang is voor het werken met professioneel vuurwerk.
|
Klacht
|
:
|
Mondelinge, telefonische of schriftelijke uiting waaruit blijkt dat niet aan de gestelde
eisen of aan de verwachtingen is voldaan.
|
Nuffic
|
:
|
Nederlandse non-profit dienstverlenende organisatie en expertisecentrum op het terrein
van internationaal georiënteerd onderwijs die is gevestigd in Den Haag.
|
Professioneel vuurwerk
|
:
|
Vuurwerk, niet zijnde consumentenvuurwerk. Indien er sprake is van vuurwerk dat niet
voldoet aan de eisen voor consumentenvuurwerk, levert dat een indicatie op dat het
professioneel vuurwerk betreft. Voor het onderscheid tussen consumentenvuurwerk en
professioneel vuurwerk is niet de aard van het vuurwerk, maar de bestemming beslissend.
Er zijn twee categorieën professioneel vuurwerk te onderscheiden, te weten Pyrotechnische
Speciale Effecten en Groot Vuurwerk.
|
Pyrotechnische Speciale Effecten
|
:
|
Professioneel vuurwerk dat bestemd is voor gebruik tijdens een evenement of voorstelling
met geringe publieksafstanden en waarvan door de fabrikant of importeur is aangegeven
dat het voor dit gebruik geschikt is.
|
Risicoanalyse
|
:
|
Risicoanalyse met betrekking tot het functioneren van de CKI, waaruit motivatie, voor
te maken keuzes in werkveldspecifiek probleemgebied, blijkt, op te nemen in het beoogde
werkveldspecifieke certificatieschema.
|
Toezicht
|
:
|
Het verzamelen van de informatie over de vraag of een handeling of zaak voldoet aan
de daaraan gestelde eisen, het zich daarna vormen van een oordeel daarover en het
eventueel naar aanleiding daarvan interveniëren.
|
Vakbekwaamheidseisen
|
:
|
De eisen die, binnen een bepaald werkveld of een bepaalde beroepsgroep, gesteld worden
aan personen met betrekking tot hun kennis, vaardigheden en houdingen inzake specifieke
handelingen of taken.
|
Werken met
|
:
|
Het tot ontbranding brengen, ten behoeve daarvan ter plaatse opbouwen, installeren,
monteren, assembleren en na ontbranding verwijderen, alsmede het bewerken, verwerken,
verpakken, herverpakken, voormonteren, monteren en assembleren van professioneel vuurwerk
in een inrichting als bedoeld in het Vuurwerkbesluit.
|
Werkplan (bedoeld in artikel 4.9 eerste lid van het Arbobesluit)
|
:
|
Document waarin beschreven de werkzaamheden in algemene zin, de specifieke werkzaamheden
op het gebied van groot vuurwerk en/of pyrotechnische speciale effecten, de risico’s
verbonden aan de werkzaamheden, een beschrijving van te nemen c.q. genomen maatregelen
en ondertekend door de persoon die het certificaat van vakbekwaamheid professioneel
vuurwerk bezit.
|
WDA&T
|
:
|
Term gebruikt door SZW voor een werkveldspecifiek document van aanwijzing en toezicht.
Daarin zijn de normen vastgelegd waaraan CKI’s dienen te voldoen om aangewezen te
worden door de minister van SZW. Ook bevat het de voorwaarden waarbinnen aanwijzing
plaatsvindt.
|
WDAT-VD
|
:
|
Werkveldspecifiek document voor Aanwijzing en Toezicht voor het persoonscertificaat
Vuurwerkdeskundige (VD).
Documentnummer: WDAT-VD: 2011, versie 01.
|
WSCS
|
:
|
Term gebruikt door SZW voor een werkveldspecifiek certificatieschema dat door de minister
van SZW is geaccepteerd te gebruiken binnen een specifieke aanwijzing als CKI voor
personen, producten of systemen.
|
WSCS-VD
|
:
|
Werkveldspecifiek certificatieschema voor het persoonscertificaat Vuurwerkdeskundige
(VD). Documentnummer: WSCS-VD: 2012, versie 01.
|
3. Werkveldspecifieke kenmerken
3.1 Beschrijving document
Dit werkveldspecifieke document voor aanwijzing en toezicht (WDAT-VD) heeft betrekking
op arbeid in relatie tot professioneel vuurwerk. Het werkveldspecifieke document is
door de minister van SZW vastgesteld. Dit vastgestelde document vervangt eerdere versies.
Op- en/of aanmerkingen over dit document kunnen worden ingediend bij het Centraal
College van Deskundigen VD.
3.2 Actieve partijen
Binnen het kader van dit document voor aanwijzing en toezicht zijn bij de opstelling
betrokken geweest:
3.3 Risicoanalyse m.b.t. functioneren CKI
Persoonscertificatie heeft tot doel aan belanghebbenden vertrouwen te bieden ten aanzien
van de competentie van certificaathouders. Dit vertrouwen is gebaseerd op het voldoen
door de CKI aan de hierna beschreven principes. Indien hieraan niet wordt voldaan,
leidt dit tot risico’s met betrekking tot het functioneren van de CKI en kan het vertrouwen
van belanghebbenden in de persoonscertificatieregeling Vuurwerkdeskundige worden geschaad.
In het WSCS-VD, alsmede in onderhavig document, is specifiek voor de persoonscertificatieregeling
Vuurwerkdeskundige aangegeven op welke wijze aan bedoelde principes invulling moet
worden gegeven door de CKI. Dit om te voorkomen dat de risico’s met betrekking tot
deze principes zich manifesteren.
Onpartijdigheid
In het beleid en de procedures van de CKI moet zijn vastgelegd dat alle aanvragers
van het persoonscertificaat eerlijk en gelijk worden behandeld. De CKI dient zich
hierbij te houden aan hetgeen is gesteld in de certificatie-eisen en het certificatiereglement.
Het is de CKI verboden aanvragers van het certificaat de toegang tot de certificatieprocedure
te verhinderen of belemmeren. Besluiten van de CKI moeten zijn gebaseerd op objectief
bewijs van (non-)conformiteit in relatie tot de certificatie-eisen en niet worden
beïnvloed door andere belangen of andere partijen.
Deskundigheid
De CKI moet beschikken over voldoende medewerkers, met inbegrip van een daarvoor verantwoordelijk
management, met de benodigde opleiding, training, vakinhoudelijke deskundigheid, houding
en ervaring om de certificatietaken met betrekking tot het persooncertificatieschema
Vuurwerkdeskundige te kunnen verrichten.
Verantwoordelijkheid
De CKI beschikt over beleid en procedures met betrekking tot het toekennen, handhaven,
herverstrekken, opschorten en intrekken van het persoonscertificaat Vuurwerkdeskundige,
alsmede met betrekking tot het uitbreiden of beperken van het toepassingsgebied van
het persoonscertificaat.
De CKI is ervoor verantwoordelijk dat voor het nemen van een certificatiebesluit voldoende
objectief en relevant bewijs wordt verzameld. Wanneer voldoende bewijs van conformiteit
met de certificatie-eisen is vergaard, besluit de CKI het persooncertificaat Vuurwerkdeskundige
toe te kennen aan de aanvrager in kwestie. Wanneer onvoldoende bewijs van conformiteit
is vergaard, leidt dit tot afwijzing van de aanvraag voor het persoonscertificaat
Vuurwerkdeskundige door de CKI.
Indien certificatiewerkzaamheden (bijvoorbeeld examinering) aan een externe partij
worden uitbesteed door de CKI, dient hieraan een schriftelijke overeenkomst ten grondslag
te liggen. Deze beschrijft de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van beide
partijen, alsmede de regelingen met betrekking tot vertrouwelijkheid en het voorkomen
van belangenverstrengeling alsmede, voor zover nodig, bezwaar en beroep. Het nemen
van een certificatiebesluit kan niet worden uitbesteed door de CKI.
Openheid
Om het vertrouwen in certificatie te waarborgen, moet de CKI ervoor zorg dragen dat
niet-vertrouwelijke informatie over het certificatieproces (bijvoorbeeld onderzoek
naar aanleiding van klachten) toegankelijk is voor partijen die daar belang in stellen.
Vertrouwelijkheid
Ten behoeve van het certificatieproces, moet de CKI kunnen beschikken over persoonsgegevens
en examenresultaten van aanvragers en certificaathouders. De CKI dient deze informatie
vertrouwelijk te behandelen om te voorkomen dat de klanten bezwaar maken tegen het
verzamelen en bewaren ervan.
Ontvankelijkheid voor klachten
Partijen die belang hebben bij certificatie verwachten dat klachten worden onderzocht
en dat deze, als ze terecht zijn, worden gevolgd door passende maatregelen. Een effectieve
klachtenbehandeling is van belang voor de bescherming van de CKI, diens klanten en
andere belanghebbenden bij certificatie tegen fouten, omissies of onredelijk gedrag.
Het vertrouwen dat door belanghebbenden wordt gesteld in certificatie, is mede hiervan
afhankelijk.
4. Eisen ten behoeve van de aanwijzing
4.1 Persoonscertificatie Vuurwerkdeskundige
Voor het beoordelen en aanwijzen van CKI’s voor het WSCS-VD gelden de eisen van ISO
17024 en IAF-GD24:2009, alsmede de eisen die gesteld worden aan de CKI op grond van
aanwijzing. Voor zover in dit WDAT-VD niet wordt afgeweken van resp. een nadere uitwerking
wordt gegeven van de accreditatienorm ISO 17024, wordt deze norm geacht onverkort
van toepassing te zijn.
4.2 Centraal College van Deskundigen SCVE
De CKI verplicht zich op grond van de overeenkomst met de SCVE tot het gebruik van
het door de SCVE vastgestelde CCvD (en door SZW geaccordeerde en in regelgeving verankerde)
schema’s voor Vuurwerkdeskundige. Het CCvD behartigt de belangen van alle bij het
werkveld Vuurwerkdeskundige betrokken partijen (aanbieders en afnemers van het certificaat,
overheden, CKI’s, exameninstellingen) op een eerlijke en gelijke wijze, zonder dat
enig belang de overhand heeft. Het CCvD ontwikkelt, beheert en onderhoudt het Schema
voor aanwijzing en toezicht alsmede het werkveldspecifieke certificatieschema Vuurwerkdeskundige.
De CKI past het certificatieschema dat door het CCvD wordt beheerd onverkort toe.
In ISO 17024 wordt aangegeven dat het scheme committee (CCvD) zelf kan bepalen op
welke wijze bepaalde elementen uit het werkveldspecifieke certificatieschema Vuurwerkdeskundige
gewijzigd kunnen gaan worden. In onderhavig geval is de navolgende, hiervan afwijkende,
regeling met betrekking tot wijzigingen van toepassing.
Na de acceptatie in het CCvD van wijzigingen in het WSCS, biedt het CCvD het gewijzigde
schema aan aan de minister van SZW. De Minister verklaart vervolgens het schema verbindend
door middel van een statische verwijzing in de wet- en regelgeving. Indien de Minister
overwegende bezwaren heeft tegen één of meer onderdelen treedt hij daarover in overleg
met het CCvD. Het CCvD kan de schema’s vervolgens aanpassen. Indien het CCvD zich
niet kan vinden in de bezwaren van minister zal zij dit met redenen omkleed aan de
minister duidelijk maken. De Minister neemt vervolgens een besluit.
4.3 Klachten en bezwaarschriften
Specifiek voor het WSCS-VD, dient de CKI een klachtenregeling en een bezwaarprocedure
vast te stellen. Deze regelingen moeten voldoen aan het in het WSCS-VD gestelde. De
regelingen dienen te waarborgen dat bezwaarschriften en klachten op een onafhankelijke
en onbevooroordeelde wijze worden afgehandeld.
Voorschriften met betrekking tot het handelen van certificaathouders zijn vastgelegd
in de Gedragscode Vuurwerkdeskundige, zoals opgenomen in bijlage A van het WSCS-VD.
De aanvrager / certificaathouder Vuurwerkdeskundige dient zich hieraan bij certificatie
en hercertificatie schriftelijk te conformeren.
4.4 Onderhoud van het WSCS-VD
De toetsmethodiek die wordt toegepast bij het bepalen van de competentie van aanvragers
van het persoonscertificaat Vuurwerkdeskundige, is beschreven in de hoofdstukken 9
tot en met 11 van het WSCS-VD. Op basis van rapportages van de CKI (zie verder), bepaalt
het CCvD tenminste jaarlijks de voortdurend de eerlijkheid, validiteit, betrouwbaarheid
en actualiteit van de toetsmethodiek.
Wijzigingen in de certificatie-eisen Vuurwerkdeskundige, alsmede de daarop van toepassing
zijnde overgangsregeling, worden door de CKI bekend gemaakt aan de certificaathouders,
bijvoorbeeld door publicatie ervan. De CKI waarborgt dat alle certificaathouders binnen
de overgangstermijn worden onderzocht op conformiteit met de gewijzigde certificatie-eisen.
De CKI waarborgt dat toegang tot de certificatieprocedure niet wordt beperkt of belemmerd
op basis van ongepaste financiële of andere voorwaarden, zoals het lidmaatschap van
een beroepsvereniging. De CKI maakt tijdens het certificatieproces geen onderscheid
tussen aanvragers van het certificaat Vuurwerkdeskundige, op basis van het feit of
deze al dan niet een opleiding of training op het gebied van professioneel vuurwerk
hebben gevolgd.
De CKI onderzoekt tenminste jaarlijks de eerlijkheid, validiteit en betrouwbaarheid
van de examenmethodiek, en rapporteert hierover schriftelijk aan het CCvD Vuurwerkdeskundige.
De CKI dient voor dit onderzoek te beschikken over een beschrijving van de toegepaste
methoden (zoals het verzamelen en bewaren van statistische gegevens). In de rapportage
beschrijft de CKI verder het algehele verloop van elk examen en op welke wijze eventuele
afwijkingen die zich daarbij hebben voorgedaan zijn gecorrigeerd.
4.5 Certificatiepersoneel
Bij de uitvoering van het werkveldspecifieke certificatieschema Vuurwerkdeskundige
is het navolgende certificatiepersoneel betrokken.
Beoordelaar exameninstelling Vuurwerkdeskundige: Deze onderzoekt door middel van audits
of exameninstellingen voldoen aan de van toepassing zijnde eisen uit het werkveldspecifieke
certificatieschema Vuurwerkdeskundige en rapporteert zijn/haar bevindingen en conclusies
schriftelijk aan de beslisser (zie onder).
Beoordelaar persoonscertificaat Vuurwerkdeskundige: Deze beoordeelt op basis van de
door exameninstellingen aangeleverde examenresultaten of kandidaten in aanmerking
komen voor een persoonscertificaat Vuurwerkdeskundigen rapporteert zijn/haar bevindingen
en conclusies schriftelijk aan de beslisser (zie hieronder).
Beslisser persoonscertificaat en exameninstelling Vuurwerkdeskundige: Deze besluit,
op basis van de rapportages van de beoordelaar exameninstelling en de beoordelaar
persoonscertificaat, tot het al dan niet accepteren van een exameninstelling voor
het certificatieschema Vuurwerkdeskundige, respectievelijk het al dan niet toekennen
van een persoonscertificaat Vuurwerkdeskundige aan een aanvrager.
De aan dit personeel gestelde eisen zijn hierna weergegeven.
Beoordelaar exameninstelling Vuurwerkdeskundige
-
• Met succes afgeronde opleiding tot lead-auditor van kwaliteitsmanagementsystemen;
-
• Beroepsopleiding op minimaal HBO-niveau;
-
• Kennis van en ervaring op het gebied van examinering en inzicht in toetsmethoden,
alsmede voldoen aan tenminste een van de volgende eisen:
Beoordelaar persoonscertificaat Vuurwerkdeskundige
-
• Ervaring met het beoordelen dossiers in het kader van persoonscertificatie;
-
• Beroepsopleiding op minimaal MBO-niveau;
-
• Kennis van en ervaring op het gebied van examinering;
-
• Kennis van persoonscertificatie (ISO 17024).
Beslisser persoonscertificaat en exameninstelling Vuurwerkdeskundige
-
• Met succes afgeronde opleiding tot lead-auditor van kwaliteitsmanagementsystemen;
-
• Beroepsopleiding op minimaal HBO-niveau;
-
• Kennis van en ervaring op het gebied van examinering en inzicht in toetsmethoden;
-
• Managementfunctie binnen de CKI;
-
• Minimaal drie jaar ervaring met persoonscertificatie (ISO 17024).
4.6 Uitbesteding
Een CKI is bevoegd om, met inachtneming van de door SZW aan de aanwijzing van die
CKI verbonden eisen, het ontwikkelen en afnemen van examens Vuurwerkdeskundige door
externe exameninstellingen te laten verrichten. Hiertoe dient een schriftelijke overeenkomst
tot uitbesteding te worden gesloten waarin de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden
van de CKI en de exameninstelling zijn opgenomen. Ingeval van uitbesteding aanvaardt
de CKI de volledige eindverantwoordelijkheid voor de uitbestede werkzaamheden. De
CKI verstrekt aan SCVE te allen tijde een accurate lijst van onderaannemers in het
kader van de persoonscertificatieschema Vuurwerkdeskundige.
Alvorens tot acceptatie van een exameninstelling over te gaan, beoordeelt de CKI deze
op het voldoen aan de eisen uit de paragrafen 5.2 tot en met 5.5 van het WSCS SCVE-VD.
De resultaten en conclusies van deze beoordeling legt de CKI schriftelijk vast. De
CKI herhaalt deze beoordeling van de exameninstelling tenminste jaarlijks. Ook woont
de CKI tenminste jaarlijks een examen Vuurwerkdeskundige van de exameninstelling bij
en legt de resultaten en conclusies hiervan schriftelijk vast. Indien door de CKI
tijdens een beoordeling van de exameninstelling of bijwoning van een examen Vuurwerkdeskundige
wordt vastgesteld dat niet wordt voldaan aan de gestelde eisen, dient de exameninstelling
corrigerende maatregelen door te voeren, ten einde de vastgestelde afwijking te corrigeren
en herhaling te voorkomen. De maximale termijn voor het doorvoeren van corrigerende
maatregelen bedraagt drie maanden, met dien verstande dat dit te allen tijde vóór
het eerstvolgende examen Vuurwerkdeskundige dient plaats te vinden.
4.7 Eisen aan personeel van onderaannemers
De eisen die gelden voor examenpersoneel zijn vastgelegd in paragraaf 5.3 van het
WSCS SCVE-VD. Het examenpersoneel wordt voor aanstelling door de CKI beoordeeld op
het voldoen aan deze eisen. Registraties van deze beoordeling worden door de CKI bewaard
in het personeelsdossier van de betreffende medewerker van de exameninstelling.
Niet uitbesteedbaar is de certificatiebeslissing, de afgifte van certificaten met
de daaraan voorafgaande beoordeling van bewijsstukken, alsmede het hernieuwen van
certificaten. De eisen aan de CKI die voortvloeien uit de overeenkomst met de SCVE
en de toepassing van de certificatieregeling gelden onverkort voor de exameninstelling.
4.8 Instructies, vertrouwelijkheid en onafhankelijkheid
De CKI is ervoor verantwoordelijk dat elke eigen medewerker en elke medewerker van
de gecontracteerde exameninstelling de beschikking heeft over een schriftelijke instructie,
met daarin diens taken en verantwoordelijkheden. Deze instructies worden actueel gehouden.
Personeel van de CKI en de exameninstelling dat is betrokken bij het certificatieschema
Vuurwerkdeskundige, dient een verklaring te ondertekenen, waarin zij te kennen geven
de instructies van de CKI te zullen naleven, met inbegrip van die met betrekking tot
vertrouwelijkheid en onafhankelijkheid van commerciële of andere belangen. Ook dienen
zij te verklaren geen banden te hebben of te hebben gehad met aanvragers van het certificaat
Vuurwerkdeskundige en examenkandidaten, waardoor hun onpartijdigheid in het geding
zou kunnen komen.
Mocht zich onverhoopt een mogelijke belangenverstrengeling voordoen, dan is de examinator
in kwestie verplicht dit onverwijld te melden aan de CKI. De CKI neemt in dat geval
maatregelen om te voorkomen dat de vertrouwelijkheid en onpartijdigheid van het examen
niet in gevaar komt. Dit houdt in dat de examenkandidaat in kwestie wordt beoordeeld
door een andere examinator. Dit wordt schriftelijk vastgelegd in het examenverslag.
4.9 Personeelsdossiers
De CKI beschikt over een actueel dossier van elke eigen medewerker en elke medewerker
van de gecontracteerde exameninstelling. Dit dossier is toegankelijk voor de persoon
in kwestie en bevat de volgende informatie:
-
• Naam en adres;
-
• Werkgever en functie;
-
• Opleiding en werkervaring
-
• Ervaring en training met betrekking tot functie die wordt vervuld in het kader van
het certificatieschema Vuurwerkdeskundige;
-
• Taken en verantwoordelijkheden binnen de CKI;
-
• Verslagen van beoordeling- en/of functioneringsgesprekken;
-
• Registraties van kwalificatie(s) in het kader van de persoonscertificatieschema Vuurwerkdeskundige;
-
• Datum van de meest recente aanpassing van het dossier.
4.10 Gegevens op het certificaat
In hoofdstuk 12 van het WSCS SCVE-VD is beschreven welke gegevens door de CKI worden
vermeld op de persoonscertificaten Vuurwerkdeskundige.
4.11 Toezicht op de certificaathouder
De wijze waarop de CKI gedurende de geldigheidstermijn van het persoonscertificaat
Vuurwerkdeskundige toezicht houdt op de certificaathouder, is beschreven in hoofdstuk
6 van het WSCS SCVE-VD.
4.12 Hercertificatie
De criteria waaraan de certificaathouder Vuurwerkdeskundige dient te voldoen bij hercertificatie
zijn beschreven in hoofdstuk 11 van het WSCS SCVE-VD.
4.13 Gebruik van het persoonscertificaat en beeldmerken
De CKI dient certificaathouders Vuurwerkdeskundige aantoonbaar te informeren over
de voorschriften met betrekking tot het gebruik van het persoonscertificaat Vuurwerkdeskundige
en de hierbij behorende logo’s/merktekens. Deze voorschriften moeten schriftelijk
zijn vastgelegd en deel uitmaken van de certificatieovereenkomst tussen beide partijen.
Hierin moeten tevens de sancties worden beschreven die gelden bij onjuist gebruik
van certificaten en/of logo’s/merktekens, zoals opschorting of intrekking van het
persoonscertificaat Vuurwerkdeskundige.
De certificaathouder mag, indien van toepassing, door middel van een door de CKI beschikbaar
gesteld beeldmerk of pictogram kenbaar maken gecertificeerd te zijn als Vuurwerkdeskundige.
Het gebruik van logo’s van andere (bijvoorbeeld SCVE of RvA), al dan niet in combinatie
met het beeldmerk of pictogram van de CKI, is uitsluitend toegestaan conform de voorwaarden
van de eigenaar van het desbetreffende logo.
4.14 Aanwijzingscriteria
De CKI wordt in het kader van haar aanwijzing op grond van de artikelen 1.5a t/m
1.5d Arbobesluit op de volgende criteria getoetst:
-
4.14.1. De aangewezen CKI en de werknemers die met de keuringen of beoordelingen zijn belast,
voeren deze uit met de grootste mate van beroepsintegriteit.
-
4.14.2. Er is een integriteitsbeleid, dat waar nodig in duidelijke voorschriften is uitgewerkt.
Het personeel heeft zich aantoonbaar hieraan geconformeerd.
-
4.14.3. De aangewezen CKI treedt integer en niet buiten zijn bevoegdheden in de markt op.
-
4.14.4. Het personeel van de aangewezen CKI is aantoonbaar gebonden aan beroepsgeheim ten
aanzien van al hetgeen het bij de uitoefening van zijn taak in het kader van het besluit
ter kennis is gekomen, behalve tegenover de ter zake bevoegde overheidsinstanties.
-
4.14.5. De aangewezen CKI is bestuursorgaan in de zin van de Algemene wet bestuursrecht en
dient te voldoen aan bestuurswetgeving zoals de Algemene wet bestuursrecht, de Wet
openbaarheid van bestuur en de Archiefwet 1995.
-
4.14.6. De aangewezen CKI dient te beschikken over een WA verzekering die voldoende dekking
biedt voor redelijkerwijs te verwachten risico’s.
-
4.14.7. De aangewezen CKI dient een procedure te hebben waarin geregeld is dat in geval
van ontdekking van een vermoeden van direct gevaar voor de veiligheid dit ogenblikkelijk
door de desbetreffende medewerker gemeld wordt, en waarin staat beschreven dat
de instelling z.s.m. de belanghebbenden informeert, waaronder indien van toepassing
de betreffende overheidsinstantie.
-
4.14.8. Bij beëindiging van de activiteiten door de aangewezen CKI dient deze terstond de
minister van SZW te informeren. De minister van SZW bepaalt wat de (voorheen) aangewezen
CKI met de dossiers moet doen, de (voorheen) aangewezen CKI dient hieraan mee te werken.
Dit vrijwaart de (voorheen) aangewezen CKI niet van eventuele aansprakelijkheid voor
fouten in door haar uitgevoerde keuringen of beoordelingen.
-
4.14.9. De aangewezen CKI dient de volgende procedures op schrift te hebben gesteld: een
zienswij- zeprocedure (afdeling 4.1.2 Awb), een bezwaarschriftprocedure (hoofdstuk
6 en 7 Awb) en een klachtenprocedure (hoofdstuk 9 Awb). .
-
4.14.10. De aangewezen CKI moet zich aantoonbaar laten vertegenwoordigen in het nationale
overleg van de instellingen, georganiseerd door het CCvD en de CKI’s nemen deel aan
het overleg met het CCvD. De CKI’s moeten kunnen aantonen de afspraken uit het overleg
met het CCvD uit te voeren.
-
4.14.11. Meldplicht van het weigeren, opschorten of intrekken van certificaten aan de andere
CKI’s.
-
4.14.12. De Cki houdt zich bij de op te leggen sancties/maatregelen aan het vastgestelde sanctie-
en maatregelenbeid. In geval van kennelijke onredelijkheid heeft de CKI op grond
van de Awb de bevoegdheid hier van af te wijken. Afwijking geschiedt alleen op grond
van door de certifi- caathouder aan te dragen argumenten. De onderbouwing voor de
afwijking wordt opgeno- men in het besluit over de opgelegde sanctie. Afwijkingen
worden geregistreerd door de CKI.
-
4.14.13. Alle documenten en registraties in het verkeer met de overheid dienen in het Nederlands
te zijn tenzij anders met de overheid overeengekomen.
-
4.14.14. Verbod op onderuitbesteding op afgifte van certificaten en de daaraan voorafgaande
beoordeling en beslissing.
5. Toezicht
In verband met de verplichtingen in het kader van toezicht zijn de volgende artikelen van
toepassing; artikelen 1.5b en 1.5c Arbobesluit en artikel 1.1a Arboregeling.
Ten behoeve van de informatieverzameling dient de CKI kosteloos:
-
a) Zich jaarlijks voor 1 maart schriftelijk aan SZW te verantwoorden over de rechtmatigheid
en doeltreffendheid van het functioneren op elk werkveld waarvoor de instelling door
de minister van SZW is aangewezen (de schriftelijke verantwoording wordt naar de Inspectie
SZW, gezonden). In deze schriftelijke verantwoording worden tenminste de onderwerpen
behandeld:
-
1. de door de instelling afgegeven, geschorste, ingetrokken dan wel geweigerde certificaten;
-
2. wijzigingen in de op het werkveld van de CKI betrekking hebbende accreditaties, reglementen
en procedures;
-
3. wijzigingen in de op het werkveld van de CKI betrekking hebbende taakverdeling
-
4. wijzigingen in de bestuurssamenstelling;
-
5. wijzigingen in de statuten of het huishoudelijk reglement;
-
6. aan derden uitbestede werkzaamheden;
-
7. structurele knelpunten op het werkveld van de instelling die zich in de uitvoeringspraktijk
hebben voorgedaan;
-
8. het gevoerde overleg en de samenwerking op het werkveld met andere certificerende
instellingen;
-
9. door de instelling ontvangen klachten en de wijze van afhandeling daarvan;
-
10. tegen de beslissingen van de instelling ingediende bezwaren en aangespannen zaken
en de wijze van afhandeling daarvan;
-
11. een financieel verslag betreffende de activiteiten waarvoor de instelling is aangewezen.
-
b) Mee te werken aan controles in opdracht van SZW (in de praktijk betekent dit dat de
controles door de Inspectie SZW, en nationale accreditatie-instantie uitgevoerd kunnen
worden) .
-
c) Tijdige en juiste informatie te verstrekken die SZW nodig heeft om te kunnen beoordelen
of zij aan de aanwijzingsnormen blijft voldoen (in de praktijk betekent dit dat deze
informatie aan de Inspectie SZW, of aan de nationale accreditatie-instantie verstrekt
moet worden).
-
d) Terstond informatie te verstrekken aan SZW en aan SCVE in het kader van hun registratietaak,
over individuele certificaten/certificaathouders waaraan een sanctie is opgelegd (in
de praktijk betekent dit dat deze informatie aan de Inspectie SZW, verstrekt moet
worden).
-
e) Informatie te verstrekken aan de Inspectie SZW over de wijze waarop zij certificaten
heeft verstrekt en van de wijze waarop zij het doen en laten van certificaathouders
periodiek beoordeelt.
-
f) Aan te tonen aan SZW dat zij voldoende controleert of certificaathouders blijven voldoen
aan de certificatie-eisen (in de praktijk betekent dit dat deze informatie aan de
Inspectie SZW, of aan de nationale accreditatie-instantie verstrekt moet worden).
In ieder geval worden frequentie, aard en omvang (tijdsduur) van de controles weergegeven.
-
g) SZW in te lichten zodra zij voornemens is een of meer van haar taken te beëindigen.
-
h) SZW in te lichten zodra zij een aanvraag indient voor een aanvullende accreditatie
of beoordeling op basis van een wettelijke specifiek schema.
6. Maatregelen
Indien de aangewezen instelling niet meer voldoet aan de eisen in dit schema kan dit
gevolgen hebben voor de aanwijzing. Zie beleidsmaatregel maatregelenbeleid certificering
Arbeidsomstandighedenwet en Warenwet, Stcrt. 2010, nr. 10839 van 14 juli 2010.
BIJLAGE 2, BEHOREND BIJ DE MINISTERIËLE REGELING VAN 19 JULI 2012, NR. G&VW/GW2012/10964,
HOUDENDE WIJZIGING VAN DE ARBEIDSOMSTANDIGHEDENREGELING IN VERBAND MET DE GEFASEERDE
INVOERING VAN HET STELSEL VAN CERTIFICATIE (FASE 3).
Bijlage XIIb behorend bij artikel 4.17b
Werkveldspecifiek certificatieschema voor het persoonscertificaat Vuurwerkdeskundige
Document: WSCS-VD: 2012, versie 01
Onder beheer van:
Stichting Certificering Vuurwerk en Explosieven
Het Molenijser 4
5211 WV ’s-HERTOGENBOSCH
www.scve.nl
INHOUD
1.
|
INLEIDING
|
21
|
2.
|
DEFINITI ES
|
21
|
3.
|
WERKVELDSPECIFIEKE KENMERKEN
|
22
|
|
3.1
|
Beschrijving schema
|
23
|
|
3.2
|
Actieve partijen
|
23
|
|
3.3
|
Risicoanalyse en afbreukcriteria
|
23
|
4.
|
CERTIFICATIEREGLEMENT
|
24
|
|
4.1
|
Doelstelling
|
24
|
|
4.2
|
Certificatieprocedure
|
24
|
|
4.3
|
Certificatiebeslissing
|
24
|
|
4.4
|
Geldigheidsduur van het certificaat
|
24
|
|
4.5
|
Geldigheidscondities
|
24
|
|
4.6
|
Klachtenregeling
|
24
|
|
4.7
|
Bezwaarprocedure
|
25
|
|
4.8
|
Register voor vakbekwaamheid
|
27
|
|
4.9
|
Norminterpretatie
|
27
|
5.
|
EXAMENREGLEMENT
|
27
|
|
5.1
|
Doelstelling
|
27
|
|
5.2
|
De exameninstelling
|
27
|
|
5.3
|
Eisen te stellen aan het examenpersoneel
|
28
|
|
5.4
|
Eisen te stellen aan het examen
|
28
|
|
5.5
|
Beheer itembank
|
28
|
6.
|
|
TOEZICHT
|
28
|
|
6.1
|
Medewerking aan toezicht
|
29
|
|
6.2
|
Frequentie van het toezicht
|
29
|
|
6.3
|
De wijze van uitvoering van het toezicht
|
29
|
|
6.4
|
Verslag van bevindingen
|
29
|
|
6.5
|
Maatregelen (artikel 1.5 E Arbobesluit)
|
29
|
7.
|
ONDERWERP VAN CERTIFICATIE
|
30
|
8.
|
CERTIFICATIECRITERI A
|
31
|
9.
|
EIND TERMEN
|
31
|
|
9.1
|
Algemene eindtermen professioneel vuurwerk, pyrotechniek, veiligheid en gezondheid
|
31
|
|
9.2
|
Eindtermen groot vuurwerk
|
31
|
|
9.3
|
Eindtermen pyrotechnische speciale effecten
|
32
|
10.
|
TOETSMETHODIEK BIJ INITIËLE CERTIFICATIE
|
33
|
|
10.1
|
Toetstermen
|
33
|
|
10.2
|
Beoordelingsmethode
|
41
|
|
10.3
|
Cesuur examen
|
45
|
11.
|
HERCERTIFICATIE
|
47
|
12.
|
HET CERTIFICAAT
|
47
|
13.
|
GELDIGHEIDSCONDITIES
|
48
|
|
|
|
|
BIJLAGE A GEDRAGSCODE VUURWERKDESKUNDIGE
|
48
|
|
BIJLAGE B: OVERGANGSREGELING
|
49
|
Deel I: Algemene Bepalingen
Deel I van dit certificatieschema bevat algemene uitgangspunten en bepalingen voor
certificatie door CKI’s en voorwaarden waar onder de afgifte van certificaten dient
te gebeuren. Beschreven wordt achtereenvolgens:
-
• Het werkveld waarop dit certificatieschema betrekking heeft,
-
• Definities,
-
• Een beschrijving van de specifieke kenmerken van het werkveld waar onder een risicoanalyse,
-
• Het certificatiereglement,
-
• Het examenreglement, en
-
• Bepalingen met betrekking tot toezicht.
1. Inleiding
Dit werkveldspecifieke certificatieschema voor personen is door het CCvD-VD opgesteld.
Het betreft certificatie van vakbekwaamheid op het gebied van het uitvoeren van werkzaamheden
met professioneel vuurwerk.
Door het ministerie van SZW is het schema vastgesteld. Dit vastgestelde schema vervangt
daarmee eerdere versies.
De te certificeren vakbekwaamheid betreft:
-
• Groot Vuurwerk (het ter plaatse tot ontbranding brengen, opbouwen, installeren, monteren,
assembleren en na ontbranding verwijderen, het bewerken in een inrichting als bedoeld
in artikel 3.2.1 van het Vuurwerkbesluit, afgekort: GV);
-
• Pyrotechnische Speciale Effecten (het ter plaatse tot ontbranding brengen, opbouwen,
installeren, monteren, assembleren en na ontbranding verwijderen van pyrotechnische
speciale effecten, het bewerken in een inrichting als bedoeld in artikel 3.2.1 van
het Vuurwerkbesluit, afgekort: PSE);
-
• Het verwerken, verpakken en herverpakken van professioneel vuurwerk in een inrichting
(beperkt toepassingsgebied: het tot ontbranding brengen, opbouwen, installeren, monteren,
assembleren, na ontbranding verwijderen en bewerken, (voor)monteren en assembleren
is uitgesloten, afgekort: BT).
Het certificatiesysteem van de Certificatie Instelling (CKI) moet zijn gestructureerd
in overeenstemming met de eisen uit de ISO/IEC 17024: 2003 en IAF GD 24:2004.
2. definities
Begrip of afkorting
|
:
|
Betekenis
|
Aanvrager van een certificaat
|
:
|
De persoon die bij de certificatie-instelling een aanvraag doet voor het afgeven van
een certificaat voor vuurwerkdeskundige.
|
Aanwijzing
|
:
|
Aanwijzing van een instelling bij of krachtens wettelijk voorschrift door de minister
van SZW.
|
Beoordeling
|
:
|
Beoordeling (initiële, of her-) door de nationale accreditatie-instantie van instellingen
op basis van het door de minister van SZW vastgestelde WDA&T, op grond waarvan de
nationale accreditatie-instantie schriftelijk rapporteert of de instelling competent
is om wettelijk verplichte certificaten af te geven. Bij het vaststellen van het WDA&T
door de minister van SZW wordt zoveel mogelijk aangesloten bij internationale systematiek
en normen.
|
BHST
|
:
|
Stichting die een wettelijke certificatieregeling beheert. In onderhavig geval is
dit de Stichting Certificering Vuurwerk en Explosieven (SCVE).
|
Calamiteit
|
:
|
Een (ernstige) ongewenste gebeurtenis waarbij gevaar voor gezondheid en veiligheid
bestaat.
|
Certificaat
|
:
|
Een certificaat in de zin van artikel 20 Arbowet. Een certificaat wordt beschouwd
als een verklaring van overeenstemming (conformiteitsverklaring) zoals bedoeld in
de relevante accreditatie-normen.
|
Certificaathouder
|
:
|
Persoon die in het bezit is van een geldig wettelijk verplicht certificaat.
|
Certificatieproces
|
:
|
Alle activiteiten via welke een CKI beoordeelt en besluit of een persoon voldoet en
blijft voldoen aan de normen, zoals opgenomen in het werkveldspecifieke certificatieschema.
|
Certificatiereglement
|
:
|
Bepalingen voor de uitvoering van het certificatieproces en de relaties tussen kandidaat
en CKI.
|
Certificatiesysteem
|
:
|
Set van procedures en middelen benodigd om het certificatieproces uit te voeren per
certificatieschema, dat leidt tot de uitgifte van een certificaat van vakbekwaamheid,
inclusief onderhoud.
|
Certificerings- en Keuringsinstelling (CKI)
|
:
|
Kalibratie- of conformiteitsbeoordelingsinstellingen zoals certificatie-instellingen,
keuringsdiensten van gebruikers, laboratoria, inspectie-instellingen en testinstituten.
|
Censuur
|
:
|
De grens tussen de hoogste toetsscore waaraan een onvoldoende en de laagste toetsscore
waaraan een voldoende wordt toegekend.
|
CCvD-VD
|
:
|
Het Centraal College van Deskundigen, onderdeel van en gefaciliteerd door SCVE, dat
belanghebbende partijen in een bepaalde sector of branche de mogelijkheid biedt tot
deelname bij het opstellen en onderhouden van werkveldspecifieke documenten op zodanige
wijze dat sprake is van een evenwichtige en representatieve vertegenwoordiging van
deze partijen.
|
Competentie
|
:
|
Gedemonstreerd vermogen om kennis en vaardigheden toe te passen en, waar relevant,
gedemonstreerde persoonlijke eigenschappen, zoals gedefinieerd in het certificatieschema.
|
Consumentenvuurwerk
|
:
|
Vuurwerk dat bestemd is voor particulier gebruik. Consumentenvuurwerk wordt (beschouwd
als) professioneel vuurwerk als consumentenvuurwerk wordt bestemd voor gebruik tijdens
een evenement of voorstelling (met uitzondering van het tot ontbranding brengen tussen
31 december 10.00 uur en 1 januari 02.00 uur en met uitzondering van het tot ontbranding
brengen van fop- en schertsvuurwerk gedurende het gehele jaar) en/of als consumentenvuurwerk
wordt bewerkt ten behoeve van een evenement of voorstelling.
|
Controle
|
:
|
Periodieke beoordeling door de nationale accreditatie-instantie van CKI’s tegen de
voor beoordeling geldende regels van de minister (WDA&T).
|
Deskundige
|
:
|
Een persoon die over zodanige theoretische en praktische vakbekwaamheid beschikt dat
hij in staat is om op een veilige en adequate wijze met professioneel vuurwerk te
kunnen werken.
|
Eindtermen
|
:
|
Een omschrijving van het geheel aan kennis, vaardigheden en hou- dingen van een specifiek
vakbekwaamheidgebied ten behoeve van het toetsen van examenkandidaten.
|
Entreecriteria
|
:
|
Criteria, zoals vooropleiding en werkervaring, waaraan de kandidaat moet voldoen om
toegelaten te worden tot het certificatieproces.
|
Examen
|
:
|
Het geheel van toetsopgaven (toetsvragen en/of toetsopdrachten), bedoeld om de individuele
kandidaat te kunnen beoordelen in de mate waarin hij of zij aan de eindtermen conform
de normen voldoet.
|
Examencommissie
|
:
|
Commissie binnen de structuur van de CKI onder wiens verantwoordelijkheid de examens
worden afgenomen.
|
Examenreglement
|
:
|
Bepalingen voor de uitvoering van examens in de relatie tussen de kandidaat en de
exameninstelling.
|
Grondige kennis
|
:
|
Parate kennis die nodig is om veilig met professioneel vuurwerk te kunnen werken (feitenkennis),
alsmede inzicht om deze kennis toe te kunnen passen in alle voorkomende situaties,
zowel bekende als nieuwe en onbekende situaties.
|
Groot vuurwerk
|
:
|
Professioneel vuurwerk dat bestemd is voor gebruik buiten (open lucht) tijdens een
evenement of voorstelling. Consumentenvuurwerk dat wordt bestemd voor gebruik tijdens
een evenement of voorstelling of dat wordt bewerkt ten behoeve van een evenement of
voorstelling wordt aangemerkt als groot vuurwerk.
|
Kennis
|
:
|
Informatie waarvan de deskundige op de hoogte dient te zijn, en waarvan de deskundige
dient te weten dat deze van belang is voor het werken met professioneel vuurwerk.
|
Klacht
|
:
|
Mondelinge, telefonische of schriftelijke uiting waaruit blijkt dat niet aan de gestelde
eisen of aan de verwachtingen is voldaan.
|
Nuffic
|
:
|
Nederlandse non-profit dienstverlenende organisatie en expertisecentrum op het terrein
van internationaal georiënteerd onderwijs die is gevestigd in Den Haag.
|
Professioneel vuurwerk
|
:
|
Vuurwerk, niet zijnde consumentenvuurwerk. Indien er sprake is van vuurwerk dat niet
voldoet aan de eisen voor consumentenvuurwerk, levert dat een indicatie op dat het
professioneel vuurwerk betreft. Voor het onderscheid tussen consumentenvuurwerk en
professioneel vuurwerk is niet de aard van het vuurwerk, maar de bestemming beslissend.
Er zijn twee categorieën professioneel vuurwerk te onderscheiden, te weten Pyrotechnische
Speciale Effecten en Groot Vuurwerk.
|
Pyrotechnische Speciale Effecten
|
:
|
Professioneel vuurwerk dat bestemd is voor gebruik tijdens een evenement of voorstelling
met geringe publieksafstanden en waarvan door de fabrikant of importeur is aangegeven
dat het voor dit gebruik geschikt is.
|
Risicoanalyse
|
:
|
Risicoanalyse met betrekking tot het functioneren van de CKI, waaruit motivatie, voor
te maken keuzes in werkveldspecifiek probleemgebied, blijkt, op te nemen in het beoogde
werkveldspecifieke certificatieschema.
|
Toezicht
|
:
|
Het verzamelen van de informatie over de vraag of een handeling of zaak voldoet aan
de daaraan gestelde eisen, het zich daarna vormen van een oordeel daarover en het
eventueel naar aanleiding daarvan interveniëren.
|
Vakbekwaamheidseisen
|
:
|
De eisen die, binnen een bepaald werkveld of een bepaalde beroepsgroep, gesteld worden
aan personen met betrekking tot hun kennis, vaardigheden en houdingen inzake specifieke
handelingen of taken.
|
Vakbekwaamheidsgebied
|
:
|
Aanduiding van het werkveld, de functie, of een geheel aan taken waar bepaalde vakbekwaamheidseisen
op betrekking hebben.
|
Werken met
|
:
|
Het tot ontbranding brengen, ten behoeve daarvan ter plaatse opbouwen, installeren,
monteren, assembleren en na ontbranding verwijderen, alsmede het bewerken, verwerken,
verpakken, herverpakken, voormonteren, monteren en assembleren van professioneel vuurwerk
in een inrichting als bedoeld in het Vuurwerkbesluit.
|
Werkplan (bedoeld in artikel 4.9 eerste lid van het Arbobesluit)
|
:
|
Document waarin beschreven de werkzaamheden in algemene zin, de specifieke werkzaamheden
op het gebied van groot vuurwerk en/of pyrotechnische speciale effecten, de risico’s
verbonden aan de werkzaamheden, een beschrijving van te nemen c.q. genomen maatregelen
en ondertekend door de persoon die het certificaat van vakbekwaamheid professioneel
vuurwerk bezit.
|
WDA&T
|
:
|
Term gebruikt door SZW voor een werkveldspecifiek document van aanwijzing en toezicht.
Daarin zijn de normen vastgelegd waaraan CKI’s dienen te voldoen om aangewezen te
worden door de minister van SZW. Ook bevat het de voorwaarden waarbinnen aanwijzing
plaatsvindt.
|
WDAT-VD
|
:
|
Werkveldspecifiek document voor Aanwijzing en Toezicht voor het persoonscertificaat
Vuurwerkdeskundige (VD).
Documentnummer: WDAT-VD: 2011, versie 01.
|
WSCS
|
:
|
Term gebruikt door SZW voor een werkveldspecifiek certificatieschema dat door de minister
van SZW is geaccepteerd te gebruiken binnen een specifieke aanwijzing als CKI voor
personen, producten of systemen.
|
WSCS-VD
|
:
|
Werkveldspecifiek certificatieschema voor het persoonscertificaat Vuurwerkdeskundige
(VD). Documentnummer: WSCS-VD: 2012, versie 01.
|
3. Werkveldspecifieke kenmerken
Het tot ontbranding brengen van professioneel vuurwerk, het ter plaatse opbouwen,
installeren, monteren, assembleren en na ontbranding verwijderen van professioneel
vuurwerk, alsmede het bewerken, verwerken, verpakken, herverpakken, voormonteren,
monteren en assembleren van professioneel vuurwerk in een inrichting als bedoeld in
artikel 3.2.1 Vuurwerkbesluit, betreft een risicovolle beroepsactiviteit. Om het maatschappelijke
belang – veiligheid en gezondheid in verband met de arbeid – te waarborgen, is door
de overheid gekozen voor een wettelijk verplicht certificatieschema voor de borging
van de vakbekwaamheid van vuurwerkdeskundigen.
3.1 Beschrijving schema
Dit werkveldspecifieke certificatieschema (WSCS-VD) heeft betrekking op arbeid in
relatie tot professioneel vuurwerk. Het WSCS is door de minister van SZW vastgesteld.
Dit vastgestelde schema vervangt eerdere versies. Op- en of aanmerkingen over het
certificatieschema kunnen worden ingediend bij het Centraal College van Deskundigen
VD.
3.2 Actieve partijen
Binnen het kader van dit certificatieschema zijn actief:
Certificatie-instellingen
|
Certificatie-instellingen (CKI’s) worden door SZW aanwezen voor de uitvoering van
deze certificatieregeling en zijn verantwoordelijk voor de uitgifte en inname van
persoonscertificaten Vuurwerkdeskundige.
De organisatie van examens in het kader van deze certificatieregeling kan door CKI’s
worden uitbesteed aan exameninstellingen. Deze dienen op basis van een onderzoek door
een CKI te worden geaccepteerd en zijn verantwoordelijk voor het organiseren van examens.
|
Stichting Certificatie Vuurwerk en Explosieven (SCVE)
|
De SCVE is eigenaar van deze certificatieregeling en als zodanig bevoegd met CKI’s
overeenkomsten aan te gaan die hen in de gelegenheid stellen persooncertificaten Vuurwerkdeskundige
uit te geven. Een CKI moet hiervoor tevens zijn aangewezen door SZW.
|
Centraal College van Deskundigen Vuurwerkdeskundige (CCvD-VD)
|
Het CCvD-VD fungeert als ‘scheme committee’ zoals bedoeld in paragraaf 4.2.3 van ISO/IEC
17024:2003 en is verantwoordelijk voor de ontwikkeling en het beheer van de certificatieregeling.
In het CCvD-VD zijn de bij de certificatieregeling belanghebbende partijen evenwichtig
vertegenwoordigd, dat wil zeggen zodanig dat geen enkel belang overheerst.
|
Examencommissies
|
Elke exameninstelling heeft een examencommissie die verantwoordelijk is voor de ontwikkeling
en het onderhoud van examenvragen en -opdrachten op basis van deze certificatieregeling.
Een examencommissie bestaat uit deskundigen met betrekking tot de certificeren vakbekwaamheid
enerzijds en het ontwikkelen van examens anderzijds.
|
Certificaathouder
|
De houder van het WSCS-VD dient zich te houden aan de gestelde eisen, mee te werken
aan alle vormen van toezicht binnen het kader van dit certificatieschema en de kosten
te vol doen die door de CKI’s van zijn keuze gemaakt worden bij het beoordelen
en houden van toezicht.
In de praktijk worden de kosten meestal gedragen door de werkgever van de certificaathouder.
|
3.3 Risicoanalyse en afbreukcriteria
Onder verantwoordelijkheid van het CCvD-VD is een risicoanalyse opgesteld van de gevaren
en de risico’s in het werkveld. Deze beoordeling is weergegeven in onderstaande tekst.
De risicoanalyse en de hieruit naar voor gekomen afbreukcriteria gelden als basis
voor het uitwerken van werkveldspecifieke eisen
De volgende taken komen voor bij het professioneel werken met vuurwerk:
-
• In ontvangst nemen;
-
• Intern transporteren;
-
• Opslaan;
-
• Bewerken in een inrichting;
-
• Verwerken, verpakken en herverpakken;
-
• Verplaatsing naar de ontbrandingslocatie;
-
• Opbouwen, installeren, monteren en assembleren;
-
• Ter plaatse tot ontbranding brengen;
-
• Na ontbranding verwijderen.
De belangrijkste risico’s bij het werken met vuurwerk zijn verwonding of schade door
brand en/of explosie als gevolg van een voortijdige en onbedoelde ontbranding. Deze
risico’s komen voort uit de chemische reacties tussen de uitgangsstoffen in vuurwerk.
Deze kunnen ‘normaal’ verbranden, maar ook deflagreren, dat wil zeggen explosief verbranden.
Bij de explosie verbranding (deflagratie), die vele malen sneller verloopt dan een
gewone verbranding, treden drukeffecten op omdat in een zeer korte tijd grote hoeveelheden
hete gassen worden geproduceerd. Wanneer dit plaatsvindt in een afgesloten houder,
dan kan de druk zo hoog oplopen dat de houder explodeert. Wanneer dit voortijdig en
onbedoeld gebeurt, dan is de kans op verwonding of schade door brand en/of explosie
het grootst. Aangezien een voortijdige ontbranding door een voldoende, maar onbedoelde,
uitwendige energietoevoer gestart kan worden (hitte, wrijving, slag of stoot), dient
deze onbedoelde energietoevoer bij de omgang en behandeling van vuurwerk voorkomen
te worden.
Andere risico’s die zich voordoen bij het werken met vuurwerk zijn:
-
• Niet ontbrand weer terugkomen (blindgangers);
-
• Scherfwerking;
-
• Uitworp van (brandende) delen;
-
• Geluid, rook en stofdeeltjes.
4. Certificatiereglement
4.1 Doelstelling
Dit reglement omschrijft de procedures die relevant zijn voor het juist toepassen
van het WSCS-VD. Hierbij moet gedacht worden aan onder meer procedures van aanvraag,
de examinering, de wijze waarop de uitslag bekend gemaakt wordt en condities met betrekking
tot de certificatie, de afgifte van certificaten/verklaringen, procedures bij het
uitvoeren van keuringen, klachtenafhandeling en herziening.
4.2 Certificatieprocedure
De kandidaat Vuurwerkdeskundige dient bij de CKI, in overeenstemming met dit certificatiereglement,
een aanvraag in voor het persoonscertificaat Vuurwerkdeskundige. Vervolgens verstrekt
de CKI alle relevante informatie over de gang van zaken bij het gehele certificatieproces.
4.3 Certificatiebeslissing
De certificatiebeslissing wordt genomen door een functionaris van de CKI die niet
betrok- ken is geweest bij de beoordeling van de kandidaten en daartoe is gekwalificeerd
en aangesteld conform het kwaliteitssysteem en de procedures die de CKI heeft op grond
van het werkveldspecifieke schema voor aanwijzing en toezicht.
4.4 Geldigheidsduur van het certificaat
Onder verantwoordelijkheid van het CCvD-VD is een risicoanalyse opgesteld van de gevaren
en de risico’s in het werkveld. Deze beoordeling is weergegeven in paragraaf 3.3.
De risicoanalyse en de hieruit naar voor gekomen afbreukcriteria gelden als basis
de maximale geldigheidsduur van het persoonscertificaat Vuurwerkdeskundige. Deze is
door het CCvD-VD vastgesteld op 3 jaar.
4.5 Geldigheidscondities
Met betrekking tot de geldigheid van het certificaat worden condities gesteld. Indien
niet voldaan wordt aan deze condities kan dit consequenties hebben voor het certificaat.
De condities en de wijze waarop daarop door de CKI toegezien dient te worden, worden
opgesteld door het CCvD-VD en vastgelegd in dit certificatieschema.
4.6 Klachtenregeling
Klachten over de CKI
Een adequate behandeling van klachten is belangrijk voor het creëren van vertrouwen
in certificatie en belangrijk voor de bescherming van zowel de certificaathouders
als de gebruikers van certificaten.
Aan een CKI worden onder meer de volgende eisen gesteld:
-
• Een openbaar toegankelijke klachtenprocedure dient aanwezig te zijn.
-
• de klachtenprocedure bevat minimaal het volgende: een beschrijving van het proces
van ontvangen, onderzoeken en beoordelen van de klacht; de wijze van volgen van de
klacht en acties als vervolg daarop; en de wijze waarop wordt verzekerd dat correctieve
acties worden uitgevoerd.
-
• De beslissing over de reactie op de klacht dient te worden genomen door personen die
niet betrokken zijn bij het onderwerp van de klacht.
-
• Indieners van klachten dienen, indien mogelijk, op de hoogte te worden gehouden van
de ontvangst van de klacht, de voortgang van behandeling en de uitkomst.
Klachten over het bedrijf of de persoon
Indien de CKI klachten van derden, zoals een opdrachtgever, ontvangt over het voldoen
aan dit schema door het bedrijf of de persoon die een aanvraag voor het certificaat
heeft ingediend of certificaathouder is, dient de CKI de klager te verwijzen naar
het bedrijf of de persoon. De CKI dient de klacht te betrekken bij de eerstvolgende
beoordeling bij het betreffende bedrijf of de betreffende persoon.
Echter, indien het naar de mening van de CKI een ernstige klacht betreft, dient de
CKI, naast de behandeling door het bedrijf of de persoon, zelf ook direct te beoordelen
of de klacht gevolgen dient te hebben voor de beslissing m.b.t. certificatie. In dat
geval dient de CKI af te wegen of het gewenst is een extra beoordeling uit te voeren.
De kosten van deze extra beoordeling komen in beginsel voor rekening van de certificaathouder.
Klachtenregeling
Inleiding
In deze werkinstructie wordt de afhandeling van een klacht besproken. Voor iedere
afzonderlijke klacht wordt een apart klachtenformulier ingevuld.
Werkwijze
Wanneer iemand probeert een klacht telefonisch of mondeling te melden, wordt aan hem/haar
gevraagd deze schriftelijk te verwoorden. Als een klacht schriftelijk binnenkomt wordt
deze meteen naar de kwaliteitsmanager gebracht en indien de klachtafhandelaar duidelijk
is krijgt hij/zij meteen een kopie van de klacht.
De kwaliteitsmanager registreert de klacht op een klachtenformulier en stelt de directeur
CKI op de hoogte van de klacht. De directeur van de CKI wijst de klachtafhandelaar
aan. De kwaliteitsmanager vermeldt de klachtafhandelaar op het klachtenformulier en
brengt de klachtafhandelaar schriftelijk op de hoogte van de klacht. De klachtafhandelaar
informeert de indiener van de klacht schriftelijk over de ontvangst van de klacht.
Eenvoudige zaken
Klachtafhandelaar stuurt klacht door naar betrokken bedrijf/persoon; stelt indiener
op de hoogte, legt een dossier aan t.b.v. de voortgangsbewaking en neemt de afhandeling
van de klacht mee door bedrijf/persoon bij eerstvolgende beoordeling.
Ernstige klachten
Klachtafhandelaar beoordeelt de klacht en stelt vast of de klacht een incident betreft
of dat de klacht moet leiden tot een aanpassing in de werkwijze.
Indien het een incident betreft, wordt de indiener daarvan op de hoogte gesteld. De
klachtafhandelaar bedenkt samen met de indiener binnen drie weken na het indienen
van de klacht een oplossing voor de afhandeling en betrekt bedrijf/persoon hierbij.
De oplossing zoals die met de indiener is besproken wordt vastgelegd op het klachtenformulier.
Hier wordt tevens vermeld dat het gaat om een incident.
Indien de klacht een aanpassing van de werkwijze vergt bedenkt de klachtafhandelaar
binnen 10 dagen een verbetervoorstel en bespreekt dit met de kwaliteitsmanager en
betrekt bedrijf/persoon hierbij. Het verbetervoorstel moet een structurele verbetering
inhouden van de werkwijze. Het verbetervoorstel wordt ingevuld op het klachtenformulier.
De klachtafhandelaar stelt de indiener op de hoogte van de afhandeling van de klacht.
De kwaliteitsmanager maakt de gewijzigde werkwijze bekend.
De kwaliteitsmanager start, indien nodig, een vervolgonderzoek naar de invoering van
het verbetervoorstel. De bevindingen worden vastgelegd op het klachtenformulier. Het
klachtenformulier wordt gearchiveerd.
4.7 Bezwaarprocedure
Inleiding
Onderstaand worden de stappen beschreven die nodig zijn voor het afhandelen van een
bezwaarschrift. Een dergelijk bezwaarschrift kan bijvoorbeeld ingediend worden tegen
besluiten van de CKI inzake het niet (opnieuw) verlenen, schorsen of intrekken van
een certificaat.
Werkwijze
Algemeen:
-
• Een door of namens de CKI genomen besluit, dat is een definitieve uitslag of eindoordeel,
wordt schriftelijk ter kennis van de belanghebbende gebracht.
-
• Onder een besluit wordt tevens verstaan het weigeren te beslissen of het niet tijdig
nemen van een beslissing.
-
• De CKI stelt de belanghebbende in haar correspondentie in kennis van de mogelijkheid
van het indien van een bezwaarschrift door middel van de volgende clausule:
‘Ingevolge de CKI procedure ‘bezwaarschriftprocedure’ kan door een belanghebbende
met betrekking tot dit besluit een bezwaarschrift ingediend worden. Daartoe moet
binnen zes weken na de datum van verzending van het besluit een bezwaar worden ingediend
bij de CKI. In het bezwaarschrift moet gemotiveerd worden aangegeven waarom het gegeven
besluit niet juist gevonden wordt. Verzocht wordt bij het bezwaarschrift een kopie
van het bestreden besluit toe te voegen.’
-
• Het bezwaarschrift dient in ieder geval de volgende elementen te bevatten:
-
• Het bezwaarschrift schort de werking van het besluit niet op.
-
• Het bezwaarschrift leidt tot heroverweging van het besluit waartegen het is gericht.
Het bezwaar wordt niet-ontvankelijk verklaard:
-
• indien niet aan de gestelde termijn van indienen wordt voldaan. Dit geldt niet als
de indiener aantoont dat hij redelijkerwijs niet in verzuim is geweest
-
• in andere gevallen dan genoemd onder a, als geen gebruik gemaakt wordt van de door
de CKI geboden gelegenheid tot verzuimherstel
-
• het bezwaar wordt verder niet-ontvankelijk verklaard als het, bij het niet van toepassing
zijn van een termijn, onredelijk laat wordt ingediend. Dit geldt uitsluitend wanneer
het bezwaar betrekking heeft op het niet tijdig nemen van een besluit.
Procedure
-
• De CKI neemt kennis van het bezwaarschrift en bevestigt binnen twee weken de ontvangst.
-
• De CKI biedt gelegenheid tot het horen van de indiener.
-
• Het bezwaarschrift wordt gemeld bij de kwaliteitsmanager die het bezwaar registreert.
-
• Het horen betreft met name de vakinhoudelijke aspecten die geleid hebben tot het besluit
en dient binnen in beginsel zes weken na het vaststellen dat een hoorprocedure aan
de orde is, plaats te vinden.
-
• Het horen kan geschieden door de CKI of door een of meer door de CKI benoemde ter
zaken kundige(n). Het horen geschiedt door een persoon of personen die niet betrokken
is/zijn geweest bij de voorbereiding van het besluit, en geen binding hebben met de
belanghebbende.
-
• Het horen geschiedt op een door de CKI te bepalen tijdstip binnen de gangbare kantooruren.
-
• Relevante stukken kunnen tot 10 dagen voor de hoorzitting worden ingediend en liggen
gedurende een week voor de zitting ter inzage.
-
• Van het horen wordt afgezien indien het verzoek om herziening kennelijk niet-ontvankelijk
of kennelijk ongegrond is, inmiddels aan het verzoek is tegemoetgekomen, of indien
belanghebbende verklaart hiervan geen gebruik te maken.
-
• Van het horen wordt een verslag gemaakt. Het verslag wordt bij de beslissing op het
bezwaar gevoegd.
-
• De hoorcommissie brengt tevens advies aan de CKI.
Beslissing op het bezwaarschrift
-
• De CKI beslist aan de hand van de haar ter beschikking staande gegevens binnen zes
weken, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift
is verstreken. De beslistermijn kan eenmaal met ten hoogste 6 weken worden verlengd.
Daarna kan de termijn slechts met toestemming van de belanghebbende worden verlengd.
-
• De CKI zal, bij het gegrond verklaren van het bezwaar, de beslissing herroepen en
een nieuwe beslissing ter zake nemen.
-
• Van haar beslissing op het bezwaar zal de CKI de onderbouwing en motivering aan belanghebbende
meedelen.
Bestuursrechter
-
• Indien de inhoud of strekking van de nieuwe beslissing de belanghebbende hiertoe aanleiding
geeft, dient hij zich in voorkomend geval te wenden tot de bestuursrechter.
-
• De CKI zal de belanghebbende in haar beslissing op bezwaar wijzen op deze mogelijkheid.
4.8 Register voor vakbekwaamheid
De CKI registreert de gegevens van de certificaathouder. Deze gegevens worden conform
de overeenkomst met SCVE tenminste zo vaak als mutaties zich voordoen ter kennisgeving
elektronisch verzonden aan het secretariaat van SCVE. De CKI zet een certificaatregister
Vuurwerkdeskundige op conform wettelijke bepalingen. Dit register wordt via internet
toegankelijk gemaakt. De CKI is verantwoordelijk voor het beheer van het register.
Vanaf de website van SCVE wordt doorgelinkt naar de website van de CKI met daarop
het certificaatregister.
4.9 Norminterpretatie
Het CCvD-VD dient te zorgen voor eenduidige norminterpretatie van dit WSCS-VD. Toch
kan het voorkomen dat er in de operationele fase verschillende interpretaties bestaan
van één of meerdere dit werkveldspecifieke certificatieschema gehanteerde begrippen.
Mocht het gebeuren dat certificaathouders, de CKI of andere belanghebbenden uiteenlopende
definities hanteren en hierover meningsverschillen bestaan, dan dienen afwijkende
interpretaties te worden voorgelegd aan het CCvD-VD.
5. Examenreglement
Dit reglement bevat bepalingen voor de voorbereiding, uitvoering en beoordeling van
examens ten behoeve van het WSCS-VD.
5.1 Doelstelling
Dit examenreglement is onderdeel van het certificatieschema SCVE-VD. De examinering
geschiedt onder verantwoordelijkheid van De CKI en bestaat uit de volgende delen:
-
• Pyrotechnische Speciale Effecten: examen bestaande uit drie onderdelen;
-
• Groot Vuurwerk: examen bestaande uit drie onderdelen;
-
• Het bewerken, verwerken, verpakken, herverpakken, voormonteren, monteren en assembleren
van professioneel vuurwerk in een inrichting: examen bestaande uit drie onderdelen.
5.2 De exameninstelling
De exameninstelling dient het examenreglement, zoals bedoeld in 5.1 te hanteren waarin
de volgende zaken opgenomen dienen te zijn:
-
a) ingangsdatum van het certificaat;
-
b) eventuele entree-eisen voor deelname aan het examen (in dit geval zijn geen entree-
eisen vastgesteld);
-
c) de aanvraagprocedure bij de CKI;
-
d) bevestiging van deelname en oproep;
-
e) identificatie van de deelnemers;
-
f) toelating en afwezigheid;
-
g) examenduur en wijze van examinering;
-
h) gedragsregels voor kandidaten;
-
i) regeling aangepast examen;
-
j) normen voor slagen en afwijzen;
-
k) bekendmaking van de uitslag door de CKI aan de kandidaat;
-
l) bewaartermijn van de examendocumenten zoals uitwerkingen en beoordelingsformulieren;
-
m) inzagerecht;
-
n) geldigheidsduur van het examenresultaat.
De exameninstelling en de CKI hebben zich aan elkaar verbonden door middel van een
overeenkomst. De CKI dient zich hierbij te houden aan artikel 4.5 ‘subcontracting’
van ISO/IEC 17024. De CKI is verplicht aan SCVE te melden dat examens worden afgenomen
door een externe exameninstelling en welke instelling het betreft.
5.3 Eisen te stellen aan het examenpersoneel
Examenpersoneel moet voldoen aan de algemene, vakinhoudelijke en onafhankelijkheidseisen
van de CKI zoals opgenomen in competentieprofielen en andere relevante documenten.
Het selectieproces moet garanderen dat examenpersoneel dat (een deel van) een examen
afneemt ten minste voldoet aan de volgende eisen:
-
• Algemeen:
-
− Minimaal 1 jaar aantoonbare ervaring in het afnemen van examens;
-
− Aantoonbaar geïnstrueerd door de exameninstelling m.b.t. de taken en verant- woordelijkheden
en het hanteren van het examenreglement;
-
• Vakinhoudelijk:
-
− Beschikken over een geldig persoonscertificaat in het te examineren toepassingsgebied,
dat wil zeggen PSE, GV of BT;
-
− Beschikken over ten minste drie jaar werkervaring in het te examineren toepassingsgebied.
-
• Onafhankelijkheid:
-
− Niet als docent betrokken zijn geweest bij de opleiding van de te examineren kandidaten;
-
− Geen persoonlijke of zakelijke banden hebben met de te examineren kandidaten. Indien
examenpersoneel een potentieel belangenconflict heeft bij het examineren van een kandidaat,
dient de CKI maatregelen te nemen om te garanderen dat de betrouwbaarheid en onpartijdigheid
van het examen niet in diskrediet worden gebracht. Deze maatregelen dienen vastgelegd
te worden.
Voor de aanstelling en begeleiding van nieuwe examinatoren, dient een exameninstelling
te beschikken over een gedocumenteerde procedure.
5.4 Eisen te stellen aan het examen
5.4.1 Beslotenheid van examens
Medewerkers van de certificatie-/exameninstellingen dragen zorg voor de absolute geheimhouding
van de examenopgaven, voor zover deze opgaven geen onderdeel uitma- ken van een publieke
norm. Verificatie en implementatie hiervan dient te geschieden door de CKI. Medewerkers
van de exameninstelling hebben een verklaring van geheim- houding ondertekend.
5.4.2 Algemene regels bij de uitvoering van examens
Te stellen eisen aan de examenlocatie zijn:
-
• Invloeden van buitenaf mogen het examenproces niet beïnvloeden of verstoren;
-
• Er dient een acceptabel klimaat te heersen (voldoende licht, verwarming, ventilatie,
enzovoorts);
-
• De ruimte voor het examen moet groot genoeg zijn om kandidaten op circa 1 meter van
elkaar te plaatsen, zodat fraude wordt tegengaan;
-
• Er dient een ruimte voor de opvang van de kandidaten beschikbaar te zijn;
-
• Er dienen nabij de examenlocatie sanitaire voorzieningen beschikbaar te zijn;
-
• nabij de locatie dient voor de toezichthouder een telefoon (bij voorkeur voorzien
van een rechtstreekse buitenlijn) beschikbaar te zijn. Een mobiele telefoon voldoet
ook;
-
• voor elke kandidaat dient een tafel (minimaal circa 0,5 x 0,7 m) en stoel aanwezig
te zijn en voor de toezichthouder(s) een bij voorkeur grotere tafel en stoel;
Te stellen eisen aan het examen zijn:
-
• Voor het examen dienen op basis van het aantal te examineren kandidaten voldoende
gebundelde opgaven en uitwerkpapier aanwezig te zijn.
-
• Indien op één examenlocatie tijdens één examendag op twee verschillende momenten een
theorie-examen wordt afgenomen, dienen er twee verschillende versies gebruikt te worden.
-
• Uitgangspunt is dat een schriftelijk examen in de Nederlandse taal wordt afgenomen.
5.5 Beheer itembank
Elke exameninstelling is verantwoordelijk voor het beheer van haar eigen itembank.
Dit geschiedt onder strikte geheimhouding door de examencommissie van de exameninstelling.
6. Toezicht
Het doel van het toezicht is om de vakbekwaamheid van gecertificeerd personeel te
borgen. De CKI is verplicht te beoordelen of de certificaathouder voldoet aan de gestelde
eisen. Afhankelijk van het onderwerp van certificatie, de periode van certificatie
en de risicoanalyse wordt het toezicht ingevuld.
6.1 Medewerking aan toezicht
De certificaathouder is verplicht mee te werken aan toezicht door de CKI, de nationale
accreditatie-instelling, de Inspectie SZW en eventuele andere overheidsinstanties.
In de overeenkomst tussen de CKI en de certificaathouder worden de hiertoe benodigde
bepalingen opgenomen.
6.2 Frequentie van het toezicht
Het toezicht dat de CKI uitoefent op certificaathouders bestaat uit:
-
• het afhandelen van over certificaathouders ontvangen klachten en het onderzoeken van
ontvangen informatie over bij de uitvoering van werkzaamheden gepleegde strafbare
feiten.
-
• het jaarlijks op basis van een aselecte steekproef van tenminste 5% van de certificaathouders
beoordelen van de in hoofdstuk 13 voorgeschreven, door de certificaathouder bij te
houden, registratie over de periode sinds de afgifte van het persoonscertificaat.
De CKI rapporteert jaarlijks aan het CCvD-VD over het aantal en de aard van de over
certificaathouders ontvangen klachten en over de wijze waarop deze zijn afgehandeld
en eventueel ingestelde sancties naar aanleiding hiervan, het op de certificaathouders
uitgevoerde toezicht, de resultaten en eventueel ingestelde sancties naar aanleiding
hiervan. Indien het CCvD-VD op basis van deze rapportages van mening is dat aanvullend
toezicht gewenst is, kan door de minister van SZW, o.a. op advies van het CCvD-VD,
worden besloten tot aanvullende dan wel alternatieve controles. In deze paragraaf
zal in dat geval worden aangegeven uit waaruit deze controles dienen te bestaan, wat
hun omvang dient te zijn en met welke frequentie de controles worden uitgevoerd.
6.3 De wijze van uitvoering van het toezicht
Een klacht over het handelen van een certificaathouder binnen het toepassingsgebied
van het certificaat, kan door een belanghebbende worden ingediend bij de CKI of bij
de certificaathouder zelf. In dit laatste geval is de certificaathouder verplicht
deze klacht te registreren en meteen te melden aan de CKI. De certificaathouder is
tevens verplicht constatering of verdenking door het bevoegd gezag van bij de uitvoering
van werkzaamheden gepleegde strafbare feiten te registreren en meteen aan de CKI te
melden.
Jaarlijks beoordeelt de CKI op basis van een aselecte steekproef van tenminste 5%
van de certificaathouders de in hoofdstuk 13 voorgeschreven, door de certificaathouder
bij te houden, registratie over de periode sinds de afgifte van het persoonscertificaat.
Als werkervaringseis geldt hierbij dat aantoonbaar, tenminste tweemaal per periode
van 12 maanden sinds de datum van afgifte van het persoonscertifcaat, betreffende
soort arbeid binnen het toepassingsgebied Groot Vuurwerk c.q. Pyrotechnische Speciale
Effecten is verricht. Dit dient te blijken uit het overleggen van tenminste twee werkplannen
over elke periode van 12 maanden. Het werkplan dient te voldoen aan de eisen conform
art. 4.9 1e lid Arbobesluit en zoals bedoeld in bijlage XI van de Arboregeling. Voor
deze eis kan schriftelijk een gemotiveerd dispensatieverzoek ter besluitvorming worden
ingediend bij het CCvD-VD. Deze eis is niet van toepassing bij de aanvraag voor een
certificaat met een beperkt toepassingsgebied.
6.4 Verslag van bevindingen
De CKI stelt de certificaathouder schriftelijk en met opgave van redenen op de hoogte
van zijn beslissing naar aanleiding van het klachtenonderzoek. Eventuele extra kosten
die aan de maatregel zijn verbonden kunnen door de CKI aan de certificaathouder in
rekening worden gebracht. De CKI stelt een verslag op van de bevindingen van het toezicht.
Dit verslag wordt ter beschikking gesteld van de certificaathouder. Deze kan naar
aanleiding hiervan een klacht of herzieningsverzoek indienen bij de CKI. De daarbij
te volgen werkwijzen zijn beschreven in paragraaf 4.6 en 4.7 van onderhavig document.
6.5 Maatregelen (artikel 1.5 E Arbobesluit)
Indien blijkt dat een certificaathouder niet voldoet aan de eisen of normen in het
werkveldspecifieke certificatieschema heeft dit op zo kort mogelijke termijn maatregelen
door de CKI tot gevolg. Mogelijke maatregelen zijn het weigeren, schorsen of intrekken
van het certificaat.
Schorsen van het certificaat vindt plaats indien feiten worden gesignaleerd:
-
• tijdens een controle of een waarneming anderszins;
-
• naar aanleiding van ontvangen meldingen van de certificaathouder;
-
• naar aanleiding van bij de CKI ontvangen klachten;
-
• naar aanleiding van ontvangen informatie over bij de uitvoering van werkzaamheden
gepleegde strafbare feiten;
-
• naar aanleiding van ontvangen informatie over gepleegde strafbare feiten die een relatie
hebben met de werkzaamheden of de hierbij toegepaste middelen;
-
• naar aanleiding van handelingen waardoor de veiligheid of de gezondheid van werknemers
of derden in gevaar wordt gebracht;
-
• die door de CKI als tekortkomingen worden aangemerkt. Voorbeelden van tekortkomingen
zijn het niet naleven van de gedragscode vuurwerkdeskundige en het niet (volledig
en/of tijdig) bijhouden van een registratie, zoals beschreven in hoofdstuk 13 van
dit document.
Intrekken van het certificaat vindt plaats indien binnen de gestelde periode van schorsing
door de certificaathouder geen adequate corrigerende maatregelen zijn getroffen.
Weigeren van het certificaat vindt plaats indien de aanvrager bij initiële certificatie
niet voldoet aan de entreecriteria uit hoofdstuk 8 van dit document, dan wel bij hercertificatie
niet voldoet aan de criteria uit hoofdstuk 11. Verder vindt weigering plaats indien
van de aanvrager een eerder persoonscertificaat binnen het toepassingsgebied korter
dan een jaar geleden is ingetrokken.
Er dient door de CKI informatie-uitwisseling met de Inspectie SZW plaats te vinden
over geconstateerde gevaarlijke situaties bij werkzaamheden die door een afgegeven
of nog af te geven certificaat worden gereguleerd en waardoor de veiligheid of de
gezondheid van werknemers of derden in gevaar kan worden gebracht. Wanneer de CKI
op enigerlei wijze dergelijke feiten signaleert, zal deze dit terstond telefonisch
melden aan de Inspectie SZW. De melding zal door de CKI binnen 24 uur schriftelijk
worden bevestigd aan de Inspectie SZW.
Indien er sprake is van een sanctie wordt dit aan de certificaathouder kenbaar gemaakt.
Relevante informatie over de sanctie dient door de CKI ingebracht te worden in een
centraal registratiesysteem. Tevens dient de Inspectie SZW hiervan in kennis gesteld
te worden. De CKI zal, binnen 24 uur na het besluit tot het nemen van de sanctie,
de Inspectie SZW hierover schriftelijk berichten.
Indien een certificaathouder na een intrekking opnieuw gecertificeerd wil worden dient
dezelfde procedure doorlopen te worden als bij initiële certificatie. Bij het opleggen
van een sanctie dient de CKI aan te geven (en te registreren) na welke periode certificatie
weer is toegestaan. Opnieuw certificeren na een intrekking kan pas na een jaar na
de datum van intrekking. De CKI dient voor verstrekking van een certificaat bij het
centraal registratiesysteem te verifiëren of er geen sprake is van een intrekking
met de daaraan gekoppelde wachtperiode.
Deel II: Normen
Deel II van dit WSCS-VD bevat de normen die gelden voor een certificaat voor vakbekwaamheid
in een werkveld. Beschreven wordt achtereenvolgens:
-
• het onderwerp van certificatie,
-
• entreecriteria die gesteld worden om toegelaten te worden tot het certificeringsproces,
-
• de eindtermen die gelden ten behoeve van het certificaat,
-
• de wijze waarop het voldoen aan de eindtermen wordt beoordeeld en gerapporteerd,
-
• de beoordeling die plaatsvindt bij hercertificatie,
-
• te stellen eisen aan het certificaat,
-
• geldigheidscondities.
7. Onderwerp van certificatie
Dit WSCS-VD is opgesteld door het CCvD-VD. Het betreft certificatie van vakbekwaamheid
op het gebied van het uitvoeren van werkzaamheden met professioneel vuurwerk. Door
het Ministerie van SZW is het schema vastgesteld middels een statische verwijzing
in de Arboregeling. Dit vastgestelde schema vervangt daarmee eerdere versies.
De te certificeren vakbekwaamheid betreft:
-
• Groot Vuurwerk (het ter plaatse tot ontbranding brengen, opbouwen, installeren, monteren,
assembleren en na ontbranding verwijderen, het bewerken in een inrichting als bedoeld
in artikel 3.2.1 van het Vuurwerkbesluit, afgekort: GV);
-
• Pyrotechnische Speciale Effecten (het ter plaatse tot ontbranding brengen, opbouwen,
installeren, monteren, assembleren en na ontbranding verwijderen van pyrotechnische
speciale effecten, het bewerken in een inrichting als bedoeld in artikel 3.2.1 van
het Vuurwerkbesluit, afgekort: PSE);
-
• Het verwerken, verpakken en herverpakken van professioneel vuurwerk in een inrichting
(beperkt toepassingsgebied: het tot ontbranding brengen, opbouwen, installeren, monteren,
assembleren, na ontbranding verwijderen en bewerken, (voor)monteren en assembleren
is uitgesloten, afgekort: BT).
8. Certificatiecriteria
Voor de eerste afgifte van het wettelijk verplichte WSCS-VD volgt onderstaand een
opsomming van de eisen. Kandidaat dient te voldoen aan de volgende entreecriteria:
-
• Beschikken over een voor het toepassingsgebied relevant getuigschrift c.q. diploma
dat afgegeven is door een door de CKI geaccepteerde exameninstelling zoals beschreven
in hoofdstuk 5. De geldigheidsduur van het persoonscertificaat is gelimiteerd tot
maximaal drie jaar na de datum waarop het getuigschrift/diploma is behaald.
-
• Aantoonbaar minimaal tien maal betreffende soort arbeid binnen het toepassingsgebied
Groot Vuurwerk c.q. Pyrotechnische Speciale Effecten hebben verricht onder toezicht
van (een) certificaathouder(s) in de vijf jaar voorafgaand aan de aanvraag. De CKI
vraagt hiertoe onderliggende werkplannen of informatie ter inzage op.Het werkplan
dient te voldoen aan de eisen conform art. 4.9 1e lid Arbobesluit en zoals bedoeld
in bijlage XI van de Arboregeling. Deze eis geldt niet voor het toepassingsgebied
‘Het bewerken, verwerken, verpakken, herverpakken, voormonteren, monteren en assembleren
van professioneel vuurwerk in een inrichting’.
-
• Zich conformeren aan de gedragscode en dienovereenkomstig handelen.
-
• Beschikken over een recente (niet ouder dan zes maanden) Verklaring Omtrent Gedrag
in relatie tot het toepassingsgebied van het certificaat.
9. Eindtermen
De kandidaat voldoet aan de volgende eindtermen en is dientengevolge vakbekwaam.
9.1 Algemene eindtermen professioneel vuurwerk, pyrotechniek, veiligheid en gezondheid
-
1. De deskundige dient kennis te hebben van de geldende wet- en regelgeving die betrekking
heeft op het werken met professioneel vuurwerk.
-
2. De deskundige dient kennis te hebben van de verschillende aspecten van de pyrotechniek.
-
2.1. De deskundige dient kennis te hebben van de geschiedenis en ontwikkeling van pyrotechnische effecten.
-
2.2. De deskundige dient kennis te hebben van de eigenschappen van pyrotechnische mengsels
die in professioneel vuurwerk worden toegepast.
-
2.3. De deskundige dient grondige kennis te hebben van materiaaleigenschappen met betrekking
tot gevoeligheid.
-
3. De deskundige dient kennis hebben van de verschillende aspecten van veiligheid en
gezondheid, het voorkomen van inademen of inslikken bij het werken met professioneel
vuurwerk.
-
3.1. De deskundige dient een grondige kennis te hebben van de manier waarop veilig gewerkt
moet worden met professioneel vuurwerk.
-
3.2. De deskundige dient te beschikken over grondige kennis en vaardigheid met betrekking
tot wijze waarop gehandeld moet worden bij calamiteiten.
-
3.3. De deskundige dient inzicht te hebben in situaties waarbij brandend materiaal tot
veiligheidsproblemen kan leiden. Hij dient de aanwezige brandblusmiddelen te kunnen
hanteren.
-
3.4. De deskundige dient een grondige kennis te hebben van de benodigde persoonlijke beschermingsmiddelen.
9.2 Eindtermen groot vuurwerk
-
4. De deskundige dient een grondige kennis te hebben van materialen die bij het werken
met groot vuurwerk toegepast worden.
-
4.1. De deskundige dient een grondige kennis te hebben van de verschillende soorten groot
vuurwerk.
-
4.2. De deskundige dient kennis te hebben van het gereedschap en de hulpmiddelen die gebruikt
worden tijdens het werken met groot vuurwerk.
-
4.3. Grondige kennis is nodig waar het gaat om gereedschap dat gebruikt wordt bij het
verwerken van pyrotechnische mengsels en half- en eindfabrikaten van groot vuurwerk.
-
4.4. De deskundige dient grondige kennis te hebben van de benodigde materialen alsook
de inspectie van die materialen te kunnen uitvoeren.
-
4.5. De deskundige dient een grondige kennis te hebben met betrekking tot de materiaal-
keuze voor mortieren.
-
4.6. De deskundige dient een grondige kennis te hebben van de plaatsing van mortier- buizen.
-
4.7. De deskundige dient een grondige kennis te hebben van de manier waarop mortier- buizen
geïnspecteerd moeten worden.
-
4.8. De deskundige dient een grondige kennis te hebben van de oorzaken en effecten van
disfunctionering van mortieren.
-
4.9. De deskundige dient een grondige kennis te hebben van de verschillende ontstekingsmiddelen.
-
4.10. De deskundige dient een grondige kennis te hebben van mogelijke halffabrikaten en
losse pyrotechnische middelen.
-
5. De deskundige dient een grondige kennis en vaardigheid te bezitten ten aanzien van
het veilig tot ontbranding brengen van groot vuurwerk.
-
5.1 De deskundige dient een grondige kennis en vaardigheid te bezitten met betrekking
tot het opstellen van het werkplan.
-
5.2 De deskundige dient grondige kennis en vaardigheid te bezitten met betrekking tot
de wijze waarop een show moet worden opgebouwd.
-
5.3 De deskundige dient grondige kennis en vaardigheid te hebben met betrekking tot het
gereedmaken van het terrein.
-
5.4 De deskundige dient een grondige kennis en vaardigheid te bezitten met betrekking
tot veiligheidsaspecten bij het uitladen en de opslag van vuurwerkartikelen.
-
5.5 De deskundige dient kennis en vaardigheid te bezitten met betrekking tot de manier
waarop delen van de show vooraf kunnen worden voorbereid en het vooraf opbouwen van
stellages.
-
5.6 De deskundige dient een grondige kennis en vaardigheid te hebben met betrekking tot
losse pyrotechnische mengsels.
-
5.7 De deskundige dient grondige kennis en vaardigheid te bezitten met betrekking tot
opstellingen.
-
5.8 De deskundige dient een grondige kennis en vaardigheid te bezitten met betrekking
tot het opstellen van de vuurwerkartikelen
-
5.9 De deskundige dient een grondige kennis en vaardigheid te bezitten met betrekking
tot het handmatig tot ontbranding brengen van alle vormen van groot vuurwerk.
-
5.10 Grondige kennis en vaardigheid is vereist met betrekking tot het aansluiten en het
veilige gebruik van elektrische ontstekers.
-
5.11 De deskundige dient een grondige kennis en vaardigheid te bezitten met betrekking
tot het tot ontbranding brengen van grootvuurwerkartikelen.
-
5.12 De deskundige dient kennis en vaardigheid te bezitten met betrekking tot het tot
ontbranding brengen van groot vuurwerk in bijzondere situaties.
-
5.13 De deskundige dient een grondige kennis en vaardigheid te bezitten met betrekking
tot het veilig omgaan met weigeraars.
-
5.14 De deskundige dient een grondige kennis en vaardigheid te bezitten met betrekking
tot het afbouwen van shows.
-
5.15 De deskundige dient een grondige kennis en vaardigheid te bezitten met betrekking
tot het veilig verwijderen en onschadelijk maken van weigeraars.
9.3 Eindtermen pyrotechnische speciale effecten
10. Toetsmethodiek bij Initiële certificatie
10.1 Toetstermen
Elke eindterm wordt uitgewerkt in toetstermen. Deze toetstermen zijn in onderstaande
schema’s geordend per eindterm. Bij de uitwerking van de eindtermen is uitgegaan van
de stand van de techniek.
10.1.1 Algemene toetstermen professioneel vuurwerk, pyrotechniek, veiligheid en gezondheid
1 Wetgeving
De deskundige dient kennis te hebben van de geldende wet- en regelgeving die betrekking
heeft op het werken met professioneel vuurwerk. Hiertoe behoort in ieder geval de
regelgeving op het gebied van:
|
1.1
|
arbeidsveiligheid (arbeidsomstandighedenwetgeving)
|
1.2
|
externe veiligheid
|
1.3
|
milieu (Vuurwerkbesluit, Wet milieubeheer)
|
1.4
|
Grondige kennis van vervoer en verpakking van ontplofbare stoffen (ADR/VLG);
|
1.5
|
wettelijke aansprakelijkheid
|
1.6
|
locale regelgeving: Algemene plaatselijke verordening
|
|
Toelichting
In algemene zin zijn met het oog op de veiligheid en de gezondheid van belang de Arbeidsomstandighedenwet
1998, het Arbeidsomstandighedenbesluit en de Arbeidsomstandighedenregeling; voor
het werken met professioneel vuurwerk in het bijzonder zijn dit het Vuurwerkbesluit,
artikel 4.9 Arbobesluit, de artikelen 4.17a , b, c en d en 9.2 Arboregeling en de
Wet explosieven voor civiel gebruik. De Wet explosieven voor civiel gebruik is niet
van toepassing op pyrotechnische artikelen (ar- tikel 2, aanhef en onder b.). Grootvuurwerkbedrijven
voeren aan en gebruiken klasse 1 stoffen, waaronder zwart buskruit. Op deze stoffen
is laatstgenoemde wet wel van toepassing. Vervoer en verpakking van professioneel
vuurwerk komen aan de orde in de Regeling vervoer over land van gevaarlijke stoffen.
|
2.1 Pyrotechniek, geschiedenis en ontwikkeling
De deskundige dient kennis te hebben van:
|
2.1.1
|
de geschiedenis en ontwikkeling van pyrotechnische effecten
|
2.1.2
|
de processen waardoor onder meer licht-, knal- en flitseffecten worden veroorzaakt
en waardoor de voortstuwing en uitstoot van projectielen wordt bewerkstelligd
|
2.1.3
|
nieuwe ontwikkelingen op het gebied van pyrotechniek, in het bijzonder met betrek-
king tot professioneel vuurwerk
|
|
Toelichting
In de pyrotechniek wordt gebruik gemaakt van specifieke grondstoffen, te weten oxidatoren,
reductoren en hulpstoffen. Hij dient inzicht te hebben in de toepassingsgebieden en
karakteristieke eigenschappen van deze grondstoffen, alsook in de kenmerken waaraan
de grondstoffen herkend kunnen worden, zoals kleur, vorm etc. Daarbij aantekenend
dat enkele veel gebruikte oxidatoren wit zijn zodat deze op kleur niet te onderscheiden
zijn.
|
2.2 Pyrotechnische mengsels
De deskundige dient kennis te hebben van:
|
2.2.1
|
de eigenschappen van pyrotechnische mengsels die in professioneel vuurwerk wor- den
toegepast
|
2.2.2
|
de redenen waarom bepaalde mengsels worden gebruikt en in de effecten die met die
mengsels gecreëerd kunnen worden
|
2.2.3
|
welke mengsels gebruikt kunnen worden voor rook-, geluid (knal en fluit)-, licht-,
vertragingseffecten en voor de uitstoot of voortstuwing van projectielen. Met name
kennis over de toepassing van zwart buskruit (massa explosief) is hierbij van belang,
alsook ervaring met zwart buskruit. In het bijzonder verdient aandacht de sa- menstelling
van zwart buskruit, de mogelijke variaties in samenstelling, de toepassingen van de
diverse samenstellingen van zwart buskruit en hun eigenschappen.
|
2.3 Materiaaleigenschappen met betrekking tot gevoeligheid
De deskundige dient grondige kennis te hebben van:
|
2.3.1
|
begrippen als slag-, stoot- en wrijvingsgevoeligheid, vochtgevoeligheid, ontsteektemperatuur
en gevoeligheid voor statische elektriciteit, en
|
2.3.2
|
welke invloed deze gevoeligheden hebben op de manier waarop met professioneel vuurwerk
gewerkt moet worden om integrale (arbeids- en externe) veiligheid te garanderen
|
3.1 Veilig werken
De deskundige dient grondige kennis te hebben van:
|
3.1.1
|
de benodigde materialen die gevaarsaspecten hebben voor veiligheid en gezondheid
|
3.1.2
|
een goede voorbereiding (procedures)
|
3.1.3
|
een rustige manier van werken
|
3.1.4
|
de juiste werkkleding en persoonlijke beschermingsmiddelen
|
3.1.5
|
gereedschappen
|
3.1.6
|
controle van de gebruikte explosieveilige elektrische apparatuur (NPR 7910-2)
|
3.1.7
|
het gebruik en hanteren van (kleine) blusmiddelen
|
3.1.8
|
duidelijke afspraken over werkverdeling en verantwoordelijkheden.
|
3.1.9
|
de deskundige dient te kunnen werken aan de hand van procedures en checklisten en
dient deze ook te kunnen opstellen.
|
|
Toelichting
Het werken met procedures en checklisten die opgesteld zijn op basis van ervaring
kan er voor zorgen dat eerder voorgekomen problemen zich niet herhalen.
|
3.2 Calamiteiten
|
3.2.1
|
De deskundige dient te beschikken over grondige kennis en vaardigheid met
betrekking tot de wijze waarop gehandeld moet worden bij calamiteiten.
|
|
Toelichting
Hoewel openbare diensten zoals ambulancedienst, brandweer en politie bij calamiteiten
voor een bepaald deel de verantwoordelijkheid op zich zullen nemen, ligt de eindverantwoordelijkheid
voor het vuurwerk bij de deskundige.
|
3.3 Brandveiligheid
|
3.3.1
|
De deskundige dient inzicht te hebben in situaties waarbij brandend materiaal tot
veiligheidsproblemen kan leiden.
|
3.3.2
|
De deskundige de aanwezige brandblusmiddelen te kunnen hanteren.
|
3.4 Beschermingsmiddelen
|
3.4.1
|
De deskundige dient een grondige kennis te hebben van de benodigde persoonlijke beschermingsmiddelen,
zoals veiligheidshelm, gehoorbescher-ming, brandwerende handschoenen (afsteken professioneel
vuurwerk met toorts), overall, veiligheidsschoenen, gelaatsmasker, adembescherming
(dit zowel in verband met giftige grondstoffen als met verbrandingsproducten vrijkomend
niet alleen als gas maar ook in rookdeeltjes als barium, strontium etc.).
|
3.4.2
|
De deskundige dient te weten in welke omstandigheden de betreffende beschermingsmiddelen
moeten worden gebruikt.
|
10.1.2 Toetstermen groot vuurwerk
4.1 Soorten groot vuurwerk
De deskundige dient een grondige kennis te hebben van de verschillende soorten groot
vuurwerk, zoals:
|
4.1.1
|
grond-, laag- en hoogvuurwerk
|
4.1.2
|
watervuurwerk
|
4.1.3
|
fonteinen
|
4.1.4
|
Romeinse kaarsen
|
4.1.5
|
flowerbeds
|
4.1.6
|
vuurpijlen
|
4.1.7
|
mortierbommen
|
4.1.8
|
en op welke wijze daarmee veilig kan worden gewerkt
|
|
Toelichting
Alleen door op de hoogte te zijn van de grote verscheidenheid aan artikelen en toegepaste
constructies en de verscheidenheid in opbouw, en vooral door ervaring te hebben met
de effecten die hiermee kunnen worden bereikt, is hij in staat om een voorstelling
of evenement zo goed en zo veilig mogelijk uit te voeren.
|
4.2 Gereedschap en hulpmiddelen
De deskundige dient kennis te hebben van het gereedschap en de hulpmiddelen die gebruikt
worden tijdens het werken met groot vuurwerk.
|
4.2.1
|
Kennis is nodig van gereedschap en materiaal dat gebruikt kan worden voor het bouwen
van rekken waarop vuurwerk gemonteerd moet worden, voor het bouwen van stellages,
mortierrekken, houders voor fonteinen, Romeinse kaarsen, etc.
|
|
Toelichting
Niet alleen het monteren van de pyrotechnische artikelen maar ook de stevigheid van
stellages is van belang.
|
4.3 Materiaal
|
4.3.1
|
Grondige kennis is nodig waar het gaat om gereedschap dat gebruikt wordt bij het verwerken
van pyrotechnische mengsels en half- en eindfabrikaten van groot vuurwerk.
|
|
Toelichting
Omdat vooral bij het werken met mengsels en halffabrikaten de kans op ontsteking door
vonken groot is, wordt hierbij gebruik gemaakt van speciaal vonkvrij gereedschap.
In deze fase van het werken met groot vuurwerk moet extra aandacht besteed worden
aan de manier van werken. Welk gereedschap gebruiken bij/voor welk materiaal.
|
4.4 Inspectie van materialen
|
4.4.1
|
De deskundige dient grondige kennis te hebben van de benodigde materialen alsook de
inspectie van die materialen te kunnen uitvoeren.
|
4.4.2
|
Hij dient kennis te hebben van veel voorkomende gebreken en hoe die geconstateerd
kunnen worden. Dit betreft het controleren van vuurwerkartikelen op scheuren, lekkage
van kruit, gebroken lont, opengescheurde omhullingen, inwerking van vocht, gebroken
vuurpijlstokken, etc.
|
|
Toelichting
Door het grondig inspecteren van de te gebruiken artikelen wordt voorkomen dat onnodig
gevaarlijke situaties ontstaan.
|
4.5 Mortieren – materiaalkeuze
|
4.5.1
|
De deskundige dient een grondige kennis te hebben om een uit oogpunt van veiligheid
verantwoorde materiaalkeuze voor mortieren, lengte van de buis en type mortierbom
te kunnen maken.
|
|
Toelichting
Saluutschoten kunnen bijvoorbeeld beter niet afgeschoten worden uit stalen mortieren,
terwijl meerslagsbommen beter niet uit kartonnen mortieren verschoten kunnen worden.
Bij het gebruik van stalen mortieren, dienen deze naadloos te zijn uitgevoerd, gelet
op scherfwerking bij deflagratie van een mortierbom in het mortier. De lengte van
de mortieren is van belang voor de hoogte die het projectiel moet behalen.
|
4.6 Mortieren – plaatsing
De deskundige dient een grondige kennis te hebben van:
|
4.6.1
|
het gebruik van mortierbuizen
|
4.6.2
|
het vastzetten en ingraven van buizen
|
4.6.3
|
onderlinge afstanden tussen mortierbuizen
|
4.6.4
|
al dan niet van dezelfde diameter
|
4.6.5
|
het gebruik van mortieren in zogenaamde mortierrekken
|
|
Toelichting
Indien het veld het toelaat kunnen mortieren direct in de grond ingegraven worden.
Het is echter ook mogelijk de mortieren in zogenaamde oliedrums te zetten waarna de
drums opgevuld kunnen worden met zand. Een andere mogelijkheid is het ge- bruik van
goed verankerde houten mortierrekken.
|
4.7 Mortieren – inspectie
|
4.7.1
|
De deskundige dient een grondige kennis te hebben van de manier waarop mortier- buizen
geïnspecteerd moeten worden.
|
4.7.2
|
Kritieke punten van een buis, zoals vervorming, scheuren, corrosie etc., moeten be-
kend zijn.
|
|
Toelichting
In mortierbuizen ontstaan zeer hoge, kortstondige drukken door sterke explosies. Het
is daarom van groot belang dat ze telkens voor gebruik grondig geïnspecteerd wor-
den op onregelmatigheden.
|
4.8 Mortieren – disfunctionering
De deskundige dient een grondige kennis te hebben van:
|
4.8.1
|
de oorzaken en effecten van disfunctionering van losse mortieren en van in groepsverband
opgestelde mortieren (onder disfunctioneren wordt verstaan het niet goed functioneren,
waarbij gevaar voor gezondheid en veiligheid bestaat)
|
4.8.2
|
de maatregelen die genomen moeten worden om disfunctionering te voorkomen
|
4.9 Ontstekingsmiddelen
De deskundige dient:
|
4.9.1
|
grondige kennis te hebben van de verschillende ontstekingsmiddelen
|
4.9.2
|
grondige kennis te hebben van het handmatig tot ontbranding brengen van vuur- werkartikelen
door middel van lont
|
4.9.3
|
kennis te hebben van de verscheidenheid aan lontsoorten, de toepassingen voor de verschillende
trage en of snelle lontsoorten en de toepassingswijze
|
4.9.5
|
kennis te hebben van de opbouw en de werking van elektrische ontstekers
|
4.9.5
|
kennis te hebben van de toepassing van de randapparatuur waarmee ontstekers kunnen
worden aangestuurd
Dit kan variëren van eenvoudige schietkasten tot radiografisch of computergestuurde
afvuurinstallaties. Dit houdt tevens in dat de deskundige niet slechts op de hoogte
is van de ontwikkelingen op het gebied van de pyrotechniek maar ook van geavanceer-
de afvuurinstallaties.
|
|
Toelichting
Computergestuurd vuurwerk komt met name voor bij pyrotechnische speciale effecten;
kennis over de toepassing van deze apparatuur is noodzakelijk.
|
4.10 Halffabrikaten en losse pyrotechnische middelen
|
4.10.1
|
De deskundige dient een grondige kennis te hebben van mogelijke halffabrikaten en
losse pyrotechnische middelen, bijvoorbeeld zwart buskruit en losse sterren.
|
5.1 Werkplan
De deskundige dient een grondige kennis en vaardigheid te bezitten met betrekking
tot:
|
5.1.1
|
het opstellen van het werkplan, bedoeld in artikel 4.9, eerste lid, van het Arbobesluit
|
5.1.2
|
het overleggen van het werkplan bij de aanvraag om toestemming van gedeputeerde staten,
bedoeld in artikel 3.3.4, eerste lid, van het Vuurwerkbesluit.
|
|
Toelichting
Het opstellen van een werkplan dwingt de deskundige tot een grondige voorberei- ding
waarbij tevens de mogelijkheid ontstaat om (van te voren) overleg te plegen over de
show, hetzij met collega’s, hetzij met gedeputeerde staten die toestemming moeten
geven, hetzij met de andere betrokken instanties, bedoeld in artikel 3.3.4, vierde
en vijfde lid, van het Vuurwerkbesluit (gedeputeerde staten die de toepas- singsvergunning
hebben verleend; de betrokken luchtvaartdienst, de commandant van de regionale brandweer
en de burgemeester van de gemeente waar het vuurwerk tot ontbranding wordt gebracht),
hetzij, ter plaatse van het tot ontbranding brengen, met de Arbeidsinspectie.
|
5.2 Opbouwen van shows
|
5.2.1
|
De deskundige dient grondige kennis en vaardigheid te bezitten met betrekking tot
de wijze waarop een show moet worden opgebouwd. Dit omvat alle aspecten met betrekking
tot voorbereiding, uitvoering en afbouw van de show.
|
5.3 Opbouwen van shows – gereed maken terrein
|
5.3.1
|
De deskundige dient grondige kennis en vaardigheid te hebben met betrekking tot het
gereedmaken van het terrein.
|
|
Toelichting
Onnodige obstakels dienen te worden verwijderd en het terrein moet worden afgezet
om de show veilig te kunnen opbouwen. Gedurende het tot ontbranding brengen is het
mogelijk dat brandend materiaal op de grond terecht komt. Daarom moet brandbaar materiaal
zoveel mogelijk verwijderd worden. Ook obstakels die het rondlopen tijdens het tot
ontbranding brengen belemmeren dienen zoveel mogelijk te worden verwijderd.
|
5.4 Opbouwen van shows – opslag en verladen van vuurwerkartikelen
|
5.4.1
|
De deskundige dient een grondige kennis en vaardigheid te bezitten met betrekking
tot veiligheidsaspecten bij het uitladen en de opslag van vuurwerkartikelen.
|
|
Toelichting
Hij dient altijd rekening te houden met de mogelijkheid dat artikelen tijdens transport
beschadigen, waardoor kruit kan vrijkomen. Kruit op de laadvloer kan tot ontsteking
komen wanneer zware dozen daarover geschoven worden. Aangezien tijdens het verladen
grote hoeveelheden explosief materiaal bij elkaar liggen, is dit bijzonder gevaarlijk.
In dit verband moet onder grote hoeveelheden worden verstaan een zodanige hoeveelheid
dat ontsteking een ernstige calamiteit tot gevolg kan hebben. Het tot ontbranding
brengen van flowerbeds die omgekeerd zijn vervoerd kan tot ongelukken leiden. Verder
moet een veilige plaats gecreëerd zijn waarin de pyrotechnische artikelen voor of
tijdens de vuurwerkshow veilig kunnen worden opgeslagen.
|
5.5 Opbouwen van shows – delen van shows en stellages
De deskundige dient kennis en vaardigheid te bezitten met betrekking tot:
|
5.5.1
|
de manier waarop delen van de show vooraf kunnen worden voorbereid
|
5.5.2
|
het vooraf opbouwen van stellages
|
|
Toelichting
Met name stellages waarop afbeeldingen zijn aangebracht die bestaan uit onderling
met snellont doorverbonden fonteinen worden vooraf geassembleerd.
|
5.6 Opbouwen van shows – losse mengsels etc.
De deskundige dient een grondige kennis en vaardigheid te hebben met betrekking tot:
|
5.6.1
|
de gevaarsaspecten voor milieu en gezondheid
|
5.6.2
|
het veilig kunnen omgaan met losse pyrotechnische mengsels, sterren, halffabrikaten
en eindfabrikaten
|
|
Toelichting
Vooral het werken met losse pyrotechnische middelen in combinatie met half- en eindfabrikaten
kan een gevaarlijke situatie opleveren. Daarom is het noodzakelijk dat gewerkt wordt
aan de hand van werkprocedures.
|
5.7 Opbouwen van shows – opstellen van opstellingen
|
5.7.1
|
De deskundige dient grondige kennis en vaardigheid te bezitten met betrekking tot
het opstellen van de opstellingen, zodat die tijdens het afvuren goed en veilig blijven
staan.
|
|
Toelichting
Mortieren dienen bijvoorbeeld te worden ingegraven in de grond of in grote zandbakken.
Mortierrekken en rekken voor Romeinse kaarsen dienen goed vastgezet te worden. Grote,
hoge opstellingen dienen bijvoorbeeld met staalkabels zodanig vastgezet te worden
dat sterke wind geen gevaar kan veroorzaken.
|
5.8 Opbouwen van shows – opstellen van vuurwerkartikelen
|
5.8.1
|
het klaarzetten van de vuurwerkartikelen
|
5.8.2
|
het opstellen van stellages
|
5.8.3
|
het laden van mortieren
|
5.8.4
|
het klaarzetten van vuurpijlen
|
5.8.5
|
Romeinse kaarsen
|
5.8.6
|
het doorverbinden van lonten etc.
|
|
Toelichting
Rekening moet worden gehouden met bijvoorbeeld de mogelijkheid dat artikelen voortijdig
tot ontbranding kunnen komen.
|
5.9 Opbouwen van shows – handmatig tot ontbranding brengen
|
5.9.1
|
De deskundige dient een grondige kennis en vaardigheid te bezitten met betrekking
tot het handmatig tot ontbranding brengen van alle vormen van groot vuurwerk.
|
|
Toelichting
Het feit dat de afsteker bij het handmatig tot ontbranding brengen zeer dicht bij
het functionerende vuurwerkartikel staat, brengt extra risico ten opzichte van het
niet met de hand afsteken met zich mee. De toorts of fakkel dient wind- en regenbestendig
te zijn en niet een te grote vlam te hebben.
|
5.10 Opbouwen van shows – elektrische ontstekers
|
5.10.1
|
Grondige kennis en vaardigheid is vereist met betrekking tot het aansluiten en het
veilige gebruik van elektrische ontstekers.
|
|
Toelichting
Voor het elektrisch controleren en doormeten is het noodzakelijk dat de circuits van
serie- en parallelschakelingen doorgerekend kunnen worden om te kunnen vaststel- len
of het circuit de juiste weerstand heeft. Voorkomen dient te worden dat door neervallende
stukken leidingen kunnen worden beschadigd.
|
5.11 Tot ontbranding brengen van vuurwerkartikelen – algemeen
De deskundige dient een grondige kennis en vaardigheid te bezitten met betrekking
tot het tot ontbranding brengen van grootvuurwerkartikelen. Dit omvat:
|
5.11.1
|
het handmatig en elektrisch tot ontbranding brengen
|
5.11.2
|
de taakverdeling tussen de verschillende deskundigen onderling en tussen de des- kundige
en de personen die onder zijn voortdurend toezicht werkzaam zijn
|
5.12 Tot ontbranding brengen van vuurwerkartikelen – bijzondere situaties
|
5.12.1
|
De deskundige dient kennis en vaardigheid te bezitten met betrekking tot het tot ontbranding
brengen van groot vuurwerk in bijzondere situaties.
|
|
Toelichting
Vuurwerkshows kunnen opgebouwd worden op bijvoorbeeld pontons, bruggen of gebouwen,
waarbij elke situatie speciale veiligheidsaspecten heeft.
|
5.13 Tot ontbranding brengen van vuurwerkartikelen – weigeraars
|
5.13.1
|
De deskundige dient een grondige kennis en vaardigheid te bezitten met betrekking
tot het veilig omgaan met weigeraars.
|
|
Toelichting
Weigeraars moeten in de eerste plaats gemarkeerd worden en mogen nooit opnieuw tot
ontbranding worden gebracht. Afhankelijk van de wettelijke regelingen, die zijn verbonden
aan het vervoer van groot vuurwerk dat niet tot ontploffing is gekomen, moet worden
bepaald hoe de weigeraars afgevoerd zullen worden.
|
5.14 Afbouwen van shows – algemeen
|
5.14.1
|
De deskundige dient een grondige kennis en vaardigheid te bezitten met betrekking
tot het afbouwen van shows met inbegrip van het opruimen en het eventueel vernietigen
van onderdelen.
Onder vernietigen dient in dit verband te worden verstaan op dusdanige wijze te behandelen
dat voor onbevoegden hergebruik onmogelijk is.
|
5.15 Afbouwen van shows – weigeraars
|
5.15.1
|
De deskundige dient een grondige kennis en vaardigheid te bezitten met betrekking
tot het veilig verwijderen en onschadelijk maken van weigeraars.
|
|
Toelichting
Vastgesteld moet worden waar weigeraars zijn geweest. Na het optreden van een weigeraar
dient een wachttijd in acht genomen te worden, waarna besloten wordt op welke wijze
het artikel onschadelijk gemaakt moet worden. Het opruimen van weigeraars, hetgeen
een zeer gevaarlijke bezigheid is, omdat niet bekend is waarom het vuurwerkartikel
niet is afgegaan, dient met speciale zorg te gebeuren.
|
10.1.3 Toetstermen pyrotechnische speciale effecten
6.1 Soorten pyrotechnische speciale effecten
|
6.1.1
|
De deskundige dient een grondige kennis te hebben van de verschillende soorten vuurwerk
en van de wijze waarop deze veilig tot ontbranding kunnen worden gebracht.
|
6.1.2
|
Uitgangspunt is dat slechts gebruik wordt gemaakt van artikelen en zogenaamde
tweecomponentenmengsels zoals deze worden aangeleverd door indoorfabrikanten.
|
|
Toelichting
De toepassing van pyrotechniek in theaters brengt vele beperkingen met zich mee vanwege
het gevaar voor mens en omgeving. Om die reden wordt alleen gebruik gemaakt van speciale,
als ‘indoor-pyrotechnics’ ontwikkelde artikelen .
|
6.2 Gereedschap en hulpmiddelen
|
6.2.1
|
De deskundige dient kennis te hebben van het gereedschap en de hulpmiddelen die gebruikt
worden tijdens het werken met pyrotechnische speciale effecten.
|
|
Toelichting
In het algemeen dient zoveel mogelijk gebruik gemaakt te worden van commercieel verkrijgbare
installaties die zijn ontwikkeld voor het zo veilig mogelijk werken met pyrotechnische
speciale effecten. In eigen beheer gefabriceerde opstellingen vragen extra aandacht
voor veiligheid.
|
6.3 Materiaal
|
6.3.1
|
Grondige kennis is nodig waar het gaat om gereedschap dat gebruikt wordt bij het verwerken
van pyrotechnische mengsels en half- en eindfabrikaten van pyrotechnische speciale
effecten.
|
|
Toelichting
Omdat vooral bij het werken met mengsels en halffabrikaten de kans op ontsteking door
vonken groot is, wordt hierbij gebruik gemaakt van speciaal vonkvrij gereedschap.
In deze fase van het werken met pyrotechnische speciale effecten moet extra aandacht
besteed worden aan de manier van werken. Welk gereedschap gebruiken bij/voor welk
materiaal.
|
6.4 Inspectie van materialen
|
6.4.1
|
De deskundige dient grondige kennis te hebben van de benodigde materialen alsook de
inspectie van die materialen te kunnen uitvoeren.
|
6.4.2
|
Hij dient kennis te hebben van veel voorkomende gebreken en hoe die geconstateerd
kunnen worden. Dit betreft het controleren van vuurwerkartikelen op scheuren, lekkage
van kruit, gebroken lont, opengescheurde omhullingen, inwerking van vocht, gebroken
vuurpijlstokken, etc.
|
|
Toelichting
Door het grondig inspecteren van de te gebruiken artikelen wordt voorkomen dat onnodig
gevaarlijke situaties ontstaan.
|
6.5 Elektrische ontstekers
|
6.5.1
|
Grondige kennis is vereist van elektrische ontstekers voor vuurwerkartikelen. Dit
betreft aspecten zoals de opbouw van ontstekers en randapparatuur waarmee ze worden
aangestuurd.
|
|
Toelichting
De diverse randapparatuur kan variëren van eenvoudige schietkasten tot op afstand
gestuurde en computergestuurde aanstuurinstallaties. Het gebruik van elektrische ontstekers
brengt extra productkennis met zich mee, maar is voor ‘indoor’- toepassingen onontkoombaar
en noodzakelijk en vraagt om die reden een grondige kennis. Ook dient de deskundige
op de hoogte te zijn van geavanceerde afvuurinstal- laties.
|
6.6 Losse pyrotechnische middelen
|
6.6.1
|
De deskundige dient een grondige kennis te hebben van losse pyrotechnische middelen
zoals de zogenaamde tweecomponentensystemen en de effecten die ermee gecreëerd kunnen
worden.
|
|
Toelichting
Uit veiligheidsoverwegingen worden pyrotechnische middelen zoveel mogelijk kant en
klaar geleverd in de vorm van zogenaamde tweecomponentensystemen, waarvan de twee
componenten afzonderlijk veel minder gevaarlijk zijn en pas in gemengde toestand als
pyrotechnisch middel toegepast kunnen worden.
|
7.1 Werkplan
De deskundige dient een grondige kennis en vaardigheid te bezitten met betrekking
tot:
|
7.1.1
|
het opstellen van het werkplan, bedoeld in artikel 4.9, eerste lid, van het Arbobesluit
|
7.1.2
|
het overleggen van het werkplan bij de aanvraag om toestemming van gedeputeerde staten,
bedoeld in artikel 3.3.4, eerste lid, van het Vuurwerkbesluit.
|
|
Toelichting
Het opstellen van een werkplan dwingt de deskundige tot een grondige voorbereiding
waarbij tevens de mogelijkheid ontstaat om (van te voren) overleg te plegen over de
show, hetzij met collega’s, hetzij met gedeputeerde staten die toestemming moeten
geven, hetzij met de andere betrokken instanties, bedoeld in artikel 3.3.4, vierde
en vijfde lid, van het Vuurwerkbesluit (gedeputeerde staten die de toepassingsvergunning
hebben verleend; de betrokken luchtvaartdienst, de commandant van de regionale brandweer
en de burgemeester van de gemeente waar het vuurwerk tot ontbranding wordt gebracht),
hetzij, ter plaatse van het tot ontbranding brengen, met de Inspectie SZW.
|
7.2 Opbouwen van shows
|
7.2.1
|
De deskundige dient grondige kennis en vaardigheid te bezitten met betrekking tot
de wijze waarop een show moet worden opgebouwd. Dit omvat alle aspecten met betrekking
tot voorbereiding, uitvoering en afbouw van de show.
|
7.3 Opbouwen van shows – gereed maken theater
|
7.3.1
|
De deskundige dient grondige kennis en vaardigheid te hebben met betrekking tot het
gereedmaken van het theater.
|
|
Toelichting
Onnodige obstakels dienen te worden verwijderd en het werkgebied moet worden afgezet
om de show veilig te kunnen opbouwen. Gedurende het tot ontbranding brengen is het
mogelijk dat brandend materiaal op de grond terecht komt. Daarom moet brandbaar materiaal
zoveel mogelijk verwijderd worden. Ook obstakels die het rondlopen tijdens het tot
ontbranding brengen belemmeren dienen zoveel mogelijk te worden verwijderd.
|
7.4 Opbouwen van shows – opslag en verladen van vuurwerkartikelen
|
7.4.1
|
De deskundige dient een grondige kennis en vaardigheid te bezitten met betrekking
tot veiligheidsaspecten bij het uitladen en de opslag van vuurwerkartikelen.
|
|
Toelichting
Hij dient altijd rekening te houden met de mogelijkheid dat artikelen tijdens transport
beschadigen, waardoor kruit kan vrijkomen. Kruit op de laadvloer kan tot ontsteking
komen wanneer zware dozen daarover geschoven worden. Aangezien tijdens het verladen
grote hoeveelheden explosief materiaal bij elkaar liggen, is dit bijzonder gevaarlijk.
In dit verband moet onder grote hoeveelheden worden verstaan een zodanige hoeveelheid
dat ontsteking een ernstige calamiteit tot gevolg kan hebben. Het tot ontbranding
brengen van flowerbeds die omgekeerd zijn vervoerd kan tot ongelukken leiden. Verder
moet een veilige plaats gecreëerd zijn waarin de pyrotechnische artikelen voor of
tijdens de vuurwerkshow veilig kunnen worden opgeslagen.
|
7.5 Opbouwen van theatershows – opstelling
De deskundige dient een grondige kennis en vaardigheid te bezitten met betrekking
tot:
|
7.5.1
|
het gereed maken van de vuurwerkartikelen
|
7.5.2
|
het opstellen van stellages
|
7.5.3
|
het laden van aanstuurinrichtingen
|
7.5.4
|
het klaarzetten van artikelen , etc.
|
|
Toelichting
Tijdens het opbouwen dienen onbevoegde personen geweerd te worden om de show veilig
te kunnen opbouwen. Onbevoegde personen zijn zij, die niet in het bezit zijn en/of
niet onder voortdurend toezicht staan van een persoon, die in het bezit is van een
certificaat van vakbekwaamheid professioneel vuurwerk dat is afgegeven door Onze Minister
of een certificerende instelling. Zij worden geweerd door een afzetting (lint) en
waarschuwingsborden met het opschrift explosieve stoffen. Rekening moet worden gehouden
met de mogelijkheid dat een artikel voortijdig tot ontbranding kan komen.
|
7.6 Opbouwen van shows – losse mengsels etc.
De deskundige dient een grondige kennis en vaardigheid te hebben met betrekking tot:
|
7.6.1
|
de gevaarsaspecten voor milieu en gezondheid
|
7.6.2
|
het veilig kunnen omgaan met losse pyrotechnische mengsels, sterren, halffabrikaten
en eindfabrikaten
|
|
Toelichting
Vooral het werken met losse pyrotechnische middelen in combinatie met half- en eindfabrikaten
kan een gevaarlijke situatie opleveren. Daarom is het noodzakelijk dat gewerkt wordt
aan de hand van werkprocedures.
|
7.7 Opbouwen van theatershows – elektrische ontstekers
|
7.7.1
|
Grondige kennis en vaardigheid is vereist met betrekking tot het aansluiten en het
veilige gebruik van elektrische ontstekers.
|
|
Toelichting
Voor het elektrisch controleren en doormeten is het noodzakelijk dat de circuits van
serie- en parallelschakelingen doorgerekend kunnen worden om te kunnen vaststel- len
of het circuit de juiste weerstand heeft. Voorkomen dient te worden dat door neervallende
stukken leidingen kunnen beschadigen.
|
7.8 Tot ontbranding brengen van pyrotechnische speciale effecten
|
7.8.1
|
De deskundige dient een grondige kennis en vaardigheid te bezitten met betrekking
tot het tot ontbranding brengen van vuurwerkartikelen.
|
7.8.2
|
Dit omvat tevens de taakverdeling tussen de verschillende deskundigen onderling en
de andere onder voortdurend toezicht van de deskundige werkzame personen.
|
|
Toelichting
Met betrekking tot de taakverdeling valt te denken aan het instellen van functies
als controleurs, waarnemers en assistenten om een optimale veiligheid van een show
te garanderen.
|
7.9 Afbouwen van shows – algemeen
|
7.9.1
|
De deskundige dient een grondige kennis en vaardigheid te bezitten met betrekking
tot het afbouwen van shows met inbegrip van het opruimen en het eventueel vernietigen
van onderdelen. Onder vernietigen dient in dit verband te worden verstaan op dusdanige
wijze te be- handelen dat voor onbevoegden hergebruik onmogelijk is.
|
7.10 Afbouwen van shows – weigeraars
|
7.10.1
|
De deskundige dient een grondige kennis en vaardigheid te bezitten met betrekking
tot het veilig verwijderen en onschadelijk maken van weigeraars.
|
|
Toelichting
Vastgesteld moet worden waar weigeraars zijn geweest. Na het optreden van een weigeraar
dient een wachttijd in acht genomen te worden, waarna besloten wordt op welke wijze
het artikel onschadelijk gemaakt moet worden. Het opruimen van wei- geraars, hetgeen
een zeer gevaarlijke bezigheid is, omdat niet bekend is waarom het vuurwerkartikel
niet is afgegaan, dient met speciale zorg te gebeuren.
|
10.2 Beoordelingsmethode
Het voldoen aan de toetstermen wordt als volgt beoordeeld:
10.2.1 Toepassingsgebieden
De eind- en toetstermen zijn verdeeld in drie categorieën:
-
a) Algemeen (professioneel vuurwerk, pyrotechniek, veiligheid en gezondheid)
-
b) Groot Vuurwerk
-
c) Pyrotechnische Speciale Effecten.
Kandidaten die in aanmerking willen komen voor WSCS-VD met het toepassingsgebied Groot
Vuurwerk, worden geëxamineerd op basis van de toetstermen in de categorieën a en b.
Het examen bestaat uit meerkeuzevragen, open vragen en cases en duurt in totaal drie
uur.
Kandidaten die in aanmerking willen komen voor het WSCS-VD met het toepassingsgebied
Pyrotechnische Speciale Effecten, worden geëxamineerd op basis van de toetstermen
in de categorieën a en c. Het examen bestaat uit meerkeuzevragen, open vragen en cases
en duurt in totaal drie uur.
Kandidaten die in aanmerking willen komen voor het WSCS-VD met beide toepassingsgebieden,
worden geëxamineerd op basis van de toetstermen in de categorieën a, b en c. Het examen
bestaat uit meerkeuzevragen, open vragen en cases en duurt in totaal 4,5 uur.
Kandidaten die in aanmerking willen komen voor een persoonscertificaat Vuurwerk- deskundige
met een beperkt toepassingsgebied, worden geëxamineerd op basis van de toetstermen
in de categorie a. (Algemeen). Het examen bestaat uit meerkeuzevragen, open vragen
en een casus en duurt in totaal 1,5 uur.
Het toepassingsgebied wordt op het certificaat weergegeven. Iemand die het certificaat
Groot Vuurwerk of Pyrotechnische Speciale Effecten heeft wordt geacht aan de eisen
voor het beperkte toepassingsgebied ‘verwerken, verpakken en herverpakken van professioneel
vuurwerk in een inrichting’ te voldoen.
10.2.2 Toetsmatrijzen
De toetstermen in elk van bovengenoemde categorieën worden geëxamineerd op basis van:
De verdeling van vragen en opdrachten is per categorie toetstermijn weergegeven in
de navolgende toetsmatrijzen.
Toetsmatrijs 1: Algemene onderwerpen (professioneel vuurwerk, pyrotechniek, veiligheid
en gezondheid)
Toetstermen
|
Deel A
|
Deel B
|
Deel C
|
Opmerkingen
|
Aantal meer- keuze vragen
|
Aantal open vragen
|
Aantal cases
|
1 Wetgeving
|
1.1
|
|
|
|
Deel A resp. B: Uit de toetstermen per examen
9 resp. 3 vragen selecte- ren (totaal 12 vragen). Per toetsterm mogen minimaal
1 en maximaal
|
1.2
|
1.3
|
1.4
|
1.5
|
1.6
|
9
|
3
|
0
|
3 vragen worden gesteld in totaal en maximaal 1 open vraag per toetsterm.
|
2 Pyrotechniek
|
2.1.1
|
1
|
1
|
0
|
|
2.1.2
|
1
|
2.1.3
|
1
|
2.2.1
|
1
|
1
|
1
|
|
2.2.2
|
1
|
2.2.3
|
1
|
2.3.1
|
3
|
1
|
1
|
Deel A: Maximaal 2 vragen per toetsterm.
|
2.3.2
|
3.1 Veilig werken
|
3.1.1
|
6
|
1
|
0
|
Deel A: Maximaal 1 vraag per toetsterm.
Deel C: Steeds 2 toetstermen gezamenlijk beoordelen in één casus.
|
3.1.2
|
0
|
3.1.3
|
1
|
3.1.4
|
3.1.5
|
1
|
3.1.6
|
3.1.7
|
1
|
3.1.8
|
3.1.9
|
0
|
3.2 Calamiteiten
|
3.2.1
|
1
|
0
|
0
|
|
3.3 Brandveiligheid
|
3.3.1
|
1
|
1
|
1
|
Per vraag of opdracht wordt steeds 1 toetsterm behandeld.
|
3.3.2
|
3.4 Beschermingsmiddelen
|
3.4.1
|
1
|
1
|
1
|
Per vraag of opdracht wordt steeds 1 toetsterm behandeld.
|
3.4.2
|
Totalen algemeen deel examen
|
27
|
9
|
1
|
Uit de 7 aangegeven mogelijkheden dient per examen 1 casus te wor- den geselecteerd.
|
Toetsmatrijs 2: Groot Vuurwerk
Eindtermen
|
Deel A
|
Deel B
|
Deel C
|
Opmerkingen
|
Aantal meerkeuze vragen
|
Aantal open vragen
|
Aantal cases
|
4 Materiaalkennis
|
5 vragen selecteren uit aangekruiste eindtermen (10). Waardering per vraag is 1,0
|
2 vragen se- lecteren uit aangekruiste eindtermen 10). Waardering per vraag is 1,0
|
2 cases selecteren uit aangekruiste eindtermen (3 combinaties)
|
|
4.1 Soorten groot vuurwerk
|
X
|
X
|
X
|
|
4.2 Gereedschap en hulpmiddelen
|
X
|
X
|
|
4.3 Materiaal
|
X
|
X
|
X
|
|
4.4 Inspectie van materialen
|
X
|
X
|
|
4.5 Mortieren – materiaalkeuze
|
X
|
X
|
X
|
|
4.6 Mortieren - plaatsing
|
X
|
X
|
|
4.7 Mortieren – inspectie
|
X
|
X
|
|
4.8 Mortieren – disfunctionering
|
X
|
X
|
|
4.9 Ontstekingsmiddelen
|
X
|
X
|
|
4.10 Halffabrikaten en losse pyrotechnische middelen
|
X
|
X
|
|
5 Het werken met groot vuurwerk
|
7 vragen selecteren uit aangekruiste eindtermen (15). Waardering per vraag is 1,0
|
2 vragen selecteren uit aangekruiste eindtermen (15). Waardering per vraag is 1,0
|
2 cases selecteren uit aangekruiste eindtermen (6 combinaties)
|
De open vragen dienen elk een andere eindterm te behandelen.
Getoetste eindtermen A en B mogen niet identiek zijn.
|
5.1 Werkplan
|
X
|
X
|
X
|
KO-vraag
|
5.2 Opbouwen van shows
|
X
|
X
|
X
|
|
5.3 Opbouwen van shows – gereed maken terrein
|
X
|
X
|
|
5.4 Opbouwen van shows – opslag en verladen van vuur- werkartikelen
|
X
|
X
|
|
5.5 Opbouwen van shows – delen van shows en stellages
|
X
|
X
|
|
5.6 Opbouwen van shows – losse meng- sels etc.
|
X
|
X
|
|
|
5.7 Opbouwen van shows – opstellen van opstellingen
|
X
|
X
|
X
|
|
5.8 Opbouwen van shows – opstellen van vuurwerkartike- len
|
X
|
X
|
|
5.9 Opbouwen van shows – handmatig tot ontbranding bren- gen
|
X
|
X
|
X
|
|
5.10 Opbouwen van shows – elektrische ontstekers
|
X
|
X
|
|
5.11 Tot ontbranding brengen van vuurwerkartikelen – algemeen
|
X
|
X
|
X
|
KO-vraag
|
5.12 Tot ontbranding brengen van vuurwerkartikelen – bijzondere situaties
|
X
|
X
|
KO-vraag
|
5.13 Tot ontbranding brengen van vuurwerkartikelen – weigeraars
|
X
|
X
|
KO-vraag
|
5.14 Afbouwen van shows – algemeen
|
X
|
X
|
X
|
|
5.15 Afbouwen van shows – weigeraars
|
X
|
X
|
|
Totaal specifieke deel examen (applicatie Groot Vuurwerk)
|
12
|
4
|
4 cases
|
|
Toetsmatrijs 3: Pyrotechnische Speciale Effecten
Eindtermen
|
Deel A
|
Deel B
|
Deel C
|
Opmerkingen
|
Aantal meerkeuze vragen
|
Aantal open vragen
|
Aantal cases
|
6 Materiaalkennis
|
5 vragen selecteren uit aangekruiste eindtermen (6). Waardering per vraag is 1,0
|
2 vragen selecteren uit aangekruiste eindtermen (6). Waardering per vraag is 1,0
|
2 cases selecteren uit aangekruiste eindtermen (3 combinaties)
|
De open vragen dienen elk een andere eindterm te behandelen.
Getoetste eindtermen A en B mogen niet identiek zijn.
|
6.1 Soorten Pyrotechnische Speciale Effecten
|
X
|
X
|
X
|
|
6.2 Gereedschap en hulpmiddelen
|
X
|
X
|
|
6.3 Materiaal
|
X
|
X
|
X
|
|
6.4 Inspectie van materialen
|
X
|
X
|
|
6.5 Elektrische ontstekers
|
X
|
X
|
X
|
|
6.6 Losse pyrotechnische middelen
|
X
|
X
|
|
|
|
|
|
|
7 Tot ontbranding brengen van Pyrotechnische Speciale Effecten
|
7 vragen selecteren uit aangekruiste eindtermen (10). Waardering per vraag is 1,0
|
2 vragen selecteren uit aangekruiste eindtermen (10). Waardering per vraag is 1,0
|
2 cases selecteren uit aangekruiste eindtermen (5 combinaties)
|
|
7.1 Werkplan
|
X
|
X
|
X
|
KO-vraag
|
7.2 Opbouwen van Theatershows
|
X
|
X
|
X
|
|
7.3 Opbouwen van theatershows – gereed maken theater
|
X
|
X
|
|
7.4 Opbouwen van theatershows – opslag en verladen van vuur- werkartikelen
|
X
|
X
|
|
|
7.5 Opbouwen van theatershows – opstel- ling
|
X
|
X
|
X
|
|
7.6 Opbouwen van theatershows – losse mengsels etc.
|
X
|
X
|
|
7.7 Opbouwen van theatershows – elek- trische ontstekers
|
X
|
X
|
|
7.8 Tot ontbranding brengen van Pyro- technische speciale effecten
|
X
|
X
|
X
|
KO-vraag
|
7.9 Afbouwen van shows – algemeen
|
X
|
X
|
X
|
|
7.10 Afbouwen van shows – weigeraars
|
X
|
X
|
|
Totaal specifieke deel examen (applicatie ‘Binnenvuurwerk’)
|
12
|
4
|
4 cases
|
|
10.3 Cesuur examen
10.3.1 Algemene toetstermen (1.1 t/m 3.4.2)
De waardering bij deel A en B van het examen is 1 punt per vraag. Totaal zijn er met
deze delen dus 36 punten te verdienen, voor deel A 27 punten en voor deel B 9 punten.
De cesuur is als volgt: men is geslaagd voor het algemene deel indien men 70% van
de 36 vragen correct heeft beantwoord. Dit betekent een score van 25 goede antwoorden.
Deel A van examen bestaat uit meerkeuze vragen met vier antwoordalternatieven waarvan
er steeds een de beste keuze is. Dit geldt voor zowel het algemene deel van het theorie-examen,
als voor beide applicaties (Groot Vuurwerk en Pyrotechnische Speciale Effecten).
Deel C van het examen bestaat uit vijf cases, waarvan 1 uit het algemene deel van
de toetstermen. De overige vier cases zijn gebaseerd op de toetstermen van de afzonderlijke
applicaties (Pyrotechnische Speciale Effecten of Groot Vuurwerk).
10.3.2 Groot Vuurwerk (toetstermen 4.1.1 t/m 5.15.1)
De waardering bij deel A en B van het theorie-examen is 1 punt per vraag. De 16 vragen
uit deze specifieke toetsmatrijs zijn aanvullend op de 36 vragen van het algemene
deel van het theorie examen. Totaal zijn er met het specifieke deel 16 punten te verdie-
nen. De cesuur is als volgt: men is geslaagd voor de applicatie deel Groot Vuurwerk
in- dien men 70% van de 16 vragen correct heeft beantwoord. Dit betekent een score
van 11 (afgerond) goede antwoorden.
De examenkandidaat is geslaagd voor het deel A en B van het examen (algemene deel
plus applicatie Groot Vuurwerk) indien hij van het totaal van 52 vragen tenminste
36 vragen (70%) juist heeft beantwoord en voor elk van de afzonderlijke delen een
voldoende resultaat (70% goed) heeft behaald.
Deel C van het examen bestaat uit 5 cases, waarvan 1 gebaseerd op een toetsterm uit
het algemene deel en vier op toetstermen uit het specifieke deel (applicatie Groot
Vuurwerk).
Deel C van het examen kan een of meerdere zogenaamde knock-out-onderdelen (KO) bevatten.
Indien de examenkandidaat op een KO-onderdeel een vooraf gedefinieerde fout maakt,
wordt door de examinator een knock-out (KO) toegekend en is de kandidaat daarmee gezakt
voor deel C. Een fatale fout is een handeling waardoor een onacceptabel risico kan
ontstaan voor de werknemer (kandidaten) of diens omgeving.
De examenkandidaat is geslaagd voor het totale deel C van het examen (algemene deel
plus applicatie Groot Vuurwerk) indien hij van het totaal van 5 cases tenminste 3
cases (60%) juist heeft beantwoord en tevens geen fatale fout op een KO-onderdeel
heeft gemaakt.
Een kandidaat is geslaagd voor het volledige examen Groot Vuurwerk als hij voor deel
A en B van het examen enerzijds, en voor deel C anderzijds elk afzonderlijk een voldoende
resultaat heeft gescoord. Bij het bepalen van het totaalresultaat van een examenkandidaat
wordt de volgende verdeling aangehouden: deel A en B tellen gezamenlijk mee voor 40%
van de eindscore en deel C van het examen telt voor 60%.
10.3.3 Pyrotechnische Speciale Effecten (toetstermen 6.1.1 t/m 7.10.1)
De waardering bij deel A en B van het examen is één punt per vraag. De 16 vragen uit
deze specifieke toetsmatrijs zijn aanvullend op de 36 vragen van het algemene deel
van het theoretische examen. Totaal zijn er met het specifieke deel 16 punten te verdienen.
De cesuur is als volgt: men is geslaagd voor de applicatie Pyrotechnische Speciale
Effecten deel indien men 70% van de 16 vragen correct heeft beantwoord. Dit betekent
een score van 11 (afgerond) goede antwoorden.
De examenkandidaat is geslaagd voor deel A en B van het examen (algemene deel plus
applicatie Pyrotechnische Speciale Effecten) indien men van het totaal van 52 vragen
tenminste 36 vragen (70%) juist heeft beantwoord en voor elk van de afzonderlijke
de- len een voldoende resultaat (70% goed) heeft behaald.
Deel C van het examen bestaat uit vijf cases, waarvan één gebaseerd op een toetsterm
uit het algemene deel en vier op toetstermen uit het specifieke deel (applicatie Pyrotechnische
Speciale Effecten).
Deel C van het examen kan een of meerdere zogenaamde knock-out-onderdelen (KO) bevatten.
Indien de examenkandidaat op een KO-onderdeel een vooraf gedefinieerde fatale fout
maakt, wordt door de examinator een knock-out (KO) toegekend en is de kandidaat daarmee
gezakt voor deel C van het examen. Een fatale fout is een handeling waardoor een onacceptabel
risico kan ontstaan voor de werknemer (kandidaten) of diens omgeving.
De examenkandidaat is geslaagd voor het totale deel C van het examen (algemene deel
plus applicatie Groot Vuurwerk) indien hij van het totaal van 5 cases tenminste 3
cases (60%) juist heeft beantwoord en tevens geen fatale fout op een KO-onderdeel
heeft gemaakt.
Een kandidaat is geslaagd voor het volledige examen Groot Vuurwerk als hij voor deel
A en B van het examen enerzijds, en voor deel C van het examen anderszijds elk afzonderlijk
een voldoende resultaat heeft gescoord. Bij het bepalen van het totaalresultaat van
een examenkandidaat wordt de volgende verdeling aangehouden: deel A en B gezamenlijk
tellen mee voor 40% van de eindscore en deel C van het examen telt voor 60%.
10.3.4 Beide toepassingsgebieden
Indien een examenkandidaat een persoonscertificaat voor beide specifieke vakbekwaamheden,
Groot Vuurwerk en Pyrotechnische Speciale Effecten wil behalen, dient hij voor beide
specifieke examenvarianten (applicaties Groot Vuurwerk en Pyrotechnische Speciale
Effecten) een voldoende te hebben gehaald.
Dat betekent op beide varianten (GV en PSE) van deel A en B van het examen tenminste
11 van de 16 vragen correct beantwoord en op het algemene deel van deel A en B van
het examen tenminste 25 van de 36 vragen correct beantwoord. Het algemene deel hoeft
in dit geval slechts éénmaal te worden afgelegd. Voor beide varianten van deel C van
het examen dient in dit geval ook een voldoende te worden gehaald.
Het resultaat van het algemene deel van het examen blijft geldig gedurende de gehele
certificatieperiode. De examenkandidaat kan dus desgewenst op een later moment examen
of herexamen doen voor een aanvullende applicatie.
10.3.5 Beperkt toepassingsgebied (toetstermen 1.1 t/m 3.4.2)
De waardering bij deel A en B van het examen is 1 punt per vraag. Totaal zijn er met
deze delen dus 36 punten te verdienen, voor deel A 27 punten en voor deel B 9 punten.
De cesuur is als volgt: men is geslaagd voor het algemene deel indien men 70% van
de 36 vragen correct heeft beantwoord. Dit betekent een score van 25 goede antwoorden.
Deel A van examen bestaat uit meerkeuze vragen met vier antwoordalternatieven waarvan
er steeds een de beste keuze is. Deel C van het examen bestaat uit een casus uit het
algemene deel van de toetstermen..
De examenkandidaat is geslaagd voor deel C van het examen indien hij van voor de cases
tenminste 60% van het totale aantal te behalen punten heeft gescoord en tevens geen
fatale fout op een KO-onderdeel heeft gemaakt.
Het resultaat van het examen in het beperkte toepassingsgebied blijft geldig gedurende
de gehele certificatieperiode. De examenkandidaat kan dus desgewenst op een later
moment examen doen voor (een) aanvullende applicatie(s), dat wil zeggen GV en/of PSE.
10.3.6 Herexamen
Indien een kandidaat zakt voor een deelexamen (deel A en B gezamenlijk, of deel C),
blijft het voldoende resultaat gedurende een halfjaar na de datum van afname geldig.
Na deze datum vervalt de geldigheid van dit deelexamen en dient de aanvrager de certificatieprocedure
van vooraf aan te doorlopen. Deelexamens mogen éénmaal worden her- kanst. Tweemaal
achtereen zakken voor een deelexamen, zal leiden tot een negatieve certificatiebeslissing
van De CKI. Dit betekent dat de aanvrager de procedure van vooraf aan dient te doorlopen.
11. Hercertificatie
Het persoonscertificaat heeft een maximale geldigheidsduur van drie jaar. Indien een
certificaathouder opnieuw gecertificeerd wil worden dient dezelfde procedure doorlopen
te worden als bij initiële certificatie.
Voor hernieuwde afgifte van het wettelijk verplichte WSCS-VD volgt onderstaand een
opsomming van de eisen. Bij hercertificatie dient de kandidaat te voldoen aan de volgende
criteria:
-
• Beschikken over een voor het toepassingsgebied relevant getuigschrift c.q. diploma
dat afgegeven is door een door de CKI geaccepteerde exameninstelling zoals beschreven
in hoofdstuk 5. De geldigheidsduur van het persoonscertificaat is gelimiteerd tot
maximaal drie jaar na de datum waarop het getuigschrift/diploma is behaald.
-
• Aantoonbaar minimaal zesmaal betreffende soort arbeid binnen het toepassingsgebied
Groot Vuurwerk c.q. Pyrotechnische Speciale Effecten te hebben verricht in de drie
jaar voorafgaand aan de aanvraag. Dit dient te blijken uit het overleggen van tenminste
twee werkplannen over elk van deze drie jaren. Het werkplan dient te vol- doen aan
de eisen conform art. 4.9 1e lid Arbobesluit en zoals bedoeld in bijlage XI van de
Arboregeling. Voor deze eis kan schriftelijk een gemotiveerd dispensatiever- zoek
ter besluitvorming worden ingediend bij het CCvD-VD. Deze eis geldt niet voor het
toepassingsgebied ‘Het bewerken, verwerken, verpakken, herverpakken, voormonteren,
monteren en assembleren van professioneel vuurwerk in een inrichting’.
-
• Zich conformeren aan de gedragscode en dienovereenkomstig handelen.
-
• Beschikken over een recente (niet ouder dan zes maanden) Verklaring Omtrent Gedrag
in relatie tot het toepassingsgebied van het certificaat.
-
• Overleggen van de in hoofdstuk 13 van dit document voorgeschreven registratie over
de periode sinds de afgifte van het vorige persoonscertificaat.
Het CCvD-VD zal de eind- en toetstermen tenminste jaarlijks beoordelen op actualiteit
en deze zonodig aanpassen.
12. Het certificaat
Op het certificaat dient vermeld te worden dat de CKI verklaart dat de betreffende
persoon voldoet aan de eisen uit het werkveldspecifieke certificatieschema met betrekking
tot het/de relevante toepassingsgebied(en).
Minimaal dienen de volgende gegevens op het certificaat vermeld te zijn:
-
• Achternaam en voorletters van de gecertificeerde persoon;
-
• Geboorteplaats en geboortedatum van de gecertificeerde persoon;
-
• Eenduidig certificaatnummer;
-
• Naam, contactgegevens en KvK-nummer van de CKI die het certificaat verleend heeft;
-
• Referentie naar de norm waaraan getoetst is (SCVE-VD);
-
• Scope van het certificaat (GV en/of PSE, of beperkt toepassingsgebied), inclusief
de geldigheidscondities (zie hoofdstuk 13);
-
• De ingangsdatum van het certificaat en de datum waarop het certificaat ophoudt geldig
te zijn;
-
• Logo Beheerstichting SCVE;
-
• Kenmerk aanwijzingsbeschikking SZW;
-
• Op het certificaat van toepassing zijnde reglementen van de CKI;
-
• Aanwijzingen voor de gebruiker:
-
− Dit WSCS-VD is alleen geldig indien de certificaathouder is vermeld in het register
van vuurwerkdeskundigen dat is te benaderen via de internetsite van SCVE.
-
− Vragen over de geldigheid van dit persoonscertificaat kunnen worden gericht aan de
CKI.
Bij Groot Vuurwerk:
-
• Geschikt voor professioneel vuurwerk dat bestemd is voor gebruik buiten
-
• (open lucht) tijdens een evenement of voorstelling.
-
• Professioneel werken met consumentenvuurwerk is toegestaan.
-
• Werkzaamheden conform werkplan op locatie.
Bij Pyrotechnische Speciale Effecten:
-
• Geschikt voor werk bij geringe publieksafstanden.
-
• Professioneel werken met consumentenvuurwerk is uitgesloten.
-
• Werkzaamheden conform werkplan op locatie.
Bij beperkt toepassingsgebied:
-
• uitsluitend geschikt voor verwerken (intern transport, opslag), verpakken en herverpakken
van professioneel vuurwerk in een inrichting.
-
• het tot ontbranding brengen, opbouwen, installeren, monteren, assembleren, na ontbranding
verwijderen en bewerken, (voor-)monteren en assembleren van professioneel vuurwerk
is uitgesloten.
13. Geldigheidscondities
Gedurende de looptijd gelden de volgende condities waar de certificaathouder zich
aan moet houden. Indien niet voldaan wordt aan deze condities kan dit consequenties
hebben voor het certificaat.
-
• De certificaathouder moet zich conformeren aan de gedragscode en dienovereen komstig
handelen. De gedragscode is opgenomen in bijlage A van SCVE-VD.
-
• De certificaathouder dient een registratie bij te houden waaronder:
-
− klachtenregister;
-
− bezoeken van de Inspectie SZW;
-
− bezoeken van een ambtenaar van het bevoegd gezag;
-
− werkervaring (per toepassingsgebied);
-
− registratie van ongevallen en/of schades.
Bijlage A gedragscode vuurwerkdeskundige
Bijlage b: overgangsregeling
Persoonscertificaten die voorafgaand aan de datum van het inwerkingtreden van dit
WSCS-VD zijn afgegeven, behouden hun vijfjarige geldigheidsduur mits de hieronder
beschreven tussentijdse beoordeling door de CKI met positief resultaat wordt afgerond.
Drie jaar na de afgifte van een vijfjarige persoonscertificaat, beoordeelt de CKI
de voortdurende vakbekwaamheid van de certificaathouder. Voor deze tussentijdse beoordeling
van vijfjarige persoonscertificaten, gelden de volgende criteria:
-
• Aantoonbaar minimaal zesmaal betreffende soort arbeid binnen het toepassingsgebied
Groot Vuurwerk c.q. Pyrotechnische Speciale Effecten te hebben verricht in de drie
jaar voorafgaand aan de tussentijdse beoordeling. Dit dient te blijken uit het overleggen
van tenminste twee werkplannen over elk van deze drie jaren. Het werkplan dient te
voldoen aan de eisen conform art. 4.9 1e lid Arbobesluit en zoals bedoeld in bijlage
XI van de Arboregeling. Voor deze eis kan schriftelijk een gemotiveerd dispensatieverzoek
ter besluitvorming worden ingediend bij het CCvD-VD. Deze eis is niet van toepassing
bij de aanvraag voor een certificaat met een beperkt toepassingsgebied.
-
• Zich conformeren aan de gedragscode en dienovereenkomstig handelen.
-
• Beschikken over een recente (niet ouder dan zes maanden) Verklaring Omtrent Gedrag
in relatie tot het toepassingsgebied van het certificaat.
-
• Overleggen van de in hoofdstuk 13 van dit document voorgeschreven registratie over
de periode sinds de afgifte van het vorige persoonscertificaat.
-
• Voor de houders van een vijfjarig persoonscertificaat dat op de datum van het inwerkingtreden
van onderhavig certificatieschema reeds langer geldig is dan drie jaar, geldt ten
aanzien van het eerste hierboven beschreven criterium de volgende aanpassing:
-
• Aantoonbaar minimaal tweemaal per jaar betreffende soort arbeid van binnen het toepassingsgebied
Groot Vuurwerk c.q. Pyrotechnische Speciale Effecten te hebben verricht in elk jaar
voorafgaand aan de tussentijdse beoordeling. Dit dient te blijken uit het overleggen
van tenminste twee werkplannen over elk van de jaren sinds het persoonscertificaat
is toegekend.
Werkplannen die houders van een vijfjarige persoonscertificaat bij de tussentijdse
beoordeling hebben overlegd aan de CKI, worden door laatstgenoemde tevens als bewijsvoering
gebruikt bij hercertificatie van de certificaathouder. Bedoelde werkplannen worden
hiertoe door de CKI gearchiveerd in het dossier van de certificaathouder gedurende
de resterende geldigheidsperiode van diens vijfjarige persoonscertificaat en, na hercertificatie,
het daarop volgende driejarige persoonscertificaat. Werkplannen die als bewijsvoering
worden gebruikt bij hercertificatie, mogen op het moment hiervan niet ouder zijn dan
drie jaar. Dit zoals beschreven in hoofdstuk 11. Werkplannen die bij hercertificatie
ouder zijn dan drie jaar, worden door de CKI vernietigd.
BIJLAGE 3, BEHOREND BIJ DE MINISTERIËLE REGELING VAN 19 JULI 2012, NR. G&VW/GW/2012/10964,
HOUDENDE WIJZIGING VAN DE ARBEIDSOMSTANDIGHEDENREGELING IN VERBAND MET DE GEFASEERDE
INVOERING VAN HET STELSEL VAN CERTIFICATIE (FASE 3)
Bijlage XIIIg behorend bij artikel 4.29 Arbeidsomstandighedenregeling
Protocol Informatieuitwisseling ASBESTverwijdering Inspectie SZW – Certificerende
Instellingen
Ondergetekenden,
-
1. Inspectie SZW, vertegenwoordigd door mr. J.A. van den Bos, Inspecteur-Generaal, hierna
te noemen: ‘Inspectie SZW’, en
-
2. De aangewezen Certificerende Instelling:
-
a. Bureau Veritas Inspections and Certification The Netherlands B.V. vertegenwoordigd
door: de heer C.J.G. Laarhuis, directeur;
-
b. Eerland Certification B.V., vertegenwoordigd door: ing. E. Eerland, directeur;
-
c. Kiwa N.V. vertegenwoordigd door:de heer B. Meekma, directeur;
-
d. SGS Intron B.V. vertegenwoordigd door: de heer W.H.M. van Loon, algemeen directeur
-
e. SGS Nederland B.V. vertegenwoordigd door: de heer A.G. Siraa, directeur
-
f. TÜV Nederland QA B.V. vertegenwoordigd door: de heer A.C. Boon, directeur hierna te
noemen: ‘Certificerende Instelling’
Overwegende dat:
-
1. artikel 29a van de Arbeidsomstandighedenwet en artikel 1.5e van het Arbeidsomstandighedenbesluit
bepalen dat de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, in casu de Inspectie
SZW, en de aangewezen Certificerende Instellingen, bedoeld in artikel 20 van evengenoemde
wet, elkaar wederzijds (kunnen) informeren over o.a. bij controles of inspecties aangetroffen
situaties waar de veiligheid of de gezondheid van werknemers door de wijze waarop
werkzaamheden worden uitgevoerd in gevaar wordt of kan worden gebracht;
-
2. Het doel van de informatie-uitwisseling is om:
-
a. de Certificerende Instellingen informatie te verschaffen die hen in staat stelt bij
daarvoor in aanmerking komende situaties certificaathouders de juiste sanctie op te
leggen;
-
b. de Inspectie SZW en andere toezichthoudende instanties waarmee de Inspectie SZW de
informatie deelt, informatie te verschaffen die hen in staat stelt gerichte inspecties
uit te voeren bij daarvoor in aanmerking komende bedrijven;
-
3. Het noodzakelijk is om de bestaande afspraken over informatie-uitwisseling – uitgewerkt
in bijlage F van het certificatieschema SC 530 – te vernieuwen en de nieuwe afspraken
neer te leggen in een als bijlage bij de Arbeidsomstandighedenregeling op te nemen
protocol;
-
4. De afspraken in dit protocol strekken ter vervanging van de afspraken in bijlage F
van SC 530.
Komen het volgende overeen:
In dit Protocol wordt een aantal begrippen met een beginhoofdletter gebruikt. Aan
deze begrippen komt de betekenis toe die hieraan wordt gegeven in het hierna volgende
artikel 1
Artikel 1: begripsomschrijvingen
-
1. Protocol: dit protocol
-
2. Inspecteur: inspecteur van de Inspectie SZW
-
3. Inspectie: bezoek door een inspecteur van de Inspectie SZW aan een locatie of werkplek
-
4. Auditor: auditor van de Certificerende Instelling
-
5. Controle: bezoek door een auditor van een Certificerende Instelling aan een locatie
of werkplek
-
6. Certificaathouder: een bedrijf of persoon die in bezit is van een certificaat
-
7. Arbobesluit: het Arbeidsomstandighedenbesluit
Artikel 2: aanwijzen van contactpersonen
Inspectie SZW en Certificerende Instelling wijzen contactpersonen aan voor de uitvoering
van het Protocol en brengen elkaar daarvan op de hoogte;
Artikel 3: melding door de Certificerende Instelling aan de Inspectie SZW van afwijkingen
die leiden tot (een groot risico op) asbestemissie (bijlage A van dit protocol)
-
1. Wanneer een Auditor van een Certificerende Instelling tijdens een Controle van een
Certificaathouder één of meerdere in bijlage A van dit protocol genoemde afwijkingen
constateert, dan doet de contactpersoon van de Certificerende instelling hiervan direct
telefonisch melding bij de contactpersoon van de Inspectie SZW genoemd in artikel 2,
of indien deze niet bereikbaar is, met de tweede contactpersoon van de Inspectie SZW;
-
2. De melding op grond van lid 1 wordt door de contactpersoon van de Certificerende Instelling
binnen vijf werkdagen per mail bevestigd door verzending van de volgende gegevens
aan de postbus die de Inspectie SZW in het kader van dit protocol heeft ingesteld:
-
i. Naam, telefoonnummer en e-mail van de contactpersoon van de Certificerende Instelling
en organisatie (onderdeel) waarvoor deze werkzaam is;
-
ii. Naam, registratienummer van de certificaathouder op wie de melding betrekking heeft;
-
iii. Datum, tijdstip en plaats van de constatering;
-
iv. Omschrijving van de situatie waarop de melding betrekking heeft, inclusief verwijzing
naar de relevante afwijking in bijlage A.
-
3. Indien de Inspectie SZW hierom vraagt, verstrekt de Certificerende Instelling (aanvullend)
relevante schriftelijke stukken zoals bijvoorbeeld een afschrift van correspondentie
met de betreffende Certificaathouder aan de Certificerende Instelling, tenzij er juridische
belemmeringen zijn om de stukken te overleggen.
Artikel 4: melding door de Certificerende Instelling aan de Inspectie SZW van overige
categorie II afwijkingen (bijlage B van dit protocol)
-
1. Indien een Auditor tijdens een controle bij een Certificaathouder een situatie aantreft
genoemd in bijlage B, dan doet de contactpersoon van de Certificerende Instelling
hiervan melding aan de contactpersoon van de Inspectie SZW;
-
2. De melding geschiedt door binnen vijf werkdagen de volgende gegevens naar de postbus
te zenden die de Inspectie SZW in het kader van dit protocol heeft ingesteld:
-
i. Naam, telefoonnummer en e-mail van de contactpersoon van de Certificerende Instelling
en organisatie (onderdeel) waarvoor deze werkzaam is;
-
ii. Naam, registratienummer van de certificaathouder op wie de melding betrekking heeft;
-
iii. Datum, tijdstip en plaats van de constatering;
-
iv. Omschrijving van de situatie waarop de melding betrekking heeft, inclusief verwijzing
naar de relevante afwijking in bijlage B.
-
3. Indien de Inspectie SZW hierom vraagt, verstrekt de Certificerende Instelling (aanvullend)
relevante schriftelijke stukken zoals bijvoorbeeld een afschrift van correspondentie
met de betreffende Certificaathouder aan de Certificerende Instelling, tenzij er wettelijke
belemmeringen zijn om de stukken te overleggen.
Artikel 5: melding door de Certificerende Instelling aan de Inspectie SZW van categorie
III en IV afwijkingen (bijlage H van SC 530)
-
1. Afwijkingen categorie III en IV worden ieder kwartaal binnen drie weken na afloop
van het kwartaal gemeld (peildata 1 januari, 1 april, 1 juli en 1 oktober);
-
2. Deze melding dient schriftelijk te geschieden, waarbij e-mail als een vorm van schriftelijk
melden wordt beschouwd. Meldingen worden gebundeld in de vorm van een bestand aangeleverd
in Excel of Access;
-
3. Het bestand wordt door de contactpersoon van de Certificerende Instelling gezonden
naar de postbus die de Inspectie SZW in het kader van dit protocol heeft ingesteld.
Het bestand bevat de volgende gegevens:
-
i. Naam, telefoonnummer en e-mail van de contactpersoon van de Certificerende Instelling
en organisatie (onderdeel) waarvoor deze werkzaam is;
-
ii. Naam, registratienummer van de certificaathouder op wie de melding betrekking heeft;
-
iii. Datum, tijdstip en plaats van de constatering;
-
iv. Omschrijving van de situatie waarop de melding betrekking heeft, inclusief verwijzing
naar de relevante afwijking uit bijlage H van SC 530;
-
4. Indien de Certificerende instelling besluit omwille van logistieke redenen ook de
onder artikel 3 en 4 genoemde afwijkingen nogmaals in het bestand op te nemen, dan
dient in het bestand duidelijk zichtbaar te zijn om welke gegevens het gaat;
-
5. Indien de Inspectie SZW hierom vraagt, verstrekt de Certificerende Instelling (aanvullend)
relevante schriftelijke stukken zoals bijvoorbeeld een afschrift van correspondentie
met de betreffende Certificaathouder aan de Certificerende Instelling, tenzij er wettelijke
belemmeringen zijn om de stukken te overleggen.
Artikel 6: melding door de Inspectie SZW aan de Certificerende Instelling van overtredingen
die leiden tot (een groot risico op) asbestemissie (bijlage A van dit protocol)
-
1. Wanneer een Inspecteur van de Inspectie SZW tijdens een Inspectie één of meerdere
van de in bijlage A genoemde situaties aantreft, dan doet de contactpersoon van de
Inspectie SZW hiervan direct telefonisch melding bij de contactpersoon van de Certificerende
instelling genoemd in artikel 2;
-
2. De melding op grond van lid 1 wordt door de contactpersoon van de Inspectie SZW schriftelijk
bevestigd door de handhavingcorrespondentie die aan de werkgever wordt gezonden in
afschrift per email aan de Certificerende Instelling toe te zenden. De email is gericht
aan de contactpersoon van de Certificerende Instelling;
-
3. De Certificerende Instelling bericht binnen drie weken (na afronding van een eventuele
procedure zienswijze) hoe de melding is afgehandeld en welke actie naar de betreffende
Certificaathouder is ondernomen. Dit doet de Certificerende Instelling door via de
postbus die de Inspectie SZW in het kader van dit protocol heeft ingesteld de onder
2 genoemde email te retourneren met vermelding van de genomen vervolgstappen.
Artikel 7: melding door de Inspectie SZW aan de Certificerende Instelling van overige
overtredingen
-
1. Indien een Inspecteur tijdens een Inspectie van een locatie of werkplek overige overtredingen
van de Arbeidsomstandighedenwet constateert, niet zijnde een overtreding genoemd in
bijlage A van dit protocol, dan doet de contactpersoon van de Inspectie SZW hiervan
melding aan de contactpersoon van de betreffende Certificerende Instelling;
-
2. De melding geschiedt door de handhavingcorrespondentie die aan de werkgever wordt
gezonden in afschrift per email aan de Certificerende Instelling toe te zenden. De
email is gericht aan de contactpersoon van de Certificerende Instelling.
Artikel 8: privacy-aspecten
Een ieder die in het kader van dit Protocol bedrijfs- of persoonsgegevens dan wel
andersoortige vertrouwelijke informatie ontvangt is verplicht tot geheimhouding. De
gegevens die in het kader van dit Protocol verstrekt worden aan een andere partij
mogen alleen gebruikt worden met het oog op het in dit Protocol omschreven doel. De
Inspectie SZW behoudt wel de mogelijkheid om haar handhavingsinformatie met andere
toezichthoudende instanties te delen.
Artikel 9: kosten
Partijen zullen elkaar geen kosten in rekening brengen voor het doen van meldingen
en/of voor de afhandeling van die meldingen en/of voor andere activiteiten die voortvloeien
uit dit Protocol.
Artikel 10: wijzigingen in en opzegging van het Protocol
Wijzigingen in en opzegging van het Protocol behoeven de schriftelijke instemming
van alle bij het protocol betrokken partijen.
Artikel 11: evaluatie
-
1. Tweemaal per jaar vindt een overleg plaats tussen de Inspectie SZW en de Certificerende
Instellingen over praktische zaken rond de toepassing van het Protocol;
-
2. Jaarlijks vindt een evaluatiebijeenkomst plaats waarbij partijen de resultaten van
het Protocol evalueren en bekijken of gemaakte afspraken worden nageleefd. Indien
gewenst wordt het Protocol en/of de bij het Protocol behorende bijlagen aangepast.
Artikel 12: geldigheid
Dit Protocol treedt in werking op de dag na ondertekening ervan.
Dit Protocol is overeengekomen en ondertekend
Namens de Inspectie SZW te Den Haag op de datum: 2 mei 2012
Namens de Certificerende Instelling op de datum: 31 mei 2012
Bijlage A. Afwijkingen genoemd in bijlage H van SC 530 die direct telefonisch aan
de Inspectie SZW moeten worden gemeld
Nr
|
Vestigingslocatie
|
Inspectie SZW
|
|
|
Beboetbaar feit
|
1
|
Het bedrijf van de certificaathouder verricht asbestverwij-deringswerkzaamheden of
werkzaamheden verbonden aan asbestverwijdering terwijl haar certificaat is geschorst.
|
4.54d
|
Nr
|
Certificerende instelling
|
Inspectie SZW
|
|
Projectlocatie
|
Beboetbaar feit
|
|
|
|
1
|
Bij het verwijderen van asbest worden niet alle maatregelen getroffen die behoren
bij de wettelijk voorgeschreven risicoklasse.
|
4.48a
|
17
|
Er zijn aanvullend asbesthoudende/-verdachte materialen / producten / verontreinigingen
op vooraf niet be kende plaatsen aangetroffen, zonder dat passende maatregelen zijn
getroffen.
|
4.47a, lid 1 of 4.54a
|
26
|
Er is geen volledige decontaminatie-unit aanwezig en/of deze staat na aanvang asbestverwijdering/-sanering
niet gebruiksklaar opgesteld.
|
B40500401
(4.20, lid 4)
|
31
|
Er wordt geen geschikte ademhalingsbescherming toe-gepast.
|
B4048a201
(4.48a, lid 2)
|
1. Het bedrijf beschikt niet over de middelen of ze zijn niet op de werkplek aanwezig.
|
2. De middelen zijn op de werkplek aanwezig (maar worden niet gebruikt).
|
32
|
Er worden geen geschikte beschermende werkkleding en PBM toegepast.
|
4.48a, lid 2
|
Het bedrijf beschikt niet over de middelen of ze zijn niet op de werkplek aanwezig.
|
De middelen zijn op de werkplek aanwezig (maar wor-den niet gebruikt).
|
35
|
Er worden geen brongerichte emissiebeperkende maat-regelen toegepast bij werkzaamheden
in containment of afgeschermde werkruimte condities.
|
B40450201
(4.45, lid 2 en 4.54d)
|
|
Er worden geen brongerichte emissiebeperkende maat-regelen toegepast bij werkzaamheden
in openlucht con-dities of met de glove-bag methode.
|
36
|
Er vinden, ook bij verwijderingswerk in openlucht con-dities, geen afdoende doeltreffende
eindreinigingen van alle daartoe relevante locaties / oppervlakken plaats.
|
|
38
|
Het asbestafval/asbestbesmette afval dat buiten het containment, de afgeschermde werkruimte,
of de glove-bag locatie, of bij openlucht condities buiten de afgezette en gemarkeerde,
directe verwijderingslocatie aanwezig is, is niet volledig onbeschermd of de verpakking
is niet vezeldicht.
Het betreft niet-hechtgebonden asbest.
|
B40450204
(4.45, lid 2)
|
45
|
Na de eindbeoordeling en vrijgave door eindbeoordelingsinstelling én de laatste visuele
eindcontrole door het asbestverwijderingsbedrijf vóór de oplevering, is de vei-lig
te achten saneringslocatie visueel niet vrij van als as-besthoudend/-besmet te beschouwen
resten afkom-stig uit het asbestverwijderingswerk.
Het betreft niet-hechtgebonden asbest.
|
B40500301
(4.51a)
|
46
|
Er is geen doeltreffend gesloten containment opgericht.
|
B4048a101
(4.48a, lid 1)
|
47
|
Er is niet gewaarborgd, dat er geen asbestvezelemissie/-besmetting naar de omgeving
buiten het containment kan plaatsvinden.
|
B4048a101
(4.48a, lid 1)
|
53
|
Bij asbestverwijderingswerk onder risicoklasse 3 con-dities wordt geen omgevingslucht
onafhankelijke adem-halingsbescherming toegepast, óf ademhalingsbescher-ming met een
afdoende verhoogde beschermingsfactor.
|
B4048a201
|
Het bedrijf beschikt niet over deze middelen of zij zijn niet op de werkplek aanwezig.
|
De middelen zijn op de werkplek aanwezig maar worden niet toegepast.
|
61
|
Er worden ABM(‘s) gebruikt die zodanig zijn beschadigd, dat dit de veilige werking
nadelig kan beïnvloeden.
|
4.48a, lid 2, Arbobesluit 8.1 en 8.3
|
62
|
Er worden ABM(‘s) gebruikt die niet schoon zijn (inwen-dig en uitwendig) m.b.t. stof,
vuil, restfracties, schim-mels, etc.
De vervuiling is wel schadelijk voor de gezondheid.
|
4.48a, lid 2,
4.51, 3e lid
|
Bijlage B. Categorie II overtredingen vastgesteld tijdens een projectlocatie, niet
zijnde overtredingen genoemd in bijlage A
|
Certificerende instelling
|
Inspectie SZW
|
|
|
Beboetbaar feit
|
8
|
De in het werkplan beschreven werkwijzen zijn niet in overeenstemming met het de risicoklasse
en de wijze van afscherming zoals voorgeschreven in de SMA-rt.
|
4.50
|
12
|
Er is geen DTA met een geldig persoonscertificaat volgens SC-510 aan-wezig op de asbestverwijderingslocatie.
|
B4054d501
(4.54d, lid 5)
|
12a
|
Op niet alle plaatsen waar asbest wordt verwijderd is toezicht door een DTA.
|
(4.54d, lid 5)
|
13
|
De asbestverwijderingsmedewerker(s) op locatie is (zijn) geen DAV(’s) met een geldig
persoonscertificaat volgens SC-520.
|
B4054d701
(4.54d, lid 7)
|
14
|
Op het asbestverwijderingswerk zijn meer dan twee leerling-DAV’s per mentor-DTA aanwezig.
|
B4054d701
(4.54d, lid 7)
|
15
|
De werklocatie is niet afgebakend/afgeschermd conform SC-530.
|
4.48a, lid 2c)
|
27
|
De decontaminatie-unit is, indien technisch mogelijk, niet direct gekoppeld aan het
werkgebied.
|
4.20, lid 4
|
29
|
De decontaminatieprocedure of de transitprocedure wordt niet correct uit-gevoerd,
bij risicoklasse 3 werkzaamheden
bij risicoklasse 2 werkzaamheden.
|
B40500401
(4.20, lid 4)
|
30
|
Het met asbest verontreinigde afvalwater wordt niet opgevangen en (stapsgewijs) door
een afvalwaterfiltering afgevoerd met een laatste filter met poriëndiameter van 5
micrometer.
|
4.20, lid 4
|
33
|
Voor aanvang van de asbestverwijdering is de niet-besmette inventaris/in-boedel niet
uit / van de werklocatie verwijderd.
|
B4048a101
(4.48a, lid 1)
|
|
Voor aanvang van de asbestverwijdering is de niet-besmette inventaris/in-boedel niet
vezeldicht afgeplakt / afgeschermd.
|
34
|
Wanneer er in de naaste omgeving zodanige (sloop-)activiteiten plaats vinden dat daardoor
het resultaat van het asbestverwijderingswerk en/of de eindbeoordeling wordt benadeeld
en er tijdens de asbestverwijdering en/of de eindbeoordeling geen doeltreffende maatregelen
zijn getroffen.
|
4.48a, lid 4 en 4.51a, lid 1
|
37
|
Het glove-bag werk wordt niet correct uitgevoerd.
|
B4048a101
(4.48a, lid 1)
|
39
|
Het asbestafval/asbestbesmette afval dat buiten het containment, de af-geschermde
werkruimte, of de glove-bag locatie, of bij openlucht condities buiten de afgezette
en gemarkeerde, directe verwijderings-locatie aanwe-zig is, is niet volgens de eisen
minimaal dubbel én lucht- en vezeldicht in een deugdelijke, stoot- en scheurbestendige
verpakking (0,2 mm dikke of hi-tec pefolie) verpakt t.b.v. de afvoer vanaf de werkplek.
Het betreft niet-hechtgebonden asbest.
|
4.45, lid 2
|
40
|
Gereedschappen, machines, klimmaterieel, uitrustingsstukken, etc., die met asbeststof
in aanraking zijn geweest, zijn niet doeltreffend gereinigd, dan wel niet volgens
de eisen minimaal dubbel én lucht- en vezeldicht in een deugdelijke, stoot- en scheurbestendige
verpakking (0,2 mm dikke of hi-tec pe-folie) verpakt t.b.v. het vervoer en de opslag
buiten de werk-plek.
|
4.45, lid 2
|
41
|
De afsluitklep(pen) van de onderdruk-ventilatiemachine(s) (ODM’s) is (zijn) niet lekvrij
afgedicht.
|
4.45, lid 2
|
42
|
De verpakkingen van asbestafval en/of asbestbesmette onderdelen, uit-rusting stukken
e.d. zijn niet uitwendig gemarkeerd met de voorgeschre-ven asbest-waarschuwingsstickers
(Productenbesluit Asbest 2005).
|
4.45, lid 2
|
48
|
Het containment wordt niet permanent op een onderdruk van minimaal 20 Pascal (Pa)
gehouden, indien substantieel lager dan 20 Pa en het contain-ment wordt minder dan
6 keer per uur geventileerd.
|
4.48a, lid 2
|
55
|
De uitsluis- en afvoerprocedure voor het asbestafval (en de verpakte, als asbestbesmet
te beschouwen uitrusting stukken) is `niet correct uitge-voerd
bij risicoklasse 3 werkzaamheden,
|
B40500401
(4.45, lid 2)
|
|
bij risicoklasse 2 werkzaamheden.
|
56
|
Indien het apart uitsluizen van de asbestafvalverpakkingen niet mogelijk is, moeten
de verpakkingen lucht- en vezeldicht verpakt/afgeplakt en los van de vloer in het
containment / de afgeschermde werkruimte opgesla-gen zijn.
|
4.45, lid 2
|
58
|
bij risicoklasse 2 werkzaamheden: De filters voor de ABM zijn niet bestand tegen asbeststof
en de eventuele additionele schadelijke stoffen en/of vol-doen niet aan de vereiste
specificaties.
|
B4048a201
B80030101
(4.48d, lid 2) + 8.3 Artbowet
|
63
|
De gebruikte filter(s) van de ABM(‘s) zijn niet correct gemarkeerd of, lucht- dicht
afgedopt.
|
4.51, lid 3
|
65
|
De decontaminatie-unit is beschadigd waardoor er geen veilige werking is.
|
4.48a
|
70
|
De gebruikte machine(s) zijn zodanig beschadigd dat er geen veilige werking is.
|
Arbobesluit hfd 7
|
BIJLAGE 4, BEHOREND BIJ DE MINISTERIËLE REGELING VAN 19 JULI 2012, NR. G&VW/GW/2012/10964,
HOUDENDE WIJZIGING VAN DE ARBEIDSOMSTANDIGHEDENREGELING IN VERBAND MET DE GEFASEERDE
INVOERING VAN HET STELSEL VAN CERTIFICATIE (FASE 3)
Bijlage XVII behorend bij artikel 7.7
Werkveldspecifiek document voor aanwijzing en toezicht (WDA&T) op de certificatie-
en keuringsinstellingen die: personen certificeren in het kader van verticaal transport
Document: WDAT-VT-Personen: 2012, versie 01
Onder beheer van:
Stichting TCVT
Postbus 154
3990 DD Houten
www.TCVT.nl
INHOUD
1.
|
INLEIDING
|
57
|
2.
|
DEFINITIES
|
57
|
3.
|
WERKVELDSPECIFIEKE KENMERKEN
|
58
|
|
3.1
|
Beschrijving document
|
58
|
|
3.2
|
Actieve partijen
|
58
|
|
3.3
|
Risicoanalyse
|
58
|
4.
|
EISEN TEN BEHOEVE VAN DE AANWIJZING
|
58
|
|
4.1
|
Persoonscertificatie
|
58
|
|
4.2
|
Aanwijzingscriteria
|
60
|
5.
|
TOEZICHT
|
61
|
6.
|
MAATREGELEN
|
62
|
|
BIJLAGE 1
|
62
|
|
BIJLAGE 2
|
66
|
1. Inleiding
Machinist verticaal transport betreft een risicovolle beroepsactiviteit. Om het maatschappelijke
belang (veiligheid en gezondheid in verband met de arbeid) te waarborgen, is door
de overheid gekozen voor een wettelijk verplichte certificatieregeling voor de functie
van machinist verticaal transport. Het certificaat wordt onder deze regeling verstrekt
door CKI’s.
Om certificaten voor een specifiek werkveld te mogen verstrekken dient een CKI hiertoe
te worden aangewezen door de minister. Dit gebeurt door een toetsing aan dit WDA&T.
In dit document is aangegeven aan welke regels en procedures de betreffende CKI’s
zich dienen te houden.
2. Definities
Begrip of afkorting
|
:
|
Betekenis
|
Aanvrager van een certificaat
|
:
|
De (rechts)persoon die bij de certificatie-instelling een aanvraag doet voor het afgeven
van een certificaat.
|
Aanwijzing
|
:
|
Aanwijzing van een instelling bij of krachtens wettelijk voorschrift door de minister
van SZW.
|
Inspectie SZW
|
|
Toezichthouder van SZW
|
Beoordeling
|
:
|
Beoordeling (initiële, of her-) door de nationale accreditatie-instantie van instellingen
op basis van het door de minister van SZW vastgestelde WDA&T, op grond waarvan de
nationale accreditatie-instantie schriftelijk rapporteert of de instelling competent
is om wettelijk verplichte certificaten af te geven.
|
BHST
|
:
|
Stichting die een wettelijke certificatieregeling beheert: TCVT.
|
Centraal College van Deskundigen (CCvD)
|
:
|
Het college, onderdeel van en/gefaciliteerd door BHST, dat belanghebbende partijen
in een bepaalde sector of branche de mogelijkheid biedt tot deelname bij het opstellen
en onderhouden van werkveldspecifieke documenten op zodanige wijze dat sprake is van
een evenwichtige en representatieve vertegenwoordiging van deze partijen.
|
Centrale Examen Commissie (CEC)
|
|
Commissie binnen de structuur van de BHST die een centrale itembank ontwikkelt en
beheert.
|
Certificaat
|
:
|
Een certificaat in de zin van artikel 20 Arbowet. Daarnaast kan een certificaat beschouwd
worden als een verklaring van overeenstemming (conformiteitsverklaring) zoals bedoeld
in relevante ISO en EN normen.
|
Certificaathouder
|
:
|
Persoon die in het bezit is van een geldig wettelijk verplicht certificaat.
|
Certificatieproces
|
:
|
Alle activiteiten via welke een CKI beoordeelt en besluit of een persoon, product
of systeem voldoet en blijft voldoen aan de normen, zoals opgenomen in het werkveldspecifieke
certificatieschema.
|
Certificatiereglement
|
:
|
Bepalingen voor de uitvoering van het certificatieproces en de relaties tussen kandidaat
en CKI.
|
Certificatiesysteem
|
:
|
Set van procedures en middelen benodigd om het certificatieproces uit te voeren per
certificatieschema, dat leidt tot de uitgifte van een certificaat van vakbekwaamheid,
inclusief onderhoud.
|
Certificerings en Keurings-instelling (CKI)
|
:
|
Kalibratie- of conformiteitsbeoordelingsinstellingen zoals certificatie-instellingen,
keuringsdiensten van gebruikers, laboratoria, inspectie-instellingen en testinstituten.
|
Controle
|
:
|
Periodieke beoordeling door de nationale accreditatie-instantie van CKI’s tegen de
voor beoordeling geldende regels van de minister (WDA&T).
|
Examenprotocol
|
:
|
Schriftelijk document waarin de eisen t.a.v. examinering TCVT persoonscertificatie
zijn vastgelegd. Het document is als bijlage toegevoegd (zie bijlage 2).
|
Risicoanalyse
|
:
|
Analyse waaruit motivatie, voor te maken keuzes in werkveldspecifiek probleemgebied,
blijkt, op te nemen in het beoogde certificatieschema.
|
Toezicht
|
:
|
Het verzamelen van de informatie over de vraag of een handeling of zaak voldoet aan
de daaraan gestelde eisen, het zich daarna vormen van een oordeel daarover en het
eventueel naar aanleiding daarvan interveniëren.
|
TSJ
|
:
|
TCVT Schema Journaal. Hierin wordt een toelichting gegeven op een eis uit het schema.
Een toelichting is niet eisenstellend. Via publicatie op de website wordt uitleg bekend
gemaakt en informatie verstrekt.
|
TCPR-boekje
|
|
Toezicht Certificatie Praktijk Registratie boekje. Persoonsgebonden boekje waarin
de persoonscertificaathouder zijn praktijkervaringen en bijscholing bijhoudt.
|
Werkveldspecifiek certificatieschema (WSCS)
|
:
|
Term gebruikt door SZW voor een certificatieschema dat door de minister van SZW is
geaccepteerd te gebruiken binnen een specifieke aanwijzing als CKI voor personen,
producten of systemen.
|
WDAT-VT-Personen
|
:
|
Werkveldspecifiek document van aanwijzing en toezicht op de certificatie- en keuringsinstellingen
die personen certificeren in het kader van verticaal transport.
Volledige documentnaam: WDAT-VT-Personen: 2012, versie 01.
|
WDAT-VT-Producten
|
|
Werkveldspecifiek document voor aanwijzing en toezicht op de certificatie- en keuringsinstellingen
die mobiele kranen, torenkranen en/of hijs- en hefwerktuigen voor beroepsmatig personenvervoer
en/of tijdelijke personen(bouw)liften periodiek keuren in het kader van verticaal
transport.
Volledige documentnaam: WDAT-VT-Producten: 2012, versie 01.
|
3. Werkveldspecifieke kenmerken
3.1 Beschrijving document
Dit werkveldspecifieke document voor aanwijzing en toezicht is door het CCvD voorgesteld
en door de minister van SZW (inclusief eventuele aanpassingen) vastgesteld. Dit vastgestelde
document vervangt daarmee eerdere versies. Op- en/of aanmerkingen over dit document
kunnen worden ingediend bij het CCvD.
3.2 Actieve partijen
Binnen het kader van dit document voor aanwijzing en toezicht zijn bij de opstelling
betrokken geweest:
3.3 Risicoanalyse
Centrale gebeurtenis
|
Optredende risico’s
|
Oorzaken
|
Maatregelen
|
Personen
|
Producten
|
Het verstrekken c.q. onderhouden van een certificaat op onterechte gronden
|
Het niet naar behoren functioneren van de CKI
|
Onvoldoende materiedeskundigheid eigen certificatiepersoneel/inlenen. Inschakelen
onvoldoende bekwame onderaannemers bij examinering van kraanmachinisten, om alle aspecten
van het totale examen af te dekken.
|
4.2.5
|
4.3.2
|
Onvoldoende kennis van het werkveld
|
Inbreuk op de onafhankelijkheid/onpartijdigheid (, afhankelijkheidsrelatie met (beoogd)
certificaathouder bij persoonscertificatie, inlenen van niet onafhankelijk certificatiepersoneel,
uitbesteden aan niet onafhankelijke onderaannemers en daardoor inbreuk op onpartijdige
examinering)
|
4.2.5
|
4.3.1
|
Onvoldoende toezichtkennis/geen effectief toezicht op certificaathouders. Waaronder
bijvoorbeeld bij persoonscertificatie het niet adequaat afhandelen van (ernstige)
klachten over de competentie van kraanmachinisten die de certificatie eisen van vakbekwaamheid
overtreden.
|
5. B, C, D, E en F
|
4.5.7 / 5.B, C en D
|
Geen onderlinge harmonisatie in het toepassen van de certificatieschema’s
|
|
|
Inbreuk op de vertrouwelijkheid van informatie
|
4.5.4
|
4.5.4
|
Het verstrekken c.q. onderhouden van een certificaat op onterechte gronden wordt als
de centrale gebeurtenis gedefinieerd. Om het verstrekken c.q. onderhouden van een
certificaat op onterechte gronden te voorkomen is het noodzakelijk om maatregelen
te nemen om zodoende de oorzaken van de optredende risico’s uit te bannen.
4. Eisen ten behoeve van de aanwijzing
4.1 Persoonscertificatie
Het beoordelen en aanwijzen van CKI’s voor persooncertificatie vindt plaats op basis
van de NEN-EN-ISO/IEC 17024: 2003 en de IAF GD24 (hierna: NEN-EN-ISO/IEC 17024: 2003)
en de eisen die gesteld worden aan de CKI op grond van aanwijzing (4.5). Hieronder
volgt een werkveldspecifieke invulling van de NEN-EN-ISO/IEC 17024: 2003.
4.1.1 Schema commissie
De CKI moet op alle onderdelen van het schema wijzigingsvoorstellen kunnen doen en
moet informatie verstrekken t.a.v. de WSCS persoonscertificatieschema’s TCVT. Deze
voorstellen worden ingebracht in BHST en vervolgens in het CCvD vastgesteld en aan
de Minister van SZW voorgelegd. Het is aan de Minister van SZW om de wijzigingsvoorstellen
te beoordelen en eventueel te bekrachtigen. De CKI persoonscertificatie TCVT is verplicht
als adviseur deel te nemen aan TCVT werkkamer 4 en de TCVT examencommissie.
4.1.2 Bezwaarprocedure
Paragraaf 4.2.6 van NEN-EN-ISO/IEC 17024: 2003 geldt, met aanvullend:
4.1.3 Personeel
Paragraaf 4.2.7 van NEN-EN-ISO/IEC 17024: 2003 geldt, met aanvullend:
4.1.4 Ontwikkeling en onderhoud van een certificatieschema
Paragraaf 4.3 van NEN-EN-ISO/IEC 17024: 2003 is niet van toepassing ten aanzien van
het opstellen, het beheren en het wijzigen van elk betreffend certificatieschema (WSCS).
De WSCS schema’s persoonscertificatie verticaal transport worden ontwikkeld en onderhouden
door TCVT. Voorstellen tot wijziging op bestaande schema’s moeten worden ingebracht
in het CCvD en na vaststelling aan de minister van SZW voorgelegd. Het is aan de minister
van SZW om de wijzigingsvoorstellen te beoordelen en eventueel te bekrachtigen. In
voorkomende gevallen kan er een toelichting op een eis uit het werkveldspecifieke
schema in een TSJ zijn vastgelegd.
Uitvoeringszaken die niet verplicht door BHST worden gedaan moet de CKI zelf doen.
In het kader van ISO 17024 paragraaf 4.3.6 moet de CKI informatie verstrekken aan
BHST. De CKI moet beoordelen of iedere gecertificeerde persoon voldoet aan de gewijzigde
certificatie eisen.
4.1.5 Onderaanneming
De CKI kan een exameninstelling inschakelen ten behoeve van de examinering. Paragraaf
4.5 van NEN-EN-ISO/IEC 17024: 2003 geldt in z’n geheel. Aanvullende eisen zijn:
-
1) De CKI moet klachten en bezwaren zoals beschreven in het WSCS zelf afhandelen en mag
deze niet door een exameninstelling laten behandelen of afdoen;
-
2) de CKI moet in de overeenkomst met de exameninstelling de identificatiegegevens van
de exameninstelling vastleggen, inclusief statutaire naam en KvK-nummer;
-
3) De CKI moet eisen dat de exameninstelling voldoet aan de eisen en plichten gesteld
aan de CKI, voortvloeiende uit de aanwijzing van de minister van SZW:
-
4) De CKI moet in de overeenkomst de wijze van kwartaalrapportage geregeld hebben;
-
5) De CKI moet in de overeenkomst geregeld hebben dat de haar opgedragen taken niet door
de exameninstelling mogen worden uitbesteed;
-
6) De CKI moet eisen dat de exameninstelling en haar personeel competent is en op geen
enkele wijze relaties of banden heeft met het opleiden of bijscholen van machinisten
verticaal transport;
Daarnaast houdt de certificatie-instelling toezicht op de uitvoering van de examens
door de exameninstelling(en) door per certificatieschema tenminste twee keer per kalenderjaar
en minimaal 5% van alle examens per exameninstelling te bezoeken. Deze eis geldt niet
indien een exameninstelling minder dan twee maal per jaar een certificatieschema examineert.
-
7) De bijwoning ad 6) vindt plaats met competent personeel;
-
8) De CKI moet examenopgaven afnemen vanuit de TCVT-itembank en moet hiervoor een overeenkomst
sluiten met BHST.
De CKI is en blijft volledig verantwoordelijk en moet verantwoordelijkheid nemen voor
het proces van examinering, de resultaten en de certificatieverlening. De CKI mag
geen werkzaamheden uitbesteden zonder TCVT daarover vooraf te informeren. De CKI moet
aan TCVT jaarlijks een geactualiseerde lijst van haar exameninstellingen verstrekken.
4.1.6 Deskundigheid personeel
Paragraaf 5 van NEN-EN-ISO/IEC 17024: 2003 geldt in zijn geheel.
Aanvullende eisen zijn;
In ieder geval moet het personeel (hebben):
-
• een geheimhoudingsplicht inzake zijn taakuitvoering;
-
• examinatoren moeten kennis hebben van verticaal transport en minimaal MBO-niveau hebben;
-
• examinatoren moeten jaarlijks de TCVT-examinatorendag bijwonen;
-
• personeel dat examens bijwoont moet kennis hebben van examinering en verticaal transport.
De kennis moet vastgelegd zijn in een personeelsdossier;
-
• geen functie als opleider of bijscholer verticaal transport;
-
• geen relatie met de examenkandidaat;
-
• examinatoren voor het praktijkexamen moeten een geldig TCVT-certificaat overeenkomstig
het te examineren praktijkexamen bezitten;
-
• voldoen aan de overige eisen uit het TCVT examinatorenprotocol (zie bijlage 2).
4.1.7 Certificaat
Op het certificaat moeten tenminste aanvullend de volgende zaken genoemd zijn:
-
• nummer aanwijzingsbeschikking SZW;
-
• naw-gegevenscertificaathouder;
-
• geboortedatum certificaathouder;
-
• KvK-nummer;
-
• code TCVT-schema;
-
• certificaatnummer dat uitgegeven wordt door of namens TCVT;
-
• TCVT-code van de CKI
De CKI moet maandelijks een overzicht van verleende, ingetrokken en geschorste certificaten
aan BHST zenden.
4.1.8 Toezicht
Paragraaf 6.4 van NEN-EN-ISO/IEC 17024: 2003 is niet van toepassing. In plaats daarvan
geldt:
De CKI moet het toezichtregime uitvoeren zoals vastgelegd in de WSCS-en met code TCVT
09-071 t/m TCVT-09-078 versie 5.
4.1.9 Hercertificatie
Paragraaf 6.5 van NEN-EN-ISO/IEC 17024: 2003 is niet van toepassing. In plaats daarvan
geldt:
De CKI moet de hercertificatie activiteiten uitvoeren zoals vastgelegd in de WSCS-en
met code TCVT 09-071 t/m TCVT-09-078 versie 5.
4.1.10 Logo TCVT
Op het certificaat moet het beeldmerk van TCVT gevoerd worden. De CKI moet daarbij
de richtlijnen van TCVT volgen, zoals vastgelegd in bijlage 1 van dit WDA&T.
4.2 Aanwijzingscriteria
De CKI wordt in het kader van haar aanwijzing op grond van de artikelen 1.5a t/m
1.5d Arbobesluit op de volgende criteria getoetst:
-
4.2.1 De aangewezen CKI en de werknemers die met de keuringen of beoordelingen zijn belast,
voeren deze uit met de grootste mate van beroepsintegriteit.
-
4.2.2 Er is een integriteitsbeleid, dat waar nodig in duidelijke voorschriften is uitgewerkt.
Het personeel heeft zich aantoonbaar hieraan geconformeerd.
-
4.2.3 De aangewezen CKI treedt integer en niet buiten zijn bevoegdheden in de markt op.
-
4.2.4 Het personeel van de aangewezen CKI is aantoonbaar gebonden aan beroepsgeheim ten
aanzien van al hetgeen het bij de uitoefening van zijn taak in het kader van het besluit
ter kennis is gekomen, behalve tegenover de ter zake bevoegde overheidsinstanties.
-
4.2.5 De aangewezen CKI is bestuursorgaan in de zin van de Algemene wet bestuursrecht en
dient te voldoen aan bestuurswetgeving zoals de Algemene wet bestuursrecht, de Wet
openbaarheid van bestuur en de Archiefwet 1995.
-
4.2.6 De aangewezen CKI dient te beschikken over een WA verzekering die voldoende dekking
biedt voor redelijkerwijs te verwachten risico’s.
-
4.2.7 De aangewezen CKI dient een procedure te hebben waarin geregeld is dat in geval
van ontdekking van een vermoeden van direct gevaar voor de veiligheid dit ogenblikkelijk
door de desbetreffende medewerker gemeld wordt, en waarin staat beschreven dat
de instelling z.s.m. de belanghebbenden informeert, waaronder indien van toepassing
de betreffende overheidsinstantie.
-
4.2.8 Bij beëindiging van de activiteiten door de aangewezen CKI dient deze terstond de
minister van SZW te informeren. De minister van SZW bepaalt wat de (voorheen) aangewezen
CKI met de dossiers moet doen, de (voorheen) aangewezen CKI dient hieraan mee te werken.
Dit vrijwaart de (voorheen) aangewezen CKI niet van eventuele aansprakelijkheid voor
fouten in door haar uitgevoerde keuringen of beoordelingen.
-
4.2.9 De aangewezen CKI dient de volgende procedures op schrift te hebben gesteld: een
zienswij- zeprocedure (afdeling 4.1.2 Awb), een bezwaarschriftprocedure (hoofdstuk
6 en 7 Awb) en een klachtenprocedure (hoofdstuk 9 Awb). .
-
4.2.10 De aangewezen CKI moet zich aantoonbaar laten vertegenwoordigen in het nationale
overleg van de instellingen, georganiseerd door het CCvD. Het CCvD vertegenwoordigt
Nederland bij het Europese NoBo overleg en de CKI’s nemen deel aan het overleg
met het CCvD. De CKI’s moeten kunnen aantonen de afspraken uit het overleg met het
CCvD uit te voeren.
-
4.2.11 Meldplicht van het weigeren, opschorten of intrekken van certificaten aan de andere
CKI’s respectievelijk NoBo’s.
-
4.2.12 De CKI houdt zich bij de op te leggen sancties/maatregelen aan het vastgestelde sanctie-
en maatregelenbeid. In geval van kennelijke onredelijkheid heeft de CKI op grond
van de Awb de bevoegdheid hier van af te wijken. Afwijking geschiedt alleen op grond
van door de certifi- caathouder aan te dragen argumenten. De onderbouwing voor de
afwijking wordt opgeno- men in het besluit over de opgelegde sanctie. Afwijkingen
worden geregistreerd door de CKI.
-
4.2.13 Alle documenten en registraties in het verkeer met de overheid dienen in het Nederlands
te zijn tenzij anders met de overheid overeengekomen.
-
4.2.14 Verbod op onderuitbesteding op afgifte van certificaten en de daaraan voorafgaande
beoordeling en beslissing.
5. Toezicht
In verband met de verplichtingen in het kader van toezicht zijn de volgende artikelen van
toepassing; artikelen 1.5b en 1.5c Arbobesluit en artikel 1.1a Arboregeling. De CKI
dient ten behoeve van de informatieverzameling kosteloos de navolgende zaken te realiseren:
-
A. Zich jaarlijks vόόr 1 maart schriftelijk aan SZW te verantwoorden over de rechtmatigheid
en doeltreffendheid van het functioneren op elk werkveld waarvoor de instelling door
de minister van SZW is aangewezen (de schriftelijke verantwoording wordt naar de Inspectie
SZW gezonden). In deze schriftelijke verantwoording worden tenminste de volgende onderwerpen
behandeld:
-
1. de door de instelling afgegeven, geschorste, ingetrokken dan wel geweigerde certificaten;
-
2. wijzigingen in de op het werkveld van de instelling betrekking hebbende accreditaties,
reglementen en procedures;
-
3. wijzigingen in de bestuurssamenstelling;
-
4. wijzigingen in de statuten of het huishoudelijk reglement;
-
5. aan derden uitbestede werkzaamheden;
-
6. structurele knelpunten op het werkveld van de instelling die zich in de uitvoeringspraktijk
hebben voorgedaan;
-
7. het gevoerde overleg en de samenwerking op het werkveld met andere certificerende
instellingen;
-
8. door de instelling ontvangen klachten en de wijze van afhandeling daarvan;
-
9. tegen de beslissingen van de instelling ingediende bezwaren en aangespannen zaken
en de wijze van afhandeling daarvan;
-
10. een financieel verslag betreffende de activiteiten waarvoor de instelling is aangewezen;
-
11. het aantal malen per kalenderjaar dat afgeweken wordt van het sanctie- en maatregelenbeleid.
-
B. Mee te werken aan de controles door SZW (in de praktijk betekent dit dat de controles
door Inspectie SZW en de nationale accreditatie-instantie uitgevoerd kunnen worden).
-
C. Tijdige en juiste informatie te verstrekken die SZW nodig heeft om te kunnen beoordelen
of zij aan de aanwijzingsnormen blijft voldoen (in de praktijk betekent dit dat deze
informatie aan Inspectie SZW of de nationale accreditatie-instantie verstrekt moet
worden).
Deze informatie betreft alles wat relevant is voor de aanwijzing, waaronder de hoeveelheid
afgegeven en geweigerde persoonscertificaten (nieuw en verlengd) per jaar.
-
D. Terstond informatie te verstrekken aan SZW en aan de BHST in het kader van hun registratietaak,
over individuele certificaten/certificaathouders waaraan een sanctie is opgelegd (in
de praktijk betekent dit dat deze informatie aan Inspectie SZW, verstrekt moet worden).
Deze informatie betreft de hoeveelheid afgegeven,geschorste, ingetrokken en geweigerde
persoonscertificaten (nieuw en verlengd).
-
E. Informatie te verstrekken aan de Inspectie SZW over de wijze waarop zij persoonscertificaten
heeft verstrekt en van de wijze waarop zij het doen en laten van certificaathouders
periodiek beoordeelt.
-
F. Aan te tonen aan SZW dat zij voldoende controleert of persoonscertificaathouders
blijven voldoen aan de certificatie-eisen (in de praktijk betekent dit dat deze informatie
aan Inspectie SZW of de nationale accreditatie-instantie verstrekt moet worden). In
ieder geval worden frequentie, aard en omvang (tijdsduur) van de controles per certificatieschema
weergegeven. Dit betreft:
Voor persoonscertificaathouders die de bijscholing volgen, twee maal in een periode
van vijf jaar controleren op de voor hen geldende certificatie-eisen;
-
G. SZW en TCVT in te lichten zodra zij voornemens is een of meer van haar taken te beëindigen.
-
H. SZW in te lichten zodra zij een aanvraag indient voor een aanvullende accreditatie
of beoordeling op basis van een wettelijke specifiek schema.
6. Maatregelen
Indien de aangewezen instelling niet meer voldoet aan de eisen in dit schema kan dit
gevolgen hebben voor de aanwijzing. Zie beleidsmaatregel maatregelenbeleid certificering
Arbeidsomstandighedenwet en Warenwet, Stcrt. 2010, nr. 10839 van 14 juli 2010.
Bijlage 1 TCVT reglement gebruik tcvt beeldmerk v-800
Inleiding
De Stichting Toezicht Certificatie Verticaal Transport (Stichting TCVT) beheert certificatieschema’s
met als werkveld Verticaal Transport. Deze zijn enerzijds verplicht gesteld In het
kader van Europese regelgeving en de Arbowet en anderzijds vanwege de behoefte uit
de markt. De schema’s omvatten de volgende onderwerpen:
Een actueel overzicht van de operationele certificatieschema’s en uitvoerende instellingen
is beschikbaar op www.tcvt.nl.
De certificatieschema’s worden gehanteerd door certificatie-instellingen, welke door
de RvA zijn geaccrediteerd en in geval van verplichte certificatie door de minister
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op verzoek daartoe zijn aangewezen.
De certificaten worden geleverd als een dienst aan werkgevers, werknemers, afnemers
en overheid teneinde duidelijk te stellen dat men er op mag vertrouwen dat de aangeboden
vakbekwaamheid, producten, materieel, systemen en diensten in het kader van verticaal
transport voldoen aan de eisen conform de Arbeidsomstandighedenwet etc.
Door het uitgeven van een TCVT Certificaat van Vakbekwaamheid wordt aangegeven welke
personen zijn gecertificeerd in het kader van Verticaal Transport.
Door het zichtbaar aanbrengen van het TCVT Goedkeuringssticker op het materieel wordt
duidelijk gemaakt dat het materieel is gecertificeerd in het kader van Verticaal Transport.
Met een uniek nummer op het TCVT Goedkeuringssticker in combinatie met een daaraan
gerelateerde en in het beoordelingsrapport opgenomen TCVT Certificaat van (Periodieke)
Goedkeuring is de registratie van de keuring en de certificatiebeslissing door de
keuringsinstelling terugvindbaar.
De voorwaarden voor het gebruik van het TCVT-Certificaat van Vakbekwaamheid en Goedkeuring
en het TCVT Goedkeuringssticker zijn in de volgende artikelen verwoord.
Vormgeving en gebruik
1. Het TCVT Beeldmerk
Algemeen
Het TCVT Beeldmerk is geregistreerd onder nummer 0954925 in het Benelux Merkenregister.
De kleur van het beeldmerk is als volgt:
Het beeldmerk is verkrijgbaar bij Bureau TCVT in de vorm van software.
Onderscheid wettelijk verplicht of vrijwillig
In de desbetreffende certificatieschema’s is de positie van het schema als volgt aangegeven.
-
A. wettelijke verplicht, waarin men toetst aan wettelijke normen, bijvoorbeeld bij risicovolle
beroepsactiviteiten. Het TCVT Certificaat is het bewijs dat wordt voldaan aan de wettelijke
normen. Dit wordt in het certificaat met een toevoeging aan het logo gecodeerd aangegeven
met – A –
-
B. vrijwillig, waarbij betrokken partijen afspraken maken over de invulling van algemeen
gestelde wettelijke voorschriften. Het TCVT Certificaat is een bewijs dat wordt voldaan
aan de algemeen gestelde wettelijke voorschriften. Dit wordt in het certificaat gecodeerd
aangegeven met een toevoeging aan het logo met – B –.
Onderscheid naar vakbekwaamheid of staat van onderhoud van het hijsmaterieel
Dit wordt in het certificaat gecodeerd aangegeven met de onderstaande toevoeging aan
het logo.
2. Het TCVT Certificaat van Goedkeuring en TCVT Goedkeuringssticker
Certificaat van goedkeuring
Warenwetbesluit artikel 6f.
Op het certificaat van goedkeuring wordt de datum van keuring vermeld, alsmede gegevens
betreffende de identificatie van de hijskraan. Het certificaat van goedkeuring of
een afschrift daarvan bevindt zich in de nabijheid van de hijskraan
Het TCVT Certificaat van Goedkeuring betreft materieel voor verticaal transport conform
de desbetreffende certificatieschema’s, opgesteld door de werkkamers.
De certificatie-instelling verleent een certificaat van goedkeuring (A-4 formaat)
met een unieke identificatiecode volgens haar eigen systematiek.
In het aangegeven gebied D1 wordt het TCVT-Beeldmerk aangebracht tezamen met het certificaatnummer
en de datum van uitgifte. Het TCVT Certificaat van Goedkeuring wordt opgenomen in
het keuringsrapport.
Goedkeuringssticker
In combinatie met het TCVT Certificaat van Goedkeuring wordt er op de machine een
TCVT Goedkeuringssticker aangebracht. Het TCVT Goedkeuringssticker bestaat uit:
-
− de tekst ‘‘TCVT Keurmerk’’;
-
− het beeldmerk van de Stichting Toezicht Certificatie Verticaal Transport (TCVT Beeldmerk);
-
− nummercode: ‘‘jj-XXX.XXX’’ met:
-
− jj = 00, 25, 10 (zie Bijlage B);
-
− XXX.XXX = volgnummer .
De overige gegevens dienen door de certificatie-instelling met een door haar te verstrekken
TCVT Goedkeuringssticker te worden aangebracht.
Voor materieel en hijsmiddelen geldt dat het TCVT Goedkeuringssticker op een voor
derden duidelijk zichtbare plaats is aangebracht.
TCVT Goedkeuringssticker
Door keuringsinstelling te verzorgen.
Op de keuringslocatie handmatig invullen van datum, wettelijk verplicht (A) of vrijwillig
(B), de identificatie van de machine en door aankruisen aangeven jaar/ maand van
de volgende TCVT keuring wettelijk verplicht (A) of vrijwillig (B). Stickers bij
Bureau TCVT te bestellen
3. Het TCVT-Certificaat van Vakbekwaamheid
Het TCVT-Certificaat van Vakbekwaamheid betreft de vakbekwaamheid van kraanmachinisten
conform de desbetreffende certificatieschema’s, opgesteld door de Werkkamer 4: Vakbekwaamheid
Machinist Verticaal Transport.
De certificatie-instelling verleent een certificaat van vakbekwaamheid (A-4 formaat)
met het certificaatnummer XX-WABB-YY.YYY waarin:
-
− XX = code van de uitvoerende certificatie-instelling;
-
− WA = werkkamer belast met de inrichting van het certificatieschema;
-
− BB = code (volgnummer) van het door de werkkamer WA ingerichte
-
− certificatieschema.
-
− YY.YYY = volgnummer van het verleende certificaat, onafhankelijk van het
-
− certificatieschema .
Deze gegevens zullen door Stichting TCVT opgenomen worden in het TCVT persoonsregister.
Voor buitenstaanders zullen alleen de naam, geboortedatum, het certificaatnummer en
de registratiecode beschikbaar zijn. Met het TCVT persoonsregister faciliteert Stichting
TCVT de certificatie-instellingen, die de verplichting van een openbaar certificaatregister
hebben.
Het TCVT persoonsregister is voor derden toegankelijk op www.tcvt.nl. Via een vraagvenster wordt de input verzorgd. Aan de hand van de output, welke ook
op het certificaat is vermeld, kan de geldigheid worden vastgesteld.
voorbeeld:
4. Onjuist gebruik
Verantwoordelijkheid
Het TCVT-Beeldmerk mag niet worden gebruikt op een wijze die zou kunnen suggereren
dat de Stichting TCVT verantwoordelijk is voor de uitkomst van het onderzoek of het
onderzoek zou goedkeuren.
Maatregelen
De certificatieinstelling heeft een signaleringsplicht naar de Stichting TCVT met
betrekking tot het onjuiste dan wel oneigenlijk gebruik.
Bij onjuist dan wel oneigenlijk gebruik van het TCVT-Beeldmerk kan Stichting TCVT
tot haar daartoe beschikbare maatregelen overgaan.
Reglementwijzigingen
De Stichting TCVT kan besluiten dit reglement te wijzigen. Van iedere wijziging van
dit reglement stelt de Stichting TCVT de certificatie-instellingen onverwijld schriftelijk
in kennis onder mededeling van een overgangstermijn.
Bijlage 2 TCVT examenprotocol persoonscertificering w4 (11-055)
1. Algemeen
De Stichting Toezicht Certificatie Verticaal Transport (TCVT) beheert alle certificatieschema's
verticaal transport. Binnen TCVT wordt gewerkt aan certificatieschema's waarmee tot
uitdrukking wordt gebracht dat de vakbekwaamheid van personen en de goede staat van
het materieel voldoet aan de minimale veiligheidseisen. Zie ook: www.tcvt.nl
2. Examenprotocol
Dit examenprotocol is van toepassing op en is een onlosmakelijk onderdeel van alle
TCVT-schema’s vakbekwaamheid (zie ook www.tcvt.nl).
Het bevat bepalingen voor de voorbereiding, uitvoering en beoordeling van examens
voor de persoonscertificering verticaal transport.
De examinering geschiedt onder verantwoordelijkheid van de certificatie-instelling
en bestaat uit twee delen:
-
• het praktijkexamen;
-
• het theorie-examen.
Indien de exameninstelling geen organisatorisch onderdeel is van de CKI, hebben beiden
zich aan elkaar verbonden door middel van een overeenkomst. De certificatie-instelling
moet het kwaliteitssysteem en de procedures met betrekking tot de organisatie, afname
en verwerking van examens van de exameninstelling geaccordeerd hebben en jaarlijks
controleren.
Daarnaast houdt de certificatie-instelling toezicht op de uitvoering van de examens
door de exameninstelling(en) door per certificatieschema tenminste twee keer per jaar
en minimaal 5% van alle examens per exameninstelling te bezoeken. Deze eis geldt niet
indien een exameninstelling minder dan 2x per jaar een certificatieschema examineert.
Deze eis treedt in, uiterlijk 2 maanden na invoering van dit examenprotocol.
3. Definities
Vakbekwaamheidseisen
De eisen die binnen een bepaald werkveld of een bepaalde beroepsgroep gesteld worden
aan personen met betrekking tot hun kennis, vaardigheden en houdingen inzake specifieke
handelingen of taken.
Vakbekwaamheidsgebied
Aanduiding van het werkveld, de functie of een geheel aan taken waar bepaalde vakbekwaamheidseisen
betrekking op hebben.
Eindtermen
Een omschrijving van het geheel aan kennis, vaardigheden en houdingen van een specifiek
vakbekwaamheidsgebied ten behoeve van het toetsen van examenkandidaten.
Examenreglement
Bepalingen voor de uitvoering van examens in de relatie tussen de kandidaat en de
exameninstelling.
Toetsterm
Een operationele omschrijving van (een element van) een eindterm, in de vorm van één
kennisaspect, één vaardigheid of één houding, zodanig dat deze toetsbaar is.
Toets
Het geheel van toetsopgaven (toetsvragen en/of toetsopdrachten), bedoeld om de individuele
kandidaat te kunnen beoordelen in de mate waarin hij aan de eindtermen voldoet.
Toetsmatrijs
Een toetsmatrijs geeft een duidelijke omschrijving van de exameninhoud in de vorm
van een grove verdeling van de examenvragen over onderwerpen of groepen eindtermen.
Hierin is het aantal toetsvragen af te lezen.
Beoordelingsmodel
Een ondubbelzinnige aanduiding van het juiste antwoord, de juiste vaardigheid, en/of
de juiste houding, gerelateerd aan een concrete toetsopgave.
Beoordelingsprotocol
De wijze waarop de beoordeling van een toets door een corrector en/of examinator plaats
moet vinden.
Leerdoel
Een omschrijving van een leerdoelstelling die in een leersituatie bereikt moet worden.
Certificatieschema
Een certificatieschema omvat de volgende onderdelen:
-
– een eenduidig vastgesteld onderwerp van certificatie;
-
– objectieve en meetbare criteria voor dat onderwerp;
-
− een beschrijving van methoden waarmee de conformiteit van het onderwerp met de eisen
kan worden vastgesteld;
-
– bepalingen voor de uitoefening van periodiek toezicht.
Uitvoerende instelling
De instelling die in opdracht van de Stichting TCVT de itembank beheert.
4. Eisen t.a.v. de locatie
4.1 Theorie-examen
Het theorie examen wordt afgenomen op een locatie die voldoet aan de volgende eisen:
-
– er is een ruimte voor de opvang van de kandidaten;
-
– er zijn op of in de directe nabijheid van de examenlocatie sanitaire voorzieningen
beschikbaar;
-
– er is voldoende lichtcapaciteit;
-
– elke examenlocatie is afsluitbaar en in een examenopstelling ingericht, waarbij een
minimale tussenruimte van 0,75 meter tussen de tafels onderling is;
-
– voor elke kandidaat is een tafel (minimaal 0,50 m x 0,70 m) en een stoel aanwezig;
-
– er zijn geen storende invloeden in de directe omgeving van de examenlocatie (geluidsoverlast
etc.);
-
– er is voldoende ventilatie en verwarming aanwezig.
4.2 Praktijkexamen
Het praktijkexamen wordt afgenomen op een locatie die voldoet aan de volgende eisen:
Het terrein
Op het terrein moeten de examens onder diverse hijsomstandigheden afgenomen kunnen
worden.
Het terrein moet een zodanige structuur hebben dat het geschikt is en bij diverse
weersomstandigheden goed begaanbaar. Ook moet er voldoende (kunst)licht zijn.
Specifieke terrein-eisen per certificatieschema
Mobiele kraan (W4-01): 1000m2 met een kleinste lengtemaat van tenminste 20 m.
Torenkraan (W4-02): 1000m2 met een kleinste lengtemaat van tenminste 20 m.
Funderingsmachine groot en klein(W4-03): tenminste ter grootte van de hoogte van de
funderingsmachine en de paal.1
Autolaadkraan (W4-04): verhard en minimaal 25 x 15 m.
Grondverzetmachine (W4-05): 1000m2 met een kleinste lengtemaat van tenminste 20 m.
Mobiele Torenkraan (W4-06): 1000m2 met een kleinste lengtemaat van tenminste 20 m.
Verreiker (W4-07): verhard en minimaal 25 x 15 m.
Hijsbegeleider (W4-08): afhankelijk van de kraan
Terreinvoorzieningen
-
– toilet en waslokaal;
-
– een aparte ruimte voor de examinatoren;
-
– een schuil-/schrijfgelegenheid, om de examenformulieren bij regen droog te houden
en zo nodig geraadpleegd en/of ingevuld te kunnen worden en daardoor goed leesbaar
blijven;
-
– een gelegenheid om het hijsgereedschap gerangschikt in een ruimte te kunnen ophangen.
Hiervan kan onder meer gebruik worden gemaakt bij het toetsen van de kennis van de
kandidaat op dit gebied, zonder dat hij wordt afgeleid door zijn omgeving.
5. Eisen t.a.v. de examenmiddelen
De examens worden door de exameninstelling betrokken vanuit de TCVT itembank.
5.1 Theorie-examen
Voor het theorie-examen moet, op basis van het aantal te examineren kandidaten, voldoende
gebundelde opgaven en uitwerkpapier aanwezig zijn. Indien op één examenlocatie, tijdens
één examendag, op twee verschillende momenten een theorie-examen wordt afgenomen,
worden er twee verschillende examenpakketten gebruikt.
5.2 Praktijkexamen
Voor het praktijkexamen beschikt de examinator over de volgende middelen, waarbij
extra specificaties kunnen zijn gesteld in het betreffende certificatieschema.
De examinator controleert de aanwezigheid van de vereiste materialen op de examenlocatie
voorafgaand aan het examen.
Materieel algemeen
Alle werktuigen zijn voorzien van de bij het werktuig behorend gebruiksaanwijzing,
instructies, TCVT-keurmerk, keurings- en inspectierapporten, alsmede certificaten
voor de aan of op het werktuig en tot het werktuig behorende hijsgereedschap. Dit
omvat:
-
– de last-/vlucht-/capaciteitstabellen, hoogtediagrammen en aanvullende voorwaarden
betreffende het gebruik, afstempeling-, ballast- en hulpgiekconfiguraties;
-
– de instructieboeken betreffende de bediening;
-
– het kraanboek (gedateerd volgens de geldende richtlijnen);
Alle voorschriften, instructies e.d. zijn in het Nederlands gesteld.
Hijsgereedschap algemeen
Het hijsgereedschap dat bij het afnemen van het examen wordt gebruikt, is voorzien
van leesbare capaciteitsaanduiding en voldoet aan de wettelijke eisen (Arbowet, Warenwet
Besluit Machines) en TCVT schema W1-01.
De certificaten van het hijsgereedschap zijn op de examenlocatie aanwezig.
De gegevens en de gebruiksmogelijkheden van het hijsgereedschap zijn in het Nederlands
gesteld en bijvoorbeeld in een leverancierscatalogus opgenomen.
Hijsgereedschap:
-
– kettingwerk: 4-sprong met inkorthaken of twee 2-sprongen, waarvan één met inkorthaken;
-
– kettingwerk: 2-sprong;
-
– kettingwerk: set van telkens vier sluitingen: zowel D- als H-sluitingen van voldoende
capaciteit;
-
– kunststof hijsbanden: 3 sets van telkens twee hijsbanden geschikt voor voldoende tonnage
(zowel eindloos als plat);
-
– staaldraad stroppen met talurit en superloop eindverbindingen;
-
– geleide lijnen met een lengte van 5 en 10 meter;
-
– een kettingtakel.
-
– een hijsbalk, uithouder of evenaar geschikt voor het kantelen van een pijp of het
hijsen van een container;
-
– uithouder;
-
– een vloerplatenklem;
-
– een blokkenklem;
-
– een pallethaak;
-
– een personenwerkbak (2,00x1,00x2,00m)2;
-
– twee betonkubels van 500-1000 liter waarvan één gevuld met grondstof2;
-
– hijskabels;
-
– staalkabel-eindverbindingen: voorlopers toepassen zodat ringen/topschalmen niet vervormen
door (te) forse hijshaken;
-
– hijssleutels geschikt voor het hijsen van een prefab (beton)element.
Dit alles aangepast en bruikbaar (van voldoende capaciteit) gemaakt voor de aanwezige
voorwerpen en de diversiteit van opdrachten die door de examinatoren gegeven kunnen
worden.
Hijsobjecten algemeen
-
– een pijp van minimaal 6 meter lengte en een diameter van tenminste 80 cm;
-
– een gesloten zeecontainer van minimaal 8 ft hoog met inhoud;
-
– een afsluiter van > 250 kg;
-
– een vakwerkmastdeel van minimaal 6 meter en tenminste 400 kg;
-
– een prefab (beton)element van minimaal 500 kg;
-
– twee DIN-balken van minimaal 4 meter of vergelijkbare balken;
-
– drie kanaalplaten (minimaal 2.00x1,00x0,10m);
-
– drie lagen lijmblokken (niet verlijmd);
-
– vier pallets (beladen met een minimaal gewicht van 50kg);
-
– en vier draglineschotten van minimaal 5,00x0,50 meter.
5.2.1 specifiek materieel machinist mobiele kraan W4-01
Ter aanvulling op het hierboven bepaalde onder materieel algemeen, wordt gehesen met
een mobiele kraan met een bedrijfslastmoment vanaf 30 ton hijscapaciteit bij minimale
vlucht. Deze kraan is voorzien van:
5.2.2 specifiek materieel machinist vaste torenkraan, incl. railgebonden W4-02
Ter aanvulling op het hierboven bepaalde onder materieel algemeen, wordt gehesen met
een vast opgestelde torenkraan of railtorenkraan met een bedrijfslastmoment van tenminste
90 tonmeter.
De hijswerkzaamheden vinden plaats vanuit de cabine.
5.2.3 specifiek materieel machinist funderingsmachine W4-03 groot+klein
Ter aanvulling op het hierboven bepaalde onder materieel algemeen, wordt gewerkt met
een funderingsmachine met een eigen massa van tenminste 30 ton (FM groot) of tussen
de 10 en 30 ton (FM klein).
In afwijking van het bepaalde onder hijsgereedschap algemeen, wordt afhankelijk van
de toegepaste funderingstechniek gebruikt gemaakt van alle hieronder genoemde hijsgereedschappen:
-
– palenstroppen voor betonpalen;
-
– stroppen en/of quick release shackles voor het hijsen van damwandprofielen, staalprofielen
of stalen buizen;
-
– een kettingstrop voor het hijsen van een avegaar;
-
– specifiek hijsgereedschap voor het hijsen van boorbuizen;
-
– specifiek hijsgereedschap voor het hijsen van wapeningsnetten;
-
– een schottensprenkel voor het hijsen van draglineschotten;
-
– en specifieke stroppen voor het hijsen van machinedelen bij laden en lossen (zowel
als montage en demontage).
In afwijking van het bepaalde onder hijsobjecten algemeen, wordt afhankelijk van de
toegepaste funderingstechniek gebruikt gemaakt van alle hieronder genoemde hijsobjecten:
-
– prefab betonpalen;
-
– een betonkubel;
-
– een vrij hangende vibrator;
-
– damwandprofielen;
-
– staalprofielen;
-
– draglineschotten;
-
– boorbuizen;
-
– voegbuizen of planken, prefabwapening, ankers, staven of bundels;
5.2.4 specifiek materieel machinist autolaadkraan W4-04
Ter aanvulling op het hierboven bepaalde onder materieel algemeen, wordt gehesen met
een autolaadkraan met een bedrijfslastmoment van tenminste 20 tonmeter en met alle
navolgende materieelstukken:
-
– een mast van minimaal 8 meter;
-
– met of zonder een afstandbediening;
-
– een afstempelinrichting.
5.2.5 specifiek materieel machinist grondverzetmachine W4-05
Ter aanvulling op het hierboven bepaalde onder materieel algemeen, wordt gehesen met
een grondverzetmachine met hijsfunctie op banden met een lastmomentbeveiliging van
tenminste 10 tonmeter.
5.2.6 specifiek materieel machinist mobiele torenkraan W4-06
Ter aanvulling op het hierboven bepaalde onder materieel algemeen,wordt gehesen met
een mobiele torenkraan met een bedrijfslastmoment vanaf 40 tonmeter. Deze kraan is
voorzien van:
-
– een afstempelinrichting, en
-
– een cabine, van waaruit het hijswerk wordt verricht.
De kraan moet voor aanvang van het examen in transportpositie staan (niet opgesteld),
waarbij het hijsblok op het minimale aantal hijskabels is ingeschoren.
5.2.7 specifiek materieel machinist verreiker W4-07
Ter aanvulling op het hierboven bepaalde onder materieel algemeen, wordt gehesen met
een roterende verreiker met hijsfunctie met een hijscapaciteit van tenminste 10 tonmeter
met verwisselbare uitrustingsstukken.
5.2.8 specifiek materieel Hijsbegeleider W4-08
Ter aanvulling op het hierboven bepaalde onder materieel algemeen, wordt gehesen met:
-
– een mobiele kraan vanaf 30 ton hijscapaciteit bij minimale vlucht ,of
-
– een portaal kraan met een minimale hijshoogte van 5 meter, verrijdbaar over tenminste
10 meter en een overspanning van minimaal 10 meter, of
-
– een torenkraan van minimaal 40 tonmeter, of
-
– een offshore kraan, of
-
– een werfkraan.
6. Eisen t.a.v. de exameninstelling
Exameninstellingen moeten een overeenkomst met de certificatie-instelling hebben gesloten
conform de desbetreffende eisen, vermeld in de ISO/IEC 17024. De certificatie-instelling
meldt deze overeenkomst ter registratie aan Stichting TCVT. Tevens dient de exameninstelling
de verplichtingen na te komen zoals vermeld in de samenwerkingsovereenkomst met de
certificatie-instelling. Daarnaast moet de exameninstelling een overeenkomst hebben
met TCVT inzake het gebruik van de itembank.
De exameninstelling beschikt over een kwaliteits- en procedurehandboek dat onderdeel
uitmaakt van het kwaliteitssysteem dat voldoet aan de vigerende normserie NEN-ISO
9001.
De exameninstelling stelt een handleiding voor examenfunctionarissen en instructies
voor beoordelingen samen, waarin o.a. de taken en bevoegdheden zijn opgenomen. Deze
handleiding en instructies zijn goedgekeurd door de certificatie-instelling en aan
TCVT ter inzage gesteld.
Register van goedgekeurd examenpersoneel, belast met afname
De exameninstelling (of de CKI als die zelf examineert) houdt een register bij van
het examenpersoneel en hun inzet bij de examens. Dit register wordt één keer per jaar
aan TCVT ter beschikking gesteld. Tevens beschikt de exameninstelling over persoonsdossiers
van het examenpersoneel waarin zijn opgenomen een curriculum vitae, een geheimhoudingsverklaring,
een informatie/bereidheidsverklaring c.q. overeenkomst, beoordelingsformulieren en
andere relevante, persoonsgebonden documenten.
6.1 Examenpersoneel
Het examenpersoneel wordt door de exameninstelling voorgedragen en door de CKI benoemd
op basis van toetsing aan onderstaande criteria en de voor examinatoren geldende procedure.
Examenpersoneel mag op geen enkele wijze verbonden zijn met en/of aan opleidingsinstituten
verticaal transport dan wel instituten die de bijscholing TCVT verzorgen.
Toezichthouder theorie-examen
Voor het theorie-examen wordt door de exameninstelling een toezichthouder aangesteld.
Deze functionaris heeft geen specifieke kennis nodig van het vakgebied. De toezichthouder
beschikt wel over:
-
– organisatorische capaciteiten;
-
– communicatieve en contactuele vaardigheden;
-
– het vermogen om regelend en besluitvaardig op te treden.
Van de toezichthouder wordt verwacht dat hij:
-
– toeziet op de naleving en uitvoering van het examenreglement, de uitvoeringsvoorschriften
en de exameneisen;
-
– op correcte wijze de vastgestelde administratieve procedures afhandelt;
-
– zich op voldoende wijze beschikbaar stelt voor het toezicht op de afname van theorie-examens.
Een toezichthouder verricht de volgende taken:
-
– het controleren van de personalia en de aanmeldingen van de kandidaat;
-
– het controleren en aansluitend voorbereiden van het theorie-examen zodat de kandidaat
direct na aanvang van het examen kan starten;
-
– het uitoefenen van toezicht teneinde misbruik te voorkomen;
-
– het innemen van de examenstukken en het aansluitend verzendklaar maken;
-
– het aanleveren van het totale pakket aan de exameninstelling.
Corrector theorie-examen:
Voor het beoordelen van de schriftelijke uitwerking van de open vragen van het theorie-examen
wordt door de exameninstelling een corrector aangesteld. De corrector voldoet aan
de volgende kwalificatiecriteria:
-
– hij beheerst de Nederlandse taal (dan wel de taal waarin het examen wordt afgenomen
(Duits en/of Engels));
-
– hij heeft actuele vakinhoudelijk kennis en inzicht;
-
– hij past de beoordelingscriteria, zoals vastgelegd in het TCVT-certificatieschema,
toe.
De corrector beoordeelt binnen de TCVT antwoordmacro’s en de gestelde termijn de uitwerkingen
van de theorie-examens en verbindt hier een waardering aan volgens de methodiek zoals
vastgelegd in het betreffende TCVT-certificatieschema.
Examinator praktijkexamen
Voor het praktijkexamen wordt door de exameninstelling een examinator aangesteld.
De examinator is belast met de beoordeling of, en in welke mate, kennis, vaardigheden
en attitude van de kandidaat voldoen aan de gestelde eisen voor het behalen van het
examen. Hiertoe past de examinator de TCVT examinatoreninstructie toe bij de beoordeling.
Bij een examen met meer dan één examinator, is één van de examinatoren aangewezen
als voorzitter en vanuit die hoedanigheid verantwoordelijk voor een ordentelijk verloop
van het examen en de afwikkeling daarvan.
De examinator beschikt over:
-
– minimaal twee jaar praktische werkervaring in het desbetreffende vakgebied;
-
– in bezit van het relevante certificaat;
-
– actuele praktische en theoretische aantoonbare kennis van het desbetreffende vakgebied;
-
– goede communicatieve vaardigheden;
-
– het vermogen besluitvaardig op te treden;
-
– voldoende aantoonbare kennis van het examenreglement.
Van de examinator wordt verwacht dat hij:
-
– begrip heeft voor de invloed die een examensituatie heeft op het gedrag van de kandidaten;
-
– een optimaal klimaat weet te scheppen voor de kandidaat, opdat kennis en opgedane
ervaring, inzicht, vaardigheden en attitude zo goed mogelijk uit de verf komen;
-
– op correcte wijze omgaat met de kandidaten en alle overige personen die functioneel
bij het examen aanwezig zijn;
-
– een objectieve beoordeling geeft van de kennis en het inzicht van de kandidaat;
-
– nauwgezet de voorschriften in acht neemt die voor elk examenonderdeel gelden;
-
– op representatieve wijze de exameninstelling vertegenwoordigt tijdens het examen en
zorg draagt voor een correct examenverloop.
De examinator moet per certificatieschema een door de exameninstelling voorgedragen
en door de certificatie-instelling geaccepteerde deskundige zijn.
6.2 Onafhankelijkheid
Het examenpersoneel is onafhankelijk. Al het examenpersoneel tekent een verklaring
waarin geheimhouding en onafhankelijkheid worden gegarandeerd. Zij verklaart zich
onafhankelijk van de kandidaat en de eventuele opleider/werkgever van de kandidaat.
Mocht tijdens het examen blijken dat er toch een relatie, van welke aard dan ook,
bestaat tussen de kandidaat en het betreffende examenpersoneelslid, dan dient de examinator
dit tijdig aan de exameninstelling te melden. Het is onder geen enkele voorwaarde
toegestaan dat de betreffende examinator deze kandidaat examineert op straffe van
ongeldigheid van het examen.
7. Eisen t.a.v. de examens
7.1 Examenreglement
De exameninstelling stelt de deelnemers aan het examen op hun verzoek het examenreglement
ter beschikking. In dit examenreglement zijn de volgende zaken opgenomen:
-
– de ingangsdatum;
-
– de inschrijvingsprocedure;
-
– de bevestiging van deelname en oproep;
-
– de identificatie van de deelnemers;
-
– de toelating en afwezigheid;
-
– de examenduur en wijze van examinering;
-
– dat het examen wordt afgenomen in de Nederlandse taal;
-
– de gedragsregels voor kandidaten;
-
– de regeling ‘aangepast examen’;
-
– de normen voor slagen en afwijzen;
-
– de bekendmaking van de uitslag;
-
– de bewaartermijn van de examendocumenten zoals uitwerkingen en beoordelingsformulieren;
-
– het inzagerecht;
-
– de klachtenprocedure;
-
– de geldigheidsduur van het examenresultaat.
Beslotenheid van examens
Medewerkers van de exameninstelling zorgen voor de absolute geheimhouding van de examenopgaven,
voor zover deze opgaven geen onderdeel uitmaken van een publieke norm.
Verificatie en implementatie hiervan geschiedt door de certificatie-instelling.
Afname praktijkexamen
Het praktijkexamen kan gelijktijdig door twee kandidaten worden afgelegd, beurtelings
in de rol van machinist c.q. hijsbegeleider en assistent. Elke kandidaat wordt dan
door één examinator in zowel de rol van machinist c.q. hijsbegeleider als van assistent
beoordeeld. Dit houdt in dat gelijktijdig twee examinatoren gedurende het gehele examen
één en dezelfde kandidaat beoordelen. Over deze beoordeling wordt dan onderling overleg
gevoerd.
Bij één examenkandidaat kan worden volstaan met één examinator.
Afname theorie-examen
Indien kandidaten problemen hebben met een schriftelijk theorie-examen kan in een
dergelijke situatie de certificatie-instelling op eigen gezag en deskundigheid een
alternatief aanbieden. Dit alternatief voldoet aan dezelfde voorwaarden als het reguliere
examen en is beperkt tot het theorie-examen .
Er zijn twee categorieën kandidaten waarvoor een alternatief examen mogelijk is:
-
• kandidaten die aantoonbaar dyslectisch zijn, en
-
• kandidaten die een dusdanige grote examenvrees hebben, dat zij niet in staat zijn
om hun kennis op papier uit te drukken.
Een alternatief examen wordt altijd afgenomen door een examinator en een toezichthouder.
7.2 Dekking eind- en toetstermen
Het aantal theorievragen en praktijkopdrachten is over de eind- en toetstermen verdeeld
met de volgende dekking:
-
– eindtermen: volledig
-
– toetstermen: volledig
Beoordeling en resultaat
Het examen bestaat uit meerdere activiteiten. Per activiteit wordt een aantal aspecten
beoordeeld, per verrichting wordt aangegeven of deze als voldoende of onvoldoende
aangemerkt wordt.
Aanvullende eisen kunnen in het betreffende schema worden gesteld.
Waardering resultaat
Het resultaat van zowel het theorie- als praktijkexamen wordt in voldoende/onvoldoende
tot uiting gebracht.
Kandidaten die voor het onderdeel theorie of praktijk of voor beide onderdelen geen
voldoende hebben behaald, hebben recht op een herexamen. Hiervoor moet worden voldaan
aan het gestelde in het betreffende schema en aan de voorwaarden zoals vermeld in
het examenreglement van de exameninstelling.
Geldigheidsduur van het resultaat van het examen
Een kandidaat kan uiterlijk 6 maanden na het behalen van een voldoende resultaat voor
zijn praktijk- of theorietoets herexamen doen voor het nog als onvoldoende gekwalificeerde
examengedeelte theorie of praktijk. In dit geval kan de kandidaat maximaal twee maal
een herexamen aanvragen.
Hierna, of na het verstrijken van de termijn, zullen zowel het theorie- als het praktijkexamen
afgelegd dienen te worden.
Er is geen maximum verbonden aan het aantal gecombineerde praktijk- en theorie-examens.
7.3 Certificatiereglement
Certificering vindt plaats als aangetoond is dat voldaan is aan de vakbekwaamheidseisen
zoals vermeld in het desbetreffende TCVT Certificatieschema.
Dit reglement omschrijft de algemene werkwijze bij de certificatie, de beoordeling
van de geldigheidscondities en de hercertificatie-eisen.
Certificatiebeslissing
De certificatiebeslissing wordt genomen door een functionaris van de certificatie-instelling
die daartoe is gekwalificeerd en aangesteld conform het kwaliteitssysteem en de procedures
van de certificatie-instelling De functionaris is niet betrokken geweest bij de beoordeling
van de verrichtingen van de kandidaat.
8. Diversen
Klachten en beroep
Met betrekking tot klachten en beroep wordt verwezen naar de procedure zoals genoemd
in het examenreglement ten behoeve van de examinering en dat beschikbaar is bij de
exameninstelling.
Uitvoering
Lijst van persoonlijke beschermingsmiddelen:
BIJLAGE 5, BEHOREND BIJ DE MINISTERIËLE REGELING VAN 19 JULI 2012, NR. G&VW/GW/2012/109640,
HOUDENDE WIJZIGING VAN DE ARBEIDSOMSTANDIGHEDENREGELING IN VERBAND MET DE GEFASEERDE
INVOERING VAN HET STELSEL VAN CERTIFICATIE (FASE 3)
Bijlage XVIIa behorend bij artikel 7.7, tweede lid onder a, Arbeidsomstandighedenregeling
Werkveldspecifiek certificatieschema voor het persoonscertificaat Machinist Mobiele
Torenkraan
Document: WSCS-VT Machinist Mobiele Torenkraan: 2012, versie 01
Onder beheer van:
CCvD-TCVT
p/a Stichting TCVT
Postbus 154
3990 DD Houten
www.TCVT.nl
INHOUD
1.
|
Inleiding
|
76
|
2.
|
Definities
|
76
|
3.
|
Werkveldspecifieke kenmerken
|
77
|
4.
|
Certificatiereglement
|
78
|
5.
|
Examenreglement
|
81
|
6.
|
Toezicht
|
84
|
|
|
|
|
DEEL II: NORMEN
|
85
|
7.
|
Onderwerp van certificatie
|
85
|
8.
|
Entreecriteria
|
85
|
9.
|
Eindtermen
|
85
|
10.
|
toetsmethodiek bij initiële certificatie
|
86
|
11.
|
Hercertificatie
|
92
|
12.
|
Het certificaat
|
93
|
13.
|
Geldigheidscondities
|
93
|
1. Inleiding
Dit werkveldspecifieke certificatieschema voor personen is door het CCvD-TCVT opgesteld.
Het betreft certificatie van vakbekwaamheid op het gebied van veilig hijsen door een
machinist met een mobiele torenkraan. Door het ministerie van SZW is het schema vastgesteld.
Dit vastgestelde schema vervangt daarmee eerdere versies. De te certificeren vakbekwaamheid
betreft het veilig uitvoeren van hijswerkzaamheden op bouwplaatsen met een mobiele
torenkraan1. Het certificatiesysteem van de Certificatie Instelling (CKI) moet zijn gestructureerd
in overeenstemming met de eisen uit de WDA&T certificering personen in het kader van
verticaal transport.
2. Definities
Begrip of afkorting
|
:
|
Betekenis
|
Aanvrager van een certificaat
|
:
|
De (rechts-)persoon die bij de certificatie-instelling een aanvraag doet voor het
afgeven van een persoonscertificaat van vakbekwaamheid.
|
Aanwijzing
|
:
|
Aanwijzing van een instelling bij of krachtens wettelijk voorschrift door de minister
van SZW.
|
Beoordeling
|
:
|
Beoordeling (initiële, of her-) door de CKI op basis van het door de minister van
SZW vastgestelde WDA&.
|
BHST
|
:
|
Stichting die een wettelijke certificatieregeling beheert: TCVT.
|
Centraal College van Deskundigen (CCvD)
|
:
|
Het college, onderdeel van en/gefaciliteerd door BHST, dat belanghebbende partijen
in een bepaalde sector of branche de mogelijkheid biedt tot deelname bij het opstellen
en onderhouden van werkveldspecifieke documenten op zodanige wijze dat sprake is van
een evenwichtige en representatieve vertegenwoordiging van deze partijen. In casu
het CCvD-TCVT.
|
Centrale Examen Commissie (CEC)
|
:
|
Commissie binnen de structuur van de BHST die een centrale itembank ontwikkelt en
beheert.
|
Certificaat
|
:
|
Een certificaat in de zin van artikel 20 Arbowet en artikel 7 Warenwet (artikel 6e
Warenwetbesluit machine).
Daarnaast moet een certificaat beschouwd worden als een verklaring van overeenstemming
(conformiteitsverklaring) zoals bedoeld in relevante ISO en EN normen.
|
Certificaathouder
|
:
|
Persoon die in het bezit is van een geldig wettelijk verplicht certificaat.
|
Certificatieproces
|
:
|
Alle activiteiten via welke een CKI beoordeelt en besluit of een persoon, product
of systeem voldoet en blijft voldoen aan de normen, zoals opgenomen in het werkveldspecifieke
certificatieschema.
|
Certificatiereglement
|
:
|
Bepalingen voor de uitvoering van het certificatieproces en de relaties tussen kandidaat
en CKI.
|
Certificatiesysteem
|
:
|
Set van procedures en middelen benodigd om het certificatieproces uit te voeren per
certificatieschema, dat leidt tot de uitgifte van een certificaat van vakbekwaamheid,
inclusief onderhoud.
|
Certificerings en Keurings-instelling (CKI)
|
:
|
Kalibratie- of conformiteitsbeoordelingsinstellingen zoals certificatie-instellingen,
keuringsdiensten van gebruikers, laboratoria, inspectie-instellingen en testinstituten.
|
Cesuur
|
:
|
De grens tussen de hoogste toetsscore waaraan een onvoldoende en de laagste toetscore
waaraan een voldoende wordt toegekend.
|
Competentie
|
:
|
Gedemonstreerd vermogen om kennis en vaardigheden toe te passen en, waar relevant,
gedemonstreerde persoonlijke eigenschappen, zoals gedefinieerd in het certificatieschema.
|
Controle
|
:
|
Periodieke beoordeling door de CKI’s tegen de voor beoordeling geldende regels van
de minister (WDA&T).
|
Eindtermen
|
:
|
Een omschrijving van het geheel aan kennis, vaardigheden en houdingen van een specifiek
vakbekwaamheidgebied ten behoeve van het toetsen van examenkandidaten.
|
Entreecriteria
|
:
|
Criteria, zoals vooropleiding en werkervaring, waaraan de kandidaat moet voldoen om
toegelaten te worden tot het certificatieproces.
|
Examen
|
:
|
Het geheel van toetsopgaven (toetsvragen en/of toetsopdrachten), bedoeld om de individuele
kandidaat te kunnen beoordelen in de mate waarin hij of zij aan de eindtermen conform
de normen voldoet.
|
Examencommissie
|
:
|
Commissie binnen de structuur van de CKI onder wiens verantwoordelijkheid de examens
worden afgenomen.
|
Examenprotocol
|
:
|
Bepalingen voor de uitvoering van examens in de relatie tussen de BHST en de exameninstelling.
|
Examenreglement
|
:
|
Bepalingen voor de uitvoering van examens in de relatie tussen de kandidaat en de
exameninstelling.
|
Examinatoreninstructie
|
:
|
Bepalingen voor de uitvoering van examens in de relatie tussen de examinator en de
exameninstelling.
|
Hijskraan
|
:
|
Torenvormig hijswerktuig voor het hijsen van vrijhangende lasten in een mobiele (kraan
op rupsen of banden) opstelling, met tenminste een bedrijfslastmoment van 10 tonmeter.
|
KO
|
:
|
Knock out: onjuist antwoord op een examenvraag die direct tot gevolg heeft dat de
kandidaat voor het betreffende examenonderdeel zakt.
|
Risicoanalyse
|
:
|
Analyse waaruit motivatie, voor te maken keuzes in werkveldspecifiek probleemgebied,
blijkt, op te nemen in het beoogde certificatieschema.
|
TCPR
|
|
TCVT Certificatie Personen Register
|
Toezicht
|
:
|
Het verzamelen van de informatie over de vraag of een handeling of zaak voldoet aan
de daaraan gestelde eisen, het zich daarna vormen van een oordeel daarover en het
eventueel naar aanleiding daarvan interveniëren.
|
TSJ
|
|
TCVT Schema Journaal: annotatie op een TCVT schema.
|
Vakbekwaamheidsgebied
|
:
|
Aanduiding van het werkveld, de functie, of een geheel aan taken waar bepaalde vakbekwaamheidseisen
op betrekking hebben.
|
Vakbekwaamheidseisen
|
:
|
De eisen die, binnen een bepaald werkveld of een bepaalde beroepsgroep, gesteld worden
aan personen met betrekking tot hun kennis, vaardigheden en houdingen inzake specifieke
handelingen of taken.
|
Verklaring
|
:
|
De EG-verklaring van typeonderzoek of EG-verklaring overeenstemming als bedoeld in
het bij of krachtens de Machinerichtlijn of enige andere EU-produkt-richtlijn bepaalde.
|
Werkveldspecifiek certificatieschema
|
:
|
Term gebruikt door SZW voor een certificatieschema dat door de minister van SZW is
geaccepteerd te gebruiken binnen een specifieke aanwijzing als CKI voor personen,
producten of systemen.
|
WDAT-VT-Personen
|
:
|
Werkveldspecifiek document voor aanwijzing en toezicht (WDA&T) op de certificatie-
en keuringsinstellingen die personen certificeren in het kader van verticaal transport.
Document: WDAT-VT-Personen: 2012, versie 1.
|
WDAT-VT-Producten
|
:
|
Werkveldspecifiek document voor aanwijzing en toezicht (WDA&T) op de certificatie-
en mobiele kranen, torenkranen en/of hijs- en hefwerktuigen voor beroepsmatig personenvervoer
en/of tijdelijke personen(bouw)liften periodiek keuren in het kader van verticaal
transport.
Document: WDAT-VT-Producten: 2012, versie 1.
|
3. Werkveldspecifieke kenmerken
Hijsen is een risicovolle beroepsactiviteit. Om het maatschappelijke belang – veiligheid
en gezondheid van en rondom de arbeid – te waarborgen, is door de overheid gekozen
voor een wettelijk verplichte certificatieregeling voor de borging van de vakbekwaamheid
van machinist mobile kraan.
3.1 Beschrijving schema
Het WSCS-VT Machinist Mobiele Torenkraan is door de BHST voorgesteld en door het ministerie
van SZW -inclusief eventuele aanpassingen- vastgesteld. De minister van SZW kan ook
op eigen initiatief wijzigingen aanbrengen in de vastgestelde documenten. Dit vastgestelde
schema vervangt eerdere versies.
3.2 Actieve partijen
Binnen het kader van dit werkveldspecifieke certificatieschema zijn actief:
3.3 Risicoanalyse en afbreukrisico
Hijsen en aanslaan van lasten is een risicovolle activiteit in het verticaal transport.
De machine waarmee wordt gehesen, het hijs- en hefgereedschap en het aanslaan van
lasten kunnen ieder voor zich en/of in gezamenlijkheid gevaarlijk zijn voor mens en
omgeving. Borging van dit proces door onder certificaat gekeurde machines en hijs-
en hefgereedschappen enerzijds en gecertificeerde machinisten en hijsbegeleiders anderzijds,
is noodzakelijk en door de wetgever onderkend. Hijskranen zijn complexe installaties
en hun aandeel in ernstige en dodelijke ongevallen is relatief gezien groot. De oorzaak
van deze onveiligheid kan worden onderverdeeld in een aantal subgroepen:
-
1. instabiliteit last
-
2. Niet adequaat aanhaken en lossen van last
-
3. Instabiliteit kraan
-
4. Instabiliteit giek
-
5. Niet adequaat opbouwen en afbouwen van kraan
-
6. Technische gebreken van de kraan
-
7. Toegankelijkheid kraan
ad 1+2. Instabiliteit last / Niet adequaat aanhaken en lossen van last
In de bouw hijsen kraanmachinisten vaak onbekende en onstabiele lasten over grote
groepen bouwvakkers heen en lossen ze de last in de directe nabijheid van personen
die niets met de hijsactiviteit te maken hebben. De last wordt vaak aangeslagen door
niet-deskundigen. De machinist draagt echter wel de verantwoordelijkheid voor het
hijsen van de last. Met het hijsen op zich gaat vervolgens weinig fout, maar wel met
de last (schuiven, vallen, haakbreuk etc.). Oorzaak van dit risico is het werken met
onveilig materieel, ondeskundig personeel, tijdgebrek en het ontbreken van een hijsplan.
ad 3+ 4. Instabiliteit van de kraan en giek
Kranen en giek worden instabiel door het hijsen en zwenken. Er is dan sprake van grote
drukverplaatsingen door de kraan. Instabiliteit kan leiden tot het wegzakken c.q.
omvallen van de kraan. Goed stempelen op goede schotten is de oplossing. Daarnaast
zorgt overbelasting en het werken bij zware wind voor problemen.
Ad 5 + 6. Technische staat van de kraan en niet adequaat op/afbouwen van de kraan
Kranen worden intensief gebruikt en zijn onderhevig aan slijtage. Ook de opstelling
en afbouw van de kraan heeft direct gevolgen voor het gebruik. Regelmatig keuren van
de kraan is de oplossing.
ad 7. Toegankelijkheid kraan
Een kraan op een bouwplaats is een nuttig en gewild voorwerp. Helaas komt het nog
regelmatig voor dat onbevoegden de kraan gebruiken voor hijswerk. De machinist dient
derhalve altijd zijn kraan af te sluiten bij het verlaten van de kraan.
Certificering van kraanmachinisten en keuring van kranen zijn managementfactoren,
die de bedrijfstak ter hand heeft genomen. De keuring voorkomt een aantal mechanische
defecten en de certificering houdt de competentie van de machinisten op peil. Andere
factoren die door het management van het werk beïnvloedbaar zijn, zijn conflictbeheersing,
mens-machine interacties, communicatie en voldoende menskracht.
4. Certificatiereglement
4.1 Doelstelling
Dit reglement omschrijft de procedures die relevant zijn voor het juist toepassen
van het specifieke schema. Hierbij moet gedacht worden aan onder meer procedures van
aanvraag, de examinering, de wijze waarop de uitslag bekend gemaakt wordt en condities
met betrekking tot de certificatie, de afgifte van certificaten/verklaringen, procedures
bij het uitvoeren van keuringen, klachtenafhandeling en het indienen van een verzoek
om herziening.
4.2 Certificatieprocedure
De kandidaat machinist mobiele torenkraan dient bij een CKI, in overeenstemming met
dit certificatiereglement, een aanvraag in voor het persoonscertificaat machinist
mobiele torenkraan. Vervolgens verstrekt de CKI alle relevante informatie over de
gang van
zaken bij het gehele certificatieproces.
4.3 Certificatiebeslissing
De certificatiebeslissing wordt genomen door een functionaris van de CKI die niet
betrokken is geweest bij de beoordeling van de kandidaten en daartoe is gekwalificeerd
en aangesteld conform het kwaliteitssysteem en de procedures die de CKI heeft op grond
van het werkveldspecifieke schema voor aanwijzing en toezicht.
4.4 Geldigheidsduur van het certificaat.
De maximale geldigheidsduur van een persoonscertificaat is 5 jaar. Eerdere intrekking
is mogelijk indien de certificaathouder tussentijds niet voldaan heeft aan de eisen
t.a.v. de beheersing van de onder 9. genoemde eindtermen (zie voor de voorwaarden
4.5).
4.5 Geldigheidscondities
Met betrekking tot de geldigheid van het certificaat worden condities gesteld. Indien
niet voldaan wordt aan deze condities kan dit consequenties hebben voor het certificaat.
Deze condities zijn:
De CKI is bevoegd het certificaat te schorsen en/of in te trekken. De condities en
de wijze waarop daarop door de CKI toegezien dient te worden, worden opgesteld door
de CCvD en vastgelegd in het TCVT protocol ‘schorsing/intrekking’.
4.6 Klachtenregeling
Klachten over de CKI
Een adequate behandeling van klachten is belangrijk voor het creëren van vertrouwen
in certificatie en belangrijk voor de bescherming van zowel de certificaathouders
als de gebruikers van certificaten.
Aan een CKI worden onder meer de volgende eisen gesteld:
-
• Een openbaar toegankelijke klachtenprocedure dient aanwezig te zijn.
-
• de klachtenprocedure bevat minimaal het volgende: een beschrijving van het proces
van ontvangen, onderzoeken en beoordelen van de klacht; de wijze van volgen van de
klacht en acties als vervolg daarop; en de wijze waarop wordt verzekerd dat correctieve
acties worden uitgevoerd.
-
• De beslissing over de reactie op de klacht dient te worden genomen door personen die
niet betrokken zijn bij het onderwerp van de klacht.
-
• Indieners van klachten dienen, indien mogelijk, op de hoogte te worden gehouden van
de ontvangst van de klacht, de voortgang van behandeling en de uitkomst.
Klachten over het bedrijf of de persoon
Indien de CKI klachten van derden, zoals een opdrachtgever, ontvangt over het voldoen
aan dit schema door het bedrijf of de persoon die een aanvraag voor het certificaat
heeft ingediend of certificaathouder is, dient de CKI de klager te verwijzen naar
het bedrijf of de persoon. De CKI dient de klacht te betrekken bij de eerstvolgende
beoordeling bij het betreffende bedrijf of de betreffende persoon.
Echter, indien het naar de mening van de CKI een ernstige klacht betreft, dient de
CKI, naast de behandeling door het bedrijf of de persoon, zelf ook direct te beoordelen
of de klacht gevolgen dient te hebben voor de beslissing m.b.t. certificatie.
In dat geval dient de CKI af te wegen of het gewenst is een extra beoordeling uit
te voeren. De kosten van deze extra beoordeling komen in beginsel voor rekening van
de certificaathouder.
Klachtenregeling
Inleiding
In deze werkinstructie wordt de afhandeling van een klacht besproken. Voor iedere
afzonderlijke klacht wordt een apart klachtenformulier ingevuld.
Werkwijze
Wanneer iemand probeert een klacht telefonisch of mondeling te melden, wordt aan hem/haar
gevraagd deze schriftelijk te verwoorden. Als een klacht schriftelijk binnenkomt wordt
deze meteen naar de kwaliteitsmanager gebracht en indien de klachtafhandelaar duidelijk
is krijgt hij/zij meteen een kopie van de klacht. De kwaliteitsmanager registreert
de klacht op een klachtenformulier en stelt de directeur CKI op de hoogte van de klacht.
De directeur van de CKI wijst de klachtafhandelaar aan. De kwaliteitsmanager vermeldt
de klachtafhandelaar op het klachtenformulier en brengt de klachtafhandelaar schriftelijk
op de hoogte van de klacht. De klachtafhandelaar informeert de indiener van de klacht
schriftelijk over de ontvangst van de klacht.
Eenvoudige zaken
Klachtafhandelaar stuurt klacht door naar betrokken bedrijf/persoon; stelt indiener
op de hoogte legt dossier aan tbv voortgangsbewaking en meenemen afhandeling klacht
door bedrijf/persoon bij eerstvolgende beoordeling.
Ernstige klachten
Klachtafhandelaar beoordeelt de klacht en stelt vast of de klacht een incident betreft
of dat de klacht moet leiden tot een aanpassing in de werkwijze. Indien het een incident
betreft, wordt de indiener daarvan op de hoogte gesteld. De klachtafhandelaar bedenkt
samen met de indiener binnen drie weken na het indienen van de klacht een oplossing
voor de afhandeling en betrekt bedrijf/persoon hierbij. De oplossing zoals die met
de indiener is besproken wordt vastgelegd op het klachtenformulier. Hier wordt tevens
vermeld dat het gaat om een incident. Indien de klacht een aanpassing van de werkwijze
vergt bedenkt de klachtafhandelaar binnen 10 dagen een verbetervoorstel en bespreekt
dit met de kwaliteitsmanager en betrekt bedrijf/persoon hierbij. Het verbetervoorstel
moet een structurele verbetering inhouden van de werkwijze. Het verbetervoorstel wordt
ingevuld op het klachtenformulier.
De klachtafhandelaar stelt de indiener op de hoogte van de afhandeling van de klacht.
De kwaliteitsmanager maakt de gewijzigde werkwijze bekend. De kwaliteitsmanager start,
indien nodig, een vervolgonderzoek naar de invoering van het verbetervoorstel. De
bevindingen worden vastgelegd op het klachtenformulier. Het klachtenformulier wordt
gearchiveerd.
4.7 Bezwaarprocedure
Inleiding
Onderstaand worden de stappen beschreven die nodig zijn voor het afhandelen van een
bezwaarschrift. Een dergelijk bezwaarschrift kan bijvoorbeeld ingediend worden tegen
besluiten van de CKI inzake het niet (opnieuw) verlenen, schorsen of intrekken van
een certificaat.
Werkwijze
Algemeen:
-
• Een door of namens de CKI genomen besluit, dat is een definitieve uitslag of eindoordeel,
wordt schriftelijk ter kennis van de belanghebbende gebracht.
-
• Onder een besluit wordt tevens verstaan het weigeren te beslissen of het niet tijdig
nemen van een beslissing.
-
• De CKI stelt de belanghebbende in haar correspondentie in kennis van de mogelijkheid
van het indien van een bezwaarschrift door middel van de volgende clausule:
‘Ingevolge de CKI procedure ‘bezwaarschriftprocedure’ kan door een belanghebbende
met betrekking tot dit besluit een bezwaarschrift ingediend worden. Daartoe moet
binnen zes weken na de datum van verzending van het besluit een bezwaar worden ingediend
bij de CKI. In het bezwaarschrift moet gemotiveerd worden aangegeven waarom het gegeven
besluit niet juist gevonden wordt. Verzocht wordt bij het bezwaarschrift een kopie
van het bestreden besluit toe te voegen.’
-
• Het bezwaarschrift dient in ieder geval de volgende elementen te bevatten:
Het bezwaar wordt niet-ontvankelijk verklaard:
-
• indien niet aan de gestelde termijn van indienen wordt voldaan. Dit geldt niet als
de indiener aantoont dat hij redelijkerwijs niet in verzuim is geweest
-
• in andere gevallen dan genoemd onder a, als geen gebruik gemaakt wordt van de door
de CKI geboden gelegenheid tot verzuimherstel
-
• het bezwaar wordt verder niet-ontvankelijk verklaard als het, bij het niet van toepassing
zijn van een termijn, onredelijk laat wordt ingediend. Dit geldt uitsluitend wanneer
het bezwaar betrekking heeft op het niet tijdig nemen van een besluit.
-
• Het bezwaarschrift schort de werking van het besluit niet op.
-
• Het bezwaarschrift leidt tot heroverweging van het besluit waartegen het is gericht.
Procedure
-
• De CKI neemt kennis van het bezwaarschrift en bevestigt binnen twee weken de ontvangst.
-
• De CKI biedt gelegenheid tot het horen van de indiener.
-
• Het bezwaarschrift wordt gemeld bij de kwaliteitsmanager die het bezwaar registreert.
-
• Het horen betreft met name de vakinhoudelijke aspecten die geleid hebben tot het besluit
en dient binnen in beginsel zes weken na het vaststellen dat een hoorprocedure aan
de orde is, plaats te vinden.
-
• Het horen kan geschieden door de CKI of door een of meer door de CKI benoemde ter
zaken kundige. Het horen geschiedt door een persoon of personen die niet betrokken
is/zijn geweest bij de voorbereiding van het besluit, en geen binding hebben met de
belanghebbende.
-
• Het horen geschiedt op een door de CKI te bepalen tijdstip binnen de gangbare kantooruren.
-
• Relevante stukken kunnen tot 10 dagen voor de hoorzitting worden ingediend en liggen
gedurende een week voor de zitting ter inzage.
-
• Van het horen wordt afgezien indien het verzoek om herziening kennelijk niet-ontvankelijk
of kennelijk ongegrond is, inmiddels aan het verzoek is tegemoetgekomen, of indien
belanghebbende verklaart hiervan geen gebruik te maken.
-
• Van het horen wordt een verslag gemaakt. Het verslag wordt bij de beslissing op het
bezwaar om herziening gevoegd.
-
• De hoorcommissie brengt tevens advies aan de CKI.
Beslissing op het bezwaarschrift
-
• De CKI beslist aan de hand van de haar ter beschikking staande gegevens binnen zes
weken, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift
is verstreken. De beslistermijn kan eenmaal met ten hoogste 6 weken worden verlengd.
Daarna kan de termijn slechts met toestemming van de belanghebbende worden verlengd.
-
• De CKI zal, bij het gegrond verklaren van het bezwaar, de beslissing herroepen en
een nieuwe beslissing ter zake nemen.
-
• Van haar beslissing op het bezwaar zal de CKI de onderbouwing en motivering aan belanghebbende
meedelen.
Bestuursrechter
-
• Indien de inhoud of strekking van de nieuwe beslissing de belanghebbende hiertoe aanleiding
geeft, dient hij zich in voorkomend geval te wenden tot de bestuursrechter.
-
• De CKI zal de belanghebbende in haar beslissing op bezwaar wijzen op deze mogelijkheid.
4.8 Register voor vakbekwaamheid
De CKI registreert de gegevens van de certificaathouder. Deze gegevens worden conform
de overeenkomst met TCVT tenminste zo vaak als mutaties zich voordoen elektronisch
verzonden aan Bureau TCVT ten behoeve van het TCVT Personenregister, dat wordt opgezet
conform wettelijke bepalingen. Dit register is via internet toegankelijk gemaakt.
De BHST is verantwoordelijk voor het beheer van het register.
4.9 Norminterpretatie
Het CCvD dient te zorgen voor eenduidige norminterpretatie van dit certificatieschema.
Toch kan het voorkomen dat er in de operationele fase verschillende interpretaties
bestaan van één of meerdere in werkveldspecifieke certificatieschema’s gehanteerde
begrippen. Mocht het gebeuren dat certificaathouders, CKI’s of andere belanghebbenden
uiteenlopende definities hanteren en hierover meningsverschillen bestaan, dan dienen
afwijkende interpretaties te worden voorgelegd aan het CCvD.
5. Examenreglement
Dit reglement bevat bepalingen voor de voorbereiding, uitvoering en beoordeling van
examens ten behoeve van het TCVT persoonscertificaat machinist mobiele torenkraan.
5.1 Doelstelling
De examinering geschiedt onder verantwoordelijkheid van de certificatie-instelling
en bestaat uit de volgende delen:
-
• theorie-examen, en
-
• praktijkexamen.
5.2 De exameninstelling
De exameninstelling dient het examenreglement te hanteren. Hierin zijn de volgende
zaken opgenomen:
-
1. ingangsdatum van het certificaat;
-
2. eventuele entree-eisen voor deelname aan het examen;
-
3. de aanvraagprocedure bij de CKI;
-
4. bevestiging van deelname en oproep;
-
5. identificatie van de deelnemers;
-
6. toelating en afwezigheid;
-
7. examenduur en wijze van examinering;
-
8. gedragsregels voor kandidaten;
-
9. regeling aangepast examen;
-
10. normen voor slagen en afwijzen;
-
11. bekendmaking van de uitslag door de CKI aan de kandidaat;
-
12. bewaartermijn van de examendocumenten zoals uitwerkingen en beoordelingsformulieren;
-
13. inzagerecht;
-
14. geldigheidsduur van het examenresultaat.
Indien de exameninstelling geen organisatorisch onderdeel is van de CKI, hebben beide
zich aan elkaar verbonden door middel van een overeenkomst. De CKI dient zich hierbij
te houden aan artikel 4.5 ‘subcontracting’ van ISO/IEC17024. De CKI is verplicht aan
de BHST te melden dat examens worden afgenomen door een externe exameninstelling en
welke instelling het betreft.
5.3 Eisen te stellen aan het examenpersoneel
Examenpersoneel moet voldoen aan de algemene, vakinhoudelijke en onafhankelijkheidseisen
van de CKI zoals opgenomen in competentieprofielen en andere relevante documenten.
Het selectieproces moet garanderen dat examenpersoneel dat (een deel van) een examen
afneemt ten minste voldoet aan de eisen zoals geformuleerd in het TCVT examenprotocol
(www.tcvt.nl).
Toezichthouder theorie-examen
Voor het theorie-examen wordt door de exameninstelling een toezichthouder aangesteld.
Deze functionaris heeft geen specifieke kennis nodig van het vakgebied. De toezichthouder
beschikt wel over:
-
• organisatorische capaciteiten;
-
• communicatieve en contactuele vaardigheden;
-
• het vermogen om regelend en besluitvaardig op te treden.
Van de toezichthouder wordt verwacht dat hij:
-
• toeziet op de naleving en uitvoering van het examenreglement, de uitvoeringsvoorschriften
en de exameneisen;
-
• op correcte wijze de vastgestelde administratieve procedures afhandelt;
-
• zich op voldoende wijze beschikbaar stelt voor het toezicht op de afname van theorie-examens.
Een toezichthouder verricht de volgende taken:
-
• het controleren van de personalia en de aanmeldingen van de kandidaat;
-
• het controleren en aansluitend voorbereiden van het theorie-examen zodat de kandidaat
direct na aanvang van het examen kan starten;
-
• het uitoefenen van toezicht teneinde misbruik te voorkomen;
-
• het innemen van de examenstukken en het aansluitend verzendklaar maken;
-
• het aanleveren van het totale pakket aan de exameninstelling.
Corrector theorie-examen:
Voor het beoordelen van de schriftelijke uitwerking van de open vragen van het theorie-examen
wordt door de exameninstelling een corrector aangesteld. De corrector voldoet aan
de volgende kwalificatiecriteria:
-
• hij beheerst de Nederlandse taal (dan wel in de taal waarin het examen wordt afgenomen
(Duits en/of Engels));
-
• hij heeft actuele vakinhoudelijk kennis en inzicht;
-
• hij past de beoordelingscriteria, zoals vastgelegd in het TCVT-certificatieschema,
toe.
De corrector beoordeelt binnen de TCVT antwoord-macro’s en de gestelde termijn de
uitwerkingen van de theorie-examens en verbindt hier een waardering aan volgens de
methodiek zoals vastgelegd in het betreffende TCVT-certificatieschema.
Examinator praktijkexamen
Voor het praktijkexamen wordt door de exameninstelling een examinator aangesteld.
De examinator is belast met de beoordeling of, en in welke mate, kennis, vaardigheden
en attitude van de kandidaat voldoen aan de gestelde eisen voor het behalen van het
examen. Hiertoe past de examinator de TCVT examinatoreninstructie toe bij de beoordeling.
Bij een examen met meer dan één examinator, is een van de examinatoren aangewezen
als voorzitter en vanuit die hoedanigheid verantwoordelijk voor een ordentelijk verloop
van het examen en de afwikkeling daarvan.
De examinator beschikt over:
-
• minimaal twee jaar praktische werkervaring in het desbetreffende vakgebied;
-
• actuele praktische en theoretische kennis van het desbetreffende vakgebied;
-
• goede communicatieve vaardigheden;
-
• het vermogen besluitvaardig op te treden;
-
• voldoende kennis van het examenreglement.
Van de examinator wordt verwacht dat hij:
-
• begrip heeft voor de invloed die een examensituatie heeft op het gedrag van de kandidaten;
-
• een optimaal klimaat weet te scheppen voor de kandidaat, opdat kennis en opgedane
ervaring, inzicht, vaardigheden en attitude zo goed mogelijk uit de verf komen;
-
• op correcte wijze omgaat met de kandidaten en alle overige personen die functioneel
bij het examen aanwezig zijn;
-
• een objectieve beoordeling geeft van de kennis en het inzicht van de kandidaat;
-
• nauwgezet de voorschriften in acht neemt die voor elk examenonderdeel gelden;
-
• jaarlijks de TCVT-examinatorendag bijwoont;
-
• op representatieve wijze de exameninstelling vertegenwoordigt tijdens het examen en
zorg draagt voor een correct verloop.
De examinator moet per certificatieschema een door de exameninstelling voorgedragen
en door de CKI geaccepteerde deskundige zijn.
Onafhankelijkheid
Het examenpersoneel is onafhankelijk. Al het examenpersoneel tekent een verklaring
waarin geheimhouding en onafhankelijkheid worden gegarandeerd en waarin zij verklaart
geen werkzaamheden bij c.q. voor een opleider te verrichten. Zij verklaart zich onafhankelijk
van de kandidaat en de eventuele opleider/werkgever van de kandidaat. Mocht tijdens
het examen blijken dat er toch een relatie, van welke aard dan ook, bestaat tussen
de kandidaat en het betreffende examenpersoneelslid, dan dient de examinator dit tijdig
aan de exameninstelling te melden. Het is onder geen enkele voorwaarde toegestaan
dat de betreffende examinator deze kandidaat examineert op straffe van ongeldigheid
van het examen.
Indien examenpersoneel een potentieel belangenconflict heeft bij het examineren van
een kandidaat, dient de CKI maatregelen te nemen om te garanderen dat de betrouwbaarheid
en onpartijdigheid van het examen niet in diskrediet worden gebracht. Deze maatregelen
dienen schriftelijk vastgelegd te worden.
5.4 Eisen te stellen aan het examen
5.4.1 Beslotenheid van examens
Medewerkers van de certificatie-/exameninstelling dragen zorg voor de absolute geheimhouding
van de examenopgaven, voor zover deze opgaven geen onderdeel uitmaken van een publieke
norm. Verificatie en implementatie hiervan dient te geschieden door de certificatie-instelling.
Medewerkers van de exameninstelling hebben een verklaring van geheimhouding ondertekend.
5.4.2 Algemene regels bij de uitvoering van examens
Het theorie-examen wordt schriftelijk en in de Nederlandse taal afgenomen. Indien
de kandidaat het Nederlands onvoldoende beheerst, kan een alternatief theorie-examen
in de Duitse of Engelse taal worden afgenomen. Het certificaat wordt afgegeven conform
de taal van het examen aan een persoon van 18 jaar en ouder. Wanneer er gegronde redenen
zijn voor een mondeling theorie-examen in de Nederlandse taal (bijvoorbeeld bij kandidaten
die aantoonbaar dyslectisch zijn) kan de certificatie-instelling daartoe besluiten.
Dit alternatief dient te voldoen aan dezelfde voorwaarden als het reguliere theorie-examen
en het CEC dient hiermee in te stemmen. Het uitgeschreven mondelinge examen wordt
afgenomen door een daartoe door de CKI aanvullend geautoriseerde examinator en een
toezichthouder. Van deze alternatieve afname dient door de exameninstelling een registratie
te worden bijgehouden met een (minimaal jaarlijkse) rapportage naar de CEC. Het praktijkexamen
wordt in de Nederlandse taal afgenomen. Indien de kandidaat het Nederlands onvoldoende
beheerst, kan een alternatief theorie-examen in de Duitse of Engelse taal worden afgenomen.
Het certificaat wordt afgegeven conform de taal van het examen. De kandidaat moet
tijdens het examen voldoende kunnen communiceren.
Voor de overige eisen aan het examen (locatie, middelen, etc) wordt verwezen naar
het TCVT examenprotocol.
5.5 Beheer itembank en examenversies
Het beheer van de itembank geschiedt onder strikte geheimhouding door het bureau TCVT
onder regie van de Centrale Examencommissie TCVT.
6. Toezicht
Het doel van het toezicht is om de vakbekwaamheid van gecertificeerd personeel te
borgen. De CKI is verplicht te beoordelen of de certificaathouder voldoet aan de gestelde
eisen. Afhankelijk van het onderwerp van certificatie, de periode van certificatie
en de risicoanalyse wordt het toezicht ingevuld.
6.1 Medewerking aan toezicht
De certificaathouder is verplicht mee te werken aan toezicht door de CKI, het TCVT
erkende opleidingsinstituut voor bijscholing, de nationale accreditatie-instantie
en de Inspectie SZW. In de overeenkomst tussen de CKI en de certificaathouder worden
de hiertoe benodigde bepalingen opgenomen.
6.2 Frequentie van toezicht
Bij de aanvraag voor hercertificatie dient het originele TCPR-boekje met de daarin
opgenomen registraties van de praktijkervaring en de scholing te worden voorgelegd
aan de CKI. De ontvangst wordt binnen één kalenderweek bevestigd (deze bevestiging
is een bewijs richting opdrachtgevers inzake de afwezigheid van het TCPR-boekje).
De CKI controleert de registratie en toets of voldaan wordt aan de eisen van scholing
en praktijkervaring. De aanvrager wordt hieromtrent binnen één kalenderweek geïnformeerd.
Daarnaast voert de CKI, onaangekondigd, een 5% steekproef uit op de betrouwbaarheid
van de invulling van de scholing en de praktijkervaring. Voor de registratie van de
scholing en de praktijkervaring dient er een deugdelijke administratie te worden gevoerd
door de CKI. Deze administratie moet minimaal vijf jaar beschikbaar blijven.
6.3 De wijze van uitvoering van het toezicht
Het TCVT erkende opleidingsinstituut beoordeelt op het moment van scholing (2 maal
in een periode van 5 jaar) elk TCPR-boekje ten aanzien van de scholing en de praktijkervaring.
Indien een certificaathouder niet meer voldoet aan de eisen wordt de CKI hiervan binnen
drie werkdagen in kennis gesteld.
6.4 Verslag van bevindingen
De CKI is gehouden om haar bevindingen t.a.v. 6.2 aan de certificaathouder binnen
twee kalenderweken kenbaar te maken.
6.5 Maatregelen (artikel 1.5e Arbobesluit)
Indien blijkt dat een certificaathouder niet voldoet aan de eisen of normen in het
werkveldspecifieke certificatieschema heeft dit op zo kort mogelijke termijn maatregelen
door de CKI tot gevolg. Mogelijke maatregelen zijn het weigeren, schorsen of intrekken
van het certificaat. Er dient door de CKI informatie-uitwisseling met Inspectie SZW
plaats te vinden over geconstateerde gevaarlijke situaties bij werkzaamheden die door
een afgegeven of nog af te geven certificaat worden gereguleerd en waardoor de veiligheid
of de gezondheid van werknemers of derden in gevaar kan worden gebracht. Indien er
sprake is van een sanctie wordt dit aan de certificaathouder kenbaar gemaakt. Relevante
informatie over de sanctie dient door de CKI ingebracht te worden in een centraal
registratiesysteem. Deze meldingsplicht dient nauwkeurig uitgewerkt te worden, in
verband met de vertrouwelijkheid van persoonsgegevens en de contractuele relatie tussen
CKI en klant.
Indien een certificaathouder na een intrekking opnieuw gecertificeerd wil worden dient
dezelfde procedure doorlopen te worden als bij initiële certificatie. Bij het opleggen
van een sanctie dient de CKI aan te geven (en te registreren) na welke periode certificatie
weer is toegestaan. De CKI dient voor verstrekking van een certificaat bij het centraal
registratiesysteem te verifiëren of er geen sprake is van een intrekking met de daaraan
gekoppelde wachtperiode.
Criteria
De CKI dient in ieder geval een onderzoek in te stellen na indiening van een klacht
inzake de werkwijze van de certificaathouder:
Criteria op basis waarvan de CKI maatregelen moet treffen zijn de volgende.
-
1. Schorsen van het certificaat vindt plaats indien sprake is van een door de CKI gegrond
verklaarde klacht. Het betreft hier een klacht anders dan:
-
• onrechtmatig invullen van het TCPR-boekje, en/of
-
• over onveilig handelen van de machinist waardoor de machinist en/of derden direct
in gevaar zijn gebracht.
-
2. Intrekken van het certificaat vindt plaats indien sprake is van een door de CKI gegrond
verklaarde klacht inzake:
-
• onrechtmatig invullen van het TCPR-boekje, en/of
-
• over onveilig handelen van de machinist waardoor de machinist en/of derden direct
in gevaar zijn gebracht.
Deel II: Normen
Deel 2 van dit certificatieschema bevat de normen die gelden voor een certificaat
voor vakbekwaamheid in een werkveld. Beschreven wordt achtereenvolgens:
-
○ het onderwerp van certificatie,
-
○ entreecriteria die gesteld worden om toegelaten te worden tot het certificerings-proces,
-
○ de eindtermen die gelden ten behoeve van het certificaat,
-
○ de wijze waarop het voldoen aan de eindtermen wordt beoordeeld en gerapporteerd,
-
○ de beoordeling die plaatsvindt bij hercertificatie,
-
○ te stellen eisen aan het certificaat,
-
○ geldigheidscondities.
7. Onderwerp van certificatie
Dit werkveldspecifieke certificatieschema voor personen is door het CCvD TCVT opgesteld.
Het betreft certificatie van veilig hijsen door een machinist mobiele torenkraan.
Door het Ministerie van SZW is het schema middels een statische verwijzing in de Arboregeling.
Dit vastgestelde schema vervangt daarmee eerdere versies. De te certificeren vakbekwaamheid
betreft het uitvoeren van hijswerkzaamheden op bouwplaatsen met een mobiele torenkraan
met een bedrijfslastmoment van tenminste 10tm. Het betreft hier:
-
• veilig omgaan met de last;
-
• mobiele torenkraan veilig positioneren (stabiliteit, omgeving, ondergrond);
-
• mobiele torenkraan veilig laten functioneren (opbouwen, hijsen, afbouwen, afsluiten);
-
• mobiele torenkraan in veilige en technisch goede staat doen zijn;
-
• veilig en gezond werken met de mobiele torenkraan.
8. Entreecriteria
Voor de eerste afgifte van het wettelijk verplichte persoonscertificaat machinist
mobiele torenkraan volgt onderstaand een opsomming van de eisen.
De kandidaat dient te voldoen aan de volgende entreecriteria:
-
• voldoende materieelkennis hebben;
-
• voldoende materiaalkennis hebben;
-
• machine gevoel bezitten;
-
• veilig en milieuverantwoord kunnen werken;
-
• de Nederlandse taal beheersen op leeskennisniveau A1 en schrijfkennisniveau B2 of
gelijkwaardig voor examinering in Duitse of Engelse taal.
Er geldt geen specifieke vooropleidingseis.
9. Eindtermen
De kandidaat voldoet aan de volgende eindtermen en is dientengevolge vakbekwaam:
Theorie
-
1. De kandidaat kan de verschillende voorbereidingen voor de hijswerkzaamheden beschrijven
en toepassen.
-
1.1. De kandidaat kan de gegevens van een hijstabel toepassen.
-
1.2. De kandidaat kan beschrijven welke voorbereidingen op de werkplek getroffen moeten
worden voorafgaand aan het werken met een mobiele torenkraan.
-
2. De kandidaat kan hijsgereedschappen herkennen en de functie en de manier van gebruik
hiervan omschrijven.
-
3. De kandidaat kan werk uitvoeren met een mobiele torenkraan.
-
3.1 De kandidaat kan verschillende soorten kranen benoemen en de kenmerken en de toepassing
hiervan beschrijven.
-
3.2 De kandidaat kan hijsmiddelen en uitrustingsstukken herkennen en benoemen en de toepassing
hiervan omschrijven.
-
3.3 De kandidaat kan omschrijven hoe op een veilige manier hijswerkzaamheden met een
mobiele torenkraan uitgevoerd moeten worden.
-
3.4 De kandidaat kan bepalen hoe een mobiele torenkraan verplaatst moet worden.
-
3.5 De kandidaat kan de functie en de werking van de hoofdonderdelen van de mobiele torenkraan
uiteenzetten.
-
4. De kandidaat kan de veiligheids- en milieuaspecten van het werken met een mobiele
torenkraan benoemen en interpreteren.
-
4.1 De kandidaat kan de veiligheidseisen van de mobiele torenkraan, hijslast en hijsgereedschappen
interpreteren.
-
4.2 De kandidaat neemt zijn verantwoordelijkheid met betrekking tot het hijsplan en zijn
administratieve verplichtingen.
-
4.3 De kandidaat kan beschrijven hoe een mobiele torenkraan na hijswerkzaamheden achtergelaten
moet worden.
-
4.4 De kandidaat kan de veiligheidssystemen van de mobiele torenkraan noemen en de functie
van de LMB uiteenzetten.
-
4.5 De kandidaat kan uiteenzetten hoe met en aan een mobiele torenkraan milieu- verantwoord
moet worden gewerkt
-
5. De kandidaat kan de onderhouds- en storingsaspecten van een mobiele torenkraan herkennen,
interpreteren en benoemen.
-
5.1 De kandidaat kan omschrijven hoe en waaraan dagelijks onderhoud aan een mobiele torenkraan
verricht moet worden.
-
5.2 De kandidaat kan beschrijven hoe storingen aan een mobiele torenkraan herkend kunnen
worden en in relatie hiermee beschrijven hoe gehandeld moet worden.
Praktijk
-
1. De kandidaat kan de voorbereidingen treffen op de werkplek voorafgaande aan het werken
met een mobiele torenkraan.
-
2. De kandidaat kan hijsmiddelen en uitrustingsstukken herkennen, benoemen en controleren
op veiligheidseisen
-
3. De kandidaat kan werk uitvoeren met een mobiele torenkraan.
-
3.1 De kandidaat kan hijswerkzaamheden uitvoeren met een mobiele torenkraan.
-
3.2 De kandidaat kan hijsgereedschappen bevestigen aan een mobiele torenkraan.
-
3.3 De kandidaat kan zelfstandig een mobiele torenkraan verplaatsen.
-
3.4 De kandidaat kan een mobiele torenkraan na hijswerkzaamheden volgens de Wettelijke
voorschriften achterlaten.
-
4. De kandidaat kan de veiligheids- en milieuaspecten van het werken met een mobiele
torenkraan benoemen en interpreteren.
-
5. De kandidaat kan de onderhouds- en storingsaspecten van een mobiele torenkraan herkennen,
interpreteren en benoemen.
-
5.1 De kandidaat kan dagelijkse controle en onderhoud verrichten aan een mobiele torenkraan.
-
5.2 De kandidaat kan storingen herkennen aan een mobiele torenkraan en in relatie hiermee
handelend optreden.
10. toetsmethodiek bij initiële certificatie
10.1 Toetstermen
Elke eindterm wordt uitgewerkt in toetstermen. Deze toetstermen zijn in onderstaande
schema’s geordend per eindterm. Het totale aantal vragen per toetsterm is onderstaand
aangegeven.
Verklaring van vraagcode:
-
* FK = een vraag feitelijke kennis
-
* BK = een vraag begripsmatige kennis
-
* RV = een vraag reproductieve vaardigheden
-
* PV = een vraag productieve vaardigheden
Toetstermen theorie machinist m obiele torenkraan + aantal verplichte vragen
-
1. De kandidaat kan de verschillende voorbereidingen voor de hijswerkzaamheden beschrijven
en toepassen. RV-1, FK-1, BK-2
-
1.1 De kandidaat kan de gegevens van een hijstabel toepassen.
De kandidaat kan een hijstabel van een mobiele torenkraan interpreteren.
-
1.2 De kandidaat kan beschrijven welke voorbereidingen op de werkplek
getroffen moeten worden voorafgaand aan het werken met een mobiele torenkraan.
-
2. De kandidaat kan hijsgereedschappen herkennen en de functie en de manier van gebruik
hiervan omschrijven. BK-3
-
3. De kandidaat kan werk uitvoeren met een mobiele torenkraan. RV-6, FK-4, BK-10
-
3.1 De kandidaat kan verschillende soorten mobiele torenkranen (rups-, banden-, vouw-)
benoemen en de kenmerken en toepassingen hiervan beschrijven.
-
3.2. De kandidaat kan hijsmiddelen en uitrustingsstukken herkennen en benoemen en de toepassing
hiervan omschrijven.
-
– De kandidaat kan, eventueel aan de hand van een afbeelding, hijsmiddel- en uitrustingsstukken
van de mobiele torenkraan herkennen en benoemen.
-
– De kandidaat kan de functie van hijsmiddel- en uitrustingsstukken van de mobiele torenkraan
omschrijven.
-
3.3 De kandidaat kan omschrijven hoe op een veilige manier hijswerkzaamheden met een
mobiele torenkraan uitgevoerd moeten worden. KO-vraag.
-
– De kandidaat kan uiteenzetten waarom aan de gegeven veiligheidsaspecten moet worden
voldaan.
-
– De kandidaat kan omschrijven waarom aan de volgende aanvullende veiligheidsmaatregelen
moet worden voldaan als hij met de mobiele torenkraan:
-
* een last buiten het gezichtsveld plaatst
-
* hijswerkzaamheden verricht nabij spoor en/of hoogspanningsleidingen.
-
* op een werk staat met meerdere kranen
-
* hijsen met een werkbak
-
– De kandidaat kan, gegeven een situatie, bepalen in welke situatie welke persoonlijke
beschermingsmiddelen gedragen moeten worden.
-
– De kandidaat kan, gegeven de dichtheid van de materialen, de massa berekenen.
-
– De kandidaat kan, gegeven een situatie, risico’s en maatregelen bepalen met betrekking
tot de vorm, constructie, samenstelling en bijzondere eigenschappen van lasten.
-
3.4. De kandidaat kan bepalen hoe een mobiele torenkraan verplaatst moet worden.
-
– De kandidaat kan gegeven een situatie bepalen:
-
* of een mobiele torenkraan verplaatst kan worden
-
* of een mobiele torenkraan opgebouwd verreden kan worden met of zonder last
-
* of een weg of terrein geschikt is om over te rijden
-
* of een mobiele torenkraan kan rijden over verschillende soorten terrein (met vermelding
van de juiste aandrijving.
-
– De kandidaat kan de aandachtspunten noemen bij montage, gebruik, demontage en transport
van de hulpgiek.
-
– De kandidaat kan beschrijven hoe, conform de voorwaarden en de instellingen genoemd
in de gebruiksaanwijzing, gereden moet worden.
-
3.5. De kandidaat kan de functie en de werking van de hoofdonderdelen van de mobiele torenkraan
uiteenzetten.
-
– De kandidaat kan de werking van hoofdonderdelen en systemen van de mobiele torenkraan
uiteenzetten.
-
– De kandidaat kan opnoemen wanneer veranderingen in de stabiliteits-, het last- en
het kantelmoment van een mobiele torenkraan kan optreden.
-
– De kandidaat kan de gevolgen van veranderingen in de stabiliteits-, het last- en het
kantelmoment van een mobiele torenkraan bepalen.
-
4. De kandidaat kan de veiligheids- en milieuaspecten van het werken met een mobiele
torenkraan benoemen en interpreteren. RV-2, FK-3, BK-10
-
4.1 De kandidaat kan de veiligheidseisen van de mobiele torenkraan, hijslast en hijsgereedschappen
interpreteren.
-
– De kandidaat kan begrippen definiëren:
-
– De kandidaat kan m.b.t. het bedienen en keuren van kranen en het daarbij behorende
hijs- en hefgereedschap de wettelijke verplichtingen interpreteren en de werkingssfeer
beschrijven van deze wettelijke verplichtingen.
-
– De kandidaat kan uiteenzetten waarop hij hijsgereedschap moet controleren.
-
– De kandidaat kan uiteenzetten waarop hij de hijslast moet controleren.
-
– De kandidaat kan de functie en inhoud van het kraanboek met bijbehorende documenten
omschrijven.
-
4.2. De kandidaat neemt zijn verantwoordelijkheid met betrekking tot het hijsplan en zijn
administratieve verplichtingen.
-
– De kandidaat kan bepalen welke gegevens in het hijsplan van belang zijn bij de uitvoering
van werkzaamheden met de mobiele torenkraan.
-
– De kandidaat kan opnoemen welke administratieve verplichtingen hij in het kader van
zijn beroepsuitoefening heeft.
-
4.3. De kandidaat kan beschrijven hoe een mobiele torenkraan na hijswerkzaamheden achtergelaten
moet worden.
-
4.4. De kandidaat kan de veiligheidssystemen van de mobiele torenkraan noemen en de functie
van de LMB uiteenzetten. KO-vraag.
-
– De kandidaat kan delen van het beveiligingssysteem van een mobiele torenkraan noemen.
-
– De kandidaat kan de functie van de lastmomentbeveiliging van de mobiele torenkraan
uiteenzetten.
-
– De kandidaat kan uiteenzetten welke beveiligingen op de mobiele torenkraan aanwezig
moeten zijn en wat de functie hiervan is.
-
4.5. De kandidaat kan uiteenzetten hoe met en aan een mobiele torenkraan milieuverantwoord
moet worden gewerkt.
-
– De kandidaat kan milieu- en veiligheidsvoorschriften interpreteren die hij moet toepassen
bij het verplaatsen van milieubelastende stoffen.
-
– De kandidaat kan verklaren waarom milieuverantwoord werken van belang is.
-
5. De kandidaat kan de onderhouds- en storingsaspecten van een mobiele torenkraan herkennen,
interpreteren en benoemen. FK-2, BK-6
-
5.1. De kandidaat kan omschrijven hoe en waaraan dagelijks onderhoud aan een mobiele torenkraan
verricht moet worden.
-
5.2. De kandidaat kan beschrijven hoe storingen aan een mobiele torenkraan herkent kunnen
worden en in relatie hiermee beschrijven hoe gehandeld moet worden.
-
– De kandidaat kan samenvatten hoe hij een storingsdiagnose aan onderdelen van een mobiele
torenkraan moet uitvoeren.
-
– De kandidaat ziet in hoe, gegeven de aard van de storing, gehandeld moet worden d.w.z.:
-
– De kandidaat kan uiteenzetten hoe hij ontoelaatbare slijtage kan signaleren aan onderdelen
van de mobiele torenkraan.
-
– De kandidaat kan opsommen wat in een storingsmelding vermeld moet worden.
Toetstermen Praktijkexamen
(Sub)eindtermen
|
Zie activiteiten
|
De kandidaat kan:
|
1
|
2
|
3
|
4
|
5
|
6
|
7
|
8
|
9
|
1 de voorbereidingen treffen op de werkplek voorafgaand aan het werken met een mobiele
torenkraan.
|
|
x
|
x
|
x
|
|
x
|
|
x
|
|
2. hijswerkzaamheden uitvoeren met een mobiele torenkraan.
|
|
|
|
|
|
x
|
x
|
x
|
x
|
3. hijsgereedschappen bevestigen aan een mobiele torenkraan.
|
|
|
|
x
|
x
|
|
x
|
|
|
4.dagelijkse controle en onderhoud verrichten aan een mobiele torenkraan.
|
|
x
|
x
|
|
|
|
|
|
|
5. zelfstandig een mobiele torenkraan verplaatsen.
|
|
|
|
|
x
|
x
|
|
|
|
6. storingen herkennen aan een mobiele torenkraan en in relatie hiermee handelend
optreden.
|
|
x
|
x
|
x
|
x
|
x
|
x
|
x
|
|
7. veiligheidsmaatregelen hanteren bij het werken met en aan een mobiele torenkraan.
|
|
x
|
x
|
x
|
|
x
|
x
|
x
|
|
8. een torenkraan na hijswerkzaamheden volgens de wettelijke -voorschriften achterlaten
|
|
x
|
x
|
|
|
|
|
|
|
Het praktijkexamen bestaat uit de volgende activiteiten:
1.
|
Doornemen opdracht
|
6.
|
Praktijk hijsopdrachten
|
2.
|
Aanvangscontrole van de machine (visueel)
|
7.
|
Assisteren last verplaatsen
|
3.
|
Onderhoud van de machine
|
8.
|
Praktijk hijsopdrachten
|
4.
|
Controle en inspectie hijsgereedschap
|
9.
|
|
5.
|
Opstellen en gebruiksklaar maken van mobiele torenkraan
|
10.
|
Machine achterlaten
|
In de tabel is een overzicht gegeven van de verdeling van de eindtermen over de activiteiten
van de praktijkexamens machinist mobiele torenkraan. Doordat eindtermen onderverdeeld
zijn in toetstermen, is een eindterm vaak over meerdere activiteiten verdeeld. Daardoor
is een eindterm meestal niet door een activiteit afgedekt.
-
1. De kandidaat kan de voorbereidingen treffen op de werkplek voorafgaande aan het werken
met een mobiele torenkraan. RV-9, PV-1
-
1.1 een hijsplan uitvoeren gelet op:
-
* plaats en afmetingen van de hijslocatie(s)
-
* plaats en afmetingen van de obstakels
-
* afmetingen, vorm, massa en zwaartepunt van de last
-
* soort, afmetingen, vorm en massa van het hijsgereedschap.
-
1.2. controleren van de wettelijk voorgeschreven documenten.
-
1.3. het werkterrein afzetten.
-
1.4. overleggen met de uitvoerder (examinator) over de werkzaamheden, o.a. over:
-
1.5. aan de hand van de omgevingsfactoren de terreinomstandigheden vaststellen:
-
* de ligging van boven- en ondergrondse leidingen
-
* de plaats en afmetingen van obstakels
-
* de aanwezigheid van mensen en verkeer op en naast het werkterrein
-
1.6. de afmetingen, massa en zwaartepunt van de last inschatten.
-
1.7. de keuze en de soort van het hijsgereedschap vaststellen.
-
1.8. hulp- en uitrustingsstukken aanbrengen aan de mobiele torenkraan.
-
1.9. de volgende gegevens uit een hijstabel van een mobiele torenkraan bepalen:
-
1.10. de mobiele torenkraan veilig en volgens de gebruiksaanwijzing opstellen, rekening
houdend met de omgevingsfactoren.
-
1.11. controleren of de juiste waarschuwingstekens of -borden op en om de kraan zijn aangebracht.
-
1.12. de wijze van uitvoering van het werk vaststellen.
-
2. De kandidaat kan hijsmiddelen en uitrustingsstukken herkennen, benoemen en controleren
op veiligheidseisen RV-1
-
3. De kandidaat kan werk uitvoeren met een mobiele torenkraan. KO-opdracht RV-12
-
3.1. De kandidaat kan hijswerkzaamheden uitvoeren met een mobiele torenkraan.
-
3.1.1 hijswerkzaamheden met de mobiele torenkraan uitvoeren.
-
3.1.2 wettelijk voorgeschreven hand- en armseinen geven en aan ontvangen hand- en armseinen
het juiste gevolg geven.
-
3.1.3 communiceren met behulp van portofoons.
-
3.1.4 op basis van vorm, massa en materiaal van de te hijsen last de benodigde hijsgereedschappen
kiezen.
-
3.1.5 het hijsgereedschap controleren op:
-
* de weergave van de toegestane werklast op het hijsgereedschap
-
* visuele beschadigingen of manco’s
-
* aanwezigheid van een CE-markering, certificaat en inspectierapport
-
3.1.6 de hijstabel controleren of de mobiele torenkraan de werkzaamheden kan uitvoeren.
-
3.1.7 met de mobiele torenkraan een last optoppen en aftoppen.
-
3.1.8 met de mobiele torenkraan een last in een doel plaatsen.
-
3.1.9 met de mobiele torenkraan een last tussen obstakels door manoeuvreren.
-
3.1.10 met de mobiele torenkraan een slingerbeweging beheersen.
-
3.1.11 met een mobiele torenkraan een last van horizontaal naar verticaal verplaatsen.
-
3.2. De kandidaat kan hijsgereedschappen bevestigen aan een mobiele torenkraan.
Hijsgereedschappen aan de kraanhaak bevestigen en met behulp daarvan een last aanslaan.
-
3.3. De kandidaat kan zelfstandig een mobiele torenkraan verplaatsen.
-
3.4. De kandidaat kan een mobiele torenkraan na hijswerkzaamheden volgens de bedrijfsvoorschriften
achterlaten. na afloop van de werkzaamheden de mobiele torenkraan op de juiste wijze
achterlaten conform de wettelijke voorschriften.
-
4. De kandidaat kan de veiligheids- en milieuaspecten van het werken met een mobiele
torenkraan benoemen en interpreteren. RV-2
-
4.1 De kandidaat kan veiligheidsmaatregelen hanteren bij het werken met en aan een mobiele
torenkraan. neemt de veiligheidsvoorschriften in acht bij het dagelijks onderhoud
en tijdens het werken met de mobiele torenkraan.
-
4.2 De kandidaat kan milieuverantwoord werken met en aan een mobiele torenkraan. demonstreren
hoe milieu- en veiligheidsvoorschriften bij opslag, overslag en gebruik van milieubelastende
stoffen toegepast moeten worden.
-
5. De kandidaat kan de onderhouds- en storingsaspecten van een mobiele torenkraan herkennen,
interpreteren en benoemen. RV-5, PV-1
-
5.1 De kandidaat kan dagelijkse controle en onderhoud verrichten aan een mobiele torenkraan.
-
5.1.1 aanwijzen welke delen van de mobiele torenkraan dagelijks onderhouden moeten worden
en welke verrichtingen daarbij uitgevoerd moeten worden.
-
5.1.2 de werking van systemen van de mobiele torenkraan controleren.
-
5.2. De kandidaat kan storingen herkennen aan een mobiele torenkraan en in relatie hiermee
handelend optreden.
-
5.2.1 aan de hand van de gebruiksaanwijzing een storingsdiagnose op hoofdonderdelen opstellen
op basis van visuele en auditieve controle aan de systemen van een mobiele torenkraan.
-
5.2.2 aan de hand van de gebruiksaanwijzing demonstreren hoe (kleine) storingen aan de mobiele
torenkraan verholpen kunnen worden.
-
5.2.3 storingen zodanig aan een monteur of de technische dienst doorgeven dat deze een eenduidig
en helder beeld van de storing krijgt. Dit door aan te geven:
-
* wat de uitval van c.q. waar in het systeem is
-
* wat visueel waarneembaar is aan de kraanconstructie (onderdelen)
-
* of en waar lekkages waarneembaar zijn
-
* welke acties / reparaties zijn ondernomen.
-
5.2.4. bij storingen aan de mobiele torenkraan aan de hand van de gebruiksaanwijzing bepalen
welke van de volgende acties hij moet ondernemen:
-
* beoordelen of hij wel of niet verantwoord kan doorwerken
-
* storing zelfstandig oplossen
-
* de monteur of technische dienst voor de storing inschakelen.
10.2 Beoordelingsmethode
Het theorie-examen wordt schriftelijk afgenomen en bestaat uit 50 meerkeuzevragen
op basis van de toetstermen zoals omschreven in punt 10.1. Het theorie-examen wordt
uitsluitend verstrekt vanuit de TCVT-itembank. De maximale tijd om het theorie-examen
af te leggen bedraagt 90 minuten.
De maximale waardering voor de meerkeuzevragen is 50 punten (1 punt per goed antwoord).
Een kandidaat is geslaagd indien hij 40 punten of meer heeft behaald en alle KO-vragen
goed heeft beantwoord. Het resultaat wordt in een voldoende/onvoldoende tot uiting
gebracht.
Het praktijkexamen wordt uitsluitend verstrekt vanuit de TCVT-itembank. De examenopdrachten
moeten binnen 240 minuten worden uitgevoerd. De TCVT examinatoren-instructie bepaald
de beoordeling van het praktijkexamen. De volgende zaken komen op het praktijkexamen
aan de orde:
Algemeen
-
• De kandidaat wordt ingelicht welk type machine hij kan verwachten.
-
• Heeft de kandidaat instructie gehad over de machine waar examen mee wordt gedaan ?
-
• Zo niet dan geen examen afnemen!
-
• De kandidaat wordt verteld wat de maximale tijdsduur van het examen is.
-
• Bij een vermoeden van onvoldoende kennis bij de kandidaat moet de examinator de kandidaat
bevragen naar de motivatie van zijn keuzes.
-
• De examenopdracht wordt in het bijzijn van de kandidaat bekend gemaakt (uit de verzegelde
envelop gehaald).
-
• Indien een kandidaat tijdens het examen een KO heeft gekregen, wordt dit pas NA het
examen meegedeeld.
Proces Verbaal
De examinator moet altijd een proces verbaal invullen, ook als er geen bijzonderheden
te vermelden zijn. De CKI neemt geen verzoeken tot verstrekking van het certificaat
van vakbekwaamheid in ontvangst zonder een bijgaand proces-verbaal. Op het proces-verbaal
staat ook de tijdsduur van het afgenomen examen. Indien het examen 30 minuten of eerder
gereed is dan de aangegeven tijd, dient de reden hiervan expliciet in het proces verbaal
te worden opgenomen.
Het praktijkexamen betreft de volgende onderdelen:
-
1. kennismaken en doornemen opdracht
-
2. aanvangscontrole van de mobiele torenkraan en de daarbij behorende documenten
-
3. onderhoud en werking van de mobiele torenkraan
-
4. hijsgereedschap
-
5. positioneren op hijsplaats en gebruiksklaar maken van de mobiele torenkraan (KO-opdracht)
-
6. hijsopdracht 1 (KO-opdracht)
-
7. assisteren last verplaatsen
-
8. hijsopdracht 2 (KO-opdracht)
-
9. mobiele torenkraan achterlaten
-
10. veiligheid (KO-onderdeel)
10.3 Cesuur
Waardering resultaat
Het resultaat van zowel het theorie- als het praktijkexamen wordt in voldoende/onvoldoende
tot uiting gebracht. Kandidaten die voor het onderdeel theorie of praktijk of beide
onderdelen geen voldoende hebben behaald, hebben recht op een herexamen. Hierbij gelden
de eisen zoals gesteld in artikel 4.2
Geldigheidsduur van het resultaat van het examen
Een kandidaat kan tot uiterlijk 6 maanden na het behalen van een voldoende resultaat
voor zijn praktijk- of theorietoets, herexamen doen voor het nog als onvoldoende gekwalificeerde
examengedeelte theorie of praktijk. In dit geval kan de kandidaat, binnen de gestelde
termijn van 6 maanden, maximaal twee maal een herexamen aanvragen. Hierna, of na het
verstrijken van de termijn, moet een volledig examen (zowel theorie als praktijk)
worden afgelegd. Er is geen maximum verbonden aan het aantal gecombineerde praktijk-
en theorie-examens.
Cesuur praktijk
Bij het praktijkexamen dient voor alle onderdelen een voldoende gehaald te worden.
Elk onderdeel wordt beoordeeld aan de hand van een beoordelingsprotocol. Hierop is
het algoritme van de handelingen die de kandidaat moet verrichten beschreven. Aan
de verschillende handelingen zijn beoordelingscriteria toegevoegd en een puntenwaardering.
Elk onderdeel kent zo een puntenwaardering die is vastgelegd op het beoordelingsprotocol.
Om een voldoende te halen dient voor elk onderdeel minimaal 70% van de punten gescoord
te worden en mag de kandidaat geen KO te hebben.
11. Hercertificatie
11.1 Toetstermen hercertificatie
Om als certificaathouder voor hercertificatie in aanmerking te komen, dient te worden
aangetoond dat in die vijf (5) jaar door de certificaathouder aan alle volgende voorwaarden
is voldaan:
-
1. Scholing:
-
• Twee (2) scholingsdagen (4 dagdelen) zijn gevolgd bij een door TCVT erkend
-
• scholingsinstituut, en
-
• één scholingsdag (2 dagdelen) wordt gevolgd in de eerste 36 maanden van de periode
van vijf jaar, en
-
• de tweede scholingsdag wordt gevolgd na de 36ste maand van de periode van vijf jaar,
en
-
• in de scholingsdagen zijn alle eindtermen en actuele ontwikkelingen m.b.t. dit schema
opgenomen, en
-
• van de gevolgde scholing ontvangt de deelnemer een bewijs van deelname van de TCVT
erkende opleider en wordt dit aangetekend in het TCPR-boekje.
-
2. Praktijkervaring:
-
• in de periode van vijf (5) jaar dat het certificaat geldig is, moet de certificaathouder
-
• tenminste acht kwartalen hebben gewerkt in de functie die op het certificaat is vermeld,
en
-
• van deze acht kwartalen moeten tenminste twee kwartalen vallen in de laatste drie
jaar van de periode van vijf jaar, en
-
• de praktijkervaring kan worden aangetoond door aantekening van de praktijkervaring
van de certificaathouder in het TCPR-boekje of in het TCVT Praktijkregister. Deze
praktijkervaring moet minimaal elke drie maanden door de werkgever worden getoetst
op waarheid en worden geparafeerd.
Indien de houder niet kan aantonen over voldoende praktijkervaring te beschikken in
de laatste vijf jaar, dan kan hij via een praktijktoets aantonen nog steeds voldoende
vakbekwaam te zijn. Een praktijktoets wordt afgenomen conform de eisen zoals vastgelegd
in dit schema.
11.2 Beoordelingsmethode
Hercertificatie kan als volgt worden ingevuld:
-
• Indien de positieve hercertificatie beslissing valt binnen twee maanden voor de vervaldatum,
dan is de vervaldatum tevens de ingangsdatum van het hernieuwde certificaat.
-
• Indien de positieve certificatiebeslissing valt voor de twee maanden voorafgaand aan
de vervaldatum, dan is de datum van de certificatiebeslissing de ingangsdatum van
het hernieuwde certificaat.
Wanneer door omstandigheden het persoonscertificaat van de machinist is verlopen zonder
tijdige hercertificatie en de machinist alsnog in het bezit wil komen van een persoonscertificaat
is er een dispensatieregeling mogelijk. Daartoe dient de machinist een aanvraag in
bij een certificatie-instelling. Deze aanvraag wordt vervolgens voorgelegd aan TCVT
Werkkamer 4 Vakbekwaamheid die een advies opstelt. Dit advies wordt vervolgens voorgelegd
aan de certificatie-instelling die aansluitend een besluit neemt over de (her-)verlening
van het persoonscertificaat.
11.3 Controle op de registratie van de praktijkervaring bij hercertificatie
Bij de aanvraag voor hercertificatie dient het origineel TCPR-boekje met de daarin
opgenomen registraties van de praktijkervaring te worden voorgelegd aan de certificatie-instelling.
De ontvangst wordt binnen een kalenderweek bevestigd met een verklaring, waarmee opdrachtgevers
kunnen worden geïnformeerd over de reden van de afwezigheid van het originele TCPR-boekje.
De certificatie-instelling controleert de registraties en toetst of voldaan wordt
aan de vereiste praktijkervaring en bericht de aanvrager binnen een kalenderweek over
het resultaat.
Bovendien zal de certificatie-instelling ongeacht of het een machinist als werknemer
of als zelfstandige machinist betreft, bij de aanvraag voor hercertificatie, onaangekondigd
een 5%-steekproefsgewijze controle uitvoeren op de betrouwbaarheid van de invulling
van praktijkervaring. Voor de registratie van de praktijkervaring dient er een deugdelijke
administratie gevoerd te worden. Deze dient minimaal 5 jaar beschikbaar te blijven.
12. Het certificaat
Gegevens:
Minimaal dienen de volgende gegevens op het certificaat vermeld te zijn:
-
• Naam van de gecertificeerde persoon incl. geboorte datum;
-
• Eenduidig documentnummer;
-
• Naam van de CKI die het certificaat verleend heeft;
-
• Referentie naar de normen waaraan getoetst wordt;
-
• Scope van het certificaat, inclusief de geldigheidscondities;
-
• De ingangsdatum van het certificaat en de datum waarop het certificaat ophoudt geldig
te zijn.
Teksten:
Op het certificaat dient vermeld te worden, dat de CKI verklaard dat de betreffende
persoon voldoet aan de eisen uit het werkveldspecifieke certificatieschema en indien
relevant of het ging om een hercertificatie.
13. Geldigheidscondities
Gedurende de looptijd gelden de volgende condities waar de certificaathouder zich
aan moet houden. Indien niet voldaan wordt aan deze condities kan dit consequenties
hebben voor het certificaat. Na een positief certificatie besluit ontvangt de kandidaat
binnen 4 weken een TCVT-certificaat en een TCPR-boekje. Beide documenten zijn wettig
bewijsmiddel. De gegevens (inclusief intrekking van het certificaat) van de deelnemer
worden geregistreerd in het TCVT personenregister.
Verwijdering uit het register
Onderstaand zijn de condities aangegeven voor de verwijdering uit het TCVT certificaatregister.
Certificaathouders die niet voldoen aan de eisen die met het certificaat samenhangen,
worden verwijderd uit het register van certificaathouders. De volgende redenen kunnen
leiden tot verwijdering uit het register:
-
a) Het niet kunnen aantonen werkzaam te zijn als machinist in de beroepsspecialisatie
waarvoor het certificaat geldig is.
-
b) Het niet nakomen van verplichtingen jegens de certificatie-instelling;
-
c) Het misbruik maken of laten maken van het certificaat;
-
d) Het verstrekken van onvolledige of onjuiste gegevens aan de certificatie-instelling;
-
e) Het ongeschikt blijken voor de uitoefening van de met het certificaat samenhangende
beroepsvaardigheden;
-
f) Het niet voldoen aan de eisen zoals geformuleerd onder hercertificatie (11).
Deze condities dienen te zijn opgenomen in de certificatieovereenkomst tussen certificatie
instelling en certificaathouder.
Overige voorwaarden voor certificaathouders
De houder van het certificaat dient misbruik van het certificaat door derden tegen
te gaan en vermissing van dit certificaat schriftelijk binnen 10 dagen aan de certificatie-instelling
te melden. De houder van het certificaat machinist verticaal transport is verplicht
veranderingen van woonplaats en huisadres schriftelijk te melden aan de certificatie-instelling.
De houder van het certificaat machinist verticaal transport dient door derden tegen
hem/haar ingediende klachten, die met de strekking van dit certificaat verband houden,
te melden aan de certificatie-instelling die het betreffende certificaat heeft afgegeven.
BIJLAGE 6, BEHOREND BIJ DE MINISTERIËLE REGELING VAN 19 JULI 2012, NR. G&VW/GW/2012/10964,
HOUDENDE WIJZIGING VAN DE ARBEIDSOMSTANDIGHEDENREGELING IN VERBAND MET DE GEFASEERDE
INVOERING VAN HET STELSEL VAN CERTIFICATIE (FASE 3)
Bijlage XVIIb behorend bij artikel 7.7, tweede lid onder b, Arbeidsomstandighedenregeling
Werkveldspecifiek certificatieschema voor het persoonscertificaat Machinist Torenkraan
Document: WSCS-VT Machinist Torenkraan: 2012, versie 01
Onder beheer van:
CCvD-TCVT
p/a Stichting TCVT
Postbus 154
3990 DD Houten
www.TCVT.nl
INHOUD
1.
|
Inleiding
|
95
|
2.
|
Definities
|
95
|
3.
|
Werkveldspecifieke kenmerken
|
96
|
4.
|
Certificatiereglement
|
97
|
5.
|
Examenreglement
|
100
|
6.
|
Toezicht
|
103
|
|
|
|
|
DEEL II: NORMEN
|
104
|
7.
|
Onderwerp van certificatie
|
104
|
8.
|
Entreecriteria
|
104
|
9.
|
Eindtermen
|
104
|
10.
|
toetsmethodiek bij initiële certificatie
|
105
|
11.
|
Hercertificatie
|
110
|
12.
|
Het certificaat
|
111
|
13.
|
Geldigheidscondities
|
112
|
1. Inleiding
Dit werkveldspecifieke certificatieschema voor personen is door het CCvD-TCVT opgesteld.
Het betreft certificatie van vakbekwaamheid op het gebied van veilig hijsen door een
machinist met een torenkraan. Door het ministerie van SZW is het schema. Dit vastgestelde
schema vervangt eerdere versies. De te certificeren vakbekwaamheid betreft het veilig
uitvoeren van hijswerkzaamheden op bouwplaatsen met een torenkraan. Het certificatiesysteem
van de Certificatie Instelling (CKI) moet zijn gestructureerd in overeenstemming met
de eisen uit het WDAT-VT-Personen.
2. Definities
Begrip of afkorting
|
:
|
Betekenis
|
Aanvrager van een certificaat
|
:
|
De (rechts-)persoon die bij de certificatie-instelling een aanvraag doet voor het
afgeven van een persoonscertificaat van vakbekwaamheid.
|
Aanwijzing
|
:
|
Aanwijzing van een instelling bij of krachtens wettelijk voorschrift door de minister
van SZW.
|
Beoordeling
|
:
|
Beoordeling (initiële, of her-) door de CKI op basis van het door de minister van
SZW vastgestelde WDA&T.
|
BHST
|
:
|
Stichting die een wettelijke certificatieregeling beheert: TCVT.
|
Centraal College van Deskundigen (CCvD)
|
:
|
Het college, onderdeel van en/gefaciliteerd door BHST, dat belanghebbende partijen
in een bepaalde sector of branche de mogelijkheid biedt tot deelname bij het opstellen
en onderhouden van werkveldspecifieke documenten op zodanige wijze dat sprake is van
een evenwichtige en representatieve vertegenwoordiging van deze partijen. In casu
het CCvD-TCVT.
|
Centrale Examen Commissie (CEC)
|
:
|
Commissie binnen de structuur van de BHST die een centrale itembank ontwikkelt en
beheert.
|
Certificaat
|
:
|
Een certificaat in de zin van artikel 20 Arbowet en artikel 7 Warenwet (artikel 6e
Warenwetbesluit machine). Daarnaast moet een certificaat beschouwd worden als een
verklaring van overeenstemming (conformiteitsverklaring) zoals bedoeld in relevante
ISO en EN normen.
|
Certificaathouder
|
:
|
Persoon die in het bezit is van een geldig wettelijk verplicht certificaat.
|
Certificatieproces
|
:
|
Alle activiteiten via welke een CKI beoordeelt en besluit of een persoon, product
of systeem voldoet en blijft voldoen aan de normen, zoals opgenomen in het werkveldspecifieke
certificatieschema.
|
Certificatiereglement
|
:
|
Bepalingen voor de uitvoering van het certificatieproces en de relaties tussen kandidaat
en CKI.
|
Certificatiesysteem
|
:
|
Set van procedures en middelen benodigd om het certificatieproces uit te voeren per
certificatieschema, dat leidt tot de uitgifte van een certificaat van vakbekwaamheid,
inclusief onderhoud.
|
Certificerings en Keurings-instelling (CKI)
|
:
|
Kalibratie- of conformiteitsbeoordelingsinstellingen zoals certificatie-instellingen,
keuringsdiensten van gebruikers, laboratoria, inspectie-instellingen en testinstituten.
|
Cesuur
|
:
|
De grens tussen de hoogste toetsscore waaraan een onvoldoende en de laagste toetscore
waaraan een voldoende wordt toegekend.
|
Competentie
|
:
|
Gedemonstreerd vermogen om kennis en vaardigheden toe te passen en, waar relevant,
gedemonstreerde persoonlijke eigenschappen, zoals gedefinieerd in het certificatieschema.
|
Controle
|
:
|
Periodieke beoordeling van CKI’s tegen de voor beoordeling geldende regels van de
minister (WDA&T).
|
Eindtermen
|
:
|
Een omschrijving van het geheel aan kennis, vaardigheden en houdingen van een specifiek
vakbekwaamheidgebied ten behoeve van het toetsen van examenkandidaten.
|
Entreecriteria
|
:
|
Criteria, zoals vooropleiding en werkervaring, waaraan de kandidaat moet voldoen om
toegelaten te worden tot het certificatieproces.
|
Examen
|
:
|
Het geheel van toetsopgaven (toetsvragen en/of toetsopdrachten), bedoeld om de individuele
kandidaat te kunnen beoordelen in de mate waarin hij of zij aan de eindtermen conform
de normen voldoet.
|
Examencommissie
|
:
|
Commissie binnen de structuur van de CKI onder wiens verantwoordelijkheid de examens
worden afgenomen.
|
Examenprotocol
|
:
|
Bepalingen voor de uitvoering van examens in de relatie tussen de BHST en de exameninstelling.
|
Examenreglement
|
:
|
Bepalingen voor de uitvoering van examens in de relatie tussen de kandidaat en de
exameninstelling.
|
Examinatoreninstructie
|
:
|
Bepalingen voor de uitvoering van examens in de relatie tussen de examinator en de
exameninstelling.
|
Hijskraan
|
|
Hijswerktuig voor het hijsen van vrijhangende lasten in een vaste (vaste en op rails
verrijdbare kraan) opstelling, met tenminste bedrijfslastmoment van 10 tonmeter.
|
KO
|
:
|
Knock out: onjuist antwoord op een examenvraag die direct tot gevolg heeft dat de
kandidaat voor het betreffende examenonderdeel zakt.
|
Risicoanalyse
|
:
|
Analyse waaruit motivatie, voor keuzes in werkveldspecifiek probleemgebied, blijkt,
op te nemen in het beoogde certificatieschema.
|
TCPR
|
|
TCVT Certificatie Personen Register
|
Toezicht
|
:
|
Het verzamelen van de informatie over de vraag of een handeling of zaak voldoet aan
de daaraan gestelde eisen, het zich daarna vormen van een oordeel daarover en het
eventueel naar aanleiding daarvan interveniëren.
|
TSJ
|
|
TCVT Schema Journaal: annotatie op een TCVT schema.
|
Vakbekwaamheidsgebied
|
:
|
Aanduiding van het werkveld, de functie, of een geheel aan taken waar bepaalde vakbekwaamheidseisen
op betrekking hebben.
|
Vakbekwaamheidseisen
|
:
|
De eisen die, binnen een bepaald werkveld of een bepaalde beroepsgroep, gesteld worden
aan personen met betrekking tot hun kennis, vaardigheden en houdingen inzake specifieke
handelingen of taken.
|
Verklaring
|
:
|
De EG-verklaring van typeonderzoek of EG-verklaring overeenstemming als bedoeld in
het bij of krachtens de Machinerichtlijn of enige andere EU-produkt-richtlijn bepaalde.
|
Werkveldspecifiek certificatieschema
|
:
|
Term gebruikt door SZW voor een certificatieschema dat door de minister van SZW is
geaccepteerd te gebruiken binnen een specifieke aanwijzing als CKI voor personen,
producten of systemen.
|
WDAT-VT-Personen
|
:
|
Werkveldspecifiek document voor aanwijzing en toezicht (WDA&T) op de certificatie-
en keuringsinstellingen die personen certificeren in het kader van verticaal transport.
Document: WDAT-VT-Personen: 2012, versie 01.
|
WDAT-VT-Producten
|
:
|
Werkveldspecifiek document voor aanwijzing en toezicht (WDA&T) op de certificatie-
en mobiele kranen, torenkranen en/of hijs- en hefwerktuigen voor beroepsmatig personenvervoer
en/of tijdelijke personen(bouw)liften periodiek keuren in het kader van verticaal
transport.
Document: WDAT-VT-Producten: 2012, versie 01.
|
3. Werkveldspecifieke kenmerken
Hijsen is een risicovolle beroepsactiviteit. Om het maatschappelijke belang -veiligheid
en gezondheid van en rondom de arbeid- te waarborgen, is door de overheid gekozen
voor een wettelijk verplichte certificatieregeling voor de borging van de vakbekwaamheid
van machinist torenkraan.
3.1 Beschrijving schema
Dit WSCS-VT Machinist Torenkraan is door de BHST voorgesteld en door het ministerie
van SZW -inclusief eventuele aanpassingen- vastgesteld. De minister van SZW kan ook
op eigen initiatief wijzigingen aanbrengen in de vastgestelde documenten. Dit vastgestelde
schema vervangt eerdere versies.
3.2 Actieve partijen
Binnen het kader van dit werkveldspecifieke certificatieschema zijn actie:
-
• BHST TCVT, hierna TCVT;
-
• CCvD TCVT, hierna CCvD;
-
• Werkkamer 4 TCVT vakbekwaamheid.
3.3 Risicoanalyse en afbreukrisico
Hijsen en aanslaan van lasten is een risicovolle activiteit in het verticaal transport.
De machine waarmee wordt gehesen, het hijs- en hefgereedschap en het aanslaan van
lasten kunnen ieder voor zich en/of in gezamenlijkheid gevaarlijk zijn voor mens en
omgeving. Borging van dit proces door onder certificaat gekeurde machines en hijs-
en hefgereedschappen enerzijds en gecertificeerde machinisten en hijsbegeleiders anderzijds,
is noodzakelijk en door de wetgever onderkend. Hijskranen zijn complexe installaties
en hun aandeel in ernstige en dodelijke ongevallen is relatief gezien groot. De oorzaak
van deze onveiligheid kan worden onderverdeeld in een aantal subgroepen:
-
1. instabiliteit last
-
2. Niet adequaat aanhaken en lossen van last
-
3. Instabiliteit kraan
-
4. Instabiliteit giek
-
5. Niet adequaat opbouwen en afbouwen van kraan
-
6. Technische gebreken van de kraan
-
7. Toegankelijkheid kraan
ad 1+2. Instabiliteit last / Niet adequaat aanhaken en lossen van last
In de bouw hijsen kraanmachinisten vaak onbekende en onstabiele lasten over grote
groepen bouwvakkers heen en lossen ze de last in de directe nabijheid van personen
die niets met de hijsactiviteit te maken hebben. De last wordt vaak aangeslagen door
niet-deskundigen. De machinist draagt echter wel de verantwoordelijkheid voor het
hijsen van de last. Met het hijsen op zich gaat vervolgens weinig fout, maar wel met
de last (schuiven, vallen, haakbreuk etc.). Oorzaak van dit risico is het werken met
onveilig materieel, ondeskundig personeel, tijdgebrek en het ontbreken van een hijsplan.
ad 3+ 4. Instabiliteit van de kraan en giek
Kranen en giek worden instabiel door het hijsen en zwenken. Er is dan sprake van grote
drukverplaatsingen door de kraan. Instabiliteit kan leiden tot het wegzakken c.q.
omvallen van de kraan. Goed stempelen op goede schotten is de oplossing. Daarnaast
zorgt overbelasting en het werken bij zware wind voor problemen.
Ad 5 + 6. Technische staat van de kraan en niet adequaat op/afbouwen van de kraan
Kranen worden intensief gebruikt en zijn onderhevig aan slijtage. Ook de opstelling
en afbouw van de kraan heeft direct gevolgen voor het gebruik. Regelmatig keuren van
de kraan is de oplossing.
ad 7. Toegankelijkheid kraan
Een kraan op een bouwplaats is een nuttig en gewild voorwerp. Helaas komt het nog
regelmatig voor dat onbevoegden de kraan gebruiken voor hijswerk. De machinist dient
derhalve altijd zijn kraan af te sluiten bij het verlaten van de kraan. Certificering
van kraanmachinisten en keuring van kranen zijn managementfactoren, die de bedrijfstak
ter hand heeft genomen. De keuring voorkomt een aantal mechanische defecten en de
certificering houdt de competentie van de machinisten op peil. Andere factoren die
door het management van het werk beïnvloedbaar zijn, zijn conflictbeheersing, mens-machine
interacties, communicatie en voldoende menskracht
4. Certificatiereglement
4.1 Doelstelling
Dit reglement omschrijft de procedures die relevant zijn voor het juist toepassen
van het specifieke schema. Hierbij moet gedacht worden aan onder meer procedures van
aanvraag, de examinering, de wijze waarop de uitslag bekend gemaakt wordt en condities
met betrekking tot de certificatie, de afgifte van certificaten/verklaringen, procedures
bij het uitvoeren van keuringen, klachtenafhandeling en het indienen van een verzoek
om herziening.
4.2 Certificatieprocedure
De kandidaat machinist torenkraan dient bij een CKI, in overeenstemming met dit certificatiereglement,
een aanvraag in voor het persoonscertificaat machinist torenkraan. Vervolgens verstrekt
de CKI alle relevante informatie over de gang van zaken bij het gehele certificatieproces.
4.3 Certificatiebeslissing
De certificatiebeslissing wordt genomen door een functionaris van de CKI die niet
betrokken is geweest bij de beoordeling van de kandidaten en daartoe is gekwalificeerd
en aangesteld conform het kwaliteitssysteem en de procedures die de certificatie-instelling
heeft op grond van het werkveldspecifieke schema voor aanwijzing en toezicht.
4.4 Geldigheidsduur van het certificaat.
De maximale geldigheidsduur van een persoonscertificaat is 5 jaar.
Eerdere intrekking is mogelijk indien de certificaathouder tussentijds niet voldaan
heeft aan de eisen t.a.v. de beheersing van de onder 9. genoemende eindtemrne (zie
voor de voorwaarden 4.5).
4.5 Geldigheidscondities
Met betrekking tot de geldigheid van het certificaat worden condities gesteld. Indien
niet voldaan wordt aan deze condities kan dit consequenties hebben voor het certificaat.
Deze condities zijn:
De CKI is bevoegd het certificaat te schorsen en/of in te trekken. De condities en
de wijze waarop daarop door de CKI toegezien dient te worden, worden opgesteld door
de CCvD en vastgelegd in het TCVT protocol ‘schorsing/intrekking’.
4.6 Klachtenregeling
Klachten over de CKI
Een adequate behandeling van klachten is belangrijk voor het creëren van vertrouwen
in certificatie en belangrijk voor de bescherming van zowel de certificaathouders
als de gebruikers van certificaten.
Aan een CKI worden onder meer de volgende eisen gesteld:
-
• Een openbaar toegankelijke klachtenprocedure dient aanwezig te zijn.
-
• de klachtenprocedure bevat minimaal het volgende: een beschrijving van het proces
van ontvangen, onderzoeken en beoordelen van de klacht; de wijze van volgen van de
klacht en acties als vervolg daarop; en de wijze waarop wordt verzekerd dat correctieve
acties worden uitgevoerd.
-
• De beslissing over de reactie op de klacht dient te worden genomen door personen die
niet betrokken zijn bij het onderwerp van de klacht.
-
• Indieners van klachten dienen, indien mogelijk, op de hoogte te worden gehouden van
de ontvangst van de klacht, de voortgang van behandeling en de uitkomst.
Klachten over het bedrijf of de persoon
Indien de CKI klachten van derden, zoals een opdrachtgever, ontvangt over het voldoen
aan dit schema door het bedrijf of de persoon die een aanvraag voor het certificaat
heeft ingediend of certificaathouder is, dient de CKI de klager te verwijzen naar
het bedrijf of de persoon. De CKI dient de klacht te betrekken bij de eerstvolgende
beoordeling bij het betreffende bedrijf of de betreffende persoon.
Echter, indien het naar de mening van de CKI een ernstige klacht betreft, dient de
CKI, naast de behandeling door het bedrijf of de persoon, zelf ook direct te beoordelen
of de klacht gevolgen dient te hebben voor de beslissing m.b.t. certificatie.
In dat geval dient de CKI af te wegen of het gewenst is een extra beoordeling uit
te voeren. De kosten van deze extra beoordeling komen in beginsel voor rekening van
de certificaathouder.
Klachtenregeling
Inleiding
In deze werkinstructie wordt de afhandeling van een klacht besproken. Voor iedere
afzonderlijke klacht wordt een apart klachtenformulier ingevuld.
Werkwijze
Wanneer iemand probeert een klacht telefonisch of mondeling te melden, wordt aan hem/haar
gevraagd deze schriftelijk te verwoorden. Als een klacht schriftelijk binnenkomt wordt
deze meteen naar de kwaliteitsmanager gebracht en indien de klachtafhandelaar duidelijk
is krijgt hij/zij meteen een kopie van de klacht. De kwaliteitsmanager registreert
de klacht op een klachtenformulier en stelt de directeur CKI op de hoogte van de klacht.
De directeur van de CKI wijst de klachtafhandelaar aan. De kwaliteitsmanager vermeldt
de klachtafhandelaar op het klachtenformulier en brengt de klachtafhandelaar schriftelijk
op de hoogte van de klacht. De klachtafhandelaar informeert de indiener van de klacht
schriftelijk over de ontvangst van de klacht.
Eenvoudige zaken
Klachtafhandelaar stuurt klacht door naar betrokken bedrijf/persoon; stelt indiener
op de hoogte legt dossier aan tbv voortgangsbewaking en meenemen afhandeling klacht
door bedrijf/persoon bij eerstvolgende beoordeling.
Ernstige klachten
Klachtafhandelaar beoordeelt de klacht en stelt vast of de klacht een incident betreft
of dat de klacht moet leiden tot een aanpassing in de werkwijze. Indien het een incident
betreft, wordt de indiener daarvan op de hoogte gesteld. De klachtafhandelaar bedenkt
samen met de indiener binnen drie weken na het indienen van de klacht een oplossing
voor de afhandeling en betrekt bedrijf/persoon hierbij. De oplossing zoals die met
de indiener is besproken wordt vastgelegd op het klachtenformulier. Hier wordt tevens
vermeld dat het gaat om een incident. Indien de klacht een aanpassing van de werkwijze
vergt bedenkt de klachtafhandelaar binnen 10 dagen een verbetervoorstel en bespreekt
dit met de kwaliteitsmanager en betrekt bedrijf/persoon hierbij. Het verbetervoorstel
moet een structurele verbetering inhouden van de werkwijze. Het verbetervoorstel wordt
ingevuld op het klachtenformulier.
De klachtafhandelaar stelt de indiener op de hoogte van de afhandeling van de klacht.
De kwaliteitsmanager maakt de gewijzigde werkwijze bekend. De kwaliteitsmanager start,
indien nodig, een vervolgonderzoek naar de invoering van het verbetervoorstel. De
bevindingen worden vastgelegd op het klachtenformulier. Het klachtenformulier wordt
gearchiveerd.
4.7 Bezwaarprocedure
Inleiding
Onderstaand worden de stappen beschreven die nodig zijn voor het afhandelen van een
bezwaarschrift. Een dergelijk bezwaarschrift kan bijvoorbeeld ingediend worden tegen
besluiten van de CKI inzake het niet (opnieuw) verlenen, schorsen of intrekken van
een certificaat.
Werkwijze
Algemeen:
-
• Een door of namens de CKI genomen besluit, dat is een definitieve uitslag of eindoordeel,
wordt schriftelijk ter kennis van de belanghebbende gebracht.
-
• Onder een besluit wordt tevens verstaan het weigeren te beslissen of het niet tijdig
nemen van een beslissing.
-
• De CKI stelt de belanghebbende in haar correspondentie in kennis van de mogelijkheid
van het indien van een bezwaarschrift door middel van de volgende clausule:
‘Ingevolge de CKI procedure ‘bezwaarschriftprocedure’ kan door een belanghebbende
met betrekking tot dit besluit een bezwaarschrift ingediend worden. Daartoe moet
binnen zes weken na de datum van verzending van het besluit een bezwaar worden ingediend
bij de CKI. In het bezwaarschrift moet gemotiveerd worden aangegeven waarom het gegeven
besluit niet juist gevonden wordt. Verzocht wordt bij het bezwaarschrift een kopie
van het bestreden besluit toe te voegen.’
Het bezwaar wordt niet-ontvankelijk verklaard:
-
• indien niet aan de gestelde termijn van indienen wordt voldaan. Dit geldt niet als
de indiener aantoont dat hij redelijkerwijs niet in verzuim is geweest
-
• in andere gevallen dan genoemd onder a, als geen gebruik gemaakt wordt van de door
de CKI geboden gelegenheid tot verzuimherstel
-
• het bezwaar wordt verder niet-ontvankelijk verklaard als het, bij het niet van toepassing
zijn van een termijn, onredelijk laat wordt ingediend. Dit geldt uitsluitend wanneer
het bezwaar betrekking heeft op het niet tijdig nemen van een besluit.
-
• Het bezwaarschrift schort de werking van het besluit niet op.
-
• Het bezwaarschrift leidt tot heroverweging van het besluit waartegen het is gericht.
Procedure
-
• De CKI neemt kennis van het bezwaarschrift en bevestigt binnen twee weken de ontvangst.
-
• De CKI biedt gelegenheid tot het horen van de indiener.
-
• Het bezwaarschrift wordt gemeld bij de kwaliteitsmanager die het bezwaar registreert.
-
• Het horen betreft met name de vakinhoudelijke aspecten die geleid hebben tot het besluit
en dient binnen in beginsel zes weken na het vaststellen dat een hoorprocedure aan
de orde is, plaats te vinden.
-
• Het horen kan geschieden door de CKI of door een of meer door de CKI benoemde ter
zaken kundige. Het horen geschiedt door een persoon of personen die niet betrokken
is/zijn geweest bij de voorbereiding van het besluit, en geen binding hebben met de
belanghebbende.
-
• Het horen geschiedt op een door de CKI te bepalen tijdstip binnen de gangbare kantooruren.
-
• Relevante stukken kunnen tot 10 dagen voor de hoorzitting worden ingediend en liggen
gedurende een week voor de zitting ter inzage.
-
• Van het horen wordt afgezien indien het verzoek om herziening kennelijk niet-ontvankelijk
of kennelijk ongegrond is, inmiddels aan het verzoek is tegemoetgekomen, of indien
belanghebbende verklaart hiervan geen gebruik te maken.
-
• Van het horen wordt een verslag gemaakt. Het verslag wordt bij de beslissing op het
bezwaar om herziening gevoegd.
-
• De hoorcommissie brengt tevens advies aan de CKI.
Beslissing op het bezwaarschrift
-
• De CKI beslist aan de hand van de haar ter beschikking staande gegevens binnen zes
weken, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift
is verstreken. De beslistermijn kan eenmaal met ten hoogste 6 weken worden verlengd.
Daarna kan de termijn slechts met toestemming van de belanghebbende worden verlengd.
-
• De CKI zal, bij het gegrond verklaren van het bezwaar, de beslissing herroepen en
een nieuwe beslissing ter zake nemen.
-
• Van haar beslissing op het bezwaar zal de CKI de onderbouwing en motivering aan belanghebbende
meedelen.
Bestuursrechter
-
• Indien de inhoud of strekking van de nieuwe beslissing de belanghebbende hiertoe aanleiding
geeft, dient hij zich in voorkomend geval te wenden tot de bestuursrechter.
-
• De CKI zal de belanghebbende in haar beslissing op bezwaar wijzen op deze mogelijkheid.
4.8 Register voor vakbekwaamheid
De CKI registreert de gegevens van de certificaathouder. Deze gegevens worden conform
de overeenkomst met TCVT tenminste zo vaak als mutaties zich voordoen elektronisch
verzonden aan Bureau TCVT ten behoeve van het TCVT Personenregister, dat wordt opgezet
conform wettelijke bepalingen. Dit register is via internet toegankelijk gemaakt.
De BHST is verantwoordelijk voor het beheer van het register.
4.9 Norminterpretatie
Het CCvD dient te zorgen voor eenduidige norminterpretatie van dit certificatieschema.
Toch kan het voorkomen dat er in de operationele fase verschillende interpretaties
bestaan van één of meerdere in werkveldspecifieke certificatieschema’s gehanteerde
begrippen.
Mocht het gebeuren dat certificaathouders, CKI’s of andere belanghebbenden uiteenlopende
definities hanteren en hierover meningsverschillen bestaan, dan dienen afwijkende
interpretaties te worden voorgelegd aan het CCvD.
5. Examenreglement
Dit reglement bevat bepalingen voor de voorbereiding, uitvoering en beoordeling van
examens ten behoeve van dit WSCS-VT Machinist Torenkraan.
5.1 Doelstelling
De examinering geschiedt onder verantwoordelijkheid van de certificatie-instelling
en bestaat uit de volgende delen:
-
• theorie-examen, en
-
• praktijkexamen.
5.2 De exameninstelling
De exameninstelling dient het examenreglement te hanteren. Hierin zijn de volgende
zaken opgenomen:
-
1. ingangsdatum van het certificaat;
-
2. eventuele entree-eisen voor deelname aan het examen;
-
3. de aanvraagprocedure bij de CKI;
-
4. bevestiging van deelname en oproep;
-
5. identificatie van de deelnemers;
-
6. toelating en afwezigheid;
-
7. examenduur en wijze van examinering;
-
8. gedragsregels voor kandidaten;
-
9. regeling aangepast examen;
-
10. normen voor slagen en afwijzen;
-
11. bekendmaking van de uitslag door de CKI aan de kandidaat;
-
12. bewaartermijn van de examendocumenten zoals uitwerkingen en beoordelingsformulieren;
-
13. inzagerecht;
-
14. geldigheidsduur van het examenresultaat.
Indien de exameninstelling geen organisatorisch onderdeel is van de CKI, hebben beide
zich aan elkaar verbonden door middel van een overeenkomst. De CKI dient zich hierbij
te houden aan artikel 4.5 ‘subcontracting’ van ISO/IEC17024. De CKI is verplicht aan
de BHST te melden dat examens worden afgenomen door een externe exameninstelling en
welke instelling het betreft.
5.3 Eisen te stellen aan het examenpersoneel
Examenpersoneel moet voldoen aan de algemene, vakinhoudelijke en onafhankelijkheidseisen
van de CKI zoals opgenomen in competentieprofielen en andere relevante documenten.
Het selectieproces moet garanderen dat examenpersoneel dat (een deel van) een examen
afneemt ten minste voldoet aan de eisen zoals geformuleerd in het TCVT examenprotocol.
Toezichthouder theorie-examen
Voor het theorie-examen wordt door de exameninstelling een toezichthouder aangesteld.
Deze functionaris heeft geen specifieke kennis nodig van het vakgebied. De toezichthouder
beschikt wel over:
-
− organisatorische capaciteiten;
-
− communicatieve en contactuele vaardigheden;
-
− het vermogen om regelend en besluitvaardig op te treden.
Van de toezichthouder wordt verwacht dat hij:
-
− toeziet op de naleving en uitvoering van het examenreglement, de uitvoeringsvoorschriften
en de exameneisen;
-
− op correcte wijze de vastgestelde administratieve procedures afhandelt;
-
− zich op voldoende wijze beschikbaar stelt voor het toezicht op de afname van theorie-examens.
Een toezichthouder verricht de volgende taken:
-
− het controleren van de personalia en de aanmeldingen van de kandidaat;
-
− het controleren en aansluitend voorbereiden van het theorie-examen zodat de kandidaat
direct na aanvang van het examen kan starten;
-
− het uitoefenen van toezicht teneinde misbruik te voorkomen;
-
− het innemen van de examenstukken en het aansluitend verzendklaar maken;
-
− het aanleveren van het totale pakket aan de exameninstelling.
Corrector theorie-examen:
Voor het beoordelen van de schriftelijke uitwerking van de open vragen van het theorie-examen
wordt door de exameninstelling een corrector aangesteld. De corrector voldoet aan
de volgende kwalificatiecriteria:
-
− hij beheerst de Nederlandse taal (dan wel de taal waarin het examen wordt afgenomen
(Duits en/of Engels));
-
− hij heeft actuele vakinhoudelijk kennis en inzicht;
-
− hij past de beoordelingscriteria, zoals vastgelegd in het TCVT-certificatieschema,
toe.
De corrector beoordeelt binnen de TCVT-antwoord-macro’s en de gestelde termijn de
uitwerkingen van de theorie-examens en verbindt hier een waardering aan volgens de
methodiek zoals vastgelegd in het betreffende TCVT-certificatieschema.
Examinator praktijkexamen
Voor het praktijkexamen wordt door de exameninstelling een examinator aangesteld.
De examinator is belast met de beoordeling of, en in welke mate, kennis, vaardigheden
en attitude van de kandidaat voldoen aan de gestelde eisen voor het behalen van het
examen. Hiertoe past de examinator de TCVT examinatoreninstructie toe bij de beoordeling.
Bij een examen met meer dan één examinator, is een van de examinatoren aangewezen
als voorzitter e vanuit die hoedanigheid verantwoordelijk voor een ordentelijk verloop
van het examen en de afwikkeling daarvan.
De examinator beschikt over:
-
− minimaal twee jaar praktische werkervaring in het desbetreffende vakgebied;
-
− actuele praktische en theoretische kennis van het desbetreffende vakgebied;
-
− goede communicatieve vaardigheden;
-
− het vermogen besluitvaardig op te treden;
-
− voldoende kennis van het examenreglement.
Van de examinator wordt verwacht dat hij:
-
− begrip heeft voor de invloed die een examensituatie heeft op het gedrag van de kandidaten;
-
− een optimaal klimaat weet te scheppen voor de kandidaat, opdat kennis en opgedane
ervaring, inzicht, vaardigheden en attitude zo goed mogelijk uit de verf komen;
-
− op correcte wijze omgaat met de kandidaten en alle overige personen die functioneel
bij het examen aanwezig zijn;
-
− een objectieve beoordeling geeft van de kennis en het inzicht van de kandidaat;
-
− nauwgezet de voorschriften in acht neemt die voor elk examenonderdeel gelden;
-
− jaarlijks de TCVT-examinatorendag bijwoont
-
− op representatieve wijze de exameninstelling vertegenwoordigt tijdens het examen en
zorg draagt voor een correct verloop.
De examinator moet per certificatieschema een door de exameninstelling voorgedragen
en door de certificatie-instelling geaccepteerde deskundige zijn.
Onafhankelijkheid
Het examenpersoneel is onafhankelijk. Al het examenpersoneel tekent een verklaring
waarin geheimhouding en onafhankelijkheid worden gegarandeerd en waarin zij verklaart
geen werkzaamheden bij c.q. voor een opleider te verrichten. Zij verklaart zich onafhankelijk
van de kandidaat en de eventuele opleider/werkgever van de kandidaat. Mocht tijdens
het examen blijken dat er toch een relatie, van welke aard dan ook, bestaat tussen
de kandidaat en het betreffende examenpersoneelslid, dan dient de examinator dit tijdig
aan de exameninstelling te melden. Het is onder geen enkele voorwaarde toegestaan
dat de betreffende examinator deze kandidaat examineert op straffe van ongeldigheid
van het examen.
Indien examenpersoneel een potentieel belangenconflict heeft bij het examineren van
een kandidaat, dient de CKI maatregelen te nemen om te garanderen dat de betrouwbaarheid
en onpartijdigheid van het examen niet in diskrediet worden gebracht. Deze maatregelen
dienen vastgelegd te worden.
5.4 Eisen te stellen aan het examen
5.4.1 Beslotenheid van examens
Medewerkers van de certificatie-/exameninstelling dragen zorg voor de absolute geheimhouding
van de examenopgaven, voor zover deze opgaven geen onderdeel uitmaken van een publieke
norm. Verificatie en implementatie hiervan dient te geschieden door de certificatie-instelling.
Medewerkers van de exameninstelling hebben een verklaring van geheimhouding ondertekend.
5.4.2 Algemene regels bij de uitvoering van examens
Het theorie-examen wordt schriftelijk en in de Nederlandse taal afgenomen. Indien
de kandidaat het Nederlands onvoldoende beheerst, kan een alternatief theorie-examen
in de Duitse of Engelse taal worden afgenomen. Het certificaat wordt afgegeven conform
de taal van het examen aan een persoon van 18 jaar en ouder. Wanneer er gegronde redenen
zijn voor een mondeling theorie-examen in de Nederlandse taal (bijvoorbeeld bij kandidaten
die aantoonbaar dyslectisch zijn) kan de certificatie-instelling daartoe besluiten.
Dit alternatief dient te voldoen aan dezelfde voorwaarden als het reguliere theorie-examen
en het CEC dient hiermee in te stemmen. Het uitgeschreven mondelinge examen wordt
afgenomen door een daartoe door de CKI aanvullend geautoriseerde examinator en een
toezichthouder. Van deze alternatieve afname dient door de exameninstelling een registratie
te worden bijgehouden met een (minimaal jaarlijkse) rapportage naar de CEC. Het praktijkexamen
wordt in de Nederlandse taal afgenomen. Indien de kandidaat het Nederlands onvoldoende
beheerst, kan een alternatief theorie-examen in de Duitse of Engelse taal worden afgenomen.
Het certificaat wordt afgegeven conform de taal van het examen. De kandidaat moet
tijdens het examen voldoende kunnen communiceren.
Voor de overige eisen aan het examen (locatie, middelen, etc) wordt verwezen naar
het TCVT examenprotocol.
5.5 Beheer itembank en examenversies
Het beheer van de itembank geschiedt onder strikte geheimhouding door het bureau TCVT
onder regie van de Centrale Examencommissie TCVT.
6. Toezicht
Het doel van het toezicht is om de vakbekwaamheid van gecertificeerd personeel te
borgen. De CKI is verplicht te beoordelen of de certificaathouder voldoet aan de gestelde
eisen. Afhankelijk van het onderwerp van certificatie, de periode van certificatie
en de risicoanalyse wordt het toezicht ingevuld.
6.1 Medewerking aan toezicht
De certificaathouder is verplicht mee te werken aan toezicht door de CKI, het TCVT
erkende opleidingsinstituut voor bijscholing, de nationale accreditatie-instantie
en de Inspectie SZW. In de overeenkomst tussen de CKI en de certificaathouder worden
de hiertoe benodigde bepalingen opgenomen.
6.2 Frequentie van toezicht
Bij de aanvraag voor hercertificatie dient het originele TCPR-boekje met de daarin
opgenomen registraties van de praktijkervaring en de scholing te worden voorgelegd
aan de CKI. De ontvangst wordt binnen één kalenderweek bevestigd (deze bevestiging
is een bewijs richting opdrachtgevers inzake de afwezigheid van het TCPR-boekje).
De CKI controleert de registratie en toets of voldaan wordt aan de eisen van scholing
en praktijkervaring. De aanvrager wordt hieromtrent binnen één kalenderweek geïnformeerd.
Daarnaast voert de CKI, onaangekondigd, een 5% steekproef uit op de betrouwbaarheid
van de invulling van de scholing en de praktijkervaring. Voor de registratie van de
scholing en de praktijkervaring dient er een deugdelijke administratie te worden gevoerd
door de CKI. Deze administratie moet minimaal vijf jaar beschikbaar blijven.
6.3 De wijze van uitvoering van het toezicht
Het TCVT erkende opleidingsinstituut beoordeeld op het moment van scholing (2 maal
in een periode van 5 jaar) elk TCPR-boekje ten aanzien van de scholing en de praktijkervaring.
Indien een certificaathouder niet meer voldoet aan de eisen, wordt de CKI hiervan
binnen drie werkdagen in kennis gesteld.
6.4 Verslag van bevindingen
De CKI is gehouden om haar bevindingen t.a.v. 6.2 aan de certificaathouder binnen
twee kalenderweken kenbaar te maken.
6.5 Maatregelen (artikel 1.5e Arbobesluit)
Indien blijkt dat een certificaathouder niet voldoet aan de eisen of normen in het
werkveldspecifieke certificatieschema heeft dit op zo kort mogelijke termijn maatregelen
door de CKI tot gevolg. Mogelijke maatregelen zijn het weigeren, schorsen of intrekken
van het certificaat. Er dient door de CKI informatie-uitwisseling met de Inspectie
SZW plaats te vinden over geconstateerde gevaarlijke situaties bij werkzaamheden die
door een afgegeven of nog af te geven certificaat worden gereguleerd en waardoor de
veiligheid of de gezondheid van werknemers of derden in gevaar kan worden gebracht.
Indien er sprake is van een sanctie wordt dit aan de certificaathouder kenbaar gemaakt.
Relevante informatie over de sanctie dient door de CKI ingebracht te worden in een
centraal registratiesysteem. Deze meldingsplicht dient nauwkeurig uitgewerkt te worden,
in verband met de vertrouwelijkheid van persoonsgegevens en de contractuele relatie
tussen CKI en klant.
Indien een certificaathouder na een intrekking opnieuw gecertificeerd wil worden dient
dezelfde procedure doorlopen te worden als bij initiële certificatie. Bij het opleggen
van een sanctie dient de CKI aan te geven (en te registreren) na welke periode certificatie
weer is toegestaan. De CKI dient voor verstrekking van een certificaat bij het centraal
registratiesysteem te verifiëren of er geen sprake is van een intrekking met de daaraan
gekoppelde wachtperiode.
Criteria
De CKI dient in ieder geval een onderzoek in te stellen na indiening van een klacht
inzake de werkwijze van de certificaathouder:
Criteria op basis waarvan de CKI maatregelen moet treffen zijn de volgende.
-
1. Schorsen van het certificaat vindt plaats indien sprake is van een door de CKI gegrond
verklaarde klacht. Het betreft hier een klacht anders dan:
-
• onrechtmatig invullen van het TCPR-boekje, en/of
-
• over onveilig handelen van de machinist waardoor de machinist en/of derden direct
in gevaar zijn gebracht.
-
2. Intrekken van het certificaat vindt plaats indien sprake is van een door de CKI gegrond
verklaarde klacht inzake:
-
• onrechtmatig invullen van het TCPR-boekje, en/of
-
• over onveilig handelen van de machinist waardoor de machinist en/of derden direct
in gevaar zijn gebracht.
Deel II: Normen
Deel 2 van dit certificatieschema bevat de normen die gelden voor een certificaat
voor vakbekwaamheid in een werkveld. Beschreven wordt achtereenvolgens:
-
• het onderwerp van certificatie,
-
• entreecriteria die gesteld worden om toegelaten te worden tot het certificerings-proces,
-
• de eindtermen die gelden ten behoeve van het certificaat,
-
• de wijze waarop het voldoen aan de eindtermen wordt beoordeeld en gerapporteerd,
-
• de beoordeling die plaatsvindt bij hercertificatie,
-
• te stellen eisen aan het certificaat,
-
• geldigheidscondities.
7. Onderwerp van certificatie
Dit werkveldspecifieke certificatieschema voor personen is door het CCvD TCVT opgesteld.
Het betreft certificatie van veilig hijsen door een machinist torenkraan. Door het
Ministerie van SZW is het schema vastgesteld. Dit vastgestelde schema vervangt daarmee
eerdere versies. De te certificeren vakbekwaamheid betreft het veilig uitvoeren van
hijswerkzaamheden op bouwplaatsen met een torenkraan met een capaciteit boven de 10tm
of waarvan de giek 20 meter of hoger boven het vlak van de ondersteuning van de kraan
bevestigd is.
Het betreft hier:
-
• veilig omgaan met de last;
-
• torenkraan veilig positioneren (stabiliteit, omgeving);
-
• torenkraan veilig laten functioneren (hijsen, afsluiten);
-
• torenkraan in veilige en technisch goede staat doen zijn;
-
• veilig en gezond werken met detorenkraan.
8. Entreecriteria
Voor de eerste afgifte van het wettelijk verplichte persoonscertificaat machinist
torenkraan volgt onderstaand een opsomming van de eisen.
De kandidaat dient te voldoen aan de volgende entreecriteria:
-
− voldoende materieelkennis hebben;
-
− voldoende materiaalkennis hebben;
-
− machine gevoel bezitten;
-
− veilig en milieuverantwoord kunnen werken;
-
− de Nederlandse taal beheersen op leeskennisniveau A1 en schrijfkennisniveau B2 of
gelijkwaardig voor examinering in Duitse of Engelse taal.
Er geldt geen specifieke vooropleidingseis.
9. Eindtermen
De kandidaat voldoet aan de volgende eindtermen en is dientengevolge vakbekwaam:
Theorie
-
1. De kandidaat kan de verschillende voorbereidingen voor de hijswerkzaamheden beschrijven
en toepassen.
-
1.1 De kandidaat kan de gegevens van een hijstabel toepassen.
-
1.2 De kandidaat kan beschrijven welke voorbereidingen op de werkplek getroffen moeten
worden voorafgaand aan het werken met een torenkraan.
-
2. De kandidaat kan hijsgereedschappen herkennen en de functie en de manier van gebruik
hiervan omschrijven.
-
3. De kandidaat kan werk uitvoeren met een torenkraan.
-
3.1 De kandidaat kan verschillende soorten kranen benoemen en de kenmerken en de toepassing
hiervan beschrijven.
-
3.2 De kandidaat kan hijsmiddelen en uitrustingsstukken herkennen en benoemen en de toepassing
hiervan omschrijven.
-
3.3 De kandidaat kan omschrijven hoe op een veilige manier hijswerkzaamheden met een torenkraan
uitgevoerd moeten worden.
-
3.5 De kandidaat kan de functie en de werking van de hoofdonderdelen van de torenkraan
uiteenzetten.
-
4. De kandidaat kan de veiligheids- en milieuaspecten van het werken met een torenkraan
benoemen en interpreteren.
-
4.1 De kandidaat kan de veiligheidseisen van de torenkraan en hijsgereedschappen interpreteren.
-
4.2 De kandidaat neemt zijn verantwoordelijkheid met betrekking tot het hijsplan en zijn
administratieve verplichtingen.
-
4.3 De kandidaat kan beschrijven hoe een torenkraan na hijswerkzaamheden achtergelaten
moet worden.
-
4.4 De kandidaat kan de veiligheidssystemen van de torenkraan noemen en de functie van
de LMB uiteenzetten.
-
4.5 De kandidaat kan uiteenzetten hoe met en aan een torenkraan milieu-verantwoord moet
worden gewerkt.
-
5. De kandidaat kan de onderhouds- en storingsaspecten van een torenkraan herkennen,
interpreteren en benoemen.
-
5.1 De kandidaat kan omschrijven hoe en waaraan dagelijks onderhoud aan een torenkraan
verricht moet worden.
-
5.2 De kandidaat kan beschrijven hoe storingen aan een torenkraan herkend kunnen worden
en in relatie hiermee beschrijven hoe gehandeld moet worden.
Praktijk
-
1. De kandidaat kan de voorbereidingen treffen op de werkplek voorafgaande aan het werken
met een torenkraan.
-
2. De kandidaat kan hijsmiddelen en uitrustingsstukken herkennen, benoemen en controleren
op veiligheidseisen
-
3. De kandidaat kan werk uitvoeren met een torenkraan.
-
3.1 De kandidaat kan hijswerkzaamheden uitvoeren met een torenkraan.
-
3.2 De kandidaat kan hijsgereedschappen bevestigen aan een torenkraan.
-
3.3 De kandidaat kan een torenkraan na hijswerkzaamheden volgens de wettelijke voorschriften
achterlaten.
-
4. De kandidaat kan de veiligheids- en milieuaspecten van het werken met een torenkraan
benoemen en interpreteren.
-
5. De kandidaat kan de onderhouds- en storingsaspecten van een torenkraan herkennen,
interpreteren en benoemen.
10. toetsmethodiek bij initiële certificatie
10.1 Toetstermen
Elke eindterm wordt uitgewerkt in toetstermen. Deze toetstermen zijn in onderstaande
schema’s geordend per eindterm.
Het totale aantal vragen per toetsterm is onderstaand aangegeven.
Verklaring van vraagcode:
-
* FK = een vraag feitelijke kennis
-
* BK = een vraag begripsmatige kennis
-
* RV = een vraag reproductieve vaardigheden
-
* PV = een vraag productieve vaardigheden
Toetstermen theorie machinist torenkraan + aantal verplichte vragen
-
1. De kandidaat kan de verschillende voorbereidingen voor de hijswerkzaamheden beschrijven
en toepassen. RV-1, FK-1, BK-2
-
1.1 De kandidaat kan de gegevens van een hijstabel toepassen.
De kandidaat kan een hijstabel van een torenkraan interpreteren.
-
1.2. De kandidaat kan beschrijven welke voorbereidingen op de werkplek getroffen moeten
worden voorafgaand aan het werken met een torenkraan.
-
2. De kandidaat kan hijsgereedschappen herkennen en de functie en de manier van gebruik
hiervan omschrijven. BK-3
-
3. De kandidaat kan werk uitvoeren met een torenkraan. RV-6, FK-4, BK-10
-
3.1 De kandidaat kan verschillende soorten torenkranen benoemen en de kenmerken en toepassingen
hiervan beschrijven.
-
3.2. De kandidaat kan hijsmiddelen en uitrustingsstukken herkennen en benoemen en de toepassing
hiervan omschrijven.
-
– De kandidaat kan, eventueel aan de hand van een afbeelding, hijsmiddel- en uitrustingsstukken
van de torenkraan herkennen en benoemen.
-
– De kandidaat kan de functie van hijsmiddel- en uitrustingsstukken van de toren kraan
omschrijven.
-
3.3. De kandidaat kan omschrijven hoe op een veilige manier hijswerkzaamheden met een
torenkraan uitgevoerd moeten worden (KO-vraag).
-
– De kandidaat kan uiteenzetten waarom aan de gegeven veiligheidsaspecten moet worden
voldaan.
-
– De kandidaat kan omschrijven waarom aan de volgende aanvullende veiligheidsmaatregelen
moet worden voldaan als hij met de torenkraan:
-
* een last buiten het gezichtsveld plaatst
-
* een last met twee lieren hijst
-
* hijswerkzaamheden verricht nabij spoor en/of hoogspanningsleidingen.
-
* op een werk staat met meerdere kranen
-
– De kandidaat kan, gegeven een situatie, bepalen in welke situatie welke persoonlijke
beschermingsmiddelen gedragen moeten worden.
-
– De kandidaat kan, gegeven de dichtheid van de materialen, de massa berekenen.
-
– De kandidaat kan, gegeven een situatie, risico’s en maatregelen bepalen met betrekking
tot de vorm, constructie, samenstelling en bijzondere eigenschappen van lasten.
-
3.5. De kandidaat kan de functie en de werking van de hoofdonderdelen van de torenkraan
uiteenzetten.
-
– De kandidaat kan de werking van hoofdonderdelen en systemen van de toren kraan uiteenzetten.
-
– De kandidaat kan opnoemen wanneer veranderingen in de stabiliteits-, het last-en het
kantelmoment van een torenkraan kan optreden.
-
– De kandidaat kan de gevolgen van veranderingen in de stabiliteits-, het last- en het
kantelmoment van een torenkraan bepalen.
-
4. De kandidaat kan de veiligheids- en milieuaspecten van het werken met een torenkraan,
hijslast en hijsgereedschappen benoemen en interpreteren. RV-2, FK-3, BK-10
-
4.1 De kandidaat kan de veiligheidseisen van de torenkraan en hijsgereedschappen interpreteren.
-
– De kandidaat kan begrippen definiëren:
-
– De kandidaat kan m.b.t. het bedienen en keuren van torenkranen en het daarbij behorende
hijs- en hefgereedschap de wettelijke verplichtingen interpreteren en de werkingssfeer
beschrijven van deze wettelijke verplichtingen.
-
– De kandidaat kan uiteenzetten waarop hij hijsgereedschap moet controleren.
-
– De kandidaat kan uiteenzetten waarop hij de hijslast moet controleren.
-
– De kandidaat kan de functie en inhoud van het kraanboek met bijbehorende documenten
omschrijven.
-
4.2. De kandidaat neemt zijn verantwoordelijkheid met betrekking tot het hijsplan en zijn
administratieve verplichtingen.
-
– De kandidaat kan bepalen welke gegevens in het hijsplan van belang zijn bij de uitvoering
van werkzaamheden met de kraan.
-
– De kandidaat kan opnoemen welke administratieve verplichtingen hij in het kader van
zijn beroepsuitoefening heeft.
-
4.3. De kandidaat kan beschrijven hoe een torenkraan na hijswerkzaamheden achtergelaten
moet worden.
-
4.4. De kandidaat kan de veiligheidssystemen van de torenkraan noemen en de functie van
de LMB uiteenzetten.KO-vraag.
-
– De kandidaat kan delen van het beveiligingssysteem van een torenkraan noemen.
-
– De kandidaat kan de functie van de lastmomentbeveiliging van de torenkraan uiteenzetten.
-
– De kandidaat kan uiteenzetten welke beveiligingen op de torenkraan aanwezig moeten
zijn en wat de functie hiervan is.
-
4.5. De kandidaat kan uiteenzetten hoe met en aan een torenkraan milieuverantwoord moet
worden gewerkt.
-
– De kandidaat kan milieu- en veiligheidsvoorschriften interpreteren die hij moet toepassen
bij het verplaatsen van milieubelastende stoffen.
-
– De kandidaat kan verklaren waarom milieuverantwoord werken van belang is.
-
5. De kandidaat kan de onderhouds- en storingsaspecten van een torenkraan herkennen,
interpreteren en benoemen. FK-2, BK-6
-
5.1 De kandidaat kan omschrijven hoe en waaraan dagelijks onderhoud aan een torenkraan
verricht moet worden.
-
5.2. De kandidaat kan beschrijven hoe storingen aan een torenkraan herkend kunnen worden
en in relatie hiermee beschrijven hoe gehandeld moet worden.
-
– De kandidaat kan samenvatten hoe hij een storingsdiagnose aan onderdelen van een torenkraan
moet uitvoeren.
-
– De kandidaat ziet in hoe, gegeven de aard van de storing, gehandeld moet worden, d.w.z:
-
– De kandidaat kan uiteenzetten hoe hij ontoelaatbare slijtage kan signaleren aan onderdelen
van de torenkraan.
-
– De kandidaat kan opsommen wat in een storingsmelding vermeld moet worden.
Toetstermen Praktijkexamen
(Sub)eindtermen
|
Zie activiteiten
|
De kandidaat kan:
|
1
|
2
|
3
|
4
|
5
|
6
|
7
|
8
|
9
|
1 de voorbereidingen treffen op de werkplek voorafgaand aan het werken met een mobiele
torenkraan.
|
|
x
|
x
|
x
|
|
x
|
|
x
|
|
2. hijswerkzaamheden uitvoeren met een mobiele torenkraan.
|
|
|
|
|
|
x
|
x
|
x
|
x
|
3. hijsgereedschappen bevestigen aan een mobiele torenkraan.
|
|
|
|
x
|
x
|
|
x
|
|
|
4.dagelijkse controle en onderhoud verrichten aan een mobiele torenkraan.
|
|
x
|
x
|
|
|
|
|
|
|
5. storingen herkennen aan een mobiele torenkraan en in relatie hiermee handelend
optreden.
|
|
x
|
x
|
x
|
x
|
x
|
x
|
x
|
x
|
6. veiligheidsmaatregelen hanteren bij het werken met en aan een mobiele torenkraan.
|
|
x
|
x
|
x
|
|
|
X
|
x
|
x
|
7. een mobiele torenkraan na hijswerkzaamheden volgens de wettelijke -voorschriften
achterlaten
|
|
x
|
x
|
|
|
|
|
|
|
Het praktijkexamen bestaat uit de volgende activiteiten:
1.
|
Doornemen opdracht
|
6.
|
Positie kiezen torenkraan
|
2.
|
Aanvangscontrole van de machine (visueel)
|
7.
|
Praktijk hijsopdrachten
|
3.
|
Onderhoud van de machine
|
8.
|
Aanpikken
|
4.
|
Hijskabel inscheren
|
9.
|
Hijsopdracht pijp/torenstuk
|
5.
|
Controle en inspectie hijsgereedschap
|
10.
|
Machine achterlaten
|
In de tabel is een overzicht gegeven van de verdeling van de eindtermen over de activiteiten
van de praktijkexamens machinist torenkraan. Doordat eindtermen onderverdeeld zijn
in toetstermen, is een eindterm vaak over meerdere activiteiten verdeeld. Daardoor
is een eindterm meestal niet door een activiteit afgedekt.
-
1. De kandidaat kan de voorbereidingen treffen op de werkplek voorafgaande aan het werken
met een torenkraan. RV-9, PV-1
-
1.1. een hijsplan uitvoeren gelet op:
-
* plaats en afmetingen van de hijslocatie(s)
-
* plaats en afmetingen van de obstakels
-
* afmetingen, vorm, massa en zwaartepunt van de last
-
* soort, afmetingen, vorm en massa van het hijsgereedschap.
-
1.2. controleren van de wettelijk voorgeschreven documenten.
-
1.3. het werkterrein afzetten.
-
1.4. overleggen met de uitvoerder (examinator) over de werkzaamheden, o.a. over:
-
1.5. aan de hand van de omgevingsfactoren de terreinomstandigheden vaststellen:
-
* de ligging van boven- en ondergrondse leidingen
-
* de plaats en afmetingen van obstakels
-
* de aanwezigheid van mensen en verkeer op en naast het werkterrein
-
1.6. de afmetingen, massa en zwaartepunt van de last inschatten.
-
1.7. de keuze en de soort van het hijsgereedschap vaststellen.
-
1.8. hulp- en uitrustingsstukken aanbrengen aan de torenkraan.
-
1.9. de volgende gegevens uit een hijstabel van een torenkraan bepalen:
-
1.10. de torenkraan veilig en volgens de gebruiksaanwijzing inwerkingstellen, rekening
houdend met de omgevingsfactoren.
-
1.11. controleren of de juiste waarschuwingstekens of -borden op en om de kraan zijn aangebracht.
-
1.12. de wijze van uitvoering van het werk vaststellen.
-
2. De kandidaat kan hijsmiddelen en uitrustingsstukken herkennen, benoemen en controleren
op veiligheidseisen. RV-1
-
3. De kandidaat kan werk uitvoeren met een torenkraan. KO-opdracht. RV-12
-
3.1 De kandidaat kan hijswerkzaamheden uitvoeren met een torenkraan.
-
3.1.1 hijswerkzaamheden met de torenkraan uitvoeren.
-
3.1.2 wettelijk voorgeschreven hand- en armseinen geven en aan ontvangen hand- en armseinen
het juiste gevolg geven.
-
3.1.3 communiceren met behulp van portofoons.
-
3.1.4 op basis van vorm, massa en materiaal van de te hijsen last de benodigde hijsgereedschappen
kiezen.
-
3.1.5 het hijsgereedschap controleren op:
-
* de weergave van de toegestane werklast op het hijsgereedschap
-
* visuele beschadigingen of manco’s
-
* aanwezigheid van een CE-markering, certificaat en inspectierapport
-
3.1.6. de hijstabel controleren of de torenkraan de werkzaamheden kan uitvoeren.
-
3.1.7. met de torenkraan een last optoppen en aftoppen.
-
3.1.8. met de torenkraan een last in een doel plaatsen.
-
3.1.9. met de torenkraan een last tussen obstakels door manoeuvreren.
-
3.1.10. met de torenkraan een slingerbeweging beheersen.
-
3.2. De kandidaat kan hijsgereedschappen bevestigen aan een torenkraan.
Hijsgereedschappen aan de kraanhaak bevestigen en met behulp daarvan een last aanslaan.
-
3.3. De kandidaat kan een torenkraan na hijswerkzaamheden volgens de bedrijfsvoorschriften
achterlaten. na afloop van de werkzaamheden de torenkraan op de juiste wijze achterlaten
conform de wettelijke voorschriften.
-
4. De kandidaat kan de veiligheids- en milieuaspecten van het werken met een torenkraan
benoemen en interpreteren. RV-2
-
5. De kandidaat kan de onderhouds- en storingsaspecten van een torenkraan herkennen,
interpreteren en benoemen. RV-5, PV-1
10.2 Beoordelingsmethode
Het theorie-examen wordt schriftelijk afgenomen en bestaat uit 50 meerkeuzevragen
op basis van de toetstermen zoals omschreven in punt 10.1. Het theorie-examen wordt
uitsluitend verstrekt vanuit de TCVT-itembank. De maximale tijd om het theorie-examen
af te leggen bedraagt 90 minuten.
De maximale waardering voor de meerkeuzevragen is 50 punten (1 punt per goed antwoord).
Een kandidaat is geslaagd indien hij 40 punten of meer heeft behaald en alle KO-vragen
goed heeft beantwoord. Het resultaat wordt in een voldoende/onvoldoende tot uiting
gebracht.
Het praktijkexamen wordt uitsluitend verstrekt vanuit de TCVT-itembank. De examenopdrachten
moeten binnen 240 minuten worden uitgevoerd. De TCVT examinatoren-instructie bepaald
de beoordeling van het praktijkexamen. De volgende zaken komen op het praktijkexamen
aan de orde:
Algemeen
De kandidaat wordt ingelicht welk type machine hij kan verwachten.
Heeft de kandidaat instructie gehad over de machine waar examen mee wordt gedaan?
Zo niet dan geen examen afnemen.
De kandidaat wordt verteld wat de maximale tijdsduur van het examen is.
Bij een vermoeden van onvoldoende kennis bij de kandidaat moet de examinator de kandidaat
bevragen naar de motivatie van zijn keuzes.
De examenopdracht wordt in het bijzijn van de kandidaat bekend gemaakt (uit de verzegelde
envelop gehaald).
Indien een kandidaat tijdens het examen een KO heeft gekregen, wordt dit pas NA het
examen meegedeeld.
Proces Verbaal
De examinator moet altijd een proces verbaal invullen, ook als er geen bijzonderheden
te vermelden zijn. De CKI neemt geen verzoeken tot verstrekking van het certificaat
van vakbekwaamheid in ontvangst zonder een bijgaand proces-verbaal. Op het proces-verbaal
staat ook de tijdsduur van het afgenomen examen. Indien het examen 30 minuten of eerder
gereed is dan de aangegeven tijd, dient de reden hiervan expliciet in het proces verbaal
te worden opgenomen.
Het praktijkexamen betreft de volgende onderdelen:
-
• kennismaken en doornemen opdracht
-
• aanvangscontrole van de torenkraan en de daarbij behorende documenten
-
• onderhoud en werking van de torenkraan kraan
-
• hijsgereedschap
-
• opstellen en gebruiksklaar maken van de torenkraan (KO-opdracht)
-
• hijsopdracht 1 (KO-opdracht)
-
• assisteren last verplaatsen
-
• hijsopdracht 2 (KO-opdracht)
-
• torenkraan achterlaten
-
• veiligheid (KO-onderdeel)
10.3 Cesuur
Waardering resultaat
Het resultaat van zowel het theorie- als het praktijkexamen wordt in voldoende/onvoldoende
tot uiting gebracht. Kandidaten die voor het onderdeel theorie of praktijk of beide
onderdelen geen voldoende hebben behaald, hebben recht op een herexamen. Hierbij gelden
de eisen zoals gesteld in artikel 4.2
Geldigheidsduur van het resultaat van het examen
Een kandidaat kan tot uiterlijk 6 maanden na het behalen van een voldoende resultaat
voor zijn praktijk- of theorietoets, herexamen doen voor het nog als onvoldoende gekwalificeerde
examengedeelte theorie of praktijk. In dit geval kan de kandidaat, binnen de gestelde
termijn van 6 maanden, maximaal twee maal een herexamen aanvragen. Hierna, of na het
verstrijken van de termijn, moet een volledig examen (zowel theorie als praktijk)
worden afgelegd. Er is geen maximum verbonden aan het aantal gecombineerde praktijk-
en theorie-examens.
Cesuur praktijk
Bij het praktijkexamen dient voor alle onderdelen een voldoende gehaald te worden.
Elk onderdeel wordt beoordeeld aan de hand van een beoordelingsprotocol. Hierop is
het algoritme van de handelingen die de kandidaat moet verrichten beschreven. Aan
de verschillende handelingen zijn beoordelingscriteria toegevoegd en een puntenwaardering.
Elk onderdeel kent zo een puntenwaardering die is vastgelegd op het beoordelingsprotocol.
Om een voldoende te halen dient voor elk onderdeel minimaal 70% van de punten gescoord
te worden en mag de kandidaat geen KO te hebben.
11. Hercertificatie
11.1 Toetstermen hercertificatie
Om als certificaathouder voor hercertificatie in aanmerking te komen, dient te worden
aangetoond dat in die vijf (5) jaar door de certificaathouder aan alle volgende voorwaarden
is voldaan:
-
– Twee (2) scholingsdagen (4 dagdelen) zijn gevolgd bij een door TCVT erkend scholingsinstituut,
en
-
– één scholingsdag (2 dagdelen) wordt gevolgd in de eerste 36 maanden van de periode
van vijf jaar, en
-
– de tweede scholingsdag wordt gevolgd na de 36ste maand van de periode van vijf jaar,
en
-
– in de scholingsdagen zijn alle eindtermen en actuele ontwikkelingen m.b.t. dit schema
opgenomen, en
-
– van de gevolgde scholing ontvangt de deelnemer een bewijs van deelname van de TCVT
erkende opleider en wordt dit aangetekend in het TCPR-boekje.
-
2. Praktijkervaring:
-
– in de periode van vijf (5) jaar dat het certificaat geldig is, moet de certificaathouder
tenminste acht kwartalen hebben gewerkt in de functie die op het certificaat is vermeld,
en
-
– van deze acht kwartalen moeten tenminste twee kwartalen vallen in de laatste drie
jaar van de periode van vijf jaar, en
-
– de praktijkervaring kan worden aangetoond door aantekening van de praktijkervaring
van de certificaathouder in het TCPR-boekje of in het TCVT Praktijkregister. Deze
praktijkervaring moet minimaal elke drie maanden door de werkgever worden getoetst
op waarheid en worden geparafeerd.
Indien de houder niet kan aantonen over voldoende praktijkervaring te beschikken in
de laatste vijf jaar, dan kan hij via een praktijktoets aantonen nog steeds voldoende
vakbekwaam te zijn. Een praktijktoets wordt afgenomen conform de eisen zoals vastgelegd
in dit WSCS-VT Machinist Torenkraan.
11.2 Beoordelingsmethode
Hercertificatie kan als volgt worden ingevuld:
-
− Indien de positieve hercertificatie beslissing valt binnen twee maanden voor de vervaldatum,
dan is de vervaldatum tevens de ingangsdatum van het hernieuwde certificaat.
-
− Indien de positieve certificatiebeslissing valt voor de twee maanden voorafgaand aan
de vervaldatum, dan is de datum van de certificatiebeslissing de ingangsdatum van
het hernieuwde certificaat.
Wanneer door omstandigheden het persoonscertificaat van de machinist is verlopen zonder
tijdige hercertificatie en de machinist alsnog in het bezit wil komen van een persoonscertificaat
is er een dispensatieregeling mogelijk. Daartoe dient de machinist een aanvraag in
bij een CKI. Deze aanvraag wordt vervolgens voorgelegd aan TCVT Werkkamer 4 Vakbekwaamheid
die een advies opstelt. Dit advies wordt vervolgens voorgelegd aan de certificatie-instelling
die een aansluitend een besluit neemt over de (her-) verlening van het persoonscertificaat.
11.3 Controle op de registratie van de praktijkervaring bij hercertificatie
Bij de aanvraag voor hercertificatie dient het origineel TCPR-boekje met de daarin
opgenomen registraties van de praktijkervaring te worden voorgelegd aan de certificatie-instelling.
De ontvangst wordt binnen een kalenderweek bevestigd met een verklaring, waarmee opdrachtgevers
kunnen worden geïnformeerd over de reden van de afwezigheid van het originele TCPR-boekje.
De certificatie-instelling controleert de registraties en toetst of voldaan wordt
aan de vereiste praktijkervaring en bericht de aanvrager binnen een kalenderweek over
het resultaat.
Bovendien zal de CKI ongeacht of het een machinist als werknemer of als zelfstandige
machinist betreft, bij de aanvraag voor hercertificatie, onaangekondigd een 5%-steekproefsgewijze
controle uitvoeren op de betrouwbaarheid van de invulling van praktijkervaring. Voor
de registratie van de praktijkervaring dient er een deugdelijke administratie gevoerd
te worden. Deze dient minimaal 5 jaar beschikbaar te blijven.
12. Het certificaat
Gegevens:
-
• Minimaal dienen de volgende gegevens op het certificaat vermeld te zijn:
-
• Naam van de gecertificeerde persoon incl. geboorte datum;
-
• Eenduidig documentnummer;
-
• Naam van de CKI die het certificaat verleend heeft;
-
• Referentie naar de normen waaraan getoetst wordt;
-
• Scope van het certificaat, inclusief de geldigheidscondities;
-
• De ingangsdatum van het certificaat en de datum waarop het certificaat ophoudt geldig
te zijn.
Teksten:
Op het certificaat dient vermeld te worden, dat de CKI verklaard dat de betreffende
persoon voldoet aan de eisen uit het werkveldspecifieke certificatieschema en indien
relevant of het ging om een hercertificatie.
13. Geldigheidscondities
Gedurende de looptijd gelden de volgende condities waar de certificaathouder zich
aan moet houden. Indien niet voldaan wordt aan deze condities kan dit consequenties
hebben voor het certificaat. Na een positief certificatie besluit ontvangt de kandidaat
binnen 4 weken een TCVT-certificaat en een TCPR-boekje. Beide documenten zijn wettig
bewijsmiddel. De gegevens (inclusief intrekking van het certificaat) van de deelnemer
worden geregistreerd in het TCVT personenregister.
Verwijdering uit het register
Onderstaand zijn de condities aangegeven voor de verwijdering uit het TCVT certificaatregister.
Certificaathouders die niet voldoen aan de eisen die met het certificaat samenhangen,
worden verwijderd uit het register van certificaathouders. De volgende redenen kunnen
leiden tot verwijdering uit het register:
-
a. Het niet kunnen aantonen werkzaam te zijn als machinist in de beroepsspecialisatie
waarvoor het certificaat geldig is.
-
b. Het niet nakomen van verplichtingen jegens de CKI;
-
c. Het misbruik maken of laten maken van het certificaat;
-
d. Het verstrekken van onvolledige of onjuiste gegevens aan de certificatie-instelling;
-
e. Het ongeschikt blijken voor de uitoefening van de met het certificaat samenhangende
beroepsvaardigheden;
-
f. Het niet voldoen aan de eisen zoals geformuleerd onder hercertificatie (11).
Deze condities dienen te zijn opgenomen in de certificatieovereenkomst tussen de CKI
en de certificaathouder.
Overige voorwaarden voor certificaathouders
De houder van het certificaat dient misbruik van het certificaat door derden tegen
te gaan en vermissing van dit certificaat schriftelijk binnen 10 dagen aan de CKI
te melden. De houder van het certificaat machinist verticaal transport is verplicht
veranderingen van woonplaats en huisadres schriftelijk te melden aan de CKI. De houder
van het certificaat machinist verticaal transport dient door derden tegen hem/haar
ingediende klachten, die met de strekking van dit certificaat verband houden, te melden
aan de CKI die het betreffende certificaat heeft afgegeven.
BIJLAGE 7, BEHOREND BIJ DE MINISTERIELE REGELING VAN 19 JULI 2012, NR. G&VW/GW/2012/10964,
HOUDENDE WIJZIGING VAN DE ARBEIDSOMSTANDIGHEDENREGELING IN VERBAND MET DE GEFASEERDE
INVOERING VAN HET HERZIENE STELSEL VAN CERTIFICATIE (FASE 3)
Bijlage XVIIc behorend bij artikel 7.7, tweede lid onder c, Arbeidsomstandighedenregeling
Werkveldspecifiek certificatieschema personen: voor het persoonscertificaat Machinist
Mobiele Kraan
Document: WSCS-VT Machinist Mobiele Kraan: 2012, versie 1
Onder beheer van:
CCvD-TCVT
p/a Stichting TCVT
Postbus 154
3990 DD Houten
www.TCVT.nl
INHOUD
1.
|
Inleiding
|
114
|
2.
|
Definities
|
114
|
3.
|
Werkveldspecifieke kenmerken
|
115
|
4.
|
Certificatiereglement
|
116
|
5.
|
Examenreglement
|
119
|
6.
|
Toezicht
|
121
|
|
|
|
|
DEEL II: NORMEN
|
123
|
7.
|
Onderwerp van certificatie
|
123
|
8.
|
Entreecriteria
|
123
|
9.
|
Eindtermen
|
123
|
10.
|
toetsmethodiek bij initiële certificatie
|
124
|
11.
|
Hercertificatie
|
130
|
12.
|
Het certificaat
|
131
|
13.
|
Geldigheidscondities
|
131
|
1. Inleiding
Dit werkveldspecifieke certificatieschema voor personen is door het CCvD-TCVT opgesteld.
Het betreft certificatie van vakbekwaamheid op het gebied van veilig hijsen door een
machinist met een mobiele kraan. Door het ministerie van SZW is het schema. Dit vastgestelde
schema vervangt daarmee eerdere versies. De te certificeren vakbekwaamheid betreft
het veilig uitvoeren van hijswerkzaamheden op bouwplaatsen met een mobiele kraan1. Het certificatiesysteem van de Certificatie Instelling (CKI) moet zijn gestructureerd
in overeenstemming met de eisen uit het WDAT-VT-Personen.
2. Definities
Begrip of afkorting
|
:
|
Betekenis
|
Aanvrager van een certificaat
|
:
|
De (rechts-)persoon die bij de certificatie-instelling een aanvraag doet voor het
afgeven van een persoonscertificaat van vakbekwaamheid.
|
Aanwijzing
|
:
|
Aanwijzing van een instelling bij of krachtens wettelijk voorschrift door de minister
van SZW.
|
Beoordeling
|
:
|
Beoordeling (initiële, of her-) door de CKI op basis van het door de minister van
SZW vastgestelde WDA&T.
|
BHST
|
:
|
Stichting die een wettelijke certificatieregeling beheert: TCVT.
|
Centraal College van Deskundigen (CCvD)
|
:
|
Het college, onderdeel van en/gefaciliteerd door BHST, dat belanghebbende partijen
in een bepaalde sector of branche de mogelijkheid biedt tot deelname bij het opstellen
en onderhouden van werkveldspecifieke documenten op zodanige wijze dat sprake is van
een evenwichtige en representatieve vertegenwoordiging van deze partijen. In casu
het CCvD-TCVT.
|
Centrale Examen Commissie (CEC)
|
:
|
Commissie binnen de structuur van de BHST die een centrale itembank ontwikkelt en
beheert.
|
Certificaat
|
:
|
Een certificaat in de zin van artikel 20 Arbowet en artikel 7 Warenwet (artikel 6e
Warenwetbesluit machine). Daarnaast moet een certificaat beschouwd worden als een
verklaring van overeenstemming (conformiteitsverklaring) zoals bedoeld in relevante
ISO en EN normen.
|
Certificaathouder
|
:
|
Persoon die in het bezit is van een geldig wettelijk verplicht certificaat.
|
Certificatieproces
|
:
|
Alle activiteiten via welke een CKI beoordeelt en besluit of een persoon, product
of systeem voldoet en blijft voldoen aan de normen, zoals opgenomen in het werkveldspecifieke
certificatieschema.
|
Certificatiereglement
|
:
|
Bepalingen voor de uitvoering van het certificatieproces en de relaties tussen kandidaat
en CKI.
|
Certificatiesysteem
|
:
|
Set van procedures en middelen benodigd om het certificatieproces uit te voeren per
certificatieschema, dat leidt tot de uitgifte van een certificaat van vakbekwaamheid,
inclusief onderhoud.
|
Certificerings en Keurings-instelling (CKI)
|
:
|
Kalibratie- of conformiteitsbeoordelingsinstellingen zoals certificatie-instellingen,
keuringsdiensten van gebruikers, laboratoria, inspectie-instellingen en testinstituten.
|
Cesuur
|
:
|
De grens tussen de hoogste toetsscore waaraan een onvoldoende en de laagste toetscore
waaraan een voldoende wordt toegekend.
|
Competentie
|
:
|
Gedemonstreerd vermogen om kennis en vaardigheden toe te passen en, waar relevant,
gedemonstreerde persoonlijke eigenschappen, zoals gedefinieerd in het certificatieschema.
|
Controle
|
:
|
Periodieke beoordeling door de CKI tegen de voor beoordeling geldende regels van de
minister (WDA&T).
|
Eindtermen
|
:
|
Een omschrijving van het geheel aan kennis, vaardigheden en houdingen van een specifiek
vakbekwaamheidgebied ten behoeve van het toetsen van examenkandidaten.
|
Entreecriteria
|
:
|
Criteria, zoals vooropleiding en werkervaring, waaraan de kandidaat moet voldoen om
toegelaten te worden tot het certificatieproces.
|
Examen
|
:
|
Het geheel van toetsopgaven (toetsvragen en/of toetsopdrachten), bedoeld om de individuele
kandidaat te kunnen beoordelen in de mate waarin hij of zij aan de eindtermen conform
de normen voldoet.
|
Examencommissie
|
:
|
Commissie binnen de structuur van de CKI onder wiens verantwoordelijkheid de examens
worden afgenomen.
|
Examenprotocol
|
:
|
Bepalingen voor de uitvoering van examens in de relatie tussen de BHST en de exameninstelling.
|
Examenreglement
|
:
|
Bepalingen voor de uitvoering van examens in de relatie tussen de kandidaat en de
exameninstelling.
|
Examinatoreninstructie
|
:
|
Bepalingen voor de uitvoering van examens in de relatie tussen de examinator en de
exameninstelling.
|
Hijskraan
|
|
Hijswerktuig voor het hijsen van vrijhangende lasten in een mobiele (kraan op rupsen
of banden) opstelling, met tenminste bedrijfslastmoment van 10 tonmeter. Met uitzondering
van:
op een voertuig bevestigde (auto)laadkraan, en grondverzetmachine die ontgraaft.
|
KO
|
:
|
Knock-out: onjuist antwoord op een examenvraag die direct tot gevolg heeft dat de
kandidaat voor het betreffende examenonderdeel zakt.
|
Risicoanalyse
|
:
|
Analyse waaruit motivatie, voor te maken keuzes in werkveldspecifiek probleemgebied,
blijkt, op te nemen in het beoogde certificatieschema.
|
TCPR
|
|
TCVT Certificatie Personen Register
|
Toezicht
|
:
|
Het verzamelen van de informatie over de vraag of een handeling of zaak voldoet aan
de daaraan gestelde eisen, het zich daarna vormen van een oordeel daarover en het
eventueel naar aanleiding daarvan interveniëren.
|
TSJ
|
|
TCVT Schema Journaal: annotatie op een TCVT schema.
|
Vakbekwaamheidsgebied
|
:
|
Aanduiding van het werkveld, de functie, of een geheel aan taken waar bepaalde vakbekwaamheidseisen
op betrekking hebben.
|
Vakbekwaamheidseisen
|
:
|
De eisen die, binnen een bepaald werkveld of een bepaalde beroepsgroep, gesteld worden
aan personen met betrekking tot hun kennis, vaardigheden en houdingen inzake specifieke
handelingen of taken.
|
Verklaring
|
:
|
De EG-verklaring van typeonderzoek of EG-verklaring overeenstemming als bedoeld in
het bij of krachtens de Machinerichtlijn of enige andere EU-produkt-richtlijn bepaalde.
|
Werkveldspecifiek certificatieschema
|
:
|
Term gebruikt door SZW voor een certificatieschema dat door de minister van SZW is
geaccepteerd te gebruiken binnen een specifieke aanwijzing als CKI voor personen,
producten of systemen.
|
WDAT-VT-Personen
|
:
|
Werkveldspecifiek document voor aanwijzing en toezicht (WDA&T) op de certificatie-
en keuringsinstellingen die personen certificeren in het kader van verticaal transport.
Document: WDAT-VT-Personen: 2012, versie 1.
|
WDAT-VT-Producten
|
:
|
Werkveldspecifiek document voor aanwijzing en toezicht (WDA&T) op de certificatie-
en mobiele kranen, torenkranen en/of hijs- en hefwerktuigen voor beroepsmatig personenvervoer
en/of tijdelijke personen(bouw)liften periodiek keuren in het kader van verticaal
transport.
Document: WDAT-VT-Producten: 2012, versie 1.
|
3. Werkveldspecifieke kenmerken
Hijsen is een risicovolle beroepsactiviteit. Om het maatschappelijke belang -veiligheid
en gezondheid van en rondom de arbeid- te waarborgen, is door de overheid gekozen
voor een wettelijk verplichte certificatieregeling voor de borging van de vakbekwaamheid
van machinist mobiele kraan.
3.1 Beschrijving schema
Dit WSCS-VT Machinist Mobiele Kraan is door de BHST voorgesteld en door het ministerie
van SZW -inclusief eventuele aanpassingen- vastgesteld. De minister van SZW kan ook
op eigen initiatief wijzigingen aanbrengen in de vastgestelde documenten. Dit vastgestelde
schema vervangt daarmee eerdere versies.
3.2 Actieve partijen
Binnen het kader van dit werkveldspecifieke certificatieschema zijn actief:
-
• BHST TCVT, hierna TCVT;
-
• CCvD TCVT, hierna CCvD;
-
• Werkkamer 4 TCVT vakbekwaamheid.
3.3 Risicoanalyse en afbreukrisico
Hijsen en aanslaan van lasten is een risicovolle activiteit in het verticaal transport.
De machine waarmee wordt gehesen, het hijs- en hefgereedschap en het aanslaan van
lasten kunnen ieder voor zich en/of in gezamenlijkheid gevaarlijk zijn voor mens en
omgeving. Borging van dit proces door onder certificaat gekeurde machines en hijs-
en hefgereedschappen enerzijds en gecertificeerde machinisten en hijsbegeleiders anderzijds,
is noodzakelijk en door de wetgever onderkend. Hijskranen zijn complexe installaties
en hun aandeel in ernstige en dodelijke ongevallen is relatief gezien groot. De oorzaak
van deze onveiligheid kan worden onderverdeeld in een aantal subgroepen:
-
1. instabiliteit last
-
2. Niet adequaat aanhaken en lossen van last
-
3. Instabiliteit kraan
-
4. Instabiliteit giek
-
5. Niet adequaat opbouwen en afbouwen van kraan
-
6. Technische gebreken van de kraan
-
7. Toegankelijkheid kraan
ad 1+2. Instabiliteit last / Niet adequaat aanhaken en lossen van last
In de bouw hijsen kraanmachinisten vaak onbekende en onstabiele lasten over grote
groepen bouwvakkers heen en lossen ze de last in de directe nabijheid van personen
die niets met de hijsactiviteit te maken hebben. De last wordt vaak aangeslagen door
niet-deskundigen. De machinist draagt echter wel de verantwoordelijkheid voor het
hijsen van de last. Met het hijsen op zich gaat vervolgens weinig fout, maar wel met
de last (schuiven, vallen, haakbreuk etc.). Oorzaak van dit risico is het werken met
onveilig materieel, ondeskundig personeel, tijdgebrek en het ontbreken van een hijsplan.
ad 3+ 4. Instabiliteit van de kraan en giek
Kranen en giek worden instabiel door het hijsen en zwenken. Er is dan sprake van grote
drukverplaatsingen door de kraan. Instabiliteit kan leiden tot het wegzakken c.q.
omvallen van de kraan. Goed stempelen op goede schotten is de oplossing. Daarnaast
zorgt overbelasting en het werken bij zware wind voor problemen.
Ad 5 + 6. Technische staat van de kraan en niet adequaat op/afbouwen van de kraan
Kranen worden intensief gebruikt en zijn onderhevig aan slijtage. Ook de opstelling
en afbouw van de kraan heeft direct gevolgen voor het gebruik. Regelmatig keuren van
de kraan is de oplossing.
ad 7. Toegankelijkheid kraan
Een kraan op een bouwplaats is een nuttig en gewild voorwerp. Helaas komt het nog
regelmatig voor dat onbevoegden de kraan gebruiken voor hijswerk. De machinist dient
derhalve altijd zijn kraan af te sluiten bij het verlaten van de kraan. Certificering
van kraanmachinisten en keuring van kranen zijn managementfactoren, die de bedrijfstak
ter hand heeft genomen. De keuring voorkomt een aantal mechanische defecten en de
certificering houdt de competentie van de machinisten op peil. Andere factoren die
door het management van het werk beïnvloedbaar zijn, zijn conflictbeheersing, mens-machine
interacties, communicatie en voldoende menskracht
4. Certificatiereglement
4.1 Doelstelling
Dit reglement omschrijft de procedures die relevant zijn voor het juist toepassen
van het specifieke schema. Hierbij moet gedacht worden aan onder meer procedures van
aanvraag, de examinering, de wijze waarop de uitslag bekend gemaakt wordt en condities
met betrekking tot de certificatie, de afgifte van certificaten/verklaringen, procedures
bij het uitvoeren van keuringen, klachtenafhandeling en het indienen van een verzoek
om herziening.
4.2 Certificatieprocedure
De kandidaat machinist mobiele kraan dient bij een CKI, in overeenstemming met dit
certificatiereglement, een aanvraag in voor het persoonscertificaat machinist mobiele
kraan. Vervolgens verstrekt de CKI alle relevante informatie over de gang van zaken
bij het gehele certificatieproces.
4.3 Certificatiebeslissing
De certificatiebeslissing wordt genomen door een functionaris van de CKI die niet
betrokken is geweest bij de beoordeling van de kandidaten en daartoe is gekwalificeerd
en aangesteld conform het kwaliteitssysteem en de procedures die de certificatie-instelling
heeft op grond van het werkveldspecifieke schema voor aanwijzing en toezicht.
4.4 Geldigheidsduur van het certificaat.
De maximale geldigheidsduur van een persoonscertificaat is 5 jaar. Eerdere intrekking
is mogelijk indien de certificaathouder tussentijds niet voldaan heeft aan de eisen
t.a.v. de beheersing van de onder 9. genoemde eindtermen (zie voor de voorwaarden
4.5).
4.5 Geldigheidscondities
Met betrekking tot de geldigheid van het certificaat worden condities gesteld. Indien
niet voldaan wordt aan deze condities kan dit consequenties hebben voor het certificaat.
Deze condities zijn:
De CKI is bevoegd het certificaat te schorsen en/of in te trekken. De condities en
de wijze waarop daarop door de CKI toegezien dient te worden, worden opgesteld door
de CCvD en vastgelegd in het TCVT protocol ‘schorsing/intrekking’.
4.6 Klachtenregeling
Klachten over de CKI
Een adequate behandeling van klachten is belangrijk voor het creëren van vertrouwen
in certificatie en belangrijk voor de bescherming van zowel de certificaathouders
als de gebruikers van certificaten.
Aan een CKI worden onder meer de volgende eisen gesteld:
-
• Een openbaar toegankelijke klachtenprocedure dient aanwezig te zijn.
-
• de klachtenprocedure bevat minimaal het volgende: een beschrijving van het proces
van ontvangen, onderzoeken en beoordelen van de klacht; de wijze van volgen van de
klacht en acties als vervolg daarop; en de wijze waarop wordt verzekerd dat correctieve
acties worden uitgevoerd.
-
• De beslissing over de reactie op de klacht dient te worden genomen door personen die
niet betrokken zijn bij het onderwerp van de klacht.
-
• Indieners van klachten dienen, indien mogelijk, op de hoogte te worden gehouden van
de ontvangst van de klacht, de voortgang van behandeling en de uitkomst.
Klachten over het bedrijf of de persoon
Indien de CKI klachten van derden, zoals een opdrachtgever, ontvangt over het voldoen
aan dit schema door het bedrijf of de persoon die een aanvraag voor het certificaat
heeft ingediend of certificaathouder is, dient de CKI de klager te verwijzen naar
het bedrijf of de persoon. De CKI dient de klacht te betrekken bij de eerstvolgende
beoordeling bij het betreffende bedrijf of de betreffende persoon.
Echter, indien het naar de mening van de CKI een ernstige klacht betreft, dient de
CKI, naast de behandeling door het bedrijf of de persoon, zelf ook direct te beoordelen
of de klacht gevolgen dient te hebben voor de beslissing m.b.t. certificatie.
In dat geval dient de CKI af te wegen of het gewenst is een extra beoordeling uit
te voeren. De kosten van deze extra beoordeling komen in beginsel voor rekening van
de certificaathouder.
Klachtenregeling
Inleiding
In deze werkinstructie wordt de afhandeling van een klacht besproken. Voor iedere
afzonderlijke klacht wordt een apart klachtenformulier ingevuld.
Werkwijze
Wanneer iemand probeert een klacht telefonisch of mondeling te melden, wordt aan hem/haar
gevraagd deze schriftelijk te verwoorden. Als een klacht schriftelijk binnenkomt wordt
deze meteen naar de kwaliteitsmanager gebracht en indien de klachtafhandelaar duidelijk
is krijgt hij/zij meteen een kopie van de klacht. De kwaliteitsmanager registreert
de klacht op een klachtenformulier en stelt de directeur CKI op de hoogte van de klacht.
De directeur van de CKI wijst de klachtafhandelaar aan. De kwaliteitsmanager vermeldt
de klachtafhandelaar op het klachtenformulier en brengt de klachtafhandelaar schriftelijk
op de hoogte van de klacht. De klachtafhandelaar informeert de indiener van de klacht
schriftelijk over de ontvangst van de klacht.
Eenvoudige zaken
Klachtafhandelaar stuurt klacht door naar betrokken bedrijf/persoon; stelt indiener
op de hoogte legt dossier aan tbv voortgangsbewaking en meenemen afhandeling klacht
door bedrijf/persoon bij eerstvolgende beoordeling.
Ernstige klachten
Klachtafhandelaar beoordeelt de klacht en stelt vast of de klacht een incident betreft
of dat de klacht moet leiden tot een aanpassing in de werkwijze. Indien het een incident
betreft, wordt de indiener daarvan op de hoogte gesteld. De klachtafhandelaar bedenkt
samen met de indiener binnen drie weken na het indienen van de klacht een oplossing
voor de afhandeling en betrekt bedrijf/persoon hierbij. De oplossing zoals die met
de indiener is besproken wordt vastgelegd op het klachtenformulier. Hier wordt tevens
vermeld dat het gaat om een incident. Indien de klacht een aanpassing van de werkwijze
vergt bedenkt de klachtafhandelaar binnen 10 dagen een verbetervoorstel en bespreekt
dit met de kwaliteitsmanager en betrekt bedrijf/persoon hierbij. Het verbetervoorstel
moet een structurele verbetering inhouden van de werkwijze. Het verbetervoorstel wordt
ingevuld op het klachtenformulier.
De klachtafhandelaar stelt de indiener op de hoogte van de afhandeling van de klacht.
De kwaliteitsmanager maakt de gewijzigde werkwijze bekend. De kwaliteitsmanager start,
indien nodig, een vervolgonderzoek naar de invoering van het verbetervoorstel. De
bevindingen worden vastgelegd op het klachtenformulier. Het klachtenformulier wordt
gearchiveerd.
4.7 Bezwaarprocedure
Inleiding
Onderstaand worden de stappen beschreven die nodig zijn voor het afhandelen van een
bezwaarschrift. Een dergelijk bezwaarschrift kan bijvoorbeeld ingediend worden tegen
besluiten van de CKI inzake het niet (opnieuw) verlenen, schorsen of intrekken van
een certificaat.
Werkwijze
Algemeen:
-
• Een door of namens de CKI genomen besluit, dat is een definitieve uitslag of eindoordeel,
wordt schriftelijk ter kennis van de belanghebbende gebracht.
-
• Onder een besluit wordt tevens verstaan het weigeren te beslissen of het niet tijdig
nemen van een beslissing.
-
• De CKI stelt de belanghebbende in haar correspondentie in kennis van de mogelijkheid
van het indien van een bezwaarschrift door middel van de volgende clausule:
‘Ingevolge de CKI procedure ‘bezwaarschriftprocedure’ kan door een belanghebbende
met betrekking tot dit besluit een bezwaarschrift ingediend worden. Daartoe moet
binnen zes weken na de datum van verzending van het besluit een bezwaar worden ingediend
bij de CKI. In het bezwaarschrift moet gemotiveerd worden aangegeven waarom het gegeven
besluit niet juist gevonden wordt. Verzocht wordt bij het bezwaarschrift een kopie
van het bestreden besluit toe te voegen.’
-
• Het bezwaarschrift dient in ieder geval de volgende elementen te bevatten:
Het bezwaar wordt niet-ontvankelijk verklaard:
-
• indien niet aan de gestelde termijn van indienen wordt voldaan. Dit geldt niet als
de indiener aantoont dat hij redelijkerwijs niet in verzuim is geweest
-
• in andere gevallen dan genoemd onder a, als geen gebruik gemaakt wordt van de door
de CKI geboden gelegenheid tot verzuimherstel
-
• het bezwaar wordt verder niet-ontvankelijk verklaard als het, bij het niet van toepassing
zijn van een termijn, onredelijk laat wordt ingediend. Dit geldt uitsluitend wanneer
het bezwaar betrekking heeft op het niet tijdig nemen van een besluit.
-
• Het bezwaarschrift schort de werking van het besluit niet op.
-
• Het bezwaarschrift leidt tot heroverweging van het besluit waartegen het is gericht.
Procedure
-
• De CKI neemt kennis van het bezwaarschrift en bevestigt binnen twee weken de ontvangst.
-
• De CKI biedt gelegenheid tot het horen van de indiener.
-
• Het bezwaarschrift wordt gemeld bij de kwaliteitsmanager die het bezwaar registreert.
-
• Het horen betreft met name de vakinhoudelijke aspecten die geleid hebben tot het besluit
en dient binnen in beginsel zes weken na het vaststellen dat een hoorprocedure aan
de orde is, plaats te vinden.
-
• Het horen kan geschieden door de CKI of door een of meer door de CKI benoemde ter
zaken kundige. Het horen geschiedt door een persoon of personen die niet betrokken
is/zijn geweest bij de voorbereiding van het besluit, en geen binding hebben met de
belanghebbende.
-
• Het horen geschiedt op een door de CKI te bepalen tijdstip binnen de gangbare kantooruren.
-
• Relevante stukken kunnen tot 10 dagen voor de hoorzitting worden ingediend en liggen
gedurende een week voor de zitting ter inzage.
-
• Van het horen wordt afgezien indien het verzoek om herziening kennelijk niet-ontvankelijk
of kennelijk ongegrond is, inmiddels aan het verzoek is tegemoetgekomen, of indien
belanghebbende verklaart hiervan geen gebruik te maken.
-
• Van het horen wordt een verslag gemaakt. Het verslag wordt bij de beslissing op het
bezwaar om herziening gevoegd.
-
• De hoorcommissie brengt tevens advies aan de CKI.
Beslissing op het bezwaarschrift
De CKI beslist aan de hand van de haar ter beschikking staande gegevens binnen zes
weken, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift
is verstreken. De beslistermijn kan eenmaal met ten hoogste 6 weken worden verlengd.
Daarna kan de termijn slechts met toestemming van de belanghebbende worden verlengd.
De CKI zal, bij het gegrond verklaren van het bezwaar, de beslissing herroepen en
een nieuwe beslissing ter zake nemen.
Van haar beslissing op het bezwaar zal de CKI de onderbouwing en motivering aan belanghebbende
meedelen.
Bestuursrechter
-
• Indien de inhoud of strekking van de nieuwe beslissing de belanghebbende hiertoe aanleiding
geeft, dient hij zich in voorkomend geval te wenden tot de bestuursrechter.
-
• De CKI zal de belanghebbende in haar beslissing op bezwaar wijzen op deze mogelijkheid.
4.8 Register voor vakbekwaamheid
De CKI registreert de gegevens van de certificaathouder. Deze gegevens worden conform
de overeenkomst met TCVT tenminste zo vaak als mutaties zich voordoen elektronisch
verzonden aan Bureau TCVT ten behoeve van het TCVT Personenregister, dat wordt opgezet
conform wettelijke bepalingen. Dit register is via internet toegankelijk gemaakt.
De BHST is verantwoordelijk voor het beheer van het register.
4.9 Norminterpretatie
Het CCvD dient te zorgen voor eenduidige norminterpretatie van dit certificatieschema.
Toch kan het voorkomen dat er in de operationele fase verschillende interpretaties
bestaan van één of meerdere in werkveldspecifieke certificatieschema’s gehanteerde
begrippen. Mocht het gebeuren dat certificaathouders, CKI’s of andere belanghebbenden
uiteenlopende definities hanteren en hierover meningsverschillen bestaan, dan dienen
afwijkende interpretaties te worden voorgelegd aan het CCvD.
5. Examenreglement
Dit reglement bevat bepalingen voor de voorbereiding, uitvoering en beoordeling van
examens ten behoeve van het TCVT persoonscertificaat machinist mobiele kraan
5.1 Doelstelling
De examinering geschiedt onder verantwoordelijkheid van de certificatie-instelling
en bestaat uit de volgende delen:
-
• theorie-examen, en
-
• praktijkexamen.
5.2 De exameninstelling
De exameninstelling dient het examenreglement te hanteren. Hierin zijn de volgende
zaken opgenomen:
-
1. ingangsdatum van het certificaat;
-
2. eventuele entree-eisen voor deelname aan het examen;
-
3. de aanvraagprocedure bij de CKI;
-
4. bevestiging van deelname en oproep;
-
5. identificatie van de deelnemers;
-
6. toelating en afwezigheid;
-
7. examenduur en wijze van examinering;
-
8. gedragsregels voor kandidaten;
-
9. regeling aangepast examen;
-
10. normen voor slagen en afwijzen;
-
11. bekendmaking van de uitslag door de CKI aan de kandidaat;
-
12. bewaartermijn van de examendocumenten zoals uitwerkingen en beoordelingsformulieren;
-
13. inzagerecht;
-
14. geldigheidsduur van het examenresultaat.
Indien de exameninstelling geen organisatorisch onderdeel is van de CKI, hebben beide
zich aan elkaar verbonden door middel van een overeenkomst. De CKI dient zich hierbij
te houden aan artikel 4.5 ‘subcontracting’ van ISO/IEC17024. De CKI is verplicht aan
de BHST te melden dat examens worden afgenomen door een externe exameninstelling en
welke instelling het betreft.
5.3 Eisen te stellen aan het examenpersoneel
Examenpersoneel moet voldoen aan de algemene, vakinhoudelijke en onafhankelijkheidseisen
van de CKI zoals opgenomen in competentieprofielen en andere relevante documenten.
Het selectieproces moet garanderen dat examenpersoneel dat (een deel van) een examen
afneemt ten minste voldoet aan de eisen zoals geformuleerd in het TCVT examenprotocol.
Toezichthouder theorie-examen
Voor het theorie-examen wordt door de exameninstelling een toezichthouder aangesteld.
Deze functionaris heeft geen specifieke kennis nodig van het vakgebied. De toezichthouder
beschikt wel over:
-
– organisatorische capaciteiten;
-
– communicatieve en contactuele vaardigheden;
-
– het vermogen om regelend en besluitvaardig op te treden.
Van de toezichthouder wordt verwacht dat hij:
-
– toeziet op de naleving en uitvoering van het examenreglement, de uitvoeringsvoorschriften
en de exameneisen;
-
– op correcte wijze de vastgestelde administratieve procedures afhandelt;
-
– zich op voldoende wijze beschikbaar stelt voor het toezicht op de afname van theorie-examens.
Een toezichthouder verricht de volgende taken:
-
– het controleren van de personalia en de aanmeldingen van de kandidaat;
-
– het controleren en aansluitend voorbereiden van het theorie-examen zodat de kandidaat
direct na aanvang van het examen kan starten;
-
– het uitoefenen van toezicht teneinde misbruik te voorkomen;
-
– het innemen van de examenstukken en het aansluitend verzendklaar maken;
-
– het aanleveren van het totale pakket aan de exameninstelling.
Corrector theorie-examen:
Voor het beoordelen van de schriftelijke uitwerking van de open vragen van het theorie-examen
wordt door de exameninstelling een corrector aangesteld. De corrector voldoet aan
de volgende kwalificatiecriteria:
-
– hij beheerst de Nederlandse taal (dan wel de taal waarin het examen wordt afgenomen
(Duits en/of Engels));
-
– hij heeft actuele vakinhoudelijk kennis en inzicht;
-
– hij past de beoordelingscriteria, zoals vastgelegd in het TCVT-certificatieschema,
toe.
De corrector beoordeelt binnen de TCVT antwoord-macro’s en de gestelde termijn de
uitwerkingen van de theorie-examens en verbindt hier een waardering aan volgens de
methodiek zoals vastgelegd in het betreffende TCVT-certificatieschema.
Examinator praktijkexamen
Voor het praktijkexamen wordt door de exameninstelling een examinator aangesteld.
De examinator is belast met de beoordeling of, en in welke mate, kennis, vaardigheden
en attitude van de kandidaat voldoen aan de gestelde eisen voor het behalen van het
examen. Hiertoe past de examinator de TCVT examinatoreninstructie toe bij de beoordeling.
Bij een examen met meer dan één examinator, is een van de examinatoren aangewezen
als voorzitter en vanuit die hoedanigheid verantwoordelijk voor een ordentelijk verloop
van het examen en de afwikkeling daarvan.
De examinator beschikt over:
-
– minimaal twee jaar praktische werkervaring in het desbetreffende vakgebied;
-
– actuele praktische en theoretische kennis van het desbetreffende vakgebied;
-
– goede communicatieve vaardigheden;
-
– het vermogen besluitvaardig op te treden;
-
– voldoende kennis van het examenreglement.
Van de examinator wordt verwacht dat hij:
-
– begrip heeft voor de invloed die een examensituatie heeft op het gedrag van de kandidaten;
-
– een optimaal klimaat weet te scheppen voor de kandidaat, opdat kennis en opgedane
ervaring, inzicht, vaardigheden en attitude zo goed mogelijk uit de verf komen;
-
– op correcte wijze omgaat met de kandidaten en alle overige personen die functioneel
bij het examen aanwezig zijn;
-
– een objectieve beoordeling geeft van de kennis en het inzicht van de kandidaat;
-
– nauwgezet de voorschriften in acht neemt die voor elk examenonderdeel gelden;
-
– jaarlijks de TCVT-examinatorendag bijwoont;
-
– op representatieve wijze de exameninstelling vertegenwoordigt tijdens het examen en
zorg draagt voor een correct verloop.
De examinator moet per certificatieschema een door de exameninstelling voorgedragen
en door de CKI geaccepteerde deskundige zijn.
Onafhankelijkheid
Het examenpersoneel is onafhankelijk. Al het examenpersoneel tekent een verklaring
waarin geheimhouding en onafhankelijkheid worden gegarandeerd. Zij verklaart zich
onafhankelijk van de kandidaat en de eventuele opleider/werkgever van de kandidaat.
Mocht tijdens het examen blijken dat er toch een relatie, van welke aard dan ook,
bestaat tussen de kandidaat en het betreffende examenpersoneelslid, dan dient de examinator
dit tijdig aan de exameninstelling te melden. Het is onder geen enkele voorwaarde
toegestaan dat de betreffende examinator deze kandidaat examineert op straffe van
ongeldigheid van het examen.
Indien examenpersoneel een potentieel belangenconflict heeft bij het examineren van
een kandidaat, dient de CKI maatregelen te nemen om te garanderen dat de betrouwbaarheid
en onpartijdigheid van het examen niet in diskrediet worden gebracht. Deze maatregelen
dienen vastgelegd te worden.
5.4 Eisen te stellen aan het examen
5.4.1 Beslotenheid van examens
Medewerkers van de certificatie-/exameninstelling dragen zorg voor de absolute geheimhouding
van de examenopgaven, voor zover deze opgaven geen onderdeel uitmaken van een publieke
norm. Verificatie en implementatie hiervan dient te geschieden door de certificatie-instelling.
Medewerkers van de exameninstelling hebben een verklaring van geheimhouding ondertekend.
5.4.2 Algemene regels bij de uitvoering van examens
Het theorie-examen wordt schriftelijk en in de Nederlandse taal afgenomen. Indien
de kandidaat het Nederlands onvoldoende beheerst, kan een alternatief theorie-examen
in de Duitse of Engelse taal worden afgenomen. Het certificaat wordt afgegeven conform
de taal van het examen aan een persoon van 18 jaar en ouder. Wanneer er gegronde redenen
zijn voor een mondeling theorie-examen in de Nederlandse taal (bijvoorbeeld bij kandidaten
die aantoonbaar dyslectisch zijn) kan de certificatie-instelling daartoe besluiten.
Dit alternatief dient te voldoen aan dezelfde voorwaarden als het reguliere theorie-examen
en het CEC dient hiermee in te stemmen. Het uitgeschreven mondelinge examen wordt
afgenomen door een daartoe door de CKI aanvullend geautoriseerde examinator en een
toezichthouder. Van deze alternatieve afname dient door de exameninstelling een registratie
te worden bijgehouden met een (minimaal jaarlijkse) rapportage naar de CEC. Het praktijkexamen
wordt in de Nederlandse taal afgenomen. Indien de kandidaat het Nederlands onvoldoende
beheerst, kan een alternatief theorie-examen in de Duitse of Engelse taal worden afgenomen.
Het certificaat wordt afgegeven conform de taal van het examen. De kandidaat moet
tijdens het examen voldoende kunnen communiceren.
Voor de overige eisen aan het examen (locatie, middelen, etc) wordt verwezen naar
het TCVT examenprotocol.
5.5 Beheer itembank en examenversies
Het beheer van de itembank geschiedt onder strikte geheimhouding door het bureau TCVT
onder regie van de Centrale Examencommissie TCVT.
6. Toezicht
Het doel van het toezicht is om de vakbekwaamheid van gecertificeerd personeel te
borgen. De CKI is verplicht te beoordelen of de certificaathouder voldoet aan de gestelde
eisen. Afhankelijk van het onderwerp van certificatie, de periode van certificatie
en de risicoanalyse wordt het toezicht ingevuld.
6.1 Medewerking aan toezicht
De certificaathouder is verplicht mee te werken aan toezicht door de CKI, het TCVT
erkende opleidingsinstituut voor bijscholing, de nationale accreditatie-instantie
en de Inspectie SZW. In de overeenkomst tussen de CKI en de certificaathouder worden
de hiertoe benodigde bepalingen opgenomen.
6.2 Frequentie van toezicht
Bij de aanvraag voor hercertificatie dient het originele TCPR-boekje met de daarin
opgenomen registraties van de praktijkervaring en de scholing te worden voorgelegd
aan de CKI. De ontvangst wordt binnen één kalenderweek bevestigd (deze bevestiging
is een bewijs richting opdrachtgevers inzake de afwezigheid van het TCPR-boekje).
De CKI controleert de registratie en toets of voldaan wordt aan de eisen van scholing
en praktijkervaring. De aanvrager wordt hieromtrent binnen één kalenderweek geïnformeerd.
Daarnaast voert de CKI, onaangekondigd, een 5% steekproef uit op de betrouwbaarheid
van de invulling van de scholing en de praktijkervaring. Voor de registratie van de
scholing en de praktijkervaring dient er een deugdelijke administratie te worden gevoerd
door de CKI. Deze administratie moet minimaal vijf jaar beschikbaar blijven.
6.3 De wijze van uitvoering van het toezicht
Het TCVT erkende opleidingsinstituut beoordeeld op het moment van scholing (2 maal
in een periode van 5 jaar) elk TCPR-boekje ten aanzien van de scholing en de praktijkervaring.
Indien een certificaathouder niet meer voldoet aan de eisen, wordt de CKI hiervan
binnen drie werkdagen in kennis gesteld.
6.4 Verslag van bevindingen
De CKI is gehouden om haar bevindingen t.a.v. 6.2 aan de certificaathouder binnen
twee kalenderweken kenbaar te maken.
6.5 Maatregelen (artikel 1.5e Arbobesluit)
Indien blijkt dat een certificaathouder niet voldoet aan de eisen of normen in het
werkveldspecifieke certificatieschema heeft dit op zo kort mogelijke termijn maatregelen
door de CKI tot gevolg. Mogelijke maatregelen zijn het weigeren, schorsen of intrekken
van het certificaat. Er dient door de CKI informatie-uitwisseling met de Inspectie
SZW plaats te vinden over geconstateerde gevaarlijke situaties bij werkzaamheden die
door een afgegeven of nog af te geven certificaat worden gereguleerd en waardoor de
veiligheid of de gezondheid van werknemers of derden in gevaar kan worden gebracht.
Indien er sprake is van een sanctie wordt dit aan de certificaathouder kenbaar gemaakt.
Relevante informatie over de sanctie dient door de CKI ingebracht te worden in een
centraal registratiesysteem. Deze meldingsplicht dient nauwkeurig uitgewerkt te worden,
in verband met de vertrouwelijkheid van persoonsgegevens en de contractuele relatie
tussen CKI en klant.
Indien een certificaathouder na een intrekking opnieuw gecertificeerd wil worden dient
dezelfde procedure doorlopen te worden als bij initiële certificatie. Bij het opleggen
van een sanctie dient de CKI aan te geven (en te registreren) na welke periode certificatie
weer is toegestaan. De CKI dient voor verstrekking van een certificaat bij het centraal
registratiesysteem te verifiëren of er geen sprake is van een intrekking met de daaraan
gekoppelde wachtperiode.
Criteria
De CKI dient in ieder geval een onderzoek in te stellen na indiening van een klacht
inzake de werkwijze van de certificaathouder:
Criteria op basis waarvan de CKI maatregelen moet treffen zijn de volgende.
-
1. Schorsen van het certificaat vindt plaats indien sprake is van een door de CKI gegrond
verklaarde klacht. Het betreft hier een klacht anders dan:
-
• onrechtmatig invullen van het TCPR-boekje, en/of
-
• over onveilig handelen van de machinist waardoor de machinist en/of derden direct
in gevaar zijn gebracht.
-
2. Intrekken van het certificaat vindt plaats indien sprake is van een door de CKI gegrond
verklaarde klacht inzake:
-
• onrechtmatig invullen van het TCPR-boekje, en/of
-
• over onveilig handelen van de machinist waardoor de machinist en/of derden direct
in gevaar zijn gebracht.
Deel II: normen
Deel 2 van dit certificatieschema bevat de normen die gelden voor een certificaat
voor vakbekwaamheid in een werkveld. Beschreven wordt achtereenvolgens:
-
• het onderwerp van certificatie,
-
• entreecriteria die gesteld worden om toegelaten te worden tot het certificerings-proces,
-
• de eindtermen die gelden ten behoeve van het certificaat,
-
• de wijze waarop het voldoen aan de eindtermen wordt beoordeeld en gerapporteerd,
-
• de beoordeling die plaatsvindt bij hercertificatie,
-
• te stellen eisen aan het certificaat,
-
• geldigheidscondities.
7. Onderwerp van certificatie
Dit werkveldspecifieke certificatieschema voor personen is door het CCvD TCVT opgesteld.
Het betreft certificatie van veilig hijsen door een machinist mobiele kraan. Door
het Ministerie van SZW is het schema vastgesteld. Dit vastgestelde schema vervangt
daarmee eerdere versies. De te certificeren vakbekwaamheid betreft het veilig uitvoeren
van hijswerkzaamheden op bouwplaatsen met een mobiele kraan met een capaciteit boven
de 10tm.
Het betreft hier:
-
• veilig omgaan met de last;
-
• mobiele kraan veilig positioneren (stabiliteit, omgeving, ondergrond);
-
• mobiele kraan veilig laten functioneren (opbouwen, hijsen, afbouwen, afsluiten);
-
• mobiele kraan in veilige en technisch goede staat doen zijn;
-
• veilig en gezond werken met de mobiele kraan.
8. Entreecriteria
Voor de eerste afgifte van het wettelijk verplichte persoonscertificaat machinist
mobiele kraan volgt onderstaand een opsomming van de eisen.
De kandidaat dient te voldoen aan de volgende entreecriteria:
-
− voldoende materieelkennis hebben;
-
− voldoende materiaalkennis hebben;
-
− machine gevoel bezitten;
-
− veilig en milieuverantwoord kunnen werken;
-
− de Nederlandse taal beheersen op leeskennisniveau A1 en schrijfkennisniveau B2 of
gelijkwaardig voor examinering in Duitse of Engelse taal.
Er geldt geen specifieke vooropleidingseis.
9. Eindtermen
De kandidaat voldoet aan de volgende eindtermen en is dientengevolge vakbekwaam:
Theorie
-
1. De kandidaat kan de verschillende voorbereidingen voor de hijswerkzaamheden beschrijven
en toepassen.
-
1.1 De kandidaat kan de gegevens van een hijstabel toepassen.
-
1.2 De kandidaat kan beschrijven welke voorbereidingen op de werkplek getroffen moeten
worden voorafgaand aan het werken met een mobiele kraan.
-
2. De kandidaat kan hijsgereedschappen herkennen en de functie en de manier van gebruik
hiervan omschrijven.
-
3. De kandidaat kan werk uitvoeren met een mobiele kraan.
-
3.1 De kandidaat kan verschillende soorten kranen benoemen en de kenmerken en de toepassing
hiervan beschrijven.
-
3.2 De kandidaat kan hijsmiddelen en uitrustingsstukken herkennen en benoemen en de toepassing
hiervan omschrijven.
-
3.3 De kandidaat kan omschrijven hoe op een veilige manier hijswerkzaamheden met een
mobiele kraan uitgevoerd moeten worden.
-
3.4 De kandidaat kan bepalen hoe een mobiele kraan verplaatst moet worden.
-
3.5 De kandidaat kan de functie en de werking van de hoofdonderdelen van de mobiele kraan
uiteenzetten.
-
4. De kandidaat kan de veiligheids- en milieuaspecten van het werken met een mobiele
kraan benoemen en interpreteren.
-
4.1 De kandidaat kan de veiligheidseisen van de mobiele kraan, hijslast en hijsgereedschappen
interpreteren.
-
4.2 De kandidaat neemt zijn verantwoordelijkheid met betrekking tot het hijsplan en zijn
administratieve verplichtingen.
-
4.3 De kandidaat kan beschrijven hoe een mobiele kraan na hijswerkzaamheden achtergelaten
moet worden.
-
4.4 De kandidaat kan de veiligheidssystemen van de mobiele kraan noemen en de functie
van de LMB uiteenzetten.
-
4.5 De kandidaat kan uiteenzetten hoe met en aan een mobiele kraan milieuverantwoord moet
worden gewerkt
-
5. De kandidaat kan de onderhouds- en storingsaspecten van een mobiele kraan herkennen,
interpreteren en benoemen.
-
5.1 De kandidaat kan omschrijven hoe en waaraan dagelijks onderhoud aan een mobiele kraan
verricht moet worden.
-
5.2 De kandidaat kan beschrijven hoe storingen aan een mobiele kraan herkend kunnen worden
en in relatie hiermee beschrijven hoe gehandeld moet worden.
Praktijk
-
1. De kandidaat kan de voorbereidingen treffen op de werkplek voorafgaande aan het werken
met een mobiele kraan.
-
2. De kandidaat kan hijsmiddelen en uitrustingsstukken herkennen, benoemen en controleren
op veiligheidseisen
-
3. De kandidaat kan werk uitvoeren met een mobiele kraan.
-
3.1 De kandidaat kan hijswerkzaamheden uitvoeren met een mobiele kraan.
-
3.2 De kandidaat kan hijsgereedschappen bevestigen aan een mobiele kraan.
-
3.3 De kandidaat kan zelfstandig een mobiele kraan verplaatsen.
-
3.4 De kandidaat kan een mobiele kraan na hijswerkzaamheden volgens de wettelijke voorschriften
achterlaten.
-
4. De kandidaat kan de veiligheids- en milieuaspecten van het werken met een mobiele
kraan benoemen en interpreteren.
-
5. De kandidaat kan de onderhouds- en storingsaspecten van een mobiele kraan herkennen,
interpreteren en benoemen.
10. toetsmethodiek bij initiële certificatie
10.1 Toetstermen
Elke eindterm wordt uitgewerkt in toetstermen. Deze toetstermen zijn in onderstaande
schema’s geordend per eindterm.
Het totale aantal vragen per toetsterm is onderstaand aangegeven.
Verklaring van vraagcode:
-
* FK = een vraag feitelijke kennis
-
* BK = een vraag begripsmatige kennis
-
* RV = een vraag reproductieve vaardigheden
-
* PV = een vraag productieve vaardigheden
Toetstermen theorie machinist mobiele kraan + aantal verplichte vragen
-
1. De kandidaat kan de verschillende voorbereidingen voor de hijswerkzaamheden beschrijven
en toepassen. RV-1, FK-1, BK-2
-
1.1 De kandidaat kan de gegevens van een hijstabel toepassen.
De kandidaat kan een hijstabel van een mobiele kraan interpreteren.
-
1.2 De kandidaat kan beschrijven welke voorbereidingen op de werkplek getroffen moeten
worden voorafgaand aan het werken met een mobiele kraan.
-
2. De kandidaat kan hijsgereedschappen herkennen en de functie en de manier van gebruik
hiervan omschrijven. BK-3
-
3. De kandidaat kan werk uitvoeren met een mobiele kraan. RV-6, FK-4, BK-10
-
3.1 De kandidaat kan verschillende soorten mobiele kranen (rups-, banden-,ruw terrein-,
autolaadkraan, grondverzetmachine en verreiker) benoemen en de kenmerken en toepassingen
hiervan beschrijven.
-
3.2. De kandidaat kan hijsmiddelen en uitrustingsstukken herkennen en benoemen en de toepassing
hiervan omschrijven.
-
− De kandidaat kan, eventueel aan de hand van een afbeelding, hijsmiddel- en uitrustingsstukken
van de mobiele kraan herkennen en benoemen.
-
− De kandidaat kan de functie van hijsmiddel- en uitrustingsstukken van de mobiele kraan
omschrijven.
-
3.3. De kandidaat kan omschrijven hoe op een veilige manier hijswerkzaamheden met een
mobiele kraan uitgevoerd moeten worden. (KO-vraag)
-
– De kandidaat kan uiteenzetten waarom aan de gegeven veiligheidsaspecten moet worden
voldaan.
-
– De kandidaat kan omschrijven waarom aan de volgende aanvullende veiligheidsmaatregelen
moet worden voldaan als hij met de mobiele kraan:
-
* een last buiten het gezichtsveld plaatst
-
* hijswerkzaamheden verricht nabij spoor en/of hoogspanningsleidingen.
-
* op een werk staat met meerdere kranen hijsen met een werkbak
-
− De kandidaat kan, gegeven een situatie, bepalen in welke situatie welke persoonlijke
beschermingsmiddelen gedragen moeten worden.
-
− De kandidaat kan, gegeven de dichtheid van de materialen, de massa berekenen.
-
− De kandidaat kan, gegeven een situatie, risico’s en maatregelen bepalen met betrekking
tot de vorm, constructie, samenstelling en bijzondere eigenschappen van lasten.
-
3.4. De kandidaat kan bepalen hoe een mobiele kraan verplaatst moet worden.
De kandidaat kan gegeven een situatie bepalen wat de juiste aandrijving is.
-
− De kandidaat kan de aandachtspunten noemen bij montage, gebruik, demontage en transport
van de hulpgiek.
-
− De kandidaat kan beschrijven hoe, conform de voorwaarden en de instellingen genoemd
in de gebruiksaanwijzing, gereden moet worden.
-
3.5. De kandidaat kan de functie en de werking van de hoofdonderdelen van de mobiele kraan
uiteenzetten.
-
− De kandidaat kan de werking van hoofdonderdelen en systemen van de mobiele kraan uiteenzetten.
-
− De kandidaat kan opnoemen wanneer veranderingen in de stabiliteits-, het last- en
het kantelmoment van een mobiele kraan kan optreden.
-
− De kandidaat kan de gevolgen van veranderingen in de stabiliteits-, het last- en het
kantelmoment van een mobiele kraan bepalen.
-
4. De kandidaat kan de veiligheids- en milieuaspecten van het werken met een mobiele
kraan benoemen en interpreteren. RV-2, FK-3, BK-10
-
4.1 De kandidaat kan de veiligheidseisen van de mobiele kraan, hijslast en hijsgereedschappen
interpreteren.
-
– De kandidaat kan begrippen definiëren:
-
– De kandidaat kan m.b.t. het bedienen en keuren van mobiele kranen en het daarbij behorende
hijs- en hefgereedschap de wettelijke verplichtingen interpreteren en de werkingssfeer
beschrijven van deze wettelijke verplichtingen.
-
– De kandidaat kan uiteenzetten waarop hij hijsgereedschap moet controleren.
-
– De kandidaat kan uiteenzetten waarop hij de hijslast moet controleren.
-
– De kandidaat kan de functie en inhoud van het kraanboek met bijbehorende documenten
omschrijven.
-
4.2. De kandidaat neemt zijn verantwoordelijkheid met betrekking tot het hijsplan en zijn
administratieve verplichtingen.
-
− De kandidaat kan bepalen welke gegevens in het hijsplan van belang zijn bij de uitvoering
van werkzaamheden met de kraan.
-
− De kandidaat kan opnoemen welke administratieve verplichtingen hij in het kader van
zijn beroepsuitoefening heeft.
-
4.3. De kandidaat kan beschrijven hoe een mobiele kraan na hijswerkzaamheden achtergelaten
moet worden.
-
4.4. De kandidaat kan de veiligheidssystemen van de mobiele kraan noemen en de functie
van de LMB uiteenzetten. KO-vraag
-
− -De kandidaat kan delen van het beveiligingssysteem van een mobiele kraan noemen.
-
− -De kandidaat kan de functie van de lastmomentbeveiliging van de mobiele kraan uiteenzetten.
-
− -De kandidaat kan uiteenzetten welke beveiligingen op de mobiele kraan aanwezig moeten
zijn en wat de functie hiervan is.
-
4.5. De kandidaat kan uiteenzetten hoe met en aan een mobiele kraan milieuverantwoord
moet worden gewerkt.
-
− De kandidaat kan milieu- en veiligheidsvoorschriften interpreteren die hij moet toepassen
bij het verplaatsen van milieubelastende stoffen.
-
− De kandidaat kan verklaren waarom milieuverantwoord werken van belang is.
-
5. De kandidaat kan de onderhouds- en storingsaspecten van een mobiele kraan herkennen,
interpreteren en benoemen. FK-2, BK-6
-
5.1 De kandidaat kan omschrijven hoe en waaraan dagelijks onderhoud aan een mobiele kraan
verricht moet worden.
-
5.2. De kandidaat kan beschrijven hoe storingen aan een mobiele kraan herkend kunnen worden
en in relatie hiermee beschrijven hoe gehandeld moet worden.
-
− De kandidaat kan samenvatten hoe hij een storingsdiagnose aan onderdelen van een mobiele
kraan moet uitvoeren.
-
− De kandidaat ziet in hoe, gegeven de aard van de storing, gehandeld moet worden, d.w.z.:
-
− De kandidaat kan uiteenzetten hoe hij ontoelaatbare slijtage kan signaleren aan onderdelen
van de mobiele kraan.
-
− De kandidaat kan opsommen wat in een storingsmelding vermeld moet worden.
Toetstermen Praktijkexamen
(Sub)eindtermen
|
Zie activiteiten
|
De kandidaat kan:
|
1
|
2
|
3
|
4
|
5
|
6
|
7
|
8
|
9
|
1 de voorbereidingen treffen op de werkplek voorafgaand aan het werken met een mobiele
kraan.
|
|
x
|
x
|
x
|
|
x
|
|
x
|
|
2. hijswerkzaamheden uitvoeren met een mobiele kraan.
|
|
|
|
|
|
x
|
x
|
x
|
x
|
3. hijsgereedschappen bevestigen aan een mobiele torenkraan.
|
|
|
|
x
|
x
|
|
x
|
|
|
4.dagelijkse controle en onderhoud verrichten aan een mobiele kraan.
|
|
|
x
|
x
|
|
|
x
|
|
|
5. zelfstandig een mobiele kraan verplaatsen.
|
|
|
|
|
x
|
x
|
|
|
|
6. storingen herkennen aan een mobiele torenkraan en in relatie hiermee handelend
optreden.
|
|
x
|
x
|
x
|
x
|
x
|
x
|
x
|
|
7. veiligheidsmaatregelen hanteren bij het werken met en aan een mobiele torenkraan.
|
|
x
|
x
|
x
|
|
|
x
|
x
|
x
|
8. een mobiele torenkraan na hijswerkzaamheden volgens de wettelijke -voorschriften
achterlaten
|
|
x
|
x
|
|
|
|
|
|
|
Het praktijkexamen bestaat uit de volgende activiteiten:
1.
|
Doornemen opdracht
|
6.
|
Praktijk hijsopdrachten
|
2.
|
Aanvangscontrole van de machine (visueel)
|
7.
|
Assisteren last verplaatsen
|
3.
|
Onderhoud van de machine
|
8.
|
Praktijk hijsopdrachten
|
4.
|
Controle en inspectie hijsgereedschap
|
|
|
5.
|
Opstellen en gebruiksklaar maken van mobiele kraan
|
10.
|
Machine achterlaten
|
In de tabel is een overzicht gegeven van de verdeling van de eindtermen over de activiteiten
van de praktijkexamens machinist mobiele kraan. Doordat eindtermen onderverdeeld zijn
in toetstermen, is een eindterm vaak over meerdere activiteiten verdeeld. Daardoor
is een eindterm meestal niet door een activiteit afgedekt.
-
1. De kandidaat kan de voorbereidingen treffen op de werkplek voorafgaande aan het werken
met een mobiele kraan. RV-9, PV-1
-
1.1 een hijsplan uitvoeren gelet op:
-
• plaats en afmetingen van de hijslocatie(s)
-
• plaats en afmetingen van de obstakels
-
• afmetingen, vorm, massa en zwaartepunt van de last
-
• soort, afmetingen, vorm en massa van het hijsgereedschap.
-
1.2. controleren van de wettelijk voorgeschreven documenten.
-
1.3. het werkterrein afzetten.
-
1.4. overleggen met de uitvoerder (examinator) over de werkzaamheden, o.a. over: de aard
van de te hijsen materialen de ligging van ondergrondse kabels en leidingen
-
1.5. aan de hand van de omgevingsfactoren de terreinomstandigheden vaststellen:
-
1.6. de afmetingen, massa en zwaartepunt van de last inschatten.
-
1.7. de keuze en de soort van het hijsgereedschap vaststellen.
-
1.8. hulp- en uitrustingsstukken aanbrengen aan de mobiele kraan.
-
1.9. de volgende gegevens uit een hijstabel van een mobiele kraan bepalen:
-
1.10. de mobiele kraan veilig en volgens de gebruiksaanwijzing opstellen, rekening houdend
met de omgevingsfactoren.
-
1.11. controleren of de juiste waarschuwingstekens of -borden op en om de kraan zijn aangebracht.
-
1.12. de wijze van uitvoering van het werk vaststellen.
-
2. De kandidaat kan hijsmiddelen en uitrustingsstukken herkennen, benoemen en controleren
op veiligheidseisen RV-1
-
3. De kandidaat kan werk uitvoeren met een mobiele kraan. KO-opdracht RV-12
-
3.1 De kandidaat kan hijswerkzaamheden uitvoeren met een mobiele kraan.
-
3.1.1 hijswerkzaamheden met de mobiele kraan uitvoeren.
-
3.1.2 wettelijk voorgeschreven hand- en armseinen geven en aan ontvangen hand- en armseinen
het juiste gevolg geven.
-
3.1.3 communiceren met behulp van portofoons.
-
3.1.4 op basis van vorm, massa en materiaal van de te hijsen last de benodigde hijsgereedschappen
kiezen.
-
3.1.5 het hijsgereedschap controleren op:
-
• de weergave van de toegestane werklast op het hijsgereedschap
-
• visuele beschadigingen of manco’s
-
• aanwezigheid van een CE-markering, certificaat en inspectierapport
-
3.1.6 de hijstabel controleren of de mobiele kraan de werkzaamheden kan uitvoeren.
-
3.1.7 3.1.7. met de mobiele kraan een last optoppen en aftoppen.
-
3.1.8 met de mobiele kraan een last in een doel plaatsen.
-
3.1.9 met de mobiele kraan een last tussen obstakels door manoeuvreren.
-
3.1.10 met de mobiele kraan een slingerbeweging beheersen.
-
3.1.11 met een mobiele kraan een last van horizontaal naar verticaal verplaatsen.
-
3.2. De kandidaat kan hijsgereedschappen bevestigen aan een mobiele kraan.
Hijsgereedschappen aan de kraanhaak bevestigen en met behulp daarvan een last aanslaan.
-
3.3. De kandidaat kan zelfstandig een mobiele kraan verplaatsen.
-
3.4. De kandidaat kan een mobiele kraan na hijswerkzaamheden volgens de bedrijfsvoorschriften
achterlaten.
Na afloop van de werkzaamheden de mobiele kraan op de juiste wijze achterlaten conform
de wettelijke voorschriften.
-
4. De kandidaat kan de veiligheids- en milieuaspecten van het werken met een mobiele
kraan benoemen en interpreteren. RV-2
-
5. De kandidaat kan de onderhouds- en storingsaspecten van een mobiele kraan herkennen,
interpreteren en benoemen. RV-5, PV-1
10.2 Beoordelingsmethode
Het theorie-examen wordt schriftelijk afgenomen en bestaat uit 50 meerkeuzevragen
op basis van de toetstermen zoals omschreven in punt 10.1. Het theorie-examen wordt
uitsluitend verstrekt vanuit de TCVT-itembank. De maximale tijd om het theorie-examen
af te leggen bedraagt 90 minuten. De maximale waardering voor de meerkeuzevragen is
50 punten (1 punt per goed antwoord). Een kandidaat is geslaagd indien hij 40 punten
of meer heeft behaald en alle KO-vragen goed heeft beantwoord. Het resultaat wordt
in een voldoende/onvoldoende tot uiting gebracht. Het praktijkexamen wordt uitsluitend
verstrekt vanuit de TCVT-itembank. De examenopdrachten moeten binnen 240 minuten worden
uitgevoerd. De TCVT examinatoren-instructie bepaald de beoordeling van het praktijkexamen.
De volgende zaken komen op het praktijkexamen aan de orde:
Algemeen
De kandidaat wordt ingelicht welk type machine hij kan verwachten.
-
– Heeft de kandidaat instructie gehad over de machine waar examen mee wordt gedaan?
Zo niet dan geen examen afnemen!
-
– De kandidaat wordt verteld wat de maximale tijdsduur van het examen is.
-
– Bij een vermoeden van onvoldoende kennis bij de kandidaat moet de examinator de kandidaat
bevragen naar de motivatie van zijn keuzes.
-
– De examenopdracht wordt in het bijzijn van de kandidaat bekend gemaakt (uit de verzegelde
envelop gehaald).
-
– Indien een kandidaat tijdens het examen een KO heeft gekregen, wordt dit pas NA het
examen meegedeeld.
Proces Verbaal
De examinator moet altijd een proces verbaal invullen, ook als er geen bijzonderheden
te vermelden zijn. De CKI neemt geen verzoeken tot verstrekking van het certificaat
van vakbekwaamheid in ontvangst zonder een bijgaand proces-verbaal. Op het proces-verbaal
staat ook de tijdsduur van het afgenomen examen. Indien het examen 30 minuten of eerder
gereed is dan de aangegeven tijd, dient de reden hiervan expliciet in het proces verbaal
te worden opgenomen.
Het praktijkexamen betreft de volgende onderdelen:
-
1. kennismaken en doornemen opdracht
-
2. aanvangscontrole van de mobiele kraan en de daarbij behorende documenten
-
3. onderhoud en werking van de mobiele kraan
-
4. hijsgereedschap
-
5. positioneren op de hijsplek en gebruiksklaar maken van de mobiele kraan (KO-opdracht)
-
6. hijsopdracht 1 (KO-opdracht)
-
7. assisteren last verplaatsen
-
8. hijsopdracht 2 (KO-opdracht)
-
9. mobiele kraan achterlaten
10 veiligheid (KO-onderdeel)
10.3 Cesuur
Waardering resultaat
Het resultaat van zowel het theorie- als het praktijkexamen wordt in voldoende/onvoldoende
tot uiting gebracht. Kandidaten die voor het onderdeel theorie of praktijk of beide
onderdelen geen voldoende hebben behaald, hebben recht op een herexamen. Hierbij gelden
de eisen zoals gesteld in artikel 4.2
Geldigheidsduur van het resultaat van het examen
Een kandidaat kan tot uiterlijk 6 maanden na het behalen van een voldoende resultaat
voor zijn praktijk- of theorietoets, herexamen doen voor het nog als onvoldoende gekwalificeerde
examengedeelte theorie of praktijk. In dit geval kan de kandidaat, binnen de gestelde
termijn van 6 maanden, maximaal twee maal een herexamen aanvragen. Hierna, of na het
verstrijken van de termijn, moet een volledig examen (zowel theorie als praktijk)
worden afgelegd. Er is geen maximum verbonden aan het aantal gecombineerde praktijk-
en theorie-examens.
Cesuur praktijk
Bij het praktijkexamen dient voor alle onderdelen een voldoende gehaald te worden.
Elk onderdeel wordt beoordeeld aan de hand van een beoordelingsprotocol. Hierop is
het algoritme van de handelingen die de kandidaat moet verrichten beschreven. Aan
de verschillende handelingen zijn beoordelingscriteria toegevoegd en een puntenwaardering.
Elk onderdeel kent zo een puntenwaardering die is vastgelegd op het beoordelingsprotocol.
Om een voldoende te halen dient voor elk onderdeel minimaal 70% van de punten gescoord
te worden en mag de kandidaat geen KO te hebben.
11. Hercertificatie
11.1 Toetstermen hercertificatie
Om als certificaathouder voor hercertificatie in aanmerking te komen, dient te worden
aangetoond dat in die vijf (5) jaar door de certificaathouder aan alle volgende voorwaarden
is voldaan:
-
1. Scholing:
-
– Twee (2) scholingsdagen (4 dagdelen) zijn gevolgd bij een door TCVT erkend scholingsinstituut,
en
-
– één scholingsdag (2 dagdelen) wordt gevolgd in de eerste 36 maanden van de periode
van vijf jaar, en
-
– de tweede scholingsdag wordt gevolgd na de 36ste maand van de periode van vijf jaar,
en
-
– in de scholingsdagen zijn alle eindtermen en actuele ontwikkelingen m.b.t. dit schema
opgenomen, en
-
– van de gevolgde scholing ontvangt de deelnemer een bewijs van deelname van de TCVT
erkende opleider en wordt dit aangetekend in het TCPR-boekje.
-
2. Praktijkervaring:
-
– in de periode van vijf (5) jaar dat het certificaat geldig is, moet de certificaathouder
tenminste acht kwartalen hebben gewerkt in de functie die op het certificaat is vermeld,
en
-
– van deze acht kwartalen moeten tenminste twee kwartalen vallen in de laatste drie
jaar van de periode van vijf jaar, en
-
– de praktijkervaring kan worden aangetoond door aantekening van de praktijkervaring
van de certificaathouder in het TCPR-boekje of in het TCVT Praktijkregister. Deze
praktijkervaring moet minimaal elke drie maanden door de werkgever worden getoetst
op waarheid en worden geparafeerd.
Indien de houder niet kan aantonen over voldoende praktijkervaring te beschikken in
de laatste vijf jaar, dan kan hij via een praktijktoets aantonen nog steeds voldoende
vakbekwaam te zijn.
11.2 Beoordelingsmethode
Hercertificatie kan als volgt worden ingevuld:
-
– Indien de positieve hercertificatie beslissing valt binnen twee maanden voor de vervaldatum,
dan is de vervaldatum tevens de ingangsdatum van het hernieuwde certificaat.
-
– Indien de positieve certificatiebeslissing valt voor de twee maanden voorafgaand aan
de vervaldatum, dan is de datum van de certificatiebeslissing de ingangsdatum van
het hernieuwde certificaat.
Wanneer door omstandigheden het persoonscertificaat van de machinist is verlopen zonder
tijdige hercertificatie en de machinist alsnog in het bezit wil komen van een persoonscertificaat
is er een dispensatieregeling mogelijk. Daartoe dient de machinist een aanvraag in
bij een certificatie-instelling. Deze aanvraag wordt vervolgens voorgelegd aan TCVT
Werkkamer 4 Vakbekwaamheid die een advies opstelt. Dit advies wordt vervolgens voorgelegd
aan de certificatie-instelling die aansluitend een besluit neemt over de (her-) verlening
van het persoonscertificaat.
11.3 Controle op de registratie van de praktijkervaring bij hercertificatie
Bij de aanvraag voor hercertificatie dient het origineel TCPR-boekje met de daarin
opgenomen registraties van de praktijkervaring te worden voorgelegd aan de certificatie-instelling.
De ontvangst wordt binnen een kalenderweek bevestigd met een verklaring, waarmee opdrachtgevers
kunnen worden geïnformeerd over de reden van de afwezigheid van het originele TCPR-boekje.
De CKI controleert de registraties en toetst of voldaan wordt aan de vereiste praktijkervaring
en bericht de aanvrager binnen een kalenderweek over het resultaat. Bovendien zal
de certificatie-instelling ongeacht of het een machinist als werknemer of als zelfstandige
machinist betreft, bij de aanvraag voor hercertificatie, onaangekondigd een 5% steekproefsgewijze
controle uitvoeren op de betrouwbaarheid van de invulling van praktijkervaring. Voor
de registratie van de praktijkervaring dient er een deugdelijke administratie gevoerd
te worden. Deze dient minimaal 5 jaar beschikbaar te blijven.
12. Het certificaat
Gegevens:
Minimaal dienen de volgende gegevens op het certificaat vermeld te zijn:
-
• Naam van de gecertificeerde persoon incl. geboorte datum;
-
• Eenduidig documentnummer;
-
• Naam van de CKI die het certificaat verleend heeft;
-
• Referentie naar de normen waaraan getoetst wordt;
-
• Scope van het certificaat, inclusief de geldigheidscondities;
-
• De ingangsdatum van het certificaat en de datum waarop het certificaat ophoudt geldig
te zijn.
Teksten:
Op het certificaat dient vermeld te worden, dat de CKI verklaard dat de betreffende
persoon voldoet aan de eisen uit het werkveldspecifieke certificatieschema en indien
relevant of het ging om een hercertificatie.
13. Geldigheidscondities
Gedurende de looptijd gelden de volgende condities waar de certificaathouder zich
aan moet houden. Indien niet voldaan wordt aan deze condities kan dit consequenties
hebben voor het certificaat. Na een positief certificatie besluit ontvangt de kandidaat
binnen 4 weken een TCVT-certificaat en een TCPR-boekje. Beide documenten zijn wettig
bewijsmiddel. De gegevens (inclusief intrekking van het certificaat) van de deelnemer
worden geregistreerd in het TCVT personenregister.
Verwijdering uit het register
Onderstaand zijn de condities aangegeven voor de verwijdering uit het TCVT certificaatregister.
Certificaathouders die niet voldoen aan de eisen die met het certificaat samenhangen,
worden verwijderd uit het register van certificaathouders. De volgende redenen kunnen
leiden tot verwijdering uit het register:
-
a. Het niet kunnen aantonen werkzaam te zijn als machinist in de beroepsspecialisatie
waarvoor het certificaat geldig is.
-
b. Het niet nakomen van verplichtingen jegens de certificatie-instelling;
-
c. Het misbruik maken of laten maken van het certificaat;
-
d. Het verstrekken van onvolledige of onjuiste gegevens aan de certificatie-instelling;
-
e. Het ongeschikt blijken voor de uitoefening van de met het certificaat samenhangende
beroepsvaardigheden;
-
f. Het niet voldoen aan de eisen zoals geformuleerd onder hercertificatie (11).
Deze condities dienen te zijn opgenomen in de certificatieovereenkomst tussen certificatie
instelling en certificaathouder.
Overige voorwaarden voor certificaathouders
De houder van het certificaat dient misbruik van het certificaat door derden tegen
te gaan en vermissing van dit certificaat schriftelijk binnen 10 dagen aan de certificatie-instelling
te melden. De houder van het certificaat machinist verticaal transport is verplicht
veranderingen van woonplaats en huisadres schriftelijk te melden aan de certificatie-instelling.
De houder van het certificaat machinist verticaal transport dient door derden tegen
hem/haar ingediende klachten, die met de strekking van dit certificaat verband houden,
te melden aan de certificatie-instelling die het betreffende certificaat heeft afgegeven.
BIJLAGE 8, BEHOREND BIJ DE MINISTERIËLE REGELING VAN 19 JULI 2012, NR. G&VW/GW/2012/10964,
HOUDENDE WIJZIGING VAN DE ARBEIDSOMSTANDIGHEDENREGELING IN VERBAND MET DE GEFASEERDE
INVOERING VAN HET STELSEL VAN CERTIFICATIE (FASE 3)
Bijlage XVIIh behorend bij artikel 7.7, tweede lid onder h, Arbeidsomstandighedenregeling
Werkveldspecifiek certificatieschema voor het persoonscertificaat Machinist Grote
Funderingsmachine
Document: WSCS-VT Machinist Grote Funderingsmachine: 2012, versie 01
Onder beheer van:
CCvD-TCVT
p/a Stichting TCVT
Postbus 154
3990 DD Houten
www.TCVT.nl
INHOUD
1.
|
INLEIDING
|
133
|
2.
|
DEFINITIES
|
133
|
3.
|
Werkveldspecifieke kenmerken
|
134
|
4.
|
Certificatiereglement
|
138
|
5.
|
Examenreglement
|
141
|
6.
|
Toezicht
|
143
|
|
|
|
|
DEEL II: NORMEN
|
145
|
7.
|
Onderwerp van certificatie
|
145
|
8.
|
Entreecriteria
|
145
|
9.
|
Eindtermen
|
145
|
10.
|
toetsmethodiek bij initiële certificatie
|
147
|
11.
|
Hercertificatie
|
151
|
12.
|
Het certificaat
|
152
|
13.
|
Geldigheidscondities
|
152
|
1. Inleiding
Dit werkveldspecifieke certificatieschema voor personen is door het CCvD-TCVT opgesteld.
Het betreft certificatie van vakbekwaamheid op het gebied van veilig werken door een
machinist met een grote funderingsmachine. Door het ministerie van SZW is het schema
vastgesteld. Dit vastgestelde schema vervangt daarmee eerdere versies.
De te certificeren vakbekwaamheid betreft het veilig uitvoeren van funderings- en/of
hijswerkzaamheden op bouwplaatsen met een funderingsmachine:
-
• met een eigen massa inclusief uitrusting en funderingselement van gelijk aan of
-
• meer dan 30 ton, of
-
• met een totale hoogte van gelijk aan of meer dan 10 meter, of
-
• die funderingselementen gelijk aan of langer dan 10 meter verwerkt.
Het certificatiesysteem van de certificatie-instelling (CKI) moet zijn gestructureerd
in overeenstemming met de eisen uit de WDAT-VT-Personen: 2012, versie 1 in het kader
van verticaal transport.
2. Definities
Begrip of afkorting
|
:
|
Betekenis
|
Aanvrager van een
certificaat
|
:
|
De (rechts)persoon die bij de certificatie-instelling een aanvraag doet voor het afgeven
van een persoonscertificaat van vakbekwaamheid.
|
Aanwijzing
|
:
|
Aanwijzing van een instelling bij of krachtens wettelijk voorschrift door de minister
van SZW.
|
Beoordeling
|
:
|
Beoordeling (initiële, of her-) door de CKI op basis van het door de minister van
SZW vastgestelde WDA&T.
|
BHST
|
:
|
Stichting die een wettelijke certificatieregeling beheert: TCVT.
|
Centraal College van Deskundigen (CCvD)
|
:
|
Het college, onderdeel van en/gefaciliteerd door BHST, dat belanghebbende partijen
in een bepaalde sector of branche de mogelijkheid biedt tot deelname bij het opstellen
en onderhouden van werkveldspecifieke documenten op zodanige wijze dat sprake is van
een evenwichtige en representatieve vertegenwoordiging van deze partijen. In casu
het CCvD-TCVT.
|
Centrale Examen Commissie (CEC)
|
:
|
Commissie binnen de structuur van de BHST die een centrale itembank ontwikkelt en
beheert.
|
Certificaat
|
:
|
Een certificaat in de zin van artikel 20 Arbowet en artikel 7 Warenwet (artikel 6e
Warenwetbesluit machine).
Daarnaast moet een certificaat beschouwd worden als een verklaring van overeenstemming
(conformiteitsverklaring) zoals bedoeld in relevante ISO en EN normen.
|
Certificaathouder
|
:
|
Persoon die in het bezit is van een geldig wettelijk verplicht certificaat.
|
Certificatieproces
|
:
|
Alle activiteiten via welke een CKI beoordeelt en besluit of een persoon, product
of systeem voldoet en blijft voldoen aan de normen, zoals opgenomen in het werkveldspecifieke
certificatieschema.
|
Certificatiereglement
|
:
|
Bepalingen voor de uitvoering van het certificatieproces en de relaties tussen kandidaat
en CKI.
|
Certificatiesysteem
|
:
|
Set van procedures en middelen benodigd om het certificatieproces uit te voeren per
certificatieschema, dat leidt tot de uitgifte van een certificaat van vakbekwaamheid,
inclusief onderhoud.
|
Certificerings en
Keuringsinstelling (CKI)
|
:
|
Kalibratie- of conformiteitsbeoordelingsinstellingen zoals certificatie-instellingen,
keuringsdiensten van gebruikers, laboratoria, inspectie-instellingen en testinstituten.
|
Cesuur
|
:
|
De grens tussen de hoogste toetsscore waaraan een onvoldoende en de laagste toetscore
waaraan een voldoende wordt toegekend.
|
Competentie
|
:
|
Gedemonstreerd vermogen om kennis en vaardigheden toe te passen en, waar relevant,
gedemonstreerde persoonlijke eigenschappen, zoals gedefinieerd in het certificatieschema.
|
Controle
|
:
|
Periodieke beoordeling door de CKI’s tegen de voor beoordeling geldende regels van
de minister (WDA&T).
|
Eindtermen
|
:
|
Een omschrijving van het geheel aan kennis, vaardigheden en houdingen van een specifiek
vakbekwaamheidgebied ten behoeve van het toetsen van examenkandidaten.
|
Entreecriteria
|
:
|
Criteria, zoals vooropleiding en werkervaring, waaraan de kandidaat moet voldoen om
toegelaten te worden tot het certificatieproces.
|
Examen
|
:
|
Het geheel van toetsopgaven (toetsvragen en/of toetsopdrachten), bedoeld om de individuele
kandidaat te kunnen beoordelen in de mate waarin hij of zij aan de eindtermen conform
de normen voldoet.
|
Examencommissie
|
:
|
Commissie binnen de structuur van de CKI onder wiens verantwoordelijkheid de examens
worden afgenomen.
|
Examenprotocol
|
:
|
Bepalingen voor de uitvoering van examens in de relatie tussen de BHST en de exameninstelling.
|
Examenreglement
|
:
|
Bepalingen voor de uitvoering van examens in de relatie tussen de kandidaat en de
exameninstelling.
|
Examinatoreninstructie
|
:
|
Bepalingen voor de uitvoering van examens in de relatie tussen de examinator en de
exameninstelling.
|
Funderingselementen
|
:
|
Funderingselementen kunnen bestaan uit materiaal zoals hout, kunststof, beton (geprefabriceerd
of in het werk gestort) of staal (buizen of profielen). Bovendien kunnen funderingselementen
een verbindingsstuk hebben om het mogelijk te maken ze te verlengen.
|
Funderingsmachine
|
:
|
Machine geschikt voor de volgende toepassingen:
– het aanbrengen van funderingen, afsluitende en/of kerende wanden, gronddraagkrachtverbeteringen
enz. door gebruik van palen of andere langwerpige elementen;
– het verwijderen van palen of andere langwerpige elementen;
– het installeren van drainage- of injectie-elementen.
|
Funderingsmachine groot
|
:
|
Funderingsmachine:
– met een eigen massa inclusief uitrusting en funderingselement van gelijk aan of
meer dan 30 ton, of
– met een totale hoogte van gelijk aan of meer dan 10 meter, of
– die funderingselementen gelijk aan of langer dan 10 meter verwerkt.
|
Funderingsmachine klein
|
:
|
Funderingsmachine:
– met een eigen massa inclusief uitrusting en funderingselement van minder dan 30
ton, en
– met een totale hoogte van minder dan 10 meter, en
– die funderingselementen korter dan 10 meter verwerkt.
|
KO
|
:
|
Knock-out: onjuist antwoord op een examenvraag die direct tot gevolg heeft dat de
kandidaat voor het betreffende examenonderdeel zakt.
|
Lastmoment
|
:
|
Het product van de last en de horizontale afstand tussen de verticale projectie van
de hartlijn van de hijshaak en het hart van de draaikrans of het punt of de lijn gelegen
midden tussen de gunstige kantellijn aan de lastzijde en de ondersteuning van de onderwagen
die zich tijdens bedrijf het verst van die kantellijn vandaan bevindt.
|
Risicoanalyse
|
:
|
Analyse waaruit motivatie voor keuzes in werkveldspecifiek probleemgebied, blijkt,
op te nemen in het beoogde certificatieschema.
|
TCPR
|
|
TCVT Certificatie Personen Register
|
Toezicht
|
:
|
Het verzamelen van de informatie over de vraag of een handeling of zaak voldoet aan
de daaraan gestelde eisen, het zich daarna vormen van een oordeel daarover en het
eventueel naar aanleiding daarvan interveniëren.
|
TSJ
|
|
TCVT Schema Journaal: annotatie op een TCVT schema.
|
Vakbekwaamheidsgebied
|
:
|
Aanduiding van het werkveld, de functie, of een geheel aan taken waar bepaalde vakbekwaamheidseisen
op betrekking hebben.
|
Vakbekwaamheidseisen
|
:
|
De eisen die, binnen een bepaald werkveld of een bepaalde beroepsgroep, gesteld worden
aan personen met betrekking tot hun kennis, vaardigheden en houdingen inzake specifieke
handelingen of taken.
|
Verklaring
|
:
|
De EG-verklaring van typeonderzoek of EG-verklaring overeenstemming als bedoeld in
het bij of krachtens de Machinerichtlijn of enige andere EU-product-richtlijn bepaalde.
|
Werkveldspecifiek certificatieschema
|
:
|
Term gebruikt door SZW voor een certificatieschema dat door de minister van SZW is
geaccepteerd te gebruiken binnen een specifieke aanwijzing als CKI voor personen,
producten of systemen.
|
WDAT-VT-Personen
|
:
|
Werkveldspecifiek document voor aanwijzing en toezicht (WDA&T) op de certificatie-
en keuringsinstellingen die personen certificeren in het kader van verticaal transport.
Document: WDAT-VT-Personen: 2012, versie 01.
|
WDAT-VT-Producten
|
:
|
Werkveldspecifiek document voor aanwijzing en toezicht (WDA&T) op de certificatie-
en mobiele kranen, torenkranen en/of hijs- en hefwerktuigen voor beroepsmatig personenvervoer
en/of tijdelijke personen(bouw)liften periodiek keuren in het kader van verticaal
transport.
Document: WDAT-VT-Producten: 2012, versie 01.
|
3. Werkveldspecifieke kenmerken
Hijsen is een risicovolle beroepsactiviteit. Om het maatschappelijke belang -veiligheid
en gezondheid van en rondom de arbeid- te waarborgen, is door de overheid gekozen
voor een wettelijk verplichte certificatieregeling voor de borging van de vakbekwaamheid
van machinist mobile kraan.
3.1 Beschrijvingschema
Het WSCS-VT Machinist Grote Funderingsmachine is door TCVT voorgesteld en door het
ministerie van SZW -inclusief eventuele aanpassingen- vastgesteld. De minister van
SZW kan ook op eigen initiatief wijzigingen aanbrengen in de vastgestelde documenten.
Dit vastgestelde schema vervangt eerdere versies.
3.2 Actieve partijen
Binnen het kader van dit werkveldspecifieke certificatieschema zijn actief:
3.3 Risicoanalyse en afbreukrisico
Het uitvoeren van funderingswerken is een risicovolle activiteit. Er zijn in het proces
van werkzaamheden met grote funderingsmachines verschillende omstandigheden te onderscheiden
met daarbij behorende specifieke risico’s: Het uitvoeren van funderingswerken is een
risicovolle activiteit. Er zijn in het proces van werkzaamheden met funderingsmachines
verschillende omstandigheden te onderscheiden met daarbij behorende specifieke risico’s:
Tijdens het monteren en demonteren
Tijdens het monteren en demonteren wordt in het algemeen gewerkt zijdelings van de
bouwplaats of op de bouwstraat. Er wordt vaak gebruik gemaakt van een mobiele kraan,
autokraan of wiellader. Ook wordt de basismachine gebruikt voor laden, lossen en uitleggen
van de te monteren makelaar en/of giekdelen. Er zijn geen extra risico’s voor het
personeel en de machines welke met deze werkzaamheden bezig zijn. Als wordt gewerkt
binnen het valbereik van een andere funderingsmachine moet het uitvoerende personeel
van deze machine steeds bij een verhoogd risico de personen bij de op te bouwen machine
hiervan in kennis stellen.
Tijdens het oprichten en strijken
Tijdens het oprichten en strijken van de machine mogen geen andere werkende machines
noch andere dan bij het funderingswerk betrokken personen binnen het valbereik van
de machine aanwezig zijn.
Bij het uitleggen en verplaatsen van rijplaten en/of draglineschotten
Bij het uitleggen en verplaatsen van rijplaten en/of draglineschotten mogen zich geen
personeel en machines binnen de draaicirkel van de machine en de last bevinden. Alleen
degene die aanwijzingen geeft aan de machinist bevindt zich nabij de last en in het
zichtveld van de machinist. De machine heeft een hoger risico, daar zowel versnellings-
en vertragingsmomenten als schuine reeptrek kunnen optreden. Overige personen en machines
dienen te worden gewaarschuwd. Het is aan te bevelen deze werkzaamheden uit te voeren
als (de) andere machine(s) stil staan of onder optimaal veilige werkomstandigheden
opereren.
In verband met de stabiliteit van de machine en de beloopbaarheid door het personeel
dienen de draglineschotten bij voorkeur aaneengesloten te liggen.
Bij het verplaatsen van de machine naar een (andere) werklocatie (ook van paal naar
paal)
Voor het verplaatsen van de machine naar een werklocatie (ook van paal naar paal)
geldt in principe hetzelfde als voor het uitleggen en verplaatsen van rijplaten en
draglineschotten.
Bij het in- en uithijsen van funderingselementen en/of grondstoffen
Bij in- en uithijsen van funderingselementen en/of grondstoffen moet eveneens worden
gehandeld als bij het uitleggen en verplaatsen van rijplaten en draglineschotten.
Het hijsen van funderingselementen zoals palen, buizen, damwanden, wapeningskorven
enz., welke meestal een grote lengte hebben, mag alleen geschieden als niet bij het
funderingswerk betrokken personen en machines buiten het valbereik van het funderingelement
blijven. Ook mogen andere funderingsmachines binnen het valbereik van de machines
niet tegelijkertijd funderingselementen hijsen.
Tijdens het installeren of verwijderen van funderingselementen
In het algemeen is dit de veiligste situatie. Tijdens het installeren of verwijderen
van funderingselementen staat de funderingsmachine in principe in ruststand. Het heiblok,
de boormotor of de vibrator is in de regel geleid langs een makelaar of leider welke
is afgesteund op de grond (of een schot). De makelaar of leider dient alleen voor
het geleiden van het heiblok enz. De krachten op de machine welke de stabiliteit beïnvloeden
zijn stabiel en minimaal (geen versnellings- en vertragingsmomenten, geen schuine
reeptrek enz.). Het kantelmoment is voor de gekozen werksituatie berekend en als veilig
te beschouwen, er treden immers geen dynamische belastingen uit beweging(en) van de
machine zelf op. De machine ondervindt, afgezien van de windbelasting, nagenoeg alleen
statische belastingen.
Tijdens het uitvoeren van werkzaamheden met een hulpkraan, graafmachine, wiellader
enz.
Werkzaamheden met een hulpkraan, graafmachine, wiellader enz. worden uitgevoerd volgens
aanwijzingen van een daarvoor aangewezen deskundige persoon, die voor deze werkzaamheden
duidelijke instructies geeft volgens een vooraf vastgesteld en besproken schema.
-
1. Opstelling(skeuring)
-
2. Toestand van het werkterrein
-
3. Instabiliteit van de machine
-
4. Hijsen
-
5. Funderingsmachines in elkaars valbereik
Ad 1. Opstelling(skeuring)
Volgens artikel 7.4a van het Arbeidsomstandighedenbesluit dient bij iedere montage
van een arbeidsmiddel, dus ook voor alle demontabele funderingsmachines, op een nieuwe
locatie een (opstellings-)keuring uitgevoerd te worden door een deskundige. Een opstellingskeuring
dient uitgevoerd te worden na iedere montage op een nieuwe locatie. Uitgangspunt daarbij
is dat de machine, het hulpmaterieel en de uit te voeren werkzaamheden alsmede de
bouwlocatie worden beoordeeld op een veilige uitvoering binnen de gestelde capaciteitseisen.
Deze keuring kan worden uitgevoerd door een door de gebruiker aan te wijzen deskundige.
Een deskundige is een voldoende opgeleid en ter zake kundig persoon, die bevoegd is
inspectie-, beproevings- of keuringswerkzaamheden te verrichten. Als deskundige kan
worden aangemerkt de machinist van de funderingsmachine, in bezit van het certificaat
machinist grote funderingsmachine.
Ad 2. Toestand van het werkterrein
Een vlak en draagkrachtig bouwterrein is van groot belang voor de begaanbaarheid en
beloopbaarheid. De conditie van het bouwterrein is direct van invloed op de stabiliteit
van het in te zetten materieel, maar ook op de arbeidsomstandigheden van het betrokken
personeel. Helaas komen er nog elk jaar ongelukken voor door omvallend materieel,
soms zelfs met dodelijke afloop. Verder leiden slechte arbeidsomstandigheden tot onder
andere nek- en rugklachten en klachten aan het bewegingsapparaat.
Om de risico’s die voortvloeien uit slechte begaanbaarheid van bouwterreinen te beheersen
vindt eerst – dit ter beoordeling van een deskundige – een normvaststelling plaats
aan de hand van de meet- en beoordelingsmethode volgens CUR/CROW/Arbouw 2004-1.
Een deskundige is een voldoende opgeleid en ter zake kundig persoon, die bevoegd is
inspectie-, beproevings- of keuringswerkzaamheden te verrichten. Als deskundige kan
worden aangemerkt de machinist van de funderingsmachine, in bezit van het certificaat
machinist grote funderingsmachine.
Ad 3. Instabiliteit van de machine
Funderingsmachines hebben over het algemeen een hoogliggend zwaartepunt. De stabiliteit
van deze machines wordt beïnvloed door verschillende factoren. Hierbij is de stabiliteit
van de ondergrond in de eerste plaats van belang en dient deze volgens de bestaande
methoden te worden bepaald.
De machine (en de giek) worden instabiel door het uitvoeren van de funderingswerkzaamheden,
het hijsen en zwenken. Er is dan sprake van grote drukverplaatsingen door de machine.
Instabiliteit kan leiden tot het wegzakken c.q. omvallen van de machine. Een van de
oplossingen is het werken op goede schotten. Daarnaast zorgen overbelasting en het
werken bij zware wind voor problemen.
Ad 4. Hijsen
Voor het dagelijks gebruik (waaronder hijsen), onderhoud en het opbouwen en afbreken
van de funderingsmachine zijn de instructieboeken van de desbetreffende machine maatgevend.
De aanwijzingen die hierin vermeld staan dienen te allen tijde opgevolgd te worden,
tenzij er aanvullende of alternatieve instructies zijn opgesteld door het funderingsbedrijf.
Hijsen met de funderingsmachine is alleen toegestaan als de machine als hijskraan
is ingericht, beveiligd en gekeurd.
Als de machine niet als hijskraan is ingericht, is hijsen alleen toegestaan voor:
-
− laden en lossen alsmede monteren en demonteren van bij de machine behorende uitrustingsstukken;
-
− lossen en overslaan van palen, damwanden, wapeningen, etc., welke met de machine verwerkt
worden;
-
− draglineschotten (max. 1 meter boven maaiveld).
Voor alle configuraties van de machine, waarbij hijsen mogelijk is, dienen capaciteitstabellen
aanwezig te zijn.
Hijs- en hefgereedschappen
Gekeurde en gecertificeerde middelen waarmee een last aan een hijs- of hefwerktuig
wordt bevestigd voor het hijsen of heffen van lasten. Voorbeelden van hijsgereedschappen
zijn: sluitingen, kettingen, staaldraadstroppen, hijsbanden, hijsbalken en klemmen.
Hijsbanden mogen worden toegepast in die gevallen waarbij voldoende afronding aanwezig
is (zoals buizen) en waarbij voldoende wordt aangetoond dat geen overbelasting optreedt.
Stalen buizen, staalprofielen en damwanden hijsen
Voor het hijsen van stalen buizen, staalprofielen en damwanden zijn uitsluitend de
onderstaande methoden toegestaan:
-
− Een rijgende grommer, welke om het element wordt gestropt en tegen verschuiven wordt
geborgd middels een opgelaste borgstrip of een op het damwandslot geklemde borgslot
of een naar de voet van het element lopende strop met voethaak.
-
− Een strop met een vaste stalen beschermbeugel welke door een gat in de bovenzijde
van het element wordt gestoken en aan een klephaak of sluiting wordt bevestigd.
-
− Een Quick Release Shackle (QRS = afstandsbediende sluiting) welke aan het element
wordt bevestigd door een gat in de bovenzijde van het element en aan een klephaak
of sluiting is opgehangen. Deze QRS mag nooit tijdens het heien of trillen aan het
element bevestigd blijven. Een QRS is ongeschikt voor het werken in combinatie met
een ingeschakelde vibrator. Er dient voor gezorgd te worden dat het element te allen
tijde geborgd blijft.
Het positioneren van een paal onder de funderingsmachine
Met het inhijsen van een op de grond liggende paal naar de verticale positie onder
het blok zijn veiligheidsrisico’s gemoeid. De last kan door een verkeerde werkmethode
of door het bezwijken van hijsgereedschap (om)vallen. Dit geldt zowel voor betonpalen
als andere langwerpige funderingselementen die onder het heiblok worden geplaatst
en die aan de bovenzijde uitsluitend door de muts worden omsloten.
De paaltakel moet het gewicht van de paal plus het gewicht van het heiblok en muts
kunnen opnemen, tenzij er voorzieningen zijn die het optreden van deze belastingen
voorkomen. In dat geval kan het heiblok op de paal worden afgezet en kan het gezamenlijke
gewicht met de paaltakel worden beheerst. De wijze van stroppen en aanslaan luistert
zeer nauw. Voor het vanuit de horizontale toestand hijsen van palen enz. naar de verticale
positie onder het heiblok, het trilblok enz. is het gebruik van kettingen niet toegestaan.
In de regel wordt een paal/langwerpig funderingselement met twee takels (resp. paaltakel
en punttakel) gehesen. Bij het hijsen moet worden voorkomen dat schuine reeptrek optreedt.
Hijsen van draglineschotten
Doordat funderingsmachines vaak op draglineschotten staan, kunnen deze schotten verzakken
in de grond. De hijsogen zijn daardoor moeilijk bereikbaar. Het hijsen met haken met
veiligheidskleppen kan problematisch zijn. Daarom is het hijsen met open haken in
deze gevallen toegestaan, mits niet hoger dan 1 meter boven maaiveld.
Ad 5. Funderingsmachines in elkaars valbereik
Het werken van machines en personen in elkaars directe omgeving leidt altijd tot een
verhoogd risico. Het is altijd veiliger als deze situaties worden vermeden. Toch kan
niet altijd worden voorkomen dat economische en/of planmatige omstandigheden leiden
tot de keuze van een werkwijze, waarbij zulke situaties noodzakelijk of zelfs onvermijdelijk
zijn.
Indien in dergelijke situaties de volgende maatregelen worden getroffen, kan het werken
binnen het valbereik van funderingsmachines, maar ook het werken met hijskranen en
mobiele kranen, waarbij gevaar door omvallen aanwezig is, tot een aanvaardbaar risico
worden teruggebracht.
De risico’s moeten worden onderkend, vastgelegd in een TRA (taak-/risicoanalyse),
besproken met betrokkenen en dienovereenkomstige maatregelen (m.n. draagkrachtig werkniveau)
worden genomen dat het risico van omvallen, aanstoten etc. tot bijna nihil wordt teruggebracht.
Het funderingsbedrijf dient zijn personeel duidelijk te instrueren en de hiervoor
genoemde risico’s en aanbevelingen ter voorkoming van gevaren vast te leggen in werkinstructies.
4. Certificatiereglement
4.1 Doelstelling
Dit reglement omschrijft de procedures die relevant zijn voor het juist toepassen
van het specifieke schema. Hierbij moet gedacht worden aan onder meer procedures van
aanvraag, de examinering, de wijze waarop de uitslag bekend gemaakt wordt en condities
met betrekking tot de certificatie, de afgifte van certificaten/verklaringen, procedures
bij het uitvoeren van keuringen, klachtenafhandeling en het indienen van een verzoek
om herziening.
4.2 Certificatieprocedure
De kandidaat machinist grote funderingsmachine dient bij een CKI, in overeenstemming
met dit certificatiereglement, een aanvraag in voor het persoonscertificaat machinist
grote funderingsmachine. Vervolgens verstrekt de CKI alle relevante informatie over
de gang van zaken bij het gehele certificatieproces.
4.3 Certificatiebeslissing
De certificatiebeslissing wordt genomen door een functionaris van de CKI die niet
betrokken is geweest bij de beoordeling van de kandidaten en daartoe is gekwalificeerd
en aangesteld conform het kwaliteitssysteem en de procedures die de certificatie-instelling
heeft op grond van het werkveldspecifieke schema voor aanwijzing en toezicht.
4.4 Geldigheidsduur van het certificaat.
De maximale geldigheidsduur van een persoonscertificaat is 5 jaar.
Eerdere intrekking is mogelijk indien de certificaathouder tussentijds niet voldaan
heeft aan de eisen t.a.v. de beheersing van de onder 9. genoemde eindtermen (zie voor
de voorwaarden 4.5).
4.5 Geldigheidscondities
Met betrekking tot de geldigheid van het certificaat worden condities gesteld. Indien
niet voldaan wordt aan deze condities kan dit consequenties hebben voor het certificaat.
Deze condities zijn:
De CKI is bevoegd het certificaat te schorsen en/of in te trekken. De condities en
de wijze waarop daarop door de CKI toegezien dient te worden, worden opgesteld door
de CCvD en vastgelegd in het TCVT protocol ‘schorsing/intrekking’.
4.6 Klachtenregeling
Klachten over de CKI
Een adequate behandeling van klachten is belangrijk voor het creëren van vertrouwen
in certificatie en belangrijk voor de bescherming van zowel de certificaathouders
als de gebruikers van certificaten.
Aan een CKI worden onder meer de volgende eisen gesteld:
Een openbaar toegankelijke klachtenprocedure dient aanwezig te zijn.
-
• de klachtenprocedure bevat minimaal het volgende: een beschrijving van het proces
van ontvangen, onderzoeken en beoordelen van de klacht; de wijze van volgen van de
klacht en acties als vervolg daarop; en de wijze waarop wordt verzekerd dat correctieve
acties worden uitgevoerd.
-
• De beslissing over de reactie op de klacht dient te worden genomen door personen die
niet betrokken zijn bij het onderwerp van de klacht.
-
• Indieners van klachten dienen, indien mogelijk, op de hoogte te worden gehouden van
de ontvangst van de klacht, de voortgang van behandeling en de uitkomst.
Klachten over het bedrijf of de persoon
Indien de CKI klachten van derden, zoals een opdrachtgever, ontvangt over het voldoen
aan dit schema door het bedrijf of de persoon die een aanvraag voor het certificaat
heeft ingediend of certificaathouder is, dient de CKI de klager te verwijzen naar
het bedrijf of de persoon. De CKI dient de klacht te betrekken bij de eerstvolgende
beoordeling bij het betreffende bedrijf of de betreffende persoon.
Echter, indien het naar de mening van de CKI een ernstige klacht betreft, dient de
CKI, naast de behandeling door het bedrijf of de persoon, zelf ook direct te beoordelen
of de klacht gevolgen dient te hebben voor de beslissing m.b.t. certificatie.
In dat geval dient de CKI af te wegen of het gewenst is een extra beoordeling uit
te voeren. De kosten van deze extra beoordeling komen in beginsel voor rekening van
de certificaathouder.
Klachtenregeling
Inleiding
In deze werkinstructie wordt de afhandeling van een klacht besproken. Voor iedere
afzonderlijke klacht wordt een apart klachtenformulier ingevuld.
Werkwijze
Wanneer iemand probeert een klacht telefonisch of mondeling te melden, wordt aan hem/haar
gevraagd deze schriftelijk te verwoorden. Als een klacht schriftelijk binnenkomt wordt
deze meteen naar de kwaliteitsmanager gebracht en indien de klachtafhandelaar duidelijk
is krijgt hij/zij meteen een kopie van de klacht.
De kwaliteitsmanager registreert de klacht op een klachtenformulier en stelt de directeur
CKI op de hoogte van de klacht. De directeur van de CKI wijst de klachtafhandelaar
aan. De kwaliteitsmanager vermeldt de klachtafhandelaar op het klachtenformulier en
brengt de klachtafhandelaar schriftelijk op de hoogte van de klacht. De klachtafhandelaar
informeert de indiener van de klacht schriftelijk over de ontvangst van de klacht.
Eenvoudige zaken
Klachtafhandelaar stuurt klacht door naar betrokken bedrijf/persoon; stelt indiener
op de hoogte legt dossier aan tbv voortgangsbewaking en meenemen afhandeling klacht
door bedrijf/persoon bij eerstvolgende beoordeling.
Ernstige klachten
Klachtafhandelaar beoordeelt de klacht en stelt vast of de klacht een incident betreft
of dat de klacht moet leiden tot een aanpassing in de werkwijze.
Indien het een incident betreft, wordt de indiener daarvan op de hoogte gesteld. De
klachtafhandelaar bedenkt samen met de indiener binnen drie weken na het indienen
van de klacht een oplossing voor de afhandeling en betrekt bedrijf/persoon hierbij.
De oplossing zoals die met de indiener is besproken wordt vastgelegd op het klachtenformulier.
Hier wordt tevens vermeld dat het gaat om een incident.
Indien de klacht een aanpassing van de werkwijze vergt bedenkt de klachtafhandelaar
binnen 10 dagen een verbetervoorstel en bespreekt dit met de kwaliteitsmanager en
betrekt bedrijf/persoon hierbij. Het verbetervoorstel moet een structurele verbetering
inhouden van de werkwijze. Het verbetervoorstel wordt ingevuld op het klachtenformulier.
De klachtafhandelaar stelt de indiener op de hoogte van de afhandeling van de klacht.
De kwaliteitsmanager maakt de gewijzigde werkwijze bekend.
De kwaliteitsmanager start, indien nodig, een vervolgonderzoek naar de invoering van
het verbetervoorstel. De bevindingen worden vastgelegd op het klachtenformulier. Het
klachtenformulier wordt gearchiveerd.
4.7 Bezwaarprocedure
Inleiding
Onderstaand worden de stappen beschreven die nodig zijn voor het afhandelen van een
bezwaarschrift. Een dergelijk bezwaarschrift kan bijvoorbeeld ingediend worden tegen
besluiten van de CKI inzake het niet (opnieuw) verlenen, schorsen of intrekken van
een certificaat.
Werkwijze
Algemeen:
-
• Een door of namens de CKI genomen besluit, dat is een definitieve uitslag of eindoordeel,
wordt schriftelijk ter kennis van de belanghebbende gebracht.
-
• Onder een besluit wordt tevens verstaan het weigeren te beslissen of het niet tijdig
nemen van een beslissing.
-
• De CKI stelt de belanghebbende in haar correspondentie in kennis van de mogelijkheid
van het indien van een bezwaarschrift door middel van de volgende clausule:
‘Ingevolge de CKI procedure ‘bezwaarschriftprocedure’ kan door een belanghebbende
met betrekking tot dit besluit een bezwaarschrift ingediend worden. Daartoe moet
binnen zes weken na de datum van verzending van het besluit een bezwaar worden ingediend
bij de CKI. In het bezwaarschrift moet gemotiveerd worden aangegeven waarom het gegeven
besluit niet juist gevonden wordt. Verzocht wordt bij het bezwaarschrift een kopie
van het bestreden besluit toe te voegen.’
-
• Het bezwaarschrift dient in ieder geval de volgende elementen te bevatten:
Het bezwaar wordt niet-ontvankelijk verklaard:
-
• indien niet aan de gestelde termijn van indienen wordt voldaan. Dit geldt niet als
de indiener aantoont dat hij redelijkerwijs niet in verzuim is geweest
-
• in andere gevallen dan genoemd onder a, als geen gebruik gemaakt wordt van de door
de CKI geboden gelegenheid tot verzuimherstel
-
• het bezwaar wordt verder niet-ontvankelijk verklaard als het, bij het niet van toepassing
zijn van een termijn, onredelijk laat wordt ingediend. Dit geldt uitsluitend wanneer
het bezwaar betrekking heeft op het niet tijdig nemen van een besluit.
-
• Het bezwaarschrift schort de werking van het besluit niet op.
-
• Het bezwaarschrift leidt tot heroverweging van het besluit waartegen het is gericht.
Procedure
-
• De CKI neemt kennis van het bezwaarschrift en bevestigt binnen twee weken de ontvangst.
-
• De CKI biedt gelegenheid tot het horen van de indiener.
-
• Het bezwaarschrift wordt gemeld bij de kwaliteitsmanager die het bezwaar registreert.
-
• Het horen betreft met name de vakinhoudelijke aspecten die geleid hebben tot het besluit
en dient binnen in beginsel zes weken na het vaststellen dat een hoorprocedure aan
de orde is, plaats te vinden.
-
• Het horen kan geschieden door de CKI of door een of meer door de CKI benoemde ter
zaken kundige. Het horen geschiedt door een persoon of personen die niet betrokken
is/zijn geweest bij de voorbereiding van het besluit, en geen binding hebben met de
belanghebbende.
-
• Het horen geschiedt op een door de CKI te bepalen tijdstip binnen de gangbare kantooruren.
-
• Relevante stukken kunnen tot 10 dagen voor de hoorzitting worden ingediend en liggen
gedurende een week voor de zitting ter inzage.
-
• Van het horen wordt afgezien indien het verzoek om herziening kennelijk niet-ontvankelijk
of kennelijk ongegrond is, inmiddels aan het verzoek is tegemoetgekomen, of indien
belanghebbende verklaart hiervan geen gebruik te maken.
-
• Van het horen wordt een verslag gemaakt. Het verslag wordt bij de beslissing op het
bezwaar om herziening gevoegd.
-
• De hoorcommissie brengt tevens advies aan de CKI.
Beslissing op het bezwaarschrift
-
• De CKI beslist aan de hand van de haar ter beschikking staande gegevens binnen zes
weken, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift
is verstreken. De beslistermijn kan eenmaal met ten hoogste 6 weken worden verlengd.
Daarna kan de termijn slechts met toestemming van de belanghebbende worden verlengd.
-
• De CKI zal, bij het gegrond verklaren van het bezwaar, de beslissing herroepen en
een nieuwe beslissing ter zake nemen.
-
• Van haar beslissing op het bezwaar zal de CKI de onderbouwing en motivering aan belanghebbende
meedelen.
Bestuursrechter
-
• Indien de inhoud of strekking van de nieuwe beslissing de belanghebbende hiertoe aanleiding
geeft, dient hij zich in voorkomend geval te wenden tot de bestuursrechter.
-
• De CKI zal de belanghebbende in haar beslissing op bezwaar wijzen op deze mogelijkheid.
4.8 Register voor vakbekwaamheid
De CKI registreert de gegevens van de certificaathouder. Deze gegevens worden conform
de overeenkomst met TCVT tenminste zo vaak als mutaties zich voordoen elektronisch
verzonden aan Bureau TCVT ten behoeve van het TCVT Personenregister, dat wordt opgezet
conform wettelijke bepalingen. Dit register is via internet toegankelijk gemaakt.
De BHST is verantwoordelijk voor het beheer van het register.
4.9 Norminterpretatie
Het CCvD dient te zorgen voor eenduidige norminterpretatie van dit certificatieschema.
Toch kan het voorkomen dat er in de operationele fase verschillende interpretaties
bestaan van één of meerdere in werkveldspecifieke certificatieschema’s gehanteerde
begrippen. Mocht het gebeuren dat certificaathouders, CKI’s of andere belanghebbenden
uiteenlopende definities hanteren en hierover meningsverschillen bestaan, dan dienen
afwijkende interpretaties te worden voorgelegd aan het CCvD.
5. Examenreglement
Dit reglement bevat bepalingen voor de voorbereiding, uitvoering en beoordeling van
examens ten behoeve van het TCVT persoonscertificaat machinist grote funderingsmachine
5.1 Doelstelling
-
• De examinering geschiedt onder verantwoordelijkheid van de CKI en bestaat uit de volgende
delen:
-
• theorie-examen, en praktijkexamen
5.2 De exameninstelling
De exameninstelling dient het examenreglement te hanteren. Hierin zijn de volgende
zaken opgenomen:
-
1. ingangsdatum van het certificaat;
-
2. eventuele entree-eisen voor deelname aan het examen;
-
3. de aanvraagprocedure bij de CKI;
-
4. bevestiging van deelname en oproep;
-
5. identificatie van de deelnemers;
-
6. toelating en afwezigheid;
-
7. examenduur en wijze van examinering;
-
8. gedragsregels voor kandidaten;
-
9. regeling aangepast examen;
-
10. normen voor slagen en afwijzen;
-
11. bekendmaking van de uitslag door de CKI aan de kandidaat;
-
12. bewaartermijn van de examendocumenten zoals uitwerkingen en beoordelingsformulieren;
-
13. inzagerecht;
-
14. geldigheidsduur van het examenresultaat.
Indien de exameninstelling geen organisatorisch onderdeel is van de CKI, hebben beide
zich aan elkaar verbonden door middel van een overeenkomst. De CKI dient zich hierbij
te houden aan artikel 4.5 ‘subcontracting’ van ISO/IEC17024. De CKI is verplicht aan
de BHST te melden dat examens worden afgenomen door een externe exameninstelling en
welke instelling het betreft.
5.3 Eisen te stellen aan het examenpersoneel
Examenpersoneel moet voldoen aan de algemene, vakinhoudelijke en onafhankelijkheidseisen
van de CKI zoals opgenomen in competentieprofielen en andere relevante documenten.
Het selectieproces moet garanderen dat examenpersoneel dat (een deel van) een examen
afneemt ten minste voldoet aan de eisen zoals geformuleerd in het TCVT examenprotocol
(www.tcvt.nl).
Toezichthouder theorie-examen
Voor het theorie-examen wordt door de exameninstelling een toezichthouder aangesteld.
Deze functionaris heeft geen specifieke kennis nodig van het vakgebied. De toezichthouder
beschikt wel over:
-
• organisatorische capaciteiten;
-
• communicatieve en contactuele vaardigheden;
-
• het vermogen om regelend en besluitvaardig op te treden.
Van de toezichthouder wordt verwacht dat hij:
-
• toeziet op de naleving en uitvoering van het examenreglement, de uitvoeringsvoorschriften
en de exameneisen;
-
• op correcte wijze de vastgestelde administratieve procedures afhandelt;
-
• zich op voldoende wijze beschikbaar stelt voor het toezicht op de afname van theorie-examens.
Een toezichthouder verricht de volgende taken:
-
• het controleren van de personalia en de aanmeldingen van de kandidaat;
-
• het controleren en aansluitend voorbereiden van het theorie-examen zodat de kandidaat
direct na aanvang van het examen kan starten;
-
• het uitoefenen van toezicht teneinde misbruik te voorkomen;
-
• het innemen van de examenstukken en het aansluitend verzendklaar maken;
-
• het aanleveren van het totale pakket aan de exameninstelling.
Corrector theorie-examen:
Voor het beoordelen van de schriftelijke uitwerking van de open vragen van het theorie-examen
wordt door de exameninstelling een corrector aangesteld. De corrector voldoet aan
de volgende kwalificatiecriteria:
-
• hij beheerst de Nederlandse taal (of de taal waarin het examen wordt afgenomen (Duits
en/of Engels);
-
• hij heeft actuele vakinhoudelijk kennis en inzicht;
-
• hij past de beoordelingscriteria, zoals vastgelegd in het TCVT-certificatieschema,
toe.
De corrector beoordeelt binnen de TCVT antwoord-macro’s en de gestelde termijn de
uitwerkingen van de theorie-examens en verbindt hier een waardering aan volgens de
methodiek zoals vastgelegd in het betreffende TCVT-certificatieschema.
Examinator praktijkexamen
Voor het praktijkexamen wordt door de exameninstelling een examinator aangesteld.
De examinator is belast met de beoordeling of, en in welke mate, kennis, vaardigheden
en attitude van de kandidaat voldoen aan de gestelde eisen voor het behalen van het
examen. Hiertoe past de examinator de TCVT examinatoreninstructie toe bij de beoordeling.
Bij een examen met meer dan één examinator, is een van de examinatoren aangewezen
als voorzitter e vanuit die hoedanigheid verantwoordelijk voor een ordentelijk verloop
van het examen en de afwikkeling daarvan.
De examinator beschikt over:
-
• minimaal twee jaar praktische werkervaring in het desbetreffende vakgebied;
-
• actuele praktische en theoretische kennis van het desbetreffende vakgebied;
-
• goede communicatieve vaardigheden;
-
• het vermogen besluitvaardig op te treden;
-
• voldoende kennis van het examenreglement.
Van de examinator wordt verwacht dat hij:
-
• begrip heeft voor de invloed die een examensituatie heeft op het gedrag van de kandidaten;
-
• een optimaal klimaat weet te scheppen voor de kandidaat, opdat kennis en opgedane
ervaring, inzicht, vaardigheden en attitude zo goed mogelijk uit de verf komen;
-
• op correcte wijze omgaat met de kandidaten en alle overige personen die functioneel
bij het examen aanwezig zijn;
-
• een objectieve beoordeling geeft van de kennis en het inzicht van de kandidaat;
-
• nauwgezet de voorschriften in acht neemt die voor elk examenonderdeel gelden;
-
• jaarlijks de TCVT-examinatorendag bijwoont;
-
• op representatieve wijze de exameninstelling vertegenwoordigt tijdens het examen en
zorg draagt voor een correct verloop.
De examinator moet per certificatieschema een door de exameninstelling voorgedragen
en door de certificatie-instelling geaccepteerde deskundige zijn.
Onafhankelijkheid
Het examenpersoneel is onafhankelijk. Al het examenpersoneel tekent een verklaring
waarin geheimhouding en onafhankelijkheid worden gegarandeerd en waarin zij verklaart
geen werkzaamheden bij c.q. voor een opleider te verrichten. Zij verklaart zich onafhankelijk
van de kandidaat en de eventuele opleider/werkgever van de kandidaat. Mocht tijdens
het examen blijken dat er toch een relatie, van welke aard dan ook, bestaat tussen
de kandidaat en het betreffende examenpersoneelslid, dan dient de examinator dit tijdig
aan de exameninstelling te melden. Het is onder geen enkele voorwaarde toegestaan
dat de betreffende examinator deze kandidaat examineert op straffe van ongeldigheid
van het examen.
Indien examenpersoneel een potentieel belangenconflict heeft bij het examineren van
een kandidaat, dient de CKI maatregelen te nemen om te garanderen dat de betrouwbaarheid
en onpartijdigheid van het examen niet in diskrediet worden gebracht. Deze maatregelen
dienen vastgelegd te worden.
5.4 Eisen te stellen aan het examen
5.4.1 Beslotenheid van examens
Medewerkers van de certificatie-/exameninstelling dragen zorg voor de absolute geheimhouding
van de examenopgaven, voor zover deze opgaven geen onderdeel uitmaken van een publieke
norm. Verificatie en implementatie hiervan dient te geschieden door de certificatie-instelling.
Medewerkers van de exameninstelling hebben een verklaring van geheimhouding ondertekend.
5.4.2 Algemene regels bij de uitvoering van examens
Het theorie-examen wordt schriftelijk en in de Nederlandse taal afgenomen. Indien
de kandidaat het Nederlands onvoldoende beheerst, kan een alternatief theorie-examen
in de Duitse of Engelse taal worden afgenomen. Het certificaat wordt afgegeven conform
de taal van het examen aan een persoon van 18 jaar en ouder. Wanneer er gegronde redenen
zijn voor een mondeling theorie-examen in de Nederlandse taal (bijvoorbeeld bij kandidaten
die aantoonbaar dyslectisch zijn) kan de certificatie-instelling daartoe besluiten.
Dit alternatief dient te voldoen aan dezelfde voorwaarden als het reguliere theorie-examen
en het CEC dient hiermee in te stemmen. Het uitgeschreven mondelinge examen wordt
afgenomen door een daartoe door de CKI aanvullend geautoriseerde examinator en een
toezichthouder. Van deze alternatieve afname dient door de exameninstelling een registratie
te worden bijgehouden met een (minimaal jaarlijkse) rapportage naar de CEC. Het praktijkexamen
wordt in de Nederlandse taal afgenomen. Indien de kandidaat het Nederlands onvoldoende
beheerst, kan een alternatief theorie-examen in de Duitse of Engelse taal worden afgenomen.
Het certificaat wordt afgegeven conform de taal van het examen. De kandidaat moet
tijdens het examen voldoende kunnen communiceren.
Voor de overige eisen aan het examen (locatie, middelen, etc) wordt verwezen naar
het TCVT examenprotocol.
5.5 Beheer itembank en examenversies
Het beheer van de itembank geschiedt onder strikte geheimhouding door het bureau TCVT
onder regie van de Centrale Examencommissie TCVT.
6. Toezicht
Het doel van het toezicht is om de vakbekwaamheid van gecertificeerd personeel te
borgen. De CKI is verplicht te beoordelen of de certificaathouder voldoet aan de gestelde
eisen. Afhankelijk van het onderwerp van certificatie, de periode van certificatie
en de risicoanalyse wordt het toezicht ingevuld.
6.1 Medewerking aan toezicht
De certificaathouder is verplicht mee te werken aan toezicht door de CKI, het TCVT
erkende opleidingsinstituut voor bijscholing, de nationale accreditatie-instantie
en de Inspectie SZW. In de overeenkomst tussen de CKI en de certificaathouder worden
de hiertoe benodigde bepalingen opgenomen.
6.2 Frequentie van toezicht
Bij de aanvraag voor hercertificatie dient het originele TCPR-boekje met de daarin
opgenomen registraties van de praktijkervaring en de scholing te worden voorgelegd
aan de CKI. De ontvangst wordt binnen één kalenderweek bevestigd (deze bevestiging
is een bewijs richting opdrachtgevers inzake de afwezigheid van het TCPR-boekje).
De CKI controleert de registratie en toets of voldaan wordt aan de eisen van scholing
en praktijkervaring. De aanvrager wordt hieromtrent binnen één kalenderweek geïnformeerd.
Daarnaast voert de CKI, onaangekondigd, een 5% steekproef uit op de betrouwbaarheid
van de invulling van de scholing en de praktijkervaring. Voor de registratie van de
scholing en de praktijkervaring dient er een deugdelijke administratie te worden gevoerd
door de CKI. Deze administratie moet minimaal vijf jaar beschikbaar blijven.
6.3 De wijze van uitvoering van het toezicht
Het TCVT erkende opleidingsinstituut beoordeelt op het moment van scholing (2 maal
in een periode van 5 jaar) elk TCPR-boekje ten aanzien van de scholing en de praktijkervaring.
Indien een certificaathouder niet meer voldoet aan de eisen, wordt de CKI hiervan
binnen drie werkdagen in kennis gesteld.
6.4 Verslag van bevindingen
De CKI is gehouden om haar bevindingen t.a.v. 6.2 aan de certificaathouder binnen
twee kalenderweken kenbaar te maken.
6.5 Maatregelen (artikel 1.5e Arbobesluit)
Indien blijkt dat een certificaathouder niet voldoet aan de eisen of normen in het
werkveldspecifieke certificatieschema heeft dit op zo kort mogelijke termijn maatregelen
door de CKI tot gevolg. Mogelijke maatregelen zijn het weigeren, schorsen of intrekken
van het certificaat.
Er dient door de CKI informatie-uitwisseling met de Inspectie SZW plaats te vinden
over geconstateerde gevaarlijke situaties bij werkzaamheden die door een afgegeven
of nog af te geven certificaat worden gereguleerd en waardoor de veiligheid of de
gezondheid van werknemers of derden in gevaar kan worden gebracht.
Indien er sprake is van een sanctie wordt dit aan de certificaathouder kenbaar gemaakt.
Relevante informatie over de sanctie dient door de CKI ingebracht te worden in een
centraal registratiesysteem. Deze meldingsplicht dient nauwkeurig uitgewerkt te worden,
in verband met de vertrouwelijkheid van persoonsgegevens en de contractuele relatie
tussen CKI en klant. Indien een certificaathouder na een intrekking opnieuw gecertificeerd
wil worden dient dezelfde procedure doorlopen te worden als bij initiële certificatie.
Bij het opleggen van een sanctie dient de CKI aan te geven (en te registreren) na
welke periode certificatie weer is toegestaan. De CKI dient voor verstrekking van
een certificaat bij het centraal registratiesysteem te verifiëren of er geen sprake
is van een intrekking met de daaraan gekoppelde wachtperiode.
Criteria
De CKI dient in ieder geval een onderzoek in te stellen na indiening van een klacht
inzake de werkwijze van de certificaathouder:
Criteria op basis waarvan de CKI maatregelen moet treffen zijn de volgende.
-
1. Schorsen van het certificaat vindt plaats indien sprake is van een door de CKI gegrond
verklaarde klacht. Het betreft hier een klacht anders dan:
-
• onrechtmatig invullen van het TCPR-boekje, en/of
-
• over onveilig handelen van de machinist waardoor de machinist en/of derden direct
in gevaar zijn gebracht.
-
2. Intrekken van het certificaat vindt plaats indien sprake is van een door de CKI gegrond
verklaarde klacht inzake:
-
• onrechtmatig invullen van het TCPR-boekje, en/of
-
• over onveilig handelen van de machinist waardoor de machinist en/of derden direct
in gevaar zijn gebracht.
Deel II: Normen
Deel 2 van dit certificatieschema bevat de normen die gelden voor een certificaat
voor vakbekwaamheid in een werkveld. Beschreven wordt achtereenvolgens:
-
• het onderwerp van certificatie,
-
• entreecriteria die gesteld worden om toegelaten te worden tot het certificerings-proces,
-
• de eindtermen die gelden ten behoeve van het certificaat,
-
• de wijze waarop het voldoen aan de eindtermen wordt beoordeeld en gerapporteerd,
-
• de beoordeling die plaatsvindt bij hercertificatie,
-
• te stellen eisen aan het certificaat,
-
• geldigheidscondities.
7. Onderwerp van certificatie
Dit WSCS voor personen is door het CCvD-TCVT opgesteld. Het betreft certificatie van
veilig hijsen door een machinist grote funderingsmachine. De te certificeren vakbekwaamheid
betreft het veilig uitvoeren van funderings- en/of hijswerkzaamheden op bouwplaatsen
met een funderingsmachine:
-
• met een eigen massa inclusief uitrusting en funderingselement van gelijk aan of meer
dan 30 ton, of
-
• met een totale hoogte van gelijk aan of meer dan 10 meter, of
-
• die funderingselementen gelijk aan of langer dan 10 meter verwerkt.
Het betreft hier:
-
• veilig omgaan met de last;
-
• grote funderingsmachine veilig positioneren (stabiliteit, omgeving, ondergrond);
-
• grote funderingsmachine veilig laten functioneren (opbouwen, funderen/hijsen, afbouwen,
afsluiten);
-
• grote funderingsmachine in veilige en technisch goede staat doen zijn;
-
• veilig en gezond werken met de grote funderingsmachine.
8. Entreecriteria
Voor de eerste afgifte van het wettelijk verplichte persoonscertificaat machinist
grote funderingsmachine volgt onderstaand een opsomming van de eisen.
De kandidaat dient te voldoen aan de volgende entreecriteria:
-
• voldoende materieelkennis hebben;
-
• voldoende materiaalkennis hebben;
-
• machine gevoel bezitten;
-
• veilig en milieuverantwoord kunnen werken;
-
• de Nederlandse taal beheersen op leeskennisniveau A1 en schrijfkennisniveau B2 of
gelijkwaardig voor examinering in Duitse of Engelse taal;
-
• beschikken over het certificaat Funderingswerker, bestaande uit de certificaten A
‘werken aan funderingen’ en B ‘Funderingstechnieken’ en/of het certificaat ‘machinist
grote funderingsmachine’ en/of heier I/funderingswerker’.
9. Eindtermen
De kandidaat voldoet aan de volgende eindtermen en is dientengevolge vakbekwaam:
Theorie
-
1. De kandidaat kan de verschillende voorbereidingen voor het werken met een grote funderingsmachine
beschrijven en toepassen
-
1.1 De kandidaat kan beschrijven welke voorbereidingen op de werkplek (buiten) getroffen
moeten worden voorafgaand aan het werken met een grote funderingsmachine.
-
1.2. De kandidaat kan de gegevens van een capaciteitstabel toepassen.
-
1.3. De kandidaat kan omschrijven hoe op een veilige manier werkzaamheden met een grote
funderingsmachine uitgevoerd worden.
-
1.4. De kandidaat kan beoordelen of het opgestelde werkplan voldoet aan de gestelde veiligheidseisen
en het plan zo nodig op zijn aanwijzing laten aanpassen.
-
1.5. De kandidaat kan een opstellingskeuring uitvoeren.
-
2. De kandidaat kan werk uitvoeren met een grote funderingsmachine
-
2.1 De kandidaat kan verschillende soorten grote funderingsmachines benoemen en de kenmerken
en toepassingen hiervan beschrijven.
-
2.2. De kandidaat kan de functie en de werking van de hoofdonderdelen van de grote funderingsmachine
uiteenzetten.
-
2.3. De kandidaat kan grote funderingsmachines demonteren, transportgereed maken, laden,
lossen, monteren en opbouwen.
-
2.4. De kandidaat kan hijsgereedschappen en uitrustingsstukken herkennen en benoemen en
de toepassing hiervan omschrijven.
-
2.5. De kandidaat kan de verschillende funderingstechnieken herkennen en toepassen.
-
2.6. De kandidaat kent zijn verantwoordelijkheid met betrekking tot het werkplan en zijn
administratieve verplichtingen.
-
2.7. De kandidaat kan beoordelen hoe een grote funderingsmachine verplaatst wordt.
-
3. De kandidaat kan de veiligheids- en milieuaspecten van het werken met een grote funderingsmachine
benoemen en interpreteren
-
3.1 De kandidaat kan de veiligheidseisen van de grote funderingsmachine, hijslast en hijsgereedschappen
interpreteren.
-
3.2 De kandidaat kan de veiligheidssystemen van de grote funderingsmachine noemen.
-
3.3 De kandidaat kan uiteenzetten hoe met en aan een grote funderingsmachine milieuverantwoord
wordt gewerkt.
-
3.4 De kandidaat kan beschrijven hoe een grote funderingsmachine na de werkzaamheden achtergelaten
wordt.
-
3.5 De kandidaat heeft kennis van val- en beknellinggevaren en preventieve maatregelen.
-
3.6 De kandidaat heeft kennis van blootstellingrisico’s van gevaarlijke stoffen en geluid
en preventieve maatregelen.
-
3.7 De kandidaat kent de risico’s van elektrische kabels en hydraulische, pneumatische
en vloeistofleidingen.
-
3.8 De kandidaat heeft kennis van instortingsgevaar van de omgeving en preventieve maatregelen.
-
3.9 De kandidaat heeft kennis van de stabiliteit van de grote funderingsmachine, van
de ondergrond en de daarbij behorende preventieve maatregelen.
-
4. De kandidaat kan onderhouds- en storingsaspecten van de grote funderingsmachine herkennen,
interpreteren en benoemen
-
4.1 De kandidaat kan omschrijven hoe en waaraan dagelijks onderhoud aan een grote funderingsmachine
verricht wordt.
-
4.2 De kandidaat kan beschrijven hoe storingen aan een grote funderingsmachine herkend
kunnen worden en beschrijven hoe gehandeld wordt.
Praktijk
-
5. De kandidaat kan de voorbereidingen treffen op de werkplek voorafgaand aan het werken
met een grote funderingsmachine
-
5.1 De kandidaat kan de toestand van het werkterrein beoordelen.
-
5.2 De kandidaat kan de voorgestelde werkmethode toetsen aan veiligheids- en milieuaspecten
en zo nodig de werkmethode aanpassen.
-
5.3 De kandidaat kan een opstellingskeuring uitvoeren.
-
5.4 De kandidaat kan hijsmiddelen herkennen, benoemen en controleren op veiligheidseisen.
-
6 De kandidaat kan werkzaamheden uitvoeren met een grote funderingsmachine
-
6.1 De kandidaat kan hijsgereedschappen bevestigen aan funderingselementen en hulpmiddelen.
-
6.2 De kandidaat kan zelfstandig een grote funderingsmachine verplaatsen en zo nodig afstempelen
en/of verankeren.
-
6.3 De kandidaat kan bij onverwachte omstandigheden bij de uitvoering van de funderingswerkzaamheden
maatregelen nemen.
-
6.4 De kandidaat kan grote funderingsmachines demonteren, transportgereed maken, laden,
lossen en monteren.
-
7 De kandidaat kan de veiligheids- en milieuaspecten van het werken met een grote funderingsmachine
benoemen en toepassen
-
7.1 De kandidaat kan veiligheidsmaatregelen toepassen bij het werken met en aan een grote
funderingsmachine.
-
7.2 De kandidaat kan een grote funderingsmachine na de werkzaamheden volgens de bedrijfsvoorschriften
achterlaten.
-
7.4 De kandidaat heeft kennis van val- en beknellinggevaren en weet preventieve maatregelen
toe te passen
-
7.5 De kandidaat heeft kennis van blootstellingrisico’s van gevaarlijke stoffen en geluid
en weet preventieve maatregelen te treffen.
-
7.6 De kandidaat kent de risico’s van elektrische, hydraulische, pneumatische en vloeistofleidingen
en weet preventieve maatregelen te treffen.
-
7.7 De kandidaat heeft kennis van instortingsgevaar van de omgeving en weet preventieve
maatregelen te treffen.
-
7.8 De kandidaat heeft kennis van de stabiliteit van de grote funderingsmachine, van de
ondergrond en de daarbij behorende preventieve maatregelen.
-
8. De kandidaat kan onderhouds- en storingsaspecten van de grote funderings machine herkennen,
interpreteren en benoemen
-
8.1 De kandidaat kan omschrijven hoe en waaraan dagelijks onderhoud aan een grote funderingsmachine
verricht wordt.
-
8.2. De kandidaat kan beschrijven hoe storingen aan een grote funderingsmachine herkend
kunnen worden en in relatie hiermee beschrijven hoe gehandeld moet worden.
-
8.3. De kandidaat kan dagelijkse controle en onderhoud verrichten aan een grote funderingsmachine.
-
8.4. De kandidaat kan storingen herkennen aan een grote funderingsmachine en maatregelen
nemen.
10. toetsmethodiek bij initiële certificatie
10.1 Toetstermen
Elke eindterm wordt uitgewerkt in toetstermen. Deze toetstermen zijn in onderstaande
schema’s geordend per eindterm.
Het totale aantal vragen per toetsterm is onderstaand aangegeven.
Verklaring van vraagcode:
-
* FK = een vraag feitelijke kennis
-
* BK = een vraag begripsmatige kennis
-
* RV = een vraag reproductieve vaardigheden
-
* PV = een vraag productieve vaardigheden
Toetstermen theorie machinist grote funderingsmachine + aantal verplichte vragen
-
1. De kandidaat kan beschrijven welke voorbereidingen op de werkplek getroffen moeten
worden voorafgaand aan het werken met een grote funderingsmachine.
RV-1, FK-2, BK-5
-
1.1 De kandidaat kan de kenmerken van de voorkomende soorten ondergrond noemen.
-
1.2 De kandidaat kan uiteenzetten waarom hij bij het opstellen van een grote funde ringsmachine
rekening houdt met omstandigheden zoals de draagkracht van de ondergrond of vloer,
werkzaamheden in een beperkte ruimte, de aanwezigheid van derden, de wijze van afstempelen
of verankeren e.d.
-
1.3 De kandidaat kan een capaciteitstabel van een grote funderingsmachine interpreteren.
-
1.4 De kandidaat kan een werkplan en de daarbij behorende administratieve lasten beoordelen
op de veiligheidseisen.
-
1.5 De kandidaat kan een opstellingskeuring maken en beoordelen.
-
2. De kandidaat kan een werk uitvoeren met een grote funderingsmachine.
RV-6, FK-4, BK-10
-
2.1 De kandidaat kan funderingsmachines herkennen en de werking van de hoofdonderdelen
beschrijven.
-
2.2 De kandidaat kan opnoemen wanneer veranderingen in het stabiliteits-, het lasten het
kantelmoment van een grote funderingsmachine kan optreden.
-
2.3 De kandidaat kan de gevolgen van veranderingen in het stabiliteits-, het last- en
het kantelmoment van een grote funderingsmachine bepalen. KO-vraag.
-
2.4 De kandidaat kan heeft kennis van het (de)monteren en verplaatsen van grote funderingsmachines
-
2.5 De kandidaat kan hijsmiddelen en uitrustingsstukken herkennen en benoemen.
-
2.6 De kandidaat kan de funderingstechnieken herkennen en beschrijven.
-
3. De kandidaat kan omschrijven hoe op een veilige en milieuverantwoorde wijze werkzaamheden
met een grote funderingsmachine uitgevoerd worden.
RV-2, FK-3, BK-10
-
3.1 De kandidaat kan uiteenzetten waarom aan de gegeven veiligheidsaspecten moet worden
voldaan.
-
3.2 De kandidaat kan bepalen in welke situatie welke persoonlijke beschermingsmiddelen
gedragen moeten worden.
-
3.3 De kandidaat kan, gegeven de dichtheid van de materialen, de massa berekenen.
-
3.4 De kandidaat kan, gegeven een situatie, risico’s en maatregelen bepalen met betrekking
tot de vorm, constructie, samenstelling en bijzondere eigenschappen van lasten.
-
3.5 De kandidaat kan in een gegeven situatie bepalen:
-
* of een grote funderingsmachine ingepakt verplaatst kan worden
-
* of een grote funderingsmachine opgebouwd verreden kan worden met of zonder last
-
* of een weg, terrein of vloer geschikt is om over te rijden
-
* of een grote funderingsmachine kan rijden over verschillende soorten terrein (met
vermelding van de juiste aandrijving)
-
3.6. De kandidaat kan beschrijven hoe, conform de voorwaarden en de instellingen genoemd
in de gebruiksaanwijzing, gereden moet worden.
-
3.7. De kandidaat kan de volgende begrippen definiëren:
* stabiliteit
|
* kantelmoment
|
* stempelbasis
|
* hijsgereedschap
|
* kantellijn en kantelhoek
|
* hijsmiddel
|
* stabiliteitsmoment
|
* werklast
|
* lastmoment
|
* vlucht
|
-
3.8. De kandidaat kan m.b.t. het bedienen en keuren van grote funderingsmachines en het
daarbij behorende hijsgereedschap de wettelijke verplichtingen interpreteren en de
werkingssfeer beschrijven van deze wettelijke verplichtingen.
-
3.9. De kandidaat kan uiteenzetten waarop hij hijsgereedschap moet controleren.
-
3.10. De kandidaat kan de functie en inhoud van het kraanboek met bijbehorende documenten
omschrijven.
-
3.11. De kandidaat kan delen van het beveiligingssysteem van een grote funderings machine
noemen.
-
3.12 De kandidaat kan uiteenzetten welke beveiligingen op de grote funderings machine aanwezig
moeten zijn en wat de functie hiervan is.
-
3.13 De kandidaat kan milieu- en veiligheidsvoorschriften interpreteren die hij moet toepassen
bij het verplaatsen van milieubelastende stoffen.
-
3.14 De kandidaat kan verklaren waarom milieuverantwoord werken van belang is.
-
3.15 De kandidaat kan de maatregelen noemen die gelden bij het achterlaten van een grote
funderingsmachine.
-
4. De kandidaat kan omschrijven hoe en waaraan dagelijks onderhoud aan een grote funderingsmachine
verricht wordt.
FK-2, BK-6
-
4.1 De kandidaat kan het dagelijks onderhoud aan de grote funderingsmachine omschrijven.
-
4.2 De kandidaat kan opnoemen welke schoonmaakwerkzaamheden aan de grote funderingsmachine
moeten worden uitgevoerd.
-
4.3 De kandidaat kan beschrijven hoe storingen aan een grote funderingsmachine herkend
kunnen worden en hoe gehandeld wordt.
-
4.4 De kandidaat kan samenvatten hoe hij een storingsdiagnose aan onderdelen van en grote
funderingsmachine moet uitvoeren.
-
4.5 De kandidaat ziet in hoe, gegeven de aard van de storing, gehandeld moet worden d.w.z.:
-
4.6. De kandidaat kan uiteenzetten hoe hij ontoelaatbare slijtage kan signaleren aan onderdelen
van de grote funderingsmachine.
-
4.7. De kandidaat kan opsommen wat in een storingsmelding vermeld moet worden.
Praktijk
Eindtermen
|
Zie activiteiten
|
De kandidaat kan:
|
1
|
2
|
3
|
4
|
5
|
6
|
7
|
8
|
9
|
|
5. de voorbereidingen treffen op de werkplek voorafgaand aan het werken met een grote
funderingsmachine.
|
|
x
|
x
|
x
|
x
|
x
|
x
|
|
|
|
6. werkzaamheden uitvoeren met een grote funderingsmachine.
|
|
|
|
|
|
x
|
x
|
x
|
x
|
|
7. veiligheids- en milieuaspecten van het werken met de kleine funderingsmachine benoemen.
|
|
x
|
x
|
|
|
x
|
|
x
|
|
x
|
8. onderhoud- en storingsaspecten van de grote funderingsmachine benoemen
|
|
x
|
x
|
x
|
x
|
|
x
|
|
|
|
Het praktijkexamen bestaat uit de volgende activiteiten:
1.
|
Doornemen opdracht
|
6.
|
Praktijk funderingsopdrachten
|
2.
|
Aanvangscontrole van de machine (visueel)
|
7.
|
Assisteren last verplaatsen
|
3.
|
Onderhoud van de machine
|
8.
|
|
4.
|
Controle en inspectie hijsgereedschap
|
9.
|
Machine achterlaten
|
5.
|
Opstellen en gebruiksklaar maken van grote funderingsmachine
|
|
|
In de tabel is een overzicht gegeven van de verdeling van de eindtermen over de activiteiten
van de praktijkexamens machinist grote funderingsmachine. Doordat eindtermen onderverdeeld
zijn in toetstermen, is een eindterm vaak over meerdere activiteiten verdeeld. Daardoor
is een eindterm meestal niet door een activiteit afgedekt.
-
5. De kandidaat kan de voorbereidingen treffen op de werkplek voorafgaand aan het werken
met een grote funderingsmachine RV-10, PV-1
-
5.1 een werkplan uitvoeren gelet op:
-
* plaats en afmetingen van de locatie(s)
-
* plaats en afmetingen van de obstakels
-
* afmetingen, vorm, massa en zwaartepunt van de last
-
* soort, afmetingen, vorm en massa van het hijsgereedschap.
-
5.2. controleren van de wettelijk voorgeschreven documenten.
-
5.3. het werkterrein afzetten.
-
5.4. overleggen met de uitvoerder (examinator) over de werkzaamheden, o.a. over:
-
5.5. aan de hand van de omgevingsfactoren de terreinomstandigheden vaststellen:
-
* de ligging van boven- en ondergrondse leidingen
-
* de plaats en afmetingen van obstakels
-
* de aanwezigheid van mensen en verkeer op en naast het werkterrein
-
5.6. de keuze en de soort van het hijsgereedschap vaststellen.
-
5.7. hulp- en uitrustingsstukken aanbrengen aan de grote funderingsmachine.
-
5.8. de volgende gegevens uit een hijstabel van een grote funderingsmachine bepalen:
-
5.9. de grote funderingsmachine veilig en volgens de gebruiksaanwijzing opstellen, rekening
houdend met de omgevingsfactoren.
-
5.10. controleren of de juiste waarschuwingstekens of -borden op en om de machine zijn
aangebracht.
-
5.11. de wijze van uitvoering van het werk vaststellen.
-
6. De kandidaat kan werkzaamheden uitvoeren met een grote funderingsmachine KO-opdracht
RV-13,
-
6.1 werkzaamheden met de grote funderingsmachine uitvoeren.
-
6.2 wettelijk voorgeschreven hand- en armseinen geven en aan ontvangen hand- en armseinen
het juiste gevolg geven.
-
6.3 op basis van vorm, massa en materiaal van de te hijsen last de benodigde hijsgereedschappen
kiezen.
-
6.4 het hijsgereedschap controleren op:
-
* de weergave van de toegestane werklast op het hijsgereedschap
-
* visuele beschadigingen of manco’s
-
* aanwezigheid van een CE-markering, certificaat en inspectierapport
-
6.5. de hijstabel controleren en bepalen of de grote funderingsmachine de werkzaamheden
kan uitvoeren.
-
6.6. met de grote funderingsmachine een last optoppen en aftoppen.
-
6.7. met de grote funderingsmachine een last in een doel plaatsen.
-
6.8. met de grote funderingsmachine een last tussen obstakels door manoeuvreren.
-
6.9. met de grote funderingsmachine een slingerbeweging beheersen.
-
6.10. hijsgereedschappen aan de kraanhaak bevestigen en met behulp daarvan een last aanslaan.
-
6.11. de grote funderingsmachine rijklaar maken.
-
6.12. de grote funderingsmachine zelfstandig verplaatsen op de examenlocatie.
-
6.13. na afloop van de werkzaamheden de grote funderingsmachine op de juiste wijze achterlaten
conform de wettelijke voorschriften.
-
7. De kandidaat kan veilig en milieuverantwoord met de grote funderingsmachine werken
RV-2
-
8. De kandidaat kan storingen herkennen aan een grote funderingsmachine en handelend
optreden, alsmede het onderhoud verrichten RV-5, PV-1
-
8.1 aan de hand van de gebruiksaanwijzing een storingsdiagnose op hoofdonderdelen opstellen
op basis van visuele en auditieve controle aan de systemen van een grote funderingsmachine.
-
8.2 aan de hand van de gebruiksaanwijzing demonstreren hoe (kleine) storingen aan de grote
funderingsmachine verholpen kunnen worden.
-
8.3 storingen zodanig aan een monteur of de technische dienst doorgeven dat deze een eenduidig
en helder beeld van de storing krijgt. Dit door aan te geven:
-
* wat de uitval van c.q. waar in het systeem is
-
* wat visueel waarneembaar is aan de machineconstructie (onderdelen)
-
* of en waar lekkages waarneembaar zijn
-
* welke acties / reparaties zijn ondernomen.
-
8.4. bij storingen aan de grote funderingsmachine aan de hand van de gebruiksaanwijzing
bepalen welke van de volgende acties hij moet ondernemen:
-
* beoordelen of hij wel of niet verantwoord kan doorwerken
-
* storing zelfstandig oplossen
-
* de monteur of technische dienst voor de storing inschakelen.
-
8.5. aanwijzen welke delen van de grote funderingsmachine dagelijks onderhouden moeten
worden en welke verrichtingen daarbij uitgevoerd moeten worden.
-
8.6. de werking van systemen van de grote funderingsmachine controleren.
10.2 Beoordelingsmethode
Het theorie-examen wordt schriftelijk afgenomen en bestaat uit 50 meerkeuzevragen
op basis van de toetstermen zoals omschreven in punt 10.1. Het theorie-examen wordt
uitsluitend verstrekt vanuit de TCVT-itembank. De maximale tijd om het theorie-examen
af te leggen bedraagt 90 minuten. De maximale waardering voor de meerkeuzevragen is
50 punten (1 punt per goed antwoord). Een kandidaat is geslaagd indien hij 40 punten
of meer heeft behaald en alle KO-vragen goed heeft beantwoord. Het resultaat wordt
in een voldoende/onvoldoende tot uiting gebracht. Het praktijkexamen wordt uitsluitend
verstrekt vanuit de TCVT-itembank. De examenopdrachten moeten binnen 240 minuten worden
uitgevoerd. De TCVT examinatoren-instructie bepaald de beoordeling van het praktijkexamen.
De volgende zaken komen op het praktijkexamen aan de orde:
Algemeen
De kandidaat wordt ingelicht welk type machine hij kan verwachten.
-
• Heeft de kandidaat instructie gehad over de machine waar examen mee wordt gedaan ?
Zo niet dan geen examen afnemen!
-
• De kandidaat wordt verteld wat de maximale tijdsduur van het examen is.
-
• Bij een vermoeden van onvoldoende kennis bij de kandidaat moet de examinator de kandidaat
bevragen naar de motivatie van zijn keuzes.
-
• De examenopdracht wordt in het bijzijn van de kandidaat bekend gemaakt (uit de verzegelde
envelop gehaald).
-
• Indien een kandidaat tijdens het examen een KO heeft gekregen, wordt dit pas NA het
examen meegedeeld.
Proces Verbaal
De examinator moet altijd een proces verbaal invullen, ook als er geen bijzonderheden
te vermelden zijn. De CKI neemt geen verzoeken tot verstrekking van het certificaat
van vakbekwaamheid in ontvangst zonder een bijgaand proces-verbaal. Op het proces-verbaal
staat ook de tijdsduur van het afgenomen examen. Indien het examen 30 minuten of eerder
gereed is dan de aangegeven tijd, dient de reden hiervan expliciet in het proces verbaal
te worden opgenomen.
Het praktijkexamen betreft de volgende onderdelen:
-
1. kennismaken en doornemen opdracht
-
2. aanvangscontrole van de grote funderingsmachine en de daarbij behorende documenten
-
3. onderhoud en werking van de grote funderingsmachine
-
4. hijsgereedschap
-
5. positioneren op de hijsplaats en gebruiksklaar maken van de grote funderingsmachine
(KO-opdracht)
-
6. (hijs)opdracht 1 (KO-opdracht)
-
7. assisteren last verplaatsen
-
8. (hijs)opdracht 2 (KO-opdracht)
-
9. grote funderingsmachine achterlaten
-
10. veiligheid (KO-onderdeel)
10.3 Cesuur
Waardering resultaat
Het resultaat van zowel het theorie- als het praktijkexamen wordt in voldoende/onvoldoende
tot uiting gebracht. Kandidaten die voor het onderdeel theorie of praktijk of beide
onderdelen geen voldoende hebben behaald, hebben recht op een herexamen. Hierbij gelden
de eisen zoals gesteld in artikel 4.2
Geldigheidsduur van het resultaat van het examen
Een kandidaat kan tot uiterlijk 6 maanden na het behalen van een voldoende resultaat
voor zijn praktijk- of theorietoets, herexamen doen voor het nog als onvoldoende gekwalificeerde
examengedeelte theorie of praktijk. In dit geval kan de kandidaat, binnen de gestelde
termijn van 6 maanden, maximaal twee maal een herexamen aanvragen. Hierna, of na het
verstrijken van de termijn, moet een volledig examen (zowel theorie als praktijk)
worden afgelegd. Er is geen maximum verbonden aan het aantal gecombineerde praktijk-
en theorie-examens.
Cesuur praktijk
Bij het praktijkexamen dient voor alle onderdelen een voldoende gehaald te worden.
Elk onderdeel wordt beoordeeld aan de hand van een beoordelingsprotocol. Hierop is
het algoritme van de handelingen die de kandidaat moet verrichten beschreven. Aan
de verschillende handelingen zijn beoordelingscriteria toegevoegd en een puntenwaardering.
Elk onderdeel kent zo een puntenwaardering die is vastgelegd op het beoordelingsprotocol.
Om een voldoende te halen dient voor elk onderdeel minimaal 70% van de punten gescoord
te worden en mag de kandidaat geen KO te hebben.
11. Hercertificatie
11.1 Toetstermen hercertificatie
Om als certificaathouder voor hercertificatie in aanmerking te komen, dient te worden
aangetoond dat in die vijf (5) jaar door de certificaathouder aan alle volgende voorwaarden
is voldaan:
-
1. Scholing:
-
• Twee (2) scholingsdagen (4 dagdelen) zijn gevolgd bij een door TCVT erkend scholingsinstituut,
en
-
• één scholingsdag (2 dagdelen) wordt gevolgd in de eerste 36 maanden van de periode
van vijf jaar, en
-
• de tweede scholingsdag wordt gevolgd na de 36ste maand van de periode van vijf jaar,
en
-
• in de scholingsdagen zijn alle eindtermen en actuele ontwikkelingen m.b.t. dit schema
opgenomen, en
-
• van de gevolgde scholing ontvangt de deelnemer een bewijs van deelname van de TCVT
erkende opleider en wordt dit aangetekend in het TCPR-boekje.
-
2. Praktijkervaring:
-
• in de periode van vijf (5) jaar dat het certificaat geldig is, moet de certificaathouder
tenminste acht kwartalen hebben gewerkt in de functie die op het certificaat is vermeld,
en
-
• van deze acht kwartalen moeten tenminste twee kwartalen vallen in de laatste drie
jaar van de periode van vijf jaar, en
-
• de praktijkervaring kan worden aangetoond door aantekening van de praktijkervaring
van de certificaathouder in het TCPR-boekje of in het TCVT Praktijkregister. Deze
praktijkervaring moet minimaal elke drie maanden door de werkgever worden getoetst
op waarheid en worden geparafeerd.
Indien de houder niet kan aantonen over voldoende praktijkervaring te beschikken in
de laatste vijf jaar, dan kan hij via een praktijktoets aantonen nog steeds voldoende
vakbekwaam te zijn. Een praktijktoets wordt afgenomen conform de eisen zoals vastgelegd
in dit schema.
11.2 Beoordelingsmethode
Hercertificatie kan als volgt worden ingevuld:
-
• Indien de positieve hercertificatie beslissing valt binnen twee maanden voor de vervaldatum,
dan is de vervaldatum tevens de ingangsdatum van het hernieuwde certificaat.
-
• Indien de positieve certificatiebeslissing valt voor de twee maanden voorafgaand aan
de vervaldatum, dan is de datum van de certificatiebeslissing de ingangsdatum van
het hernieuwde certificaat.
Wanneer door omstandigheden het persoonscertificaat van de machinist is verlopen zonder
tijdige hercertificatie en de machinist alsnog in het bezit wil komen van een persoonscertificaat
is er een dispensatieregeling mogelijk. Daartoe dient de machinist een aanvraag in
bij een certificatie-instelling. Deze aanvraag wordt vervolgens voorgelegd aan TCVT
Werkkamer 4 Vakbekwaamheid die een advies opstelt. Dit advies wordt vervolgens voorgelegd
aan de certificatie-instelling die een aansluitend besluit neemt over de (her-) verlening
van het persoonscertificaat.
11.3 Controle op de registratie van de praktijkervaring bij hercertificatie
Bij de aanvraag voor hercertificatie dient het origineel TCPR-boekje met de daarin
opgenomen registraties van de praktijkervaring te worden voorgelegd aan de certificatie-instelling.
De ontvangst wordt binnen een kalenderweek bevestigd met een verklaring, waarmee opdrachtgevers
kunnen worden geïnformeerd over de reden van de afwezigheid van het originele TCPR-boekje.
De certificatie-instelling controleert de registraties en toetst of voldaan wordt
aan de vereiste praktijkervaring en bericht de aanvrager binnen een kalenderweek over
het resultaat.
Bovendien zal de certificatie-instelling ongeacht of het een machinist als werknemer
of als zelfstandige machinist betreft, bij de aanvraag voor hercertificatie, onaangekondigd
een 5%-steekproefsgewijze controle uitvoeren op de betrouwbaarheid van de invulling
van praktijkervaring. Voor de registratie van de praktijkervaring dient er een deugdelijke
administratie gevoerd te worden. Deze dient minimaal 5 jaar beschikbaar te blijven.
12. Het certificaat
Gegevens:
Minimaal dienen de volgende gegevens op het certificaat vermeld te zijn:
-
• Naam van de gecertificeerde persoon incl. geboortedatum;
-
• Eenduidig documentnummer;
-
• Naam van de CKI die het certificaat verleend heeft;
-
• Referentie naar de normen waaraan getoetst wordt;
-
• Scope van het certificaat, inclusief de geldigheidscondities;
-
• De ingangsdatum van het certificaat en de datum waarop het certificaat ophoudt geldig
te zijn.
Teksten:
Op het certificaat dient vermeld te worden, dat de CKI verklaard dat de betreffende
persoon voldoet aan de eisen uit het werkveldspecifieke certificatieschema en indien
relevant of het ging om een hercertificatie.
13. Geldigheidscondities
Gedurende de looptijd gelden de volgende condities waar de certificaathouder zich
aan moet houden. Indien niet voldaan wordt aan deze condities kan dit consequenties
hebben voor het certificaat.
Na een positief certificatie besluit ontvangt de kandidaat binnen 4 weken een TCVT-certificaat
en een TCPR-boekje. Beide documenten zijn wettig bewijsmiddel.
De gegevens (inclusief intrekking van het certificaat) van de deelnemer worden geregistreerd
in het TCVT personenregister.
Verwijdering uit het register
Onderstaand zijn de condities aangegeven voor de verwijdering uit het TCVT certificaatregister.
Certificaathouders die niet voldoen aan de eisen die met het certificaat samenhangen,
worden verwijderd uit het register van certificaathouders. De volgende redenen kunnen
leiden tot verwijdering uit het register:
-
a. Het niet kunnen aantonen werkzaam te zijn als machinist in de beroepsspecialisatie
waarvoor het certificaat geldig is.
-
b. Het niet nakomen van verplichtingen jegens de certificatie-instelling;
-
c. Het misbruik maken of laten maken van het certificaat;
-
d. Het verstrekken van onvolledige of onjuiste gegevens aan de certificatie-instelling;
-
e. Het ongeschikt blijken voor de uitoefening van de met het certificaat samenhangende
beroepsvaardigheden;
-
f. Het niet voldoen aan de eisen zoals geformuleerd onder hercertificatie (11).
Deze condities dienen te zijn opgenomen in de certificatieovereenkomst tussen certificatie
instelling en certificaathouder.
Overige voorwaarden voor certificaathouders
De houder van het certificaat dient misbruik van het certificaat door derden tegen
te gaan en vermissing van dit certificaat schriftelijk binnen 10 dagen aan de certificatie-instelling
te melden.
De houder van het certificaat machinist verticaal transport is verplicht veranderingen
van woonplaats en huisadres schriftelijk te melden aan de certificatie-instelling.
De houder van het certificaat machinist verticaal transport dient door derden tegen
hem/haar ingediende klachten, die met de strekking van dit certificaat verband houden,
te melden aan de certificatie-instelling die het betreffende certificaat heeft afgegeven.
BIJLAGE 9, BEHOREND BIJ DE MINISTERIËLE REGELING VAN 19 JULI 2012, NR. G&VW/GW/10964,
HOUDENDE WIJZIGING VAN DE ARBEIDSOMSTANDIGHEDENREGELING IN VERBAND MET DE GEFASEERDE
INVOERING VAN HET STELSEL VAN CERTIFICATIE (FASE 3)
Bijlage XVIId behorend bij artikel 7.7, tweede lid onder d, Arbeidsomstandighedenregeling
Werkveldspecifiek certificatieschema voor het persoonscertificaat Machinist Grondverzetmachine
met Hijsfunctie
Document: WSCS-VT Machinist Grondverzetmachine met Hijsfunctie: 2012, versie 01
Onder beheer van:
CCvD-TCVT
p/a Stichting TCVT
Postbus 154
3990 DD Houten
www.TCVT.nl
INHOUD
1.
|
Inleiding
|
155
|
2.
|
Definities
|
155
|
3.
|
Werkveldspecifieke kenmerken
|
156
|
|
3.1
|
Beschrijving schema
|
156
|
|
3.2
|
Actieve partijen
|
156
|
|
3.3
|
Risicoanalyse en afbreukcriteria
|
156
|
4.
|
CERTIFICATIEREGLEMENT
|
157
|
|
4.1
|
Doelstelling
|
157
|
|
4.2
|
Certificatieprocedure
|
157
|
|
4.3
|
Certificatiebeslissing
|
157
|
|
4.4
|
Geldigheidsduur van het certificaat
|
157
|
|
4.5
|
Geldigheidscondities
|
158
|
|
4.6
|
Klachtenregeling
|
158
|
|
4.7
|
Bezwaarprocedure
|
159
|
|
4.8
|
Register voor vakbekwaamheid
|
160
|
|
4.9
|
Norminterpretatie
|
160
|
5.
|
Examenreglement
|
160
|
|
5.1
|
Doelstelling
|
160
|
|
5.2
|
De exameninstelling
|
161
|
|
5.3
|
Eisen te stellen aan het examenpersoneel
|
161
|
|
5.4
|
Eisen te stellen aan het examen
|
162
|
|
5.5
|
Beheer centrale itembank en examenversies
|
163
|
6.
|
Toezicht
|
163
|
|
6.1
|
Medewerking aan toezicht
|
163
|
|
6.2
|
Frequentie van het toezicht
|
163
|
|
6.3
|
De wijze van uitvoering van het toezicht
|
163
|
|
6.4
|
Verslag van bevindingen
|
163
|
|
6.5
|
Maatregelen (artikel 1.5e Arbobesluit)
|
163
|
DEEL II: NORMEN
|
164
|
7.
|
Onderwerp van certificatie
|
164
|
8.
|
Entreecriteria
|
164
|
9.
|
Eindtermen
|
165
|
10.
|
Toetsmethodiek bij initiële certificatie
|
166
|
|
10.1
|
Toetstermen
|
166
|
|
10.2
|
Beoordelingsmethode
|
170
|
|
10.3
|
Cesuur
|
171
|
11.
|
Hercertificatie
|
171
|
|
11.1
|
Toetstermen hercertificatie
|
171
|
|
11.2
|
Beoordelingsmethode
|
171
|
|
11.3
|
Controle op de registratie van de praktijkervaring bij hercertificatie.
|
172
|
12.
|
Het certificaat
|
172
|
13.
|
Geldigheidscondities
|
172
|
1. Inleiding
Dit WSCS voor personen is door het CCvD-TCVT opgesteld. Het betreft certificatie van
vakbekwaamheid op het gebied van veilig hijsen door een machinist met een grondverzetmachine.
Door het ministerie van SZW is het schema vastgesteld. Dit vastgestelde schema vervangt
daarmee eerdere versies. De te certificeren vakbekwaamheid betreft het uitvoeren van
hijswerkzaamheden op bouwplaatsen met een grondverzetmachine1. Het certificatiesysteem van de Certificatie Instelling (CKI) moet zijn gestructureerd
in overeenstemming met de eisen uit het WDAT-VT-Personen
2. Definities
Begrip of afkorting
|
:
|
Betekenis
|
Aanvrager van een certificaat
|
:
|
De (rechts-)persoon die bij de certificatie-instelling een aanvraag doet voor het
afgeven van een persoonscertificaat van vakbekwaamheid.
|
Aanwijzing
|
:
|
Aanwijzing van een instelling bij of krachtens wettelijk voorschrift door de minister
van SZW.
|
Beoordeling
|
:
|
Beoordeling (initiële, of her-) door de CKI op basis van het door de minister van
SZW vastgestelde WDA&T.
|
BHST
|
:
|
Stichting die een wettelijke certificatieregeling beheert: TCVT.
|
Centraal College van Deskundigen (CCvD)
|
:
|
Het college, onderdeel van en/gefaciliteerd door BHST, dat belanghebbende partijen
in een bepaalde sector of branche de mogelijkheid biedt tot deelname bij het opstellen
en onderhouden van werkveldspecifieke documenten op zodanige wijze dat sprake is van
een evenwichtige en representatieve vertegenwoordiging van deze partijen. In casu
het CCvD-TCVT.
|
Centrale Examen Commissie (CEC)
|
:
|
Commissie binnen de structuur van de BHST die een centrale itembank ontwikkelt en
beheert.
|
Certificaat
|
:
|
Een certificaat in de zin van artikel 20 Arbowet en artikel 7 [Warenwet (artikel 6e
Warenwetbesluit machine).
Daarnaast moet een certificaat beschouwd worden als een verklaring van overeenstemming
(conformiteitsverklaring) zoals bedoeld in relevante ISO en EN normen.
|
Certificaathouder
|
:
|
Persoon die in het bezit is van een geldig wettelijk verplicht certificaat.
|
Certificatieproces
|
:
|
Alle activiteiten via welke een CKI beoordeelt en besluit of een persoon, product
of systeem voldoet en blijft voldoen aan de normen, zoals opgenomen in het werkveldspecifieke
certificatieschema.
|
Certificatiereglement
|
:
|
Bepalingen voor de uitvoering van het certificatieproces en de relaties tussen kandidaat
en CKI.
|
Certificatiesysteem
|
:
|
Set van procedures en middelen benodigd om het certificatieproces uit te voeren per
certificatieschema, dat leidt tot de uitgifte van een certificaat van vakbekwaamheid,
inclusief onderhoud.
|
Certificerings en Keurings-instelling (CKI)
|
:
|
Kalibratie- of conformiteitsbeoordelingsinstellingen zoals certificatie-instellingen,
keuringsdiensten van gebruikers, laboratoria, inspectie-instellingen en testinstituten.
|
Cesuur
|
:
|
De grens tussen de hoogste toetsscore waaraan een onvoldoende en de laagste toetscore
waaraan een voldoende wordt toegekend.
|
Competentie
|
:
|
Gedemonstreerd vermogen om kennis en vaardigheden toe te passen en, waar relevant,
gedemonstreerde persoonlijke eigenschappen, zoals gedefinieerd in het certificatieschema.
|
Controle
|
:
|
Periodieke beoordeling door de CKI’s tegen de voor beoordeling geldende regels van
de minister (WDA&T).
|
Eindtermen
|
:
|
Een omschrijving van het geheel aan kennis, vaardigheden en houdingen van een specifiek
vakbekwaamheidgebied ten behoeve van het toetsen van examenkandidaten.
|
Entreecriteria
|
:
|
Criteria, zoals vooropleiding en werkervaring, waaraan de kandidaat moet voldoen om
toegelaten te worden tot het certificatieproces.
|
Examen
|
:
|
Het geheel van toetsopgaven (toetsvragen en/of toetsopdrachten), bedoeld om de individuele
kandidaat te kunnen beoordelen in de mate waarin hij of zij aan de eindtermen conform
de normen voldoet.
|
Examencommissie
|
:
|
Commissie binnen de structuur van de CKI onder wiens verantwoordelijkheid de examens
worden afgenomen.
|
Examenprotocol
|
:
|
Bepalingen voor de uitvoering van examens in de relatie tussen de BHST en de exameninstelling.
|
Examenreglement
|
:
|
Bepalingen voor de uitvoering van examens in de relatie tussen de kandidaat en de
exameninstelling.
|
Examinatoreninstructie
|
:
|
Bepalingen voor de uitvoering van examens in de relatie tussen de examinator en de
exameninstelling.
|
Hijskraan
|
|
Hijswerktuig voor het hijsen van vrijhangende lasten in een vaste (vaste en op rails
verrijdbare kraan) of mobiele (kraan op rupsen of banden) opstelling, met tenminste
een bedrijfslast van 2 ton en bedrijfslastmoment van 10 tonmeter. Met uitzondering
van:
– op een voertuig bevestigde (auto)laadkraan die uitsluitend bestemd is of wordt gebruikt
voor het laden en lossen vanuit de laadbak van het voertuig, en
– grondverzetmachine die ontgraaft en daarop aansluitend leidingwerk in die ontgravingen
legt of ten behoeve van het uitvoeren van grondverzetwerkzaamheden ondersteuningsschotten
plaatst.
|
KO
|
:
|
Knock-out: onjuist antwoord op een examenvraag die direct tot gevolg heeft dat de
kandidaat voor het betreffende examenonderdeel zakt.
|
Risicoanalyse
|
:
|
Analyse waaruit motivatie, voor te maken keuzes in werkveldspecifiek probleemgebied,
blijkt, op te nemen in het beoogde certificatieschema.
|
TCPR
|
|
TCVT Certificatie Personen Register
|
Toezicht
|
:
|
Het verzamelen van de informatie over de vraag of een handeling of zaak voldoet aan
de daaraan gestelde eisen, het zich daarna vormen van een oordeel daarover en het
eventueel naar aanleiding daarvan interveniëren.
|
TSJ
|
|
TCVT Schema Journaal: annotatie op een TCVT schema.
|
Vakbekwaamheidsgebied
|
:
|
Aanduiding van het werkveld, de functie, of een geheel aan taken waar bepaalde vakbekwaamheidseisen
op betrekking hebben.
|
Vakbekwaamheidseisen
|
:
|
De eisen die, binnen een bepaald werkveld of een bepaalde beroepsgroep, gesteld worden
aan personen met betrekking tot hun kennis, vaardigheden en houdingen inzake specifieke
handelingen of taken.
|
Verklaring
|
:
|
De EG-verklaring van typeonderzoek of EG-verklaring overeenstemming als bedoeld in
het bij of krachtens de Machinerichtlijn of enige andere EU-produkt-richtlijn bepaalde.
|
Werkveldspecifiek certificatieschema
|
:
|
Term gebruikt door SZW voor een certificatieschema dat door de minister van SZW is
geaccepteerd te gebruiken binnen een specifieke aanwijzing als CKI voor personen,
producten of systemen.
|
WDAT-VT-Personen
|
:
|
Werkveldspecifiek document voor aanwijzing en toezicht (WDA&T) op de certificatie-
en keuringsinstellingen die personen certificeren in het kader van verticaal transport.
Document: WDAT-VT-Personen: 2012, versie 01.
|
WDAT-VT-Producten
|
:
|
Werkveldspecifiek document voor aanwijzing en toezicht (WDA&T) op de certificatie-
en mobiele kranen, torenkranen en/of hijs- en hefwerktuigen voor beroepsmatig personenvervoer
en/of tijdelijke personen(bouw)liften periodiek keuren in het kader van verticaal
transport.
Document: WDAT-VT-Producten: 2012, versie 01.
|
3. Werkveldspecifieke kenmerken
Hijsen is een risicovolle beroepsactiviteit. Om het maatschappelijke belang -veiligheid
en gezondheid van en rondom de arbeid- te waarborgen, is door de overheid gekozen
voor een wettelijk verplichte certificatieregeling voor de borging van de vakbekwaamheid
van machinist mobile kraan.
3.1 Beschrijving schema
Dit WSCS-VT Machinist Grondverzetmachine met Hijsfunctie is door de BHST voorgesteld
en door het ministerie van SZW -inclusief eventuele aanpassingen- vastgesteld. De
minister van SZW kan ook op eigen initiatief wijzigingen aanbrengen in de vastgestelde
documenten. Dit vastgestelde schema vervangt eerdere versies.
3.2 Actieve partijen
Binnen het kader van dit werkveldspecifieke certificatieschema zijn actief:
3.3 Risicoanalyse en afbreukrisico
Hijsen en aanslaan van lasten is een risicovolle activiteit in het verticaal transport.
De machine waarmee wordt gehesen, het hijs- en hefgereedschap en het aanslaan van
lasten kunnen ieder voor zich en/of in gezamenlijkheid gevaarlijk zijn voor mens en
omgeving. Borging van dit proces door onder certificaat gekeurde machines en hijs-
en hefgereedschappen enerzijds en gecertificeerde machinisten en hijsbegeleiders anderzijds,
is noodzakelijk en door de wetgever onderkend.
Hijskranen zijn complexe installaties en hun aandeel in ernstige en dodelijke ongevallen
is relatief gezien groot. De oorzaak van deze onveiligheid kan worden onderverdeeld
in een aantal subgroepen:
-
1. instabiliteit last
-
2. Niet adequaat aanhaken en lossen van last
-
3. Instabiliteit kraan
-
4. Instabiliteit giek
-
5. Niet adequaat opbouwen en afbouwen van kraan
-
6. Technische gebreken van de kraan
-
7. Toegankelijkheid kraan
ad 1+2. Instabiliteit last / Niet adequaat aanhaken en lossen van last
In de bouw hijsen kraanmachinisten vaak onbekende en onstabiele lasten over grote
groepen bouwvakkers heen en lossen ze de last in de directe nabijheid van personen
die niets met de hijsactiviteit te maken hebben. De last wordt vaak aangeslagen door
niet-deskundigen. De machinist draagt echter wel de verantwoordelijkheid voor het
hijsen van de last. Met het hijsen op zich gaat vervolgens weinig fout, maar wel met
de last (schuiven, vallen, haakbreuk etc.). Oorzaak van dit risico is het werken met
onveilig materieel, ondeskundig personeel, tijdgebrek en het ontbreken van een hijsplan.
ad 3+ 4. Instabiliteit van de kraan en giek
Kranen en giek worden instabiel door het hijsen en zwenken. Er is dan sprake van grote
drukverplaatsingen door de kraan. Instabiliteit kan leiden tot het wegzakken c.q.
omvallen van de kraan. Goed stempelen op goede schotten is de oplossing. Daarnaast
zorgt overbelasting en het werken bij zware wind voor problemen.
Ad 5 + 6. Technische staat van de kraan en niet adequaat op/afbouwen van de kraan
Kranen worden intensief gebruikt en zijn onderhevig aan slijtage. Ook de opstelling
en afbouw van de kraan heeft direct gevolgen voor het gebruik. Regelmatig keuren van
de kraan is de oplossing.
ad 7. Toegankelijkheid kraan
Een kraan op een bouwplaats is een nuttig en gewild voorwerp. Helaas komt het nog
regelmatig voor dat onbevoegden de kraan gebruiken voor hijswerk. De machinist dient
derhalve altijd zijn kraan af te sluiten bij het verlaten van de kraan.
Certificering van kraanmachinisten en keuring van kranen zijn managementfactoren,
die de bedrijfstak ter hand heeft genomen. De keuring voorkomt een aantal mechanische
defecten en de certificering houdt de competentie van de machinisten op peil. Andere
factoren die door het management van het werk beïnvloedbaar zijn, zijn conflictbeheersing,
mens-machine interacties, communicatie en voldoende menskracht
4. Certificatiereglement
4.1 Doelstelling
Dit reglement omschrijft de procedures die relevant zijn voor het juist toepassen
van dit specifieke schema. Hierbij moet gedacht worden aan onder meer procedures van
aanvraag, de examinering, de wijze waarop de uitslag bekend gemaakt wordt en condities
met betrekking tot de certificatie, de afgifte van certificaten/verklaringen, procedures
bij het uitvoeren van keuringen, klachtenafhandeling en het indienen van een verzoek
om herziening.
4.2 Certificatieprocedure
De kandidaat machinist grondverzetmachine dient bij een CKI, in overeenstemming met
dit certificatiereglement, een aanvraag in voor het persoonscertificaat machinist
grondverzetmachine. Vervolgens verstrekt de CKI alle relevante informatie over de
gang van zaken bij het gehele certificatieproces.
4.3 Certificatiebeslissing
De certificatiebeslissing wordt genomen door een functionaris van de CKI die niet
betrokken is geweest bij de beoordeling van de kandidaten en daartoe is gekwalificeerd
en aangesteld conform het kwaliteitssysteem en de procedures die de certificatie-instelling
heeft op grond van het werkveldspecifieke schema voor aanwijzing en toezicht.
4.4 Geldigheidsduur van het certificaat
De maximale geldigheidsduur van een persoonscertificaat is 5 jaar.
Eerdere intrekking is mogelijk indien de certificaathouder tussentijds niet voldaan
aan de eisen t.a.v.de beheersing van de onder 9. genoemde eindtermen (zie voor de
voorwaarden 4.5).
4.5 Geldigheidscondities
Met betrekking tot de geldigheid van het certificaat worden condities gesteld. Indien
niet voldaan wordt aan deze condities kan dit consequenties hebben voor het certificaat.
Deze condities zijn:
De CKI is bevoegd het certificaat te schorsen en/of in te trekken. De condities en
de wijze waarop daarop door de CKI toegezien dient te worden, worden opgesteld door
de CCvD en vastgelegd in het TCVT protocol ‘schorsing/intrekking’
4.6 Klachtenregeling
Klachten over de CKI
Een adequate behandeling van klachten is belangrijk voor het creëren van vertrouwen
in certificatie en belangrijk voor de bescherming van zowel de certificaathouders
als de gebruikers van certificaten.
Aan een CKI worden onder meer de volgende eisen gesteld:
-
• Een openbaar toegankelijke klachtenprocedure dient aanwezig te zijn.
-
• de klachtenprocedure bevat minimaal het volgende: een beschrijving van het proces
van ontvangen, onderzoeken en beoordelen van de klacht; de wijze van volgen van de
klacht en acties als vervolg daarop; en de wijze waarop wordt verzekerd dat correctieve
acties worden uitgevoerd.
-
• De beslissing over de reactie op de klacht dient te worden genomen door personen die
niet betrokken zijn bij het onderwerp van de klacht.
-
• Indieners van klachten dienen, indien mogelijk, op de hoogte te worden gehouden van
de ontvangst van de klacht, de voortgang van behandeling en de uitkomst.
Klachten over het bedrijf of de persoon
Indien de CKI klachten van derden, zoals een opdrachtgever, ontvangt over het voldoen
aan dit schema door het bedrijf of de persoon die een aanvraag voor het certificaat
heeft ingediend of certificaathouder is, dient de CKI de klager te verwijzen naar
het bedrijf of de persoon. De CKI dient de klacht te betrekken bij de eerstvolgende
beoordeling bij het betreffende bedrijf of de betreffende persoon.
Echter, indien het naar de mening van de CKI een ernstige klacht betreft, dient de
CKI, naast de behandeling door het bedrijf of de persoon, zelf ook direct te beoordelen
of de klacht gevolgen dient te hebben voor de beslissing m.b.t. certificatie. In dat
geval dient de CKI af te wegen of het gewenst is een extra beoordeling uit te voeren.
De kosten van deze extra beoordeling komen in beginsel voor rekening van de certificaathouder.
Klachtenregeling
Inleiding
In deze werkinstructie wordt de afhandeling van een klacht besproken. Voor iedere
afzonderlijke klacht wordt een apart klachtenformulier ingevuld.
Werkwijze
Wanneer iemand probeert een klacht telefonisch of mondeling te melden, wordt aan hem/haar
gevraagd deze schriftelijk te verwoorden. Als een klacht schriftelijk binnenkomt wordt
deze meteen naar de kwaliteitsmanager gebracht en indien de klachtafhandelaar duidelijk
is krijgt hij/zij meteen een kopie van de klacht. De kwaliteitsmanager registreert
de klacht op een klachtenformulier en stelt de directeur CKI op de hoogte van de klacht.
De directeur van de CKI wijst de klachtafhandelaar aan. De kwaliteitsmanager vermeldt
de klachtafhandelaar op het klachtenformulier en brengt de klachtafhandelaar schriftelijk
op de hoogte van de klacht. De klachtafhandelaar informeert de indiener van de klacht
schriftelijk over de ontvangst van de klacht.
Eenvoudige zaken
Klachtafhandelaar stuurt klacht door naar betrokken bedrijf/persoon; stelt indiener
op de hoogte legt dossier aan tbv voortgangsbewaking en meenemen afhandeling klacht
door bedrijf/persoon bij eerstvolgende beoordeling.
Ernstige klachten
Klachtafhandelaar beoordeelt de klacht en stelt vast of de klacht een incident betreft
of dat de klacht moet leiden tot een aanpassing in de werkwijze. Indien het een incident
betreft, wordt de indiener daarvan op de hoogte gesteld. De klachtafhandelaar bedenkt
samen met de indiener binnen drie weken na het indienen van de klacht een oplossing
voor de afhandeling en betrekt bedrijf/persoon hierbij. De oplossing zoals die met
de indiener is besproken wordt vastgelegd op het klachtenformulier. Hier wordt tevens
vermeld dat het gaat om een incident. Indien de klacht een aanpassing van de werkwijze
vergt bedenkt de klachtafhandelaar binnen 10 dagen een verbetervoorstel en bespreekt
dit met de kwaliteitsmanager en betrekt bedrijf/persoon hierbij. Het verbetervoorstel
moet een structurele verbetering inhouden van de werkwijze. Het verbetervoorstel wordt
ingevuld op het klachtenformulier.
De klachtafhandelaar stelt de indiener op de hoogte van de afhandeling van de klacht.
De kwaliteitsmanager maakt de gewijzigde werkwijze bekend. De kwaliteitsmanager start,
indien nodig, een vervolgonderzoek naar de invoering van het verbetervoorstel. De
bevindingen worden vastgelegd op het klachtenformulier. Het klachtenformulier wordt
gearchiveerd.
4.7 Bezwaarprocedure
Inleiding
Onderstaand worden de stappen beschreven die nodig zijn voor het afhandelen van een
bezwaarschrift. Een dergelijk bezwaarschrift kan bijvoorbeeld ingediend worden tegen
besluiten van de CKI inzake het niet (opnieuw) verlenen, schorsen of intrekken van
een certificaat.
Werkwijze
Algemeen:
-
• Een door of namens de CKI genomen besluit, dat is een definitieve uitslag of eindoordeel,
wordt schriftelijk ter kennis van de belanghebbende gebracht.
-
• Onder een besluit wordt tevens verstaan het weigeren te beslissen of het niet tijdig
nemen van een beslissing.
-
• De CKI stelt de belanghebbende in haar correspondentie in kennis van de mogelijkheid
van het indien van een bezwaarschrift door middel van de volgende clausule:
‘Ingevolge de CKI procedure ‘bezwaarschriftprocedure’ kan door een belanghebbende
met betrekking tot dit besluit een bezwaarschrift ingediend worden. Daartoe moet
binnen zes weken na de datum van verzending van het besluit een bezwaar worden ingediend
bij de CKI. In het bezwaarschrift moet gemotiveerd worden aangegeven waarom het gegeven
besluit niet juist gevonden wordt. Verzocht wordt bij het bezwaarschrift een kopie
van het bestreden besluit toe te voegen.’
-
• Het bezwaarschrift dient in ieder geval de volgende elementen te bevatten:
Het bezwaar wordt niet-ontvankelijk verklaard:
-
• indien niet aan de gestelde termijn van indienen wordt voldaan. Dit geldt niet als
de indiener aantoont dat hij redelijkerwijs niet in verzuim is geweest
-
• in andere gevallen dan genoemd onder a, als geen gebruik gemaakt wordt van de door
de CKI geboden gelegenheid tot verzuimherstel
-
• het bezwaar wordt verder niet-ontvankelijk verklaard als het, bij het niet van toepassing
zijn van een termijn, onredelijk laat wordt ingediend. Dit geldt uitsluitend wanneer
het bezwaar betrekking heeft op het niet tijdig nemen van een besluit.
-
• Het bezwaarschrift schort de werking van het besluit niet op.
-
• Het bezwaarschrift leidt tot heroverweging van het besluit waartegen het is gericht.
Procedure
-
• De CKI neemt kennis van het bezwaarschrift en bevestigt binnen twee weken de ontvangst.
-
• De CKI biedt gelegenheid tot het horen van de indiener.
-
• Het bezwaarschrift wordt gemeld bij de kwaliteitsmanager die het bezwaar registreert.
-
• Het horen betreft met name de vakinhoudelijke aspecten die geleid hebben tot het besluit
en dient binnen in beginsel zes weken na het vaststellen dat een hoorprocedure aan
de orde is, plaats te vinden.
-
• Het horen kan geschieden door de CKI of door een of meer door de CKI benoemde ter
zaken kundige. Het horen geschiedt door een persoon of personen die niet betrokken
is/zijn geweest bij de voorbereiding van het besluit, en geen binding hebben met de
belanghebbende.
-
• Het horen geschiedt op een door de CKI te bepalen tijdstip binnen de gangbare kantooruren.
-
• Relevante stukken kunnen tot 10 dagen voor de hoorzitting worden ingediend en liggen
gedurende een week voor de zitting ter inzage.
-
• Van het horen wordt afgezien indien het verzoek om herziening kennelijk niet-ontvankelijk
of kennelijk ongegrond is, inmiddels aan het verzoek is tegemoetgekomen, of indien
belanghebbende verklaart hiervan geen gebruik te maken.
-
• Van het horen wordt een verslag gemaakt. Het verslag wordt bij de beslissing op het
bezwaar om herziening gevoegd.
-
• De hoorcommissie brengt tevens advies aan de CKI.
Beslissing op het bezwaarschrift
-
• De CKI beslist aan de hand van de haar ter beschikking staande gegevens binnen zes
weken, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift
is verstreken. De beslistermijn kan eenmaal met ten hoogste 6 weken worden verlengd.
Daarna kan de termijn slechts met toestemming van de belanghebbende worden verlengd.
-
• De CKI zal, bij het gegrond verklaren van het bezwaar, de beslissing herroepen en
een nieuwe beslissing ter zake nemen.
-
• Van haar beslissing op het bezwaar zal de CKI de onderbouwing en motivering aan belanghebbende
meedelen.
Bestuursrechter
-
• Indien de inhoud of strekking van de nieuwe beslissing de belanghebbende hiertoe aanleiding
geeft, dient hij zich in voorkomend geval te wenden tot de bestuursrechter.
-
• De CKI zal de belanghebbende in haar beslissing op bezwaar wijzen op deze mogelijkheid.
4.8 Register voor vakbekwaamheid
De CKI registreert de gegevens van de certificaathouder. Deze gegevens worden conform
de overeenkomst met TCVT tenminste zo vaak als mutaties zich voordoen elektronisch
verzonden aan Bureau TCVT ten behoeve van het TCVT Personenregister, dat wordt opgezet
conform wettelijke bepalingen. Dit register is via internet toegankelijk gemaakt.
De BHST is verantwoordelijk voor het beheer van het register.
4.9 Norminterpretatie
Het CCvD dient te zorgen voor eenduidige norminterpretatie van dit certificatieschema.
Toch kan het voorkomen dat er in de operationele fase verschillende interpretaties
bestaan van één of meerdere in werkveldspecifieke certificatieschema’s gehanteerde
begrippen. Mocht het gebeuren dat certificaathouders, CKI’s of andere belanghebbenden
uiteenlopende definities hanteren en hierover meningsverschillen bestaan, dan dienen
afwijkende interpretaties te worden voorgelegd aan het CCvD.
5. Examenreglement
Dit reglement bevat bepalingen voor de voorbereiding, uitvoering en beoordeling van
examens ten behoeve van het TCVT persoonscertificaat machinist grondverzetmachine
5.1 Doelstelling
De examinering geschiedt onder verantwoordelijkheid van de certificatie-instelling
en bestaat uit de volgende delen:
-
• theorie-examen, en
-
• praktijkexamen.
5.2 De exameninstelling
De exameninstelling dient het examenreglement te hanteren. Hierin zijn de volgende
zaken opgenomen:
-
1. ingangsdatum van het certificaat;
-
2. eventuele entree-eisen voor deelname aan het examen;
-
3. de aanvraagprocedure bij de CKI;
-
4. bevestiging van deelname en oproep;
-
5. identificatie van de deelnemers;
-
6. toelating en afwezigheid;
-
7. examenduur en wijze van examinering;
-
8. gedragsregels voor kandidaten;
-
9. regeling aangepast examen;
-
10. normen voor slagen en afwijzen;
-
11. bekendmaking van de uitslag door de CKI aan de kandidaat;
-
12. bewaartermijn van de examendocumenten zoals uitwerkingen en beoordelingsformulieren;
-
13. inzagerecht;
-
14. geldigheidsduur van het examenresultaat.
Indien de exameninstelling geen organisatorisch onderdeel is van de CKI, hebben beide
zich aan elkaar verbonden door middel van een overeenkomst. De CKI dient zich hierbij
te houden aan artikel 4.5 ‘subcontracting’ van ISO/IEC17024. De CKI is verplicht aan
de BHST te melden dat examens worden afgenomen door een externe exameninstelling en
welke instelling het betreft.
5.3 Eisen te stellen aan het examenpersoneel
Examenpersoneel moet voldoen aan de algemene, vakinhoudelijke en onafhankelijkheidseisen
van de CKI zoals opgenomen in competentieprofielen en andere relevante documenten.
Het selectieproces moet garanderen dat examenpersoneel dat (een deel van) een examen
afneemt ten minste voldoet aan de eisen zoals geformuleerd in het TCVT examenprotocol.
Toezichthouder theorie-examen
Voor het theorie-examen wordt door de exameninstelling een toezichthouder aangesteld.
Deze functionaris heeft geen specifieke kennis nodig van het vakgebied. De toezichthouder
beschikt wel over:
-
− organisatorische capaciteiten;
-
− communicatieve en contactuele vaardigheden;
-
− het vermogen om regelend en besluitvaardig op te treden.
Van de toezichthouder wordt verwacht dat hij:
-
− toeziet op de naleving en uitvoering van het examenreglement, de uitvoeringsvoorschriften
en de exameneisen;
-
− op correcte wijze de vastgestelde administratieve procedures afhandelt;
-
− zich op voldoende wijze beschikbaar stelt voor het toezicht op de afname van theorie-examens.
Een toezichthouder verricht de volgende taken:
-
– het controleren van de personalia en de aanmeldingen van de kandidaat;
-
– het controleren en aansluitend voorbereiden van het theorie-examen zodat de kandidaat
direct na aanvang van het examen kan starten;
-
– het uitoefenen van toezicht teneinde misbruik te voorkomen;
-
– het innemen van de examenstukken en het aansluitend verzendklaar maken;
-
– het aanleveren van het totale pakket aan de exameninstelling.
Corrector theorie-examen:
Voor het beoordelen van de schriftelijke uitwerking van de open vragen van het theorie-examen
wordt door de exameninstelling een corrector aangesteld. De corrector voldoet aan
de volgende kwalificatiecriteria:
-
− hij beheerst de Nederlandse taal (dan wel de taal waarin het examen wordt afgenomen
(Duits en/of Engels));
-
− hij heeft actuele vakinhoudelijk kennis en inzicht;
-
− hij past de beoordelingscriteria, zoals vastgelegd in dit TCVT-certificatieschema,
toe.
De corrector beoordeelt binnen de TCVT antwoord-macro’s en de gestelde termijn de
uitwerkingen van de theorie-examens en verbindt hier een waardering aan volgens de
methodiek zoals vastgelegd in dit TCVT-certificatieschema.
Examinator praktijkexamen
Voor het praktijkexamen wordt door de exameninstelling een examinator aangesteld.
De examinator is belast met de beoordeling of, en in welke mate, kennis, vaardigheden
en attitude van de kandidaat voldoen aan de gestelde eisen voor het behalen van het
examen. Hiertoe past de examinator de TCVT examinatoreninstructie toe bij de beoordeling.
Bij een examen met meer dan één examinator, is een van de examinatoren aangewezen
als voorzitter e vanuit die hoedanigheid verantwoordelijk voor een ordentelijk verloop
van het examen en de afwikkeling daarvan.
De examinator beschikt over:
-
• minimaal twee jaar praktische werkervaring in het desbetreffende vakgebied;
-
• actuele praktische en theoretische kennis van het desbetreffende vakgebied;
-
• goede communicatieve vaardigheden;
-
• het vermogen besluitvaardig op te treden;
-
• voldoende kennis van het examenreglement.
Van de examinator wordt verwacht dat hij:
-
• begrip heeft voor de invloed die een examensituatie heeft op het gedrag van de kandidaten;
-
• een optimaal klimaat weet te scheppen voor de kandidaat, opdat kennis en opgedane
ervaring, inzicht, vaardigheden en attitude zo goed mogelijk uit de verf komen;
-
• op correcte wijze omgaat met de kandidaten en alle overige personen die functioneel
bij het examen aanwezig zijn;
-
• een objectieve beoordeling geeft van de kennis en het inzicht van de kandidaat;
-
• nauwgezet de voorschriften in acht neemt die voor elk examenonderdeel gelden;
-
• jaarlijks de TCVT-examinatorendag bijwoont;
-
• op representatieve wijze de exameninstelling vertegenwoordigt tijdens het examen en
zorg draagt voor een correct verloop.
De examinator moet per certificatieschema een door de exameninstelling voorgedragen
en door de CKI geaccepteerde deskundige zijn.
Onafhankelijkheid
Het examenpersoneel is onafhankelijk. Al het examenpersoneel tekent een verklaring
waarin geheimhouding en onafhankelijkheid worden gegarandeerd en waarin zij verklaart
geen werkzaamheden bij c.q. voor een opleider te verrichten. Zij verklaart zich onafhankelijk
van de kandidaat en de eventuele opleider/werkgever van de kandidaat. Mocht tijdens
het examen blijken dat er toch een relatie, van welke aard dan ook, bestaat tussen
de kandidaat en het betreffende examenpersoneelslid, dan dient de examinator dit tijdig
aan de exameninstelling te melden. Het is onder geen enkele voorwaarde toegestaan
dat de betreffende examinator deze kandidaat examineert op straffe van ongeldigheid
van het examen.
Indien examenpersoneel een potentieel belangenconflict heeft bij het examineren van
een kandidaat, dient de CKI maatregelen te nemen om te garanderen dat de betrouwbaarheid
en onpartijdigheid van het examen niet in diskrediet worden gebracht. Deze maatregelen
dienen vastgelegd te worden.
5.4 Eisen te stellen aan het examen
5.4.1 Beslotenheid van examens
Medewerkers van de certificatie-/exameninstelling dragen zorg voor de absolute geheimhouding
van de examenopgaven, voor zover deze opgaven geen onderdeel uitmaken van een publieke
norm. Verificatie en implementatie hiervan dient te geschieden door de certificatie-instelling.
Medewerkers van de exameninstelling hebben een verklaring van geheimhouding ondertekend.
5.4.2 Algemene regels bij de uitvoering van examens
Het theorie-examen wordt schriftelijk en in de Nederlandse taal afgenomen. Indien
de kandidaat het Nederlands onvoldoende beheerst, kan een alternatief theorie-examen
in de Duitse of Engelse taal worden afgenomen. Het certificaat wordt afgegeven conform
de taal van het examen aan een persoon van 18 jaar en ouder. Wanneer er gegronde redenen
zijn voor een mondeling theorie-examen in de Nederlandse taal (bijvoorbeeld bij kandidaten
die aantoonbaar dyslectisch zijn) kan de certificatie-instelling daartoe besluiten.
Dit alternatief dient te voldoen aan dezelfde voorwaarden als het reguliere theorie-examen
en het CEC dient hiermee in te stemmen. Het uitgeschreven mondelinge examen wordt
afgenomen door een daartoe door de CKI aanvullend geautoriseerde examinator en een
toezichthouder. Van deze alternatieve afname dient door de exameninstelling een registratie
te worden bijgehouden met een (minimaal jaarlijkse) rapportage naar de CEC. Het praktijkexamen
wordt in de Nederlandse taal afgenomen. Indien de kandidaat het Nederlands onvoldoende
beheerst, kan een alternatief theorie-examen in de Duitse of Engelse taal worden afgenomen.
Het certificaat wordt afgegeven conform de taal van het examen. De kandidaat moet
tijdens het examen voldoende kunnen communiceren.
Voor de overige eisen aan het examen (locatie, middelen, etc) wordt verwezen naar
het TCVT examenprotocol.
5.5 Beheer itembank en examenversies
Het beheer van de itembank geschiedt onder strikte geheimhouding door het bureau TCVT
onder regie van de Centrale Examencommissie TCVT.
6. Toezicht
Het doel van het toezicht is om de vakbekwaamheid van gecertificeerd personeel te
borgen. De CKI is verplicht te beoordelen of de certificaathouder voldoet aan de gestelde
eisen. Afhankelijk van het onderwerp van certificatie, de periode van certificatie
en de risicoanalyse wordt het toezicht ingevuld.
6.1 Medewerking aan toezicht
De certificaathouder is verplicht mee te werken aan toezicht door de CKI, het TCVT
erkende opleidingsinstituut voor bijscholing, de nationale accreditatie-instantie
en Inspectie SZW. In de overeenkomst tussen de CKI en de certificaathouder worden
de hiertoe benodigde bepalingen opgenomen.
6.2 Frequentie van toezicht
Bij de aanvraag voor hercertificatie dient het originele TCPR-boekje met de daarin
opgenomen registraties van de praktijkervaring en de scholing te worden voorgelegd
aan de CKI. De ontvangst wordt binnen één kalenderweek bevestigd (deze bevestiging
is een bewijs richting opdrachtgevers inzake de afwezigheid van het TCPR-boekje).
De CKI controleert de registratie en toets of voldaan wordt aan de eisen van scholing
en praktijkervaring. De aanvrager wordt hieromtrent binnen één kalenderweek geïnformeerd.
Daarnaast voert de CKI, onaangekondigd, een 5% steekproef uit op de betrouwbaarheid
van de invulling van de scholing en de praktijkervaring. Voor de registratie van de
scholing en de praktijkervaring dient er een deugdelijke administratie te worden gevoerd
door de CKI. Deze administratie moet minimaal vijf jaar beschikbaar blijven.
6.3 De wijze van uitvoering van het toezicht
Het TCVT erkende opleidingsinstituut beoordeelt op het moment van scholing (2 maal
in een periode van 5 jaar) elk TCPR-boekje ten aanzien van de scholing en de praktijkervaring.
Indien een certificaathouder niet meer voldoet aan de eisen, wordt de CKI hiervan
binnen drie werkdagen in kennis gesteld.
6.4 Verslag van bevindingen
De CKI is gehouden om haar bevindingen t.a.v. 6.2 aan de certificaathouder binnen
twee kalenderweken kenbaar te maken.
6.5 Maatregelen (artikel 1.5e Arbobesluit)
Indien blijkt dat een certificaathouder niet voldoet aan de eisen of normen in het
werkveldspecifieke certificatieschema heeft dit op zo kort mogelijke termijn maatregelen
door de CKI tot gevolg. Mogelijke maatregelen zijn het weigeren, schorsen of intrekken
van het certificaat.
Er dient door de CKI informatie-uitwisseling met de Inspectie SZW plaats te vinden
over geconstateerde gevaarlijke situaties bij werkzaamheden die door een afgegeven
of nog af te geven certificaat worden gereguleerd en waardoor de veiligheid of de
gezondheid van werknemers of derden in gevaar kan worden gebracht.
Indien er sprake is van een sanctie wordt dit aan de certificaathouder kenbaar gemaakt.
Relevante informatie over de sanctie dient door de CKI ingebracht te worden in een
centraal registratiesysteem. Deze meldingsplicht dient nauwkeurig uitgewerkt te worden,
in verband met de vertrouwelijkheid van persoonsgegevens en de contractuele relatie
tussen CKI en klant.
Indien een certificaathouder na een intrekking opnieuw gecertificeerd wil worden dient
dezelfde procedure doorlopen te worden als bij initiële certificatie. Bij het opleggen
van een sanctie dient de CKI aan te geven (en te registreren) na welke periode certificatie
weer is toegestaan.
De CKI dient voor verstrekking van een certificaat bij het centraal registratiesysteem
te verifiëren of er geen sprake is van een intrekking met de daaraan gekoppelde wachtperiode.
Criteria:
De CKI dient in ieder geval een onderzoek in te stellen na indiening van een klacht
inzake de werkwijze van de certificaathouder:
Criteria op basis waarvan de CKI maatregelen moet treffen zijn de volgende:
-
1. Schorsen van het certificaat vindt plaats indien sprake is van een door de CKI gegrond
verklaarde klacht. Het betreft hier een klacht anders dan:
-
• onrechtmatig invullen van het TCPR-boekje, en/of
-
• over onveilig handelen van de machinist waardoor de machinist en/of derden direct
in gevaar zijn gebracht.
-
2. Intrekken van het certificaat vindt plaats indien sprake is van een door de CKI gegrond
verklaarde klacht inzake:
-
• onrechtmatig invullen van het TCPR-boekje, en/of
-
• over onveilig handelen van de machinist waardoor de machinist en/of derden direct
in gevaar zijn gebracht.
Deel II: Normen
Deel 2 van dit certificatieschema bevat de normen die gelden voor een certificaat
voor vakbekwaamheid in een werkveld. Beschreven wordt achtereenvolgens:
-
• het onderwerp van certificatie,
-
• entreecriteria die gesteld worden om toegelaten te worden tot het certificerings-proces,
-
• de eindtermen die gelden ten behoeve van het certificaat,
-
• de wijze waarop het voldoen aan de eindtermen wordt beoordeeld en gerapporteerd,
-
• de beoordeling die plaatsvindt bij hercertificatie,
-
• te stellen eisen aan het certificaat,
-
• geldigheidscondities.
7. Onderwerp van certificatie
Dit werkveldspecifieke certificatieschema voor personen is door het CCvD-TCVT opgesteld.
Het betreft certificatie van veilig hijsen door een machinist grondverzetmachine.
Door het Ministerie van SZW is het schema vastgesteld middels een statische verwijzing
in de Arboregeling. Dit vastgestelde schema vervangt daarmee eerdere versies. De te
certificeren vakbekwaamheid betreft het uitvoeren van hijswerkzaamheden op bouwplaatsen
met een grondverzetmachine met een bedrijflastmoment van tenminste 10tm. Het betreft
hier:
-
• veilig omgaan met de last;
-
• grondverzetmachine veilig positioneren (stabiliteit, omgeving, ondergrond);
-
• grondverzetmachine veilig laten functioneren (opbouwen, hijsen, afbouwen, afsluiten);
-
• grondverzetmachine in veilige en technisch goede staat doen zijn;
-
• veilig en gezond werken met de grondverzetmachine.
8. Entreecriteria
Voor de eerste afgifte van het wettelijk verplichte persoonscertificaat machinist
grondverzetmachine volgt onderstaand een opsomming van de eisen.
De kandidaat dient te voldoen aan de volgende entreecriteria:
-
− voldoende materieelkennis hebben;
-
− voldoende materiaalkennis hebben;
-
− machine gevoel bezitten;
-
− veilig en milieuverantwoord kunnen werken;
-
− de Nederlandse taal beheersen op leeskennisniveau A1 en schrijfkennisniveau B2 of
gelijkwaardig voor examinering in Duitse of Engelse taal.
Er geldt geen specifieke vooropleidingseis.
9. Eindtermen
De kandidaat voldoet aan de volgende eindtermen en is dientengevolge vakbekwaam:
Theorie
-
1. De kandidaat kan de verschillende voorbereidingen voor de hijswerkzaamheden beschrijven
en toepassen.
-
1.1 De kandidaat kan de gegevens van een hijstabel toepassen.
-
1.2 De kandidaat kan beschrijven welke voorbereidingen op de werkplek getroffen moeten
worden voorafgaand aan het werken met een grondverzetmachine.
-
2. De kandidaat kan hijsgereedschappen herkennen en de functie en de manier van gebruik
hiervan omschrijven.
-
3. De kandidaat kan werk uitvoeren met een grondverzetmachine.
-
3.1 De kandidaat kan verschillende soorten kranen benoemen en de kenmerken en de toepassing
hiervan beschrijven.
-
3.2 De kandidaat kan hijsmiddelen en uitrustingsstukken herkennen en benoemen en de toepassing
hiervan omschrijven.
-
3.3 De kandidaat kan omschrijven hoe op een veilige manier hijswerkzaamheden met een grondverzetmachine
uitgevoerd moeten worden.
-
3.4 De kandidaat kan bepalen hoe een grondverzetmachine verplaatst moet worden.
-
3.5 De kandidaat kan de functie en de werking van de hoofdonderdelen van de grondverzetmachine
uiteenzetten.
-
4. De kandidaat kan de veiligheids- en milieuaspecten van het werken met een grondverzetmachine
benoemen en interpreteren.
-
4.1 De kandidaat kan de veiligheidseisen van de grondverzetmachine, hijslast en hijsgereedschappen
interpreteren.
-
4.2 De kandidaat neemt zijn verantwoordelijkheid met betrekking tot het hijsplan en zijn
administratieve verplichtingen.
-
4.3 De kandidaat kan beschrijven hoe een grondverzetmachine na hijswerkzaamheden achtergelaten
moet worden.
-
4.4 De kandidaat kan de veiligheidssystemen van de grondverzetmachine noemen en de functie
van de LMB uiteenzetten.
-
4.5 De kandidaat kan uiteenzetten hoe met en aan een grondverzetmachine milieuverantwoord
moet worden gewerkt
-
5. De kandidaat kan de onderhouds- en storingsaspecten van een grondverzetmachine herkennen,
interpreteren en benoemen.
-
5.1 De kandidaat kan omschrijven hoe en waaraan dagelijks onderhoud aan een grondverzetmachine
verricht moet worden.
-
5.2 De kandidaat kan beschrijven hoe storingen aan een grondverzetmachine herkend kunnen
worden en in relatie hiermee beschrijven hoe gehandeld moet worden.
Praktijk
-
1. De kandidaat kan de voorbereidingen treffen op de werkplek voorafgaande aan het werken
met een grondverzetmachine.
-
2. De kandidaat kan hijsmiddelen en uitrustingsstukken herkennen, benoemen en controleren
op veiligheidseisen
-
3. De kandidaat kan werk uitvoeren met een grondverzetmachine.
-
3.1 De kandidaat kan hijswerkzaamheden uitvoeren met een grondverzetmachine.
-
3.2 De kandidaat kan hijsgereedschappen bevestigen aan een grondverzetmachine.
-
3.3 De kandidaat kan zelfstandig een grondverzetmachine verplaatsen.
-
3.4 De kandidaat kan een grondverzetmachine na hijswerkzaamheden volgens de wettelijke
voorschriften achterlaten.
-
4. De kandidaat kan de veiligheids- en milieuaspecten van het werken met een grondverzetmachine
benoemen en interpreteren.
-
5. De kandidaat kan de onderhouds- en storingsaspecten van een grondverzetmachine herkennen,
interpreteren en benoemen.
-
5.1 De kandidaat kan dagelijkse controle en onderhoud verrichten aan een grondverzetmachine.
-
5.2 De kandidaat kan storingen herkennen aan een grondverzetmachine en in relatie hiermee
handelend optreden.
10. toetsmethodiek bij initiële certificatie
10.1 Toetstermen
Elke eindterm wordt uitgewerkt in toetstermen. Deze toetstermen zijn in onderstaande
schema’s geordend per eindterm.
Het totale aantal vragen per toetsterm is onderstaand aangegeven.
Verklaring van vraagcode:
-
* FK = een vraag feitelijke kennis
-
* BK = een vraag begripsmatige kennis
-
* RV = een vraag reproductieve vaardigheden
-
* PV = een vraag productieve vaardigheden
Toetstermen theorie machinist grondverzetmachine W4-05 + aantal verplichte vragen
-
1. De kandidaat kan de verschillende voorbereidingen voor de hijswerkzaamheden beschrijven
en toepassen. RV-1, FK-1, BK-2
-
1.1 De kandidaat kan de gegevens van een hijstabel toepassen.
De kandidaat kan een hijstabel van een grondverzetmachine interpreteren.
-
1.2. De kandidaat kan beschrijven welke voorbereidingen op de werkplek getroffen moeten
worden voorafgaand aan het werken met een grondverzet machine.
-
2. De kandidaat kan hijsgereedschappen herkennen en de functie en de manier van gebruik
hiervan omschrijven. BK-3
-
3. De kandidaat kan werk uitvoeren met een grondverzetmachine. RV-6, FK-4, BK-10
-
3.1 De kandidaat kan verschillende soorten grondverzetmachines benoemen en de kenmerken
en toepassingen hiervan beschrijven.
-
3.2. De kandidaat kan hijsmiddelen en uitrustingsstukken herkennen en benoemen en de toepassing
hiervan omschrijven.
-
– De kandidaat kan, eventueel aan de hand van een afbeelding, hijsmiddel- en uitrustingsstukken
van de grondverzetmachine herkennen en benoemen.
-
– De kandidaat kan de functie van hijsmiddel- en uitrustingsstukken van de grondverzetmachine
omschrijven.
-
3.3. De kandidaat kan omschrijven hoe op een veilige manier hijswerkzaamheden met een grondverzetmachine
uitgevoerd moeten worden.KO-vraag
-
– De kandidaat kan uiteenzetten waarom aan de gegeven veiligheidsaspecten moet worden
voldaan.
-
– De kandidaat kan omschrijven waarom aan de volgende aanvullende veiligheidsmaatregelen
moet worden voldaan als hij met de grondverzetmachine:
-
* een last buiten het gezichtsveld plaatst
-
* hijswerkzaamheden verricht nabij spoor en/of hoogspanningsleidingen.
-
* op een werk staat met meerdere kranen
-
– De kandidaat kan, gegeven een situatie, bepalen in welke situatie welke persoonlijke
beschermingsmiddelen gedragen moeten worden.
-
– De kandidaat kan, gegeven de dichtheid van de materialen, de massa berekenen.
-
– De kandidaat kan, gegeven een situatie, risico’s en maatregelen bepalen met betrekking
tot de vorm, constructie, samenstelling en bijzondere eigenschappen van lasten.
-
3.4. De kandidaat kan bepalen hoe een grondverzetmachine verplaatst moet worden.
-
– De kandidaat kan gegeven een situatie bepalen:
-
* of een grondverzetmachine verplaatst kan worden
-
* of een grondverzetmachine opgebouwd verreden kan worden met of zonder last
-
* of een weg of terrein geschikt is om over te rijden
-
* of een grondverzetmachine kan rijden over verschillende soorten terrein (met vermelding
van de juiste aandrijving).
-
– De kandidaat kan de aandachtspunten noemen bij montage, gebruik, demontage en transport
van de hulpgiek.
-
– De kandidaat kan beschrijven hoe, conform de voorwaarden en de instellingen genoemd
in de gebruiksaanwijzing, gereden moet worden.
-
3.5. De kandidaat kan de functie en de werking van de hoofdonderdelen van de grondverzetmachine
uiteenzetten.
-
– De kandidaat kan de werking van hoofdonderdelen en systemen van de grondverzetmachine
uiteenzetten.
-
– De kandidaat kan opnoemen wanneer veranderingen in de stabiliteits-, het last- en
het kantelmoment van een grondverzetmachine kan optreden.
-
– De kandidaat kan de gevolgen van veranderingen in de stabiliteits-, het last- en het
kantelmoment van een grondverzetmachine bepalen.
-
4. De kandidaat kan de veiligheids- en milieuaspecten van het werken met een grondverzet-machine
benoemen en interpreteren. RV-2, FK-3, BK-10
-
4.1 De kandidaat kan de veiligheidseisen van de grondverzetmachine, hijslast en hijsgereedschappen
interpreteren.
-
– De kandidaat kan begrippen definiëren:
* stabiliteit
|
* kantelmoment
|
* vlucht
|
* stabiliteitsmoment
|
* stempelbasis
|
* hijsgereedschap
|
* werklast
|
|
* kantellijn en kantelhoek
|
* hijsmiddel
|
* lastmoment
|
|
-
– De kandidaat kan m.b.t. het bedienen en keuren van grondverzetmachines en het daarbij
behorende hijs- en hefgereedschap de wettelijke verplichtingen interpreteren en de
werkingssfeer beschrijven van deze wettelijke verplichtingen.
-
– De kandidaat kan uiteenzetten waarop hij hijsgereedschap moet controleren.
-
– de kandidaat kan uiteenzetten waarop hij de hijslast moet controleren.
-
– De kandidaat kan de functie en inhoud van het kraanboek met bijbehorende documenten
omschrijven.
-
4.2. De kandidaat neemt zijn verantwoordelijkheid met betrekking tot het hijsplan en zijn
administratieve verplichtingen.
-
– De kandidaat kan bepalen welke gegevens in het hijsplan van belang zijn bij de uitvoering
van werkzaamheden met de grondverzetmachine.
-
– De kandidaat kan opnoemen welke administratieve verplichtingen hij in het kader van
zijn beroepsuitoefening heeft.
-
4.3. De kandidaat kan beschrijven hoe een grondverzetmachine na hijswerkzaamheden achtergelaten
moet worden.
-
4.4. De kandidaat kan de veiligheidssystemen van de grondverzetmachine noemen en de functie
van de LMB uiteenzetten. KO-vraag.
-
– De kandidaat kan delen van het beveiligingssysteem van een grondverzetmachine noemen.
-
– De kandidaat kan de functie van de lastmomentbeveiliging van de grondverzet machine
uiteenzetten.
-
– De kandidaat kan uiteenzetten welke beveiligingen op de grondverzetmachine aanwezig
moeten zijn en wat de functie hiervan is.
-
4.5. De kandidaat kan uiteenzetten hoe met en aan een grondverzetmachine milieuverantwoord
moet worden gewerkt.
-
– De kandidaat kan milieu- en veiligheidsvoorschriften interpreteren die hij moet toepassen
bij het verplaatsen van milieubelastende stoffen.
-
– De kandidaat kan verklaren waarom milieuverantwoord werken van belang is.
-
5. De kandidaat kan de onderhouds- en storingsaspecten van een grondverzetmachine herkennen,
interpreteren en benoemen. FK-2, BK-6
-
5.1 De kandidaat kan omschrijven hoe en waaraan dagelijks onderhoud aan een grondverzetmachine
verricht moet worden.
-
5.2. De kandidaat kan beschrijven hoe storingen aan een grondverzetmachine herkend kunnen
worden en in relatie hiermee beschrijven hoe gehandeld moet worden.
-
– De kandidaat kan samenvatten hoe hij een storingsdiagnose aan onderdelen van een grondverzetmachine
moet uitvoeren.
-
– De kandidaat ziet in hoe, gegeven de aard van de storing, gehandeld moet worden, d.w.z.:
-
– De kandidaat kan uiteenzetten hoe hij ontoelaatbare slijtage kan signaleren aan onderdelen
van de grondverzetmachine.
-
– De kandidaat kan opsommen wat in een storingsmelding vermeld moet worden.
Toetstermen Praktijkexamen
(Sub)eindtermen
|
Zie activiteiten
|
De kandidaat kan:
|
1
|
2
|
3
|
4
|
5
|
6
|
7
|
8
|
9
|
1 de voorbereidingen treffen op de werkplek voorafgaand aan het werken met een grondverzetmachine.
|
|
x
|
x
|
x
|
|
x
|
|
x
|
|
2. hijswerkzaamheden uitvoeren met een grondverzetmachine.
|
|
|
|
|
x
|
x
|
x
|
x
|
|
3. hijsgereedschappen bevestigen aan een grondverzetmachine.
|
|
|
|
x
|
x
|
|
x
|
|
|
4.dagelijkse controle en onderhoud verrichten aan een grondverzetmachine.
|
|
|
|
|
|
x
|
x
|
|
|
5. zelfstandig een grondverzetmachine verplaatsen.
|
|
|
|
|
x
|
x
|
|
|
|
6. storingen herkennen aan een grondverzetmachine en in relatie hiermee handelend
optreden.
|
|
x
|
x
|
x
|
x
|
x
|
x
|
x
|
x
|
7. veiligheidsmaatregelen hanteren bij het werken met en aan een grondverzetmachine.
|
|
x
|
x
|
x
|
|
x
|
x
|
x
|
|
8. een grondverzetmachine na hijswerkzaamheden volgens de wettelijke voorschriften
achterlaten
|
|
x
|
x
|
|
|
|
|
|
|
Het praktijkexamen bestaat uit de volgende activiteiten:
1.
|
Doornemen opdracht
|
6.
|
Praktijk hijsopdrachten
|
2.
|
Aanvangscontrole van de machine (visueel)
|
7.
|
Assisteren last verplaatsen
|
3.
|
Onderhoud van de machine
|
8.
|
Praktijk hijsopdrachten
|
4.
|
Controle en inspectie hijsgereedschap
|
9.
|
|
5.
|
Opstellen en gebruiksklaar maken van grondverzetmachine
|
10.
|
Machine achterlaten
|
In de tabel is een overzicht gegeven van de verdeling van de eindtermen over de activiteiten
van de praktijkexamens machinist grondverzetmachine. Doordat eindtermen onderverdeeld
zijn in toetstermen, is een eindterm vaak over meerdere activiteiten verdeeld. Daardoor
is een eindterm meestal niet door een activiteit afgedekt.
Verklaring van codes:
-
1. De kandidaat kan de voorbereidingen treffen op de werkplek voorafgaande aan het werken
met een grondverzetmachine. RV-9, PV-1
-
1.1 Een hijsplan uitvoeren gelet op:
-
* plaats en afmetingen van de hijslocatie(s)
-
* plaats en afmetingen van de obstakels
-
* afmetingen, vorm, massa en zwaartepunt van de last
-
* soort, afmetingen, vorm en massa van het hijsgereedschap.
-
1.2. Controleren van de wettelijk voorgeschreven documenten.
-
1.3. Het werkterrein afzetten.
-
1.4. Overleggen met de uitvoerder (examinator) over de werkzaamheden, o.a. over:
-
1.5. Aan de hand van de omgevingsfactoren de terreinomstandigheden vaststellen:
-
* de ligging van boven- en ondergrondse leidingen
-
* de plaats en afmetingen van obstakels
-
* de aanwezigheid van mensen en verkeer op en naast het werkterrein
-
1.6. De afmetingen, massa en zwaartepunt van de last inschatten.
-
1.7. De keuze en de soort van het hijsgereedschap vaststellen.
-
1.8. Hulp- en uitrustingsstukken aanbrengen aan de grondverzetmachine.
-
1.9. De volgende gegevens uit een hijstabel van een grondverzetmachine bepalen:
-
1.10. De grondverzetmachine veilig en volgens de gebruiksaanwijzing opstellen, rekening
houdend met de omgevingsfactoren.
-
1.11. Controleren of de juiste waarschuwingstekens of -borden op en om de grondverzetmachine
zijn aangebracht.
-
1.12 De wijze van uitvoering van het werk vaststellen.
-
2. De kandidaat kan hijsmiddelen en uitrustingsstukken herkennen, benoemen en controleren
op veiligheidseisen RV-1
-
3. De kandidaat kan werk uitvoeren met een grondverzetmachine. KO-opdracht RV-12
-
3.1 De kandidaat kan hijswerkzaamheden uitvoeren met een grondverzetmachine.
-
3.1.1 hijswerkzaamheden met de grondverzetmachine uitvoeren.
-
3.1.2 wettelijk voorgeschreven hand- en armseinen geven en aan ontvangen hand- en armseinen
het juiste gevolg geven.
-
3.1.3 communiceren met behulp van portofoons.
-
3.1.4 op basis van vorm, massa en materiaal van de te hijsen last de benodigde hijsgereedschappen
kiezen.
-
3.1.5 het hijsgereedschap controleren op:
-
* de weergave van de toegestane werklast op het hijsgereedschap
-
* visuele beschadigingen of manco’s
-
* aanwezigheid van een CE-markering, certificaat en inspectierapport
-
3.1.6 de hijstabel controleren of de grondverzetmachine de werkzaamheden kan uitvoeren.
-
3.1.7 met de grondverzetmachine een last optoppen en aftoppen.
-
3.1.8 met de grondverzetmachine een last in een doel plaatsen.
-
3.1.9 met de grondverzetmachine een last tussen obstakels door manoeuvreren.
-
3.1.10 met de grondverzetmachine een slingerbeweging beheersen.
-
3.1.11 met een grondverzetmachine een last van horizontaal naar verticaal verplaatsen.
-
3.2. De kandidaat kan hijsgereedschappen bevestigen aan een grondverzetmachine.
Hijsgereedschappen aan de kraanhaak bevestigen en met behulp daarvan een last aanslaan.
-
3.3. De kandidaat kan zelfstandig een grondverzetmachine verplaatsen.
-
3.4. De kandidaat kan een grondverzetmachine na hijswerkzaamheden volgens de bedrijfsvoorschriften
achterlaten.
Na afloop van de werkzaamheden de grondverzetmachine op de juiste wijze achterlaten
conform de wettelijke voorschriften.
-
4. De kandidaat kan de veiligheids- en milieuaspecten van het werken met een grondverzetmachine
benoemen en interpreteren. RV-2
-
4.1 De kandidaat kan veiligheidsmaatregelen hanteren bij het werken met en aan een grondverzetmachine.
neemt de veiligheidsvoorschriften in acht bij het dagelijks onderhoud en tijdens het
werken met de grondverzetmachine.
-
4.2. De kandidaat kan milieuverantwoord werken met en aan een grondverzetmachine. demonstreren
hoe milieu- en veiligheidsvoorschriften bij opslag, overslag en gebruik van milieubelastende
stoffen toegepast moeten worden.
-
5. De kandidaat kan de onderhouds- en storingsaspecten van een grondverzetmachine herkennen,
interpreteren en benoemen. RV-5, PV-1
-
5.1 De kandidaat kan dagelijkse controle en onderhoud verrichten aan een grondverzetmachine.
-
5.1.1 aanwijzen welke delen van de kraan dagelijks onderhouden moeten worden en welke verrichtingen
daarbij uitgevoerd moeten worden.
-
5.1.1 de werking van systemen van de grondverzetmachine controleren.
-
5.2. De kandidaat kan storingen herkennen aan een grondverzetmachine en in relatie hiermee
handelend optreden.
-
5.2.1 aan de hand van de gebruiksaanwijzing een storingsdiagnose op hoofdonderdelen opstellen
op basis van visuele en auditieve controle aan de systemen van een grondverzetmachine.
-
5.2.2 aan de hand van de gebruiksaanwijzing demonstreren hoe (kleine) storingen aan de grondverzetmachine
verholpen kunnen worden.
-
5.2.3 storingen zodanig aan een monteur of de technische dienst doorgeven dat deze een eenduidig
en helder beeld van de storing krijgt. Dit door aan te geven:
-
* wat de uitval van c.q. waar in het systeem is
-
* wat visueel waarneembaar is aan de machineconstructie (onderdelen)
-
* of en waar lekkages waarneembaar zijn
-
* welke acties / reparaties zijn ondernomen.
-
5.2.4. bij storingen aan de grondverzetmachine aan de hand van de gebruiksaanwijzing bepalen
welke van de volgende acties hij moet ondernemen:
-
* beoordelen of hij wel of niet verantwoord kan doorwerken
-
* storing zelfstandig oplossen
-
* de monteur of technische dienst voor de storing inschakelen.
10.2 Beoordelingsmethode
Het theorie-examen wordt schriftelijk afgenomen en bestaat uit 50 meerkeuzevragen
op basis van de toetstermen zoals omschreven in punt 10.1. Het theorie-examen wordt
uitsluitend verstrekt vanuit de TCVT-itembank.
De maximale tijd om het theorie-examen af te leggen bedraagt 90 minuten.
De maximale waardering voor de meerkeuzevragen is 50 punten (1 punt per goed antwoord).
Een kandidaat is geslaagd indien hij 40 punten of meer heeft behaald en alle KO-vragen
goed heeft beantwoord. Het resultaat wordt in een voldoende/onvoldoende tot uiting
gebracht.
Het praktijkexamen wordt uitsluitend verstrekt vanuit de TCVT-itembank. De examenopdrachten
moeten binnen 240 minuten worden uitgevoerd. De TCVT examinatoren-instructie bepaald
de beoordeling van het praktijkexamen. De volgende zaken komen op het praktijkexamen
aan de orde:
Algemeen
Zo niet dan geen examen afnemen!
-
– De kandidaat wordt verteld wat de maximale tijdsduur van het examen is.
-
– Bij een vermoeden van onvoldoende kennis bij de kandidaat moet de examinator de kandidaat
bevragen naar de motivatie van zijn keuzes.
-
– De examenopdracht wordt in het bijzijn van de kandidaat bekend gemaakt (uit de verzegelde
envelop gehaald).
-
– Indien een kandidaat tijdens het examen een KO heeft gekregen, wordt dit pas NA het
examen meegedeeld.
Proces Verbaal
De examinator moet altijd een proces verbaal invullen, ook als er geen bijzonderheden
te vermelden zijn. De CKI neemt geen verzoeken tot verstrekking van het certificaat
van vakbekwaamheid in ontvangst zonder een bijgaand proces-verbaal. Op het proces-verbaal
staat ook de tijdsduur van het afgenomen examen. Indien het examen 30 minuten of eerder
gereed is dan de aangegeven tijd, dient de reden hiervan expliciet in het proces verbaal
te worden opgenomen.
Het praktijkexamen betreft de volgende onderdelen:
-
1. kennismaken en doornemen opdracht
-
2. aanvangscontrole van de grondverzetmachine en de daarbij behorende documenten
-
3. onderhoud en werking van de grondverzetmachine
-
4. hijsgereedschap
-
5. positioneren op hijsplaats en gebruiksklaar maken van de grondverzetmachine (KO-opdracht)
-
6. hijsopdracht 1 (KO-opdracht)
-
7. assisteren last verplaatsen
-
8. hijsopdracht 2 (KO-opdracht)
-
9. grondverzetmachine achterlaten
-
10 veiligheid (KO-onderdeel)
10.3 Cesuur
Waardering resultaat
Het resultaat van zowel het theorie- als het praktijkexamen wordt in voldoende/onvoldoende
tot uiting gebracht. Kandidaten die voor het onderdeel theorie of praktijk of beide
onderdelen geen voldoende hebben behaald, hebben recht op een herexamen. Hierbij gelden
de eisen zoals gesteld in artikel 4.2.
Geldigheidsduur van het resultaat van het examen
Een kandidaat kan tot uiterlijk 6 maanden na het behalen van een voldoende resultaat
voor zijn praktijk- of theorietoets, herexamen doen voor het nog als onvoldoende gekwalificeerde
examengedeelte theorie of praktijk. In dit geval kan de kandidaat, binnen de gestelde
termijn van 6 maanden, maximaal twee maal een herexamen aanvragen. Hierna, of na het
verstrijken van de termijn, moet een volledig examen (zowel theorie als praktijk)
worden afgelegd. Er is geen maximum verbonden aan het aantal gecombineerde praktijk-
en theorie-examens.
Cesuur praktijk
Bij het praktijkexamen dient voor alle onderdelen een voldoende gehaald te worden.
Elk onderdeel wordt beoordeeld aan de hand van een beoordelingsprotocol. Hierop is
het algoritme van de handelingen die de kandidaat moet verrichten beschreven. Aan
de verschillende handelingen zijn beoordelingscriteria toegevoegd en een puntenwaardering.
Elk onderdeel kent zo een puntenwaardering die is vastgelegd op het beoordelingsprotocol.
Om een voldoende te halen dient voor elk onderdeel minimaal 70% van de punten gescoord
te worden en mag de kandidaat geen KO te hebben.
11. Hercertificatie
11.1 Toetstermen hercertificatie
Om als certificaathouder voor hercertificatie in aanmerking te komen, dient te worden
aangetoond dat in die vijf (5) jaar door de certificaathouder aan alle volgende voorwaarden
is voldaan:
-
1. Scholing:
-
– Twee (2) scholingsdagen (4 dagdelen) zijn gevolgd bij een door TCVT erkend scholingsinstituut,
en
-
– Eén scholingsdag (2 dagdelen) wordt gevolgd in de eerste 36 maanden van de periode
van vijf jaar, en
-
– De tweede scholingsdag wordt gevolgd na de 36ste maand van de periode van vijf jaar,
en
-
– In de scholingsdagen zijn alle eindtermen en actuele ontwikkelingen m.b.t. dit schema
opgenomen, en
-
– Van de gevolgde scholing ontvangt de deelnemer een bewijs van deelname van de TCVT
erkende opleider en wordt dit aangetekend in het TCPR-boekje.
-
2. Praktijkervaring:
-
– In de periode van vijf (5) jaar dat het certificaat geldig is, moet de certificaathouder
tenminste acht kwartalen hebben gewerkt in de functie die op het certificaat is vermeld,
en
-
– Van deze acht kwartalen moeten tenminste twee kwartalen vallen in de laatste drie
jaar van de periode van vijf jaar, en
-
– De praktijkervaring kan worden aangetoond door aantekening van de praktijkervaring
van de certificaathouder in het TCPR-boekje of in het TCVT Praktijkregister. Deze
praktijkervaring moet minimaal elke drie maanden door de werkgever worden getoetst
op waarheid en worden geparafeerd.
Indien de houder niet kan aantonen over voldoende praktijkervaring te beschikken in
de laatste vijf jaar, dan kan hij via een praktijktoets aantonen nog steeds voldoende
vakbekwaam te zijn. Een praktijktoets wordt afgenomen conform de eisen zoals vastgelegd
in dit schema.
11.2 Beoordelingsmethode
Hercertificatie kan als volgt worden ingevuld:
-
– Indien de positieve hercertificatie beslissing valt binnen twee maanden voor de vervaldatum,
dan is de vervaldatum tevens de ingangsdatum van het hernieuwde certificaat.
-
– Indien de positieve certificatiebeslissing valt voor de twee maanden voorafgaand aan
de vervaldatum, dan is de datum van de certificatiebeslissing de ingangsdatum van
het hernieuwde certificaat.
Wanneer door omstandigheden het persoonscertificaat van de machinist is verlopen zonder
tijdige hercertificatie en de machinist alsnog in het bezit wil komen van een persoonscertificaat
is er een dispensatieregeling mogelijk. Daartoe dient de machinist een aanvraag in
bij een certificatie-instelling. Deze aanvraag wordt vervolgens voorgelegd aan TCVT
Werkkamer 4 Vakbekwaamheid die een advies opstelt. Dit advies wordt vervolgens voorgelegd
aan de certificatie-instelling die aansluitend een besluit neemt over de (her-)verlening
van het persoonscertificaat.
11.3 Controle op de registratie van de praktijkervaring bij hercertificatie
Bij de aanvraag voor hercertificatie dient het origineel TCPR-boekje met de daarin
opgenomen registraties van de praktijkervaring te worden voorgelegd aan de certificatie-instelling.
De ontvangst wordt binnen een kalenderweek bevestigd met een verklaring, waarmee opdrachtgevers
kunnen worden geïnformeerd over de reden van de afwezigheid van het originele TCPR-boekje.
De certificatie-instelling controleert de registraties en toetst of voldaan wordt
aan de vereiste praktijkervaring en bericht de aanvrager binnen een kalenderweek over
het resultaat.
Bovendien zal de certificatie-instelling ongeacht of het een machinist als werknemer
of als zelfstandige machinist betreft, bij de aanvraag voor hercertificatie, onaangekondigd
een 5%-steekproefsgewijze controle uitvoeren op de betrouwbaarheid van de invulling
van praktijkervaring.
Voor de registratie van de praktijkervaring dient er een deugdelijke administratie
gevoerd te worden. Deze dient minimaal 5 jaar beschikbaar te blijven.
12. Het certificaat
Gegevens:
Minimaal dienen de volgende gegevens op het certificaat vermeld te zijn:
Naam van de gecertificeerde persoon incl. geboorte datum;
Eenduidig documentnummer;
-
• Naam van de CKI die het certificaat verleend heeft;
-
• Referentie naar de normen waaraan getoetst wordt ;
-
• Scope van het certificaat, inclusief de geldigheidscondities;
-
• De ingangsdatum van het certificaat en de datum waarop het certificaat ophoudt geldig
te zijn.
Teksten:
Op het certificaat dient vermeld te worden, dat de CKI verklaard dat de betreffende
persoon voldoet aan de eisen uit het werkveldspecifieke certificatieschema en indien
relevant of het ging om een hercertificatie.
13. Geldigheidscondities
Gedurende de looptijd gelden de volgende condities waar de certificaathouder zich
aan moet houden. Indien niet voldaan wordt aan deze condities kan dit consequenties
hebben voor het certificaat. Na een positief certificatie besluit ontvangt de kandidaat
binnen 4 weken een TCVT-certificaat en een TCPR-boekje. Beide documenten zijn wettig
bewijsmiddel. De gegevens (inclusief intrekking van het certificaat) van de deelnemer
worden geregistreerd in het TCVT personenregister.
Verwijdering uit het register
Onderstaand zijn de condities aangegeven voor de verwijdering uit het TCVT certificaatregister.
Certificaathouders die niet voldoen aan de eisen die met het certificaat samenhangen,
worden verwijderd uit het register van certificaathouders. De volgende redenen kunnen
leiden tot verwijdering uit het register:
-
a. Het niet kunnen aantonen werkzaam te zijn als machinist in de beroepsspecialisatie
waarvoor het certificaat geldig is.
-
b. Het niet nakomen van verplichtingen jegens de certificatie-instelling;
-
c. Het misbruik maken of laten maken van het certificaat;
-
d. Het verstrekken van onvolledige of onjuiste gegevens aan de certificatie-instelling;
-
e. Het ongeschikt blijken voor de uitoefening van de met het certificaat samenhangende
beroepsvaardigheden;
-
f. Het niet voldoen aan de eisen zoals geformuleerd onder hercertificatie (11).
Deze condities dienen te zijn opgenomen in de certificatieovereenkomst tussen certificatie
instelling en certificaathouder.
Overige voorwaarden voor certificaathouders
De houder van het certificaat dient misbruik van het certificaat door derden tegen
te gaan en vermissing van dit certificaat schriftelijk binnen 10 dagen aan de certificatie-instelling
te melden.
De houder van het certificaat machinist verticaal transport is verplicht veranderingen
van woonplaats en huisadres schriftelijk te melden aan de certificatie-instelling.
De houder van het certificaat machinist verticaal transport dient door derden tegen
hem/haar ingediende klachten, die met de strekking van dit certificaat verband houden,
te melden aan de certificatie-instelling die het betreffende certificaat heeft afgegeven.
BIJLAGE 10, BEHOREND BIJ DE MINISTERIËLE REGELING VAN 19 JULI 2012, NR. G&VW/GW/2012/10964,
HOUDENDE WIJZIGING VAN DE ARBEIDSOMSTANDIGHEDENREGELING IN VERBAND MET DE GEFASEERDE
INVOERING VAN HET STELSEL VAN CERTIFICATIE (FASE 3)
Bijlage XVIIe behorend bij artikel 7.7, tweede lid onder e, Arbeidsomstandighedenregeling
Werkveldspecifiek certificatieschema voor het persoonscertificaat Machinist Autolaadkraan
Document: WSCS-VT Machinist Autolaadkraan: 2012, versie 01
Onder beheer van:
CCvD-TCVT
p/a Stichting TCVT
Postbus 154
3990 DD Houten
www.TCVT.nl
INHOUD
1.
|
Inleiding
|
175
|
2.
|
Definities
|
175
|
3.
|
Werkveldspecifieke kenmerken
|
176
|
|
3.1
|
Beschrijving schema
|
176
|
|
3.2
|
Actieve partijen
|
176
|
|
3.3
|
Risicoanalyse en afbreukcriteria
|
176
|
4.
|
|
CERTIFICATIEREGLEMENT
|
177
|
|
4.1
|
Doelstelling
|
177
|
|
4.2
|
Certificatieprocedure
|
177
|
|
4.3
|
Certificatiebeslissing
|
177
|
|
4.4
|
Geldigheidsduur van het certificaat
|
177
|
|
4.5
|
Geldigheidscondities
|
178
|
|
4.6
|
Klachtenregeling
|
178
|
|
4.7
|
Bezwaarprocedure
|
179
|
|
4.8
|
Register voor vakbekwaamheid
|
180
|
|
4.9
|
Norminterpretatie
|
180
|
5.
|
|
Examenreglement
|
180
|
|
5.1
|
Doelstelling
|
180
|
|
5.2
|
De exameninstelling
|
180
|
|
5.3
|
Eisen te stellen aan het examenpersoneel
|
181
|
|
5.4
|
Eisen te stellen aan het examen
|
182
|
|
5.5
|
Beheer centrale itembank en examenversies
|
183
|
6.
|
|
Toezicht
|
183
|
|
6.1
|
Medewerking aan toezicht
|
183
|
|
6.2
|
Frequentie van het toezicht
|
183
|
|
6.3
|
De wijze van uitvoering van het toezicht
|
183
|
|
6.4
|
Verslag van bevindingen
|
183
|
|
6.5
|
Maatregelen (artikel 1.5e Arbobesluit)
|
183
|
|
|
|
|
|
|
DEEL II: NORMEN
|
184
|
7.
|
|
Onderwerp van certificatie
|
184
|
8.
|
|
Entreecriteria
|
184
|
9.
|
|
Eindtermen
|
185
|
10.
|
|
Toetsmethodiek bij initiële certificatie
|
186
|
|
10.1
|
Toetstermen
|
186
|
|
10.2
|
Beoordeling
|
190
|
|
10.3
|
Cesuur Examen
|
190
|
11.
|
|
Hercertificatie
|
191
|
|
11.1
|
Toetstermen hercertificatie
|
191
|
|
11.2
|
Beoordelingsmethode
|
191
|
|
11.3
|
Censuur bij hercertificatie.
|
191
|
12.
|
|
Het certificaat
|
192
|
13.
|
|
Geldigheidscondities
|
192
|
1. Inleiding
Dit werkveldspecifieke certificatieschema voor personen is door het CCvD-TCVT opgesteld.
Het betreft certificatie van vakbekwaamheid op het gebied van veilig hijsen door een
machinist met een autolaadkraan. Door het ministerie van SZW is het schema vastgesteld.
Dit vastgestelde schema vervangt daarmee eerdere versies. De te certificeren vakbekwaamheid
betreft het veilig uitvoeren van hijswerkzaamheden op bouwplaatsen met een autolaadkraan1. Het certificatiesysteem van de Certificatie Instelling (CKI) moet zijn gestructureerd
in overeenstemming met de eisen uit het WDAT-VT-Personen.
2. Definities
Begrip of afkorting
|
:
|
Betekenis
|
Aanvrager van een
certificaat
|
:
|
De (rechts-)persoon die bij de certificatie-instelling een aanvraag doet voor het
afgeven van een persoonscertificaat van vakbekwaamheid.
|
Aanwijzing
|
:
|
Aanwijzing van een instelling bij of krachtens wettelijk voorschrift door de minister
van SZW.
|
Beoordeling
|
:
|
Beoordeling (initiële, of her-) door de CKI op basis van het door de minister van
SZW vastgestelde WDA&T.
|
BHST
|
:
|
Stichting die een wettelijke certificatieregeling beheert: TCVT.
|
Centraal College van Deskundigen (CCvD)
|
:
|
Het college, onderdeel van en/gefaciliteerd door BHST, dat belanghebbende partijen
in een bepaalde sector of branche de mogelijkheid biedt tot deelname bij het opstellen
en onderhouden van werkveldspecifieke documenten op zodanige wijze dat sprake is van
een evenwichtige en representatieve vertegenwoordiging van deze partijen. In casu
het CCvD-TCVT.
|
Centrale Examen Commissie (CEC)
|
:
|
Commissie binnen de structuur van de BHST die een centrale itembank ontwikkelt en
beheert.
|
Certificaat
|
:
|
Een certificaat in de zin van artikel 20 Arbowet en artikel 7 Warenwet (artikel 6e
Warenwetbesluit machine).
Daarnaast moet een certificaat beschouwd worden als een verklaring van overeenstemming
(conformiteitsverklaring) zoals bedoeld in relevante ISO en EN normen.
|
Certificaathouder
|
:
|
Persoon die in het bezit is van een geldig wettelijk verplicht certificaat.
|
Certificatieproces
|
:
|
Alle activiteiten via welke een CKI beoordeelt en besluit of een persoon, product
of systeem voldoet en blijft voldoen aan de normen, zoals opgenomen in het werkveldspecifieke
certificatieschema.
|
Certificatiereglement
|
:
|
Bepalingen voor de uitvoering van het certificatieproces en de relaties tussen kandidaat
en CKI.
|
Certificatiesysteem
|
:
|
Set van procedures en middelen benodigd om het certificatieproces uit te voeren per
certificatieschema, dat leidt tot de uitgifte van een certificaat van vakbekwaamheid,
inclusief onderhoud.
|
Certificerings en Keurings-instelling (CKI)
|
:
|
Kalibratie- of conformiteitsbeoordelingsinstellingen zoals certificatie-instellingen,
keuringsdiensten van gebruikers, laboratoria, inspectie-instellingen en testinstituten.
|
Cesuur
|
:
|
De grens tussen de hoogste toetsscore waaraan een onvoldoende en de laagste toetscore
waaraan een voldoende wordt toegekend.
|
Competentie
|
:
|
Gedemonstreerd vermogen om kennis en vaardigheden toe te passen en, waar relevant,
gedemonstreerde persoonlijke eigenschappen, zoals gedefinieerd in het certificatieschema.
|
Controle
|
:
|
Periodieke beoordeling door de CKI’s tegen de voor beoordeling geldende regels van
de minister (WDA&T).
|
Eindtermen
|
:
|
Een omschrijving van het geheel aan kennis, vaardigheden en houdingen van een specifiek
vakbekwaamheidgebied ten behoeve van het toetsen van examenkandidaten.
|
Entreecriteria
|
:
|
Criteria, zoals vooropleiding en werkervaring, waaraan de kandidaat moet voldoen om
toegelaten te worden tot het certificatieproces.
|
Examen
|
:
|
Het geheel van toetsopgaven (toetsvragen en/of toetsopdrachten), bedoeld om de individuele
kandidaat te kunnen beoordelen in de mate waarin hij of zij aan de eindtermen conform
de normen voldoet.
|
Examencommissie
|
:
|
Commissie binnen de structuur van de CKI onder wiens verantwoordelijkheid de examens
worden afgenomen.
|
Examenprotocol
|
:
|
Bepalingen voor de uitvoering van examens in de relatie tussen de BHST en de exameninstelling.
|
Examenreglement
|
:
|
Bepalingen voor de uitvoering van examens in de relatie tussen de kandidaat en de
exameninstelling.
|
Examinatoreninstructie
|
:
|
Bepalingen voor de uitvoering van examens in de relatie tussen de examinator en de
exameninstelling.
|
Hijskraan
|
|
Hijswerktuig voor het hijsen van vrijhangende lasten in een vaste (vaste en op rails
verrijdbare kraan) of mobiele (kraan op rupsen of banden) opstelling, met tenminste
een bedrijfslast van 2 ton en bedrijfslastmoment van 10 tonmeter. Met uitzondering
van:
• op een voertuig bevestigde (auto)laadkraan die uitsluitend bestemd is of wordt gebruikt
voor het laden en lossen vanuit de laadbak van het voertuig, en
• grondverzetmachine die ontgraaft en daarop aansluitend leidingwerk in die ontgravingen
legt of ten behoeve van het uitvoeren van grondverzetwerkzaamheden ondersteuningsschotten
plaatst.
|
KO
|
:
|
Knock-out: onjuist antwoord op een examenvraag die direct tot gevolg heeft dat de
kandidaat voor het betreffende examenonderdeel zak
|
Risicoanalyse
|
:
|
Analyse waaruit motivatie, voor te maken keuzes in werkveldspecifiek probleemgebied,
blijkt, op te nemen in het beoogde certificatieschema.
|
TCPR
|
|
TCVT Certificatie Personen Register
|
Toezicht
|
:
|
Het verzamelen van de informatie over de vraag of een handeling of zaak voldoet aan
de daaraan gestelde eisen, het zich daarna vormen van een oordeel daarover en het
eventueel naar aanleiding daarvan interveniëren.
|
TSJ
|
|
TCVT Schema Journaal: annotatie op een TCVT schema.
|
Vakbekwaamheidsgebied
|
:
|
Aanduiding van het werkveld, de functie, of een geheel aan taken waar bepaalde vakbekwaamheidseisen
op betrekking hebben.
|
Vakbekwaamheidseisen
|
:
|
De eisen die, binnen een bepaald werkveld of een bepaalde beroepsgroep, gesteld worden
aan personen met betrekking tot hun kennis, vaardigheden en houdingen inzake specifieke
handelingen of taken.
|
Verklaring
|
:
|
De EG-verklaring van typeonderzoek of EG-verklaring overeenstemming als bedoeld in
het bij of krachtens de Machinerichtlijn of enige andere EU-produkt-richtlijn bepaalde.
|
Werkveldspecifiek
certificatieschema
|
:
|
Term gebruikt door SZW voor een certificatieschema dat door de minister van SZW is
geaccepteerd te gebruiken binnen een specifieke aanwijzing als CKI voor personen,
producten of systemen.
|
WDAT-VT-Personen
|
:
|
Werkveldspecifiek document voor aanwijzing en toezicht (WDA&T) op de certificatie-
en keuringsinstellingen die personen certificeren in het kader van verticaal transport.
Document: WDAT-VT-Personen: 2012, versie 01.
|
WDAT-VT-Producten
|
:
|
Werkveldspecifiek document voor aanwijzing en toezicht (WDA&T) op de certificatie-
en mobiele kranen, torenkranen en/of hijs- en hefwerktuigen voor beroepsmatig personenvervoer
en/of tijdelijke personen(bouw)liften periodiek keuren in het kader van verticaal
transport.
Document: WDAT-VT-Producten: 2012, versie 01.
|
3. Werkveldspecifieke kenmerken
Hijsen is een risicovolle beroepsactiviteit. Om het maatschappelijke belang -veiligheid
en gezondheid van en rondom de arbeid- te waarborgen, is door de overheid gekozen
voor een wettelijk verplichte certificatieregeling voor de borging van de vakbekwaamheid
van machinist autolaadkraan.
3.1 Beschrijving schema
Dit WSCS-VT Machinist Autolaadkraan is door de BHST voorgesteld en door het ministerie
van SZW -inclusief eventuele aanpassingen- vastgesteld. De minister van SZW kan ook
op eigen initiatief wijzigingen aanbrengen in de vastgestelde documenten. Dit vastgestelde
schema vervangt daarmee eerdere versies.
3.2 Actieve partijen
Binnen het kader van dit werkveldspecifieke certificatieschema zijn actief:
-
• BHST TCVT, hierna TCVT;
-
• CCvD TCVT, hierna CCvD;
-
• Werkkamer 4 TCVT vakbekwaamheid.
3.3 Risicoanalyse en afbreukrisico
Hijsen en aanslaan van lasten is een risicovolle activiteit in het verticaal transport.
De machine waarmee wordt gehesen, het hijs- en hefgereedschap en het aanslaan van
lasten kunnen ieder voor zich en/of in gezamenlijkheid gevaarlijk zijn voor mens en
omgeving. Borging van dit proces door onder certificaat gekeurde machines en hijs-
en hefgereedschappen enerzijds en gecertificeerde machinisten en hijsbegeleiders anderzijds,
is noodzakelijk en door de wetgever onderkend. Hijskranen zijn complexe installaties
en hun aandeel in ernstige en dodelijke ongevallen is relatief gezien groot.
De oorzaak van deze onveiligheid kan worden onderverdeeld in een aantal subgroepen:
-
1. Instabiliteit last
-
2. Niet adequaat aanhaken en lossen van last
-
3. Instabiliteit kraan
-
4. Instabiliteit giek
-
5. Niet adequaat opbouwen en afbouwen van kraan
-
6. Technische gebreken van de kraan
-
7. Toegankelijkheid kraan
ad 1+2. Instabiliteit last / Niet adequaat aanhaken en lossen van last
In de bouw hijsen kraanmachinisten vaak onbekende en onstabiele lasten over grote
groepen bouwvakkers heen en lossen ze de last in de directe nabijheid van personen
die niets met de hijsactiviteit te maken hebben. De last wordt vaak aangeslagen door
niet-deskundigen. De machinist draagt echter wel de verantwoordelijkheid voor het
hijsen van de last. Met het hijsen op zich gaat vervolgens weinig fout, maar wel met
de last (schuiven, vallen, haakbreuk etc.). Oorzaak van dit risico is het werken met
onveilig materieel, ondeskundig personeel, tijdgebrek en het ontbreken van een hijsplan.
Ad 3+ 4. Instabiliteit van de kraan en giek
Kranen en giek worden instabiel door het hijsen en zwenken. Er is dan sprake van grote
drukverplaatsingen door de kraan. Instabiliteit kan leiden tot het wegzakken c.q.
omvallen van de kraan. Goed stempelen op goede schotten is de oplossing. Daarnaast
zorgt overbelasting en het werken bij zware wind voor problemen.
Ad 5 + 6. Technische staat van de kraan en niet adequate op/afbouw van de kraan
Kranen worden intensief gebruikt en zijn onderhevig aan slijtage. Ook de opstelling
en afbouw van de kraan heeft direct gevolgen voor het gebruik. Regelmatig keuren van
de kraan is de oplossing.
Ad 7. Toegankelijkheid kraan
Een kraan op een bouwplaats is een nuttig en gewild voorwerp. Helaas komt het nog
regelmatig voor dat onbevoegden de kraan gebruiken voor hijswerk. De machinist dient
derhalve altijd zijn kraan af te sluiten bij het verlaten van de kraan.
Certificering van kraanmachinisten en keuring van kranen zijn managementfactoren,
die de bedrijfstak ter hand heeft genomen. De keuring voorkomt een aantal mechanische
defecten en de certificering houdt de competentie van de machinisten op peil. Andere
factoren die door het management van het werk beïnvloedbaar zijn, zijn conflictbeheersing,
mens-machine interacties, communicatie en voldoende menskracht
4. Certificatiereglement
4.1 Doelstelling
Dit reglement omschrijft de procedures die relevant zijn voor het juist toepassen
van het specifieke schema. Hierbij moet gedacht worden aan onder meer procedures van
aanvraag, de examinering, de wijze waarop de uitslag bekend gemaakt wordt en condities
met betrekking tot de certificatie, de afgifte van certificaten/verklaringen, procedures
bij het uitvoeren van keuringen, klachtenafhandeling en het indienen van een verzoek
om herziening.
4.2 Certificatieprocedure
De kandidaat machinist autolaadkraan dient bij een CKI, in overeenstemming met dit
certificatiereglement, een aanvraag in voor het persoonscertificaat machinist autolaadkraan.
Vervolgens verstrekt de CKI alle relevante informatie over de gang van zaken bij het
gehele certificatieproces.
4.3 Certificatiebeslissing
De certificatiebeslissing wordt genomen door een functionaris van de CKI die niet
betrokken is geweest bij de beoordeling van de kandidaten en daartoe is gekwalificeerd
en aangesteld conform het kwaliteitssysteem en de procedures die de certificatie-instelling
heeft op grond van het werkveldspecifieke schema voor aanwijzing en toezicht.
4.4 Geldigheidsduur van het certificaat
De maximale geldigheidsduur van een persoonscertificaat is 5 jaar. Eerdere intrekking
is mogelijk indien de certificaathouder tussentijds niet voldaan heeft aan de eisen
t.a.v. de beheersing van de onder 9. genoemde eindtermen (zie voor de voorwaarden
4.5).
4.5 Geldigheidscondities
Met betrekking tot de geldigheid van het certificaat worden condities gesteld. Indien
niet voldaan wordt aan deze condities kan dit consequenties hebben voor het certificaat.
Deze condities zijn:
de certificaathouder mag geen handelingen verrichten in strijd met de voorschriften;
de certificaathouder dient te zorgen dat geen misbruik wordt gemaakt van het persoonscertificaat.
De CKI is bevoegd het certificaat te schorsen en/of in te trekken. De condities en
de wijze waarop daarop door de CKI toegezien dient te worden, worden opgesteld door
de CCvD en vastgelegd in het TCVT protocol ‘schorsing/intrekking’.
4.6 Klachtenregeling
Klachten over de CKI
Een adequate behandeling van klachten is belangrijk voor het creëren van vertrouwen
in certificatie en belangrijk voor de bescherming van zowel de certificaathouders
als de gebruikers van certificaten.
Aan een CKI worden onder meer de volgende eisen gesteld:
-
• Een openbaar toegankelijke klachtenprocedure dient aanwezig te zijn.
-
• de klachtenprocedure bevat minimaal het volgende: een beschrijving van het proces
van ontvangen, onderzoeken en beoordelen van de klacht; de wijze van volgen van de
klacht en acties als vervolg daarop; en de wijze waarop wordt verzekerd dat correctieve
acties worden uitgevoerd.
-
• De beslissing over de reactie op de klacht dient te worden genomen door personen die
niet betrokken zijn bij het onderwerp van de klacht.
-
• Indieners van klachten dienen, indien mogelijk, op de hoogte te worden gehouden van
de ontvangst van de klacht, de voortgang van behandeling en de uitkomst.
Klachten over het bedrijf of de persoon
Indien de CKI klachten van derden, zoals een opdrachtgever, ontvangt over het voldoen
aan dit schema door het bedrijf of de persoon die een aanvraag voor het certificaat
heeft ingediend of certificaathouder is, dient de CKI de klager te verwijzen naar
het bedrijf of de persoon. De CKI dient de klacht te betrekken bij de eerstvolgende
beoordeling bij het betreffende bedrijf of de betreffende persoon.
Echter, indien het naar de mening van de CKI een ernstige klacht betreft, dient de
CKI, naast de behandeling door het bedrijf of de persoon, zelf ook direct te beoordelen
of de klacht gevolgen dient te hebben voor de beslissing m.b.t. certificatie. In dat
geval dient de CKI af te wegen of het gewenst is een extra beoordeling uit te voeren.
De kosten van deze extra beoordeling komen in beginsel voor rekening van de certificaathouder.
Klachtenregeling
Inleiding
In deze werkinstructie wordt de afhandeling van een klacht besproken. Voor iedere
afzonderlijke klacht wordt een apart klachtenformulier ingevuld.
Werkwijze
Wanneer iemand probeert een klacht telefonisch of mondeling te melden, wordt aan hem/haar
gevraagd deze schriftelijk te verwoorden. Als een klacht schriftelijk binnenkomt wordt
deze meteen naar de kwaliteitsmanager gebracht en indien de klachtafhandelaar duidelijk
is krijgt hij/zij meteen een kopie van de klacht. De kwaliteitsmanager registreert
de klacht op een klachtenformulier en stelt de directeur CKI op de hoogte van de klacht.
De directeur van de CKI wijst de klachtafhandelaar aan. De kwaliteitsmanager vermeldt
de klachtafhandelaar op het klachtenformulier en brengt de klachtafhandelaar schriftelijk
op de hoogte van de klacht. De klachtafhandelaar informeert de indiener van de klacht
schriftelijk over de ontvangst van de klacht.
Eenvoudige zaken
Klachtafhandelaar stuurt klacht door naar betrokken bedrijf/persoon; stelt indiener
op de hoogte legt dossier aan tbv voortgangsbewaking en meenemen afhandeling klacht
door bedrijf/persoon bij eerstvolgende beoordeling.
Ernstige klachten
Klachtafhandelaar beoordeelt de klacht en stelt vast of de klacht een incident betreft
of dat de klacht moet leiden tot een aanpassing in de werkwijze. Indien het een incident
betreft, wordt de indiener daarvan op de hoogte gesteld. De klachtafhandelaar bedenkt
samen met de indiener binnen drie weken na het indienen van de klacht een oplossing
voor de afhandeling en betrekt bedrijf/persoon hierbij. De oplossing zoals die met
de indiener is besproken wordt vastgelegd op het klachtenformulier. Hier wordt tevens
vermeld dat het gaat om een incident. Indien de klacht een aanpassing van de werkwijze
vergt bedenkt de klachtafhandelaar binnen 10 dagen een verbetervoorstel en bespreekt
dit met de kwaliteitsmanager en betrekt bedrijf/persoon hierbij. Het verbetervoorstel
moet een structurele verbetering inhouden van de werkwijze. Het verbetervoorstel wordt
ingevuld op het klachtenformulier.
De klachtafhandelaar stelt de indiener op de hoogte van de afhandeling van de klacht.
De kwaliteitsmanager maakt de gewijzigde werkwijze bekend. De kwaliteitsmanager start,
indien nodig, een vervolgonderzoek naar de invoering van het verbetervoorstel. De
bevindingen worden vastgelegd op het klachtenformulier. Het klachtenformulier wordt
gearchiveerd.
4.7 Bezwaarprocedure
Inleiding
Onderstaand worden de stappen beschreven die nodig zijn voor het afhandelen van een
bezwaarschrift. Een dergelijk bezwaarschrift kan bijvoorbeeld ingediend worden tegen
besluiten van de CKI inzake het niet (opnieuw) verlenen, schorsen of intrekken van
een certificaat.
Werkwijze
Algemeen:
-
• Een door of namens de CKI genomen besluit, dat is een definitieve uitslag of eindoordeel,
wordt schriftelijk ter kennis van de belanghebbende gebracht.
-
• Onder een besluit wordt tevens verstaan het weigeren te beslissen of het niet tijdig
nemen van een beslissing.
-
• De CKI stelt de belanghebbende in haar correspondentie in kennis van de mogelijkheid
van het indien van een bezwaarschrift door middel van de volgende clausule:
‘Ingevolge de CKI procedure ‘bezwaarschriftprocedure’ kan door een belanghebbende
met betrekking tot dit besluit een bezwaarschrift ingediend worden. Daartoe moet
binnen zes weken na de datum van verzending van het besluit een bezwaar worden ingediend
bij de CKI. In het bezwaarschrift moet gemotiveerd worden aangegeven waarom het gegeven
besluit niet juist gevonden wordt. Verzocht wordt bij het bezwaarschrift een kopie
van het bestreden besluit toe te voegen.’
-
• Het bezwaarschrift dient in ieder geval de volgende elementen te bevatten:
Het bezwaar wordt niet-ontvankelijk verklaard:
-
– indien niet aan de gestelde termijn van indienen wordt voldaan. Dit geldt niet als
de indiener aantoont dat hij redelijkerwijs niet in verzuim is geweest
-
– in andere gevallen dan genoemd onder a, als geen gebruik gemaakt wordt van de door
de CKI geboden gelegenheid tot verzuimherstel
-
– het bezwaar wordt verder niet-ontvankelijk verklaard als het, bij het niet van toepassing
zijn van een termijn, onredelijk laat wordt ingediend. Dit geldt uitsluitend wanneer
het bezwaar betrekking heeft op het niet tijdig nemen van een besluit.
-
– Het bezwaarschrift schort de werking van het besluit niet op.
-
– Het bezwaarschrift leidt tot heroverweging van het besluit waartegen het is gericht.
Procedure
-
• De CKI neemt kennis van het bezwaarschrift en bevestigt binnen twee weken de ontvangst.
-
• De CKI biedt gelegenheid tot het horen van de indiener.
-
• Het bezwaarschrift wordt gemeld bij de kwaliteitsmanager die het bezwaar registreert.
-
• Het horen betreft met name de vakinhoudelijke aspecten die geleid hebben tot het besluit
en dient binnen in beginsel zes weken na het vaststellen dat een hoorprocedure aan
de orde is, plaats te vinden.
-
• Het horen kan geschieden door de CKI of door een of meer door de CKI benoemde ter
zaken kundige. Het horen geschiedt door een persoon of personen die niet betrokken
is/zijn geweest bij de voorbereiding van het besluit, en geen binding hebben met de
belanghebbende.
-
• Het horen geschiedt op een door de CKI te bepalen tijdstip binnen de gangbare kantooruren.
-
• Relevante stukken kunnen tot 10 dagen voor de hoorzitting worden ingediend en liggen
gedurende een week voor de zitting ter inzage.
-
• Van het horen wordt afgezien indien het verzoek om herziening kennelijk niet-ontvankelijk
of kennelijk ongegrond is, inmiddels aan het verzoek is tegemoetgekomen, of indien
belanghebbende verklaart hiervan geen gebruik te maken.
-
• Van het horen wordt een verslag gemaakt. Het verslag wordt bij de beslissing op het
bezwaar om herziening gevoegd.
-
• De hoorcommissie brengt tevens advies aan de CKI.
Beslissing op het bezwaarschrift
-
• De CKI beslist aan de hand van de haar ter beschikking staande gegevens binnen zes
weken, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift
is verstreken. De beslistermijn kan eenmaal met ten hoogste 6 weken worden verlengd.
Daarna kan de termijn slechts met toestemming van de belanghebbende worden verlengd.
-
• De CKI zal, bij het gegrond verklaren van het bezwaar, de beslissing herroepen en
een nieuwe beslissing ter zake nemen.
-
• Van haar beslissing op het bezwaar zal de CKI de onderbouwing en motivering aan belanghebbende
meedelen.
Bestuursrechter
-
• Indien de inhoud of strekking van de nieuwe beslissing de belanghebbende hiertoe aanleiding
geeft, dient hij zich in voorkomend geval te wenden tot de bestuursrechter.
-
• De CKI zal de belanghebbende in haar beslissing op bezwaar wijzen op deze mogelijkheid.
4.8 Register voor vakbekwaamheid
De CKI registreert de gegevens van de certificaathouder. Deze gegevens worden conform
de overeenkomst met TCVT tenminste zo vaak als mutaties zich voordoen elektronisch
verzonden aan Bureau TCVT ten behoeve van het TCVT Personenregister, dat wordt opgezet
conform wettelijke bepalingen. Dit register is via internet toegankelijk gemaakt.
De BHST is verantwoordelijk voor het beheer van het register.
4.9 Norminterpretatie
Het CCvD dient te zorgen voor eenduidige norminterpretatie van dit certificatieschema.
Toch kan het voorkomen dat er in de operationele fase verschillende interpretaties
bestaan van één of meerdere in werkveldspecifieke certificatieschema’s gehanteerde
begrippen. Mocht het gebeuren dat certificaathouders, CKI’s of andere belanghebbenden
uiteenlopende definities hanteren en hierover meningsverschillen bestaan, dan dienen
afwijkende interpretaties te worden voorgelegd aan het CCvD.
5. Examenreglement
Dit reglement bevat bepalingen voor de voorbereiding, uitvoering en beoordeling van
examens ten behoeve van het TCVT persoonscertificaat machinist autolaadkraan
5.1 Doelstelling
De examinering geschiedt onder verantwoordelijkheid van de certificatie-instelling
en bestaat uit de volgende delen:
-
• theorie-examen, en
-
• praktijkexamen.
5.2 De exameninstelling
De exameninstelling dient het examenreglement te hanteren. Hierin zijn de volgende
zaken opgenomen:
-
1. ingangsdatum van het certificaat;
-
2. eventuele entree-eisen voor deelname aan het examen;
-
3. de aanvraagprocedure bij de CKI;
-
4. bevestiging van deelname en oproep;
-
5. identificatie van de deelnemers;
-
6. toelating en afwezigheid;
-
7. examenduur en wijze van examinering;
-
8. gedragsregels voor kandidaten;
-
9. regeling aangepast examen;
-
10. normen voor slagen en afwijzen;
-
11. bekendmaking van de uitslag door de CKI aan de kandidaat;
-
12. bewaartermijn van de examendocumenten zoals uitwerkingen en beoordelingsformulieren;
-
13. inzagerecht;
-
14. geldigheidsduur van het examenresultaat.
Indien de exameninstelling geen organisatorisch onderdeel is van de CKI, hebben beide
zich aan elkaar verbonden door middel van een overeenkomst. De CKI dient zich hierbij
te houden aan artikel 4.5 ‘subcontracting’ van ISO/IEC17024. De CKI is verplicht aan
de BHST te melden dat examens worden afgenomen door een externe exameninstelling en
welke instelling het betreft.
5.3 Eisen te stellen aan het examenpersoneel
Examenpersoneel moet voldoen aan de algemene, vakinhoudelijke en onafhankelijkheidseisen
van de CKI zoals opgenomen in competentieprofielen en andere relevante documenten.
Het selectieproces moet garanderen dat examenpersoneel dat (een deel van) een examen
afneemt ten minste voldoet aan de eisen zoals geformuleerd in het TCVT examenprotocol
(gepubliceerd op www.tcvt.nl).
Toezichthouder theorie-examen
Voor het theorie-examen wordt door de exameninstelling een toezichthouder aangesteld.
Deze functionaris heeft geen specifieke kennis nodig van het vakgebied. De toezichthouder
beschikt wel over:
-
• organisatorische capaciteiten;
-
• communicatieve en contactuele vaardigheden;
-
• het vermogen om regelend en besluitvaardig op te treden.
Van de toezichthouder wordt verwacht dat hij:
-
• toeziet op de naleving en uitvoering van het examenreglement, de uitvoeringsvoorschriften
en de exameneisen;
-
• op correcte wijze de vastgestelde administratieve procedures afhandelt;
-
• zich op voldoende wijze beschikbaar stelt voor het toezicht op de afname van theorie-examens.
Een toezichthouder verricht de volgende taken:
-
• het controleren van de personalia en de aanmeldingen van de kandidaat;
-
• het controleren en aansluitend voorbereiden van het theorie-examen zodat de kandidaat
direct na aanvang van het examen kan starten;
-
• het uitoefenen van toezicht teneinde misbruik te voorkomen;
-
• het innemen van de examenstukken en het aansluitend verzendklaar maken;
-
• het aanleveren van het totale pakket aan de exameninstelling.
Corrector theorie-examen:
Voor het beoordelen van de schriftelijke uitwerking van de open vragen van het theorie-examen
wordt door de exameninstelling een corrector aangesteld. De corrector voldoet aan
de volgende kwalificatiecriteria:
-
• hij beheerst de Nederlandse taal (dan wel de taal waarin het examen wordt afgenomen
(Duits en/of Engels);
-
• hij heeft actuele vakinhoudelijk kennis en inzicht;
-
• hij past de beoordelingscriteria, zoals vastgelegd in het TCVT-certificatieschema,
toe.
De corrector beoordeelt binnen de TCVT antwoord-macro’s en de gestelde termijn de
uitwerkingen van de theorie-examens en verbindt hier een waardering aan volgens de
methodiek zoals vastgelegd in het betreffende TCVT-certificatieschema.
Examinator praktijkexamen
Voor het praktijkexamen wordt door de exameninstelling een examinator aangesteld.
De examinator is belast met de beoordeling of, en in welke mate, kennis, vaardigheden
en attitude van de kandidaat voldoen aan de gestelde eisen voor het behalen van het
examen. Hiertoe past de examinator de TCVT examinatoreninstructie toe bij de beoordeling.
Bij een examen met meer dan één examinator, is een van de examinatoren aangewezen
als voorzitter e vanuit die hoedanigheid verantwoordelijk voor een ordentelijk verloop
van het examen en de afwikkeling daarvan.
De examinator beschikt over:
-
• minimaal twee jaar praktische werkervaring in het desbetreffende vakgebied;
-
• actuele praktische en theoretische kennis van het desbetreffende vakgebied;
-
• goede communicatieve vaardigheden;
-
• het vermogen besluitvaardig op te treden;
-
• voldoende kennis van het examenreglement.
Van de examinator wordt verwacht dat hij:
-
• begrip heeft voor de invloed die een examensituatie heeft op het gedrag van de kandidaten;
-
• een optimaal klimaat weet te scheppen voor de kandidaat, opdat kennis en opgedane
ervaring, inzicht, vaardigheden en attitude zo goed mogelijk uit de verf komen;
-
• op correcte wijze omgaat met de kandidaten en alle overige personen die functioneel
bij het examen aanwezig zijn;
-
• een objectieve beoordeling geeft van de kennis en het inzicht van de kandidaat;
-
• nauwgezet de voorschriften in acht neemt die voor elk examenonderdeel gelden;
-
• jaarlijks de TCVT-examinatorendag bijwoont;
-
• op representatieve wijze de exameninstelling vertegenwoordigt tijdens het examen en
zorg draagt voor een correct verloop.
De examinator moet per certificatieschema een door de exameninstelling voorgedragen
en door de certificatie-instelling geaccepteerde deskundige zijn.
Onafhankelijkheid
Het examenpersoneel is onafhankelijk. Al het examenpersoneel tekent een verklaring
waarin geheimhouding en onafhankelijkheid worden gegarandeerd en waarin zij verklaart
geen werkzaamheden bij c.q. voor een opleider te verrichten. Zij verklaart zich onafhankelijk
van de kandidaat en de eventuele opleider/werkgever van de kandidaat. Mocht tijdens
het examen blijken dat er toch een relatie, van welke aard dan ook, bestaat tussen
de kandidaat en het betreffende examenpersoneelslid, dan dient de examinator dit tijdig
aan de exameninstelling te melden. Het is onder geen enkele voorwaarde toegestaan
dat de betreffende examinator deze kandidaat examineert op straffe van ongeldigheid
van het examen.
Indien examenpersoneel een potentieel belangenconflict heeft bij het examineren van
een kandidaat, dient de CKI maatregelen te nemen om te garanderen dat de betrouwbaarheid
en onpartijdigheid van het examen niet in diskrediet worden gebracht. Deze maatregelen
dienen vastgelegd te worden.
5.4 Eisen te stellen aan het examen
5.4.1 Beslotenheid van examens
Medewerkers van de certificatie-/exameninstelling dragen zorg voor de absolute geheimhouding
van de examenopgaven, voor zover deze opgaven geen onderdeel uitmaken van een publieke
norm. Verificatie en implementatie hiervan dient te geschieden door de certificatie-instelling.
Medewerkers van de exameninstelling hebben een verklaring van geheimhouding ondertekend.
5.4.2 Algemene regels bij de uitvoering van examens
Het theorie-examen wordt schriftelijk en in de Nederlandse taal afgenomen. Indien
de kandidaat het Nederlands onvoldoende beheerst, kan een alternatief theorie-examen
in de Duitse of Engelse taal worden afgenomen. Het certificaat wordt afgegeven conform
de taal van het examen aan een persoon van 18 jaar en ouder. Wanneer er gegronde redenen
zijn voor een mondeling theorie-examen in de Nederlandse taal (bijvoorbeeld bij kandidaten
die aantoonbaar dyslectisch zijn) kan de certificatie-instelling daartoe besluiten.
Dit alternatief dient te voldoen aan dezelfde voorwaarden als het reguliere theorie-examen
en het CEC dient hiermee in te stemmen. Het uitgeschreven mondelinge examen wordt
afgenomen door een daartoe door de CKI aanvullend geautoriseerde examinator en een
toezichthouder. Van deze alternatieve afname dient door de exameninstelling een registratie
te worden bijgehouden met een (minimaal jaarlijkse) rapportage naar de CEC. Het praktijkexamen
wordt in de Nederlandse taal afgenomen. Indien de kandidaat het Nederlands onvoldoende
beheerst, kan een alternatief theorie-examen in de Duitse of Engelse taal worden afgenomen.
Het certificaat wordt afgegeven conform de taal van het examen. De kandidaat moet
tijdens het examen voldoende kunnen communiceren.
Voor de overige eisen aan het examen (locatie, middelen, etc) wordt verwezen naar
het TCVT examenprotocol.
5.5 Beheer itembank en examenversies
Het beheer van de itembank geschiedt onder strikte geheimhouding door het bureau TCVT
onder regie van de Centrale Examencommissie TCVT.
6. Toezicht
Het doel van het toezicht is om de vakbekwaamheid van gecertificeerd personeel te
borgen. De CKI is verplicht te beoordelen of de certificaathouder voldoet aan de gestelde
eisen. Afhankelijk van het onderwerp van certificatie, de periode van certificatie
en de risicoanalyse wordt het toezicht ingevuld.
6.1 Medewerking aan toezicht
De certificaathouder is verplicht mee te werken aan toezicht door de CKI, het TCVT
erkende opleidingsinstituut voor bijscholing, de nationale accreditatie-instantie
en de Inspectie SZW. In de overeenkomst tussen de CKI en de certificaathouder worden
de hiertoe benodigde bepalingen opgenomen.
6.2 Frequentie van toezicht
Bij de aanvraag voor hercertificatie dient het originele TCPR-boekje met de daarin
opgenomen registraties van de praktijkervaring en de scholing te worden voorgelegd
aan de CKI. De ontvangst wordt binnen één kalenderweek bevestigd (deze bevestiging
is een bewijs richting opdrachtgevers inzake de afwezigheid van het TCPR-boekje).
De CKI controleert de registratie en toets of voldaan wordt aan de eisen van scholing
en praktijkervaring. De aanvrager wordt hieromtrent binnen één kalenderweek geïnformeerd.
Daarnaast voert de CKI, onaangekondigd, een 5% steekproef uit op de betrouwbaarheid
van de invulling van de scholing en de praktijkervaring. Voor de registratie van de
scholing en de praktijkervaring dient er een deugdelijke administratie te worden gevoerd
door de CKI. Deze administratie moet minimaal vijf jaar beschikbaar blijven.
6.3 De wijze van uitvoering van het toezicht
Het TCVT erkende opleidingsinstituut beoordeeld op het moment van scholing (2 maal
in een periode van 5 jaar) elk TCPR-boekje ten aanzien van. de scholing en de praktijkervaring.
Indien een certificaathouder niet meer voldoet aan de eisen, wordt de CKI hiervan
binnen drie werkdagen in kennis gesteld.
6.4 Verslag van bevindingen
De CKI is gehouden om haar bevindingen t.a.v. 6.2 aan de certificaathouder binnen
twee kalenderweken kenbaar te maken.
6.5 Maatregelen
Indien blijkt dat een certificaathouder niet voldoet aan de eisen of normen in het
werkveldspecifieke certificatieschema heeft dit op zo kort mogelijke termijn maatregelen
door de CKI tot gevolg.
Mogelijke maatregelen zijn het weigeren, schorsen of intrekken van het certificaat.
Er dient door de CKI informatie-uitwisseling met de Inspectie SZW plaats te vinden
over geconstateerde gevaarlijke situaties bij werkzaamheden die door een afgegeven
of nog af te geven certificaat worden gereguleerd en waardoor de veiligheid of de
gezondheid van werknemers of derden in gevaar kan worden gebracht.
Indien er sprake is van een sanctie wordt dit aan de certificaathouder kenbaar gemaakt.
Relevante informatie over de sanctie dient door de CKI ingebracht te worden in een
centraal registratiesysteem. Deze meldingsplicht dient nauwkeurig uitgewerkt te worden,
in verband met de vertrouwelijkheid van persoonsgegevens en de contractuele relatie
tussen CKI en klant. Indien een certificaathouder na een intrekking opnieuw gecertificeerd
wil worden dient dezelfde procedure doorlopen te worden als bij initiële certificatie.
Bij het opleggen van een sanctie dient de CKI aan te geven (en te registreren) na
welke periode certificatie weer is toegestaan. De CKI dient voor verstrekking van
een certificaat bij het centraal registratiesysteem te verifiëren of er geen sprake
is van een intrekking met de daaraan gekoppelde wachtperiode.
Criteria
De CKI dient in ieder geval een onderzoek in te stellen na indiening van een klacht
inzake de werkwijze van de certificaathouder:
Criteria op basis waarvan de CKI maatregelen moet treffen zijn de volgende
-
1. Schorsen van het certificaat vindt plaats indien sprake is van een door de CKI gegrond
verklaarde klacht. Het betreft hier een klacht anders dan:
-
• onrechtmatig invullen van het TCPR-boekje, en/of
-
• over onveilig handelen van de machinist waardoor de machinist en/of derden direct
in gevaar zijn gebracht.
-
2. Intrekken van het certificaat vindt plaats indien sprake is van een door de CKI gegrond
verklaarde klacht inzake:
-
• onrechtmatig invullen van het TCPR-boekje, en/of
-
• over onveilig handelen van de machinist waardoor de machinist en/of derden direct
in gevaar zijn gebracht.
Deel II: Normen
Deel 2 van dit certificatieschema bevat de normen die gelden voor een certificaat
voor vakbekwaamheid in een werkveld. Beschreven wordt achtereenvolgens:
-
• het onderwerp van certificatie,
-
• entreecriteria die gesteld worden om toegelaten te worden tot het certificerings-proces,
-
• de eindtermen die gelden ten behoeve van het certificaat,
-
• de wijze waarop het voldoen aan de eindtermen wordt beoordeeld en gerapporteerd,
-
• de beoordeling die plaatsvindt bij hercertificatie,
-
• te stellen eisen aan het certificaat,
-
• geldigheidscondities.
7. Onderwerp van certificatie
Dit werkveldspecifieke certificatieschema voor personen is door het CCvD TCVT opgesteld.
Het betreft certificatie van veilig hijsen door een Machinist Autolaadkraan. Door
het Ministerie van SZW is het schema vastgesteld. Dit vastgestelde schema vervangt
daarmee eerdere versies.
De te certificeren vakbekwaamheid betreft het veilig uitvoeren van hijswerkzaamheden
op bouwplaatsen met een autolaadkraan met een bedrijfslastmoment van tenminste 10tm.
Het betreft hier:
-
• veilig omgaan met de last;
-
• autolaadkraan veilig positioneren (stabiliteit, omgeving, ondergrond);
-
• autolaadkraan veilig laten functioneren (opbouwen, hijsen, afbouwen, afsluiten);
-
• autolaadkraan in veilige en technisch goede staat doen zijn;
-
• veilig en gezond werken met de Autolaadkraan.
8. Entreecriteria
Voor de eerste afgifte van het wettelijk verplichte persoonscertificaat machinist
autolaadkraan volgt onderstaand een opsomming van de eisen.
De kandidaat dient te voldoen aan de volgende entreecriteria:
-
• voldoende materieelkennis hebben;
-
• voldoende materiaalkennis hebben;
-
• machine gevoel bezitten;
-
• veilig en milieuverantwoord kunnen werken;
-
• de Nederlandse taal beheersen op leeskennisniveau A1 en schrijfkennisniveau B2 of
gelijkwaardig voor examinering in Duitse of Engelse taal.
Er geldt geen specifieke vooropleidingseis.
9. Eindtermen
De kandidaat voldoet aan de volgende eindtermen en is dientengevolge vakbekwaam:
Theorie
-
1. De kandidaat kan de verschillende voorbereidingen voor de hijswerkzaamheden beschrijven
en toepassen.
-
1.1 De kandidaat kan de gegevens van een hijstabel toepassen.
-
1.2. De kandidaat kan beschrijven welke voorbereidingen op de werkplek getroffen moeten
worden voorafgaand aan het werken met een autolaadkraan.
-
2. De kandidaat kan hijsgereedschappen herkennen en de functie en de manier van gebruik
hiervan omschrijven.
-
3. De kandidaat kan werk uitvoeren met een autolaadkraan.
-
3.1 De kandidaat kan verschillende soorten kranen benoemen en de kenmerken en de toepassing
hiervan beschrijven.
-
3.2. De kandidaat kan hijsmiddelen en uitrustingsstukken herkennen en benoemen en de toepassing
hiervan omschrijven.
-
3.3 . De kandidaat kan omschrijven hoe op een veilige manier hijswerkzaamheden met een
autolaadkraan uitgevoerd moeten worden.
-
3.4. De kandidaat kan bepalen hoe een autolaadkraan verplaatst moet worden.
-
3.5. De kandidaat kan de functie en de werking van de hoofdonderdelen van de autolaadkraan
uiteenzetten.
-
4. De kandidaat kan de veiligheids- en milieuaspecten van het werken met een autolaadkraan
benoemen en interpreteren.
-
4.1 De kandidaat kan de veiligheidseisen van de autolaadkraan, de hijslast en hijsgereedschappen
interpreteren.
-
4.2 De kandidaat neemt zijn verantwoordelijkheid met betrekking tot het hijs plan en zijn
administratieve verplichtingen.
-
4.3 De kandidaat kan beschrijven hoe een autolaadkraan na hijswerkzaamheden achtergelaten
moet worden.
-
4.4 De kandidaat kan de veiligheidssystemen van de autolaadkraan noemen en de functie
van de LMB uiteenzetten.
-
4.5 De kandidaat kan uiteenzetten hoe met en aan een autolaadkraan milieu-verantwoord
moet worden gewerkt
-
5. De kandidaat kan de onderhouds- en storingsaspecten van een autolaadkraan herkennen,
interpreteren en benoemen.
-
5.1 De kandidaat kan omschrijven hoe en waaraan dagelijks onderhoud aan een autolaadkraan
verricht moet worden.
-
5.2 De kandidaat kan beschrijven hoe storingen aan een autolaadkraan herkend kunnen worden
en in relatie hiermee beschrijven hoe gehandeld moet worden.
Praktijk
-
1. De kandidaat kan de voorbereidingen treffen op de werkplek voorafgaande aan het werken
met een autolaadkraan.
-
2. De kandidaat kan hijsmiddelen en uitrustingsstukken herkennen, benoemen en controleren
op veiligheidseisen
-
3. De kandidaat kan werk uitvoeren met een autolaadkraan.
-
3.1 De kandidaat kan hijswerkzaamheden uitvoeren met een autolaadkraan.
-
3.2 De kandidaat kan hijsgereedschappen bevestigen aan een autolaadkraan.
-
3.3 De kandidaat kan zelfstandig een autolaadkraan verplaatsen.
-
3.4 De kandidaat kan een autolaadkraan na hijswerkzaamheden volgens de wettelijke voorschriften
achterlaten.
-
4. De kandidaat kan de veiligheids- en milieuaspecten van het werken met een autolaadkraan
benoemen en interpreteren.
-
5. De kandidaat kan de onderhouds- en storingsaspecten van een autolaadkraan herkennen,
interpreteren en benoemen.
10. toetsmethodiek bij initiële certificatie
10.1 Toetstermen
Elke eindterm wordt uitgewerkt in toetstermen. Deze toetstermen zijn in onderstaande
schema’s geordend per eindterm.
Het totale aantal vragen per toetsterm is onderstaand aangegeven.
Verklaring van vraagcode:
-
* FK = een vraag feitelijke kennis
-
* BK = een vraag begripsmatige kennis
-
* RV = een vraag reproductieve vaardigheden
-
* PV = een vraag productieve vaardigheden
Toetstermen theorie machinist autolaadkraan W4-04 + aantal verplichte vragen
-
1. De kandidaat kan de verschillende voorbereidingen voor de hijswerkzaamheden beschrijven
en toepassen. RV-1, FK-1, BK-2
-
1.1 De kandidaat kan de gegevens van een hijstabel toepassen.
De kandidaat kan een hijstabel van een autolaadkraan interpreteren.
-
1.2 De kandidaat kan beschrijven welke voorbereidingen op de werkplek getroffen moeten
worden voorafgaand aan het werken met een autolaadkraan.
-
2. De kandidaat kan hijsgereedschappen herkennen en de functie en de manier van gebruik
hiervan omschrijven. BK-3
De kandidaat kan, eventueel aan de hand van een afbeelding, herkennen en formuleren
wat de functie is van hijsgereedschappen en uitleggen of en hoe deze gebruikt moet
worden.
-
3. De kandidaat kan werk uitvoeren met een autolaadkraan. RV-6, FK-4, BK-10
-
3.1 De kandidaat kan verschillende soorten autolaadkranen benoemen en de kenmerken en
toepassingen hiervan beschrijven.
-
3.2. De kandidaat kan hijsmiddelen en uitrustingsstukken herkennen en benoemen en de toepassing
hiervan omschrijven.
-
– De kandidaat kan, eventueel aan de hand van een afbeelding, hijsmiddel- en uitrustingsstukken
van de autolaadkraan herkennen en benoemen.
De kandidaat kan de functie van hijsmiddel- en uitrustingsstukken van de mobiele kraan
omschrijven.
-
3.3. De kandidaat kan omschrijven hoe op een veilige manier hijswerkzaamheden met een
autolaadkraan uitgevoerd moeten worden. KO-vraag
-
– De kandidaat kan uiteenzetten waarom aan de gegeven veiligheidsaspecten moet worden
voldaan.
-
– De kandidaat kan omschrijven waarom aan de volgende aanvullende veiligheidsmaatregelen
moet worden voldaan als hij met de autolaadkraan:
-
* een last buiten het gezichtsveld plaatst
-
* hijswerkzaamheden verricht nabij spoor en/of hoogspanningsleidingen.
-
* op een werk staat met meerdere kranen
-
– De kandidaat kan, gegeven een situatie, bepalen in welke situatie welke persoonlijke
beschermingsmiddelen gedragen moeten worden.
-
– De kandidaat kan, gegeven de dichtheid van de materialen, de massa berekenen.
-
– De kandidaat kan, gegeven een situatie, risico’s en maatregelen bepalen met betrekking
tot de vorm, constructie, samenstelling en bijzondere eigenschappen van lasten.
-
3.4. De kandidaat kan bepalen hoe een autolaadkraan verplaatst moet worden.
-
– De kandidaat kan gegeven een situatie bepalen:
-
* of een autolaadkraan verplaatst kan worden
-
* opgebouwd verreden kan worden met of zonder last
-
* of een terrein geschikt is om over te rijden
-
* de kandidaat kan gegeven een situatie bepalen wat de juiste aandrijving is
-
* of een autolaadkraan kan rijden over verschillende soorten terrein (met vermelding
van de juiste aandrijving.
-
– De kandidaat kan de aandachtspunten noemen bij montage, gebruik, demontage en transport
van de hulpgiek.
-
– De kandidaat kan beschrijven hoe, conform de voorwaarden en de instellingen genoemd
in de gebruiksaanwijzing, gereden moet worden.
-
3.5. De kandidaat kan de functie en de werking van de hoofdonderdelen van de autolaadkraan
uiteenzetten.
-
– De kandidaat kan de werking van hoofdonderdelen en systemen van de autolaadkraan uiteenzetten.
-
– De kandidaat kan opnoemen wanneer veranderingen in de stabiliteits-, het last- en
het kantelmoment van een autolaadkraan kan optreden.
-
– De kandidaat kan de gevolgen van veranderingen in de stabiliteits-, het last- en het
kantelmoment van een autolaadkraan bepalen.
-
4. De kandidaat kan de veiligheids- en milieuaspecten van het werken met een autolaadkraan
benoemen en interpreteren. RV-2, FK-3, BK-10
-
4.1 De kandidaat kan de veiligheidseisen van de autolaadkraan en hijsgereedschappen interpreteren.
-
– De kandidaat kan begrippen definiëren:
* kantelmoment
* vlucht
* stabiliteitsmoment
* stempelbasis
* hijsgereedschap
|
* werklast
* kantellijn en kantelhoek
* hijsmiddel
* lastmoment
|
-
– De kandidaat kan m.b.t. het bedienen en keuren van autolaadkranen en het daarbij behorende
hijs- en hefgereedschap de wettelijke verplichtingen interpreteren en de werkingssfeer
beschrijven van deze wettelijke verplichtingen.
-
– De kandidaat kan uiteenzetten waarop hij hijsgereedschap moet controleren.
-
– De kandidaat kan uiteenzetten waarop hij de hijslast moet controleren.
-
– De kandidaat kan de functie en inhoud van het kraanboek met bijbehorende documenten
omschrijven.
-
4.2 De kandidaat neemt zijn verantwoordelijkheid met betrekking tot het hijsplan en zijn
administratieve verplichtingen.
-
– De kandidaat kan bepalen welke gegevens in het hijsplan van belang zijn bij de uitvoering
van werkzaamheden met de kraan.
-
– De kandidaat kan opnoemen welke administratieve verplichtingen hij in het kader van
zijn beroepsuitoefening heeft.
-
4.3. De kandidaat kan beschrijven hoe een autolaadkraan na hijswerkzaamheden achtergelaten
moet worden.
-
4.4. De kandidaat kan de veiligheidssystemen van de autolaadkraan noemen en de functie
van de LMB uiteenzetten. KO-vraag.
-
– De kandidaat kan delen van het beveiligingssysteem van een autolaadkraan noemen.
-
– De kandidaat kan de functie van de lastmomentbeveiliging van de autolaadkraan uiteenzetten.
-
– De kandidaat kan uiteenzetten welke beveiligingen op de autolaadkraan aanwezig moeten
zijn en wat de functie hiervan is.
-
4.5. De kandidaat kan uiteenzetten hoe met en aan een autolaadkraan milieuverantwoord
moet worden gewerkt.
-
– De kandidaat kan milieu- en veiligheidsvoorschriften interpreteren die hij moet toepassen
bij het verplaatsen van milieubelastende stoffen.
-
– De kandidaat kan verklaren waarom milieuverantwoord werken van belang is.
-
5. De kandidaat kan de onderhouds- en storingsaspecten van een autolaadkraan herkennen,
interpreteren en benoemen. FK-2, BK-6
-
5.1 De kandidaat kan omschrijven hoe en waaraan dagelijks onderhoud aan een autolaadkraan
verricht moet worden.
-
5.2. De kandidaat kan beschrijven hoe storingen aan een autolaadkraan herkend kunnen worden
en in relatie hiermee beschrijven hoe gehandeld moet worden
-
– De kandidaat kan samenvatten hoe hij een storingsdiagnose aan onderdelen van een autolaadkraan
moet uitvoeren.
-
– De kandidaat ziet in hoe, gegeven de aard van de storing, gehandeld moet worden, d.w.z.:
-
– De kandidaat kan uiteenzetten hoe hij ontoelaatbare slijtage kan signaleren aan onderdelen
van de autolaadkraan.
-
– De kandidaat kan opsommen wat in een storingsmelding vermeld moet worden.
Toetstermen Praktijkexamen
(Sub)eindtermen
|
Zie activiteiten
|
De kandidaat kan:
|
1
|
2
|
3
|
4
|
5
|
6
|
7
|
8
|
9
|
1 de voorbereidingen treffen op de werkplek voorafgaand aan het werken met een autolaadkraan
|
|
x
|
x
|
x
|
|
x
|
|
x
|
|
2. hijswerkzaamheden uitvoeren met een autolaadkraan.
|
|
|
|
|
x
|
x
|
x
|
x
|
|
3. hijsgereedschappen bevestigen aan een autolaadkraan.
|
|
|
|
x
|
x
|
x
|
|
|
|
4.dagelijkse controle en onderhoud verrichten aan een autolaadkraan.
|
|
|
|
x
|
x
|
|
|
|
|
5. zelfstandig een autolaadkraan verplaatsen.
|
|
|
|
|
x
|
|
|
|
|
6. storingen herkennen aan een autolaadkraan en in relatie hiermee handelend optreden.
|
|
x
|
x
|
x
|
x
|
x
|
x
|
x
|
|
7. veiligheidsmaatregelen hanteren bij het werken met en aan een autolaadkraan.
|
|
x
|
x
|
x
|
|
x
|
x
|
x
|
|
8. een autolaadkraan na hijswerkzaamheden volgens de wettelijke voorschriften achterlaten.
|
|
x
|
x
|
|
|
|
|
|
|
9. milieuverantwoord werken met en aan een autolaadkraan.
|
|
x
|
x
|
|
|
|
|
|
|
Het praktijkexamen bestaat uit de volgende activiteiten:
1.
|
Doornemen opdracht
|
6.
|
Praktijk hijsopdrachten
|
2.
|
Aanvangscontrole van de machine (visueel)
|
7.
|
Assisteren last verplaatsen
|
3.
|
Onderhoud van de machine
|
8.
|
Praktijk hijsopdrachten
|
4.
|
Controle en inspectie hijsgereedschap
|
9.
|
|
5.
|
Opstellen en gebruiksklaar maken van autolaadkraan
|
10.
|
Machine achterlaten
|
In de tabel is een overzicht gegeven van de verdeling van de eindtermen over de activiteiten
van de praktijkexamens machinist autolaadkraan. Doordat eindtermen onderverdeeld zijn
in toetstermen, is een eindterm vaak over meerdere activiteiten verdeeld. Daardoor
is een eindterm meestal niet door een activiteit afgedekt.
Verklaring van codes:
-
1. De kandidaat kan de voorbereidingen treffen op de werkplek voorafgaande aan het werken
met een autolaadkraan. RV-9, PV-1
-
1.1 Een hijsplan uitvoeren gelet op:
-
* plaats en afmetingen van de hijslocatie(s)
-
* plaats en afmetingen van de obstakels
-
* afmetingen, vorm, massa en zwaartepunt van de last
-
* soort, afmetingen, vorm en massa van het hijsgereedschap.
-
1.2. Controleren van de wettelijk voorgeschreven documenten.
-
1.3. Het werkterrein afzetten.
-
1.4. Overleggen met de uitvoerder (examinator) over de werkzaamheden, o.a. over:
-
1.5. Aan de hand van de omgevingsfactoren de terreinomstandigheden vaststellen:
-
* de ligging van boven- en ondergrondse leidingen
-
* de plaats en afmetingen van obstakels
-
* de aanwezigheid van mensen en verkeer op en naast het werkterrein
-
1.6. De afmetingen, massa en zwaartepunt van de last inschatten.
-
1.7. De keuze en de soort van het hijsgereedschap vaststellen.
-
1.8. Hulp- en uitrustingsstukken aanbrengen aan de autolaadkraan.
-
1.9. De volgende gegevens uit een hijstabel van een autolaadkraan bepalen:
-
1.10. De autolaadkraan veilig en volgens de gebruiksaanwijzing opstellen, rekening houdend
met de omgevingsfactoren.
-
1.11. Controleren of de juiste waarschuwingstekens of -borden op en om de kraan zijn aangebracht.
-
1.12. De wijze van uitvoering van het werk vaststellen.
-
2. De kandidaat kan hijsmiddelen en uitrustingsstukken herkennen, benoemen en controleren
op veiligheidseisen RV-1
-
3. De kandidaat kan werk uitvoeren met een autolaadkraan. KO-opdracht RV-12
-
3.1 De kandidaat kan hijswerkzaamheden uitvoeren met een autolaadkraan.
-
3.1.1 hijswerkzaamheden met de autolaadkraan uitvoeren.
-
3.1.2 wettelijk voorgeschreven hand- en armseinen geven en aan ontvangen hand- en armseinen
het juiste gevolg geven.
-
3.1.3 op basis van vorm, massa en materiaal van de te hijsen last de benodigde hijsgereedschappen
kiezen.
-
3.1.5 het hijsgereedschap controleren op:
-
* de weergave van de toegestane werklast op het hijsgereedschap
-
* visuele beschadigingen of manco’s
-
* aanwezigheid van een CE-markering, certificaat en inspectierapport
-
3.1.6. de hijstabel controleren of de autolaadkraan de werkzaamheden kan uitvoeren.
-
3.1.7 met de autolaadkraan een last optoppen en aftoppen.
-
3.1.8 met de autolaadkraan een last in een doel plaatsen.
-
3.1.9 met de autolaadkraan een last tussen obstakels door manoeuvreren.
-
3.1.10 met de autolaadkraan een slingerbeweging beheersen.
-
3.1.11 met een autolaadkraan een last van horizontaal naar verticaal verplaatsen.
-
3.2. De kandidaat kan hijsgereedschappen bevestigen aan een autolaadkraan.
Hijsgereedschappen aan de kraanhaak bevestigen en met behulp daarvan een last aanslaan.
-
3.3. De kandidaat kan zelfstandig een autolaadkraan verplaatsen.
-
3.4. De kandidaat kan een autolaadkraan na hijswerkzaamheden volgens de bedrijfsvoorschriften
achterlaten. na afloop van de werkzaamheden de autolaadkraan op de juiste wijze achterlaten
conform de wettelijke voorschriften.
-
4. De kandidaat kan de veiligheids- en milieuaspecten van het werken met een autolaadkraan
benoemen en interpreteren. RV-2
-
4.1. De kandidaat kan veiligheidsmaatregelen hanteren bij het werken met en aan een autolaadkraan.
Neemt de veiligheidsvoorschriften in acht bij het dagelijks onderhoud en tijdens het
werken met de autolaadkraan.
-
4.2. De kandidaat kan milieuverantwoord werken met en aan een autolaadkraan.
Demonstreren hoe milieu- en veiligheidsvoorschriften bij opslag, overslag en gebruik
van milieubelastende stoffen toegepast moeten worden.
-
5. De kandidaat kan de onderhouds- en storingsaspecten van een autolaadkraan herkennen,
interpreteren en benoemen. RV-5, PV-1
10.2 Beoordeling
Het theorie-examen wordt schriftelijk afgenomen en bestaat uit 50 meerkeuzevragen
op basis van de toetstermen zoals omschreven in punt 10.1. Het theorie-examen wordt
uitsluitend verstrekt vanuit de TCVT-itembank. De maximale tijd om het theorie-examen
af te leggen bedraagt 90 minuten. De maximale waardering voor de meerkeuzevragen is
50 punten (1 punt per goed antwoord). Een kandidaat is geslaagd indien hij 40 punten
of meer heeft behaald en alle KO-vragen goed heeft beantwoord. Het resultaat wordt
in een voldoende/onvoldoende tot uiting gebracht. Het praktijkexamen wordt uitsluitend
verstrekt vanuit de TCVT-itembank. De examenopdrachten moeten binnen 240 minuten worden
uitgevoerd. De TCVT examinatoren-instructie bepaald de beoordeling van het praktijkexamen.
De volgende zaken komen op het praktijkexamen aan de orde:
Algemeen
-
• De kandidaat wordt ingelicht welk type machine hij kan verwachten.
-
• Heeft de kandidaat instructie gehad over de machine waar examen mee wordt gedaan?
Zo niet dan geen examen afnemen!
-
• De kandidaat wordt verteld wat de maximale tijdsduur van het examen is.
-
• Bij een vermoeden van onvoldoende kennis bij de kandidaat moet de examinator de kandidaat
bevragen naar de motivatie van zijn keuzes.
-
• De examenopdracht wordt in het bijzijn van de kandidaat bekend gemaakt (uit de verzegelde
envelop gehaald).
-
• Indien een kandidaat tijdens het examen een KO heeft gekregen, wordt dit pas NA het
examen meegedeeld.
Proces Verbaal
De examinator moet altijd een proces verbaal invullen, ook als er geen bijzonderheden
te vermelden zijn. De CKI neemt geen verzoeken tot verstrekking van het certificaat
van vakbekwaamheid in ontvangst zonder een bijgaand proces-verbaal. Op het proces-verbaal
staat ook de tijdsduur van het afgenomen examen. Indien het examen 30 minuten of eerder
gereed is dan de aangegeven tijd, dient de reden hiervan expliciet in het proces verbaal
te worden opgenomen.
Het praktijkexamen betreft de volgende onderdelen:
-
1. kennismaken en doornemen opdracht
-
2. aanvangscontrole van de autolaadkraan en de daarbij behorende documenten
-
3. onderhoud en werking van de autolaadkraan
-
4. hijsgereedschap
-
5. positioneren op de hijsplek en gebruiksklaar maken van de autolaadkraan (KO-opdracht)
-
6. hijsopdracht 1 (KO-opdracht)
-
7. assisteren last verplaatsen
-
8. hijsopdracht 2 (KO-opdracht)
-
9. autolaadkraan achterlaten
-
10. veiligheid (KO-onderdeel)
10.3 Cesuur Examen
Waardering resultaat
Het resultaat van zowel het theorie- als het praktijkexamen wordt in voldoende/onvoldoende
tot uiting gebracht. Kandidaten die voor het onderdeel theorie of praktijk of beide
onderdelen geen voldoende hebben behaald, hebben recht op een herexamen.
Geldigheidsduur van het resultaat van het examen
Een kandidaat kan tot uiterlijk 6 maanden na het behalen van een voldoende resultaat
voor zijn praktijk- of theorietoets, herexamen doen voor het nog als onvoldoende gekwalificeerde
examengedeelte theorie of praktijk. In dit geval kan de kandidaat, binnen de gestelde
termijn van 6 maanden, maximaal twee maal een herexamen aanvragen. Hierna, of na het
verstrijken van de termijn, moet een volledig examen (zowel theorie als praktijk)
worden afgelegd. Er is geen maximum verbonden aan het aantal gecombineerde praktijk-
en theorie-examens.
Cesuur praktijk
Bij het praktijkexamen dient voor alle onderdelen een voldoende gehaald te worden.
Elk onderdeel wordt beoordeeld aan de hand van een beoordelingsprotocol. Hierop is
het algoritme van de handelingen die de kandidaat moet verrichten beschreven. Aan
de verschillende handelingen zijn beoordelingscriteria toegevoegd en een puntenwaardering.
Elk onderdeel kent zo een puntenwaardering die is vastgelegd op het beoordelingsprotocol.
Om een voldoende te halen dient voor elk onderdeel minimaal 70% van de punten gescoord
te worden en mag de kandidaat geen KO te hebben.
11. Hercertificatie
11.1 Toetstermen hercertificatie
Om als certificaathouder voor hercertificatie in aanmerking te komen, dient te worden
aangetoond dat in die vijf (5) jaar door de certificaathouder aan alle volgende voorwaarden
is voldaan:
-
1. Scholing:
-
• twee (2) scholingsdagen (4 dagdelen) zijn gevolgd bij een door TCVT erkend scholingsinstituut,
en
-
• één scholingsdag (2 dagdelen) wordt gevolgd in de eerste 36 maanden van de periode
van vijf jaar, en
-
• de tweede scholingsdag wordt gevolgd na de 36ste maand van de periode van vijf jaar,
en
-
• in de scholingsdagen zijn alle eindtermen en actuele ontwikkelingen m.b.t. dit schema
opgenomen, en
-
• van de gevolgde scholing ontvangt de deelnemer een bewijs van deelname van de TCVT
erkende opleider en wordt dit aangetekend in het TCPR-boekje.
-
2. Praktijkervaring:
-
• in de periode van vijf (5) jaar dat het certificaat geldig is, moet de certificaathouder
tenminste acht kwartalen hebben gewerkt in de functie die op het certificaat is vermeld,
en
-
• van deze acht kwartalen moeten tenminste twee kwartalen vallen in de laatste drie
jaar van de periode van vijf jaar, en
-
• de praktijkervaring kan worden aangetoond door aantekening van de praktijkervaring
van de certificaathouder in het TCPR-boekje of in het TCVT Praktijkregister. Deze
praktijkervaring moet minimaal elke drie maanden door de werkgever worden getoetst
op waarheid en worden geparafeerd.
Indien de houder niet kan aantonen over voldoende praktijkervaring te beschikken in
de laatste vijf jaar, dan kan hij via een praktijktoets aantonen nog steeds voldoende
vakbekwaam te zijn.
Een praktijktoets wordt afgenomen conform de eisen zoals vastgelegd in dit schema.
11.2 Beoordelingsmethode
Hercertificatie kan als volgt worden ingevuld:
-
• Indien de positieve hercertificatie beslissing valt binnen twee maanden voor de vervaldatum,
dan is de vervaldatum tevens de ingangsdatum van het hernieuwde certificaat.
-
• Indien de positieve certificatiebeslissing valt voor de twee maanden voorafgaand aan
de vervaldatum, dan is de datum van de certificatiebeslissing de ingangsdatum van
het hernieuwde certificaat.
Wanneer door omstandigheden het persoonscertificaat van de machinist is verlopen zonder
tijdige hercertificatie en de machinist alsnog in het bezit wil komen van een persoonscertificaat
is er een dispensatieregeling mogelijk. Daartoe dient de machinist een aanvraag in
bij een certificatie-instelling. Deze aanvraag wordt vervolgens voorgelegd aan TCVT
Werkkamer 4 Vakbekwaamheid die een advies opstelt. Dit advies wordt vervolgens voorgelegd
aan de certificatie-instelling die aansluitend een besluit neemt over de (her-) verlening
van het persoonscertificaat.
11.3 Censuur bij hercertificatie
Bij de aanvraag voor hercertificatie dient het origineel TCPR-boekje met de daarin
opgenomen registraties van de praktijkervaring te worden voorgelegd aan de certificatie-instelling.
De ontvangst wordt binnen een kalenderweek bevestigd met een verklaring, waarmee opdrachtgevers
kunnen worden geïnformeerd over de reden van de afwezigheid van het originele TCPR-boekje.
De certificatie-instelling controleert de registraties en toetst of voldaan wordt
aan de vereiste praktijkervaring en bericht de aanvrager binnen een kalenderweek over
het resultaat.
Bovendien zal de certificatie-instelling ongeacht of het een machinist als werknemer
of als zelfstandige machinist betreft, bij de aanvraag voor hercertificatie, onaangekondigd
een 5%-steekproefsgewijze controle uitvoeren op de betrouwbaarheid van de invulling
van praktijkervaring. Voor de registratie van de praktijkervaring dient er een deugdelijke
administratie gevoerd te worden. Deze dient minimaal 5 jaar beschikbaar te blijven.
12. Het certificaat
Gegevens:
Minimaal dienen de volgende gegevens op het certificaat vermeld te zijn:
-
• Naam van de gecertificeerde persoon incl. geboorte datum;
-
• Eenduidig documentnummer;
-
• Naam van de CKI die het certificaat verleend heeft;
-
• Referentie naar de normen waaraan getoetst wordt;
-
• Scope van het certificaat, inclusief de geldigheidscondities;
-
• De ingangsdatum van het certificaat en de datum waarop het certificaat ophoudt geldig
te zijn.
Teksten:
Op het certificaat dient vermeld te worden, dat de CKI verklaard dat de betreffende
persoon voldoet aan de eisen uit het werkveldspecifieke certificatieschema en indien
relevant of het ging om een hercertificatie.
13. Geldigheidscondities
Gedurende de looptijd gelden de volgende condities waar de certificaathouder zich
aan moet houden. Indien niet voldaan wordt aan deze condities kan dit consequenties
hebben voor het certificaat. Na een positief certificatie besluit ontvangt de kandidaat
binnen 4 weken een TCVT-certificaten een TCPR-boekje. Beide documenten zijn wettig
bewijsmiddel. De gegevens (inclusief intrekking van het certificaat) van de deelnemer
worden geregistreerd in het TCVT personenregister.
Verwijdering uit het register
Onderstaand zijn de condities aangegeven voor de verwijdering uit het TCVT certificaatregister.
Certificaathouders die niet voldoen aan de eisen die met het certificaat samenhangen,
worden verwijderd uit het register van certificaathouders. De volgende redenen kunnen
leiden tot verwijdering uit het register:
-
a. Het niet kunnen aantonen werkzaam te zijn als machinist in de beroepsspecialisatie
waarvoor het certificaat geldig is.
-
b. Het niet nakomen van verplichtingen jegens de certificatie-instelling;
-
c. Het misbruik maken of laten maken van het certificaat;
-
d. Het verstrekken van onvolledige of onjuiste gegevens aan de certificatieinstelling;
-
e. Het ongeschikt blijken voor de uitoefening van de met het certificaat samenhangende
beroepsvaardigheden;
-
f. Het niet voldoen aan de eisen zoals geformuleerd onder hercertificatie (11).
Deze condities dienen te zijn opgenomen in de certificatieovereenkomst tussen certificatie
instelling en certificaathouder.
Overige voorwaarden voor certificaathouders
De houder van het certificaat dient misbruik van het certificaat door derden tegen
te gaan en vermissing van dit certificaat schriftelijk binnen 10 dagen aan de certificatie-instelling
te melden. De houder van het certificaat machinist verticaal transport is verplicht
veranderingen van woonplaats en huisadres schriftelijk te melden aan de certificatie-instelling.
De houder van het certificaat machinist verticaal transport dient door derden tegen
hem/haar ingediende klachten, die met de strekking van dit certificaat verband houden,
te melden aan de certificatie-instelling die het betreffende certificaat heeft afgegeven.
BIJLAGE 11, BEHOREND BIJ DE MINISTERIËLE REGELING VAN 19 JULI 2012, NR. G&VW/GW/2012/10964,
HOUDENDE WIJZIGING VAN DE ARBEIDSOMSTANDIGHEDENREGELING IN VERBAND MET DE GEFASEERDE
INVOERING VAN HET STELSEL VAN CERTIFICATIE (FASE 3)
Bijlage XVIIf behorend bij artikel 7.7, tweede lid onder f, Arbeidsomstandighedenregeling
Werkveldspecifiek certificatieschema voor het persoonscertificaat Machinist Verreiker
Met Hijsfunctie
Document: WSCS-VT Machinist Verreiker Met Hijsfunctie: 2012, versie 01
Onder beheer van:
CCvD-TCVT
p/a Stichting TCVT
Postbus 154
3990 DD Houten
www.TCVT.nl
INHOUD
1.
|
Inleiding
|
194
|
2.
|
Definities
|
194
|
3.
|
Werkveldspecifieke kenmerken
|
195
|
4.
|
Certificatiereglement
|
196
|
5.
|
Examenreglement
|
199
|
6.
|
Toezicht
|
202
|
|
|
|
|
DEEL II: NORMEN
|
203
|
7.
|
Onderwerp van certificatie
|
203
|
8.
|
Entreecriteria
|
203
|
9.
|
Eindtermen
|
204
|
10.
|
toetsmethodiek bij initiële certificatie
|
205
|
11.
|
Hercertificatie
|
209
|
12.
|
Het certificaat
|
210
|
13.
|
Geldigheidscondities
|
211
|
1. Inleiding
Dit werkveldspecifieke certificatieschema voor personen is door het CCvD-TCVT opgesteld.
Het betreft certificatie van vakbekwaamheid op het gebied van veilig hijsen door een
machinist met een verreiker. Door het ministerie van SZW is het schema vastgesteld.
Dit vastgestelde schema vervangt daarmee eerdere versies. De te certificeren vakbekwaamheid
betreft het veilig uitvoeren van hijswerkzaamheden op bouwplaatsen met een verreiker1. Het certificatiesysteem van de Certificatie Instelling (CKI) moet zijn gestructureerd
in overeenstemming met de eisen uit het WDAT-VT-Personen.
2. Definities
Begrip of afkorting
|
:
|
Betekenis
|
Aanvrager van een certificaat
|
:
|
De (rechts-)persoon die bij de certificatie-instelling een aanvraag doet voor het
afgeven van een persoonscertificaat van vakbekwaamheid.
|
Aanwijzing
|
:
|
Aanwijzing van een instelling bij of krachtens wettelijk voorschrift door de minister
van SZW.
|
Beoordeling
|
:
|
Beoordeling (initiële, of her-) door de CKI op basis van het door de minister van
SZW vastgestelde WDA&T.
|
BHST
|
:
|
Stichting die een wettelijke certificatieregeling beheert: TCVT.
|
Centraal College van Deskundigen (CCvD)
|
:
|
Het college, onderdeel van en/gefaciliteerd door BHST, dat belanghebbende partijen
in een bepaalde sector of branche de mogelijkheid biedt tot deelname bij het opstellen
en onderhouden van werkveldspecifieke documenten op zodanige wijze dat sprake is van
een evenwichtige en representatieve vertegenwoordiging van deze partijen. In casu
het CCvD-TCVT.
|
Centrale Examen Commissie (CEC)
|
:
|
Commissie binnen de structuur van de BHST die een centrale itembank ontwikkelt en
beheert.
|
Certificaat
|
:
|
Een certificaat in de zin van artikel 20 Arbowet en artikel 27 Warenwet (artikel 6e
Warenwetbesluit machine). Daarnaast moet een certificaat beschouwd worden als een
verklaring van overeenstemming (conformiteitsverklaring) zoals bedoeld in relevante
ISO en EN normen.
|
Certificaathouder
|
:
|
Persoon die in het bezit is van een geldig wettelijk verplicht certificaat.
|
Certificatieproces
|
:
|
Alle activiteiten via welke een CKI beoordeelt en besluit of een persoon, product
of systeem voldoet en blijft voldoen aan de normen, zoals opgenomen in het werkveldspecifieke
certificatieschema.
|
Certificatiereglement
|
:
|
Bepalingen voor de uitvoering van het certificatieproces en de relaties tussen kandidaat
en CKI.
|
Certificatiesysteem
|
:
|
Set van procedures en middelen benodigd om het certificatieproces uit te voeren per
certificatieschema, dat leidt tot de uitgifte van een certificaat van vakbekwaamheid,
inclusief onderhoud.
|
Certificerings en Keurings-instelling (CKI)
|
:
|
Kalibratie- of conformiteitsbeoordelingsinstellingen zoals certificatie-instellingen,
keuringsdiensten van gebruikers, laboratoria, inspectie-instellingen en testinstituten.
|
Cesuur
|
:
|
De grens tussen de hoogste toetsscore waaraan een onvoldoende en de laagste toetscore
waaraan een voldoende wordt toegekend.
|
Competentie
|
:
|
Gedemonstreerd vermogen om kennis en vaardigheden toe te passen en, waar relevant,
gedemonstreerde persoonlijke eigenschappen, zoals gedefinieerd in het certificatieschema.
|
Controle
|
:
|
Periodieke beoordeling CKI’s tegen de voor beoordeling geldende regels van de minister
(WDA&T).
|
Eindtermen
|
:
|
Een omschrijving van het geheel aan kennis, vaardigheden en houdingen van een specifiek
vakbekwaamheidgebied ten behoeve van het toetsen van examenkandidaten.
|
Entreecriteria
|
:
|
Criteria, zoals vooropleiding en werkervaring, waaraan de kandidaat moet voldoen om
toegelaten te worden tot het certificatieproces.
|
Examen
|
:
|
Het geheel van toetsopgaven (toetsvragen en/of toetsopdrachten), bedoeld om de individuele
kandidaat te kunnen beoordelen in de mate waarin hij of zij aan de eindtermen conform
de normen voldoet.
|
Examencommissie
|
:
|
Commissie binnen de structuur van de CKI onder wiens verantwoordelijkheid de examens
worden afgenomen.
|
Examenprotocol
|
:
|
Bepalingen voor de uitvoering van examens in de relatie tussen de BHST en de exameninstelling.
|
Examenreglement
|
:
|
Bepalingen voor de uitvoering van examens in de relatie tussen de kandidaat en de
exameninstelling.
|
Examinatoreninstructie
|
:
|
Bepalingen voor de uitvoering van examens in de relatie tussen de examinator en de
exameninstelling.
|
Hijskraan
|
|
Hijswerktuig voor het hijsen van vrijhangende lasten in een vaste (vaste en op rails
verrijdbare kraan) of mobiele (kraan op rupsen of banden) opstelling, met een bedrijfslastmoment
van tenminste 10 tonmeter. Met uitzondering van:
– op een voertuig bevestigde (auto)laadkraan die uitsluitend bestemd is of wordt gebruikt
voor het laden en lossen vanuit de laadbak van het voertuig, en
– grondverzetmachine die ontgraaft en daarop aansluitend leidingwerk in die ontgravingen
legt of ten behoeve van het uitvoeren van grondverzetwerkzaamheden ondersteuningsschotten
plaatst.
|
KO
|
:
|
Knock out: onjuist antwoord op een examenvraag die direct tot gevolg heeft dat de
kandidaat voor het betreffende examenonderdeel zakt.
|
Risicoanalyse
|
:
|
Analyse waaruit motivatie, voor keuzes in werkveldspecifiek probleemgebied, blijkt,
op te nemen in het beoogde certificatieschema.
|
TCPR
|
|
TCVT Certificatie Personen Register
|
Toezicht
|
:
|
Het verzamelen van de informatie over de vraag of een handeling of zaak voldoet aan
de daaraan gestelde eisen, het zich daarna vormen van een oordeel daarover en het
eventueel naar aanleiding daarvan interveniëren.
|
TSJ
|
|
TCVT Schema Journaal: annotatie op een TCVT schema.
|
Vakbekwaamheidsgebied
|
:
|
Aanduiding van het werkveld, de functie, of een geheel aan taken waar bepaalde vakbekwaamheidseisen
op betrekking hebben.
|
Vakbekwaamheidseisen
|
:
|
De eisen die, binnen een bepaald werkveld of een bepaalde beroepsgroep, gesteld worden
aan personen met betrekking tot hun kennis, vaardigheden en houdingen inzake specifieke
handelingen of taken.
|
Verklaring
|
:
|
De EG-verklaring van typeonderzoek of EG-verklaring overeenstemming als bedoeld in
het bij of krachtens de Machinerichtlijn of enige andere EU-produkt-richtlijn bepaalde.
|
Werkveldspecifiek certificatieschema
|
:
|
Term gebruikt door SZW voor een certificatieschema dat door de minister van SZW is
geaccepteerd te gebruiken binnen een specifieke aanwijzing als CKI voor personen,
producten of systemen.
|
WDAT-VT-Personen
|
:
|
Werkveldspecifiek document voor aanwijzing en toezicht (WDA&T) op de certificatie-
en keuringsinstellingen die personen certificeren in het kader van verticaal transport.
Document: WDAT-VT-Personen: 2012, versie 01.
|
WDAT-VT-Producten
|
:
|
Werkveldspecifiek document voor aanwijzing en toezicht (WDA&T) op de certificatie-
en mobiele kranen, torenkranen en/of hijs- en hefwerktuigen voor beroepsmatig personenvervoer
en/of tijdelijke personen(bouw)liften periodiek keuren in het kader van verticaal
transport.
Document: WDAT-VT-Producten: 2012, versie 01.
|
3. Werkveldspecifieke kenmerken
Hijsen is een risicovolle beroepsactiviteit. Om het maatschappelijke belang -veiligheid
en gezondheid van en rondom de arbeid- te waarborgen, is door de overheid gekozen
voor een wettelijk verplichte certificatieregeling voor de borging van de vakbekwaamheid
van machinist mobile kraan.
3.1 Beschrijving schema
Dit WSCS-VT Machinist Verreiker Met Hijsfunctie is door de BHST voorgesteld en door
het ministerie van SZW -inclusief eventuele aanpassingen- vastgesteld. De minister
van SZW kan ook op eigen initiatief wijzigingen aanbrengen in de vastgestelde documenten.
Dit vastgestelde schema vervangt daarmee eerdere versies.
3.2 Actieve partijen
Binnen het kader van dit werkveldspecifieke certificatieschema zijn actief:
-
• BHST TCVT, hierna TCVT;
-
• CCvD TCVT, hierna CCvD;
-
• Werkkamer 4 TCVT vakbekwaamheid.
3.3 Risicoanalyse en afbreukrisico
Hijsen en aanslaan van lasten is een risicovolle activiteit in het verticaal transport.
De machine waarmee wordt gehesen, het hijs- en hefgereedschap en het aanslaan van
lasten kunnen ieder voor zich en/of in gezamenlijkheid gevaarlijk zijn voor mens en
omgeving. Borging van dit proces door onder certificaat gekeurde machines en hijs-
en hefgereedschappen enerzijds en gecertificeerde machinisten en hijsbegeleiders anderzijds,
is noodzakelijk en door de wetgever onderkend. Hijskranen zijn complexe installaties
en hun aandeel in ernstige en dodelijke ongevallen is relatief gezien groot. De oorzaak
van deze onveiligheid kan worden onderverdeeld in een aantal subgroepen:
-
1. instabiliteit last
-
2. Niet adequaat aanhaken en lossen van last
-
3. Instabiliteit kraan
-
4. Instabiliteit giek
-
5. Niet adequaat opbouwen en afbouwen van kraan
-
6. Technische gebreken van de kraan
-
7. Toegankelijkheid kraan
ad 1+2. Instabiliteit last / Niet adequaat aanhaken en lossen van last
In de bouw hijsen kraanmachinisten vaak onbekende en onstabiele lasten over grote
groepen bouwvakkers heen en lossen ze de last in de directe nabijheid van personen
die niets met de hijsactiviteit te maken hebben. De last wordt vaak aangeslagen door
niet-deskundigen. De machinist draagt echter wel de verantwoordelijkheid voor het
hijsen van de last. Met het hijsen op zich gaat vervolgens weinig fout, maar wel met
de last (schuiven, vallen, haakbreuk etc.). Oorzaak van dit risico is het werken met
onveilig materieel, ondeskundig personeel, tijdgebrek en het ontbreken van een hijsplan.
ad 3+ 4. Instabiliteit van de kraan en giek
Kranen en giek worden instabiel door het hijsen en zwenken. Er is dan sprake van grote
drukverplaatsingen door de kraan. Instabiliteit kan leiden tot het wegzakken c.q.
omvallen van de kraan. Goed stempelen op goede schotten is de oplossing. Daarnaast
zorgt overbelasting en het werken bij zware wind voor problemen.
Ad 5 + 6. Technische staat van de kraan en niet adequaat op/afbouwen van de kraan
Kranen worden intensief gebruikt en zijn onderhevig aan slijtage. Ook de opstelling
en afbouw van de kraan heeft direct gevolgen voor het gebruik. Regelmatig keuren van
de kraan is de oplossing.
ad 7. Toegankelijkheid kraan
Een kraan op een bouwplaats is een nuttig en gewild voorwerp. Helaas komt het nog
regelmatig voor dat onbevoegden de kraan gebruiken voor hijswerk. De machinist dient
derhalve altijd zijn kraan af te sluiten bij het verlaten van de kraan.
Certificering van kraanmachinisten en keuring van kranen zijn managementfactoren,
die de bedrijfstak ter hand heeft genomen. De keuring voorkomt een aantal mechanische
defecten en de certificering houdt de competentie van de machinisten op peil. Andere
factoren die door het management van het werk beïnvloedbaar zijn, zijn conflictbeheersing,
mens-machine interacties, communicatie en voldoende menskracht
4. Certificatiereglement
4.1 Doelstelling
Dit reglement omschrijft de procedures die relevant zijn voor het juist toepassen
van het specifieke schema. Hierbij moet gedacht worden aan onder meer procedures van
aanvraag, de examinering, de wijze waarop de uitslag bekend gemaakt wordt en condities
met betrekking tot de certificatie, de afgifte van certificaten/verklaringen, procedures
bij het uitvoeren van keuringen, klachtenafhandeling en het indienen van een verzoek
om herziening.
4.2 Certificatieprocedure
De kandidaat machinist verreiker dient bij een CKI, in overeenstemming met dit certificatiereglement,
een aanvraag in voor het persoonscertificaat machinist verreiker. Vervolgens verstrekt
de CKI alle relevante informatie over de gang van zaken bij het gehele certificatieproces.
4.3 Certificatiebeslissing
De certificatiebeslissing wordt genomen door een functionaris van de CKI die niet
betrokken is geweest bij de beoordeling van de kandidaten en daartoe is gekwalificeerd
en aangesteld conform het kwaliteitssysteem en de procedures die de CKI heeft op grond
van het werkveldspecifieke schema voor aanwijzing en toezicht.
4.4 Geldigheidsduur van het certificaat.
De maximale geldigheidsduur van een persoonscertificaat is 5 jaar.
Eerdere intrekking is mogelijk indien de certificaathouder tussentijds niet voldaan
heeft aan de eisen t.a.v. de beheersing van de onder 9. genoemde eindtermen (zie voor
de voorwaarden 4.5).
4.5 Geldigheidscondities
Met betrekking tot de geldigheid van het certificaat worden condities gesteld. Indien
niet voldaan wordt aan deze condities kan dit consequenties hebben voor het certificaat.
Deze condities zijn:
De CKI is bevoegd het certificaat te schorsen en/of in te trekken. De condities en
de wijze waarop daarop door de CKI toegezien dient te worden, worden opgesteld door
de CCvD en vastgelegd in het TCVT protocol ‘schorsing/intrekking’.
4.6 Klachtenregeling
Klachten over de CKI
Een adequate behandeling van klachten is belangrijk voor het creëren van vertrouwen
in certificatie en belangrijk voor de bescherming van zowel de certificaathouders
als de gebruikers van certificaten.
Aan een CKI worden onder meer de volgende eisen gesteld:
-
• Een openbaar toegankelijke klachtenprocedure dient aanwezig te zijn.
-
• de klachtenprocedure bevat minimaal het volgende: een beschrijving van het proces
van ontvangen, onderzoeken en beoordelen van de klacht; de wijze van volgen van de
klacht en acties als vervolg daarop; en de wijze waarop wordt verzekerd dat correctieve
acties worden uitgevoerd.
-
• De beslissing over de reactie op de klacht dient te worden genomen door personen die
niet betrokken zijn bij het onderwerp van de klacht.
-
• Indieners van klachten dienen, indien mogelijk, op de hoogte te worden gehouden van
de ontvangst van de klacht, de voortgang van behandeling en de uitkomst.
Klachten over het bedrijf of de persoon
Indien de CKI klachten van derden, zoals een opdrachtgever, ontvangt over het voldoen
aan dit schema door het bedrijf of de persoon die een aanvraag voor het certificaat
heeft ingediend of certificaathouder is, dient de CKI de klager te verwijzen naar
het bedrijf of de persoon. De CKI dient de klacht te betrekken bij de eerstvolgende
beoordeling bij het betreffende bedrijf of de betreffende persoon.
Echter, indien het naar de mening van de CKI een ernstige klacht betreft, dient de
CKI, naast de behandeling door het bedrijf of de persoon, zelf ook direct te beoordelen
of de klacht gevolgen dient te hebben voor de beslissing m.b.t. certificatie.
In dat geval dient de CKI af te wegen of het gewenst is een extra beoordeling uit
te voeren. De kosten van deze extra beoordeling komen in beginsel voor rekening van
de certificaathouder.
Klachtenregeling
Inleiding
In deze werkinstructie wordt de afhandeling van een klacht besproken. Voor iedere
afzonderlijke klacht wordt een apart klachtenformulier ingevuld.
Werkwijze
Wanneer iemand probeert een klacht telefonisch of mondeling te melden, wordt aan hem/haar
gevraagd deze schriftelijk te verwoorden. Als een klacht schriftelijk binnenkomt wordt
deze meteen naar de kwaliteitsmanager gebracht en indien de klachtafhandelaar duidelijk
is krijgt hij/zij meteen een kopie van de klacht. De kwaliteitsmanager registreert
de klacht op een klachtenformulier en stelt de directeur CKI op de hoogte van de klacht.
De directeur van de CKI wijst de klachtafhandelaar aan. De kwaliteitsmanager vermeldt
de klachtafhandelaar op het klachtenformulier en brengt de klachtafhandelaar schriftelijk
op de hoogte van de klacht. De klachtafhandelaar informeert de indiener van de klacht
schriftelijk over de ontvangst van de klacht.
Eenvoudige zaken
Klachtafhandelaar stuurt klacht door naar betrokken bedrijf/persoon; stelt indiener
op de hoogte legt dossier aan tbv voortgangsbewaking en meenemen afhandeling klacht
door bedrijf/persoon bij eerstvolgende beoordeling.
Ernstige klachten
Klachtafhandelaar beoordeelt de klacht en stelt vast of de klacht een incident betreft
of dat de klacht moet leiden tot een aanpassing in de werkwijze. Indien het een incident
betreft, wordt de indiener daarvan op de hoogte gesteld. De klachtafhandelaar bedenkt
samen met de indiener binnen drie weken na het indienen van de klacht een oplossing
voor de afhandeling en betrekt bedrijf/persoon hierbij. De oplossing zoals die met
de indiener is besproken wordt vastgelegd op het klachtenformulier. Hier wordt tevens
vermeld dat het gaat om een incident. Indien de klacht een aanpassing van de werkwijze
vergt bedenkt de klachtafhandelaar binnen 10 dagen een verbetervoorstel en bespreekt
dit met de kwaliteitsmanager en betrekt bedrijf/persoon hierbij. Het verbetervoorstel
moet een structurele verbetering inhouden van de werkwijze. Het verbetervoorstel wordt
ingevuld op het klachtenformulier.
De klachtafhandelaar stelt de indiener op de hoogte van de afhandeling van de klacht.
De kwaliteitsmanager maakt de gewijzigde werkwijze bekend. De kwaliteitsmanager start,
indien nodig, een vervolgonderzoek naar de invoering van het verbetervoorstel. De
bevindingen worden vastgelegd op het klachtenformulier. Het klachtenformulier wordt
gearchiveerd.
4.7 Bezwaarprocedure
Inleiding
Onderstaand worden de stappen beschreven die nodig zijn voor het afhandelen van een
bezwaarschrift. Een dergelijk bezwaarschrift kan bijvoorbeeld ingediend worden tegen
besluiten van de CKI inzake het niet (opnieuw) verlenen, schorsen of intrekken van
een certificaat.
Werkwijze
Algemeen:
-
• Een door of namens de CKI genomen besluit, dat is een definitieve uitslag of eindoordeel,
wordt schriftelijk ter kennis van de belanghebbende gebracht.
-
• Onder een besluit wordt tevens verstaan het weigeren te beslissen of het niet tijdig
nemen van een beslissing.
-
• De CKI stelt de belanghebbende in haar correspondentie in kennis van de mogelijkheid
van het indien van een bezwaarschrift door middel van de volgende clausule:
‘Ingevolge de CKI procedure ‘bezwaarschriftprocedure’ kan door een belanghebbende
met betrekking tot dit besluit een bezwaarschrift ingediend worden. Daartoe moet
binnen zes weken na de datum van verzending van het besluit een bezwaar worden ingediend
bij de CKI. In het bezwaarschrift moet gemotiveerd worden aangegeven waarom het gegeven
besluit niet juist gevonden wordt. Verzocht wordt bij het bezwaarschrift een kopie
van het bestreden besluit toe te voegen.’
-
• Het bezwaarschrift dient in ieder geval de volgende elementen te bevatten:
Het bezwaar wordt niet-ontvankelijk verklaard:
-
• indien niet aan de gestelde termijn van indienen wordt voldaan. Dit geldt niet als
de indiener aantoont dat hij redelijkerwijs niet in verzuim is geweest
-
• in andere gevallen dan genoemd onder a, als geen gebruik gemaakt wordt van de door
de CKI geboden gelegenheid tot verzuimherstel
-
• het bezwaar wordt verder niet-ontvankelijk verklaard als het, bij het niet van toepassing
zijn van een termijn, onredelijk laat wordt ingediend. Dit geldt uitsluitend wanneer
het bezwaar betrekking heeft op het niet tijdig nemen van een besluit.
-
• Het bezwaarschrift schort de werking van het besluit niet op.
-
• Het bezwaarschrift leidt tot heroverweging van het besluit waartegen het is gericht.
Procedure
-
• De CKI neemt kennis van het bezwaarschrift en bevestigt binnen twee weken de ontvangst.
-
• De CKI biedt gelegenheid tot het horen van de indiener.
-
• Het bezwaarschrift wordt gemeld bij de kwaliteitsmanager die het bezwaar registreert.
-
• Het horen betreft met name de vakinhoudelijke aspecten die geleid hebben tot het besluit
en dient binnen in beginsel zes weken na het vaststellen dat een hoorprocedure aan
de orde is, plaats te vinden.
-
• Het horen kan geschieden door de CKI of door een of meer door de CKI benoemde ter
zaken kundige. Het horen geschiedt door een persoon of personen die niet betrokken
is/zijn geweest bij de voorbereiding van het besluit, en geen binding hebben met de
belanghebbende.
-
• Het horen geschiedt op een door de CKI te bepalen tijdstip binnen de gangbare kantooruren.
-
• Relevante stukken kunnen tot 10 dagen voor de hoorzitting worden ingediend en liggen
gedurende een week voor de zitting ter inzage.
-
• Van het horen wordt afgezien indien het verzoek om herziening kennelijk niet-ontvankelijk
of kennelijk ongegrond is, inmiddels aan het verzoek is tegemoetgekomen, of indien
belanghebbende verklaart hiervan geen gebruik te maken.
-
• Van het horen wordt een verslag gemaakt. Het verslag wordt bij de beslissing op het
bezwaar om herziening gevoegd.
-
• De hoorcommissie brengt tevens advies aan de CKI.
Beslissing op het bezwaarschrift
-
• De CKI beslist aan de hand van de haar ter beschikking staande gegevens binnen zes
weken, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift
is verstreken. De beslistermijn kan eenmaal met ten hoogste 6 weken worden verlengd.
Daarna kan de termijn slechts met toestemming van de belanghebbende worden verlengd.
-
• De CKI zal, bij het gegrond verklaren van het bezwaar, de beslissing herroepen en
een nieuwe beslissing ter zake nemen.
-
• Van haar beslissing op het bezwaar zal de CKI de onderbouwing en motivering aan belanghebbende
meedelen.
Bestuursrechter
-
• Indien de inhoud of strekking van de nieuwe beslissing de belanghebbende hiertoe aanleiding
geeft, dient hij zich in voorkomend geval te wenden tot de bestuursrechter.
-
• De CKI zal de belanghebbende in haar beslissing op bezwaar wijzen op deze mogelijkheid.
4.8 Register voor vakbekwaamheid
De CKI registreert de gegevens van de certificaathouder. Deze gegevens worden conform
de overeenkomst met TCVT tenminste zo vaak als mutaties zich voordoen elektronisch
verzonden aan Bureau TCVT ten behoeve van het TCVT Personenregister, dat wordt opgezet
conform wettelijke bepalingen. Dit register is via internet toegankelijk gemaakt.
De BHST is verantwoordelijk voor het beheer van het register.
4.9 Norminterpretatie
Het CCvD dient te zorgen voor eenduidige norminterpretatie van dit certificatieschema.
Toch kan het voorkomen dat er in de operationele fase verschillende interpretaties
bestaan van één of meerdere in werkveldspecifieke certificatieschema’s gehanteerde
begrippen.
Mocht het gebeuren dat certificaathouders, CKI’s of andere belanghebbenden uiteenlopende
definities hanteren en hierover meningsverschillen bestaan, dan dienen afwijkende
interpretaties te worden voorgelegd aan het CCvD.
5. Examenreglement
Dit reglement bevat bepalingen voor de voorbereiding, uitvoering en beoordeling van
examens ten behoeve van het WSCS-VT Machinist Verreiker Met Hijsfunctie.
5.1 Doelstelling
De examinering geschiedt onder verantwoordelijkheid van de certificatie-instelling
en bestaat uit de volgende delen:
-
• theorie-examen, en
-
• praktijkexamen.
5.2 De exameninstelling
De exameninstelling dient het examenreglement te hanteren. Hierin zijn de volgende
zaken opgenomen:
-
1. ingangsdatum van het certificaat;
-
2. eventuele entree-eisen voor deelname aan het examen;
-
3. de aanvraagprocedure bij de CKI;
-
4. bevestiging van deelname en oproep;
-
5. identificatie van de deelnemers;
-
6. toelating en afwezigheid;
-
7. examenduur en wijze van examinering;
-
8. gedragsregels voor kandidaten;
-
9. regeling aangepast examen;
-
10. normen voor slagen en afwijzen;
-
11. bekendmaking van de uitslag door de CKI aan de kandidaat;
-
12. bewaartermijn van de examendocumenten zoals uitwerkingen en beoordelingsformulieren;
-
13. inzagerecht;
-
14. geldigheidsduur van het examenresultaat.
Indien de exameninstelling geen organisatorisch onderdeel is van de CKI, hebben beide
zich aan elkaar verbonden door middel van een overeenkomst. De CKI dient zich hierbij
te houden aan artikel 4.5 ‘subcontracting’ van ISO/IEC17024. De CKI is verplicht aan
de BHST te melden dat examens worden afgenomen door een externe exameninstelling en
welke instelling het betreft.
5.3 Eisen te stellen aan het examenpersoneel
Examenpersoneel moet voldoen aan de algemene, vakinhoudelijke en onafhankelijkheidseisen
van de CKI zoals opgenomen in competentieprofielen en andere relevante documenten.
Het selectieproces moet garanderen dat examenpersoneel dat (een deel van) een examen
afneemt ten minste voldoet aan de eisen zoals geformuleerd in het TCVT examenprotocol.
Toezichthouder theorie-examen
Voor het theorie-examen wordt door de exameninstelling een toezichthouder aangesteld.
Deze functionaris heeft geen specifieke kennis nodig van het vakgebied. De toezichthouder
beschikt wel over:
-
− organisatorische capaciteiten;
-
− communicatieve en contactuele vaardigheden;
-
− het vermogen om regelend en besluitvaardig op te treden.
Van de toezichthouder wordt verwacht dat hij:
-
− toeziet op de naleving en uitvoering van het examenreglement, de uitvoeringsvoorschriften
en de exameneisen;
-
− op correcte wijze de vastgestelde administratieve procedures afhandelt;
-
− zich op voldoende wijze beschikbaar stelt voor het toezicht op de afname van theorie-examens.
Een toezichthouder verricht de volgende taken:
-
− het controleren van de personalia en de aanmeldingen van de kandidaat;
-
− het controleren en aansluitend voorbereiden van het theorie-examen zodat de kandidaat
direct na aanvang van het examen kan starten;
-
− het uitoefenen van toezicht teneinde misbruik te voorkomen;
-
− het innemen van de examenstukken en het aansluitend verzendklaar maken;
-
− het aanleveren van het totale pakket aan de exameninstelling.
Corrector theorie-examen:
Voor het beoordelen van de schriftelijke uitwerking van de open vragen van het theorie-examen
wordt door de exameninstelling een corrector aangesteld. De corrector voldoet aan
de volgende kwalificatiecriteria:
-
• hij beheerst de Nederlandse taal (dan wel de taal waarin het examen wordt afgenomen
(Duits en/of Engels));
-
• hij heeft actuele vakinhoudelijk kennis en inzicht;
-
• hij past de beoordelingscriteria, zoals vastgelegd in het TCVT-certificatieschema,
toe.
De corrector beoordeelt binnen de TCVT antwoord-macro’s en degestelde termijn de uitwerkingen
van de theorie-examens en verbindt hier een waardering aan volgens de methodiek zoals
vastgelegd in het betreffende TCVT-certificatieschema.
Examinator praktijkexamen
Voor het praktijkexamen wordt door de exameninstelling een examinator aangesteld.
De examinator is belast met de beoordeling of, en in welke mate, kennis, vaardigheden
en attitude van de kandidaat voldoen aan de gestelde eisen voor het behalen van het
examen. Hiertoe past de examinator de TCVT examinatoreninstructie toe bij de beoordeling.
Bij een examen met meer dan één examinator, is een van de examinatoren aangewezen
als voorzitter e vanuit die hoedanigheid verantwoordelijk voor een ordentelijk verloop
van het examen en de afwikkeling daarvan.
De examinator beschikt over:
-
− minimaal twee jaar praktische werkervaring in het desbetreffende vakgebied;
-
− actuele praktische en theoretische kennis van het desbetreffende vakgebied;
-
− goede communicatieve vaardigheden;
-
− het vermogen besluitvaardig op te treden;
-
− voldoende kennis van het examenreglement.
Van de examinator wordt verwacht dat hij:
-
– begrip heeft voor de invloed die een examensituatie heeft op het gedrag van de kandidaten;
-
– een optimaal klimaat weet te scheppen voor de kandidaat, opdat kennis en opgedane
ervaring, inzicht, vaardigheden en attitude zo goed mogelijk uit de verf komen;
-
– op correcte wijze omgaat met de kandidaten en alle overige personen die functioneel
bij het examen aanwezig zijn;
-
– een objectieve beoordeling geeft van de kennis en het inzicht van de kandidaat;
-
– nauwgezet de voorschriften in acht neemt die voor elk examenonderdeel gelden;
-
– jaarlijks de TCVT-examinatorendag bijwoont;
-
– op representatieve wijze de exameninstelling vertegenwoordigt tijdens het examen en
zorg draagt voor een correct verloop.
De examinator moet per certificatieschema een door de exameninstelling voorgedragen
en door de certificatie-instelling geaccepteerde deskundige zijn.
Onafhankelijkheid
Het examenpersoneel is onafhankelijk. Al het examenpersoneel tekent een verklaring
waarin geheimhouding en onafhankelijkheid worden gegarandeerd en waarin zij verklaart
geen werkzaamheden bij c.q. voor een opleider te verrichten. Zij verklaart zich onafhankelijk
van de kandidaat en de eventuele opleider/werkgever van de kandidaat. Mocht tijdens
het examen blijken dat er toch een relatie, van welke aard dan ook, bestaat tussen
de kandidaat en het betreffende examenpersoneelslid, dan dient de examinator dit tijdig
aan de exameninstelling te melden. Het is onder geen enkele voorwaarde toegestaan
dat de betreffende examinator deze kandidaat examineert op straffe van ongeldigheid
van het examen.
Indien examenpersoneel een potentieel belangenconflict heeft bij het examineren van
een kandidaat, dient de CKI maatregelen te nemen om te garanderen dat de betrouwbaarheid
en onpartijdigheid van het examen niet in diskrediet worden gebracht. Deze maatregelen
dienen vastgelegd te worden.
5.4 Eisen te stellen aan het examen
5.4.1 Beslotenheid van examens
Medewerkers van de certificatie-/exameninstelling dragen zorg voor de absolute geheimhouding
van de examenopgaven, voor zover deze opgaven geen onderdeel uitmaken van een publieke
norm. Verificatie en implementatie hiervan dient te geschieden door de certificatie-instelling.
Medewerkers van de exameninstelling hebben een verklaring van geheimhouding ondertekend.
5.4.2 Algemene regels bij de uitvoering van examens
Het theorie-examen wordt schriftelijk en in de Nederlandse taal afgenomen. Indien
de kandidaat het Nederlands onvoldoende beheerst, kan een alternatief theorie-examen
in de Duitse of Engelse taal worden afgenomen. Het certificaat wordt afgegeven conform
de taal van het examen aan een persoon van 18 jaar en ouder. Wanneer er gegronde redenen
zijn voor een mondeling theorie-examen in de Nederlandse taal (bijvoorbeeld bij kandidaten
die aantoonbaar dyslectisch zijn) kan de certificatie-instelling daartoe besluiten.
Dit alternatief dient te voldoen aan dezelfde voorwaarden als het reguliere theorie-examen
en het CEC dient hiermee in te stemmen. Het uitgeschreven mondelinge examen wordt
afgenomen door een daartoe door de CKI aanvullend geautoriseerde examinator en een
toezichthouder. Van deze alternatieve afname dient door de exameninstelling een registratie
te worden bijgehouden met een (minimaal jaarlijkse) rapportage naar de CEC. Het praktijkexamen
wordt in de Nederlandse taal afgenomen. Indien de kandidaat het Nederlands onvoldoende
beheerst, kan een alternatief theorie-examen in de Duitse of Engelse taal worden afgenomen.
Het certificaat wordt afgegeven conform de taal van het examen. De kandidaat moet
tijdens het examen voldoende kunnen communiceren.
Voor de overige eisen aan het examen (locatie, middelen, etc) wordt verwezen naar
het TCVT examenprotocol.
5.5 Beheer itembank en examenversies
Het beheer van de itembank geschiedt onder strikte geheimhouding door het bureau TCVT
onder regie van de Centrale Examencommissie TCVT.
6. Toezicht
Het doel van het toezicht is om de vakbekwaamheid van gecertificeerd personeel te
borgen. De CKI is verplicht te beoordelen of de certificaathouder voldoet aan de gestelde
eisen. Afhankelijk van het onderwerp van certificatie, de periode van certificatie
en de risicoanalyse wordt het toezicht ingevuld.
6.1 Medewerking aan toezicht
De certificaathouder is verplicht mee te werken aan toezicht door de CKI, het TCVT
erkende opleidingsinstituut voor bijscholing, de nationale accreditatie-instantie
en de Inspectie SZW. In de overeenkomst tussen de CKI en de certificaathouder worden
de hiertoe benodigde bepalingen opgenomen.
6.2 Frequentie van toezicht
Bij de aanvraag voor hercertificatie dient het originele TCPR-boekje met de daarin
opgenomen registraties van de praktijkervaring en de scholing te worden voorgelegd
aan de CKI. De ontvangst wordt binnen één kalenderweek bevestigd (deze bevestiging
is een bewijs richting opdrachtgevers inzake de afwezigheid van het TCPR-boekje).
De CKI controleert de registratie en toets of voldaan wordt aan de eisen van scholing
en praktijkervaring. De aanvrager wordt hieromtrent binnen één kalenderweek geïnformeerd.
Daarnaast voert de CKI, onaangekondigd, een 5% steekproef uit op de betrouwbaarheid
van de invulling van de scholing en de praktijkervaring. Voor de registratie van de
scholing en de praktijkervaring dient er een deugdelijke administratie te worden gevoerd
door de CKI. Deze administratie moet minimaal vijf jaar beschikbaar blijven.
6.3 De wijze van uitvoering van het toezicht
Het TCVT erkende opleidingsinstituut beoordeeld op het moment van scholing (2 maal
in een periode van 5 jaar) elk TCPR-boekje ten aanzien van de scholing en de praktijkervaring.
Indien een certificaathouder niet meer voldoet aan de eisen, wordt de CKI hiervan
binnen drie werkdagen in kennis gesteld.
6.4 Verslag van bevindingen
De CKI is gehouden om haar bevindingen t.a.v. 6.2 aan de certificaathouder binnen
twee kalenderweken kenbaar te maken.
6.5 Maatregelen
Indien blijkt dat een certificaathouder niet voldoet aan de eisen of normen in dit
werkveldspecifieke certificatieschema heeft dit op zo kort mogelijke termijn maatregelen
door de CKI tot gevolg. Mogelijke maatregelen zijn het weigeren, schorsen of intrekken
van het certificaat. Er dient door de CKI informatie-uitwisseling met de Inspectie
SZW plaats te vinden over geconstateerde gevaarlijke situaties bij werkzaamheden die
door een afgegeven of nog af te geven certificaat worden gereguleerd en waardoor de
veiligheid of de gezondheid van werknemers of derden in gevaar kan worden gebracht.
Indien er sprake is van een sanctie wordt dit aan de certificaathouder kenbaar gemaakt.
Relevante informatie over de sanctie dient door de CKI ingebracht te worden in een
centraal registratiesysteem. Deze meldingsplicht dient nauwkeurig uitgewerkt te worden,
in verband met de vertrouwelijkheid van persoonsgegevens en de contractuele relatie
tussen CKI en klant.
Indien een certificaathouder na een intrekking opnieuw gecertificeerd wil worden dient
dezelfde procedure doorlopen te worden als bij initiële certificatie. Bij het opleggen
van een sanctie dient de CKI aan te geven (en te registreren) na welke periode certificatie
weer is toegestaan. De CKI dient voor verstrekking van een certificaat bij het centraal
registratiesysteem te verifiëren of er geen sprake is van een intrekking met de daaraan
gekoppelde wachtperiode.
Criteria
De CKI dient in ieder geval een onderzoek in te stellen na indiening van een klacht
inzake de werkwijze van de certificaathouder:
Criteria op basis waarvan de CKI maatregelen moet treffen zijn de volgende.
-
1. Schorsen van het certificaat vindt plaats indien sprake is van een door de CKI gegrond
verklaarde klacht. Het betreft hier een klacht anders dan:
-
• onrechtmatig invullen van het TCPR-boekje, en/of
-
• over onveilig handelen van de machinist waardoor de machinist en/of derden direct
in gevaar zijn gebracht.
-
2. Intrekken van het certificaat vindt plaats indien sprake is van een door de CKI gegrond
verklaarde klacht inzake:
-
• onrechtmatig invullen van het TCPR-boekje, en/of
-
• over onveilig handelen van de machinist waardoor de machinist en/of derden direct
in gevaar zijn gebracht.
Deel II: Normen
Deel 2 van dit certificatieschema bevat de normen die gelden voor een certificaat
voor vakbekwaamheid in een werkveld. Beschreven wordt achtereenvolgens:
-
• het onderwerp van certificatie,
-
• entreecriteria die gesteld worden om toegelaten te worden tot het certificerings-proces,
-
• de eindtermen die gelden ten behoeve van het certificaat,
-
• de wijze waarop het voldoen aan de eindtermen wordt beoordeeld en gerapporteerd,
-
• de beoordeling die plaatsvindt bij hercertificatie,
-
• te stellen eisen aan het certificaat,
-
• geldigheidscondities.
7. Onderwerp van certificatie
Dit WSCS-VT Machinist Verreiker Met Hijsfunctie is door het CCvD TCVT opgesteld.
Het betreft certificatie van vakbekwaamheid op het gebied van veilig hijsen door een
machinist verreiker. Door het Ministerie van SZW is het schema vastgesteld. Dit vastgestelde
schema vervangt daarmee eerdere versies. De te certificeren vakbekwaamheid betreft
het uitvoeren van hijswerkzaamheden op bouwplaatsen met een verreiker met een bedrijfslastmoment
van tenminste 10tm. Het betreft hier:
-
• veilig omgaan met de last;
-
• verreiker veilig positioneren (stabiliteit, omgeving, ondergrond);
-
• verreiker veilig laten functioneren (opbouwen, hijsen, afbouwen, afsluiten);
-
• verreiker in veilige en technisch goede staat doen zijn;
-
• veilig en gezond werken met de verreikeer.
8. Entreecriteria
Voor de eerste afgifte van het wettelijk verplichte persoonscertificaat machinist
verreiker volgt onderstaand een opsomming van de eisen.
De kandidaat dient te voldoen aan de volgende entreecriteria:
-
− voldoende materieelkennis hebben;
-
− voldoende materiaalkennis hebben;
-
− machine gevoel bezitten;
-
− veilig en milieuverantwoord kunnen werken;
-
− de Nederlandse taal beheersen op leeskennisniveau A1 en schrijfkennisniveau B2 of
gelijkwaardig voor examinering in Duitse of Engelse taal.
Er geldt geen specifieke vooropleidingseis.
9. Eindtermen
De kandidaat voldoet aan de volgende eindtermen en is dientengevolge vakbekwaam:
Theorie
-
1. De kandidaat kan de verschillende voorbereidingen voor de hijswerkzaamheden beschrijven
en toepassen.
-
1.1 De kandidaat kan de gegevens van een hijstabel toepassen.
-
1.2. De kandidaat kan beschrijven welke voorbereidingen op de werkplek getroffen moeten
worden voorafgaand aan het werken met een verreiker.
-
2. De kandidaat kan hijsgereedschappen herkennen en de functie en de manier van gebruik
hiervan omschrijven.
-
3. De kandidaat kan werk uitvoeren met een verreiker.
-
3.1 De kandidaat kan verschillende soorten kranen benoemen en de kenmerken en de toepassing
hiervan beschrijven.
-
3.2. De kandidaat kan hijsmiddelen en uitrustingsstukken herkennen en benoemen en de toepassing
hiervan omschrijven.
-
3.3. De kandidaat kan omschrijven hoe op een veilige manier hijswerkzaamheden met een verreiker
uitgevoerd moeten worden.
-
3.4. De kandidaat kan bepalen hoe een verreiker verplaatst moet worden.
-
3.5. De kandidaat kan de functie en de werking van de hoofdonderdelen van de verreiker
uiteenzetten.
-
4. De kandidaat kan de veiligheids- en milieuaspecten van het werken met een verreiker
benoemen en interpreteren.
-
4.1 De kandidaat kan de veiligheidseisen van de verreiker, hijslast en hijsgereedschappen
interpreteren.
-
4.2 De kandidaat neemt zijn verantwoordelijkheid met betrekking tot het hijsplan en zijn
administratieve verplichtingen.
-
4.3 De kandidaat kan beschrijven hoe een verreiker na hijswerkzaamheden achtergelaten
moet worden.
-
4.4 De kandidaat kan de veiligheidssystemen van de verreiker noemen en de functie van
de LMB uiteenzetten.
-
4.5 De kandidaat kan uiteenzetten hoe met en aan een verreiker milieu-verantwoord moet
worden gewerkt
-
5. De kandidaat kan de onderhouds- en storingsaspecten van een verreiker herkennen, interpreteren
en benoemen.
-
5.1 De kandidaat kan omschrijven hoe en waaraan dagelijks onderhoud aan een verreiker
verricht moet worden.
-
5.2 De kandidaat kan beschrijven hoe storingen aan een verreiker herkend kunnen worden
en in relatie hiermee beschrijven hoe gehandeld moet worden.
Praktijk
-
1. De kandidaat kan de voorbereidingen treffen op de werkplek voorafgaande aan het werken
met een verreiker.
-
2. De kandidaat kan hijsmiddelen en uitrustingsstukken herkennen, benoemen en controleren
op veiligheidseisen
-
3. De kandidaat kan werk uitvoeren met een verreiker.
-
3.1 De kandidaat kan hijswerkzaamheden uitvoeren met een verreiker.
-
3.2 De kandidaat kan hijsgereedschappen bevestigen aan een verreiker.
-
3.3 De kandidaat kan zelfstandig een verreiker verplaatsen.
-
3.4 De kandidaat kan een verreiker na hijswerkzaamheden volgens de wettelijke voorschriften
achterlaten.
-
4. De kandidaat kan de veiligheids- en milieuaspecten van het werken met een verreiker
benoemen en interpreteren.
-
5. De kandidaat kan de onderhouds- en storingsaspecten van een verreiker herkennen, interpreteren
en benoemen.
10. toetsmethodiek bij initiële certificatie
10.1 Toetstermen
Elke eindterm wordt uitgewerkt in toetstermen. Deze toetstermen zijn in onderstaande
schema’s geordend per eindterm.
Het totale aantal vragen per toetsterm is onderstaand aangegeven.
Verklaring van vraagcode:
-
* FK = een vraag feitelijke kennis
-
* BK = een vraag begripsmatige kennis
-
* RV = een vraag reproductieve vaardigheden
-
* PV = een vraag productieve vaardigheden
Toetstermen theorie machinist verreiker W4-07 + aantal verplichte vragen
-
1. De kandidaat kan de verschillende voorbereidingen voor de hijswerkzaamheden beschrijven
en toepassen. RV-1, FK-1, BK-2
-
1.3 De kandidaat kan de gegevens van een hijstabel toepassen.
De kandidaat kan een hijstabel van een verreiker interpreteren.
-
1.4 De kandidaat kan beschrijven welke voorbereidingen op de werkplek getroffen moeten
worden voorafgaand aan het werken met een verreiker.
-
2. De kandidaat kan hijsgereedschappen herkennen en de functie en de manier van gebruik
hiervan omschrijven. BK-3
-
3. De kandidaat kan werk uitvoeren met een verreiker. RV-6, FK-4, BK-10
-
3.1 De kandidaat kan verschillende soorten verreikers benoemen en de kenmerken en toepassingen
hiervan beschrijven.
-
3.2. De kandidaat kan hijsmiddelen en uitrustingsstukken herkennen en benoemen en de toepassing
hiervan omschrijven.
-
– De kandidaat kan, eventueel aan de hand van een afbeelding, hijsmiddel- en uitrustingsstukken
van de verreiker herkennen en benoemen.
-
– De kandidaat kan de functie van hijsmiddel- en uitrustingsstukken van de verreiker
omschrijven.
-
3.3. De kandidaat kan omschrijven hoe op een veilige manier hijswerkzaamheden met een
verreiker uitgevoerd moeten worden. KO-vraag.
-
– De kandidaat kan uiteenzetten waarom aan de gegeven veiligheidsaspecten moet worden
voldaan.
-
– De kandidaat kan omschrijven waarom aan de volgende aanvullende veiligheidsmaatregelen
moet worden voldaan als hij met de verreiker:
-
* een last buiten het gezichtsveld plaatst
-
* hijswerkzaamheden verricht nabij spoor en/of hoogspanningsleidingen.
-
* op een werk staat met meerdere kranen/verreikers.
-
* hijsen met een werkbak.
-
– De kandidaat kan, gegeven een situatie, bepalen in welke situatie welke persoonlijke
beschermingsmiddelen gedragen moeten worden.
-
– De kandidaat kan, gegeven de dichtheid van de materialen, de massa berekenen.
-
– De kandidaat kan, gegeven een situatie, risico’s en maatregelen bepalen met betrekking
tot de vorm, constructie, samenstelling en bijzondere eigenschappen van lasten.
-
3.4. De kandidaat kan bepalen hoe een verreiker verplaatst moet worden.
-
– De kandidaat kan gegeven een situatie bepalen:
-
* of een verreiker ingepakt verplaatst kan worden
-
* of een verreiker opgebouwd verreden kan worden met of zonder last
-
* of een weg of terrein geschikt is om over te rijden
-
* of een verreiker kan rijden over verschillende soorten terrein (met vermelding van
de juiste aandrijving.
-
– De kandidaat kan, gegeven een situatie, bepalen wat de juiste aandrijving is.
-
– De kandidaat kan de aandachtspunten noemen bij montage, gebruik, demontage en transport
van de hulpgiek.
-
– De kandidaat kan beschrijven hoe, conform de voorwaarden en de instellingen genoemd
in de gebruiksaanwijzing, gereden moet worden.
-
3.5. De kandidaat kan de functie en de werking van de hoofdonderdelen van de verreiker
uiteenzetten.
-
– De kandidaat kan de werking van hoofdonderdelen en systemen van de verreiker uiteenzetten.
-
– De kandidaat kan opnoemen wanneer veranderingen in de stabiliteits-, het last- en
het kantelmoment van een verreiker kan optreden.
-
– De kandidaat kan de gevolgen van veranderingen in de stabiliteits-, het last- en het
kantelmoment van een verreiker bepalen.
-
4. De kandidaat kan de veiligheids- en milieuaspecten van het werken met een verreiker
benoemen en interpreteren. RV-2, FK-3, BK-10
-
4.1 De kandidaat kan de veiligheidseisen van de verreiker en hijsgereedschappen interpreteren.
-
– De kandidaat kan begrippen definiëren:
-
– De kandidaat kan m.b.t. het bedienen en keuren van een verreiker en het daarbij behorende
hijs- en hefgereedschap de wettelijke verplichtingen interpreteren en de werkingssfeer
beschrijven van deze wettelijke verplichtingen.
-
– De kandidaat kan uiteenzetten waarop hij hijsgereedschap moet controleren.
-
– De kandidaat kan uiteenzetten waarop hij de hijslast moet controleren.
-
– De kandidaat kan de functie en inhoud van het kraanboek met bijbehorende documenten
omschrijven.
-
4.2. De kandidaat neemt zijn verantwoordelijkheid met betrekking tot het hijsplan en zijn
administratieve verplichtingen.
-
– De kandidaat kan bepalen welke gegevens in het hijsplan van belang zijn bij de uitvoering
van werkzaamheden met de verreiker.
-
– De kandidaat kan opnoemen welke administratieve verplichtingen hij in het kader van
zijn beroepsuitoefening heeft.
-
4.3. De kandidaat kan beschrijven hoe een verreiker na hijswerkzaamheden achtergelaten
moet worden.
-
4.4. De kandidaat kan de veiligheidssystemen van de verreiker noemen en de functie van
de LMB uiteenzetten. KO-vraag.
-
– De kandidaat kan delen van het beveiligingssysteem van een verreiker noemen.
-
– De kandidaat kan de functie van de lastmomentbeveiliging van de verreiker uiteenzetten.
-
– De kandidaat kan uiteenzetten welke beveiligingen op de verreiker aanwezig moeten
zijn en wat de functie hiervan is.
-
4.5. De kandidaat kan uiteenzetten hoe met en aan een verreiker milieuverantwoord moet
worden gewerkt.
-
– De kandidaat kan milieu- en veiligheidsvoorschriften interpreteren die hij moet toepassen
bij het verplaatsen van milieubelastende stoffen.
-
– De kandidaat kan verklaren waarom milieuverantwoord werken van belang is.
-
5. De kandidaat kan de onderhouds- en storingsaspecten van een verreiker herkennen, interpreteren
en benoemen. FK-2, BK-6
-
5.1 De kandidaat kan omschrijven hoe en waaraan dagelijks onderhoud aan een verreiker
verricht moet worden.
-
5.2. De kandidaat kan beschrijven hoe storingen aan een verreiker herkend kunnen worden
en in relatie hiermee beschrijven hoe gehandeld moet worden.
-
– De kandidaat kan samenvatten hoe hij een storingsdiagnose aan onderdelen van een verreiker
moet uitvoeren.
-
– De kandidaat ziet in hoe, gegeven de aard van de storing, gehandeld moet worden d.w.z.:
-
– De kandidaat kan uiteenzetten hoe hij ontoelaatbare slijtage kan signaleren aan onderdelen
van de verreiker.
-
– De kandidaat kan opsommen wat in een storingsmelding vermeld moet worden.
Toetstermen Praktijkexamen
Het praktijkexamen bestaat uit de volgende activiteiten:
1.
|
Doornemen opdracht
|
6.
|
Praktijk hijsopdrachten
|
2.
|
Aanvangscontrole van de machine (visueel)
|
7.
|
Assisteren last verplaatsen
|
3.
|
Onderhoud van de machine
|
8.
|
Praktijk hijsopdrachten
|
4.
|
Controle en inspectie hijsgereedschap
|
9.
|
|
5.
|
Opstellen en gebruiksklaar maken van verreiker
|
10.
|
Machine achterlaten
|
In de tabel is een overzicht gegeven van de verdeling van de eindtermen over de activiteiten
van de praktijkexamens machinist verreiker. Doordat eindtermen onderverdeeld zijn
in toetstermen, is een eindterm vaak over meerdere activiteiten verdeeld. Daardoor
is een eindterm meestal niet door een activiteit afgedekt.
Verklaring van codes:
-
1. De kandidaat kan de voorbereidingen treffen op de werkplek voorafgaande aan het werken
met een verreiker. RV-9, PV-1
-
1.1 een hijsplan uitvoeren gelet op:
-
* plaats en afmetingen van de hijslocatie(s)
-
* plaats en afmetingen van de obstakels
-
* afmetingen, vorm, massa en zwaartepunt van de last
-
* soort, afmetingen, vorm en massa van het hijsgereedschap.
-
1.2. controleren van de wettelijk voorgeschreven documenten.
-
1.3. het werkterrein afzetten.
-
1.4. overleggen met de uitvoerder (examinator) over de werkzaamheden, o.a. over:
-
1.5. aan de hand van de omgevingsfactoren de terreinomstandigheden vaststellen:
-
* de ligging van boven- en ondergrondse leidingen
-
* de plaats en afmetingen van obstakels
-
* de aanwezigheid van mensen en verkeer op en naast het werkterrein
-
1.6. de afmetingen, massa en zwaartepunt van de last inschatten.
-
1.7. de keuze en de soort van het hijsgereedschap vaststellen.
-
1.8. hulp- en uitrustingsstukken aanbrengen aan de verreiker.
-
1.9. de volgende gegevens uit een hijstabel van een verreiker bepalen:
-
1.10. de verreiker veilig en volgens de gebruiksaanwijzing opstellen, rekening houdend
met de omgevingsfactoren.
-
1.11. controleren of de juiste waarschuwingstekens of -borden op en om de kraan zijn aangebracht.
-
1.12. de wijze van uitvoering van het werk vaststellen.
-
2. De kandidaat kan hijsmiddelen en uitrustingsstukken herkennen, benoemen en controleren
op veiligheidseisen RV-1
-
3. De kandidaat kan werk uitvoeren met een verreiker. KO-opdracht RV-12
-
3.1 De kandidaat kan hijswerkzaamheden uitvoeren met een verreiker.
-
3.1.1 hijswerkzaamheden met de verreiker uitvoeren.
-
3.1.2. wettelijk voorgeschreven hand- en armseinen geven en aan ontvangen hand- en armseinen
het juiste gevolg geven.
-
3.1.3. communiceren met behulp van portofoons.
-
3.1.4. op basis van vorm, massa en materiaal van de te hijsen last de benodigde hijsgereedschappen
kiezen.
-
3.1.5. het hijsgereedschap controleren op:
-
* de weergave van de toegestane werklast op het hijsgereedschap
-
* visuele beschadigingen of manco’s
-
* aanwezigheid van een CE-markering, certificaat en inspectierapport
-
3.1.6. de hijstabel controleren of de verreiker de werkzaamheden kan uitvoeren.
-
3.1.7. met de verreiker een last optoppen en aftoppen.
-
3.1.8. met de verreiker een last in een doel plaatsen.
-
3.1.9. met de verreiker een last tussen obstakels door manoeuvreren.
-
3.1.10. met de verreiker een slingerbeweging beheersen.
-
3.1.11. met de verreiker een last van horizontaal naar verticaal verplaatsen.
-
3.2. De kandidaat kan hijsgereedschappen bevestigen aan een verreiker.
Hijsgereedschappen aan de (kraan)haak bevestigen en met behulp daarvan een last aanslaan.
-
3.3. De kandidaat kan zelfstandig een verreiker verplaatsen.
-
3.4 De kandidaat kan een verreiker na hijswerkzaamheden volgens de bedrijfsvoorschriften
achterlaten.
na afloop van de werkzaamheden de verreiker op de juiste wijze achterlaten conform
de wettelijke voorschriften.
-
4. De kandidaat kan de veiligheids- en milieuaspecten van het werken met een verreiker
benoemen en interpreteren. RV-2
-
5. De kandidaat kan de onderhouds- en storingsaspecten van een verreiker herkennen, interpreteren
en benoemen.RV-5, PV-1
10.2 Beoordelingsmethode
Het theorie-examen wordt schriftelijk afgenomen en bestaat uit 50 meerkeuzevragen
op basis van de toetstermen zoals omschreven in punt 10.1. Het theorie-examen wordt
uitsluitend verstrekt vanuit de TCVT-itembank. De maximale tijd om het theorie-examen
af te leggen bedraagt 90 minuten.
De maximale waardering voor de meerkeuzevragen is 50 punten (1 punt per goed antwoord).
Een kandidaat is geslaagd indien hij 40 punten of meer heeft behaald en alle KO-vragen
goed heeft beantwoord. Het resultaat wordt in een voldoende/onvoldoende tot uiting
gebracht.
Het praktijkexamen wordt uitsluitend verstrekt vanuit de TCVT-itembank. De examenopdrachten
moeten binnen 240 minuten worden uitgevoerd. De TCVT examinatoren-instructie bepaald
de beoordeling van het praktijkexamen. De volgende zaken komen op het praktijkexamen
aan de orde:
Algemeen
De kandidaat wordt ingelicht welk type machine hij kan verwachten.
Heeft de kandidaat instructie gehad over de machine waar examen mee wordt gedaan ?
Zo niet dan geen examen afnemen!
De kandidaat wordt verteld wat de maximale tijdsduur van het examen is.
Bij een vermoeden van onvoldoende kennis bij de kandidaat moet de examinator de kandidaat
bevragen naar de motivatie van zijn keuzes.
De examenopdracht wordt in het bijzijn van de kandidaat bekend gemaakt (uit de verzegelde
envelop gehaald).
Indien een kandidaat tijdens het examen een KO heeft gekregen, wordt dit pas NA het
examen meegedeeld.
Proces Verbaal
De examinator moet altijd een proces verbaal invullen, ook als er geen bijzonderheden
te vermelden zijn. De CKI neemt geen verzoeken tot verstrekking van het certificaat
van vakbekwaamheid in ontvangst zonder een bijgaand proces-verbaal. Op het proces-verbaal
staat ook de tijdsduur van het afgenomen examen. Indien het examen 30 minuten of eerder
gereed is dan de aangegeven tijd, dient de reden hiervan expliciet in het proces verbaal
te worden opgenomen.
Het praktijkexamen betreft de volgende onderdelen:
-
1. kennismaken en doornemen opdracht
-
2. aanvangscontrole van de verreiker en de daarbij behorende documenten
-
3. onderhoud en werking van de verreiker
-
4. hijsgereedschap
-
5. positioneren op de hijsplek en gebruiksklaar maken van de verreiker (KO-opdracht)
-
6. hijsopdracht 1 (KO-opdracht)
-
7. assisteren last verplaatsen
-
8. hijsopdracht 2 (KO-opdracht)
-
9. verreiker achterlaten
10 veiligheid (KO-onderdeel)
10.3 Cesuur
Waardering resultaat
Het resultaat van zowel het theorie- als het praktijkexamen wordt in voldoende/onvoldoende
tot uiting gebracht. Kandidaten die voor het onderdeel theorie of praktijk of beide
onderdelen geen voldoende hebben behaald, hebben recht op een herexamen. Hierbij gelden
de eisen zoals gesteld in artikel 4.2
Geldigheidsduur van het resultaat van het examen
Een kandidaat kan tot uiterlijk 6 maanden na het behalen van een voldoende resultaat
voor zijn praktijk- of theorietoets, herexamen doen voor het nog als onvoldoende gekwalificeerde
examengedeelte theorie of praktijk. In dit geval kan de kandidaat, binnen de gestelde
termijn van 6 maanden, maximaal twee maal een herexamen aanvragen. Hierna, of na het
verstrijken van de termijn, moet een volledig examen (zowel theorie als praktijk)
worden afgelegd. Er is geen maximum verbonden aan het aantal gecombineerde praktijk-
en theorie-examens.
Cesuur praktijk
Bij het praktijkexamen dient voor alle onderdelen een voldoende gehaald te worden.
Elk onderdeel wordt beoordeeld aan de hand van een beoordelingsprotocol. Hierop is
het algoritme van de handelingen die de kandidaat moet verrichten beschreven. Aan
de verschillende handelingen zijn beoordelingscriteria toegevoegd en een puntenwaardering.
Elk onderdeel kent zo een puntenwaardering die is vastgelegd op het beoordelingsprotocol.
Om een voldoende te halen dient voor elk onderdeel minimaal 70% van de punten gescoord
te worden en mag de kandidaat geen KO te hebben.
11. Hercertificatie
11.1 Toetstermen hercertificatie
Om als certificaathouder voor hercertificatie in aanmerking te komen, dient te worden
aangetoond dat in die vijf (5) jaar door de certificaathouder aan alle volgende voorwaarden
is voldaan:
-
1. Scholing:
-
• Twee (2) scholingsdagen (4 dagdelen) zijn gevolgd bij een door TCVT erkend scholingsinstituut,
en
-
• één scholingsdag (2 dagdelen) wordt gevolgd in de eerste 36 maanden van de periode
van vijf jaar, en
-
• de tweede scholingsdag wordt gevolgd na de 36ste maand van de periode van vijf jaar,
en
-
• in de scholingsdagen zijn alle eindtermen en actuele ontwikkelingen m.b.t. dit schema
opgenomen, en
-
• van de gevolgde scholing ontvangt de deelnemer een bewijs van deelname van de TCVT
erkende opleider en wordt dit aangetekend in het TCPR-boekje.
-
2. Praktijkervaring:
-
• in de periode van vijf (5) jaar dat het certificaat geldig is, moet de certificaathouder
tenminste acht kwartalen hebben gewerkt in de functie die op het certificaat is vermeld,
en
-
• van deze acht kwartalen moeten tenminste twee kwartalen vallen in de laatste drie
jaar van de periode van vijf jaar, en
-
• de praktijkervaring kan worden aangetoond door aantekening van de praktijkervaring
van de certificaathouder in het TCPR-boekje of in het TCVT Praktijkregister. Deze
praktijkervaring moet minimaal elke drie maanden door de werkgever worden getoetst
op waarheid en worden geparafeerd.
Indien de houder niet kan aantonen over voldoende praktijkervaring te beschikken in
de laatste vijf jaar, dan kan hij via een praktijktoets aantonen nog steeds voldoende
vakbekwaam te zijn.
Een praktijktoets wordt afgenomen conform de eisen zoals vastgelegd in dit schema.
11.2 Beoordelingsmethode
Hercertificatie kan als volgt worden ingevuld:
-
– Indien de positieve hercertificatie beslissing valt binnen twee maanden voor de vervaldatum,
dan is de vervaldatum tevens de ingangsdatum van het hernieuwde certificaat.
-
– Indien de positieve certificatiebeslissing valt voor de twee maanden voorafgaand aan
de vervaldatum, dan is de datum van de certificatiebeslissing de ingangsdatum van
het hernieuwde certificaat.
Wanneer door omstandigheden het persoonscertificaat van de machinist is verlopen zonder
tijdige hercertificatie en de machinist alsnog in het bezit wil komen van een persoonscertificaat
is er een dispensatieregeling mogelijk. Daartoe dient de machinist een aanvraag in
bij een certificatie-instelling. Deze aanvraag wordt vervolgens voorgelegd aan TCVT
Werkkamer 4 Vakbekwaamheid die een advies opstelt.
Dit advies wordt vervolgens voorgelegd aan de certificatie-instelling die aansluitend
een besluit neemt over de (her-) verlening van het persoonscertificaat.
11.3 Controle op de registratie van de praktijkervaring bij hercertificatie
Bij de aanvraag voor hercertificatie dient het origineel TCPR-boekje met de daarin
opgenomen registraties van de praktijkervaring te worden voorgelegd aan de certificatie-instelling.
De ontvangst wordt binnen een kalenderweek bevestigd met een verklaring, waarmee opdrachtgevers
kunnen worden geïnformeerd over de reden van de afwezigheid van het originele TCPR-boekje.
De certificatie-instelling controleert de registraties en toetst of voldaan wordt
aan de vereiste praktijkervaring en bericht de aanvrager binnen een kalenderweek over
het resultaat.
Bovendien zal de certificatie-instelling ongeacht of het een machinist als werknemer
of als zelfstandige machinist betreft, bij de aanvraag voor hercertificatie, onaangekondigd
een 5%-steekproefsgewijze controle uitvoeren op de betrouwbaarheid van de invulling
van praktijkervaring. Voor de registratie van de praktijkervaring dient er een deugdelijke
administratie gevoerd te worden. Deze dient minimaal 5 jaar beschikbaar te blijven.
12. Het certificaat
Gegevens:
Minimaal dienen de volgende gegevens op het certificaat vermeld te zijn:
-
• Naam van de gecertificeerde persoon incl. geboorte datum;
-
• Eenduidig documentnummer;
-
• Naam van de CKI die het certificaat verleend heeft;
-
• Referentie naar de normen waaraan getoetst wordt;
-
• Scope van het certificaat, inclusief de geldigheidscondities;
-
• De ingangsdatum van het certificaat en de datum waarop het certificaat ophoudt geldig
te zijn.
Teksten:
Op het certificaat dient vermeld te worden, dat de CKI verklaard dat de betreffende
persoon voldoet aan de eisen uit het werkveldspecifieke certificatieschema en indien
relevant of het ging om een hercertificatie.
13. Geldigheidscondities
Gedurende de looptijd gelden de volgende condities waar de certificaathouder zich
aan moet houden. Indien niet voldaan wordt aan deze condities kan dit consequenties
hebben voor het certificaat.
Na een positief certificatie besluit ontvangt de kandidaat binnen 4 weken een TCVT-certificaat
en een TCPR-boekje. Beide documenten zijn wettig bewijsmiddel.
De gegevens (inclusief intrekking van het certificaat) van de deelnemer worden geregistreerd
in het TCVT personenregister.
Verwijdering uit het register
Onderstaand zijn de condities aangegeven voor de verwijdering uit het TCVT certificaatregister.
Certificaathouders die niet voldoen aan de eisen die met het certificaat samenhangen,
worden verwijderd uit het register van certificaathouders. De volgende redenen kunnen
leiden tot verwijdering uit het register:
-
a. Het niet kunnen aantonen werkzaam te zijn als machinist in de beroepsspecialisatie
waarvoor het certificaat geldig is.
-
b. Het niet nakomen van verplichtingen jegens de certificatie-instelling;
-
c. Het misbruik maken of laten maken van het certificaat;
-
d. Het verstrekken van onvolledige of onjuiste gegevens aan de certificatie-instelling;
-
e. Het ongeschikt blijken voor de uitoefening van de met het certificaat samenhangende
beroepsvaardigheden;
-
f. Het niet voldoen aan de eisen zoals geformuleerd onder hercertificatie (11).
Deze condities dienen te zijn opgenomen in de certificatieovereenkomst tussen certificatie
instelling en certificaathouder.
Overige voorwaarden voor certificaathouders
De houder van het certificaat dient misbruik van het certificaat door derden tegen
te gaan en vermissing van dit certificaat schriftelijk binnen 10 dagen aan de certificatie-instelling
te melden.
De houder van het certificaat machinist verticaal transport is verplicht veranderingen
van woonplaats en huisadres schriftelijk te melden aan de certificatie-instelling.
De houder van het certificaat machinist verticaal transport dient door derden tegen
hem/haar ingediende klachten, die met de strekking van dit certificaat verband houden,
te melden aan de CKI die het betreffende certificaat heeft afgegeven.
BIJLAGE 12, BEHOREND BIJ DE MINISTERIËLE REGELING VAN 19 JULI 2012, NR. G&VW/GW/2012/10964,
HOUDENDE WIJZIGING VAN DE ARBEIDSOMSTANDIGHEDENREGELING IN VERBAND MET DE GEFASEERDE
INVOERING VAN HET STELSEL VAN CERTIFICATIE (FASE 3)
Bijlage XVIIg behorend bij artikel 7.7, tweede lid onder g, Arbeidsomstandighedenregeling
Werkveldspecifiek certificatieschema voor het persoonscertificaat Machinist Kleine
Funderingsmachine
Document: WSCS-VT Machinist Kleine Funderingsmachine: 2012, versie 01
Onder beheer van:
CCvD-TCVT
p/a Stichting TCVT
Postbus 154
3990 DD Houten
www.TCVT.nl
INHOUD
1.
|
Inleiding
|
213
|
2.
|
Definities
|
213
|
3.
|
Werkveldspecifieke kenmerken
|
214
|
4.
|
Certificatiereglement
|
215
|
5.
|
Examenreglement
|
218
|
6.
|
Toezicht
|
221
|
|
|
|
|
DEEL II: NORMEN
|
222
|
7.
|
Onderwerp van certificatie
|
222
|
8.
|
Entreecriteria
|
223
|
9.
|
Eindtermen
|
223
|
10.
|
toetsmethodiek bij initiële certificatie
|
224
|
11.
|
Hercertificatie
|
229
|
12.
|
Het certificaat
|
230
|
13.
|
Geldigheidscondities
|
230
|
1. Inleiding
Dit werkveldspecifieke certificatieschema voor personen is door het CCvD-TCVT opgesteld.
Het betreft certificatie van vakbekwaamheid op het gebied van veilig werken door een
machinist met een kleine funderingsmachine. Door het ministerie van SZW is het schema
vastgesteld. Dit vastgestelde schema vervangt eerdere versies.
De te certificeren vakbekwaamheid betreft het veilig uitvoeren van funderings- en/of
hijswerkzaamheden op bouwplaatsen met een funderingsmachine:
-
• met een eigen massa inclusief uitrusting en funderingselement van minder dan 30 ton,
en
-
• met een totale hoogte van minder dan 10 meter, en
-
• die funderingselementen korter dan 10 meter verwerkt.
Het certificatiesysteem van de certificatie-instelling (CKI) moet zijn gestructureerd
in overeenstemming met de eisen uit de WDAT-VT-Personen.
2. Definities
Begrip of afkorting
|
:
|
Betekenis
|
Aanvrager van een certificaat
|
:
|
De (rechts)persoon die bij de certificatie-instelling een aanvraag doet voor het afgeven
van een persoonscertificaat van vakbekwaamheid.
|
Aanwijzing
|
:
|
Aanwijzing van een instelling bij of krachtens wettelijk voorschrift door de minister
van SZW.
|
Beoordeling
|
:
|
Beoordeling (initiële, of her-) door de CKI op basis van het door de minister van
SZW vastgestelde WDA&T.
|
BHST
|
:
|
Stichting die een wettelijke certificatieregeling beheert: TCVT.
|
Centraal College van Deskundigen (CCvD)
|
:
|
Het college, onderdeel van en/gefaciliteerd door BHST, dat belanghebbende partijen
in een bepaalde sector of branche de mogelijkheid biedt tot deelname bij het opstellen
en onderhouden van werkveldspecifieke documenten op zodanige wijze dat sprake is van
een evenwichtige en representatieve vertegenwoordiging van deze partijen. In casu
het CCvD-TCVT.
|
Centrale Examen Commissie (CEC)
|
:
|
Commissie binnen de structuur van de BHST die een centrale itembank ontwikkelt en
beheert.
|
Certificaat
|
:
|
Een certificaat in de zin van artikel 20 Arbowet en artikel 7 Warenwet (artikel 6e
Warenwetbesluit machine). Daarnaast moet een certificaat beschouwd worden als een
verklaring van overeenstemming (conformiteitsverklaring) zoals bedoeld in relevante
ISO en EN normen.
|
Certificaathouder
|
:
|
Persoon die in het bezit is van een geldig wettelijk verplicht certificaat.
|
Certificatieproces
|
:
|
Alle activiteiten via welke een CKI beoordeelt en besluit of een persoon, product
of systeem voldoet en blijft voldoen aan de normen, zoals opgenomen in het werkveldspecifieke
certificatieschema.
|
Certificatiereglement
|
:
|
Bepalingen voor de uitvoering van het certificatieproces en de relaties tussen kandidaat
en CKI.
|
Certificatiesysteem
|
:
|
Set van procedures en middelen benodigd om het certificatieproces uit te voeren per
certificatieschema, dat leidt tot de uitgifte van een certificaat van vakbekwaamheid,
inclusief onderhoud.
|
Certificerings en Keurings-instelling (CKI)
|
:
|
Kalibratie- of conformiteitsbeoordelingsinstellingen zoals certificatie-instellingen,
keuringsdiensten van gebruikers, laboratoria, inspectie-instellingen en testinstituten.
|
Cesuur
|
:
|
De grens tussen de hoogste toetsscore waaraan een onvoldoende en de laagste toetscore
waaraan een voldoende wordt toegekend.
|
Competentie
|
:
|
Gedemonstreerd vermogen om kennis en vaardigheden toe te passen en, waar relevant,
gedemonstreerde persoonlijke eigenschappen, zoals gedefinieerd in het certificatieschema.
|
Controle
|
:
|
Periodieke beoordeling door de CKI’s tegen de voor beoordeling geldende regels van
de minister (WDA&T).
|
Eindtermen
|
:
|
Een omschrijving van het geheel aan kennis, vaardigheden en houdingen van een specifiek
vakbekwaamheidgebied ten behoeve van het toetsen van examenkandidaten.
|
Entreecriteria
|
:
|
Criteria, zoals vooropleiding en werkervaring, waaraan de kandidaat moet voldoen om
toegelaten te worden tot het certificatieproces.
|
Examen
|
:
|
Het geheel van toetsopgaven (toetsvragen en/of toetsopdrachten), bedoeld om de individuele
kandidaat te kunnen beoordelen in de mate waarin hij of zij aan de eindtermen conform
de normen voldoet.
|
Examencommissie
|
:
|
Commissie binnen de structuur van de CKI onder wiens verantwoordelijkheid de examens
worden afgenomen.
|
Examenprotocol
|
:
|
Bepalingen voor de uitvoering van examens in de relatie tussen de BHST en de exameninstelling.
|
Examenreglement
|
:
|
Bepalingen voor de uitvoering van examens in de relatie tussen de kandidaat en de
exameninstelling.
|
Examinatoreninstructie
|
:
|
Bepalingen voor de uitvoering van examens in de relatie tussen de examinator en de
exameninstelling.
|
Funderingselementen
|
:
|
Funderingselementen kunnen bestaan uit materiaal zoals hout, kunststof, beton (geprefabriceerd
of in het werk gestort) of staal (buizen of profielen). Bovendien kunnen funderingselementen
een verbindingsstuk hebben om het mogelijk te maken ze te verlengen.
|
Funderingsmachine
|
:
|
Machine geschikt voor de volgende toepassingen:
• het aanbrengen van funderingen, afsluitende en/of kerende wanden, gronddraagkrachtverbeteringen
enz. door gebruik van palen of andere langwerpige elementen;
• het verwijderen van palen of andere langwerpige elementen;
• het installeren van drainage- of injectie-elementen.
|
Funderingsmachine groot
|
:
|
Funderingsmachine:
• met een eigen massa inclusief uitrusting en funderingselement van gelijk aan of
meer dan 30 ton, of
• met een totale hoogte van gelijk aan of meer dan 10 meter, of
• die funderingselementen gelijk aan of langer dan 10 meter verwerkt.
|
Funderingsmachine klein
|
:
|
Funderingsmachine:
• met een eigen massa inclusief uitrusting en funderingselement van minder dan 30
ton, en
• met een totale hoogte van minder dan 10 meter, en
• die funderingselementen korter dan 10 meter verwerkt.
|
Keuringsdatum
|
:
|
Eerste dag van aanvang keuring
|
KO
|
:
|
Knock-out: onjuist antwoord op een examenvraag die direct tot gevolg heeft dat de
kandidaat voor het betreffende examenonderdeel zakt.
|
Lastmoment
|
:
|
Het product van de last en de horizontale afstand tussen de verticale projectie van
de hartlijn van de hijshaak en het hart van de draaikrans of het punt of de lijn gelegen
midden tussen de gunstige kantellijn aan de lastzijde en de ondersteuning van de onderwagen
die zich tijdens bedrijf het verst van die kantellijn vandaan bevindt.
|
Risicoanalyse
|
:
|
Analyse waaruit motivatie, voor keuzes in werkveldspecifiek probleemgebied, blijkt,
op te nemen in het beoogde certificatieschema.
|
TCPR
|
|
TCVT Certificatie Personen Register
|
Toezicht
|
:
|
Het verzamelen van de informatie over de vraag of een handeling of zaak voldoet aan
de daaraan gestelde eisen, het zich daarna vormen van een oordeel daarover en het
eventueel naar aanleiding daarvan interveniëren.
|
TSJ
|
|
TCVT Schema Journaal: annotatie op een TCVT schema.
|
Vakbekwaamheidsgebied
|
:
|
Aanduiding van het werkveld, de functie, of een geheel aan taken waar bepaalde vakbekwaamheidseisen
op betrekking hebben.
|
Vakbekwaamheidseisen
|
:
|
De eisen die, binnen een bepaald werkveld of een bepaalde beroepsgroep, gesteld worden
aan personen met betrekking tot hun kennis, vaardigheden en houdingen inzake specifieke
handelingen of taken.
|
Verklaring
|
:
|
De EG-verklaring van typeonderzoek of EG-verklaring overeenstemming als bedoeld in
het bij of krachtens de Machinerichtlijn of enige andere EU-productrichtlijn bepaalde.
|
Werkveldspecifiek certificatieschema
|
:
|
Term gebruikt door SZW voor een certificatieschema dat door de minister van SZW is
geaccepteerd te gebruiken binnen een specifieke aanwijzing als CKI voor personen,
producten of systemen.
|
WDAT-VT-Personen
|
:
|
Werkveldspecifiek document voor aanwijzing en toezicht (WDA&T) op de certificatie-
en keuringsinstellingen die personen certificeren in het kader van verticaal transport.
Document: WDAT-VT-Personen: 2012, versie 01.
|
WDAT-VT-Producten
|
:
|
Werkveldspecifiek document voor aanwijzing en toezicht (WDA&T) op de certificatie-
en mobiele kranen, torenkranen en/of hijs- en hefwerktuigen voor beroepsmatig personenvervoer
en/of tijdelijke personen(bouw)liften periodiek keuren in het kader van verticaal
transport.
Document: WDAT-VT-Producten: 2012, versie 01.
|
3. Werkveldspecifieke kenmerken
Hijsen is een risicovolle beroepsactiviteit. Om het maatschappelijke belang -veiligheid
en gezondheid van en rondom de arbeid- te waarborgen, is door de overheid gekozen
voor een wettelijk verplichte certificatieregeling voor de borging van de vakbekwaamheid
van machinist mobile kraan.
3.1 Beschrijving schema
Het WSCS-VT Machinist Kleine Funderingsmachine is door de BHST voorgesteld en door
het ministerie van SZW-inclusief eventuele aanpassingen- vastgesteld. De minister
van SZW kan ook op eigen initiatief wijzigingen aanbrengen in de vastgestelde documenten.
Dit vastgestelde schema vervangt eerdere versies.
3.2 Actieve partijen
Binnen het kader van dit werkveldspecifieke certificatieschema zijn actief:
3.3 Risicoanalyse en afbreukrisico
Het uitvoeren van funderingswerken is een risicovolle activiteit. Er zijn in het proces
van werkzaamheden met kleine funderingsmachines verschillende omstandigheden te onderscheiden
met daarbij behorende specifieke risico’s:
1. Stabiliteit funderingsmachine
Omvalgevaar van kleine funderingsmachines verschilt sterk van het ene tot het andere
type. De stabiliteit is tijdens de uitvoering in principe hoog. Het omvalrisico is
door de compactheid gering. De stabiliteit tijdens het manoeuvreren is daarentegen
relatief laag. De stabiliteit van de ondergrond is van groot belang. Tevens is er
doorgaans gevaar voor aanrijden en voor beknelling. Het risico van omvallen wordt
vergroot door het gebruik van een afzonderlijke of externe power pack en soms door
beperkte afstempelmogelijkheden in de gegeven ruimte. Een (schroefpaal-)boormachine
dient bij grote boormomenten goed te worden verankerd.
2. Vallende voorwerpen
Een ander kenmerk van het gebruik van kleine funderingsmachines is dat er vaak een
(beschermende) cabine op de machine ontbreekt. De bediening vindt dan plaats vanaf
de zijkant of vanaf de achterzijde. De machinist staat in dat geval naast of achter
de machine. Hij is niet beschermd tegen vallende voorwerpen. Veel werkzaamheden met
kleine funderingsmachines worden inpandig verricht. Het gevaar van losrakende zolderbalken
of omvallende wanden is dan ook groot.
3. Werken in bestaande gebouwen
Bij het werken in bestaande gebouwen en oude of (gedeeltelijk) gesloopte constructies
ontbreekt vaak vooraf een deugdelijke technische berekening van de aan te brengen
fundering. Een verkeerde inschatting van de machinist kan leiden tot instorting van
het gebouw en/of de omgeving.
4. Blootstelling schadelijke stoffen/geluid
Vaak wordt in kleine ruimtes gewerkt. De machines zijn daar immers voor ontworpen.
Het bedienend personeel wordt volledig blootgesteld aan geluid. Ook laat de ventilatie
vaak te wensen over. Hierbij moet onder meer worden gedacht aan stof en DME (dieselmotorenemissie).
5. Stabiliteit ondergrond en toegankelijkheid bouwterrein
Een ander risico van het werken in een beperkte ruimte is de lange en/of lastige aanvoer
van de machine en van funderingselementen, hulpmiddelen en bouwstoffen. Tevens levert
dit een risico op voor vluchtroutes bij gevaren zoals instorting, brand of gevaarlijke
stoffen. Het werken met machines met elektromotoren levert het risico op van het raken
van kabels. Tenslotte moet worden gelet op de stabiliteit van een machine op oude
en onderbroken vloeren.
4. Certificatiereglement
4.1 Doelstelling
Dit reglement omschrijft de procedures die relevant zijn voor het juist toepassen
van het specifieke schema. Hierbij moet gedacht worden aan onder meer procedures van
aanvraag, de examinering, de wijze waarop de uitslag bekend gemaakt wordt en condities
met betrekking tot de certificatie, de afgifte van certificaten/verklaringen, procedures
bij het uitvoeren van keuringen, klachtenafhandeling en het indienen van een verzoek
om herziening.
4.2 Certificatieprocedure
De kandidaat machinist kleine funderingsmachine dient bij een CKI, in overeenstemming
met dit certificatiereglement, een aanvraag in voor het persoonscertificaat machinist
kleine funderingsmachine. Vervolgens verstrekt de CKI alle relevante informatie over
de gang van zaken bij het gehele certificatieproces.
4.3 Certificatiebeslissing
De certificatiebeslissing wordt genomen door een functionaris van de CKI die niet
betrokken is geweest bij de beoordeling van de kandidaten en daartoe is gekwalificeerd
en aangesteld conform het kwaliteitssysteem en de procedures die de certificatie-instelling
heeft op grond van het werkveldspecifieke schema voor aanwijzing en toezicht.
4.4 Geldigheidsduur van het certificaat.
De maximale geldigheidsduur van een persoonscertificaat is 5 jaar. Eerdere intrekking
is mogelijk indien de certificaathouder tussentijds niet voldaan heeft aan de eisen
t.a.v. de beheersing van de onder 9. genoemde eindtermen (zie voor de voorwaarden
4.5).
4.5 Geldigheidscondities
Met betrekking tot de geldigheid van het certificaat worden condities gesteld. Indien
niet voldaan wordt aan deze condities kan dit consequenties hebben voor het certificaat.
Deze condities zijn:
De CKI is bevoegd het certificaat te schorsen en/of in te trekken. De condities en
de wijze waarop daarop door de CKI toegezien dient te worden, worden opgesteld door
de CCvD en vastgelegd in het TCVT protocol ‘schorsing/intrekking’.
4.6 Klachtenregeling
Klachten over de CKI
Een adequate behandeling van klachten is belangrijk voor het creëren van vertrouwen
in certificatie en belangrijk voor de bescherming van zowel de certificaathouders
als de gebruikers van certificaten.
Aan een CKI worden onder meer de volgende eisen gesteld:
-
• Een openbaar toegankelijke klachtenprocedure dient aanwezig te zijn.
-
• de klachtenprocedure bevat minimaal het volgende: een beschrijving van het proces
van ontvangen, onderzoeken en beoordelen van de klacht; de wijze van volgen van de
klacht en acties als vervolg daarop; en de wijze waarop wordt verzekerd dat correctieve
acties worden uitgevoerd.
-
• De beslissing over de reactie op de klacht dient te worden genomen door personen die
niet betrokken zijn bij het onderwerp van de klacht.
-
• Indieners van klachten dienen, indien mogelijk, op de hoogte te worden gehouden van
de ontvangst van de klacht, de voortgang van behandeling en de uitkomst.
Klachten over het bedrijf of de persoon
Indien de CKI klachten van derden, zoals een opdrachtgever, ontvangt over het voldoen
aan dit schema door het bedrijf of de persoon die een aanvraag voor het certificaat
heeft ingediend of certificaathouder is, dient de CKI de klager te verwijzen naar
het bedrijf of de persoon. De CKI dient de klacht te betrekken bij de eerstvolgende
beoordeling bij het betreffende bedrijf of de betreffende persoon.
Echter, indien het naar de mening van de CKI een ernstige klacht betreft, dient de
CKI, naast de behandeling door het bedrijf of de persoon, zelf ook direct te beoordelen
of de klacht gevolgen dient te hebben voor de beslissing m.b.t. certificatie.
In dat geval dient de CKI af te wegen of het gewenst is een extra beoordeling uit
te voeren. De kosten van deze extra beoordeling komen in beginsel voor rekening van
de certificaathouder.
Klachtenregeling
Inleiding
In deze werkinstructie wordt de afhandeling van een klacht besproken. Voor iedere
afzonderlijke klacht wordt een apart klachtenformulier ingevuld.
Werkwijze
Wanneer iemand probeert een klacht telefonisch of mondeling te melden, wordt aan hem/haar
gevraagd deze schriftelijk te verwoorden. Als een klacht schriftelijk binnenkomt wordt
deze meteen naar de kwaliteitsmanager gebracht en indien de klachtafhandelaar duidelijk
is krijgt hij/zij meteen een kopie van de klacht. De kwaliteitsmanager registreert
de klacht op een klachtenformulier en stelt de directeur CKI op de hoogte van de klacht.
De directeur van de CKI wijst de klachtafhandelaar aan. De kwaliteitsmanager vermeldt
de klachtafhandelaar op het klachtenformulier en brengt de klachtafhandelaar schriftelijk
op de hoogte van de klacht. De klachtafhandelaar informeert de indiener van de klacht
schriftelijk over de ontvangst van de klacht.
Eenvoudige zaken
Klachtafhandelaar stuurt klacht door naar betrokken bedrijf/persoon; stelt indiener
op de hoogte legt dossier aan tbv voortgangsbewaking en meenemen afhandeling klacht
door bedrijf/persoon bij eerstvolgende beoordeling.
Ernstige klachten
Klachtafhandelaar beoordeelt de klacht en stelt vast of de klacht een incident betreft
of dat de klacht moet leiden tot een aanpassing in de werkwijze. Indien het een incident
betreft, wordt de indiener daarvan op de hoogte gesteld. De klachtafhandelaar bedenkt
samen met de indiener binnen drie weken na het indienen van de klacht een oplossing
voor de afhandeling en betrekt bedrijf/persoon hierbij. De oplossing zoals die met
de indiener is besproken wordt vastgelegd op het klachtenformulier. Hier wordt tevens
vermeld dat het gaat om een incident. Indien de klacht een aanpassing van de werkwijze
vergt bedenkt de klachtafhandelaar binnen 10 dagen een verbetervoorstel en bespreekt
dit met de kwaliteitsmanager en betrekt bedrijf/persoon hierbij. Het verbetervoorstel
moet een structurele verbetering inhouden van de werkwijze. Het verbetervoorstel wordt
ingevuld op het klachtenformulier.
De klachtafhandelaar stelt de indiener op de hoogte van de afhandeling van de klacht.
De kwaliteitsmanager maakt de gewijzigde werkwijze bekend. De kwaliteitsmanager start,
indien nodig, een vervolgonderzoek naar de invoering van het verbetervoorstel. De
bevindingen worden vastgelegd op het klachtenformulier. Het klachtenformulier wordt
gearchiveerd.
4.7 Bezwaarprocedure
Inleiding
Onderstaand worden de stappen beschreven die nodig zijn voor het afhandelen van een
bezwaarschrift. Een dergelijk bezwaarschrift kan bijvoorbeeld ingediend worden tegen
besluiten van de CKI inzake het niet (opnieuw) verlenen, schorsen of intrekken van
een certificaat.
Werkwijze
Algemeen:
-
• Een door of namens de CKI genomen besluit, dat is een definitieve uitslag of eindoordeel,
wordt schriftelijk ter kennis van de belanghebbende gebracht.
-
• Onder een besluit wordt tevens verstaan het weigeren te beslissen of het niet tijdig
nemen van een beslissing.
-
• De CKI stelt de belanghebbende in haar correspondentie in kennis van de mogelijkheid
van het indien van een bezwaarschrift door middel van de volgende clausule:
‘Ingevolge de CKI procedure ‘bezwaarschriftprocedure’ kan door een belanghebbende
met betrekking tot dit besluit een bezwaarschrift ingediend worden. Daartoe moet
binnen zes weken na de datum van verzending van het besluit een bezwaar worden ingediend
bij de CKI. In het bezwaarschrift moet gemotiveerd worden aangegeven waarom het gegeven
besluit niet juist gevonden wordt. Verzocht wordt bij het bezwaarschrift een kopie
van het bestreden besluit toe te voegen.’
-
• Het bezwaarschrift dient in ieder geval de volgende elementen te bevatten:
Het bezwaar wordt niet-ontvankelijk verklaard:
-
• indien niet aan de gestelde termijn van indienen wordt voldaan. Dit geldt niet als
de indiener aantoont dat hij redelijkerwijs niet in verzuim is geweest
-
• in andere gevallen dan genoemd onder a, als geen gebruik gemaakt wordt van de door
de CKI geboden gelegenheid tot verzuimherstel
-
• het bezwaar wordt verder niet-ontvankelijk verklaard als het, bij het niet van toepassing
zijn van een termijn, onredelijk laat wordt ingediend. Dit geldt uitsluitend wanneer
het bezwaar betrekking heeft op het niet tijdig nemen van een besluit.
-
• Het bezwaarschrift schort de werking van het besluit niet op.
-
• Het bezwaarschrift leidt tot heroverweging van het besluit waartegen het is gericht.
Procedure
-
• De CKI neemt kennis van het bezwaarschrift en bevestigt binnen twee weken de ontvangst.
-
• De CKI biedt gelegenheid tot het horen van de indiener.
-
• Het bezwaarschrift wordt gemeld bij de kwaliteitsmanager die het bezwaar registreert.
-
• Het horen betreft met name de vakinhoudelijke aspecten die geleid hebben tot het besluit
en dient binnen in beginsel zes weken na het vaststellen dat een hoorprocedure aan
de orde is, plaats te vinden.
-
• Het horen kan geschieden door de CKI of door een of meer door de CKI benoemde ter
zaken kundige. Het horen geschiedt door een persoon of personen die niet betrokken
is/zijn geweest bij de voorbereiding van het besluit, en geen binding hebben met de
belanghebbende.
-
• Het horen geschiedt op een door de CKI te bepalen tijdstip binnen de gangbare kantooruren.
-
• Relevante stukken kunnen tot 10 dagen voor de hoorzitting worden ingediend en liggen
gedurende een week voor de zitting ter inzage.
-
• Van het horen wordt afgezien indien het verzoek om herziening kennelijk niet-ontvankelijk
of kennelijk ongegrond is, inmiddels aan het verzoek is tegemoetgekomen, of indien
belanghebbende verklaart hiervan geen gebruik te maken.
-
• Van het horen wordt een verslag gemaakt. Het verslag wordt bij de beslissing op het
bezwaar om herziening gevoegd.
-
• De hoorcommissie brengt tevens advies aan de CKI.
Beslissing op het bezwaarschrift
-
• De CKI beslist aan de hand van de haar ter beschikking staande gegevens binnen zes
weken, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift
is verstreken. De beslistermijn kan eenmaal met ten hoogste 6 weken worden verlengd.
Daarna kan de termijn slechts met toestemming van de belanghebbende worden verlengd.
-
• De CKI zal, bij het gegrond verklaren van het bezwaar, de beslissing herroepen en
een nieuwe beslissing ter zake nemen.
-
• Van haar beslissing op het bezwaar zal de CKI de onderbouwing en motivering aan belanghebbende
meedelen.
Bestuursrechter
Indien de inhoud of strekking van de nieuwe beslissing de belanghebbende hiertoe aanleiding
geeft, dient hij zich in voorkomend geval te wenden tot de bestuursrechter.
4.8 Register voor vakbekwaamheid
De CKI registreert de gegevens van de certificaathouder. Deze gegevens worden conform
de overeenkomst met TCVT tenminste zo vaak als mutaties zich voordoen elektronisch
verzonden aan Bureau TCVT ten behoeve van het TCVT Personenregister, dat wordt opgezet
conform wettelijke bepalingen. Dit register is via internet toegankelijk gemaakt.
De BHST is verantwoordelijk voor het beheer van het register.
4.9 Norminterpretatie
Het CCvD dient te zorgen voor eenduidige norminterpretatie van dit certificatieschema.
Toch kan het voorkomen dat er in de operationele fase verschillende interpretaties
bestaan van één of meerdere in werkveldspecifieke certificatieschema’s gehanteerde
begrippen.
Mocht het gebeuren dat certificaathouders, CKI’s of andere belanghebbenden uiteenlopende
definities hanteren en hierover meningsverschillen bestaan, dan dienen afwijkende
interpretaties te worden voorgelegd aan het CCvD.
5. Examenreglement
Dit reglement bevat bepalingen voor de voorbereiding, uitvoering en beoordeling van
examens ten behoeve van het TCVT persoonscertificaat machinist kleine funderingsmachine
5.1 Doelstelling
De examinering geschiedt onder verantwoordelijkheid van de certificatie-instelling
en bestaat uit de volgende delen:
-
• theorie-examen, en
-
• praktijkexamen.
5.2 De exameninstelling
De exameninstelling dient het examenreglement te hanteren. Hierin zijn de volgende
zaken opgenomen:
-
1. ingangsdatum van het certificaat;
-
2. eventuele entree-eisen voor deelname aan het examen;
-
3. de aanvraagprocedure bij de CKI;
-
4. bevestiging van deelname en oproep;
-
5. identificatie van de deelnemers;
-
6. toelating en afwezigheid;
-
7. examenduur en wijze van examinering;
-
8. gedragsregels voor kandidaten;
-
9. regeling aangepast examen;
-
10. normen voor slagen en afwijzen;
-
11. bekendmaking van de uitslag door de CKI aan de kandidaat;
-
12. bewaartermijn van de examendocumenten zoals uitwerkingen en beoordelingsformulieren;
-
13. inzagerecht;
-
14. geldigheidsduur van het examenresultaat.
Indien de exameninstelling geen organisatorisch onderdeel is van de CKI, hebben beide
zich aan elkaar verbonden door middel van een overeenkomst. De CKI dient zich hierbij
te houden aan artikel 4.5 ‘subcontracting’ van ISO/IEC17024. De CKI is verplicht aan
de BHST te melden dat examens worden afgenomen door een externe exameninstelling en
welke instelling het betreft.
5.3 Eisen te stellen aan het examenpersoneel
Examenpersoneel moet voldoen aan de algemene, vakinhoudelijke en onafhankelijkheidseisen
van de CKI zoals opgenomen in competentieprofielen en andere relevante documenten.
Het selectieproces moet garanderen dat examenpersoneel dat (een deel van) een examen
afneemt ten minste voldoet aan de eisen zoals geformuleerd in het TCVT examenprotocol.
Het examenpersoneel wordt door de exameninstelling voorgedragen en door de CI benoemd
op basis van toetsing aan onderstaande criteria en de voor examinatoren geldende procedure.
Toezichthouder theorie-examen
Voor het theorie-examen wordt door de exameninstelling een toezichthouder aangesteld.
Deze functionaris heeft geen specifieke kennis nodig van het vakgebied. De toezichthouder
beschikt wel over:
-
• organisatorische capaciteiten;
-
• communicatieve en contactuele vaardigheden;
-
• het vermogen om regelend en besluitvaardig op te treden.
Van de toezichthouder wordt verwacht dat hij:
-
• toeziet op de naleving en uitvoering van het examenreglement, de uitvoeringsvoorschriften
en de exameneisen;
-
• op correcte wijze de vastgestelde administratieve procedures afhandelt;
-
• zich op voldoende wijze beschikbaar stelt voor het toezicht op de afname van theorie-examens.
Een toezichthouder verricht de volgende taken:
-
• het controleren van de personalia en de aanmeldingen van de kandidaat;
-
• het controleren en aansluitend voorbereiden van het theorie-examen zodat de kandidaat
direct na aanvang van het examen kan starten;
-
• het uitoefenen van toezicht teneinde misbruik te voorkomen;
-
• het innemen van de examenstukken en het aansluitend verzendklaar maken;
-
• het aanleveren van het totale pakket aan de exameninstelling.
Corrector theorie-examen:
Voor het beoordelen van de schriftelijke uitwerking van de open vragen van het theorie-examen
wordt door de exameninstelling een corrector aangesteld. De corrector voldoet aan
de volgende kwalificatiecriteria:
-
• hij beheerst de Nederlandse taal (dan wel de taal waarin het examen wordt afgenomen
(Duits en/of Engels);
-
• hij heeft actuele vakinhoudelijk kennis en inzicht;
-
• hij past de beoordelingscriteria, zoals vastgelegd in dit TCVT-certificatieschema,
toe.
De corrector beoordeelt binnen de TCVT antwoord-macro’s en de gestelde termijn de
uitwerkingen van de theorie-examens en verbindt hier een waardering aan volgens de
methodiek zoals vastgelegd in dit TCVT-certificatieschema.
Examinator praktijkexamen
Voor het praktijkexamen wordt door de exameninstelling een examinator aangesteld.
De examinator is belast met de beoordeling of, en in welke mate, kennis, vaardigheden
en attitude van de kandidaat voldoen aan de gestelde eisen voor het behalen van het
examen. Hiertoe past de examinator de TCVT examinatoreninstructie toe bij de beoordeling.
Bij een examen met meer dan één examinator, is één van de examinatoren aangewezen
als voorzitter en vanuit die hoedanigheid verantwoordelijk voor een ordentelijk verloop
van het examen en de afwikkeling daarvan.
De examinator beschikt over:
-
• minimaal twee jaar praktische werkervaring in het desbetreffende vakgebied;
-
• actuele praktische en theoretische kennis van het desbetreffende vakgebied;
-
• goede communicatieve vaardigheden;
-
• het vermogen besluitvaardig op te treden;
-
• voldoende kennis van het examenreglement.
Van de examinator wordt verwacht dat hij:
-
• begrip heeft voor de invloed die een examensituatie heeft op het gedrag van de kandidaten;
-
• een optimaal klimaat weet te scheppen voor de kandidaat, opdat kennis en opgedane
ervaring, inzicht, vaardigheden en attitude zo goed mogelijk uit de verf komen;
-
• op correcte wijze omgaat met de kandidaten en alle overige personen die functioneel
bij het examen aanwezig zijn;
-
• een objectieve beoordeling geeft van de kennis en het inzicht van de kandidaat;
-
• nauwgezet de voorschriften in acht neemt die voor elk examenonderdeel gelden;
-
• jaarlijks de TCVT-examinatorendag bijwoont;
-
• op representatieve wijze de exameninstelling vertegenwoordigt tijdens het examen en
zorg draagt voor een correct verloop.
De examinator moet per certificatieschema een door de exameninstelling voorgedragen
en door de certificatie-instelling geaccepteerde deskundige zijn.
Onafhankelijkheid
Het examenpersoneel is onafhankelijk. Al het examenpersoneel tekent een verklaring
waarin geheimhouding en onafhankelijkheid worden gegarandeerd en waarin zij verklaart
geen werkzaamheden bij c.q. voor een opleider te verrichten. Zij verklaart zich onafhankelijk
van de kandidaat en de eventuele opleider/werkgever van de kandidaat. Mocht tijdens
het examen blijken dat er toch een relatie, van welke aard dan ook, bestaat tussen
de kandidaat en het betreffende examenpersoneelslid, dan dient de examinator dit tijdig
aan de exameninstelling te melden. Het is onder geen enkele voorwaarde toegestaan
dat de betreffende examinator deze kandidaat examineert op straffe van ongeldigheid
van het examen.
Indien examenpersoneel een potentieel belangenconflict heeft bij het examineren van
een kandidaat, dient de CKI maatregelen te nemen om te garanderen dat de betrouwbaarheid
en onpartijdigheid van het examen niet in diskrediet worden gebracht. Deze maatregelen
dienen vastgelegd te worden.
5.4 Eisen te stellen aan het examen
5.4.1 Beslotenheid van examens
Medewerkers van de certificatie-/exameninstelling dragen zorg voor de absolute geheimhouding
van de examenopgaven, voor zover deze opgaven geen onderdeel uitmaken van een publieke
norm. Verificatie en implementatie hiervan dient te geschieden door de certificatie-instelling.
Medewerkers van de exameninstelling hebben een verklaring van geheimhouding ondertekend.
5.4.2 Algemene regels bij de uitvoering van examens
Het theorie-examen wordt schriftelijk en in de Nederlandse taal afgenomen. Indien
de kandidaat het Nederlands onvoldoende beheerst, kan een alternatief theorie-examen
in de Duitse of Engelse taal worden afgenomen. Het certificaat wordt afgegeven conform
de taal van het examen aan een persoon van 18 jaar en ouder.
Wanneer er gegronde redenen zijn voor een mondeling theorie-examen in de Nederlandse
taal (bijvoorbeeld bij kandidaten die aantoonbaar dyslectisch zijn) kan de certificatie-instelling
daartoe besluiten.
Dit alternatief dient te voldoen aan dezelfde voorwaarden als het reguliere theorie-examen
en het CEC dient hiermee in te stemmen. Het uitgeschreven mondelinge examen wordt
afgenomen door een daartoe door de CKI aanvullend geautoriseerde examinator en een
toezichthouder. Van deze alternatieve afname dient door de exameninstelling een registratie
te worden bijgehouden met een (minimaal jaarlijkse) rapportage naar de CEC.
Het praktijkexamen wordt in de Nederlandse taal afgenomen. Indien de kandidaat het
Nederlands onvoldoende beheerst, kan een alternatief theorie-examen in de Duitse of
Engelse taal worden afgenomen. Het certificaat wordt afgegeven conform de taal van
het examen. De kandidaat moet tijdens het examen voldoende kunnen communiceren.
Voor de overige eisen aan het examen (locatie, middelen, etc) wordt verwezen naar
het TCVT examenprotocol.
5.5 Beheer itembank en examenversies
Het beheer van de itembank geschiedt onder strikte geheimhouding door het bureau TCVT
onder regie van de Centrale Examencommissie TCVT.
6. Toezicht
Het doel van het toezicht is om de vakbekwaamheid van gecertificeerd personeel te
borgen. De CKI is verplicht te beoordelen of de certificaathouder voldoet aan de gestelde
eisen. Afhankelijk van het onderwerp van certificatie, de periode van certificatie
en de risicoanalyse wordt het toezicht ingevuld.
6.1 Medewerking aan toezicht
De certificaathouder is verplicht mee te werken aan toezicht door de CKI, het TCVT
erkende opleidingsinstituut voor bijscholing, de nationale accreditatie-instantie
en de Inspectie SZW. In de overeenkomst tussen de CKI en de certificaathouder worden
de hiertoe benodigde bepalingen opgenomen.
6.2 Frequentie van toezicht
Bij de aanvraag voor hercertificatie dient het originele TCPR-boekje met de daarin
opgenomen registraties van de praktijkervaring en de scholing te worden voorgelegd
aan de CKI. De ontvangst wordt binnen één kalenderweek bevestigd (deze bevestiging
is een bewijs richting opdrachtgevers inzake de afwezigheid van het TCPR-boekje).
De CKI controleert de registratie en toets of voldaan wordt aan de eisen van scholing
en praktijkervaring. De aanvrager wordt hieromtrent binnen één kalenderweek geïnformeerd.
Daarnaast voert de CKI, onaangekondigd, een 5% steekproef uit op de betrouwbaarheid
van de invulling van de scholing en de praktijkervaring.
Voor de registratie van de scholing en de praktijkervaring dient er een deugdelijke
administratie te worden gevoerd door de CKI. Deze administratie moet minimaal vijf
jaar beschikbaar blijven.
6.3 De wijze van uitvoering van het toezicht
Het TCVT erkende opleidingsinstituut beoordeelt op het moment van scholing (2 maal
in een periode van 5 jaar) elk TCPR-boekje ten aanzien van de scholing en de praktijkervaring.
Indien een certificaathouder niet meer voldoet aan de eisen, wordt de CKI hiervan
binnen drie werkdagen in kennis gesteld.
6.4 Verslag van bevindingen
De CKI is gehouden om haar bevindingen t.a.v. 6.2 aan de certificaathouder binnen
twee kalenderweken kenbaar te maken.
6.5 Maatregelen (artikel 1.5e Arbobesluit)
Indien blijkt dat een certificaathouder niet voldoet aan de eisen of normen in het
werkveldspecifieke certificatieschema heeft dit op zo kort mogelijke termijn maatregelen
door de CKI tot gevolg.
Mogelijke maatregelen zijn het weigeren, schorsen of intrekken van het certificaat.
Er dient door de CKI informatie-uitwisseling met de Inspectie SZW plaats te vinden
over geconstateerde gevaarlijke situaties bij werkzaamheden die door een afgegeven
of nog af te geven certificaat worden gereguleerd en waardoor de veiligheid of de
gezondheid van werknemers of derden in gevaar kan worden gebracht. Indien er sprake
is van een sanctie wordt dit aan de certificaathouder kenbaar gemaakt. Relevante informatie
over de sanctie dient door de CKI ingebracht te worden in een centraal registratiesysteem.
Deze meldingsplicht dient nauwkeurig uitgewerkt te worden, in verband met de vertrouwelijkheid
van persoonsgegevens en de contractuele relatie tussen CKI en klant.
Indien een certificaathouder na een intrekking opnieuw gecertificeerd wil worden dient
dezelfde procedure doorlopen te worden als bij initiële certificatie. Bij het opleggen
van een sanctie dient de CKI aan te geven (en te registreren) na welke periode certificatie
weer is toegestaan. De CKI dient voor verstrekking van een certificaat bij het centraal
registratiesysteem te verifiëren of er geen sprake is van een intrekking met de daaraan
gekoppelde wachtperiode.
Criteria
De CKI dient in ieder geval een onderzoek in te stellen na indiening van een klacht
inzake de werkwijze van de certificaathouder:
Criteria op basis waarvan de CKI maatregelen moet treffen zijn de volgende.
-
1. Schorsen van het certificaat vindt plaats indien sprake is van een door de CKI gegrond
verklaarde klacht. Het betreft hier een klacht anders dan:
-
• onrechtmatig invullen van het TCPR-boekje, en/of
-
• over onveilig handelen van de machinist waardoor de machinist en/of derden direct
in gevaar zijn gebracht.
-
2. Intrekken van het certificaat vindt plaats indien sprake is van een door de CKI gegrond
verklaarde klacht inzake:
-
• onrechtmatig invullen van het TCPR-boekje, en/of
-
• over onveilig handelen van de machinist waardoor de machinist en/of derden direct
in gevaar zijn gebracht.
Deel II: Normen
Deel 2 van dit certificatieschema bevat de normen die gelden voor een certificaat
voor vakbekwaamheid in een werkveld. Beschreven wordt achtereenvolgens:
-
• het onderwerp van certificatie,
-
• entreecriteria die gesteld worden om toegelaten te worden tot het certificerings-proces,
-
• de eindtermen die gelden ten behoeve van het certificaat,
-
• de wijze waarop het voldoen aan de eindtermen wordt beoordeeld en gerapporteerd,
-
• de beoordeling die plaatsvindt bij hercertificatie,
-
• te stellen eisen aan het certificaat,
-
• geldigheidscondities.
7. Onderwerp van certificatie
Dit werkveldspecifieke certificatieschema voor personen is door het CCvD-TCVT opgesteld.
Het betreft certificatie van veilig werken met een kleine funderingsmachine. Door
het Ministerie van SZW is het schema vastgesteld middels een statische verwijzing
in de Arboregeling. Dit vastgestelde schema vervangt daarmee eerdere versies. De te
certificeren vakbekwaamheid betreft het veilig uitvoeren van funderingswerkzaamheden
op bouwplaatsen met een funderingsmachine:
-
• met een eigen massa inclusief uitrusting en funderingselement van minder dan 30 ton,
en
-
• met een totale hoogte van minder dan 10 meter, en
-
• die funderingselementen korter dan 10 meter verwerkt.
Het betreft hier:
-
• veilig omgaan met de last;
-
• kleine funderingsmachine kraan veilig positioneren (stabiliteit, omgeving, ondergrond);
-
• kleine funderingsmachine veilig laten functioneren (opbouwen, funderen, hijsen, afbouwen,
afsluiten);
-
• kleine funderingsmachine in veilige en technisch goede staat doen zijn;
-
• veilig en gezond werken met de kleine funderingsmachine.
8. Entreecriteria
Voor de eerste afgifte van het wettelijk verplichte persoonscertificaat machinist
kleine funderingsmachine volgt onderstaand een opsomming van de eisen.
De kandidaat dient te voldoen aan de volgende entreecriteria:
-
− voldoende materieelkennis hebben;
-
− voldoende materiaalkennis hebben;
-
− machine gevoel bezitten;
-
− veilig en milieuverantwoord kunnen werken;
-
− de Nederlandse taal beheersen op leeskennisniveau A1 en schrijfkennisniveau B2 of
gelijkwaardig voor examinering in Duitse of Engelse taal;
-
− beschikken over het certificaat A ‘Werken aan funderingen’ van de opleiding tot Funderingswerker.
Met dit certificaat wordt gelijk gesteld de diploma’s of certificaten van de opleidingen
‘machinist kleine funderingsmachine’ en/of funderingswerker kleine funderingsmachine
en/of heier ‘II/aankomend funderingswerker’;
-
− Werknemers die langer dan 5 jaar in één van bovenstaande functies hebben gewerkt zonder
in het bezit te zijn geweest van een oud certificaat Machinist Mobiele Hei-installatie,
hoeven uitsluitend het praktijkexamen TCVT machinist kleine funderingsmachine te volbrengen
om een TCVT certificaat kleine funderingsmachine te mogen ontvangen.
9. Eindtermen
De kandidaat voldoet aan de volgende eindtermen en is dientengevolge vakbekwaam:
Theorie
-
1. De kandidaat kan de verschillende voorbereidingen voor het werken met een kleine funderingsmachine
beschrijven en toepassen
-
1.1 1.1. De kandidaat kan beschrijven welke voorbereidingen op de werkplek (binnen en
buiten) getroffen moeten worden voorafgaand aan het werken met een kleine funderingsmachine.
-
1.2. De kandidaat kan de gegevens van een capaciteitstabel toepassen.
-
1.3. De kandidaat kan omschrijven hoe op een veilige manier werkzaamheden met een kleine
funderingsmachine uitgevoerd worden.
-
1.4. De kandidaat kan beoordelen of het opgestelde werkplan voldoet aan de gestel- de veiligheidseisen
en het plan zo nodig op zijn aanwijzing laten aanpassen.
-
1.5. De kandidaat kan een opstellingskeuring uitvoeren.
-
2. De kandidaat kan werk uitvoeren met een kleine funderingsmachine
-
2.1 De kandidaat kan verschillende soorten kleine funderingsmachines benoemen en de kenmerken
en toepassingen hiervan beschrijven.
-
2.2 De kandidaat kan de functie en de werking van de hoofdonderdelen van de kleine funderingsmachine
uiteenzetten.
-
2.3 De kandidaat kan kleine funderingsmachines demonteren, transportgereed maken, laden,
lossen, monteren en opbouwen.
-
2.4 De kandidaat kan hijsgereedschappen en uitrustingsstukken herkennen en benoemen en
de toepassing hiervan omschrijven.
-
2.5 De kandidaat kan de verschillende funderingstechnieken herkennen en toepassen.
-
2.6 De kandidaat kent zijn verantwoordelijkheid met betrekking tot het werkplan en zijn
administratieve verplichtingen.
-
2.7 De kandidaat kan beoordelen hoe een kleine funderingsmachine verplaatst wordt.
-
3. De kandidaat kan de veiligheids- en milieuaspecten van het werken met een kleine funderingsmachine
benoemen en interpreteren
-
3.1 De kandidaat kan de veiligheidseisen van de kleine funderingsmachine, hijslast en
hijsgereedschappen interpreteren.
-
3.2 De kandidaat kan de veiligheidssystemen van de kleine funderingsmachine noe- men.
-
3.3 De kandidaat kan uiteenzetten hoe met en aan een kleine funderingsmachine milieuverantwoord
wordt gewerkt.
-
3.4 De kandidaat kan beschrijven hoe een kleine funderingsmachine na de werkzaamheden
achtergelaten wordt.
-
3.5 De kandidaat heeft kennis van val- en beknellinggevaren en preventieve maatregelen.
-
3.6 De kandidaat heeft kennis van blootstellingrisico’s van gevaarlijke stoffen en geluid
en preventieve maatregelen.
-
3.7 De kandidaat kent de risico’s van elektrische kabels en hydraulische, pneumatische
en vloeistofleidingen.
-
3.8 De kandidaat heeft kennis van instortingsgevaar van de omgeving en preventieve maatregelen.
-
3.9 De kandidaat heeft kennis van de stabiliteit van de kleine funderingsmachine, van
de ondergrond en de daarbij behorende preventieve maatregelen.
-
4. De kandidaat kan onderhouds- en storingsaspecten van de kleine funderingsmachine herkennen,
interpreteren en benoemen
-
4.1 De kandidaat kan omschrijven hoe en waaraan dagelijks onderhoud aan een kleine funderingsmachine
verricht wordt.
-
4.2 De kandidaat kan beschrijven hoe storingen aan een kleine funderingsmachine herkend
kunnen worden en beschrijven hoe gehandeld wordt.
Praktijk
-
5. De kandidaat kan de voorbereidingen treffen op de werkplek voorafgaand aan het werken
met een kleine funderingsmachine
-
5.1 De kandidaat kan de toestand van het werkterrein beoordelen.
-
5.2 De kandidaat kan de voorgestelde werkmethode toetsen aan veiligheids- en milieuaspecten
en zo nodig de werkmethode aanpassen.
-
5.3 De kandidaat kan een opstellingskeuring uitvoeren.
-
5.4 De kandidaat kan hijsmiddelen herkennen, benoemen en controleren op veiligheidseisen.
-
6. De kandidaat kan werkzaamheden uitvoeren met een kleine funderingsmachine
-
6.1 De kandidaat kan hijsgereedschappen bevestigen aan funderingselementen en hulpmiddelen.
-
6.2 De kandidaat kan zelfstandig een kleine funderingsmachine verplaatsen en zo nodig
afstempelen en/of verankeren.
-
6.3 De kandidaat kan bij onverwachte omstandigheden bij de uitvoering van de funderingswerkzaamheden
maatregelen nemen.
-
6.4 De kandidaat kan kleine funderingsmachines demonteren, transportgereed maken, laden,
lossen en monteren.
-
7. De kandidaat kan de veiligheids- en milieuaspecten van het werken met een kleine funderingsmachine
benoemen en toepassen
-
7.1 De kandidaat kan veiligheidsmaatregelen toepassen bij het werken met en aan een kleine
funderingsmachine.
-
7.2 De kandidaat kan een kleine funderingsmachine na de werkzaamheden volgens de bedrijfsvoorschriften
achterlaten.
-
7.3 De kandidaat heeft kennis van val- en beknellinggevaren en weet preventieve maatregelen
toe te passen
-
7.4 De kandidaat heeft kennis van blootstellingrisico’s van gevaarlijke stoffen en geluid
en weet preventieve maatregelen te treffen.
-
7.5 De kandidaat kent de risico’s van elektrische, hydraulische, pneumatische en vloeistofleidingen
en weet preventieve maatregelen te treffen.
-
7.6 De kandidaat heeft kennis van instortingsgevaar van de omgeving en weet preventieve
maatregelen te treffen.
-
7.7 De kandidaat heeft kennis van de stabiliteit van de kleine funderingsmachine, van
de ondergrond en de daarbij behorende preventieve maatregelen.
-
8. De kandidaat kan onderhouds- en storingsaspecten van de kleine funderings machine
herkennen, interpreteren en benoemen
-
8.1 De kandidaat kan omschrijven hoe en waaraan dagelijks onderhoud aan een kleine funderingsmachine
verricht wordt.
-
8.2 De kandidaat kan beschrijven hoe storingen aan een kleine funderingsmachine herkend
kunnen worden en in relatie hiermee beschrijven hoe gehandeld moet worden.
-
8.3 De kandidaat kan dagelijkse controle en onderhoud verrichten aan een kleine funderingsmachine.
-
8.4 De kandidaat kan storingen herkennen aan een kleine funderingsmachine en maatregelen
nemen.
10. toetsmethodiek bij initiële certificatie
10.1 Toetstermen
Elke eindterm wordt uitgewerkt in toetstermen. Deze toetstermen zijn in onderstaande
schema’s geordend per eindterm.
Het totale aantal vragen per toetsterm is onderstaand aangegeven.
Verklaring van vraagcode:
-
* FK = een vraag feitelijke kennis
-
* BK = een vraag begripsmatige kennis
-
* RV = een vraag reproductieve vaardigheden
-
* PV = een vraag productieve vaardigheden
Toetstermen theorie machinist kleine funderingsmachine + aantal verplichte vragen
-
1. De kandidaat kan beschrijven welke voorbereidingen op de werkplek getroffen moeten
worden voorafgaand aan het werken met een kleine funderingsmachine.
RV-1, FK-2, BK-5
-
1.1 De kandidaat kan de kenmerken van de voorkomende soorten ondergrond noemen.
-
1.2 De kandidaat kan uiteenzetten waarom hij bij het opstellen van een kleine funderingsmachine
rekening houdt met omstandigheden zoals de draagkracht van de ondergrond of vloer,
werkzaamheden in een beperkte ruimte, de aanwezigheid van derden, de wijze van afstempelen
of verankeren e.d.
-
1.3 De kandidaat kan een capaciteitstabel van een kleine funderingsmachine interpreteren.
-
1.4 De kandidaat kan een werkplan en de daarbij behorende administratieve lasten beoordelen
op de veiligheidseisen.
-
1.5 De kandidaat kan een opstellingskeuring maken en beoordelen.
-
2. De kandidaat kan een werk uitvoeren met een kleine funderingsmachine.
RV-6, FK-4, BK-10
-
2.1 De kandidaat kan funderingsmachines herkennen en de werking van de hoofdonderdelen
beschrijven.
-
2.2 De kandidaat kan opnoemen wanneer veranderingen in het stabiliteits-, het last- en
het kantelmoment van een kleine funderingsmachine kan optreden.
-
2.3 De kandidaat kan de gevolgen van veranderingen in het stabiliteits-, het last- en
het kantelmoment van een kleine funderingsmachine bepalen.
-
2.4 De kandidaat kan heeft kennis van het (de)monteren en verplaatsen van kleine funderingsmachines
-
2.5 De kandidaat kan hijsmiddelen en uitrustingsstukken herkennen en benoemen.
-
2.6 De kandidaat kan de funderingstechnieken herkennen en beschrijven.
-
3. De kandidaat kan omschrijven hoe op een veilige en milieuverantwoorde wijze werkzaamheden
met een kleine funderingsmachine uitgevoerd worden.
RV-2, FK-3, BK-10
-
3.1 De kandidaat kan uiteenzetten waarom aan de gegeven veiligheidsaspecten moet worden
voldaan.
-
3.2 De kandidaat kan bepalen in welke situatie welke persoonlijke beschermingsmiddelen
gedragen moeten worden.
-
3.3 De kandidaat kan, gegeven de dichtheid van de materialen, de massa berekenen.
-
3.4 De kandidaat kan, gegeven een situatie, risico’s en maatregelen bepalen met betrekking
tot de vorm, constructie, samenstelling en bijzondere eigenschappen van lasten.
-
3.5 De kandidaat kan in een gegeven situatie bepalen:
-
* of een kleine funderingsmachine ingepakt verplaatst kan worden
-
* opgebouwd verreden kan worden met of zonder last
-
* of een weg, terrein of vloer geschikt is om over te rijden
-
* of een machine kan rijden over verschillende soorten terrein (met vermelding van de
juiste aandrijving)
-
3.6. De kandidaat kan beschrijven hoe, conform de voorwaarden en de instellingen genoemd
in de gebruiksaanwijzing, gereden moet worden.
-
3.7. De kandidaat kan de volgende begrippen definiëren:
* stabiliteit
|
* kantelmoment
|
* stempelbasis
|
* hijsgereedschap
|
* kantellijn en kantelhoek
|
* hijsmiddel
|
* stabiliteitsmoment
|
* werklast
|
* lastmoment
|
* vlucht
|
-
3.8. De kandidaat kan m.b.t. het bedienen en keuren van kleine funderingsmachines en het
daarbij behorende hijsgereedschap de wettelijke verplichtingen interpreteren en de
werkingssfeer beschrijven van deze wettelijke verplichtingen.
-
3.9 De kandidaat kan uiteenzetten waarop hij hijsgereedschap moet controleren.
-
3.10 De kandidaat kan de functie en inhoud van het kraanboek met bijbehorende documenten
omschrijven.
-
3.11 De kandidaat kan delen van het beveiligingssysteem van een kleine funderingsmachine
noemen.
-
3.12 De kandidaat kan uiteenzetten welke beveiligingen op de kleine funderingsmachine aanwezig
moeten zijn en wat de functie hiervan is.
-
3.13 De kandidaat kan milieu- en veiligheidsvoorschriften interpreteren die hij moet toepassen
bij het verplaatsen van milieubelastende stoffen.
-
3.14 De kandidaat kan verklaren waarom milieuverantwoord werken van belang is.
-
3.15 De kandidaat kan de maatregelen noemen die gelden bij het achterlaten van een kleine
funderingsmachine.
-
4. De kandidaat kan omschrijven hoe en waaraan dagelijks onderhoud aan een kleine funderingsmachine
verricht wordt.
FK-2, BK-6
-
4.1 De kandidaat kan het dagelijks onderhoud omschrijven.
-
4.2 De kandidaat kan opnoemen welke schoonmaakwerkzaamheden aan de kleine funderingsmachine
moeten worden uitgevoerd.
-
4.3 De kandidaat kan beschrijven hoe storingen aan een kleine funderingsmachine herkend
kunnen worden en hoe gehandeld wordt.
-
4.4 De kandidaat kan samenvatten hoe hij een storingsdiagnose aan onderdelen van een kleine
funderingsmachine moet uitvoeren.
-
4.5 De kandidaat ziet in hoe, gegeven de aard van de storing, gehandeld moet worden, d.w.z.:
-
4.6 De kandidaat kan uiteenzetten hoe hij ontoelaatbare slijtage kan signaleren aan onderdelen
van de kleine funderingsmachine.
-
4.7 De kandidaat kan opsommen wat in een storingsmelding vermeld moet worden.
Toetstermen Praktijkexamen
Eindtermen
|
Zie activiteiten
|
De kandidaat kan:
|
1
|
2
|
3
|
4
|
5
|
6
|
7
|
8
|
9
|
1. de voorbereidingen treffen op de werkplek voorafgaand aan het werken met een kleine
funderingsmachine.
|
|
x
|
x
|
x
|
x
|
x
|
x
|
|
|
2. werkzaamheden uitvoeren met een kleine funderingsmachine.
|
|
|
|
|
x
|
x
|
x
|
x
|
|
3. veiligheids- en milieuaspecten van het werken met de kleine funderingsmachine benoemen.
|
|
x
|
x
|
|
|
x
|
|
x
|
x
|
4. onderhoud- en storingsaspecten van de kleine funderingsmachine benoemen
|
|
x
|
x
|
x
|
x
|
|
x
|
|
|
Het praktijkexamen bestaat uit de volgende activiteiten:
1.
|
Doornemen opdracht
|
6.
|
Praktijk funderingsopdrachten
|
2.
|
Aanvangscontrole van de machine (visueel)
|
7.
|
Assisteren last verplaatsen
|
3.
|
Onderhoud van de machine
|
8.
|
|
4.
|
Controle en inspectie hijsgereedschap
|
9.
|
Machine achterlaten
|
5.
|
Opstellen en gebruiksklaar maken van kleine funderingsmachine
|
|
|
In de tabel is een overzicht gegeven van de verdeling van de eindtermen over de activiteiten
van de praktijkexamens machinist kleine funderingsmachine. Doordat eindtermen onderverdeeld
zijn in toetstermen, is een eindterm vaak over meerdere activiteiten verdeeld. Daardoor
is een eindterm meestal niet door een activiteit afgedekt.
-
1. De kandidaat kan de voorbereidingen treffen op de werkplek voorafgaand aan het werken
met een kleine funderingsmachine RV-10, PV-1
-
1.1 een werkplan uitvoeren gelet op:
-
* plaats en afmetingen van de locatie(s)
-
* plaats en afmetingen van de obstakels
-
* afmetingen, vorm, massa en zwaartepunt van de last
-
* soort, afmetingen, vorm en massa van het hijsgereedschap.
-
1.2 controleren van de wettelijk voorgeschreven documenten.
-
1.3 het werkterrein afzetten.
-
1.4 overleggen met de uitvoerder (examinator) over de werkzaamheden, o.a. over:
-
1.5. aan de hand van de omgevingsfactoren de terreinomstandigheden vaststellen:
-
* de ligging van boven- en ondergrondse leidingen
-
* de plaats en afmetingen van obstakels
-
* de aanwezigheid van mensen en verkeer op en naast het werkterrein
-
1.6. de keuze en de soort van het hijsgereedschap vaststellen.
-
1.7. hulp- en uitrustingsstukken aanbrengen aan de kleine funderingsmachine.
-
1.8 de volgende gegevens uit een hijstabel van een kleine funderingsmachine bepalen:
-
1.9. de kleine funderingsmachine veilig en volgens de gebruiksaanwijzing opstellen, rekening
houdend met de omgevingsfactoren.
-
1.10 controleren of de juiste waarschuwingstekens of -borden op en om de machine zijn aangebracht.
-
1.11 de wijze van uitvoering van het werk vaststellen.
-
2. De kandidaat kan werkzaamheden uitvoeren met een kleine funderingsmachine KO-opdracht
RV-13
-
2.1 werkzaamheden met de kleine funderingsmachine uitvoeren.
-
2.2 wettelijk voorgeschreven hand- en armseinen geven en aan ontvangen hand- en armseinen
het juiste gevolg geven.
-
2.3 op basis van vorm, massa en materiaal van de te hijsen last de benodigde hijsgereedschappen
kiezen.
-
2.4 het hijsgereedschap controleren op:
-
* de weergave van de toegestane werklast op het hijsgereedschap
-
* visuele beschadigingen of manco’s
-
* aanwezigheid van een CE-markering, certificaat en inspectierapport
-
2.5 de hijstabel controleren en bepalen of de kleine funderingsmachine de werkzaamheden
kan uitvoeren.
-
2.6 met de kleine funderingsmachine een last optoppen en aftoppen.
-
2.7 met de kleine funderingsmachine een last in een doel plaatsen.
-
2.8 met de kleine funderingsmachine een last tussen obstakels door manoeuvreren.
-
2.9 met de kleine funderingsmachine een slingerbeweging beheersen.
-
2.10 hijsgereedschappen aan de kraanhaak bevestigen en met behulp daarvan een last aanslaan.
-
2.11 de kleine funderingsmachine rijklaar maken.
-
2.12 de kleine funderingsmachine zelfstandig verplaatsen op de examenlocatie.
-
2.13 na afloop van de werkzaamheden de kleine funderingsmachine op de juiste wijze achterlaten
conform de wettelijke voorschriften.
-
3. De kandidaat kan veilig en milieuverantwoord met de kleine funderingsmachine werken
RV-2
-
4. De kandidaat kan storingen herkennen aan een kleine funderingsmachine en handelend
optreden, alsmede het onderhoud verrichten RV-5, PV-1
-
4.1 aan de hand van de gebruiksaanwijzing een storingsdiagnose op hoofdonderdelen opstellen
op basis van visuele en auditieve controle aan de systemen van een kleine funderingsmachine.
4.2 aan de hand van de gebruiksaanwijzing demonstreren hoe (kleine) storingen aan
de kleine funderingsmachine verholpen kunnen worden.
-
4.3 storingen zodanig aan een monteur of de technische dienst doorgeven dat deze een eenduidig
en helder beeld van de storing krijgt. Dit door aan te geven:
-
* wat de uitval van c.q. waar in het systeem is
-
* wat visueel waarneembaar is aan de machineconstructie (onderdelen)
-
* of en waar lekkages waarneembaar zijn
-
* welke acties / reparaties zijn ondernomen.
-
4.4. bij storingen aan de kleine funderingsmachine aan de hand van de gebruiksaanwijzing
bepalen welke van de volgende acties hij moet ondernemen:
-
* beoordelen of hij wel of niet verantwoord kan doorwerken
-
* storing zelfstandig oplossen
-
* de monteur of technische dienst voor de storing inschakelen.
-
4.5. aanwijzen welke delen van de kleine funderingsmachine dagelijks onderhouden moeten
worden en welke verrichtingen daarbij uitgevoerd moeten worden.
-
4.6 de werking van systemen van de kleine funderingsmachine controleren.
10.2 Beoordelingsmethode
Het theorie-examen wordt schriftelijk afgenomen en bestaat uit 50 meerkeuzevragen
op basis van de toetstermen zoals omschreven in punt 10.1. Het theorie-examen wordt
uitsluitend verstrekt vanuit de TCVT-itembank. De maximale tijd om het theorie-examen
af te leggen bedraagt 90 minuten. De maximale waardering voor de meerkeuzevragen is
50 punten (1 punt per goed antwoord). Een kandidaat is geslaagd indien hij 40 punten
of meer heeft behaald en alle KO-vragen goed heeft beantwoord. Het resultaat wordt
in een voldoende/onvoldoende tot uiting gebracht.
Het praktijkexamen wordt uitsluitend verstrekt vanuit de TCVT-itembank. De examenopdrachten
moeten binnen 240 minuten worden uitgevoerd. De TCVT examinatoren-instructie bepaald
de beoordeling van het praktijkexamen. De volgende zaken komen op het praktijkexamen
aan de orde:
Algemeen
De kandidaat wordt ingelicht welk type machine hij kan verwachten.
-
• Heeft de kandidaat instructie gehad over de machine waar examen mee wordt gedaan?
-
• Zo niet dan geen examen afnemen!
-
• De kandidaat wordt verteld wat de maximale tijdsduur van het examen is.
-
• Bij een vermoeden van onvoldoende kennis bij de kandidaat moet de examinator de kandidaat
bevragen naar de motivatie van zijn keuzes.
-
• De examenopdracht wordt in het bijzijn van de kandidaat bekend gemaakt (uit de verzegelde
envelop gehaald).
-
• Indien een kandidaat tijdens het examen een KO heeft gekregen, wordt dit pas NA het
examen meegedeeld.
Proces Verbaal
De examinator moet altijd een proces verbaal invullen, ook als er geen bijzonderheden
te vermelden zijn. De CKI neemt geen verzoeken tot verstrekking van het certificaat
van vakbekwaamheid in ontvangst zonder een bijgaand proces-verbaal. Op het proces-verbaal
staat ook de tijdsduur van het afgenomen examen. Indien het examen 30 minuten of eerder
gereed is dan de aangegeven tijd, dient de reden hiervan expliciet in het proces verbaal
te worden opgenomen.
Het praktijkexamen betreft de volgende onderdelen:
-
1. kennismaken en doornemen opdracht
-
2. aanvangscontrole van de kleine funderingsmachine en de daarbij behorende
-
3. documenten
-
4. onderhoud en werking van de kleine funderingsmachine
-
5. hijsgereedschap
-
6. positioneren op de hijsplaats en gebruiksklaar maken van de kleine funderingsmachine(KO-opdracht)
-
7. (hijs)opdracht 1 (KO-opdracht)
-
8. assisteren last verplaatsen
-
9. (hijs)opdracht 2 (KO-opdracht)
-
10. kleine funderingsmachine achterlaten
-
11. veiligheid (KO-onderdeel)
10.3 Cesuur
Waardering resultaat
Het resultaat van zowel het theorie- als het praktijkexamen wordt in voldoende/onvoldoende
tot uiting gebracht. Kandidaten die voor het onderdeel theorie of praktijk of beide
onderdelen geen voldoende hebben behaald, hebben recht op een herexamen.
Geldigheidsduur van het resultaat van het examen
Een kandidaat kan tot uiterlijk 6 maanden na het behalen van een voldoende resultaat
voor zijn praktijk- of theorietoets, herexamen doen voor het nog als onvoldoende gekwalificeerde
examengedeelte theorie of praktijk. In dit geval kan de kandidaat, binnen de gestelde
termijn van 6 maanden, maximaal twee maal een herexamen aanvragen. Hierna, of na het
verstrijken van de termijn, moet een volledig examen (zowel theorie als praktijk)
worden afgelegd. Er is geen maximum verbonden aan het aantal gecombineerde praktijk-
en theorie-examens.
Cesuur praktijk
Bij het praktijkexamen dient voor alle onderdelen een voldoende gehaald te worden.
Elk onderdeel wordt beoordeeld aan de hand van een beoordelingsprotocol. Hierop is
het algoritme van de handelingen die de kandidaat moet verrichten beschreven. Aan
de verschillende handelingen zijn beoordelingscriteria toegevoegd en een puntenwaardering.
Elk onderdeel kent zo een puntenwaardering die is vastgelegd op het beoordelingsprotocol.
Om een voldoende te halen dient voor elk onderdeel minimaal 70% van de punten gescoord
te worden en mag de kandidaat geen KO te hebben.
11. Hercertificatie
11.1 Toetstermen hercertificatie
Om als certificaathouder voor hercertificatie in aanmerking te komen, dient te worden
aangetoond dat in die vijf (5) jaar door de certificaathouder aan alle volgende voorwaarden
is voldaan:
-
1. Scholing:
-
• Twee (2) scholingsdagen (4 dagdelen) zijn gevolgd bij een door TCVT erkend scholingsinstituut,
en
-
• één scholingsdag (2 dagdelen) wordt gevolgd in de eerste 36 maanden van de periode
van vijf jaar, en
-
• de tweede scholingsdag wordt gevolgd na de 36ste maand van de periode van vijf jaar,
en
-
• in de scholingsdagen zijn alle eindtermen en actuele ontwikkelingen m.b.t. dit schema
opgenomen, en
-
• van de gevolgde scholing ontvangt de deelnemer een bewijs van deelname van de TCVT
erkende opleider en wordt dit aangetekend in het TCPR-boekje.
-
2. Praktijkervaring:
-
• in de periode van vijf (5) jaar dat het certificaat geldig is, moet de certificaathouder
tenminste acht kwartalen hebben gewerkt in de functie die op het certificaat is vermeld,
en
-
• van deze acht kwartalen moeten tenminste twee kwartalen vallen in de laatste drie
jaar van de periode van vijf jaar, en
-
• de praktijkervaring kan worden aangetoond door aantekening van de praktijkervaring
van de certificaathouder in het TCPR-boekje of in het TCVT Praktijkregister. Deze
praktijkervaring moet minimaal elke drie maanden door de werkgever worden getoetst
op waarheid en worden geparafeerd.
Indien de houder niet kan aantonen over voldoende praktijkervaring te beschikken in
de laatste vijf jaar, dan kan hij via een praktijktoets aantonen nog steeds voldoende
vakbekwaam te zijn. Een praktijktoets wordt afgenomen conform de eisen zoals vastgelegd
in dit schema.
11.2 Beoordelingsmethode
Hercertificatie kan als volgt worden ingevuld:
-
• Indien de positieve hercertificatie beslissing valt binnen twee maanden voor de vervaldatum,
dan is de vervaldatum tevens de ingangsdatum van het hernieuwde certificaat.
-
• Indien de positieve certificatiebeslissing valt voor de twee maanden voorafgaand aan
de vervaldatum, dan is de datum van de certificatiebeslissing de ingangsdatum van
het hernieuwde certificaat.
Wanneer door omstandigheden het persoonscertificaat van de machinist is verlopen zonder
tijdige hercertificatie en de machinist alsnog in het bezit wil komen van een persoonscertificaat
is er een dispensatieregeling mogelijk. Daartoe dient de machinist een aanvraag in
bij een certificatie-instelling. Deze aanvraag wordt vervolgens voorgelegd aan TCVT
Werkkamer 4 Vakbekwaamheid die een advies opstelt. Dit advies wordt vervolgens voorgelegd
aan de certificatie-instelling die aansluitend een besluit neemt over de (her-)verlening
van het persoonscertificaat.
11.3 Controle op de registratie van de praktijkervaring bij hercertificatie
Bij de aanvraag voor hercertificatie dient het origineel TCPR-boekje met de daarin
opgenomen registraties van de praktijkervaring te worden voorgelegd aan de certificatie-instelling.
De ontvangst wordt binnen een kalenderweek bevestigd met een verklaring, waarmee opdrachtgevers
kunnen worden geïnformeerd over de reden van de afwezigheid van het originele TCPR-boekje.
De certificatie-instelling controleert de registraties en toetst of voldaan wordt
aan de vereiste praktijkervaring en bericht de aanvrager binnen een kalenderweek over
het resultaat.
Bovendien zal de certificatie-instelling ongeacht of het een machinist als werknemer
of als zelfstandige machinist betreft, bij de aanvraag voor hercertificatie, onaangekondigd
een 5%-steekproefsgewijze controle uitvoeren op de betrouwbaarheid van de invulling
van praktijkervaring. Voor de registratie van de praktijkervaring dient er een deugdelijke
administratie gevoerd te worden. Deze dient minimaal 5 jaar beschikbaar te blijven.
12. Het certificaat
Gegevens
-
• Minimaal dienen de volgende gegevens op het certificaat vermeld te zijn:
-
• Naam van de gecertificeerde persoon incl. geboorte datum;
-
• Eenduidig documentnummer;
-
• Naam van de CKI die het certificaat verleend heeft;
-
• Referentie naar de normen waaraan getoetst wordt ;
-
• Scope van het certificaat, inclusief de geldigheidscondities;
-
• De ingangsdatum van het certificaat en de datum waarop het certificaat ophoudt geldig
te zijn.
Teksten
Op het certificaat dient vermeld te worden, dat de CKI verklaard dat de betreffende
persoon voldoet aan de eisen uit het werkveldspecifieke certificatieschema en indien
relevant of het ging om een hercertificatie.
13. Geldigheidscondities
Gedurende de looptijd gelden de volgende condities waar de certificaathouder zich
aan moet houden. Indien niet voldaan wordt aan deze condities kan dit consequenties
hebben voor het certificaat. Na een positief certificatie besluit ontvangt de kandidaat
binnen 4 weken een TCVT-certificaat en een TCPR-boekje. Beide documenten zijn wettig
bewijsmiddel. De gegevens (inclusief intrekking van het certificaat) van de deelnemer
worden geregistreerd in het TCVT personenregister.
Verwijdering uit het register
Onderstaand zijn de condities aangegeven voor de verwijdering uit het TCVT certificaatregister.
Certificaathouders die niet voldoen aan de eisen die met het certificaat samenhangen,
worden verwijderd uit het register van certificaathouders. De volgende redenen kunnen
leiden tot verwijdering uit het register:
-
a) Het niet kunnen aantonen werkzaam te zijn als machinist in de beroepsspecialisatie
waarvoor het certificaat geldig is.
-
b) Het niet nakomen van verplichtingen jegens de certificatie-instelling;
-
c) Het misbruik maken of laten maken van het certificaat;
-
d) Het verstrekken van onvolledige of onjuiste gegevens aan de certificatie-instelling;
-
e) Het ongeschikt blijken voor de uitoefening van de met het certificaat samenhangende
beroepsvaardigheden;
-
f) Het niet voldoen aan de eisen zoals geformuleerd onder hercertificatie (11).
Deze condities dienen te zijn opgenomen in de certificatieovereenkomst tussen certificatie
instelling en certificaathouder.
Overige voorwaarden voor certificaathouders
De houder van het certificaat dient misbruik van het certificaat door derden tegen
te gaan en vermissing van dit certificaat schriftelijk binnen 10 dagen aan de certificatie-instelling
te melden. De houder van het certificaat machinist verticaal transport is verplicht
veranderingen van woonplaats en huisadres schriftelijk te melden aan de certificatie-instelling.
De houder van het certificaat machinist verticaal transport dient door derden tegen
hem/haar ingediende klachten, die met de strekking van dit certificaat verband houden,
te melden aan de certificatie-instelling die het betreffende certificaat heeft afgegeven.
BIJLAGE 13,BEHOREND BIJ DE MINISTERIËLE REGELING VAN 19 JULI 2012, NR. G&VW/GW/2012/10964,
HOUDENDE WIJZIGING VAN DE WARENWETREGELING LIFTEN IN VERBAND MET DE GEFASEERDE INVOERING
VAN HET HERZIENE STELSEL VAN CERTIFICATIE (FASE 3)
Bijlage 1 behorend bij artikel 2, Warenwetregeling Liften
Werkveldspecifiek document voor Aanwijzing en Toezicht op de instellingen voor overeenstemmingsbeoordelingsprocedures
voor de richtlijn 95/16/EG – Liften
Document: WDAT-Liften Handelsfase: 2012, versie 01
Onder beheer van:
SBCL
Dorpsstraat 11
1261 ES Blaricum
www.sbcl.nl
INHOUD
1.
|
INLEIDING
|
232
|
2.
|
DEFINITIES
|
232
|
3.
|
WERKVELDSPECIFIEKE KENMERKEN
|
233
|
|
3.1
|
Beschrijving document
|
233
|
|
3.2
|
Actieve partijen
|
233
|
|
3.3
|
Risicoanalyse
|
233
|
4.
|
EISEN TEN BEHOEVE VAN DE AANWIJZING
|
233
|
|
4.1
|
Algemeen kader
|
233
|
|
4.2
|
Aanwijzingskavels
|
234
|
|
4.3
|
Eisen aan de keuringsinstellingen
|
234
|
|
4.4
|
Productcertificatie, inspectie en systeemcertificatie
|
235
|
|
4.5
|
Functies en vakbekwaamheidseisen
|
235
|
|
4.6
|
Aanwijzingscriteria
|
236
|
5.
|
TOEZICHT
|
237
|
6.
|
MAATREGELEN
|
237
|
1. Inleiding
Voor liften zijn wettelijk verplichte conformiteitbeoordelingsprocedures vastgesteld.
De procedures zijn in overeenstemming met de Richtlijn 95/16/EG van het Europees Parlement
en de Raad van 29 juni 1995 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van
de Lid-Staten betreffende Liften, hierna: de Richtlijn. De Richtlijn is geïmplementeerd
in het Warenwetbesluit Liften. Voor elk product dat onder de Richtlijn valt moet een
EG-verklaring van Overeenstemming worden opgesteld. Hierin verklaart de fabrikant
dat aan alle essentiële eisen van veiligheid en gezondheid uit de Richtlijn wordt
voldaan. De fabrikant of een gemachtigd persoon van de fabrikant ondertekent de verklaring
en stuurt deze verklaring mee met het product. Ook brengt hij de CE- markering op
het product aan.
Keuringsinstellingen voeren productkeuringen uit. In Nederland gevestigde instellingen
dienen door de minister van SZW te zijn aangewezen. Deze instellingen worden bij de
Europese Commissie aangemeld als conformity assessment body (CAB), voorheen Notified
Body.
Dit document voor aanwijzing en toezicht verwijst naar de Europese eisen waar keuringsinstellingen
aan moeten voldoen alvorens de minister van SZW overgaat tot aanwijzing op een werkveld
van het Warenwetbesluit Liften. De Raad voor Accreditatie zal aan de hand van dit
document de keuringsinstellingen beoordelen1. Kortweg komt deze beoordeling neer op het volgende:
-
1. Een (kandidaat) conformity assessment body (CAB) moet voldoen aan de eisen genoemd
in de specifieke ‘nieuwe aanpak’ richtlijn en aan de eisen als genoemd in het besluit
van het New Legislative Framework (NLF), ook wel ‘het goederenpakket’ genoemd;
-
2. De (kandidaat) CAB kan aantonen dat hij aan deze eisen voldoet door het overleggen
van een accreditatie op de toepasselijke geharmoniseerde accreditatienorm voor de
scope van de aanwijzing;
-
3. Als de (kandidaat) CAB kiest om niet de weg van accreditatie te volgen, kan de (kandidaat)
CAB worden beoordeeld op basis van dezelfde geharmoniseerde norm als genoemd onder
punt 2;
De geharmoniseerde normen zijn gepubliceerd door de Europese Commissie in het Official
Journal.
De RvA voert de beoordeling uit en hanteert hierbij de toepasselijke IAF-, ILAC- en
EC-toelichtingen.
De consequenties zijn:
-
a) Overlegt een (kandidaat) CAB accreditatie, dan resteert na melding in NANDO een stand
still periode van 2 weken;
-
b) Anders, als de (kandidaat) CAB geen accreditatie kan overleggen, moeten alle documenten
waarop de lidstaat zijn oordeel baseert worden ge-upload en volgt na melding in NANDO
een stand still periode van 2 maanden.
2. Definities
Zie de definities in de richtlijn 95/16/EG van 29 juni 1995, de verordening (EG) Nr.
764/2008, de verordening (EG) Nr. 765/2008 en het besluit Nr. 768/2008/EG van 9 juli
2008.
Binnen dit document gelden verder de volgende definities:
Accreditatienorm
|
:
|
Geharmoniseerde norm, gepubliceerd in een Mededeling van de Commissie in het kader
van de uitvoering van Verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees Parlement en
de Raad, Besluit nr. 768/2008/EG van het Europees Parlement en de Raad, Verordening
(EG) nr. 761/2001 van het Europees Parlement en de Raad (EU Pl 2009/C 136 van 2009-06-16).
|
‘goederenpakket’
|
:
|
Omvattende:
1) Verordening (EG) Nr. 764/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli
2008 tot vaststelling van procedures voor de toepassing van bepaalde nationale technische
voorschriften op goederen die in een andere lidstaat rechtmatig in de handel zijn
gebracht, en tot intrekking van Beschikking nr. 3052/95/EG;
2) Verordening (EG) Nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli
2008 tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en markttoezicht betreffende
het verhandelen van producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 339/93;
3) Besluit Nr. 768/2008/EG van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 betreffende
een gemeenschappelijk kader voor het verhandelen van producten en tot intrekking van
Besluit 93/465/EEG van de Raad.
|
het Besluit
|
:
|
Besluit Nr. 768/2008/EG van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 betreffende
een gemeenschappelijk kader voor het verhandelen van producten en tot intrekking van
Besluit 93/465/EEG van de Raad.
|
CAB
|
:
|
Instelling die bij de Europese Commissie is aangemeld als conformity assessment body.
|
de Richtlijn:
|
|
Richtlijn 95/16/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 juni 1995 inzake de
onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende liften.
|
de Verordening:
|
|
Verordening (EG) Nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008
tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en markttoezicht betreffende het
verhandelen van producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 339/93.
|
WSCS-Liften
Gebruiksfase
|
:
|
Werkveldspecifiek Certificatieschema ten behoeve van het warenwetbesluit liften binnen
het werkveld keuringen van liftinstallaties in de gebruiksfase.
Documentnaam: WSCS-Liften Gebruiksfase: 2012, versie 01.
|
WDAT-Liften Handelsfase
|
:
|
Werkveldspecifiek document voor Aanwijzing en Toezicht op de instellingen voor overeenstemmingsbeoordelingsprocedures
voor de richtlijn 95/16/EG – Liften. WDAT-Liften Handelsfase: 2012, versie 01.
|
WDAT-Liften Gebruiksfase
|
:
|
Werkveldspecifiek document voor Aanwijzing en Toezicht op de instellingen ten behoeve
van keuringen van liften in de gebruiksfase. Documentnaam: WDAT-Liften Gebruiksfase:
2012, versie 01.
|
|
|
|
3. Werkveldspecifieke Kenmerken
Conform de Richtlijn en het ‘goederenpakket’.
3.1 Beschrijving document
Dit werkveldspecifieke document voor aanwijzing en toezicht in het werkveld liften
in de handelsfase is door de minister van SZW vastgesteld via een statische verwijzing
in de Warenwetregelgeving. De minister van SZW kan na overleg met belanghebbenden
wijzigingen aanbrengen in het document. Dit document vervangt eerdere versies.
3.2 Actieve partijen
-
• Ministerie van SZW
-
• Raad voor Accreditatie
3.3 Risicoanalyse
Dit document richt zich uitsluitend op liften in de handelsfase. Risico's worden binnen
de bestaande kaders van de Richtlijn, het ‘goederenpakket’, de geharmoniseerde productnormen,
normen voor accreditatie en de accreditatiepraktijk afdoende afgedekt. Het speelveld
is Europees geordend. Overleg met de Europese Commissie en Lidstaten heeft plaats
in het Standing Committee en in het regulier overleg van conformity assessment bodies,
het zogenoemde Notified Body Committee. Het overleg over het markttoezicht heeft plaats
in de Administrative Co-operation (ADCO) Working Group Lifts.
4. Eisen ten behoeve van de aanwijzing
4.1 Algemeen kader
Het beoordelen en aanwijzen van een CAB (Notified Body) gebeurt op grond van het volgende
normstelsel:
-
1) Warenwetbesluit en -regeling liften;
-
2) De minimumcriteria voor de aanwijzing van de aan te melden instanties door de Lid-Staten,
zoals vermeld in bijlage VII van de Richtlijn;
-
3) artikel R17 Eisen in verband met aangemelde instanties van bijlage I van het Besluit;
-
4) Als er sprake is van een accreditatie voor de scope van de richtlijn op basis van
de relevante geharmoniseerde accreditatienormen, dan is er een gerechtvaardigd vertrouwen
dat daarmee is voldaan aan het criterium onder punt 2 en 3: de minimumcriteria voor
de aanwijzing van de aan te melden instanties door de Lid-Staten zoals vermeld in
bijlage VII van de Richtlijn en de eisen in verband met aangemelde instanties van
artikel R17 van bijlage I van het Besluit.
De geharmoniseerde accreditatienormen zijn gepubliceerd in een Mededeling van de Commissie
in het kader van de uitvoering van Verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees
Parlement en de Raad, Besluit nr. 768/2008/EG van het Europees Parlement en de Raad,
Verordening (EG) nr. 761/2001 van het Europees Parlement en de Raad (EU Pl 2009/C
136 van 2009-06-16).
De Raad voor Accreditatie moet voor de beoordeling van notified bodies gebruik maken
van de EA-2/17- EA Guidance on the horizontal requirements for the accreditation of
conformity assessment bodies for notification purposes (June 2009 rev01). De Guidance
omvat de criteria voor aanwijzing van notified bodies, zoals onder de punten 1, 2
en 3 is vermeld.
Uitgangspunt is dat instellingen die conformiteitsbeoordelingen uitvoeren in het kader
van de Richtlijn zijn geaccrediteerd op grond van de toepasselijke geharmoniseerde
accreditatienorm(en).
4.2 Aanwijzingskavels
Een instelling kan worden aangewezen voor één of meer van de hieronder aangegeven
aanwijzingskavels:
4.2.1 Liften in de ontwerp- en productiefase
-
a) EG-Typeonderzoek van liften volgens Bijlage V-B (Module B)
-
b) Eindcontrole volgens Bijlage VI (Module C)
-
c) Eenheidskeuring volgens Bijlage X (Module G)
-
d) Productkwaliteitsborging volgens Bijlage XII (Module E)
-
e) Volledige kwaliteitsborging volgens Bijlage XIII (Module H)
-
f) Productiekwaliteitsborging volgens Bijlage XIV (Module D)
4.2.2 Veiligheidscomponenten in de ontwerp- en productiefase
-
a. Grendelinrichtingen van schachtdeuren
-
− EG-Typeonderzoek volgens Bijlage V-A (Module B)
-
− Productkwaliteitsborging volgens Bijlage VIII (Module E)
-
− Volledige kwaliteitsborging volgens Bijlage IX (Module H)
-
− Overeenstemming met het type en steekproeven volgens Bijlage XI (Module C)
-
b. Vanginrichtingen of inrichtingen die ongecontroleerde bewegingen naar boven verhinderen
-
− EG-Typeonderzoek volgens Bijlage V-A (Module B)
-
− Productkwaliteitsborging volgens Bijlage VIII (Module E)
-
− Volledige kwaliteitsborging volgens Bijlage IX (Module H)
-
− Overeenstemming met het type en steekproeven volgens Bijlage XI (Module C)
-
c. Snelheidsbegrenzers
-
− EG-Typeonderzoek volgens Bijlage V-A (Module B)
-
− Productkwaliteitsborging volgens Bijlage VIII (Module E)
-
− Volledige kwaliteitsborging volgens Bijlage IX (Module H)
-
− Overeenstemming met het type en steekproeven volgens Bijlage XI (Module C)
-
d. Energieopnemende buffers met
-
− niet-lineare karakteristiek
-
− terugslagdemping
Energieafvoerende buffers
-
− EG-Typeonderzoek volgens Bijlage V-A (Module B)
-
− Productkwaliteitsborging volgens Bijlage VIII (Module E)
-
− Volledige kwaliteitsborging volgens Bijlage IX (Module H)
-
− Overeenstemming met het type en steekproeven volgens Bijlage XI (Module C)
-
e. Veiligheidsinrichtingen op vijzels van hydraulische circuits die als vanginrichting
worden gebruikt
-
− EG-Typeonderzoek volgens Bijlage V-A (Module B)
-
− Productkwaliteitsborging volgens Bijlage VIII (Module E)
-
− Volledige kwaliteitsborging volgens Bijlage IX (Module H)
-
− Overeenstemming met het type en steekproeven volgens Bijlage X I(Module C)
-
f. Elektrische veiligheidsinrichtingen in de vorm van veiligheidscircuits met elektronische
componenten
-
− EG-Typeonderzoek volgens Bijlage V-A (Module B)
-
− Productkwaliteitsborging volgens Bijlage VIII (Module E)
-
− Volledige kwaliteitsborging volgens Bijlage IX (Module H)
-
− Overeenstemming met het type en steekproeven volgens Bijlage XI (Module C)
4.3 Eisen aan de keuringsinstellingen
Als relevante geharmoniseerde accreditatienormen gelden:
Productcertificatie of inspectie voor de Modules B, C en G op basis van een accreditatie
volgens de vigerende versies van de norm NEN-EN-ISO/IEC 45011: 1998 (certificatie
product) of NEN-EN-ISO/IEC 17020: 2004 (type A) (inspectie);
Systeemcertificatie voor de Modules D, E en H op basis van een accreditatie volgens
de vigerende versie van de norm NEN-EN-ISO/IEC 17021: 2011.
4.4 Productcertificatie, inspectie en systeemcertificatie
4.4.1 Deel I-A
Productcertificatie van veiligheidscomponenten in de ontwerp- en productiefase conform
artikel 9 van het Warenwetbesluit liften bij veiligheidscomponenten bij afgifte, schorsing,
opheffing van deze schorsing en intrekking van een Certificaat van EG-typeonderzoek
krachtens de Richtlijn liften, bijlage V-A en bijlage XI.
Het beoordelen van een instelling voor het aanwijzen en aanmelden als NoBo voor het
afgeven van een certificaat van EG-typeonderzoek van veiligheidscomponenten vindt
plaats op basis van de vigerende versie van de norm NEN-EN-ISO/IEC 45011: 1998.
4.4.2 Deel I-B
Productcertificatie of inspectie van liften in de ontwerp- en productiefase conform
artikel 8 van het Warenwetbesluit liften bij liftinstallaties bij afgifte, schorsing,opheffing
van deze schorsing en intrekking van:
-
− een Certificaat van EG-typeonderzoek krachtens de Richtlijn liften, bijlage V-B,
-
− een Verklaring van Eindcontrole krachtens de Richtlijn liften, bijlage VI,
-
− een Certificaat van Overeenstemming krachtens de Richtlijn liften, bijlage X.
Het beoordelen van een instelling voor het aanwijzen en aanmelden als CAB voor het
afgeven van een certificaat van EG-typeonderzoek, een verklaring van eindcontrole
of een certificaat van overeenstemming van liften vindt plaats op basis van de vigerende
versie van de norm NEN-EN-ISO/IEC 45011: 1998 of NEN-EN-ISO/IEC 17020: 2004 (type
A), al naar gelang de keuze van de instelling.
4.4.3 Deel II
Kwaliteitsmanagementsysteemcertificatie van liften en veiligheidscomponenten in de
ontwerp- en productiefase conform artikel 8 en 9 van het Warenwetbesluit liften bij
afgifte, schorsing, opheffing van deze schorsing of intrekking van een kwaliteitsmanagementsysteemcertificaat
volgend op een beoordeling van een kwaliteitsmanagementsysteem krachtens de Richtlijn
liften, bijlagen VIII, IX, XII, XIII en XIV. Het beoordelen van een instelling voor
het aanwijzen en aanmelden als CAB voor het beoordelen van een kwaliteitsmanagementsysteem
van liften en veiligheidscomponenten en het daaropvolgend toekennen van een kwaliteitsmanagementsysteemcertificaat
vindt plaats op basis van de vigerende versie van de norm NEN-EN-ISO/IEC 17021: 2011.
4.5 Functies en vakbekwaamheidseisen
Binnen de instelling zijn functies te onderscheiden waaraan specifieke vakbekwaamheidseisen
worden gesteld. Uit de beschrijving van de organisatie moet blijken dat de betrokken
functionarissen geen functies mogen uitoefenen welke strijdig zijn met de uitoefening
van hun taak.
Als verbijzondering van NEN-EN-ISO/IEC 17020: 2004 hoofdstuk 6 met betrekking tot
organisatie en management en hoofdstuk 8 met betrekking tot personeel, NEN-EN-SIO/IEC
45011: 1998 par. 4.2 met betrekking tot de organisatiestructuur, par. 4.5 met betrekking
tot het kwaliteitssysteem en hoofdstuk 5 met betrekking tot het certificatiepersoneel
en NEN-EN-ISO/IEC 45012: 1998 par. 2.1.2 met betrekking tot de organisatie, par. 2.1.4
met betrekking tot het kwaliteitssysteem en par. 2.2 met betrekking tot het certificatiepersoneel
geldt het volgende:
Organisatieschema
In haar organisatieschema/-beschrijving vermeldt de instelling functionarissen en
hun plaatsvervangers, die activiteiten verrichten conform de volgende functiebeschrijvingen:
Bevoegd persoon: Dit is de functionaris die beslist over de toekenning van een certificaat,
het afgeven van een verklaring of een beoordelingsbesluit en goedkeuring van een controleverslag.
Senior inspecteur: Dit is een functionaris die zelfstandig aanvragen en documentatie
controleert, technische constructiedossiers onderzoekt en beoordeelt en keurings-
en inspectiewerkzaamheden verricht.
Inspecteur: Dit is een functionaris die aan de hand van checklijsten en instructies
keurings- en inspectiewerkzaamheden verricht.
Combinaties van functies zijn mogelijk zolang uitvoering van onderzoek of controles
en beslissing over het certificaat of de verklaring gescheiden blijven.
Het staat de instelling vrij aan deze functionarissen andere functiebenamingen toe
te kennen, mits eenduidig een relatie wordt gegeven met de hierboven omschreven functiebenamingen.
Verantwoordelijkheden
In de vastgelegde procedures die de instelling hanteert moet worden aangegeven welke
functies, volgens de gegeven typering, bevoegd respectievelijk verantwoordelijk zijn
voor de in die procedures beschreven handelingen.
Vakbekwaamheidseisen
Hieronder zijn de vakbekwaamheidseisen vastgelegd voor de aangegeven functies. Deze
eisen (dan wel, naar keuze, evident zwaardere eisen), moeten door de instelling in
haar documentatie zijn vastgelegd.
Voor deze vakbekwaamheidseisen geldt in algemene zin ‘of gelijkwaardig’, waarbij die
gelijkwaardigheid per geval door de instelling gemotiveerd moet zijn vastgelegd en
door de Raad voor Accreditatie zal worden getoetst. Deze toetsing is voor:
-
a) Bevoegd persoon:
HBO-opleiding. grondige kennis vereist van de Richtlijn liften en vigerende procedures
(zie hoofdstuk 4). Globale kennis van hijs- en hefwerktuigen. Algemene kennis en 5
jaar relevante ervaring op het gebied van systeem- en/of productcertificatie.
-
b) Senior Inspecteur:
HBO-opleiding. 2 jaar relevante ervaring in engineering en/of onderhoud en/of inspectie
van hijs- en hefwerktuigen. Diepgaande kennis van de Richtlijn Liften en normen op
het gebied van liften. Kennis van kwaliteitssystemen en ervaring in het ‘veiligheidsdenken’.
-
c) Inspecteur:
MBO-opleiding, 2 jaar relevante ervaring in engineering en/of onderhoud en/of inspectie
van hijs- en hefwerktuigen. Kennis van de Richtlijn liften en normen op het gebied
van liften.
Personeelsdossiers
Het feit dat functionarissen voldoen aan de hierboven omschreven vakbekwaamheidseisen
moet blijken uit de personeelsdossiers die de instelling van die functionarissen beheert.
4.6 Aanwijzingscriteria
De conformiteitbeoordelende instantie wordt in het kader van haar aanwijzing op grond
van Hoofdstuk V van het Warenwetbesluit liften getoetst.
Aangezien de (aangemelde) aangewezen instantie als een zelfstandig bestuursorgaan
wordt aangemerkt, gelden bovendien onderstaande aanwijzingscriteria.
-
1. De aangewezen CKI is bestuursorgaan in de zin van de Algemene wet bestuursrecht en
dient te voldoen aan bestuurswetgeving zoals de Algemene wet bestuursrecht, de Wet
openbaarheid van bestuur en de Archiefwet 1995.
-
2. Bij beëindiging van de activiteiten door de aangewezen CKI dient deze terstond de
minister van SZW te informeren. De minister van SZW bepaalt wat de (voorheen) aangewezen
CKI met de dossiers moet doen, de (voorheen) aangewezen CKI dient hieraan mee te werken.
Dit vrijwaart de (voorheen) aangewezen CKI niet van eventuele aansprakelijkheid voor
fouten in door haar uitgevoerde keuringen of beoordelingen.
-
3. De aangewezen CKI dient de volgende procedures op schrift te hebben gesteld: een zienswijzeprocedure
(afdeling 4.1.2 Awb), een bezwaarschriftprocedure (hoofdstuk 6 en 7 Awb) en een klachtenprocedure
(hoofdstuk 9 Awb).
-
4. Alle documenten en registraties in het verkeer met de overheid dienen in het Nederlands
te zijn tenzij anders met de overheid overeengekomen.
-
5. Voor zover een sanctie- en maatregelenbeleid is vastgesteld, dient de CKI zich bij
de op te leggen sancties/maatregelen aan dit sanctie- en maatregelenbeleid te houden.
In geval van kennelijke onredelijkheid heeft de CKI op grond van de Awb de bevoegdheid
hier van af te wijken. Afwijking geschiedt alleen op grond van door de certificaathouder
aan te dragen argumenten. De onderbouwing voor de afwijking wordt opgenomen in het
besluit over de opgelegde sanctie. Afwijkingen worden geregistreerd door de CKI.
5. Toezicht
Ten behoeve van de informatieverzameling voor het toezicht dient de instelling kosteloos:
-
a) Zich jaarlijks vόόr 1 maart over het afgelopen kalenderjaar schriftelijk aan de minister
van SZW te verantwoorden over de rechtmatigheid en doeltreffendheid van het functioneren
op elk werkveld waarvoor de minister van SZW haar heeft aangewezen. In deze verantwoording
worden de volgende onderwerpen behandeld:
-
1. de door haar afgegeven, geschorste, ingetrokken dan wel geweigerde certificaten of
verklaringen van overeenstemming;
-
2. wijzigingen in de accreditaties, reglementen en procedures;
-
3. wijziging in de bestuurssamenstelling;
-
4. wijzigingen in de statuten of het huishoudelijk reglement;
-
5. aan derden uitbestede werkzaamheden;
-
6. structurele knelpunten die zich in de uitvoeringspraktijk hebben voorgedaan;
-
7. het gevoerde overleg en de samenwerking met andere instellingen die conformiteitbeoordelingen
verrichten in het kader van de Richtlijn;
-
8. door haar ontvangen klachten en de wijze van afhandeling daarvan;
-
9. tegen haar beslissingen ingediende bezwaren en aangespannen beroepszaken en de wijze
van afhandeling daarvan;
-
10. het aantal malen per kalenderjaar dat afgeweken wordt van het sanctie- en maatregelenbeleid,
genoemd in punt 4.6 onderdeel 5.
-
b) Mee te werken aan controles door SZW en tijdige en juiste informatie te verstrekken
aan personen die daartoe door de minister zijn aangewezen.
-
c) Indien sprake is van accreditatie op basis van een geharmoniseerde accreditatienorm:
-
1. de minister van SZW terstond te informeren als de accreditatie dreigt te worden opgeschort
of ingetrokken en als de accreditatie is opgeschort of ingetrokken, met vermelding
van de reden.
-
2. De minister van SZW in te lichten zodra zij een aanvraag indient voor een aanvullende
accreditatie of beoordeling.
-
d) De minister van SZW in te lichten zodra zij een of meer van haar taken, waarvoor zij
is aangewezen, wenst te beëindigen.
-
e) De minister van SZW terstond te informeren over intrekking van een certificaat of
verklaring van overeenstemming.
-
f) De minister van SZW te informeren over hoe zij certificaten en verklaringen van overeenstemming
verstrekt en hoe zij houders van certificaten of verklaringen van overeenstemming
periodiek beoordeelt.
6. Maatregelen
Indien de aangewezen instelling niet meer voldoet aan de eisen in dit schema kan dit
gevolgen hebben voor de aanwijzing. Zie beleidsmaatregel maatregelenbeleid certificering
Arbeidsomstandighedenwet en Warenwet, Stcrt. 2010, nr. 10839 van 14 juli 2010.
BIJLAGE 14, BEHOREND BIJ DE MINISTERIËLE REGELING VAN 19 JULI 2012, NR. G&VW/GW/2012/10964,
HOUDENDE WIJZIGING VAN DE WARENWETREGELING LIFTEN IN VERBAND MET DE GEFASEERDE INVOERING
VAN HET HERZIENE STELSEL VAN CERTIFICATIE (FASE 3)
Bijlage 2 behorend bij artikel 2 Warenwetregeling Liften
Werkveldspecifiek document voor Aanwijzing en Toezicht op de instellingen ten behoeve
van keuringen van Liften in de gebruiksfase
Document: WDAT-Liften Gebruiksfase: 2012, versie 01
Onder beheer van:
SBCL
Dorpsstraat 11
1261 ES Blaricum
www.sbcl.nl
INHOUD
1.
|
Inleiding
|
239
|
2.
|
Verklaring van begrippen
|
239
|
3.
|
Werkveldspecifieke kenmerken
|
240
|
|
3.1
|
Beschrijving document
|
240
|
|
3.2
|
Betrokken partijen
|
240
|
|
3.3
|
Risicoanalyse
|
241
|
4.
|
Eisen ten behoeve van de aanwijzing
|
241
|
|
4.1
|
Algemeen
|
241
|
|
4.2
|
Aanwijzingskavels
|
242
|
|
4.3
|
Inspectie
|
242
|
|
4.5
|
Aanwijzingscriteria
|
243
|
5
|
Toezicht op de instelling
|
244
|
6
|
maatregelen
|
245
|
1. Inleiding
Liftinstallaties in de gebruiksfase vormen een risicovol product. Om het maatschappelijke
belang – veiligheid en gezondheid van personen – te waarborgen, is nationaal gekozen
voor een wettelijk verplichte inspectiecertificatieregeling van liftinstallaties.
Een oordeel wordt onder deze regeling geveld door een aangewezen instelling in de
gebruiksfase.
Om een oordeel te mogen vellen, dient een instelling voor de gebruiksfase te worden
aangewezen door de minister van SZW. Dit gebeurt door de organisatie en de activiteiten
van de instelling te toetsen aan de criteria van dit Werkveldspecifiek Document voor
Aanwijzing en Toezicht (WDA&T). In dit document wordt aangegeven, aan welke regels
en procedures de betreffende instellingen zich voor de betreffende werkvelden dienen
te houden.
Dit WDA&T wordt beheerd door de Stichting Beheer Certificatie Liften.
Op- en/of aanmerkingen over dit document kunnen worden ingediend bij:
Centraal College van Deskundigen Liften
p/a Stichting Beheer Certificatie Liften
Dorpsstraat 11
1261 ES Blaricum
tel.: 035 5312952
info@sbcl.nl
www.sbcl.nl
Kamer van Koophandel: 30179645
Een instelling die wil worden aangewezen dient daartoe een schriftelijk verzoek tot
aanwijzing in bij de minister van SZW, dat vergezeld gaat van een op de dag van het
aanwijzingsverzoek relevant en geldig positief beoordelingsrapport van de Raad voor
Accreditatie dat niet ouder is dan vier maanden.
De instelling is zelf verantwoordelijk voor het tijdig aanvragen van een verlenging
van haar aanwijzing. De instelling dient ten behoeve van een aaneensluitende aanwijzing
minimaal twee maanden voor de einddatum van de vigerende aanwijzing een aanwijzingsaanvraag
in bij de minister van SZW.
In geval van een aanwijzing voor de gebruiksfase dient de instelling zich daartoe
minimaal zes maanden vóór afloop van de aanwijzingstermijn te laten beoordelen door
de Raad voor Accreditatie.
De aanwijzingsaanvraag gaat vergezeld van een afschrift van het beoordelingsrapport
door de Raad voor Accreditatie.
Aangaande een beoordelingsrapport dient de instelling, conform de prestatieverplichtingen
inzake het uitvoeren van beoordelingsonderzoeken en -rapportages door de Raad voor
Accreditatie tijdig een verzoek om beoordeling in bij de Raad voor Accreditatie.
2. Verklaring van begrippen
Begrip of afkorting
|
:
|
Betekenis
|
Aangewezen instelling
(CKI)
|
:
|
De instelling die door de minister van SZW krachtens wettelijk voorschrift is aangewezen
als instelling die bevoegd is om nationaal geldende certificaten af te geven.
|
Aanvrager van een
Certificaat
|
:
|
De (rechts-)persoon die bij de instelling een aanvraag doet voor het afgeven van een
certificaat.
|
Aanwijzing
|
:
|
Aanwijzing van een instelling bij of krachtens wettelijk voorschrift door de minister
van SZW.
|
Accreditatie
|
:
|
Bevestiging van een daartoe geautoriseerde instantie, dat een conformiteitbeoordelende
instelling onderbouwd heeft aangetoond dat zij competent is, bepaalde conformiteitbeoordelende
taken uit te voeren.
|
Auditor
|
:
|
Functionaris die aantoonbaar beschikt over de kennis en vaardigheden om een systematisch,
onafhankelijk en gedocumenteerd proces voor het verkrijgen van bewijsvoering kan uitvoeren
en deze bewijsvoering objectief en deskundig kan beoordelen, teneinde de mate vast
te stellen waarin aan de criteria van de audit wordt voldaan.
|
Beheersstichting (BHST)
|
:
|
Stichting die een wettelijke certificatieregeling beheert.
|
Beoordeling
|
:
|
(Initiële of her-) Beoordeling door de Raad voor Accreditatie van instellingen, op
basis van het door de minister van SZW vastgestelde WDA&T, op grond waarvan de Raad
voor Accreditatie schriftelijk rapporteert of de instelling competent is om wettelijk
verplichte certificaten af te geven. Bij het vaststellen van het WDA&T door de minister
van SZW wordt zoveel mogelijk aangesloten bij internationale systematiek en normen.
|
Centraal College van Deskundigen Liften (CCvDL)
|
:
|
Het college, onderdeel van en gefaciliteerd door de beheersstichting SBCL, dat belanghebbende
partijen bij liftinstallaties de mogelijkheid biedt tot deelname aan het opstellen
en onderhouden van werkveldspecifieke documenten en dat op zodanige wijze is samengesteld
dat sprake is van een evenwichtige en representatieve vertegenwoordiging van deze
partijen.
|
Certificaat
|
:
|
Een document in de zin van artikel 17a, eerste lid Warenwetbesluit liften.
|
Certificaathouder
|
:
|
De (rechts-)persoon die in het bezit is van een geldig wettelijk verplicht certificaat.
|
Bevoegd persoon
|
:
|
Functionaris van de instelling die beslist over het afgeven van een certificaat, het
afgeven van een verklaring of een beoordelingsbesluit en de goedkeuring van een controleverslag,
alsmede over het schorsen, het intrekken van deze schorsing of het intrekken van een
eerder afgegeven certificaat, verklaring of beoordelingsbesluit.
|
Certificatieproces
|
:
|
Alle activiteiten via welke een instelling beoordeelt en besluit of een liftinstallatie
of kwaliteitsborgingssysteem voldoet en blijft voldoen aan de vigerende regelgeving
zoals opgenomen in het werkveldspecifieke certificatieschema respectievelijk in de
normen.
|
Certificatieregeling
|
:
|
Het geheel van documenten dat dient om uitvoering te geven aan de wettelijk voorgeschreven
certificatie van liftinstallaties.
|
Certificatiereglement
|
:
|
Bepalingen voor de uitvoering van het certificatieproces en de relaties tussen certificaathouder
en instelling.
|
Certificatieschema
|
:
|
Het totaal aan bepalingen en processen die dienen om te komen tot afgifte van een
certificaat.
|
Certificatiesysteem
|
:
|
Set van procedures en middelen, benodigd om het certificatieproces uit te voeren.
|
Certificerende en keurende instelling (CKI)
|
:
|
Zie ‘Aangewezen instelling’.
|
Controle
|
:
|
Periodieke beoordeling van instellingen door de Raad voor Accreditatie tegen de voor
beoordeling geldende regels van de minister als opgenomen in het WDA&T.
|
Inspecteur
|
:
|
Functionaris die aan de hand van checklijsten en instructies keurings- en inspectiewerkzaamheden
verricht.
|
Inspectie SZW
|
:
|
Toezichthouder van de minister van SZW.
|
Instelling
|
:
|
De rechtspersoon die door de minister van SZW is aangewezen als organisatie die bevoegd
is om een certificaat of een verklaring af te geven.
|
Keuring
|
:
|
Onderzoek op basis van deskundige beoordeling van een product en vaststelling van
de overeenstemming daarvan met in het werkveldspecifieke certificatieschema vastgelegde
eisen.
|
Risicoanalyse
|
:
|
Analyse waaruit de motivatie voor de te maken keuzes in het werkveldspecifieke probleemgebied
blijkt, op te nemen in het betreffende werkveldspecifieke schema.
|
Stichting Beheer Certificatie Liften (SBCL)
|
:
|
De door de minister van SZW ‘aangewezen’ beheersstichting voor liften.
|
Toezicht
|
:
|
Het verzamelen van informatie over de vraag of een handeling of zaak voldoet aan de
daaraan gestelde eisen, het zich daarna vormen van een oordeel daarover en het eventueel
naar aanleiding daarvan interveniëren.
|
Verklaring
|
:
|
Een document in de zin van artikel 8 Warenwetbesluit liften, overeenkomend met de
verklaring als bedoeld in de Richtlijn liften, bijlage VI.
|
Werkveld
|
:
|
Keuring van liftinstallaties in de gebruiksfase.
|
WSCS-Liften
Gebruiksfase
|
:
|
Werkveldspecifiek Certificatieschema ten behoeve van het warenwetbesluit liften binnen
het werkveld keuringen van liftinstallaties in de gebruiksfase.
Documentnaam: WSCS-Liften Gebruiksfase: 2012, versie 01.
|
WDAT-Liften Handelsfase
|
:
|
Werkveldspecifiek document voor Aanwijzing en Toezicht op de instellingen voor overeenstemmingsbeoordelingsprocedures
voor de richtlijn 95/16/EG – Liften. WDAT-Liften Handelsfase: 2012, versie 01.
|
WDAT-Liften Gebruiksfase
|
:
|
Werkveldspecifiek document voor Aanwijzing en Toezicht op de instellingen ten behoeve
van keuringen van liften in de gebruiksfase. Documentnaam: WDAT-Liften Gebruiksfase:
2012, versie 01.
|
3. Werkveldspecifieke kenmerken
3.1 Beschrijving document
Dit Werkveldspecifiek Document voor Aanwijzing & Toezicht binnen het werkveld van
keuringen van liftinstallaties in de gebruiksfase is door het CCvDL. Dit vastgestelde
document vervangt eerdere versies.
3.2 Betrokken partijen
Bij het tot stand komen van dit document zijn betrokken geweest:
-
• Stichting Beheer Certificatie Liften
-
• Centraal College van Deskundigen Liften
-
• Eigenaren/beheerders van liftinstallaties
-
• Installateurs en onderhoudsfirma’s
-
• Werknemers binnen de liftindustrie
-
• Door de minister van SZW aangewezen instellingen
-
• Ministerie van SZW
-
• De Raad voor Accreditatie
3.3 Risicoanalyse
De Nederlandse overheid maakt in de publieke sector gebruik van het private systeem
van certificatie. Het doel van certificatie is in het algemeen het garanderen dat
een product, systeem of dienst aan bepaalde eisen voldoet en ook blijft voldoen. De
waarde van certificatie in de publiekrechtelijke sfeer in het bijzonder is de mate
van algemeen vertrouwen en zekerheid die wordt bereikt met een onderzoek door de in
deze certificatieregeling van het ministerie van SZW aangewezen instellingen (de CKI’s).
Gelet op de rol van de hier bedoelde CKI, namelijk het beoordelen of een liftinstallatie
tijdens het gebruik van die installatie blijft voldoen aan de vervaardigingsvoorschriften,
met inbegrip van tijdens het gebruik mogelijk doorgevoerde modificaties met minimaal
het behoud van het veiligheidsniveau van die liftinstallatie op het moment vóór die
modificatie, bestaan er, vaak als gevolg van externe factoren, risico’s die het beoogde
functioneren, het vertrouwen in en de zekerheid van deze instellingen kunnen schaden
en het beoogde doel van certificatie ondermijnen.
De CKI dient in alle gevallen haar werkzaamheden op integere, onpartijdige en onafhankelijke
wijze uit te voeren en zal daarbij rekening houden met de mogelijke risico’s in de
volgende zes gebieden:
-
• de autonomie in onderzoek (inspecteren, keuren, auditeren), rapportage en certificatie,
-
• het niveau van deskundigheid en vakbekwaamheid,
-
• het hanteren van vertrouwelijke informatie,
-
• de mate van transparantie van de werkprocessen,
-
• het verwerken van ontvangen klachten en bezwaren, en
-
• het nemen van verantwoordelijkheid.
Voor de hand liggende risico’s zijn:
-
• onterecht een verklaring of certificaat afgeven,
-
• onterecht een verklaring of certificaat niet afgeven, schorsen of intrekken (en de
financiële risico’s daarvan),
-
• inbreuken op de vertrouwelijkheid,
-
• inbreuken op de onpartijdigheid,
-
• inbreuken op het omgaan met ontoelaatbare (financiële) druk,
-
• inbreuken op de vereiste competentie en de gevolgen daarvan.
Om deze risico’s te beheersen volgen de instellingen een kwaliteitsmanagementsysteem,
in overeenstemming met NEN-EN-ISO/IEC 17020:2004, General criteria for the operation
of various types of bodies performing inspection. Het beoordelen van de instelling
geschiedt door de Raad voor Accreditatie.
4. Eisen ten behoeve van de aanwijzing
4.1 Algemeen
Een instelling dient voor het verkrijgen van een aanwijzing voor nationale certificatieverleningen
aan het ministerie van SZW een positieve beoordeling door de Raad voor Accreditatie
te kunnen overleggen. Deze beoordeling geschiedt tegen bepaalde criteria en met inachtneming
van de werkveldspecifieke invullingen als vermeld in dit WDA&T. De instelling dient
voor de aanwijzing bovendien te voldoen aan de volgende norm voor keuring van liften
in de gebruiksfase: NEN-EN-ISO/IEC 17020: 2004 (zie par. 4.5.5). De interpretatie
van deze norm is gebaseerd op het Warenwetbesluit liften en op besluiten van het CCvDL.
De uitvoering van de keuring van liften in de gebruiksfase dient te geschieden volgens
het Werkveldspecifiek certificatieschema vervolgkeuring liften (Bijlage 3 bij de Warenwetregeling
liften)
Indien de instelling voor de gebruiksfase geaccrediteerd is conform de norm NEN-EN-ISO/IEC
17020:2 004 (alleen type A inspectie-instelling), met inbegrip van eventueel hieronder
gelegen IAF-, EA-, IEC- of andersoortige toepassingsdocumenten, zullen de als dan
reeds beoordeelde punten niet opnieuw inhoudelijk beoordeeld worden. In dat geval
wordt verondersteld dat door de instelling aan de overeenkomstige criteria ten opzichte
van dit document op een minimaal gelijkwaardig niveau is voldaan.
4.2 Aanwijzingskavels
-
1) Keuring van liften vóór de eerste ingebruikname tijdens de bouwfase van een gebouw
of bouwwerk,
-
2) Vervolgkeuring van liften tijdens de bouwfase van een gebouw of bouwwerk,
-
3) Vervolgkeuring van liften na de beëindiging van de bouwfase van een gebouw of bouwwerk,
-
4) Keuring van liften na een herstelling zonder ontwerpwijziging of vervanging door hetzelfde
type van één of meerdere hoofd- en/of veiligheidscomponenten,
-
5) Keuring van liften vóór de ingebruikname na een wijziging.
Deze kavels worden uitgewerkt in het WSCS-Liften.
4.3 Inspectie
Keuring van liften in de gebruiksfase
Het beoordelen van een instelling voor het (her)aanwijzen als CKI voor het afgeven,
weigeren van afgifte, schorsen, opheffen van een schorsing, wijzigen ten nadele van
de certificaathouder en intrekken van een certificaat van goedkeuring van een lift
vindt plaats op basis van de norm NEN-EN ISO/IEC 17020: 2004 (type A). Daarbij moeten
de hierna volgende verbijzonderingen van de volgende normhoofdstukken en -paragrafen
in acht worden genomen.
In relatie tot hoofdstuk 4 Onafhankelijkheid, onpartijdigheid en integriteit:
De CKI moet voldoen aan de criteria als gesteld in hoofdstuk 4, § 2 lid 1 van de norm
NEN-EN ISO/IEC 17020:2004 (type A), met de volgende uitwerkingen:
-
1) de CKI beschikt over een gedragscode (hoe dan ook genaamd) en implementeert deze aantoonbaar
in de organisatie. Iedere werknemer moet deze code kennen en toepassen. In deze gedragscode
komen in ieder geval de volgende elementen aan de orde: onafhankelijkheid, onpartijdigheid
en integriteit;
-
2) de CKI dient situaties waarin haar onafhankelijkheid of onpartijdigheid in gedrang
kan komen te vermijden en zal haar activiteiten op integere, professionele, onafhankelijke
en onpartijdige wijze uitvoeren, zonder zich onder druk te laten zetten om af te wijken
van haar eigen beproefde methoden en procedures of de rapportage van correct behaalde
resultaten;
-
3) de CKI zal haar gegevens, onderzoeksresultaten en andere belangrijke feiten naar beste
weten en kunnen in een rapport correct weergeven;
-
4) de CKI voorkomt strijdigheid van belangen die het beoordelingsvermogen kunnen beïnvloeden;
-
5) de CKI dient de door haar ontvangen informatie strikt vertrouwelijk te behandelen.
Uitwerking van hoofdstuk 8 Personeel
Binnen de instelling zijn functies te onderscheiden waaraan specifieke vakbekwaamheidseisen
worden gesteld. Uit de beschrijving van de organisatie moet blijken dat de betrokken
functionarissen geen functies mogen uitoefenen welke strijdig zijn met de uitoefening
van hun taak.
Als verbijzondering van NEN-EN-ISO/IEC 17020: 2004 hoofdstuk 6 met betrekking tot
organisatie en management en hoofdstuk 8 met betrekking tot personeel, geldt het volgende:
Organisatieschema
In haar organisatieschema/-beschrijving vermeldt de instelling functionarissen en
hun plaatsvervangers, die in relatie tot liftkeuringen conform artikel 17 Warenwetbesluit
liften activiteiten verrichten conform de volgende functiebeschrijvingen:
-
• Bevoegd persoon: Dit is de functionaris die beslist over de toekenning van een certificaat,
het afgeven van een verklaring of een beoordelingsbesluit en goedkeuring van een controleverslag.
-
• Senior inspecteur: Dit is een functionaris die zelfstandig aanvragen en documentatie
controleert, technische constructiedossiers onderzoekt en beoordeelt en keurings-
en inspectiewerkzaamheden verricht.
-
• Inspecteur: Dit is een functionaris die aan de hand van checklijsten en instructies
keurings- en inspectiewerkzaamheden verricht.
Combinaties van functies zijn mogelijk zolang uitvoering van onderzoek of controles
en beslissing over het certificaat of de verklaring gescheiden blijven.
Het staat de instelling vrij aan deze functionarissen andere functiebenamingen toe
te kennen, mits eenduidig een relatie wordt gegeven met de hierboven omschreven functiebenamingen.
Verantwoordelijkheden
In de vastgelegde procedures die de instelling hanteert moet worden aangegeven welke
functies, volgens de onder 6.1 gegeven typering, bevoegd respectievelijk verantwoordelijk
zijn voor de in die procedures beschreven handelingen.
Vakbekwaamheidseisen
Hieronder zijn de vakbekwaamheidseisen vastgelegd voor de aangegeven functies. Deze
eisen (dan wel, naar keuze, evident zwaardere eisen), moeten door de instelling in
haar documentatie zijn vastgelegd.
Voor deze vakbekwaamheidseisen geldt in algemene zin ‘of gelijkwaardig’, waarbij die
gelijkwaardigheid per geval door de instelling gemotiveerd moet zijn vastgelegd en
door de Raad voor Accreditatie zal worden getoetst. Deze toetsing is voor:
-
a) Bevoegd persoon:
HBO-opleiding. grondige kennis vereist van de Richtlijn liften en vigerende procedures
(zie hoofdstuk 4). Globale kennis van hijs- en hefwerktuigen. Algemene kennis en 5
jaar relevante ervaring op het gebied van systeem- en/of productcertificatie/inspectie.
-
b) Senior Inspecteur:
HBO-opleiding. 2 jaar relevante ervaring in engineering en/of onderhoud en/of inspectie
van hijs- en hefwerktuigen. Diepgaande kennis van de Richtlijn Liften en normen op
het gebied van liften. Kennis van kwaliteitssystemen en ervaring in het ‘veiligheidsdenken’.
-
c) Inspecteur:
MBO-opleiding, 2 jaar relevante ervaring in engineering en/of onderhoud en/of inspectie
van hijs- en hefwerktuigen. Kennis van de Richtlijn liften en normen op het gebied
van liften.
Personeelsdossiers
Het feit dat functionarissen voldoen aan de hierboven omschreven vakbekwaamheidseisen
moet blijken uit de personeelsdossiers die de instelling van die functionarissen beheert.
Uitwerking van hoofdstuk 9.1 Voorzieningen en Uitrusting:
-
9.1 Naast de persoonlijke uitrusting die vanuit het Arbeidsomstandighedenbesluit is voorgeschreven,
zal de CKI moeten beschikken over minimaal de hier genoemde benodigde voorzieningen
en uitrusting voor metingen en beproevingen:
-
• Ampèretang;
-
• tachometer, pulsmeter of chronograaf;
-
• isolatieweerstandmeter;
-
• multimeter;
-
• luxmeter;
-
• meetinstrument voor meting van de stijfheid van deuren;
-
• meetinstrument voor meting van de sluitkracht van deuren;
-
• meetinstrument voor meting van de sluitenergie van deuren.
-
9.2 De CKI zorgt er voor dat, waar van toepassing, de middelen zijn gekalibreerd vóór
ingebruikname en vervolgens in overeenstemming met een vastgelegd schema.
Indien de CKI gebruik maakt van voorzieningen van derden, moet zij een gedocumenteerde
werkwijze hanteren, welke borgt dat de gebruikte voorzieningen en uitrusting van derden
ten tijde van de keuring beschikbaar, geschikt en toereikend zijn.
In relatie tot hoofdstuk 10 Inspectiemethoden en procedures:
In dit WDA&T wordt verwezen naar de bij dit WDA&T behorende WSCS-Liften.
In relatie tot hoofdstuk 13 Inspectierapporten en -certificaten:
De CKI dient, naast de bepalingen als gesteld in dit hoofdstuk, op het certificaat
van goedkeuring ook te vermelden de inhoudsbepalingen uit de bij dit WDA&T behorende
werkveldspecifieke certificatieschema’s, alsmede:
het nummer van haar inschrijving bij de Kamer van Koophandel;
het kenmerk van haar aanwijzingsbeschikking.
4.5 Aanwijzingscriteria
De instelling wordt in het kader van haar aanwijzing op grond van hoofdstuk V van
het Warenwetbesluit liften tevens op de volgende criteria getoetst:
-
4.5.1. De instelling en de werknemers die met de keuringen of beoordelingen zijn belast,
voeren deze uit met de grootste mate van beroepsintegriteit.
-
4.5.2. Er is een integriteitbeleid, dat waar nodig in duidelijke voorschriften is uitgewerkt.
Het personeel heeft zich aantoonbaar hieraan geconformeerd.
-
4.5.3. De instelling treedt integer en niet buiten zijn bevoegdheden in de markt op.
-
4.5.4. Het personeel van de instelling is aantoonbaar gebonden aan beroepsgeheim ten aanzien
van al hetgeen het bij de uitoefening van zijn taak in het kader van het besluit ter
kennis is gekomen, behalve tegenover de ter zake bevoegde overheidsinstanties.
-
4.5.5. De aangewezen CKI is bestuursorgaan in de zin van de Algemene wet bestuursrecht en
dient te voldoen aan bestuurswetgeving zoals de Algemene wet bestuursrecht, de Wet
openbaarheid van bestuur en de Archiefwet 1995.
-
4.5.6. De instelling dient te beschikken over een WA-verzekering die voldoende dekking biedt
voor redelijkerwijs te verwachten risico’s.
-
4.5.7. 4.5.7. De instelling dient een procedure te hebben waarin geregeld is dat in geval
van ontdekking van een vermoeden van direct gevaar voor de veiligheid dit ogenblikkelijk
door de betreffende medewerker gemeld wordt, en waarin staat beschreven dat de instelling
zo spoedig mogelijk de belanghebbenden informeert, waaronder indien van toepassing
de betreffende overheidsinstantie.
-
4.5.8. 4.5.8. Bij beëindiging van de activiteiten door de instelling dient deze terstond
de minister van SZW te informeren. De minister van SZW bepaalt wat de (voorheen) aangewezen
of aangemelde aangewezen instelling met de dossiers moet doen, en de (voorheen) aangewezen
of aangemelde aangewezen instelling dient hieraan mee te werken. Dit vrijwaart de
(voorheen) aangewezen instelling niet van eventuele aansprakelijkheid voor fouten
in de door haar uitgevoerde keuringen of beoordelingen.
-
4.5.9. De aangewezen CKI dient de volgende procedures op schrift te hebben gesteld: een
zienswijzeprocedure (afdeling 4.1.2 Awb), een bezwaarschriftprocedure (hoofdstuk 6
en 7 Awb) en een klachtenprocedure (hoofdstuk 9 Awb).
-
4.5.10. De instelling moet zich aantoonbaar laten vertegenwoordigen in het nationale overleg
van de instellingen.
-
4.5.11. Elke aangewezen instelling meldt elke afkeuring van een lift aan de andere aangewezen
instellingen op dat werkveld.
-
4.5.12. Voor zover een sanctie- en maatregelenbeleid voor keuringen van liften in de gebruiksfase
is vastgesteld, dient de CKI zich bij de op te leggen sancties/maatregelen aan dit
sanctie- en maatregelenbeleid te houden. In geval van kennelijke onredelijkheid heeft
de CKI op grond van de Awb de bevoegdheid hier van af te wijken. Afwijking geschiedt
alleen op grond van door de certificaathouder aan te dragen argumenten. De onderbouwing
voor de afwijking wordt opgenomen in het besluit over de opgelegde sanctie. Afwijkingen
worden geregistreerd door de CKI.
-
4.5.13. De instelling gebruikt voor haar rapportages en dossiers de Nederlandse taal. Een
andere taal kan worden gebruikt indien dit doelmatiger is en andere belangen niet
worden geschaad. Alle documenten en registraties in het verkeer met de overheid dienen
in de Nederlandse taal te zijn, tenzij anders met de overheid is overeengekomen.
-
4.5.14. De instelling bewaart de gegevens met betrekking tot de afgifte van certificaten van
goedkeuring tenminste tien jaar in haar administratie.
-
4.5.15. De instelling mag de afgifte van certificaten en de daaraan voorafgaande beoordeling
en beslissing niet uitbesteden.
-
4.5.16. In afwijking van §14 van de NEN-EN-ISO/IEC 17020: 2004: Uitbesteding is niet toegestaan.
Inlenen van personeel is toegestaan mits volledig voldaan wordt aan hoofdstuk 8 van
de NEN-EN-ISO/IEC 17020: 2004.
5. Toezicht op de instelling
In verband met de verplichtingen in het kader van toezicht op de instellingen (CKI’s)
is hoofdstuk V van het Warenwetbesluit liften en artikel 4 van de Warenwetregeling
liften van toepassing.
Ten behoeve van de informatieverzameling dient de instelling kosteloos:
-
1) zich jaarlijks vόόr 1 maart schriftelijk aan SZW te verantwoorden over de rechtmatigheid
en doeltreffendheid van het functioneren op elk werkveld waarvoor de instelling gedurende
het daaraan voorafgaande kalenderjaar door de minister van SZW is aangewezen. In deze
schriftelijke verantwoording worden tenminste de volgende onderwerpen behandeld:
-
a) de door de instelling afgegeven, geschorste, ingetrokken dan wel geweigerde certificaten;
-
b) wijzigingen in de op het werkveld van de instelling betrekking hebbende beoordeling,
reglementen en procedures;
-
c) wijzigingen in de bestuurssamenstelling;
-
d) wijzigingen in de statuten of het huishoudelijk reglement;
-
e) werkzaamheden waarvoor derden zijn ingeleend;
-
f) structurele knelpunten op het werkveld van de instelling die zich in de uitvoeringspraktijk
hebben voorgedaan;
-
g) het gevoerde overleg en de samenwerking op het werkveld met andere instellingen;
-
h) door de instelling ontvangen klachten en de wijze van afhandeling daarvan;
-
i) tegen de beslissingen van de instelling ingediende bezwaren en aangespannen zaken
en de wijze van afhandeling daarvan;
-
j) een financieel verslag betreffende de activiteiten waarvoor de instelling is aangewezen.
-
k) De onder de punten a, b, c, f, g, h en i genoemde informatie dient tevens vóór 1 maart
aan SBCL verstrekt te worden.
-
l) het aantal malen per kalenderjaar dat afgeweken wordt van het sanctie- en maatregelenbeleid,
genoemd in punt 4.5.12.
-
2) mee te werken aan controles door SZW. (In de praktijk betekent dit, dat de controles
door de Inspectie SZW en de Raad voor Accreditatie kunnen worden uitgevoerd.)
-
3) wijzigingen in de situatie die geleid heeft tot het voldoen aan de aanwijzingsnorm
omgaand aan SZW te melden.
-
4) in het kader van hun registratietaak terstond informatie te verstrekken aan SZW wanneer
een certificaat door de instelling is geschorst of ingetrokken.
-
5) informatie te verstrekken aan de Inspectie SZW over de wijze waarop zij certificaten
heeft verstrekt.
-
6) aan te tonen aan SZW dat zij voldoende controleert of certificaathouders blijven voldoen
aan de certificatie-eisen. Uit de jaarlijkse controle door de Raad voor Accreditatie
moet blijken dat steekproeven zijn uitgevoerd.
-
7) SZW en SBCL in te lichten zodra zij voornemens is een of meer van haar taken te beëindigen.
-
8) SZW in te lichten zodra zij een aanvraag indient voor een aanvullende beoordeling
op basis van een wettelijk specifiek schema.
-
9) SZW onverwijld in kennis te stellen van het wegvallen van een geldige overeenkomst
met SBCL.
6. maatregelen
Indien de aangewezen instelling niet meer voldoet aan de eisen in dit schema kan dit
gevolgen hebben voor de aanwijzing. Zie beleidsmaatregel maatregelenbeleid certificering
Arbeidsomstandighedenwet en Warenwet, Stcrt. 2010, nr. 10839 van 14 juli 2010.
BIJLAGE 15, BEHOREND BIJ DE MINISTERIËLE REGELING VAN 19 JULI 2012, NR. G&VW/GW/2012/10964,
HOUDENDE WIJZIGING VAN DE WARENWETREGELING LIFTEN IN VERBAND MET DE GEFASEERDE INVOERING
VAN HET HERZIENE STELSEL VAN CERTIFICATIE (FASE 3)
Bijlage 3 behorend bij artikel 5 Warenwetregeling Liften
Werkveldspecifiek certificatieschema ten behoeve van Het warenwetbesluit liften binnen
het werkveldkeuringen van liftinstallaties
Document: WSCS-Liften Gebruiksfase: 2012, versie 01
Onder beheer van:
SBCL
Dorpsstraat 11
1261 ES Blaricum
www.sbcl.nl
INHOUD
1.
|
|
Inleiding
|
247
|
|
1.1
|
Proces van keuring
|
247
|
|
1.2
|
Verantwoordelijkheden voor de betrokken partijen
|
248
|
|
1.3
|
Geldigheidsduur werkveldspecifiek document
|
249
|
2.
|
|
Verklaring van begrippen
|
250
|
3.
|
|
Werkveldspecifieke kenmerken
|
251
|
|
3.1
|
Betrokken partijen
|
251
|
4.
|
|
Certificatieprocedure
|
252
|
|
4.1
|
Doelstelling
|
252
|
|
4.2
|
Procedure aanvragen van certificaat
|
252
|
|
4.3
|
Certificatieprocedures
|
252
|
|
4.4
|
Beslissing inzake het certificaat
|
252
|
|
4.5
|
Geldigheid van het certificaat
|
252
|
|
4.6
|
Geldigheidscondities van het certificaat
|
253
|
|
4.7
|
Klachtenregeling
|
253
|
|
4.8
|
Bezwaarprocedure
|
254
|
5.
|
|
Toezicht op veiligheid van liftinstallaties
|
255
|
|
5.1
|
Toegang
|
255
|
|
5.2
|
Frequentie van het toezicht
|
255
|
|
5.3
|
De wijze van uitvoering van het toezicht
|
255
|
|
5.4
|
Verslag van bevindingen
|
256
|
|
5.5
|
Maatregelen
|
256
|
6.
|
|
Onderwerp van certificatie
|
256
|
|
6.1
|
Keuring van liften vóór de eerste ingebruikname tijdens de bouwfase van een gebouw
of bouwwerk (bijlage A)
|
256
|
|
6.2
|
Periodieke keuring van een liftinstallatie tijdens de bouwfase van een gebouw of bouwwerk
(bijlage B)
|
257
|
|
6.3
|
Periodieke keuring
|
259
|
|
6.4
|
Keuring na vervanging of herstel en keuring na wijziging
|
261
|
7.
|
|
Eisen
|
263
|
|
7.1
|
Eisen tijdens de bouwfase en vóór de eerste ingebruikname
|
263
|
|
7.2
|
Eisen voor periodieke keuring
|
264
|
|
7.3
|
Eisen voor heringebruikneming
|
264
|
8.
|
|
Toetsmethodiek
|
264
|
|
8.1
|
Toetsmethodiek tijdens de bouwfase
|
264
|
|
8.2
|
Toetsmethodiek voor periodieke keuring
|
264
|
|
8.3
|
Toetsmethodiek voor heringebruikneming
|
264
|
9.
|
|
Het certificaat
|
264
|
|
|
|
|
|
|
Bijlage A
|
265
|
|
|
Bijlage B.
|
265
|
|
|
Bijlage C1
|
273
|
|
|
Bijlage C2
|
281
|
|
|
Bijlage D
|
288
|
|
|
Bijlage E
|
291
|
1. Inleiding
In dit Voorwoord worden, ter informatie aan belanghebbenden, de werking en de context
beschreven waarin het nu voorliggende Werkveldspecifiek Certificatieschema binnen
het werkveld ‘keuring van liften in de gebruiksfase’ functioneert in relatie tot de
norm NEN-EN ISO/IEC 17020:2004.
De Stichting Beheer Certificatie Liften (SBCL) is door het Ministerie van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid (SZW) aangewezen als beheersstichting die binnen het werkveld
‘liftinstallaties’ verantwoordelijk is voor het ontwikkelen en beheren van schema’s
voor aanwijzing en toezicht en van werkveldspecifieke schema’s. Binnen SBCL fungeert
een Centraal College van Deskundigen Liften (CCvDL), waarin belanghebbenden de mogelijkheid
hebben tot deelname aan het opstellen en onderhouden van de hier bedoelde schema’s.
Indien een instelling in de markt wil opereren als Certificerende en Keurende Instelling,
moet zij daartoe worden aangewezen door de Minister van SZW.
Door de Staatssecretaris van SZW zijn op 26 september 2011 twee documenten voor aanwijzing
en toezicht vastgesteld, die bij de beoordelingen en afwegingen voor de aanwijzing
van een (kandidaat) instelling worden toegepast:
-
a. het Werkveldspecifiek Document voor Aanwijzing en Toezicht op de instellingen voor
overeenstemmingsbeoordelingsprocedures volgens de Europese richtlijn liften 95/16/EG.
In dit document worden de normen worden vastgelegd waaraan een Notified Body (NoBo)
dient te voldoen om door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid te worden
aangewezen en aangemeld als instelling die beoordelingen op het gebied van liftinstallaties
in de ontwerp- en productiefase mag verrichten.
-
b. het Werkveldspecifiek Document voor Aanwijzing en Toezicht op de instellingen ten
behoeve van keuringen van liften in de gebruiksfase. In dit document worden de normen
worden vastgelegd waaraan een Certificerende en Keurende Instelling (CKI) dient te
voldoen om door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid te worden aangewezen
als instelling die beoordelingen op het gebied van liftinstallaties in de gebruiksfase
mag verrichten.
Beide documenten maken onderdeel uit van de Regeling van de Staatssecretaris van SZW
van 26 september 2011, nummer G&VW/2011/GW15337 en zijn gepubliceerd in Staatscourant 2011 nummer 18269 –13 oktober 2011. Deze documenten zullen gelijktijdig met het vaststellen van dit
document opnieuw worden vastgesteld.
Een instelling die door de Minister van SZW tot Certificerende en Keurende Instelling
is aangewezen, is gerechtigd en bevoegd om beoordelingen van overeenstemming met de
Europese richtlijn en/of veiligheidskeuringen van liftinstallaties in de gebruiksfase
uit te voeren en certificaten van goedkeuring te verlenen. De eigenaar van een personenlift
die deze lift in bedrijf wil houden, is wettelijk verplicht tot het laten uitvoeren
van periodieke keuringen door een Certificerende en Keurende Instelling. Hij is tevens
wettelijk verplicht om in geval van afkeur de lift buiten bedrijf te stellen totdat
deze na herstel van het gebrek weer is goedgekeurd.
In het nu voorliggende Werkveldspecifiek Certificatieschema (WSCS) wordt het wettelijke
regime van keuring van liftinstallaties in de gebruiksfase specifiek ingericht: vastlegging
van de procedures volgens welke beoordelingen respectievelijk keuringen dienen te
worden uitgevoerd, en de voorwaarden waarbinnen dit dient plaats te vinden. Dit schema
is opgesteld door de Centraal College van Deskundigen Liften (CCvDL), en gebaseerd
op de NEN-EN-ISO/IEC17020:2004 (‘inspection’) en de door EA (European co-operation
for Accreditation) gepubliceerde toelichtingen. Dit WSCS leidt tot rapportages die
op basis van keuring worden gedaan en waarbij als resultaat (na een genomen beslissing
tot goedkeuring) een certificaat wordt verstrekt. Na vaststelling van het Werkveldspecifiek
Certificatieschema door de Minister van SZW (middels statische verwijzing in de regelgeving)
moet het schema door de Certificerende en Keurende Instellingen worden toegepast.
1.1 Proces van keuring
In deze paragraaf worden de rollen beschreven van partijen die bij het keuren van
liftinstallaties in de gebruiksfase betrokken zijn. Daartoe wordt een aantal zaken
onderscheiden en wordt ingegaan op de rollen van partijen in de verschillende fasen
van het proces. Het algemene wettelijke kader is geregeld in de artikelen 7 en 7a
t/m 7e van de Warenwet en in het Warenwetbesluit liften.
Verplichting tot keuren
Om aan te tonen dat de staat van de liftinstallatie voldoet aan de minimale veiligheidseisen,
dient de installatie op grond van de Warenwetgeving onderzocht en beproefd te worden.
In het certificatieschema voor het keuren van liften onderscheidt men in de gebruiksfase
vijf trajecten:
-
a. keuring vóór ingebruikneming van liften in de bouwfase van een gebouw of bouwwerk.
-
b. periodieke keuring van liften tijdens de bouwfase van een gebouw of bouwwerk.
-
c. periodieke keuring van liften tijdens de gebruiksfase van een gebouw of bouwwerk.
-
d. (incidentele) keuring na herstel of gedeeltelijke vervanging van liften in de gebruiksfase
van een gebouw of bouwwerk,
-
e. (incidentele) keuring na wijziging van liften in de gebruiksfase van een gebouw of
bouwwerk.
Waar in de Engelstalige versie van de normen wordt gesproken over ‘inspection’, is
dit woord in het Nederlands vertaald met ‘keuring’.
De instelling die is aangewezen door de Minister van SZW om keuringen te mogen verrichten
en certificaten van goedkeuring te mogen afgeven in de gebruiksfase, wordt ‘Certificerende
en Keurende Instelling’ genoemd (hierna: CKI).
Keuring vóór de eerste ingebruikname tijdens de bouwfase van een gebouw of bouwwerk
of na een herstel of wijziging
Een liftinstallatie die gebruikt wordt tijdens de bouwfase van een gebouw of bouwwerk
moet gekeurd worden zodra deze in gebruik wordt genomen of wanneer deze tijdens de
bouwfase is hersteld of gewijzigd. De grond voor de keuring van liftinstallaties
ligt besloten in het Warenwetbesluit liften.
Deze keuring kan alleen worden uitgevoerd door een instelling die conform het Werkveldspecifiek
Document voor Aanwijzing en Toezicht op de instellingen ten behoeve van keuringen
van liften in de gebruiksfase is aangewezen door de Minister van SZW.
Periodieke keuring
In de gebruiksfase wordt een liftinstallatie gekeurd en gecertificeerd middels een
periodieke keuring, teneinde vast te stellen of de liftinstallatie op dat moment van
keuren voldoet aan de aan die lift te stellen eisen. Deze keuring is voorgeschreven
voor apparatuur waarvan verwacht mag worden dat deze tijdens het gebruik aan slijtage
onderhevig is of anderszins achteruitgaat op het gebied van veiligheid. De grond voor
de keuring van liftinstallaties ligt besloten in het Warenwetbesluit liften.
Deze periodieke keuring kan alleen worden uitgevoerd door een instelling die conform
het Werkveldspecifiek Document voor Aanwijzing en Toezicht op de instellingen ten
behoeve van keuringen van liften in de gebruiksfase is aangewezen door de Minister
van SZW.
Het keuringsinterval voor de periodieke keuringen is vastgesteld in het Warenwetbesluit
liften (waarin deze keuring een ‘vervolgkeuring’ wordt genoemd).
Het CCvDL geeft, op basis van de risicoanalyse, in het werkveldspecifieke schema aan
op welke wijze de CKI’s dienen te keuren en welke gegevens zij dienen vast te leggen.
Partijen dienen zich aan de verplichtingen van dit werkveldspecifieke schema te houden.
1.2 Verantwoordelijkheden voor de betrokken partijen
CKI
-
• Keuren van liftinstallaties conform het werkveldspecifieke certificatieschema en de
daarin opgenomen normen en eisen.
-
• Afgeven van een keuringsrapport en (na genomen beslissing tot goedkeuring) afgeven
van een certificaat van goedkeuring op de installatie conform het werkveldspecifieke
certificatieschema.
-
• Aanbrengen van een kenmerk in de kooi conform het werkveldspecifieke certificatieschema.
-
• Behandelen van klachten en verzoeken om herziening tegen haar beslissingen.
-
• Afsluiten van een overeenkomst met de beheersstichting.
Centraal College van Deskundigen
-
• Opstellen, uitwerken, motiveren, beheren, onderhouden en (periodiek) evalueren van
werkveldspecifieke certificatieschema’s in de gebruiksfase.
-
• Opstellen en onderhouden van de risicoanalyse, teneinde de afbreukcriteria up-to-date
te houden.
-
• Beoordelen van en adviseren over interpretaties van werkveldspecifieke certificatieschema’s
bij verschil van inzicht in de gebruiksfase.
Beheersstichting
-
• Faciliteren van partijen om deel te nemen aan het CCvDL en er voor zorgen dat de coördinerende
functie van het CCvDL niet wordt belemmerd.
-
• Coördineren en faciliteren van werkveldoverleg tussen de CKI’s.
-
• Ter beschikking stellen van werkveldspecifieke certificatieschema’s in de gebruiksfase.
-
• Afsluiten van een overeenkomst met elke instelling die voor aanwijzing door SZW in
aanmerking komt.
-
• Bijhouden van een openbaar register van relevante informatie over op dit schema aangewezen
instellingen.
-
• Afsluiten van een convenant met het Ministerie van SZW.
Certificaathouder
-
• Dient zich te houden aan de gestelde eisen in het kader van het werkveldspecifieke
certificatieschema.
-
• Dient mee te werken aan alle vormen van toezicht in het kader van het werkveldspecifieke
certificatieschema.
-
• Dient aan de CKI de kosten te voldoen die gemaakt zijn bij het beoordelen en toezicht
houden.
1.3 Geldigheidsduur werkveldspecifiek document
Een werkveldspecifiek certificatieschema wordt vastgesteld voor onbepaalde duur. Het
CCvDL heeft de plicht, periodiek een evaluatie van de werking van het schema uit te
voeren. Het CCvDL kan aan de Minister van SZW een voorstel voor herziening van het
werkveldspecifieke schema doen.
Ook is het mogelijk dat de Minister van SZW wijzigingen wenst aan te brengen in het
werkveldspecifieke certificatieschema. Een voorstel daartoe legt de minister voor
aan het CCvDL, met het verzoek dit nader uit te werken.
In de hoofdstukken 6 t/m 9 van het nu voorliggende certificatieschema worden de criteria
beschreven die gelden voor een certificaat voor producten in het werkveld ‘keuren
van liftinstallaties’. Beschreven wordt achtereenvolgens:
-
• het onderwerp van de certificatie (hoofdstuk 6);
-
• de inhoudelijke eisen (inclusief de geldigheidscondities) die gelden voor het certificeren
(hoofdstuk 7);
-
• de wijze waarop het voldoen aan de eisen wordt beoordeeld en gerapporteerd (hoofdstuk
8);
-
• te stellen eisen aan de inhoud van het certificaat (hoofdstuk 9).
Dit werkveldspecifieke certificatieschema (WSCS) voor het keuren van liften is opgesteld
door het Centraal College van Deskundigen Liften.
Het betreft het keuren van:
-
• liftinstallaties tijdens de bouwfase van een gebouw of bouwwerk,
-
• liftinstallaties in de gebruiksfase van een gebouw of bouwwerk.
Dit schema is vastgesteld door de Minister van SZW middels een statische verwijzing
krachtens het Warenwetbesluit liften. Dit vastgestelde schema vervangt eerdere versies.
Dit WSCS wordt beheerd door de Stichting Beheer Certificatie Liften.
Opmerkingen over of aanmerkingen op dit document kunnen worden ingediend bij het
Centraal College van Deskundigen Liften
p/a Stichting Beheer Certificatie Liften
Dorpsstraat 11
1261 ES Blaricum
info@sbcl.nl
www.sbcl.nl
Kamer van Koophandel: 30179645.
2. Verklaring van begrippen
Begrip of afkorting
|
:
|
Betekenis
|
Aangewezen aangemelde instelling
(NoBo)
|
:
|
De instelling die door de Minister van SZW krachtens wettelijk voorschrift is aangewezen
en door het Ministerie van SZW bij de Commissie van de Europese Gemeenschappen is
aangemeld als instelling die bevoegd is om binnen de EER geldige certificaten of verklaringen
af te geven.
|
Aangewezen instelling
(CKI)
|
:
|
De instelling die door de Minister van SZW krachtens wettelijk voorschrift is aangewezen
als instelling die bevoegd is om nationaal geldende certificaten af te geven.
|
Aanvrager van een
certificaat
|
:
|
De (rechts-)persoon die bij de instelling een aanvraag doet voor het afgeven van een
certificaat.
|
Aanwijzing
|
:
|
Aanwijzing van een instelling bij of krachtens wettelijk voorschrift door de Minister
van SZW.
|
Accreditatie
|
:
|
Bevestiging van een daartoe geautoriseerde instantie, dat een conformiteitbeoordelende
instelling onderbouwd heeft aangetoond dat zij competent is, bepaalde conformiteitbeoordelende
taken uit te voeren.
|
Beheersstichting
(BHST)
|
:
|
Stichting die een wettelijk certificatiereglement beheert
|
Beoordeling
|
:
|
(Initiële of her-) Beoordeling door de nationale accreditatie-instantie van instellingen
op basis van het door de Minister van SZW vastgestelde WDA&T, op grond waarvan de
nationale accreditatie-instantie schriftelijk rapporteert of de instelling competent
is om wettelijk verplichte certificaten af te geven. Bij het vaststellen van het WDA&T
door de Minister van SZW wordt zoveel mogelijk aangesloten bij internationale systematiek
en normen.
|
Centraal College van Deskundigen Liften (CCvDL)
|
:
|
Het college, onderdeel van en gefaciliteerd door de beheersstichting SBCL, dat belanghebbende
partijen bij liftinstallaties de mogelijkheid biedt tot deelname aan het opstellen
en onderhouden van werkveldspecifieke documenten en dat op zodanige wijze is samengesteld
dat sprake is van een evenwichtige en representatieve vertegenwoordiging van deze
partijen.
|
Certificaat (van goedkeuring)
|
:
|
Een document in de zin van artikel 17a, eerste lid Warenwetbesluit liften.
|
Certificaathouder
|
:
|
De (rechts-)persoon die als eigenaar van een liftinstallatie in het bezit is van een
geldig wettelijk verplicht certificaat.
|
Certificatiebeslisser
|
:
|
Functionaris van de CKI die beslist over de toekenning van een certificaat en de goedkeuring
van een controleverslag.
|
Certificatieproces
|
:
|
Alle activiteiten via welke een CKI beoordeelt en besluit of een liftinstallatie voldoet
en blijft voldoen aan de vigerende regelgeving zoals opgenomen in het werkveldspecifieke
certificatieschema respectievelijk in de normen.
|
Certificatieregeling
|
:
|
Het geheel van documenten dat dient om uitvoering te geven aan de wettelijk voorgeschreven
certificatie van liftinstallaties.
|
Certificatiereglement
|
:
|
Bepalingen voor de uitvoering van het certificatieproces en de relaties tussen certificaathouder
en CKI.
|
Certificatieschema
|
:
|
Het totaal aan bepalingen en processen die dienen om te komen tot afgifte van een
certificaat.
|
Certificatiesysteem
|
:
|
Set van procedures en middelen, benodigd om het certificatieproces uit te voeren.
|
Certificerende en keurende instelling (CKI)
|
:
|
Zie ‘Aangewezen instelling’
|
Controle
|
:
|
Periodieke beoordeling van de CKI door de nationale accreditatie-instantie van CKI’s
tegen de voor beoordeling geldende regels van de minister als opgenomen in het WDA&T.
|
Inspecteur
|
:
|
Functionaris die aan de hand van checklijsten en instructies keurings- en inspectiewerkzaamheden
verricht.
|
Inspectie SZW
|
:
|
Toezichthouder van de minister van SZW.
|
Instelling
|
:
|
De rechtspersoon die door de Minister van SZW is aangewezen als organisatie die bevoegd
is om een certificaat af te geven.
|
Keuring
|
:
|
Onderzoek op basis van deskundige beoordeling van een product en vaststelling van
de overeenstemming daarvan met algemene eisen.
|
Notified Body (NoBo)
|
:
|
Zie ‘Aangewezen aangemelde instelling’
|
Risicoanalyse
|
:
|
Analyse waaruit de motivatie voor de te maken keuzes in het werkveldspecifieke probleemgebied
blijkt, op te nemen in het betreffende werkveldspecifieke certificatieschema.
|
Stichting Beheer Certificatie Liften (SBCL)
|
:
|
De door de Minister van SZW aangewezen beheersstichting voor liften.
|
Toezicht
|
:
|
Het verzamelen van informatie over de vraag of een handeling of zaak voldoet aan de
daaraan gestelde eisen, het zich daarna vormen van een oordeel daarover en het eventueel
naar aanleiding daarvan interveniëren.
|
Urgentiecode
|
:
|
De klassering die wordt toegekend aan een constatering die in het keuringsrapport
wordt vermeld. Deze klassering is afhankelijk van het niveau van risico voor ongevallen
ten gevolge van de betreffende constatering.
|
Werkveld
|
:
|
De keuring van liften in de gebruiksfase.
|
Werkveldspecifiek certificatieschema (WSCS)
|
:
|
Een document dat door de Minister van SZW is vastgesteld, waarin wordt vastgelegd
aan welke criteria de uitvoering van keuringen dient te voldoen.
|
WSCS-Liften
|
:
|
Werkveldspecifiek Certificatieschema ten behoeve van het warenwetbesluit liften binnen
het werkveld keuringen van liftinstallaties in de gebruiksfase.
Documentnaam: WSCS-Liften Gebruiksfase: 2012, versie 01.
|
Werkveldspecifiek document voor aanwijzing en toezicht (WDA&T)
|
:
|
Een document dat door de Minister van SZW is vastgesteld, waarin wordt vastgelegd
aan welke criteria instellingen dienen te voldoen om door de Minister van SZW te worden
aangewezen en onder welke voorwaarden deze aanwijzing van een instelling plaatsvindt.
|
WDAT-Liften
Handelsfase
|
:
|
Werkveldspecifiek document voor Aanwijzing en Toezicht op de instellingen voor overeenstemmingsbeoordelingsprocedures
voor de richtlijn 95/16/EG – Liften.
Documentnaam: WDAT-Liften Handelsfase: 2012, versie 01.
|
WDAT-Liften
Gebruiksfase
|
:
|
Werkveldspecifiek document voor Aanwijzing en Toezicht op de instellingen ten behoeve
van keuringen van liften in de gebruiksfase. Documentnaam: WDAT-Liften Gebruiksfase:
2012, versie 01.
|
3. Werkveldspecifieke kenmerken
Om het maatschappelijke belang, i.c. veiligheid van liftinstallaties, te waarborgen,
is door de overheid gekozen voor een wettelijk verplichte regeling voor de borging
van de veiligheid van liftinstallaties.
Beschrijving schema
Dit WSCS-Liften Gebruiksfase is door het CCvD voorgesteld en door de Minister van
SZW vastgesteld middels een statische verwijzing krachtens het Warenwetbesluit liften.
De Minister van SZW kan na overleg met de beheersstichting wijzigingen aanbrengen
in de vastgestelde documenten. Dit vastgestelde document vervangt alle voorgaande
versies.
3.1 Betrokken partijen
Bij het tot stand komen van dit document zijn betrokken geweest:
-
• Stichting Beheer Certificatie Liften
-
• Centraal College van Deskundigen Liften
-
• Ministerie van SZW
-
• Certificerende en Keurende Instellingen (CKI’s)
-
• Eigenaren/beheerders van lifinstallaties
-
• Fabrikanten, installateurs en onderhoudsfirma’s van liftinstallaties
-
• Werknemers binnen de liftindustrie
1.1 Risicoanalyse
Het Europees Parlement en de Nederlandse overheid hebben vastgesteld dat een liftinstallatie
een werktuig is dat potentieel gevaren kan opleveren voor personen die deze installatie
gebruiken of daaraan werkzaamheden verrichten of daarin aanwezig zijn. Onvolkomenheden
of mankementen in de liftinstallatie kunnen leiden tot een storing die verwonding,
invaliditeit of overlijden tot gevolg kan hebben. In het bijzonder kan worden genoemd
het risico dat:
-
− passagiers en/of onderhouds- of inspectiepersoneel vanuit of vanaf de lift in de schacht
vallen,
-
− personen vanaf de verdiepingsvloer in de schacht vallen,
-
− personen bekneld raken tussen een liftonderdeel en de schachtwand,
-
− onderhouds- of inspectiepersoneel in de schachtput of schachtkop bekneld raakt,
-
− de lift bediend wordt door niet-deskundige personen,
-
− de lift een ongecontroleerde of onbedoelde opwaartse of neerwaartse beweging maakt.
Om deze risico’s zo klein mogelijk te laten zijn, dienen ontwerp, functioneren en
onderhoud van een liftinstallatie of onderdelen daarvan aan strenge eisen te voldoen.
Deze eisen, gebaseerd op van overheidswege gemaakte risicoanalyses, zijn vastgelegd
in een veelomvattend stelsel van normen en regelgeving en hebben betrekking op technische
aspecten, veiligheid en gezondheid en preventie van risico’s. Verwezen mag onder andere
worden naar de motivatie van respectievelijk de door het Europees Parlement vastgestelde
Richtlijn liften 95/16/EG, de Richtlijn machines 2006/42/EG, de Richtlijn gebruik
arbeidsmiddelen 2009/104/EG, de Nederlandse Arbeidsomstandighedenwet, de Warenwet
en het Warenwetbesluit liften en de relevante normen voor liften.
Teneinde te bevorderen dat een liftinstallatie veilig functioneert, veilig blijft
functioneren en risico’s worden geminimaliseerd dient:
-
• een veiligheidscomponent in de ontwerp- en productiefase aan relevante Europese richtlijnen
te voldoen en volgens de Richtlijn liften 95/16/EG te worden gecertificeerd,
-
• een lift in de ontwerp- en productiefase aan relevante Europese richtlijnen te voldoen
en volgens de Richtlijn liften 95/16/EG te worden gecertificeerd,
of, bij zelfcertificatie van producten, dient:
En in de gebruiksfase dient
De certificering of beoordeling in de ontwerp- en productiefase wordt uitgevoerd door
een NoBo. De keuring en het (na genomen beslissing tot goedkeuring) afgeven van een
certificaat van goedkeuring in de gebruiksfase wordt uitgevoerd door een CKI.
De resultaten van de risicoanalyses die ten grondslag liggen aan de regelgeving worden
door de beheersstichting gebruikt om de vereiste keuringen uit te laten voeren aan
de hand van specifieke certificatieschema’s.
4. Certificatieprocedure
4.1 Doelstelling
In dit hoofdstuk worden de procedures beschreven die van belang zijn voor het juist
toepassen van het relevante certificatieschema. Hierbij moet gedacht worden aan onder
meer de procedure van aanvraag, de condities met betrekking tot de keuring, de procedures
bij het uitvoeren van keuringen en de afgifte van het certificaat, de afhandeling
van klachten en het indienen en behandelen van verzoeken om herziening.
4.2 Procedure aanvragen van certificaat
Een aanvrager die een certificaat van goedkeuring wil verkrijgen dient bij een CKI
(zie daartoe www.sbcl.nl) en in overeenstemming met deze certificatieprocedure een aanvraag in tot het uitvoeren
van een certificatieproces. Vervolgens verstrekt deze CKI aan deze aanvrager informatie
over de gang van zaken bij de afhandeling van de aanvraag.
4.3 Certificatieprocedures
De CKI dient door het Ministerie van SZW te zijn aangewezen voor het uitvoeren van
een certificatieproces en/of keuring met certificatie, en een samenwerkingsovereenkomst
te hebben gesloten met de Stichting Beheer Certificatie Liften (SBCL).
Daarnaast is deze CKI verplicht, de aanvrager aantoonbaar te informeren over de regels,
voorwaarden en procedures die verband houden met het afgeven van een certificaat.
In het kader van het proces van het keuren van een liftinstallatie gelden de voorwaarden
en procedures als vermeld in hoofdstuk 6.
4.4 Beslissing inzake het certificaat
De CKI moet beschikken over vastgelegde procedures voor het afgeven van een certificaat.
De beslissing betreffende het afgeven van een certificaat wordt genomen door een functionaris
van de CKI die daartoe is gekwalificeerd en aangesteld conform het kwaliteitssysteem
van de CKI en de procedures als vermeld in hoofdstuk 6.
Aan de hand van de uitkomst van zijn keuring zal de CKI binnen een tussen partijen
overeengekomen termijn een rapport opmaken en een besluit nemen betreffende het al
dan niet verlenen van het certificaat en hier binnen een tussen partijen overeengekomen
termijn nadere invulling aan geven.
4.5 Geldigheid van het certificaat
Een certificaat van goedkeuring is slechts een bewijs dat de installatie op het moment
van keuren voldoet aan de aan die installatie gestelde eisen. Een volgende keuring
dient plaats te vinden binnen de keuringsintervallen die bij wet zijn vastgesteld.
De certificaathouder kan aan het certificaat geen andere rechten ontlenen dan het
kunnen aantonen dat de installatie op het moment van keuren voldoet (voldeed) aan
de aan die installatie gestelde eisen.
4.6 Geldigheidscondities van het certificaat
Met betrekking tot de geldigheid van een certificaat worden condities gesteld. Indien
niet (meer) wordt voldaan aan deze condities, kan dit tot gevolg hebben dat de installatie
niet meer in bedrijf mag zijn alvorens deze opnieuw is goedgekeurd.
De keuringscriteria, de lijst van inspectiepunten, de condities waaraan voldaan moet
worden en de consequenties van het niet-voldoen zijn opgenomen in de Bijlagen A t/m
E.
4.7 Klachtenregeling
4.7.1 Klachten over de CKI
Een adequate behandeling van klachten is belangrijk voor het creëren van vertrouwen
in certificatie en belangrijk voor de bescherming van zowel de certificaathouders
als de gebruikers van certificaten.
Aan een CKI worden onder meer de volgende eisen gesteld: Een openbaar toegankelijke
klachtenprocedure dient aanwezig te zijn. Deze klachtenprocedure bevat minimaal het
volgende: een beschrijving van het proces van ontvangen, onderzoeken en beoordelen
van de klacht; de wijze van volgen van de klacht en acties als vervolg daarop; en
de wijze waarop wordt verzekerd dat correctieve acties worden uitgevoerd.
De beslissing over de reactie op de klacht dient te worden genomen door personen die
niet betrokken zijn bij het onderwerp van de klacht. Indieners van klachten dienen,
indien mogelijk, op de hoogte te worden gehouden van de ontvangst van de klacht, de
voortgang van behandeling en de uitkomst.
4.7.2 Klachten over het bedrijf of de persoon
Indien de CKI klachten van derden, zoals een opdrachtgever, ontvangt over het voldoen
aan dit schema door het bedrijf of de persoon die een aanvraag voor het certificaat
heeft ingediend of certificaathouder is, dient de CKI de klager te verwijzen naar
het bedrijf of de persoon. De CKI dient de klacht te betrekken bij de eerstvolgende
beoordeling bij het betreffende bedrijf of de betreffende persoon.
Echter, indien het naar de mening van de CKI een ernstige klacht betreft, dient de
CKI, naast de behandeling door het bedrijf of de persoon, zelf ook direct te beoordelen
of de klacht gevolgen dient te hebben voor de beslissing m.b.t. certificatie. In dat
geval dient de CKI af te wegen of het gewenst is een extra beoordeling uit te voeren.
De kosten van deze extra beoordeling komen in beginsel voor rekening van de certificaathouder.
4.7.3 Klachtenregeling
Inleiding
In deze werkinstructie wordt de afhandeling van een klacht besproken. Voor iedere
afzonderlijke klacht wordt een apart klachtenformulier ingevuld.
Werkwijze
Wanneer iemand probeert een klacht telefonisch of mondeling te melden, wordt aan hem/haar
gevraagd deze schriftelijk te verwoorden. Als een klacht schriftelijk binnenkomt wordt
deze meteen naar de kwaliteitsmanager gebracht en indien de klachtafhandelaar duidelijk
is krijgt hij/zij meteen een kopie van de klacht.
De kwaliteitsmanager registreert de klacht op een klachtenformulier en stelt de directeur
CKI op de hoogte van de klacht. De directeur van de CKI wijst de klachtafhandelaar
aan. De kwaliteitsmanager vermeldt de klachtafhandelaar op het klachtenformulier en
brengt de klachtafhandelaar schriftelijk op de hoogte van de klacht. De klachtafhandelaar
informeert de indiener van de klacht schriftelijk over de ontvangst van de klacht.
Eenvoudige zaken
Klachtafhandelaar stuurt klacht door naar betrokken bedrijf/persoon; stelt indiener
op de hoogte legt dossier aan tbv voortgangsbewaking en meenemen afhandeling klacht
door bedrijf/persoon bij eerstvolgende beoordeling.
Ernstige klachten
Klachtafhandelaar beoordeelt de klacht en stelt vast of de klacht een incident betreft
of dat de klacht moet leiden tot een aanpassing in de werkwijze.
Indien het een incident betreft, wordt de indiener daarvan op de hoogte gesteld. De
klachtafhandelaar bedenkt samen met de indiener binnen drie weken na het indienen
van de klacht een oplossing voor de afhandeling en betrekt bedrijf/persoon hierbij.
De oplossing zoals die met de indiener is besproken wordt vastgelegd op het klachtenformulier.
Hier wordt tevens vermeld dat het gaat om een incident.
Indien de klacht een aanpassing van de werkwijze vergt bedenkt de klachtafhandelaar
binnen 10 dagen een verbetervoorstel en bespreekt dit met de kwaliteitsmanager en
betrekt bedrijf/persoon hierbij. Het verbetervoorstel moet een structurele verbetering
inhouden van de werkwijze. Het verbetervoorstel wordt ingevuld op het klachtenformulier.
De klachtafhandelaar stelt de indiener op de hoogte van de afhandeling van de klacht.
De kwaliteitsmanager maakt de gewijzigde werkwijze bekend.
De kwaliteitsmanager start, indien nodig, een vervolgonderzoek naar de invoering van
het verbetervoorstel. De bevindingen worden vastgelegd op het klachtenformulier. Het
klachtenformulier wordt gearchiveerd.
4.8 Bezwaarprocedure
4.8.1 Inleiding
Onderstaand worden de stappen beschreven die nodig zijn voor het afhandelen van een
bezwaarschrift. Een dergelijk bezwaarschrift kan bijvoorbeeld ingediend worden tegen
besluiten van de CKI inzake het niet (opnieuw) verlenen, schorsen of intrekken van
een certificaat.
4.8.2 Werkwijze
Algemeen:
Een door of namens de CKI genomen besluit, dat is een definitieve uitslag of eindoordeel,
wordt schriftelijk ter kennis van de belanghebbende gebracht. Onder een besluit wordt
tevens verstaan het weigeren te beslissen of het niet tijdig nemen van een beslissing.
De CKI stelt de belanghebbende in haar correspondentie in kennis van de mogelijkheid
van het indien van een bezwaarschrift door middel van de volgende clausule:
‘Ingevolge de CKI procedure ‘bezwaarschriftprocedure’ kan door een belanghebbende
met betrekking tot dit besluit een bezwaarschrift ingediend worden. Daartoe moet
binnen zes weken na de datum van verzending van het besluit een bezwaar worden ingediend
bij de CKI. In het bezwaarschrift moet gemotiveerd worden aangegeven waarom het gegeven
besluit niet juist gevonden wordt. Verzocht wordt bij het bezwaarschrift een kopie
van het bestreden besluit toe te voegen.’
Het bezwaarschrift dient in ieder geval de volgende elementen te bevatten:
Het bezwaar wordt niet-ontvankelijk verklaard:
indien niet aan de gestelde termijn van indienen wordt voldaan. Dit geldt niet als
de indiener aantoont dat hij redelijkerwijs niet in verzuim is geweest
in andere gevallen dan genoemd onder a, als geen gebruik gemaakt wordt van de door
de CKI geboden gelegenheid tot verzuimherstel
het bezwaar wordt verder niet-ontvankelijk verklaard als het, bij het niet van toepassing
zijn van een termijn, onredelijk laat wordt ingediend. Dit geldt uitsluitend wanneer
het bezwaar betrekking heeft op het niet tijdig nemen van een besluit.
Het bezwaarschrift schort de werking van het besluit niet op.
Het bezwaarschrift leidt tot heroverweging van het besluit waartegen het is gericht.
4.8.3 Procedure
De CKI neemt kennis van het bezwaarschrift en bevestigt binnen twee weken de ontvangst.
De CKI biedt gelegenheid tot het horen van de indiener.
Het bezwaarschrift wordt gemeld bij de kwaliteitsmanager die het bezwaar registreert.
Het horen betreft met name de vakinhoudelijke aspecten die geleid hebben tot het besluit
en dient binnen in beginsel zes weken na het vaststellen dat een hoorprocedure aan
de orde is, plaats te vinden.
Het horen kan geschieden door de CKI of door een of meer door de CKI benoemde ter
zaken kundige. Het horen geschiedt door een persoon of personen die niet betrokken
is/zijn geweest bij de voorbereiding van het besluit, en geen binding hebben met de
belanghebbende.
Het horen geschiedt op een door de CKI te bepalen tijdstip binnen de gangbare kantooruren.
Relevante stukken kunnen tot 10 dagen voor de hoorzitting worden ingediend en liggen
gedurende een week voor de zitting ter inzage.
Van het horen wordt afgezien indien het verzoek om herziening kennelijk niet-ontvankelijk
of kennelijk ongegrond is, inmiddels aan het verzoek is tegemoetgekomen, of indien
belanghebbende verklaart hiervan geen gebruik te maken.
Van het horen wordt een verslag gemaakt. Het verslag wordt bij de beslissing op het
bezwaar om herziening gevoegd.
De hoorcommissie brengt tevens advies aan de CKI.
4.8.4 Beslissing op het bezwaarschrift
De CKI beslist aan de hand van de haar ter beschikking staande gegevens binnen zes
weken, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift
is verstreken. De beslistermijn kan eenmaal met ten hoogste 6 weken worden verlengd.
Daarna kan de termijn slechts met toestemming van de belanghebbende worden verlengd.
De CKI zal, bij het gegrond verklaren van het bezwaar, de beslissing herroepen en
een nieuwe beslissing ter zake nemen. Van haar beslissing op het bezwaar zal de CKI
de onderbouwing en motivering aan belanghebbende meedelen.
4.8.5 Bestuursrechter
Indien de inhoud of strekking van de nieuwe beslissing de belanghebbende hiertoe aanleiding
geeft, dient hij zich in voorkomend geval te wenden tot de bestuursrechter. De CKI
zal de belanghebbende in haar beslissing op bezwaar wijzen op deze mogelijkheid.
5. Toezicht op de veiligheid van liftinstallaties
In de gebruiksfase van een liftinstallatie is de eigenaar van die installatie wettelijk
verplicht tijdig een keuring te laten uitvoeren. Het doel van deze keuring is, de
blijvende veiligheid van de installatie te beoordelen. In dit hoofdstuk wordt beschreven
hoe het toezicht op de veiligheid van een liftinstallatie door een CKI dient te worden
ingericht.
5.1 Toegang
Voor het houden van toezicht is het noodzakelijk dat de CKI zich toegang kan verschaffen
tot het product en de gegevens over het product. Afhankelijk van de situatie wordt
bepaald, welke informatie benodigd is en door of namens de eigenaar ter beschikking
moet worden gesteld. Detaillering hiervan is aangegeven in de bijlagen A t/m E van
dit document. Degene die een keuring aanvraagt dient ten behoeve van het toezicht,
de toegang tot de liftinstallatie mogelijk te maken en alle relevante informatie te
verstrekken.
5.2 Frequentie van het toezicht
Een keuring in de gebruiksfase wordt uitgevoerd door een CKI. De frequentie van de
keuringen is vastgelegd in het Warenwetbesluit liften.
5.3 De wijze van uitvoering van het toezicht
De wijze van uitvoering van het toezicht wordt bepaald in de van toepassing zijnde
bijlagen A t/m E van dit document.
5.4 Verslag van bevindingen
De CKI stelt een verslag op van haar bevindingen tijdens het toezicht. Dit verslag
wordt ter beschikking gesteld aan de eigenaar van de gekeurde installatie. Deze kan
tegen de hieruit voortvloeiende beslissing een verzoek om herziening indienen (zie
hiervoor het WDAT-Liften Gebruiksfase).
Het keuringsverslag bevat minimaal de volgende gegevens:
-
a. soort document, met uniek identificatienummer,
-
b. identificatie van de CKI, met aanwijzingsgegevens,
-
c. identificatie van de inspecteur,
-
d. identificatie van de opdrachtgever,
-
e. omvang van de keuringsopdracht,
-
f. datum (data) van uitvoering de keuring
-
g. identificatie van de gekeurde installatie, en indien van toepassing identificatie
van specifieke gekeurde componenten,
-
h. informatie over zaken die niet volgens de oorspronkelijke opdracht zijn uitgevoerd,
-
i. identificatie of korte beschrijving van de beoordelingspunten, gebruikte keuringsmethoden
en keuringsprocedures, inclusief eventuele afwijkingen, toevoegingen of uitsluitingen
van deze methoden en procedures,
-
j. identificatie van de gebruikte meet- of testapparatuur,
-
k. het gehanteerde certificatieschema, met kenmerk en beheerder daarvan,
-
l. een eenduidige beschrijving van de geconstateerde tekortkoming(en) en aandachtspunten,
-
m. de eenduidige conclusie op basis van de keuring (goedgekeurd of afgekeurd),
-
n. de opmerking dat het keuringsverslag alleen volledig vermenigvuldigd mag worden, doch
slechts met toestemming van de CKI en de opdrachtgever,
-
o. een verwijzing naar de gehanteerde klachtenregeling en de mogelijkheid tot verzoek
om herziening,
-
p. de mogelijkheid om contact met de instelling op te nemen.
5.5 Maatregelen
Indien blijkt dat een installatie niet of niet meer voldoet aan de eisen of normen
waaraan een CKI die installatie heeft getoetst, zal de CKI geen certificaat van goedkeuring
afgeven.
De CKI informeert de Inspectie SZW onmiddellijk en rechtstreeks over geconstateerde
situaties bij installaties of werkzaamheden die door een afgegeven of nog af te geven
certificaat worden gereguleerd en door welke de veiligheid of de gezondheid van personen
ernstig in gevaar wordt gebracht. In dit geval stelt de CKI de installatie buiten
werking en vergrendelt deze.
Een afkeur van een brandweerlift wordt in alle gevallen door de CKI gemeld aan de
Inspectie SZW en aan de brandweer in de betreffende veiligheidsregio.
6. Onderwerp van certificatie
Het voorliggende certificatieschema is van toepassing op de volgende keuringen:
-
• keuring van liften vóór de eerste ingebruikname tijdens de bouwfase van een gebouw
of bouwwerk (6.1);
-
• periodieke keuring van liften tijdens de bouwfase van een gebouw of bouwwerk (6.2);
-
• periodieke keuring van liften tijdens de gebruiksfase van een gebouw of bouwwerk (6.3);
-
• keuring van liften na een herstelling zonder ontwerpwijziging of vervanging van één
of meer hoofd- en/of veiligheidscomponenten door hetzelfde type (6.4.1);
-
• keuring van liften vóór de ingebruikname na een wijziging (6.4.2).
6.1 Keuring van liften vóór de eerste ingebruikname tijdens de bouwfase van een gebouw
of bouwwerk (bijlage A)
Deze procedure zal worden gebruikt door een CKI tijdens de bouwfase van een gebouw
of bouwwerk.
Deze keuring sluit aan op de door de fabrikant/installateur afgegeven EG-verklaring
van overeenstemming. Deze EG-verklaring van overeenstemming kan pas worden opgesteld
door een fabrikant of installateur indien van één van de productcertificatieprocedures
uit de ontwerp- en productiefase door een NoBo met positief resultaat in relatie tot
de Richtlijn liften 95/16/EG is afgesloten.
Een eindcontrole of eenheidskeuring kan worden gecombineerd. In dat geval zal de CKI,
naast aangewezen te zijn voor de keuring vóór ingebruikneming van een liftinstallatie
die zal worden gebruikt tijdens de bouwfase van het gebouw of bouwwerk, ook aangewezen
en aangemeld dienen te zijn voor een eindcontrole of een eenheidskeuring.
Doelstelling en toepassing
Doel van het onderzoek is, vast te stellen of een liftinstallatie die overeenkomstig
één van de hierboven vermelde procedures is geïnstalleerd, op het moment van keuren
voldoet aan de daarop betrekking hebbende bepalingen van het Warenwetbesluit liften.
Uit te voeren keuring
Om een verantwoord advies tot afgifte van het certificaat van goedkeuring te kunnen
geven, zal de CKI de volgende keuringen uitvoeren:
-
a. controleren van de volledigheid en juistheid van de documenten betreffende de verificatie
op overeenstemming met de Richtlijn Liften,
-
b. controleren of de conformiteitscontrole goed is uitgevoerd.
Bovenbeschreven beoordelingen vinden plaats aan de hand van een hiervoor opgestelde
specifieke certificatieprocedure als beschreven in Bijlage A.
Aantekening in het liftboek
De CKI vult de desbetreffende bladzijden van het liftboek in. Het liftboek behoort
bij de lift aanwezig te zijn.
Rapportage
Aan de hand van zijn beoordelingen zal de CKI een rapport opmaken. In het rapport
legt de CKI zijn beoordeling van de lift en eventuele geconstateerde afwijkingen van
de vervaardigingsvoorschriften vast.
De rapportage wordt binnen een tussen aanvrager/certificaathouder en CKI overeengekomen
termijn opgestuurd aan de certificaathouder.
Beslissing op basis van het keuringsrapport
Bij een positieve rapportage kan de CKI overgaan tot afgifte van een certificaat van
goedkeuring.
Bij een negatieve rapportage zal de CKI niet overgaan tot afgifte van een certificaat
van goedkeuring.
Het door de CKI getekende certificaat van goedkeuring wordt binnen een tussen aanvrager/certificaathouder
en CKI overeengekomen termijn opgestuurd aan de certificaathouder. Het certificaat
van goedkeuring heeft een uniek registratienummer.
Indien de CKI voornemens is, op grond van de keuringsrapportage een certificaat van
goedkeuring te verstrekken, mag de lift in afwachting hiervan in gebruik zijn.
Kenmerk van goedkeur, volgende keuring
Indien er geen gronden zijn voor afkeuring brengt de CKI op een duidelijk zichtbare
plaats in de kooi een kenmerk van goedkeuring aan, waarop tevens staat vermeld de
maand en het jaar waarop uiterlijk de eerstvolgende keuring dient te zijn uitgevoerd.
6.2 Periodieke keuring van een liftinstallatie tijdens de bouwfase van een gebouw
of bouwwerk (bijlage B)
Doelstelling en toepassing
Deze procedure zal worden gebruikt door een CKI tijdens de bouwfase van een gebouw
of bouwwerk.
Doel van het onderzoek is, vast te stellen of een liftinstallatie op het moment van
keuren nog voldoet aan de daarop betrekking hebbende bepalingen van het Warenwetbesluit
liften.
Bij liftinstallaties gebouwd overeenkomstig de Richtlijn liften 95/16/EG en in gebruik
genomen tijdens de bouwfase van een gebouw of bouwwerk, dient de eerste periodieke
keuring uiterlijk binnen 3 (drie) maanden na de keuring vóór de eerste ingebruikname
plaats te vinden door een CKI, waarna een certificaat van goedkeuring kan worden afgegeven.
Hierop volgende periodieke keuringen tijdens de bouwfase van een gebouw of bouwwerk
dienen steeds binnen drie (3) maanden volgend op de laatste periodieke keuring plaats
te vinden.
Het resultaat van de laatst uitgevoerde periodieke keuring vervangt het resultaat
van de voorgaande periodieke keuring.
Uit te voeren beoordeling
Om een verantwoord advies tot afgifte van een certificaat van goedkeuring te kunnen
geven, zal de CKI de volgende beoordelingen uitvoeren:
-
1. controleren of nog wordt voldaan aan de geldende vervaardigingvoorschriften en het
Warenwetbesluit liften,
-
2. controle op de goede werking van de liftinstallatie.
Bovenbeschreven beoordelingen vinden plaats aan de hand van een hiervoor opgestelde
specifieke certificatieprocedure als beschreven in Bijlage B.
Aantekening in het liftboek en kenmerk van goedkeuring
De CKI vult de desbetreffende bladzijden van het liftboek in. Het liftboek behoort
bij de lift aanwezig te zijn.
Rapportage
Aan de hand van zijn beoordelingen zal de CKI een rapport opmaken. In het rapport
legt de CKI zijn beoordeling van de lift en eventuele geconstateerde afwijkingen van
de vervaardigingsvoorschriften vast. De rapportage wordt binnen een tussen aanvrager/certificaathouder
en CKI overeengekomen termijn opgestuurd aan de certificaathouder.
Beslissing op basis van het keuringsrapport
Bij een positieve rapportage kan de CKI overgaan tot afgifte van een certificaat van
goedkeuring.
Bij een negatieve rapportage zal de CKI niet overgaan tot afgifte van een certificaat
van goedkeuring.
Het door de CKI getekende certificaat van goedkeuring wordt binnen een tussen aanvrager/certificaathouder
en CKI overeengekomen termijn opgestuurd aan de certificaathouder. Het certificaat
van goedkeuring heeft een uniek registratienummer. Indien de CKI voornemens is, op
grond van de keuringsrapportage een certificaat van goedkeuring te verstrekken, mag
de lift in afwachting hiervan in gebruik zijn.
Kenmerk van goedkeur, volgende keuring
Indien er geen gronden zijn voor afkeuring brengt de CKI op een duidelijk zichtbare
plaats in de kooi een kenmerk van goedkeuring aan, waarop tevens staat vermeld de
maand en het jaar waarop uiterlijk de volgende periodieke keuring dient te zijn uitgevoerd.
Einde van de bouwfase van een gebouw of bouwwerk
-
• Bij het einde van de bouwfase van een gebouw of bouwwerk en voordat een lift die daarvóór
in gebruik was ter beschikking komt voor gebruik na de bouwfase, moet op grond van
deze functiewijziging worden vastgesteld of deze lift nog steeds of wederom voldoet
aan de op die lift betrekking hebbende bepalingen van het Warenwetbesluit liften,
en alsdan inclusief de eventuele brandweerfunctie. De controle hierop kan worden uitgevoerd
door de installateur van de lift indien deze beschikt over een kwaliteitsborgingssysteem
overeenkomstig module H, of door een instelling indien deze is aangemeld en aangewezen
voor het uitvoeren van een eindcontrole of eenheidskeuring. Als bewijs voor het uitgevoerd
zijn van deze controle wordt door de installateur een proces verbaal van oplevering
(of een gelijkwaardig document) van de lift voor algemeen gebruik opgesteld en ondertekend.
-
• Het resultaat van de laatste keuring is bepalend voor het al dan niet afgeven van
een certificaat van goedkeuring.
-
• Zodra de lift ter beschikking komt voor algemeen gebruik, dat wil zeggen alle gebruik
niet zijnde bouwgebruik, is paragraaf 6.3 Periodieke keuring van een liftinstallatie
tijdens de gebruiksfase van een gebouw of bouwwerk van toepassing.
6.3 Periodieke keuring
6.3.1 Periodieke keuring van een liftinstallatie TIJDENS DE GEBRUIKSFASE van een gebouw
of bouwwerk (bijlage C1)
Doelstelling en toepassing
Deze procedure zal worden gebruikt door een CKI tijdens de gebruiksfase van een gebouw
of bouwwerk.
Doel van het onderzoek is, vast te stellen of een liftinstallatie op het moment van
keuren nog voldoet aan de daarop betrekking hebbende bepalingen van het Warenwetbesluit
liften.
Bij liftinstallaties gebouwd overeenkomstig de Richtlijn liften 95/16/EG en in gebruik
genomen na beëindiging van de bouwfase van een gebouw of bouwwerk, dient de eerste
periodieke keuring uiterlijk binnen 12 (twaalf) maanden na ondertekening van het proces
verbaal van oplevering (of een gelijkwaardig document) van de lift voor algemeen gebruik
plaats te vinden door een CKI.
Bij liftinstallaties die reeds in gebruik zijn en minimaal één periodieke keuring
hebben ondergaan, dienen de periodieke keuringen binnen 18 (achttien) maanden volgend
op de laatste periodieke keuring plaats te vinden door een CKI.
Het resultaat van de laatst uitgevoerde periodieke keuring is bepalend voor het al
dan niet afgeven van een certificaat van goedkeuring.
Uit te voeren beoordeling
Om een verantwoord advies tot het afgeven van een certificaat van goedkeuring te kunnen
geven, zal de CKI de volgende beoordelingen uitvoeren:
-
• controleren of nog wordt voldaan aan de geldende vervaardigingvoorschriften en het
Warenwetbesluit liften,
-
• controle op de goede werking van de liftinstallatie.
Bovenbeschreven beoordelingen vinden plaats aan de hand van een hiervoor opgestelde
specifieke certificatieprocedure als beschreven in Bijlage C1.
Aantekening in het liftboek
De CKI vult de desbetreffende bladzijden van het liftboek in. Het liftboek behoort
bij de lift aanwezig te zijn.
Rapportage
Aan de hand van zijn beoordelingen zal de CKI een rapport opmaken. In het rapport
legt de CKI zijn beoordeling van de lift en eventuele geconstateerde afwijkingen van
de vervaardigingsvoorschriften vast.
De rapportage wordt binnen een tussen aanvrager/certificaathouder en CKI overeengekomen
termijn opgestuurd aan de certificaathouder.
Beslissing op basis van het keuringsrapport
Bij een positieve rapportage kan de CKI overgaan tot het afgeven van een certificaat
van goedkeuring.
Bij een negatieve rapportage zal de CKI niet overgaan tot het afgeven van een certificaat
van goedkeuring.
Het door de CKI getekende certificaat van goedkeuring wordt binnen een tussen aanvrager/certificaathouder
en CKI overeengekomen termijn opgestuurd aan de certificaathouder. Het certificaat
van goedkeuring heeft een uniek registratienummer.
Indien de CKI voornemens is, op grond van de keuringsrapportage een certificaat van
goedkeuring te verstrekken, mag de lift in afwachting hiervan in gebruik zijn.
Kenmerk van goedkeur, volgende keuring
Indien er geen gronden zijn voor afkeuring brengt de CKI op een duidelijk zichtbare
plaats in de kooi een kenmerk van goedkeuring aan, waarop tevens staat vermeld de
maand en het jaar waarop uiterlijk de eerstvolgende keuring dient te zijn uitgevoerd.
6.3.2 Periodieke keuring van een brandweerliftinstallatie tijdens de gebruiksfase
van een gebouw of bouwwerk (bijlage C2)
Doelstelling en toepassing
Deze procedure zal worden gebruikt door een CKI tijdens de gebruiksfase van een gebouw
of bouwwerk.
Doel van het onderzoek is, vast te stellen of een liftinstallatie die is aangemerkt
als brandweerlift, op het moment van keuren nog voldoet aan de daarop betrekking hebbende
bepalingen van het Warenwetbesluit liften.
Bij liftinstallaties gebouwd overeenkomstig de Richtlijn liften 95/16/EG en in gebruik
genomen na beëindiging van de bouwfase van een gebouw of bouwwerk, dient de eerste
periodieke keuring uiterlijk binnen 12 (twaalf) maanden na ondertekening van het proces
verbaal van oplevering (of een gelijkwaardig document) van de lift voor algemeen gebruik
plaats te vinden door een CKI.
Bij liftinstallaties die reeds in gebruik zijn en minimaal één periodieke keuring
hebben ondergaan, dienen de periodieke keuringen binnen 18 (achttien) maanden volgend
op de laatste periodieke keuring plaats te vinden door een CKI.
Het resultaat van de laatst uitgevoerde periodieke keuring is bepalend voort het al
dan niet afgeven van een certificaat van goedkeuring.
Uit te voeren beoordeling
Om een verantwoord advies tot het afgeven van een certificaat van goedkeuring te kunnen
geven, zal de CKI de volgende beoordelingen uitvoeren:
-
• controleren of nog wordt voldaan aan de geldende vervaardigingvoorschriften en het
Warenwetbesluit liften,
-
• controle op de goede werking van de liftinstallatie.
Bovenbeschreven beoordelingen vinden plaats aan de hand van een hiervoor opgestelde
specifieke certificatieprocedure als beschreven in Bijlage C2.
Aantekening in het liftboek
De CKI vult de desbetreffende bladzijden van het liftboek in. Het liftboek behoort
bij de lift aanwezig te zijn.
Rapportage
Aan de hand van zijn beoordelingen zal de CKI een rapport opmaken. In het rapport
legt de CKI zijn beoordeling van de lift en eventuele geconstateerde afwijkingen van
de vervaardigingsvoorschriften vast.
De rapportage wordt binnen een tussen aanvrager/certificaathouder en CKI overeengekomen
termijn opgestuurd aan de certificaathouder.
Beslissing op basis van het keuringsrapport
Bij een positieve rapportage kan de CKI overgaan tot het afgeven van een certificaat
van goedkeuring.
Bij een negatieve rapportage zal de CKI niet overgaan tot het afgeven van een certificaat
van goedkeuring.
Het door de CKI getekende certificaat van goedkeuring wordt binnen een tussen aanvrager/certificaathouder
en CKI overeengekomen termijn opgestuurd aan de certificaathouder. Het certificaat
van goedkeuring heeft een uniek registratienummer.
Indien de CKI voornemens is, op grond van de keuringsrapportage een certificaat van
goedkeuring te verstrekken, mag de lift in afwachting hiervan in gebruik zijn.
Kenmerk van afkeur
Indien er gronden zijn voor afkeuring van de brandweerlift, brengt de CKI op een duidelijk
zichtbare plaats in de directe nabijheid van de brandweerschakelaar een kenmerk van
afkeur aan.
6.4 Keuring na vervanging of herstel en keuring na wijziging
Ten behoeve van het vaststellen of een liftinstallatie na vervanging, herstel of wijziging
opnieuw voldoet aan de vervaardigingvoorschriften wordt door een CKI het volgende
schema gehanteerd.
6.4.1 Keuring na herstel van een hoofd- en/of veiligheidscomponent met behoud van
het originele ontwerp, en keuring na vervanging van een hoofd- en/of veiligheidscomponent
door hetzelfde type (bijlage D)
Doelstelling en toepassing
Deze procedure zal worden gebruikt door een CKI na herstel of vervanging van een hoofd-
en/of veiligheidscomponent.
Doel van het onderzoek is, vast te stellen of het herstelde of vervangen deel van
een liftinstallatie na een herstel en/of een vervanging minimaal voldoet aan de geldende
vervaardigingsvoorschriften en de daarop betrekking hebbende bepalingen van het Warenwetbesluit
liften, rekening houdend met de laatste fysieke situatie van de liftinstallatie zelf,
met minimaal het behoud van het veiligheidsniveau van de liftinstallatie.
Bij een geconstateerde aanleiding tot herstel van een hoofd- en/of veiligheidscomponent
voldoet de lift niet meer aan de vervaardigingsvoorschriften. De eigenaar dient de
lift dan buiten bedrijf te stellen en buiten bedrijf te houden.
Uit te voeren beoordeling
In overleg met de aanvrager/certificaathouder wordt bepaald of de totale lift wordt
beoordeeld of alleen het betreffende herstel en/of de betreffende vervanging.
Indien de totale liftinstallatie wordt beoordeeld, zal de CKI de volgende beoordelingen
uitvoeren:
-
• controleren of nog voldaan wordt aan de geldende vervaardigingvoorschriften en het
Warenwetbesluit liften,
-
• controleren van de documentatie van het herstel en/of de vervanging,
-
• onderzoek, controle en, indien nodig, beproeving (eventueel met belasting) van de
liftinstallatie,
-
• controleren van de goede werking van de liftinstallatie.
Bovenbeschreven beoordelingen vinden plaats aan de hand van een hiervoor opgestelde
specifieke certificatieprocedure als beschreven in Bijlage D. Indien alleen het herstel
of de vervanging wordt beoordeeld zal de CKI de volgende beoordelingen uitvoeren:
-
• controleren of nog voldaan wordt aan de geldende vervaardigingvoorschriften en het
Warenwetbesluit liften,
-
• controleren van de documenten betreffende het herstel en/of de vervanging,
-
• onderzoek, controle en, indien nodig, beproeving (eventueel met belasting) van de
liftinstallatie.
Bovenbeschreven beoordelingen vinden plaats aan de hand van een hiervoor opgestelde
specifieke certificatieprocedure als beschreven in Bijlage D.
Bij het onderzoek aan veiligheidscomponenten waarvan de in- of afstelling opnieuw
heeft plaatsgevonden, moet worden vastgesteld of de waarden van de grootheden opnieuw
voldoen aan de fabrikantvoorschriften.
Onder geldende vervaardigingvoorschriften wordt in dit geval verstaan de richtlijn
of norm(en) die ten tijde van de allereerste ingebruikname van de liftinstallatie
van toepassing waren of toegepaste normen van latere datum, inclusief tot op het moment
van de wijziging eerder doorgevoerde en goedgekeurde wijzigingen en door de Inspectie
SZW eventuele afgegeven ontheffingen daarop.
Aantekening in het liftboek
De CKI vult de desbetreffende bladzijden van het liftboek in. Het liftboek behoort
bij de lift aanwezig te zijn.
Rapportage
Aan de hand van zijn beoordelingen zal de CKI een rapport opmaken. In het rapport
legt de CKI zijn beoordeling van de lift en eventuele geconstateerde afwijkingen van
de vervaardigingsvoorschriften vast.
De rapportage wordt binnen een tussen aanvrager/certificaathouder en CKI overeengekomen
termijn opgestuurd aan de certificaathouder.
Indien de CKI voornemens is, op grond van de keuringsrapportage een certificaat van
goedkeuring te verstrekken, mag de lift in afwachting hiervan in gebruik zijn.
Beslissing op basis van het keuringsrapport
Bij een positieve rapportage over het herstel van een hoofd- en/of veiligheidscomponent
kan de CKI overgaan tot het afgeven van een certificaat van goedkeuring betreffende
dit herstel. Afgifte van dit certificaat is niet van invloed op de termijn van de
periodieke keuring als vermeld op het certificaat als bedoeld in bijlage C, tenzij
een volledige periodieke keuring is uitgevoerd.
Bij een negatieve rapportage zal de CKI niet overgaan tot het afgeven van een certificaat
van goedkeuring.
6.4.2 Keuring van een wijziging van een lift (bijlage E)
Doelstelling en toepassing
Deze procedure zal worden gebruikt door een CKI na gereedkomen van de wijziging van
een lift.
Een wijziging van een liftinstallatie wordt gezien als een ontwerpwijziging.
Doel van het onderzoek is, vast te stellen of een lift na een wijziging minimaal voldoet
aan de geldende vervaardigingvoorschriften en de daarop betrekking hebbende bepalingen
van het Warenwetbesluit liften, rekening houdend met de laatste fysieke situatie van
de lift zelf, met minimaal het behoud van het veiligheidsniveau.
Bij wijziging wordt de lift geacht niet meer te voldoen aan de vervaardigingsvoorschriften.
De eigenaar dient de lift dan buiten bedrijf te stellen en buiten bedrijf te houden.
Uit te voeren beoordeling
In overleg met de aanvrager/certificaathouder wordt bepaald of de totale lift wordt
beoordeeld of alleen de betreffende wijziging.
Indien de totale lift wordt beoordeeld zal de CKI de volgende beoordelingen uitvoeren:
-
• controleren of nog voldaan wordt aan de geldende vervaardigingvoorschriften en het
Warenwetbesluit liften,
-
• controleren van de documentatie van de activiteit,
-
• onderzoek, controle en, indien nodig, beproeving (eventueel met belasting) van de
lift,
-
• controle van de goede werking van de liftinstallatie.
Bovenbeschreven beoordelingen vinden plaats aan de hand van een hiervoor opgestelde
specifieke certificatieprocedure als beschreven in Bijlage E.
Indien alleen de wijziging wordt beoordeeld, zal de CKI de volgende beoordelingen
uitvoeren:
-
• controleren of nog voldaan wordt aan de geldende vervaardigingvoorschriften en het
Warenwetbesluit liften,
-
• controleren van de documenten betreffende de wijziging,
-
• onderzoek, controle en, indien nodig, beproeving (eventueel met belasting) van de
liftinstallatie.
Bovenbeschreven beoordelingen vinden plaats aan de hand van een hiervoor opgestelde
specifieke certificatieprocedure als beschreven in bijlage E.
Bij het onderzoek aan veiligheidscomponenten waarvan de in- of afstelling opnieuw
heeft plaatsgevonden, moet worden vastgesteld of de waarden van de grootheden voldoen
aan de fabrikantvoorschriften.
Onder geldende vervaardigingvoorschriften wordt in dit geval verstaan de richtlijn
of norm(en) die ten tijde van de allereerste ingebruikname van de liftinstallatie
van toepassing waren of toegepaste normen van latere datum, inclusief tot op het moment
van de wijziging eerder doorgevoerde en goedgekeurde wijzigingen en door de Inspectie
SZW eventuele afgegeven ontheffingen daarop.
Aantekening in het liftboek
De CKI vult de desbetreffende bladzijden van het liftboek in. Het liftboek behoort
bij de lift aanwezig te zijn.
Rapportage
Aan de hand van zijn beoordelingen zal de CKI een rapport opmaken. In het rapport
legt de CKI zijn beoordeling van de lift en eventuele geconstateerde afwijkingen van
de vervaardigingsvoorschriften vast.
De rapportage wordt binnen een tussen aanvrager/certificaathouder en CKI overeengekomen
termijn opgestuurd aan de certificaathouder.
Indien de CKI voornemens is, op grond van de keuringsrapportage een certificaat van
goedkeuring te verstrekken, mag de lift in afwachting hiervan in gebruik zijn.
Beslissing op basis van het keuringsrapport
Bij een positieve rapportage over de uitgevoerde wijziging of indien van toepassing
de gehele liftinstallatie kan de CKI overgaan tot het afgeven van een certificaat
van goedkeuring betreffende de wijziging. Afgifte van dit certificaat is niet van
invloed op de termijn van de periodieke keuring als vermeld op het certificaat als
bedoeld in bijlage C. tenzij een volledige periodieke keuring is uitgevoerd.
Bij een negatieve rapportage zal de CKI niet overgaan tot het afgeven van een certificaat
van goedkeuring.
7. Eisen
Liftinstallaties moeten gedurende het gebruik blijvend voldoen aan hun vervaardigingvoorschriften
en laatste fysieke en goedgekeurde hoedanigheid.
7.1 Eisen tijdens de bouwfase en vóór de eerste ingebruikname
Tijdens de bouwfase worden liftinstallaties verondersteld te voldoen aan de essentiële
veiligheidseisen van de Richtlijn liften 95/16/EG.
Toetsing hiervan geschiedt volgens bijlage A.
7.2 Eisen voor periodieke keuring
De opgenomen eisen die ten aanzien van de periodieke keuring van toepassing zijn,
zijn gebaseerd op het Warenwetbesluit liften en op besluiten van het CCvDL.
Toetsing hiervan geschiedt volgens bijlage B (bouwfase) of volgens bijlage C1 (gebruiksfase).
Brandweerlift
De opgenomen eisen die ten aanzien van de periodieke keuring van een brandweerlift
van toepassing zijn, zijn gebaseerd op het Warenwetbesluit liften en op besluiten
van het CCvDL.
Toetsing hiervan geschiedt volgens bijlage C2.
7.3 Eisen voor heringebruikneming
De opgenomen eisen die ten aanzien van de heringebruikneming van toepassing zijn,
zijn gebaseerd op het Warenwetbesluit liften en op besluiten van het CCvDL.
Toetsing hiervan geschiedt volgens bijlage D of E.
8. Toetsmethodiek
8.1 Toetsmethodiek tijdens de bouwfase
De toetsmethodiek die ten aanzien van de eerste ingebruikname van toepassing is, betreft
een documentenonderzoek en is gebaseerd op het Warenwetbesluit liften. Toetsing geschiedt
volgens bijlage A.
8.2 Toetsmethodiek voor periodieke keuring
De toetsmethodiek die ten aanzien van de periodieke keuring van toepassing is, betreft
een materieel- en documentenonderzoek gebaseerd op het Warenwetbesluit liften en op
besluiten van het CCvD.
Toetsing geschiedt volgens bijlage B (bouwfase) of volgens bijlage C1 (gebruiksfase).
Brandweerlift
De toetsmethodiek die ten aanzien van de periodieke keuring van een brandweerlift
van toepassing is, betreft een materieel- en documentenonderzoek gebaseerd op het
Warenwetbesluit liften en op besluiten van het CCvD. Toetsing geschiedt volgens bijlage
C2.
8.3 Toetsmethodiek voor heringebruikneming
De toetsmethodiek die ten aanzien van de heringebruikneming van toepassing is, betreft
een materieel- en documentenonderzoek gebaseerd op het Warenwetbesluit liften en op
besluiten van het CCvD. Toetsing geschiedt volgens bijlage D of E.
9. Het certificaat
Indien een liftinstallatie na een keuring is goedgekeurd, kan de CKI aan de aanvrager
een certificaat van goedkeuring afgeven.
Op het certificaat van goedkeuring van de CKI dienen minimaal de volgende gegevens
vermeld te zijn:
-
• aanduiding van het type document (certificaat) met uniek documentnummer;
-
• beschrijving/titel van de installatie;
-
• registratienummer van de installatie;
-
• identificatiegegevens van de fabrikant/installateur;
-
• adres en plaats van de installatie;
-
• identificatiegegevens van de eigenaar/opdrachtgever;
-
• naam en aanwijzingsbeschikkingnummer van de CKI die het certificaat heeft verleend;
-
• Warenwetbesluit op basis waarvan het certificaat is afgegeven;
-
• referentie naar het specifieke certificatieschema voor het product (met identificeerbare
versie);
-
• scope van het certificaat, inclusief de geldigheidscondities;
-
• de datum van keuring;
-
• de datum van het certificaat;
-
• de uiterlijke datum waarbinnen de eerstvolgende periodieke keuring moet plaatsvinden;
-
• een vermelding op het certificaat dat de CKI verklaart dat op het moment van de keuring
de betreffende liftinstallatie voldoet aan de eisen uit het in het certificaat genoemde
certificatieschema
-
• ondertekening door een daartoe geautoriseerde functionaris van de CKI.
Bijlage A Procedure keuring liften vóór de eerste ingebuikname
tijdens de bouwfase van een gebouw of bouwwerk
Inleiding
Deze procedure is de nadere invulling van de in het WSCS genoemde procedure voor keuringen
van liften als bedoeld in artikel 8 en artikel 17 lid 4, 6 en 7 van het Warenwetbesluit
liften.
Uitgangspunten
-
a. de eigenaar van een lift is verantwoordelijk voor de aanwezigheid van een geldig certificaat
van goedkeuring.
-
b. de EG-verklaring van overeenstemming van een lift dient door degene die deze afgeeft
gemeld te worden bij een instelling als bedoeld in lid d.
-
c. vóór de eerste ingebruikname van een lift tijdens de bouwfase van een gebouw of bouwwerk
moet een keuring van die lift worden uitgevoerd.
-
d. de hier bedoelde keuring wordt uitgevoerd door een daartoe door het Ministerie van
SZW aangewezen instelling (hierna: CKI).
-
e. deze CKI geeft het hier genoemde certificaat van goedkeuring af.
-
f. deze CKI brengt als blijk van goedkeuring in de kooi een kenmerk aan.
-
g. als een lift wordt afgekeurd en als gevolg daarvan een certificaat van goedkeuring
niet zal worden afgegeven, mag die lift niet in bedrijf worden gesteld. De inspecteur
van de CKI (hierna: inspecteur) deelt de eigenaar of de vertegenwoordiger van de eigenaar
mede dat die lift buiten bedrijf behoort te zijn en te blijven.
-
h. een gekeurde lift die is afgekeurd moet worden herkeurd door de CKI die deze lift
heeft afgekeurd.
-
i. tekortkomingen worden door de inspecteur in het liftboek en in het rapport aan de
eigenaar vermeld.
-
j. tekortkomingen, ook als deze tijdens de keuring worden hersteld, worden in het rapport
van de instelling aan de eigenaar vermeld.
-
k. op de uitvoering van de controle is het Arbeidsomstandighedenbesluit van toepassing.
Bijlage A
Keuringscriteria
Indien uit de controle blijkt dat de documenten als bedoeld in artikel 8 van het Warenwetbesluit
liften aanwezig en juist zijn, de conformiteitscontrole juist is uitgevoerd en er
geen tekortkomingen zijn vastgesteld, kan door de CKI een certificaat van goedkeuring
worden afgegeven.
Bijlage B Procedure periodieke liften tijdens bouwfase van een gebouw of bouwwerk
Inleiding
Deze procedure is de nadere invulling van de in het WSCS genoemde procedure voor periodieke
keuringen van liften tijdens de bouwfase van een gebouw of bouwwerk als bedoeld in
artikel 17 lid 5, 6 en 7 van het Warenwetbesluit liften. Dit is uitgewerkt in het
hierbij gevoegde stroomschema.
Uitgangspunten
-
a. de eigenaar van een lift is verantwoordelijk voor de aanwezigheid van een geldig certificaat
van goedkeuring.
-
b. tijdens het gebruik van een lift in de bouwfase van een gebouw of bouwwerk moeten
de periodieke keuringen van die lift worden uitgevoerd binnen drie (3) maanden na
de op het laatste certificaat van goedkeuring vermelde keuringsdatum.
-
c. de hier bedoelde keuring wordt uitgevoerd door een daartoe door het Ministerie van
SZW aangewezen instelling (hierna: CKI).
-
d. deze CKI geeft het hier genoemde certificaat van goedkeuring af.
-
e. deze CKI brengt als blijk van goedkeuring in de kooi een kenmerk aan.
-
f. als een lift wordt afgekeurd omdat er tekortkomingen worden geconstateerd die een
direct ernstig gevaar voor leven of gezondheid van personen opleveren, zal de CKI
dit onmiddellijk melden aan de Inspectie SZW.
-
g. een gekeurde lift die is afgekeurd moet worden herkeurd door de CKI die deze lift
heeft afgekeurd.
-
h. als een lift is afgekeurd, mag die lift niet meer in bedrijf zijn of in bedrijf worden
gesteld. De inspecteur deelt de eigenaar of de vertegenwoordiger van de eigenaar mede
dat die lift buiten bedrijf behoort te worden gesteld.
-
i. tekortkomingen aan een lift worden door de inspecteur in het liftboek en in het rapport
aan de eigenaar vermeld.
-
j. tekortkomingen, ook als deze tijdens de keuring worden hersteld, worden in het rapport
van de CKI aan de eigenaar vermeld.
-
k. het resultaat van de laatst uitgevoerde keuring bepaalt of de lift wel of niet in
gebruik mag zijn.
Bijlage B
Keuringscriteria
Indien uit de keuring blijkt dat is voldaan aan de voor de lift geldende vervaardigingsvoorschriften
conform het Warenwetbesluit liften kan door de CKI een certificaat van goedkeuring
worden afgegeven.
De bij een keuring gehanteerde inspectiepunten zijn weergegeven in de lijst van inspectiepunten.
Deze lijst van inspectiepunten geeft de minimale keuringsomvang weer in relatie tot
de vervaardigingsvoorschriften.
Achter elk inspectiepunt is een urgentiecode vermeld. Deze urgentiecode bepaalt de
beoordeling die verwacht wordt van een inspecteur indien een dergelijke afwijking
geconstateerd wordt. Door omstandigheden is het mogelijk dat die inspecteur een afwijkende
beslissing neemt.
Betekenis van de urgentiecode:
-
1. afkeuring, gevolgd door melding aan de Inspectie SZW en stilzetten van de lift.
-
2. afkeuring van de lift.
-
3. aandachtspunt, waarvan de ernst naar het oordeel van de inspecteur tot goedkeur of
afkeur kan leiden.
Extra controles tijdens een eerste keuring door een instelling
In de kolom ‘Wijze van uitvoering’ is een aantal items vet, schuin en/of onderstreept
weergegeven. Alvorens een lift voor de eerste keer van een instelling een certificaat
van goedkeuring kan krijgen, dienen deze punten gecontroleerd te worden. Deze controle
kan worden beperkt tot een steekproef indien de conformiteitscontrolelijst van een
installateur die gecertificeerd is volgens module H van de Richtlijn liften 95/16/EG
aanwezig is. Bij gebreke van deze controlelijst dient een volledige keuring plaats
te vinden.
Bijlage B Lijst van inspectiepunten periodieke keuring liften minimale inspectiepunten,
wijze van vaststelling en afkeurmaatstaven
No.
|
Inspectiepunt
|
Keuringscriterium
|
Afwijking
|
Urgentie
|
Wijze van uitvoering
|
1. Algemeen
|
1.1
|
Vorige keuringsdatum
|
n.v.t.
|
n.v.t.
|
n.v.t.
|
Vaststellen via liftboek of rapport
|
1.2
|
Keuringsdatum
|
n.v.t.
|
n.v.t.
|
n.v.t.
|
Noteren voor certificaat
|
1.3
|
Inspecteur
|
n.v.t.
|
n.v.t.
|
n.v.t.
|
Identificatie van uitvoerende
|
1.4
|
Onderhoudsfirma
|
n.v.t.
|
n.v.t.
|
n.v.t.
|
Identificatie van aanwezige bij de keuring
|
1.5
|
Documentatie
|
Zijn het liftboek, de gebruikershandleiding en alle overige documenten bij de lift
aanwezig?
|
Liftboek en/of overige documenten zijn niet aanwezig
|
3
|
Visuele controle
|
2. Algemene toetsingen
|
2.1
|
Arbeidsomstandigheden
|
Arbeidsomstandighedenbesluit
|
Niet voldoen aan Arbeidsomstandighedenbesluit
|
3
|
Leidt wel/niet tot keuring
|
2.2.1
|
Toetsing liftspecifieke voorzieningen
|
Levert het niet functioneren direct gevaar op voor gebruikers en / of onderhoudspersoneel?
|
Het niet-functioneren levert direct gevaar op voor gebruikers en / of onderhoudspersoneel
|
1
|
Testen van veiligheidsvoorzieningen die aangebracht zijn om bij afwijkende uitvoeringen
een gelijkwaardig veiligheidsniveau te verkrijgen;
Bepalen correcte uitvoering conform specificatie installateur
|
2.2.2
|
Toetsing liftspecifieke voorzieningen
|
Wordt voldaan aan de eventuele voorwaarden waaronder afwijkingen van de geharmoniseerde
norm zijn toegestaan, zoals opgenomen in het liftboek?
|
Er wordt niet voldaan aan de eventuele voorwaarden waaronder afwijkingen van de geharmoniseerde
norm zijn toegestaan, zoals opgenomen in het liftboek
|
1 t/m 3
|
Controle en visuele inspectie van de installatie aan de hand van de beschikbare documenten.
Bepalen correcte uitvoering en/of werking conform specificatie installateur
|
2.2.3
|
Toetsing liftspecifieke voorzieningen
|
Levert het niet functioneren in samenhang met andere defecten een mogelijk gevaar
op?
|
Het niet-functioneren levert in samenhang met andere defecten een mogelijk gevaar
op
|
3
|
|
2.3.1
|
Elektrische installatie
|
Bestaat er direct aanrakingsgevaar voor gebruikers?
|
Er bestaat direct aanrakingsgevaar voor gebruikers
|
1
|
Visuele inspectie van schakelelementen, bekabeling etc.;
Bepalen correcte uitvoering veiligheidsgerelateerde delen conform specificatie installateur
|
2.3.2
|
Elektrische installatie
|
Zijn er overbruggingen in de veiligheidslijn?
|
Er zijn overbruggingen in de veiligheidslijn
|
2
|
|
2.3.3
|
Elektrische installatie
|
Is er slijtage of beschadiging die leidt tot falen van veiligheidsvoorzieningen op
korte termijn?
|
Er is slijtage of beschadiging die leidt tot falen van veiligheidsvoorzieningen op
korte termijn
|
3
|
|
2.4.1
|
Hydraulische installatie
|
Is er lekkage die leidt tot ongecontroleerd dalen?
|
Er is lekkage die leidt tot ongecontroleerd dalen
|
1
|
Visueel;
Bepalen correcte uitvoering veiligheidsgerelateerde delen conform specificatie installateur
|
2.4.2
|
Hydraulische installatie
|
Is er lekkage die leidt tot een brandrisico?
|
Er is lekkage die leidt tot een brandrisico
|
3
|
|
2.5
|
Vervuiling
|
Is er brandgevaar en/of besmettingsgevaar?
|
Er is brandgevaar en/of besmettingsgevaar
|
3
|
Visueel
|
3. Machinekamer
|
3.1
|
Bevrijden opgesloten passagiers
|
Is het bevrijden van opgesloten passagiers mogelijk?
|
Er zijn geen, incomplete of niet werkende voorzieningen of verkeerde instructies
|
3
|
Beproeven van de voorziening aan de hand van de aanwezige instructie
|
3.2
|
Machineruimte afsluitbaar
|
Is de machineruimte afsluitbaar?
|
De machinekamer is direct bereikbaar vanaf een publiek toegankelijke locatie en niet
afsluitbaar
|
1
|
Werking slot
|
3.3
|
|
|
|
|
|
3.3.1
|
Tractiecontrole
|
Slippen de kabels volgens de normvereiste?
|
De kabels slippen niet volgens de normvereiste
|
3
|
Testen
|
3.3.2
|
Tractiecontrole
|
Liggen de kabels niet onder in groef?
|
De kabels liggen onder in groef
|
1
|
|
3.4.1
|
Corrigeren met open deuren
|
Corrigeert de lift met open deuren?
|
Niet functioneren van de lekschakeling
|
2
|
Testen van systeem;
Bepalen correcte uitvoering overbruggingsschakelingen conform specificatie installateur
|
3.4.2
|
Corrigeren met open deuren
|
Werkt de veiligheidsschakeling?
|
De veiligheidsschakeling is defect of leidt tot een gevaarlijke situatie voor gebruikers
|
1
|
|
3.5
|
Noodeindschakelaar
|
Werkt de noodeindschakelaar?
|
De noodeindschakelaar spreekt niet aan vóór het bereiken van de stuiting
|
2
|
Testen op werking controle juiste afstelling
|
3.6
|
Speling in machine
|
Is er speling in machine?
|
De speling in de machine is hoger dan de fabrikantenspecificatie toestaat
|
2
|
Bepalen via meting;
Bepalen correcte uitvoering conform specificatie installateur
|
3.7
|
Rem
|
Werkt de rem?
|
De voering is volledig versleten; de voeringen openen of sluiten niet correct; de
voeringen geven onvoldoende remkracht
|
1
|
Visueel tijdens tractietest
|
3.8
|
Fasebeveiliging
|
Werkt de fasebeveiliging?
|
De fasebeveiliging functioneert niet. De liftmachine geeft onvoldoende koppel
|
2
|
Beproeven
|
3.9
|
Overstortdruk [bar]
|
Overstortdruk [bar]
|
De overstortdruk overschrijdt de specificatie van de fabrikant
|
3
|
Beproeven
|
3.10
|
Overdrukcontact
|
Werkt het overdrukcontact?
|
Alleen indien normtechnisch verplicht
|
3
|
Beproeven
|
3.11.1
|
Snelheidsbegrenzer
|
Werkt de snelheidsbegrenzer?
|
De snelheidsbegrenzer functioneert niet
|
2
|
Beproeven via test van de vang, visuele inspectie;
Bepalen correcte uitvoering conform specificatie installateur
|
3.11.2
|
Snelheidsbegrenzer
|
Werken de contacten?
|
De contacten functioneren niet
|
2
|
|
4. Schacht
|
4.1.1
|
Gegarandeerde vrije ruimten onder en boven
|
Gegarandeerde vrije ruimten onder en boven
|
Er ontbreken stuitingen
|
1
|
Meten van uitloop tegengewicht, visuele controle stuitingen etc.;
Bepalen van vrije ruimten onder en boven kooi; Bepalen van uitlopen kooi en tegengewicht
|
4.1.2
|
Gegarandeerde vrije ruimten onder en boven
|
Beperking van de vrije ruimte
|
Er is een beperking van de vrije ruimte
|
3
|
Meten
|
4.2
|
Blokkeerschakelaar op kooi
|
Werkt de blokkeerschakelaar op de kooi?
|
De blokkeerschakelaar op de kooi functioneert niet
|
2
|
Testen door bedienen
|
4.3
|
Inspectiebesturing
|
Werkt de inspectiebesturing?
|
De inspectiebesturing functioneert niet; er zijn fouten in de elektrische schakeling
|
3
|
Testen door bedienen
|
4.4
|
Alleen toegankelijk voor bevoegden
|
De schacht is alleen toegankelijk voor bevoegden
|
Er zijn openingen in schacht; de schacht is direct toegankelijk voor derden; er is
knelgevaar conform EN 294
|
1
|
Visuele inspectie op openingen
|
4.5.1
|
Beveiliging tegen ongecontroleerde bewegingen incl. controle contacten
|
Werkt de beveiliging tegen ongecontroleerde bewegingen?
|
Niet werkende neerwaartse valbeveiliging (zoals vang, zelfremmendheid of slangbreuk
beveiliging)
|
2
|
Testen van voorzieningen als vang, slangbreuk beveiliging etc. door realistische beproeving
zoals handmatig snelheidsbegrenzer bedienen of verhogen daalsnelheid;
Bepalen correcte uitvoering conform specificatie installateur
|
4.5.2
|
Beveiliging tegen ongecontroleerde bewegingen incl. controle contacten
|
Werkt de beveiliging tegen ongecontroleerde bewegingen?
|
Niet werkende opwaartse valbeveiliging of niet functionerende veiligheidscontacten
|
2
|
|
4.6
|
Veiligheidscontacten op luiken en deuren
|
Werken de veiligheidscontacten op luiken en deuren?
|
De veiligheidscontacten op luiken of deuren functioneren niet naar behoren;, het luik
is van binnenuit niet te openen zonder hulpmiddelen
|
3
|
Testen door bedienen
|
4.7
|
Leiders en leisloffen bevestigingen
|
Zijn de leiders en leisloffen bevestigingen goed gemonteerd?
|
Er is mogelijk contact tussen kooi en tegengewicht en/of andere delen in de schacht
|
3
|
Visuele controle
|
4.8
|
Draagmiddelen / bevestigingen
|
Voldoen de draagmiddelen / bevestigingen aan de voor het draagmiddel geldende criteria
voor aantal breuken en rek?
|
De draagmiddelen / bevestigingen voldoen niet aan de voor het specifieke draagmiddel
geldende criteria voor aantal breuken en rek
|
2
|
Visuele inspectie en rek meting; Bepalen correcte uitvoering conform specificatie
installateur
|
5. Schachtdeuren
|
5.1
|
Schachtdeuren, grendels en bijbehorende veiligheidscontacten
|
Werken schachtdeuren, grendels en bijbehorende veiligheidscontacten?
|
Openstaan van deuren, of delen van deuren bij draaiende lift. Openen van deuren bij
draaiende lift zonder gebruik te maken van gereedschappen
|
1
|
Visueel aangevuld met beproeven door bedienen van alle veiligheidscontacten;
Bepalen correcte uitvoering conform specificatie installateur
|
6. Kooi
|
6.1
|
Kooilicht en noodverlichting
|
Werken het kooilicht en de noodverlichting?
|
Kooiverlichting of noodverlichting werken niet
|
3
|
Visueel, noodverlichting testen
|
6.2
|
Beveiliging open kooi toegang
|
Werkt de beveiliging bij een open kooitoegang?
|
De drempelbeveiliging functioneert niet naar behoren; er is een, niet-vlakke wand
met haakgevaar; er zijn openingen van meer dan 5 cm tussen drempel en wand
|
1
|
Beproeven door bedienen
|
6.3
|
Knelbeveiliging deuren
|
Werkt de knelbeveiliging van de deuren?
|
De sluitkracht is te hoog
|
3
|
Beproeven door bedienen
|
6.4
|
Alarm / spreek-luisterverbinding
|
Werken alarmmelding, spreek-luisterverbinding en noodvoeding?
|
Er is geen mogelijkheid tot doeltreffend slaan van alarm bij opsluiting,
|
2
|
Beproeven door bedienen
|
6.5
|
Blokkeerschakelaar in kooi
|
Werkt de blokkeerschakelaar in de kooi?
|
De blokkeerschakelaar in de kooi functioneert niet
|
2
|
Beproeven door bedienen
|
6.6
|
Opschriften in kooi
|
Zijn de juiste opschriften in kooi aanwezig?
|
De belastingplaat ontbreekt
|
3
|
Visueel
|
6.7
|
Deur open knop
|
Werkt de ‘deur open knop’?
|
De ‘deur open knop’ functioneert niet
|
3
|
Beproeven
|
6.8
|
Kooimeubelsterkte en wanden
|
Kooimeubelsterkte en wanden
|
Er zijn openingen in kooiwanden (anders dan ventilatie) met een opening die leidt
tot direct knelgevaar voor gebruikers (criteria zie EN 294)
|
1
|
Visueel
|
6.9.1
|
Kooiafsluiting incl. grendel en contact
|
Werkt de kooiafsluiting incl. grendel en contact?
|
Het is mogelijk dat deuren of delen van deuren bij in beweging zijnde kooi (anders
dan gelijkstellen of inlopen) open staan
|
2
|
Visueel, grendels en (deur)contacten beproeven door bedienen
|
6.9.2
|
Kooiafsluiting incl. grendel en contact
|
Kunnen de vergrendelde kooideuren door gebruikers zonder hulpmiddelen vanuit de kooi
geopend worden?
|
De vergrendelde kooideuren kunnen door gebruikers zonder hulpmiddelen vanuit de kooi
geopend worden
|
2
|
|
7. Schachtput
|
7.1
|
Blokkeerschakelaar in de put
|
Werkt de blokkeerschakelaar in de put?
|
De blokkeerschakelaar in de put werkt niet
|
2
|
Beproeven door bedienen
|
7.2
|
Veiligheidscontacten in put
|
Werken de veiligheidscontacten in de put?
|
De veiligheidscontacten in de put werken niet
|
3
|
Beproeven door bedienen
|
7.3
|
Buffers
|
Werken de buffers?
|
De buffers zijn verdroogd of niet functioneel
|
3
|
Visueel eventueel beproeven;
Bepalen correcte uitvoering conform specificatie installateur
|
Bijlage C1 Procedure periodieke keuring liften tijdens de gebruiksfase van een gebouw
of bouwwerk
Inleiding
Deze procedure is de nadere invulling van de in het WSCS genoemde procedure voor keuringen
van liften tijdens de gebruiksfase van een gebouw of bouwwerk als bedoeld in artikel 17
lid 5, 6 en 7 van het Warenwetbesluit liften. Dit is uitgewerkt in het hierbij gevoegde
stroomschema.
Uitgangspunten
-
a. de eigenaar van een lift is verantwoordelijk voor de aanwezigheid van een geldig certificaat
van goedkeuring.
-
b. tijdens het gebruik van de lift in de gebruiksfase van een gebouw of bouwwerk dient
de eerste periodieke keuring te worden uitgevoerd binnen twaalf (12) maanden na het
beschikbaar komen van de lift voor algemeen gebruik. De daarop volgende periodieke
keuringen dienen telkens binnen achttien (18) maanden na de voorgaande keuring te
worden uitgevoerd.
-
c. de hier bedoelde keuring wordt uitgevoerd door een daartoe door het Ministerie van
SZW aangewezen instelling (hierna: CKI).
-
d. deze CKI geeft het hier genoemde certificaat van goedkeuring af.
-
e. deze CKI brengt als blijk van goedkeuring in de kooi een kenmerk aan.
-
f. bij liften die niet gebouwd zijn overeenkomstig de Richtlijn Liften 95/16/EG moeten
de periodieke keuringen binnen 18 (achttien) maanden na de laatste keuringsdatum plaatsvinden.
-
g. een nieuwe EG-verklaring van overeenstemming van een lift dient door degene die deze
verklaring afgeeft gemeld te worden bij een instelling als genoemd in lid c.
-
h. als een lift wordt afgekeurd omdat er tekortkomingen worden geconstateerd die een
direct ernstig gevaar voor leven of gezondheid van personen opleveren, zal de CKI
dit onmiddellijk melden aan de Inspectie SZW.
-
i. een gekeurde lift die is afgekeurd moet worden herkeurd door de CKI die deze lift
heeft afgekeurd.
Bijlage C1
-
a. als een lift is afgekeurd, mag die lift niet meer in bedrijf zijn of in bedrijf worden
gesteld. De inspecteur deelt de eigenaar of de vertegenwoordiger van de eigenaar mede
dat die lift buiten bedrijf behoort te worden gesteld.
-
b. tekortkomingen aan een lift worden door de inspecteur in het liftboek en in het rapport
aan de eigenaar vermeld.
-
c. tekortkomingen, ook als deze tijdens de keuring worden hersteld, worden in het rapport
van de instelling aan de eigenaar vermeld.
-
d. het resultaat van de laatst uitgevoerde keuring bepaalt of een lift wel of niet in
gebruik mag zijn.
-
e. de lijst van inspectiepunten geeft de minimale keuringsinhoud weer maar is niet limitatief.
-
f. op de uitvoering van de keuring is het Arbeidsomstandighedenbesluit van toepassing.
Keuringscriteria
Indien uit de keuring blijkt dat is voldaan aan de voor de lift geldende vervaardigingsvoorschriften
conform het Warenwetbesluit liften, kan door de CKI een certificaat van goedkeuring
worden afgegeven.
De bij een keuring gehanteerde inspectiepunten zijn weergegeven in de lijst van inspectiepunten.
Deze lijst van inspectiepunten geeft de minimale keuringsomvang weer in relatie tot
de vervaardigingsvoorschriften.
Achter elk inspectiepunt is een urgentiecode vermeld. Deze urgentiecode bepaalt de
beoordeling die verwacht wordt van een inspecteur indien een dergelijke afwijking
geconstateerd wordt. Door omstandigheden is het mogelijk dat die inspecteur een afwijkende
beslissing neemt.
Betekenis van de urgentiecode:
-
1. afkeuring, gevolgd door melding aan de Inspectie SZW en stilzetten van de lift.
-
2. Afkeuring van de lift
-
3. Aandachtspunt, waarvan de ernst naar het oordeel van de inspecteur tot goedkeur of
afkeur kan leiden
Als de lift een brandweerlift is, dient bovendien voldaan te worden aan Bijlage C2.
Bijlage C1
Extra controles tijdens een eerste keuring door een instelling
In de kolom ‘Wijze van uitvoering’ is een aantal items vet, schuin en onderstreept
weergegeven. Alvorens een lift voor de eerste keer van een instelling een certificaat
van goedkeuring kan krijgen, dienen deze punten gecontroleerd te worden. Deze controle
kan worden beperkt tot een steekproef indien de conformiteitscontrolelijst van een
installateur die gecertificeerd is volgens module H van de Richtlijn liften 95/16/EG
aanwezig is. Bij gebreke van deze controlelijst dient een volledige keuring plaats
te vinden.
Bijlage C1 Lijst van inspectiepunten periodieke keuring liften minimale inspectiepunten,
wijze van vaststelling en afkeurmaatstaven
No.
|
Inspectiepunt
|
Keuringscriterium
|
Afwijking
|
Urgentie
|
Wijze van uitvoering
|
1. Algemeen
|
1.1
|
Vorige keuringsdatum
|
n.v.t.
|
n.v.t.
|
n.v.t.
|
Vaststellen via liftboek of rapport
|
1.2
|
Keuringsdatum
|
n.v.t.
|
n.v.t.
|
n.v.t.
|
Noteren voor certificaat
|
1.3
|
Inspecteur
|
n.v.t.
|
n.v.t.
|
n.v.t.
|
Identificatie van uitvoerende
|
1.4
|
Onderhoudsfirma
|
n.v.t.
|
n.v.t.
|
n.v.t.
|
Identificatie van aanwezige bij de keuring
|
1.5
|
Documentatie
|
Zijn het liftboek, de gebruikershandleiding en alle overige documenten bij de lift
aanwezig?
|
Liftboek en/of overige documenten zijn niet aanwezig
|
3
|
Visuele controle
|
2. Algemene toetsingen
|
2.1.1
|
Arbeidsomstandig-heden
|
Arbeidsomstandighedenbesluit
|
Niet voldoen aan Arbeidsomstandighedenbesluit
|
3
|
Leidt wel/niet tot keuring
|
2.1.2
|
Arbeidsomstandig-heden
|
Wordt voldaan aan art. 7.21, 1e lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit?
|
Er wordt niet voldaan aan art. 7.21, 1e lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit
|
3
|
Leidt wel/niet tot keuring
|
2.2.1
|
Toetsing liftspecifieke voorzieningen
|
Levert het niet functioneren direct gevaar op voor gebruikers en / of onderhoudspersoneel?
|
Het niet-functioneren levert direct gevaar op voor gebruikers en / of onderhoudspersoneel
|
1
|
Testen van veiligheidsvoorzieningen die aangebracht zijn om bij afwijkende uitvoeringen
een gelijkwaardig veiligheidsniveau te verkrijgen;
Bepalen correcte uitvoering conform specificatie installateur
|
2.2.2
|
Toetsing liftspecifieke voorzieningen
|
Wordt voldaan aan de eventuele voorwaarden waaronder afwijkingen van de geharmoniseerde
norm zijn toegestaan, zoals opgenomen in het liftboek?
|
Er wordt niet voldaan aan de eventuele voorwaarden waaronder afwijkingen van de geharmoniseerde
norm zijn toegestaan, zoals opgenomen in het liftboek
|
1 t/m 3
|
Controle en visuele inspectie van de installatie aan de hand van de beschikbare documenten.
Bepalen correcte uitvoering en/of werking conform specificatie installateur
|
2.2.3
|
Toetsing liftspecifieke voorzieningen
|
Levert het niet functioneren in samenhang met andere defecten een mogelijk gevaar
op?
|
Het niet-functioneren levert in samenhang met andere defecten een mogelijk gevaar
op
|
3
|
|
2.3.1
|
Elektrische installatie
|
Bestaat er direct aanrakingsgevaar voor gebruikers?
|
Er bestaat direct aanrakingsgevaar voor gebruikers
|
1
|
Visuele inspectie van schakelelementen, bekabeling etc.;
Bepalen correcte uitvoering veiligheidsgerelateerde delen conform specificatie installateur
|
2.3.2
|
Elektrische installatie
|
Zijn er overbruggingen in de veiligheidslijn?
|
Er zijn overbruggingen in de veiligheidslijn
|
2
|
|
2.3.3
|
Elektrische installatie
|
Is er slijtage of beschadiging die leidt tot falen van veiligheidsvoorzieningen op
korte termijn?
|
Er is slijtage of beschadiging die leidt tot falen van veiligheidsvoorzieningen op
korte termijn
|
3
|
|
2.4.1
|
Hydraulische installatie
|
Is er lekkage die leidt tot ongecontroleerd dalen?
|
Er is lekkage die leidt tot ongecontroleerd dalen
|
1
|
Visuele controle
Bepalen correcte uitvoering veiligheidsgerelateerde delen conform specificatie installateur
|
2.4.2
|
Hydraulische installatie
|
Is er lekkage die leidt tot een brandrisico?
|
Er is lekkage die leidt tot een brandrisico
|
3
|
Visuele controle
|
2.5
|
Vervuiling
|
Is er brandgevaar en/of besmettingsgevaar?
|
Er is brandgevaar en/of besmettingsgevaar
|
3
|
Visuele controle
|
3.Machinekamer
|
3.1
|
Bevrijden opgesloten passagiers
|
Is het bevrijden van opgesloten passagiers mogelijk?
|
Er zijn geen, incomplete of niet werkende voorzieningen of verkeerde instructies
|
3
|
Beproeven van de voorziening aan de hand van de aanwezige instructie
|
3.2
|
Machineruimte afsluitbaar
|
Is de machineruimte afsluitbaar?
|
De machinekamer is direct bereikbaar vanaf een publiek toegankelijke locatie en niet
afsluitbaar
|
1
|
Werking slot
|
3.3
|
|
|
|
|
|
3.3.1
|
Tractiecontrole
|
Slippen de kabels volgens de normvereiste?
|
De kabels slippen niet volgens de normvereiste
|
3
|
Testen
|
3.3.2
|
Tractiecontrole
|
Liggen de kabels niet onder in groef?
|
De kabels liggen onder in groef
|
1
|
|
3.4.1
|
Corrigeren met open deuren
|
Corrigeert de lift met open deuren?
|
Niet functioneren van de lekschakeling
|
2
|
Testen van systeem;
Bepalen correcte uitvoering overbruggingsschakelingen conform specificatie installateur
|
3.4.2
|
Corrigeren met open deuren
|
Werkt de veiligheidsschakeling?
|
De veiligheidsschakeling is defect of leidt tot een gevaarlijke situatie voor gebruikers
|
1
|
|
3.5
|
Noodeindschakelaar
|
Werkt de noodeindschakelaar?
|
De noodeindschakelaar spreekt niet aan vóór het bereiken van de stuiting
|
2
|
Testen op werking controle juiste afstelling
|
3.6
|
Speling in machine
|
Is er speling in machine?
|
De speling in de machine is hoger dan de fabrikantenspecificatie toestaat
|
2
|
Bepalen via meting;
Bepalen correcte uitvoering conform specificatie installateur
|
3.7
|
Rem
|
Werkt de rem?
|
De voering is volledig versleten; de voeringen openen of sluiten niet correct; de
voeringen geven onvoldoende remkracht
|
1
|
Visueel tijdens tractietest
|
3.8
|
Fasebeveiliging
|
Werkt de fasebeveiliging?
|
De fasebeveiliging functioneert niet. De liftmachine geeft onvoldoende koppel
|
2
|
Beproeven
|
3.9
|
Overstortdruk [bar]
|
Overstortdruk [bar]
|
De overstortdruk overschrijdt de specificatie van de fabrikant
|
3
|
Beproeven
|
3.10
|
Overdrukcontact
|
Werkt het overdrukcontact?
|
Alleen indien normtechnisch verplicht
|
3
|
Beproeven
|
3.11.1
|
Snelheidsbegrenzer
|
Werkt de snelheidsbegrenzer?
|
De snelheidsbegrenzer functioneert niet
|
2
|
Beproeven via test van de vang, visuele inspectie;
Bepalen correcte uitvoering conform specificatie installateur
|
3.11.2
|
Snelheidsbegrenzer
|
Werken de contacten?
|
De contacten functioneren niet
|
2
|
|
4. Schacht
|
4.1.1
|
Gegarandeerde vrije ruimten onder en boven
|
Is er gegarandeerde vrije ruimten onder en boven?
|
Er ontbreken stuitingen
|
1
|
Meten van uitloop tegengewicht, visuele controle stuitingen etc.;
Bepalen van vrije ruimten onder en boven kooi; Bepalen van uitlopen kooi en tegengewicht
|
4.1.2
|
Gegarandeerde vrije ruimten onder en boven
|
Is er beperking van de vrije ruimte?
|
Er is een beperking van de vrije ruimte
|
3
|
Meten
|
4.2
|
Blokkeerschakelaar op kooi
|
Werkt de blokkeerschakelaar op de kooi?
|
De blokkeerschakelaar op de kooi functioneert niet
|
2
|
Testen door bedienen
|
4.3
|
Inspectiebesturing
|
Werkt de inspectiebesturing?
|
De inspectiebesturing functioneert niet; er zijn fouten in de elektrische schakeling
|
3
|
Testen door bedienen
|
4.4
|
Alleen toegankelijk voor bevoegden
|
Is de schacht alleen toegankelijk voor bevoegden?
|
Er zijn openingen in schacht; de schacht is direct toegankelijk voor derden; er is
knelgevaar conform EN 294
|
1
|
Visuele inspectie op openingen
|
4.5.1
|
Beveiliging tegen ongecontroleerde bewegingen incl. controle contacten
|
Werkt de beveiliging tegen ongecontroleerde bewegingen?
|
Niet werkende neerwaartse valbeveiliging (zoals vang, zelfremmendheid of slangbreuk
beveiliging)
|
2
|
Testen van voorzieningen als vang, slangbreuk beveiliging etc. door realistische beproeving
zoals handmatig snelheidsbegrenzer bedienen of verhogen daalsnelheid;
Bepalen correcte uitvoering conform specificatie installateur
|
4.5.2
|
Beveiliging tegen ongecontroleerde bewegingen incl. controle contacten
|
Werkt de beveiliging tegen ongecontroleerde bewegingen?
|
Niet werkende opwaartse valbeveiliging of niet functionerende veiligheidscontacten
|
2
|
|
4.6
|
Veiligheidscontacten op luiken en deuren
|
Werken de veiligheidscontacten op luiken en deuren?
|
De veiligheidscontacten op luiken of deuren functioneren niet naar behoren;, het luik
is van binnenuit niet te openen zonder hulpmiddelen
|
3
|
Testen door bedienen
|
4.7
|
Leiders en leisloffen bevestigingen
|
Zijn de leiders en leisloffen bevestigingen goed gemonteerd?
|
Er is mogelijk contact tussen kooi en tegengewicht en/of andere delen in de schacht
|
3
|
Visuele controle
|
4.8
|
Draagmiddelen / bevestigingen
|
Voldoen de draagmiddelen / bevestigingen aan de voor het draagmiddel geldende criteria
voor aantal breuken en rek?
|
De draagmiddelen / bevestigingen voldoen niet aan de voor het specifieke draagmiddel
geldende criteria voor aantal breuken en rek
|
2
|
Visuele inspectie en rek meting; Bepalen correcte uitvoering conform specificatie
installateur
|
5. Schachtdeuren
|
5.1
|
Schachtdeuren, grendels en bijbehorende veiligheidscontacten
|
Werken schachtdeuren, grendels en bijbehorende veiligheidscontacten?
|
Openstaan van deuren, of delen van deuren bij draaiende lift. Openen van deuren bij
draaiende lift zonder gebruik te maken van gereedschappen
|
1
|
Visueel aangevuld met beproeven door bedienen van alle veiligheidscontacten;
Bepalen correcte uitvoering conform specificatie installateur
|
6. Kooi
|
6.1
|
Kooilicht en noodverlichting
|
Werken het kooilicht en de noodverlichting?
|
Kooiverlichting of noodverlichting werken niet
|
3
|
Visueel, noodverlichting testen
|
6.2
|
Beveiliging open kooi toegang
|
Werkt de beveiliging bij een open kooitoegang?
|
De drempelbeveiliging functioneert niet naar behoren; er is een, niet-vlakke wand
met haakgevaar; er zijn openingen van meer dan 5 cm tussen drempel en wand
|
1
|
Beproeven door bedienen
|
6.3
|
Knelbeveiliging deuren
|
Werkt de knelbeveiliging van de deuren?
|
De sluitkracht is te hoog
|
3
|
Beproeven door bedienen
|
6.4
|
Alarm / spreek-luisterverbinding
|
Werken alarmmelding, spreek-luisterverbinding en noodvoeding?
|
Er is geen mogelijkheid tot doeltreffend slaan van alarm bij opsluiting
|
2
|
Beproeven door bedienen
|
6.5
|
Blokkeerschakelaar in kooi
|
Werkt de blokkeerschakelaar in de kooi?
|
De blokkeerschakelaar in de kooi functioneert niet
|
2
|
Beproeven door bedienen
|
6.6
|
Opschriften in kooi
|
Zijn de juiste opschriften in kooi aanwezig?
|
De belastingplaat ontbreekt
|
3
|
Visueel
|
6.7
|
Deur open knop
|
Werkt de ‘deur open knop’?
|
De ‘deur open knop’ functioneert niet
|
3
|
Beproeven
|
6.8
|
Kooimeubelsterkte en wanden
|
Kooimeubelsterkte en wanden
|
Er zijn openingen in kooiwanden (anders dan ventilatie) met een opening die leidt
tot direct knelgevaar voor gebruikers (criteria zie EN 294)
|
1
|
Visueel
|
6.9.1
|
Kooiafsluiting incl. grendel en contact
|
Werkt de kooiafsluiting incl. grendel en contact?
|
Het is mogelijk dat deuren of delen van deuren bij in beweging zijnde kooi (anders
dan gelijkstellen of inlopen) open staan
|
2
|
Visueel, grendels en (deur)contacten beproeven door bedienen
|
6.9.2
|
Kooiafsluiting incl. grendel en contact
|
Kunnen de vergrendelde kooideuren door gebruikers zonder hulpmiddelen vanuit de kooi
geopend worden?
|
De vergrendelde kooideuren kunnen door gebruikers zonder hulpmiddelen vanuit de kooi
geopend worden
|
2
|
|
7. Schachtput
|
7.1
|
Blokkeerschakelaar in de put
|
Werkt de blokkeerschakelaar in de put?
|
De blokkeerschakelaar in de put werkt niet
|
2
|
Beproeven door bedienen
|
7.2
|
Veiligheidscontacten in put
|
Werken de veiligheidscontacten in de put?
|
De veiligheidscontacten in de put werken niet
|
3
|
Beproeven door bedienen
|
7.3
|
Buffers
|
Werken de buffers?
|
De buffers zijn verdroogd of niet functioneel
|
3
|
Visueel eventueel beproeven;
Bepalen correcte uitvoering conform specificatie installateur
|
Bijlage C2 Procedure periodieke keuring van een brandweerlift tijdens de gebruiksfase
van een gebouw of bouwwerk
Inleiding
Deze procedure is de nadere invulling van de in het WSCS genoemde procedure voor keuringen
van liften die zijn aangemerkt als brandweerlift tijdens de gebruiksfase van een gebouw
of bouwwerk als bedoeld in artikel 17 lid 5, 6 en 7 van het Warenwetbesluit liften.
Dit is uitgewerkt in het hierbij gevoegde stroomschema.
Uitgangspunten
-
a. de eigenaar van een brandweerlift is verantwoordelijk voor de aanwezigheid van een
geldig certificaat van goedkeuring.
-
b. tijdens het gebruik van de brandweerlift in de gebruiksfase van een gebouw of bouwwerk
dient de eerste periodieke keuring te worden uitgevoerd binnen twaalf (12) maanden
na het beschikbaar komen van de lift voor algemeen gebruik. De daarop volgende periodieke
keuringen dienen telkens binnen achttien (18) maanden na de voorgaande keuring te
worden uitgevoerd.
-
c. de hier bedoelde keuring wordt uitgevoerd door een daartoe door het Ministerie van
SZW aangewezen instelling (hierna: CKI).
-
d. deze CKI geeft het hier genoemde certificaat van goedkeuring af.
-
e. een nieuwe EG-verklaring van overeenstemming van een brandweerlift dient door degene
die deze verklaring afgeeft gemeld te worden bij een instelling als genoemd in lid
c.
-
f. als een brandweerlift wordt afgekeurd zal de CKI dit onmiddellijk melden aan de Inspectie
SZW en aan de brandweer in de betreffende veiligheidsregio.
-
g. een gekeurde brandweerlift die is afgekeurd moet worden herkeurd door de CKI die deze
brandweerlift heeft afgekeurd.
-
h. als een brandweerlift is afgekeurd of een nieuw certificaat van goedkeuring niet zal
worden afgegeven, mag die brandweerlift niet meer in bedrijf zijn of in bedrijf worden
gesteld. De inspecteur deelt de eigenaar of de vertegenwoordiger van de eigenaar mede
dat die brandweerlift buiten bedrijf behoort te worden gesteld. De inspecteur brengt
in de directe nabijheid van de brandweerschakelaar een teken van afkeur aan.
Bijlage C2
-
i. als een lift is afgekeurd of een nieuw certificaat van goedkeuring niet zal worden
afgegeven en de brandweerlift dientengevolge niet (meer) in gebruik mag zijn, is de
eigenaar van de lift verantwoordelijk voor buitengebruikstelling .
-
j. tekortkomingen aan een brandweerlift worden door de inspecteur in het liftboek en
in het rapport aan de eigenaar vermeld.
-
k. tekortkomingen, ook als deze tijdens de keuring worden hersteld, worden in het rapport
van de instelling aan de eigenaar vermeld.
-
l. het resultaat van de laatst uitgevoerde keuring bepaalt of de lift wel of niet in
gebruik mag zijn.
-
m. de lijst van inspectiepunten geeft de minimale keuringsinhoud weer maar is niet limitatief.
-
n. op de uitvoering van de keuring is het Arbeidsomstandighedenbesluit van toepassing.
-
o. indien de Brandweer aanvullende maatregelen verplicht heeft gesteld om de lift toch
als personenlift in gebruik te mogen hebben, kan de CKI het certificaat van goedkeuring
pas afgeven nadat hij een bewijs van goedkeuring van deze maatregelen door de Brandweer
heeft ontvangen.
-
p. een lift die geïnstalleerd is als brandweerlift dient te allen tijde als brandweerlift
te worden gekeurd. Een CKI mag hier alleen van afwijken indien de eigenaar van de
lift een schriftelijke verklaring van de brandweer kan overleggen, waarin staat aangegeven
dat de brandweer akkoord gaat met het (tijdelijk) vervallen van de brandweerfunctie
van de betreffende lift.
Keuringscriteria
Een personenlift die als brandweerlift wordt gekeurd, dient ook goedgekeurd te worden
op basis van de periodieke keuring volgens bijlage C1. Indien de betreffende personenlift
niet is goedgekeurd op basis van de periodieke keuring volgens bijlage C, is deze
lift tevens afgekeurd als brandweerlift.
Indien uit de keuring blijkt dat is voldaan aan de voor de brandweerlift geldende
vervaardigingsvoorschriften conform het Warenwetbesluit liften, kan door de CKI een
certificaat van goedkeuring worden afgegeven.
De bij een keuring van een brandweerlift gehanteerde inspectiepunten zijn weergegeven
in de lijst van inspectiepunten. Deze lijst van inspectiepunten geeft de minimale
keuringsomvang weer in relatie tot de vervaardigingsvoorschriften. De lift dient bovendien
te voldoen aan het gestelde in Bijlage C1.
Bijlage C2
Achter elk inspectiepunt is een urgentiecode vermeld. Deze urgentiecode bepaalt de
beoordeling die verwacht wordt van een inspecteur indien een dergelijke afwijking
wordt geconstateerd. Door omstandigheden is het mogelijk dat die inspecteur een afwijkende
beslissing neemt.
Betekenis van de urgentiecode:
-
1. afkeuring, gevolgd door melding aan de Inspectie SZW en stilzetten van de lift.
-
2. afkeuring van de lift en melding aan de eigenaar dat de lift niet in gebruik mag zijn.
-
3. aandachtspunt, waarvan de ernst naar het oordeel van de inspecteur tot goedkeur of
afkeur kan leiden.
Bijlage C2 Lijst van inspectiepunten vervolgkeuring brandweerliften minimale inspectiepunten,
wijze van vaststelling en afkeurmaatstaven
No.
|
Inspectie
|
Keuringscriterium
|
Afwijking
|
Urgentie
|
Wijze van uitvoering
|
1. Algemeen
|
1.1
|
Vorige keuringsdatum
|
n.v.t.
|
n.v.t.
|
n.v.t.
|
Vaststellen via liftboek of rapport
|
1.2
|
Keuringsdatum
|
n.v.t.
|
n.v.t.
|
n.v.t.
|
Noteren voor certificaat
|
1.3
|
Inspecteur
|
n.v.t.
|
n.v.t.
|
n.v.t.
|
Identificatie van uitvoerende
|
1.4
|
Onderhoudsfirma
|
n.v.t.
|
n.v.t.
|
n.v.t.
|
Identificatie van aanwezige bij de keuring
|
1.5
|
Documentatie
|
Zijn het liftboek, de gebruikershandleidingen en alle overige documenten bij de lift
aanwezig?
|
Het liftboek en/of de overige documenten zijn niet aanwezig
|
3
|
Visuele controle. Indien niet aanwezig: keuring zo nodig afbreken
|
1.6
|
Programma van Eisen
|
Is het Programma van Eisen aanwezig en ingevuld?
|
Het Programma van Eisen is niet aanwezig of ingevuld
|
3
|
Visuele controle. Indien niet aanwezig: keuring zo nodig afbreken
|
1.7
|
Keuring als personenlift
|
Is de brandweerlift goedgekeurd als personenlift conform bijlage C?
|
De brandweerlift is niet goedgekeurd als personenlift conform bijlage C
|
1
|
|
2. Algemene toetsingen
|
2.1.1
|
Brandweerschakelaar
|
Is de brandweerschakelaar aangebracht op het juiste toegangsniveau in relatie tot
het PvE?
|
De brandweerschakelaar is niet op het juiste toegangsniveau aangebracht
|
2
|
Visuele controle
|
2.1.2
|
Brandweerschakelaar: pictogram
|
Is het brandweerpictogram aanwezig?
|
Brandweerpictogram is niet aanwezig
|
2
|
Visuele controle
|
2.1.3
|
Brandweerschakelaar: afstand
|
Is de brandweerschakelaar op de juiste afstand van de lift gemonteerd?
|
Afstand >2m
|
3
|
Meten
|
2.1.4
|
Brandweerschakelaar: hoogte
|
Is de brandweerschakelaar op de juiste hoogte gemonteerd?
|
Hoogte buiten 1,8-2m
|
3
|
Meten
|
2.1.5
|
Brandweerschakelaar: bediening
|
Is de brandweerschakelaar te bedienen met de schachtontgrendelsleutel?
|
De brandweerschakelaar is niet te bedienen met de schachtontgrendelsleutel
|
2
|
Controle door toetsen
|
2.1.6
|
Brandweerschakelaar: standen
|
Zijn de standen van de brandweerschakelaar bi-stabiel?
|
De standen van de brandweerschakelaar zijn niet bistabiel
|
2
|
Controle door toetsen
|
2.1.7
|
Brandweerschakelaar: actief
|
Is de brandweerschakelaar actief bij stand 1?
|
Actief bij stand 1?
|
2
|
Controle door toetsen
|
2.2.1
|
Waterbestendigheid
|
Voldoen de onderdelen die binnen 1 m van de schachttoegang zijn gelegen aan IPX3?
|
Deze onderdelen voldoen niet aan minimaal IPX3
|
2
|
Controleren of oorspronkelijke bescherming nog intact en aanwezig is
|
2.2.2
|
Waterbestendigheid
|
Voldoen de onderdelen die binnen 1 m van de putvloer zijn gelegen aan IP67?
|
Deze onderdelen voldoen niet aan minimaal IP67
|
2
|
Controleren of oorspronkelijke bescherming nog intact en aanwezig is
|
2.3
|
Torninrichting
|
Werkt de torninrichting?
|
Torninrichting werkt niet
|
2
|
Beproeven
|
2.4
|
Inspectiebesturing
|
Werkt de inspectiebesturing?
|
De inspectiebesturing werkt niet
|
2
|
Beproeven
|
2.5
|
Stopschakelaars
|
Werken de stopschakelaars?
|
De stopschakelaars werken niet
|
2
|
Beproeven
|
2.6
|
Veiligheidsinrichtingen
|
Werken de veiligheidsinrichtingen?
|
De veiligheidsinrichtingen werken niet
|
2
|
Beproeven
|
2.7
|
Invloed van storingen
|
Wordt de werking van de brandweerlift beïnvloed door storing in de schachtdrukknoppen
of andere delen van het bedieningssysteem?
|
De werking van de brandweerlift wordt beïnvloed door storing in de schachtdrukknoppen
of andere delen van het bedieningssysteem
|
2
|
Documentatiecheck
|
2.8
|
Externe bediening (indien aanwezig)
|
Laat de externe bediening de brandweerlift automatisch terugkeren naar het toegangsniveau
en blijft de lift daar met geopende deuren staan?
|
De externe bediening laat de brandweerlift niet automatisch terugkeren naar het toegangsniveau;
de lift blijft daar niet met geopende deuren staan
|
2
|
Documentatiecheck
|
2.9
|
Reddingsvoorzieningen
|
Zijn de reddingsvoorzieningen voor hulp van buitenaf en voor zelfhulp vanuit de kooi
nog in oorspronkelijke staat?
|
De reddingsvoorzieningen voor hulp van buitenaf en voor zelfhulp vanuit de kooi zijn
niet meer in oorspronkelijke staat
|
2
|
Visuele controle en check PvE
|
3. Werking Fase 1
|
3.1
|
Brandweerchakelaar: actief
|
Is de brandweerschakelaar actief bij stand I?
|
De brandweerschakelaar is niet actief bij stand I
|
2
|
Testen
|
3.2.1
|
Brandweerlift met brandmeldinstallatie
|
Gaat de lift naar het toegangsniveau van de brandweer?
|
De lift gaat niet naar het toegangsniveau van de brandweer
|
3
|
Testen
|
3.2.2
|
Brandweerlift met brandmeldinstallatie
|
Gaat de lift vervolgens bij bedienen van de brandweerschakelaar, functioneren als
brandweerlift?
|
De lift functioneert niet als brandweerlift
|
2
|
Testen
|
3.2.3
|
Brandweerlift zonder brandmeldinstallatie
|
Werkt de brandweerlift zonder brandmeldinstallatie?
|
De lift functioneert niet als brandweerlift
|
2
|
Testen
|
3.3
|
Verdiepings-knoppen
|
Verdiepingsknoppen mogen niet meer actief zijn
|
De verdiepingsknoppen zijn actief
|
2
|
Testen
|
3.4
|
Thuislanding
|
Wordt de brandweerlift naar de thuislanding gedirigeerd?
|
De brandweerlift wordt niet naar de thuislanding gedirigeerd
|
2
|
Testen
|
3.5.1
|
Stopplaatsen
|
Is de hoogste stopplaats bereikbaar binnen 60 s?
|
De hoogste stopplaats is niet bereikbaar binnen 60s
|
2
|
Testen
|
3.5.2
|
Stopplaatsen
|
Worden alle verdiepingen bediend door de brandweerlift?
|
Niet alle verdiepingen worden bediend door de brandweerlift
|
2
|
Visuele controle en check in PvE
|
3.6
|
Intercom
|
Werkt de intercom?
|
De intercom werkt niet
|
3
|
Testen
|
3.7
|
Schachtverlichting
|
Werkt de schachtverlichting?
|
De schachtverlichting werkt niet
|
2
|
Testen
|
3.8
|
Deuren open
|
Blijven de deuren geopend na aankomst op het toegangsniveau van de brandweer?
|
De deuren blijven na aankomst op het toegangsniveau van de brandweer niet geopend
|
2
|
Testen
|
3.9
|
Fotocel
|
Zijn de door rook of hitte beïnvloedbare fotocellen uitgeschakeld?
|
De door rook of hitte beïnvloedbare fotocellen zijn niet uitgeschakeld
|
2
|
Testen
|
3.10
|
Geforceerd sluiten
|
Werkt het geforceerd sluiten van de deuren?
|
Het geforceerd sluiten van de deuren werkt niet
|
2
|
Testen
|
3.11.1
|
Acoustisch signaal
|
Werkt het acoustisch signaal bij geforceerd sluiten?
|
Het acoustisch signaal werkt niet bij geforceerd sluiten
|
3
|
Testen
|
3.11.2
|
Acoustisch signaal
|
Werkt het acoustisch signaal bij inspectiebesturing?
|
Het acoustisch signaal werkt niet bij inspectiebesturing
|
2
|
Testen
|
3.11.3
|
Acoustisch signaal
|
Stopt het acoustisch signaal na uitschakelen van de inspectiebesturing?
|
Het acoustisch signaal stopt niet na uitschakelen van de inspectiebesturing
|
3
|
Testen
|
4. Werking Fase 2
|
4.1
|
Kooitableau
|
Is het volledig kooitableau beschikbaar voor de brandweerfunctie, met uitschakeling
van andere oproepsystemen?
|
Het volledig kooitableau is niet beschikbaar voor de brandweerfunctie; andere oproepsystemen
zijn niet uitgeschakeld
|
2
|
Testen
|
4.2
|
Werking brandweerlift
|
De brandweerlift mag niet werken voordat de brandweerschakelaar is bediend
|
De brandweerlift werkt vóórdat de brandweerschakelaar is bediend
|
2
|
|
4.3
|
Stoppen zonder deuren openen
|
Openen de deuren na een rit automatisch?
|
De deuren mogen na een rit niet automatisch openen
|
2
|
Testen
|
4.4
|
Werking na kooicommando
|
Werkt de brandweerlift na een kooicommando?
|
De brandweerlift werkt niet na een kooicommando
|
2
|
Visuele controle
|
4.5
|
Bediening deuren openen
|
De deuren mogen uitsluitend geopend worden door een blijvende bediening van de deur-open
knop
|
De deuren openen automatisch
|
2
|
Testen
|
4.6
|
Kooicommando op verdieping
|
De lift moet op de verdieping blijven staan tot een nieuw kooicommando wordt gegeven
|
De lift vertrekt zonder kooicommando
|
2
|
Testen
|
4.7
|
Drukknoppen
|
Drukknoppen moeten actief blijven
|
De drukknoppen zijn niet actief
|
2
|
Testen
|
4.8
|
Eén commando tegelijk
|
Wordt slechts één commando tegelijk geregistreerd?
|
Een actief commando wordt overschreven door een nieuw commando
|
2
|
Testen
|
4.9
|
Standaanduiding
|
Werkt de standaanduiding?
|
De standaanduiding werkt niet
|
2
|
Testen
|
4.10
|
Terugroepen met brandweerschakelaar
|
Fase 1 moet weer worden geactiveerd door de brandweerschakelaar van 1 naar 0 te schakelen
en binnen 5 s weer naar 1
|
Fase 1 wordt niet geactiveerd
|
2
|
Testen
|
4.11
|
Reset brandweerfunctie
|
Reset brandweerfunctie mag slechts mogelijk zijn nadat de brandweerschakelaar op 0
is gezet EN nadat de lift terug is op de verdieping waar de brandweerschakelaar is
aangebracht
|
Reset brandweerfunctie werkt niet naar behoren
|
2
|
1:Lift op verdieping, deuren open
2:Schakelaar naar 0
3:Test: geen verdiepingsoproep mogelijk!
|
4.12
|
Beïnvloeding door rook, hitte of vocht
|
De kooiknoppen en bijbehorende besturing mag niet worden beïnvloed door rook, hitte
of vocht
|
Kooiknoppen en besturing worden beïnvloed
|
2
|
Documentatiecheck
|
Bijlage D Procedure keuring liften na een herstelling zonder ontwerpwijziging of
vervanging door hetzelfde type van één of meerdere hoofd- en/of veiligheidscomponenten
Inleiding
Deze procedure is de nadere invulling van de in het WSCS genoemde procedure voor keuringen
van liften als bedoeld in artikel 17 lid 4 van het Warenwetbesluit liften.
Een keuring als bedoeld in deze procedure is beperkt tot het keuren van het herstel
met behoud van de laatste fysieke hoedanigheid of vervanging door een identiek of
een overeenkomend model met dezelfde specificaties van één of meerdere hoofd- en/of
veiligheidscomponenten (hierna: liftcomponenten) en de aan de herstelling/vervanging
gerelateerde invloeden op de veiligheid van de lift. In Tabel 1 en 2 is de keuringsomvang
nader gespecificeerd.
Uitgangspunten
-
a. de eigenaar van een lift is verantwoordelijk voor de aanwezigheid van een geldig certificaat
van goedkeuring.
-
b. de hier bedoelde keuring wordt uitgevoerd door een daartoe door het Ministerie van
SZW aangewezen instelling (hierna: CKI).
-
c. vóór elke ingebruikname na een herstel of vervanging van één of meerdere liftcomponenten
van een lift moet door een inspecteur van een CKI (hierna: inspecteur) indien noodzakelijk
een keuring volgens tabel 1 en/of tabel 2 worden uitgevoerd.
-
d. een herstel of vervanging van één of meerdere liftcomponenten van een lift wordt door
een inspecteur afgekeurd, indien niet is aangetoond dat het veiligheidsniveau van
die lift na de beëindiging van dat herstel of die vervanging minimaal overeenkomstig
is met het veiligheidsniveau vóór de aanvang van dat herstel of die vervanging.
-
e. een gekeurde lift die is afgekeurd moet worden herkeurd door de instelling die deze
lift heeft afgekeurd.
Bijlage D
-
a. bij de keuring gesignaleerde tekortkomingen worden door de inspecteur in het liftboek
en in het rapport aan de eigenaar van de lift vermeld.
-
b. bij een vervanging van één of meerdere liftcomponenten waarbij veiligheids-componenten
betrokken zijn, dient conform de uitspraak van het Lift Comité van de Europese Commissie
(§ 21 Guide to Application of the Lifts Directive 95/16/EC) het (de) nieuw te plaatsen
veiligheidscomponent(en) overeenkomstig de laatste stand der techniek en in overeenstemming
met de Richtlijn liften 95/16/EG te zijn.
-
c. bij uitzondering kan het vanwege technische incompatibiliteit onmogelijk blijken,
het originele veiligheidscomponent te vervangen door een veiligheidscomponent dat
ontworpen en gefabriceerd is volgens de laatste stand der techniek. In dat geval mogen
niet-CE-gemarkeerde veiligheidscomponenten worden gebruikt. Indien zulke veiligheidscomponenten
worden gebruikt, gaan deze vergezeld van een verklaring in het liftboek dat deze uitsluitend
vanwege technische incompatibiliteit zijn gemonteerd als vervanging van het originele
niet-CE-gemarkeerde veiligheidscomponent.
-
d. deze procedure geeft de minimale keuringsinhoud weer maar is niet limitatief.
-
e. op de uitvoering van de keuring is het Arbeidsomstandighedenbesluit van toepassing.
Keuringscriteria
Indien uit de keuring blijkt dat is voldaan aan de voor de lift geldende vervaardigingsvoorschriften
conform het Warenwetbesluit liften, mag de lift weer in gebruik worden genomen.
De bij een keuring gehanteerde inspectiepunten zijn weergegeven in de inspectiepuntenlijst.
Bijlage D
Toelichting bij de tabellen
-
a. Herstellen in het algemeen is het terugbrengen naar de voorlaatste situatie. Herstellen
van een liftcomponent in het bijzonder is het terugbrengen naar de uitvoeringsvorm,
functionaliteit en veiligheidsniveau van vóór het herstel.
-
b. Vervangen in het algemeen is verversen. Vervangen van een hoofd- en/of veiligheidscomponent
in het bijzonder is het uitwisselen van het betreffende component in zijn totaliteit.
-
c. Hoofdcomponenten in het algemeen zijn de belangrijkste bestanddelen van een samenstelling.
Hoofdcomponenten van een lift in het bijzonder zijn die bestanddelen die genoemd worden
in bijlage E.2, onderdeel b van de norm EN81-1:1998 en EN81-2:1998 met uitzondering
van de veiligheidscomponenten.
-
d. Veiligheidscomponenten in het algemeen zijn bestanddelen van een samenstelling die
een veiligheidsfunctie waarborgen maar niet nodig zijn voor de werking van het object
waar deze componenten zijn aangebracht. Veiligheidscomponenten van een lift in het
bijzonder zijn die bestanddelen die genoemd worden in bijlage IV van de Richtlijn
liften 95/16/EG.
Bijlage D Tabel 1. Keuring bij herstel van hoofdcomponenten en/of veiligheidscomponenten
|
Hoofdcomponenten (H) en/of veiligheidscomponenten (V)
|
Herstel
|
Keuring op locatie
|
Controle op type of model
|
Proeflast
|
V
|
Grendelinrichting
|
–
|
Ter beoordeling van de CI
|
Ter beoordeling van de CI
|
V en/of H
|
Besturingssysteem
|
X1)
|
H
|
Leiders
|
–
|
H
|
Kooideur en/of schachtdeur
|
–
|
H
|
Machine (aggregaat)
|
–
|
H
|
Tractieschijf
|
–
|
V
|
Snelheidsbegrenzer
|
X
|
V
|
Beveiligingen tegen te grote snelheid van een kooi in opwaartse richting
|
X
|
V
|
Kooibuffer(s)
|
X2)
|
V
|
Tegengewichtbuffer(s)
|
X2)
|
V
|
Kooivang
|
X
|
V
|
Tegengewichtvang
|
X
|
V
|
Kleminrichting
|
X
|
V
|
Vastzetinrichting
|
X
|
V
|
Leidingbreukklep
|
X
|
V
|
Smoorklep / smoorterugslagklep
|
X
|
H
|
Cilinder(s)
|
–
|
H
|
Drukbegrenzingsklep
|
X
|
Waarbij:
–
|
Niet van toepassing
|
X1)
|
Niet van toepassing indien alleen printplaten of componenten door hetzelfde type worden
vervangen.
|
X2)
|
Alleen van toepassing bij hydraulische buffers.
|
Bij herstel wordt aangenomen dat het betreffende component zodanig gedemonteerd is
geweest, dat het (in)schakelmoment opnieuw is in- of afgesteld.
Tabel 2. Keuring bij vervanging van hoofdcomponenten en/of veiligheidscomponenten
door hetzelfde type
|
Hoofdcomponenten (H) en/of veiligheidscomponenten (V)
|
Vervanging door hetzelfde type
|
Keuring op locatie
|
Controle op type of model
|
Proeflast
|
V
|
Grendelinrichting
|
–
|
–
|
–
|
V en/of H
|
Besturingssysteem
|
X1)
|
X
|
–
|
H
|
Leiders
|
X2)
|
X2)
|
X2)
|
H
|
Kooideur en/of schachtdeur
|
X
|
X
|
–
|
H
|
Machine (aggregaat)
|
X
|
X
|
–
|
H
|
Tractieschijf
|
–
|
–
|
–
|
V
|
Snelheidsbegrenzer
|
X
|
X
|
–
|
V
|
Beveiligingen tegen te grote snelheid van een kooi in opwaartse richting
|
X
|
X
|
–
|
V
|
Kooibuffer(s)
|
X3)
|
X3)
|
X3)
|
V
|
Tegengewichtbuffer(s)
|
X3)
|
X3)
|
–
|
V
|
Kooivang
|
X
|
X
|
X
|
V
|
Tegengewichtvang
|
X
|
X
|
–
|
V
|
Kleminrichting
|
X
|
X
|
X4)
|
V
|
Vastzetinrichting
|
X
|
X
|
X4)
|
V
|
Leidingbreukklep
|
X
|
X
|
X4)
|
V
|
Smoorklep / smoorterugslagklep
|
X
|
X
|
X4)
|
H
|
Cilinder(s)
|
X
|
X
|
X5)
|
H
|
Drukbegrenzingsklep
|
X
|
X
|
X6)
|
Waarbij:
–
|
Niet van toepassing
|
X1)
|
Niet van toepassing indien alleen printplaten of componenten door hetzelfde type worden
vervangen.
|
X2)
|
Alleen bij vervanging van complete sets leiders.
|
X3)
|
Alleen van toepassing bij hydraulische buffers.
|
X4)
|
Bij hydraulische liften met directe (1:1) aandrijving is een vang als veiligheidscomponent
gelijk te stellen aan een kleminrichting, vastzetinrichting, leidingbreukklep en/of
smoorklep/smoorterugslagklep. Alleen proeflast indien klem- of vastzetinrichting volgens
tabel 3 uit NEN-EN 81-2.
|
X5)
|
Proeflast n.v.t. indien de cilinder m.b.v. het aggregaat te beproeven is op overdruk.
|
X6)
|
Proeflast n.v.t. indien de drukbegrenzingsklep te beproeven is met gesloten hoofdafsluiter.
|
Bijlage E Procedure keuring liften vóór de ingebruikname na een wijziging
Inleiding
Deze procedure is de nadere invulling van de in het WSCS genoemde procedure voor keuringen
van liften als bedoeld in artikel 17 lid 4 van het Warenwetbesluit liften.
Een lift wordt in deze procedure opgedeeld in een niet-bouwkundig deel (het werktuigbouwkundige
deel) en een bouwkundig deel; zie de toelichting. De invalshoek is een wijziging van
het werktuigbouwkundige deel. Een wijziging aan dit werktuigbouwkundige deel kan plaats
vinden onder twee omstandigheden:
Het is ook mogelijk dat alleen het bouwkundige deel van de lift wordt gewijzigd. Ook
dan is er sprake van een wijziging in de context van deze procedure.
Een keuring als bedoeld in deze procedure is beperkt tot het keuren van de gewijzigde
onderdelen en de aan de wijziging gerelateerde invloeden op de veiligheid van de lift.
In de tabellen 1, 2 en 3 is de keuringsomvang nader gespecificeerd.
Nieuwe liften worden niet gezien als wijzigingen. Een nieuwe lift is, conform de uitspraak
van het Lift Comité van de Europese Commissie (§ 17 Guide to Application of the Lifts
Directive 95/16/EC) en met in acht name van de in deze procedure gehanteerde definities
en begrippen betreffende lifttechnische installaties en liften:
-
– een lift die geplaatst wordt in nieuwe gebouwen,
-
– een lift die geplaatst wordt in bestaande gebouwen,
-
– een lifttechnische installatie die geplaatst wordt in een bestaande schacht (inclusief
die lifttechnische installatie waarbij de leiders en hun montagebeugels of alleen
de montagebeugels van de leiders voor die lifttechnische installatie in de bestaande
schacht behouden blijven).
Bijlage E
Nieuwe liften dienen onderworpen te worden aan een overeenstemmingsbeoordelingsprocedure
conform het Warenwetbesluit liften, artikel 8.
Een verplaatste lift en een ter vervanging van de oorspronkelijke lift geplaatste
nieuwe lift worden beschouwd als een nieuwe lift.
Uitgangspunten
-
a. de eigenaar van een lift is verantwoordelijk voor de aanwezigheid van een geldig certificaat
van goedkeuring.
-
b. de hier bedoelde keuring wordt uitgevoerd door een daartoe door het Ministerie van
SZW aangewezen instelling (hierna: CKI).
-
c. vóór elke ingebruikname na een wijziging van een lift moet door een inspecteur van
een CKI (hierna: inspecteur) indien noodzakelijk een keuring volgens tabel 1, 2 en
3 worden uitgevoerd.
-
d. de wijziging van een lift wordt door de CKI afgekeurd indien niet is aangetoond dat
het veiligheidsniveau van die lift na de beëindiging van de wijziging minimaal overeenkomstig
is met het veiligheidsniveau vóór de aanvang van de wijziging.
-
e. een gekeurde lift die is afgekeurd moet worden herkeurd door de CKI die deze lift
heeft afgekeurd.
-
f. het veiligheidsniveau vóór de aanvang van een wijziging wordt bepaald aan de hand
van de bij de oorspronkelijke bouw van de lift vigerende normen en regelgevingen,
rekening houdend met de laatste fysieke situatie van de lift zelf.
-
g. bij de keuring gesignaleerde tekortkomingen worden door de inspecteur in het liftboek
en in het rapport aan de eigenaar van de lift vermeld.
-
h. bij een wijziging waarbij veiligheidscomponenten betrokken zijn, dient (dienen) conform
de uitspraak van het Lift Comité van de Europese Commissie (§ 21 Guide to Application
of the Lifts Directive 95/16/EC) het (de) nieuw te plaatsen veiligheidscomponent(en)
overeenkomstig de laatste stand der techniek en in overeenstemming met Richtlijn liften
95/16/EG te zijn.
-
i. bij uitzondering kan het vanwege technische incompatibiliteit onmogelijk blijken,
het originele veiligheidscomponent te vervangen door een veiligheidscomponent dat
ontworpen en gefabriceerd is volgens de laatste stand der techniek. In dat geval mogen
niet-CE-gemarkeerde veiligheidscomponenten worden gebruikt. Indien zulke veiligheidscomponenten
worden gebruikt,
Bijlage E
gaan deze vergezeld van een verklaring in het liftboek dat deze uitsluitend vanwege
technische incompatibiliteit zijn gemonteerd als vervanging van het originele niet-CE-gemarkeerde
veiligheidscomponent.
-
a. deze procedure geeft de minimale keuringsinhoud weer maar is niet limitatief.
-
b. op de uitvoering van de keuring is het Arbeidsomstandighedenbesluit van toepassing.
-
c. bij liften gebouwd onder de Richtlijn liften 95/16/EG dienen de wijzigingen ook doorgevoerd
te worden in de gebruikershandleiding en onderhoudsinstructies (NEN-EN 13015:2001.
Keuringscriteria
Indien is voldaan aan de voor de lift geldende vervaardigingsvoorschriften conform
het Warenwetbesluit liften en de bij de wijziging toegepaste componenten zodanig zijn
aangebracht en functioneren dat deze het oorspronkelijke veiligheidsniveau van de
lift niet laten afnemen, mag de lift weer in bedrijf worden gesteld.
De bij een keuring gehanteerde inspectiepunten aangaande liften die niet gebouwd zijn
onder de Richtlijn liften 95/16/EG zijn weergegeven op
. Inhoudelijk wordt deze lijst afgestemd op de vervaardigingsvoorschriften van de
betreffende lift met uitzondering van eventueel (nieuw) toegepaste componenten. Deze
dienen te functioneren en te voldoen aan de hiervoor geldende vervaardigings- en montagevoorschriften.
Daarnaast dient tevens het veiligheidsniveau van de lift in ogenschouw genomen te
worden. De keuring betreft echter alleen de betrokken wijziging(en) in relatie tot
de totale installatie.
De bij een keuring gehanteerde inspectiepunten en inhoud aangaande liften die wel
gebouwd zijn onder de Richtlijn liften zijn weergegeven op
, waarbij tevens het oorspronkelijke veiligheidsniveau van de lift behouden moet blijven.
De keuring betreft echter enkel de betrokken wijziging(en) in relatie tot de totale
installatie.
Bijlage E
Toelichting bij de tabellen
-
1. een lift zoals gedefinieerd in het Warenwetbesluit liften art. 1 lid c is de samenvoeging
van een lifttechnische installatie (het werktuigbouwkundig deel, dat zijn hier de
niet-bouwkundige delen), een schacht en/of een machinekamer en/of een schijvenruimte
(de drie bouwkundige delen).
-
2. een lifttechnische installatie is het samenspel van de technische voortbrengselen
die tezamen een toestel vormen voor het vervoer van personen of goederen in een schacht.
-
3. een schacht is de ruimte waarin de kooi, het tegengewicht of het balanceergewicht
van de lifttechnische installatie zich beweegt.
-
4. een machinekamer is de ruimte waarin de machine of machines en/of de bijbehorende
apparatuur zijn geplaatst.
-
5. een schijvenruimte is de ruimte waarin niet de machine staat maar waarin de schijven
en eventueel de snelheidsbegrenzer en de elektrische apparatuur zijn aangebracht.
-
6. een machine binnen tabel 3 is:
-
a. bij een trommel-, ketting- of tractielift: de motor en zijn overbrengingskast of een
overbrengingsloze aandrijving (ook wel bekend als gearless aandrijving) die de beweging
en de stilstand van de kooi beheerst, en
-
b. bij een direct of indirect aangedreven hydraulische lift: de pomp, zijn motor en de
stuurkleppen die de beweging en de stilstand van de kooi beheerst.
-
7. een wijziging in het algemeen is een verandering van een ontwerp. Een wijziging van
een lift is een verandering van het laatste ontwerp in de gebruiksfase.
-
8. een verplaatsing is een herplaatsing op een al of niet inpandige andere locatie.
-
9. hoofdkenmerken in het algemeen zijn de belangrijkste eigenschappen. Hoofdkenmerken
van een lift in het bijzonder worden genoemd in bijlage E.2, onderdeel a van de norm
EN81-1:1998 en EN81-2:1998.
Bijlage E
-
1. hoofdcomponenten in het algemeen zijn de belangrijkste bestanddelen van een samenstelling.
Hoofdcomponenten van een lift in het bijzonder zijn die bestanddelen die genoemd worden
in bijlage E.2, onderdeel b van de norm EN 81-1:1998 en EN 81-2:1998, met uitzondering
van de veiligheidscomponenten.
-
2. veiligheidscomponenten in het algemeen zijn bestanddelen van een samenstelling die
een veiligheidsfunctie waarborgen maar niet nodig zijn voor de werking van het object
waar deze componenten zijn aangebracht. Veiligheidscomponenten van een lift in het
bijzonder zijn die bestanddelen die genoemd worden in bijlage IV van de Richtlijn
liften 95/16/EG.
Tabel 1. Keuringsbepalingen Bijlage E
|
Geen bouwkundige wijziging = ongewijzigde schacht, machinekamer, schijvenruimte
|
Bouwkundige wijziging = gewijzigde schacht, machinekamer, schijvenruimte
|
Werktuig-bouwkundige wijziging = wijziging bestaande lifttechnische installatie
|
Keuring van het veiligheidsniveau van de lifttechnische installatie conform het niveau
van de bepalingen in het Warenwetbesluit Liften (artikel 5 of 28a t/m e).
Keuring van een of meerdere hoofd- en/of veiligheidscomponenten volgens de vervaardigings-
en montagevoorschriften overeenkomstig hun bestemming (veiligheidscomponenten conform
Richtlijn Liften 95/16/EG).
Keuring van verpletterings- en beknellingsgevaar bij de lift conform het niveau van
de bepalingen in het Warenwetbesluit Liften (artikel 5 of 28a t/m e).
|
Keuring van het veiligheidsniveau van de lifttechnische installatie conform het niveau
van de bepalingen in het Warenwetbesluit Liften (artikel 5 of 28a t/m e).
Keuring van een of meerdere hoofd- en/of veiligheidscomponenten volgens de vervaardigings-
en montagevoorschriften overeenkomstig hun bestemming (veiligheidscomponenten conform
Richtlijn Liften 95/16/EG).
Keuring van verpletterings- en beknellingsgevaar bij de lift conform het niveau van
de bepalingen in het Warenwetbesluit Liften (artikel 5 of 28a t/m e).
Keuring van het veiligheidsniveau van de schacht, machinekamer, schijvenruimte conform
het niveau van de bepalingen in het Warenwetbesluit Liften (artikel 5 of 28a t/m e).
|
Tabel 2. Keuring bij wijziging van hoofdkenmerken
Hoofdkenmerken van de lift
|
Wijziging van de hoofdkenmerken
|
Keuring op locatie
|
Beoordeling technische documentatie
|
Proeflast
|
Nominale snelheid
|
X
|
X
|
X
|
Nominale last
|
X
|
X
|
X
|
Massa van de kooi
|
X
|
X
|
X
|
Hefhoogte
|
X
|
X
|
X
|
Toevoeging van één of meer schachtdeuren
|
X
|
X
|
-
|
Toevoeging van één of meer kooideuren
|
X
|
X
|
X1)
|
Tabel 3. Keuring bij wijziging van hoofdcomponenten en/of veiligheidscomponenten Bijlage
E
|
Hoofdcomponenten (H) en/of veiligheidscomponenten (V)
|
Wijziging van het type
|
Keuring op locatie
|
Beoordeling technische documentatie
|
Proeflast
|
V
|
Grendelinrichting
|
X
|
X
|
-
|
V en/of H
|
Besturingssysteem
|
X
|
X
|
-
|
H
|
Leiders
|
X
|
X
|
X
|
H
|
Kooideur en/of schachtdeur
|
X
|
X
|
-
|
H
|
Machine (aggregaat)
|
X
|
X
|
X2)
|
H
|
Tractieschijf
|
X3)
|
X3)
|
X3)
|
V
|
Snelheidsbegrenzer
|
X
|
X
|
–
|
V
|
Beveiligingen tegen te grote snelheid van een kooi in opwaartse richting
|
X
|
X
|
–
|
V
|
Kooibuffer(s)
|
X4)
|
X4)
|
X4)
|
V
|
Tegengewichtbuffer(s)
|
X4)
|
X4)
|
–
|
V
|
Kooivang
|
X
|
X
|
X
|
V
|
Tegengewichtvang
|
X
|
X
|
–
|
V
|
Kleminrichting
|
X
|
X
|
X5)
|
V
|
Vastzetinrichting
|
X
|
X
|
X5)
|
V
|
Leidingbreukklep
|
X
|
X
|
X5)
|
V
|
Smoorklep / smoorterugslagklep
|
X
|
X
|
X5)
|
H
|
Cilinder(s)
|
X
|
X
|
X6)
|
H
|
Drukbegrenzingsklep
|
X
|
X
|
X7)
|
Waarbij (gecombineerde legenda voor tabel 2 en tabel 3):
–
|
Niet van toepassing
|
X1)
|
Bij toevoeging van een extra kooideur teneinde het kooiframe te kunnen beoordelen.
|
X2)
|
Proeflast n.v.t. voor hydraulisch aggregaat indien het aggregaat te beproeven is met
de hoofdafsluiter.
|
X3)
|
Alleen indien groefvorm of diameter wijzigt. Deelbaarheid leidt niet tot typewijziging!
|
X4)
|
Alleen van toepassing bij hydraulische buffers.
|
X5)
|
Bij hydraulische liften met directe (1:1) aandrijving is een vang als veiligheidscomponent
gelijk te stellen aan een kleminrichting, vastzetinrichting, leidingbreukklep en/of
smoorklep/smoorterugslagklep.
Alleen proeflast indien klem- of vastzetinrichting volgens tabel 3 uit NEN-EN 81-2.
|
X6)
|
Proeflast n.v.t. indien de cilinder m.b.v. het aggregaat te beproeven is op overdruk.
|
X7)
|
Proeflast n.v.t. indien de drukbegrenzingsklep te beproeven is met gesloten hoofdafsluiter.
|
BJLAGE 16, BEHOREND BIJ DE MINISTERIËLE REGELING VAN 19 JULI 2012, NR. G&VW/GW/2012/10964,
HOUDENDE WIJZIGING VAN DE WARENWETREGELING IN VERBAND MET DE GEFASEERDE INVOERING
VAN HET HERZIENE STELSEL VAN CERTIFICATIE
Werkveldspecifiek document voor aanwijzing en toezicht (WDA&T) op de certificatie-
en keuringsinstellingen die: mobiele kranen, torenkranen en/of hijs- en hefwerktuigen
voor beroepsmatig personenvervoer en/of tijdelijke personen(bouw)liften periodiek
keuren in het kader van verticaal transport
Document: WDAT-VT-Producten: 2012, versie 01
Onder beheer van:
Stichting TCVT
Postbus 154
3990 DD Houten
www.TCVT.nl
INHOUD
1.
|
Inleiding
|
297
|
2.
|
Definities
|
297
|
3.
|
Werkveldspecifieke kenmerken
|
298
|
|
3.1
|
Beschrijving document
|
298
|
|
3.2
|
Actieve partijen
|
298
|
|
3.3
|
Risicoanalyse
|
299
|
4.
|
|
Eisen ten behoeve van de aanwijzing
|
299
|
|
4.1
|
Productcertificatie
|
299
|
|
4.2
|
Aanwijzingscriteria
|
300
|
5
|
Toezicht
|
301
|
6
|
Maatregelen
|
302
|
|
Bijlage 1 TCVT reglement voor het gebruik van tcvt beeldmerk v-800
|
302
|
1. Inleiding
Het gebruik van mobiele kranen, torenkranen en/of het gebruik van hijs- en hefwerktuigen
voor beroepsmatig personenvervoer en/of personen (bouw)liften , betreft een risicovol
product. Om het maatschappelijke belang (veiligheid en gezondheid in verband met de
arbeid) te waarborgen, is door de overheid gekozen voor een wettelijk verplichte certificatieregeling
voor het periodiek keuren van mobiele kranen, torenkranen en/of het gebruik van hijs-
en hefwerktuigen voor beroepsmatig personenvervoer en/of personen (bouw)liften Het
certificaat wordt onder deze regeling verstrekt door CKI’s.
Om certificaten voor een specifiek werkveld te mogen verstrekken dient een CKI hiertoe
te worden aangewezen door de minister. Dit gebeurt door een toetsing aan dit WDA&T.
In dit document is aangegeven aan welke regels en procedures de betreffende CKI’s
zich dienen te houden.
2. Definities
Begrip of afkorting
|
:
|
Betekenis
|
Aanvrager van een certificaat
|
:
|
De (rechts)persoon die bij de certificatie-instelling een aanvraag doet voor het afgeven
van een certificaat.
|
Aanwijzing
|
:
|
Aanwijzing van een instelling bij of krachtens wettelijk voorschrift door de minister
van SZW.
|
Beoordeling
|
:
|
Beoordeling (initiële, of her-) door de nationale accreditatie-instantie van instellingen
op basis van het door de minister van SZW vastgestelde WDA&T, op grond waarvan de
nationale accreditatie-instantie schriftelijk rapporteert of de instelling competent
is om wettelijk verplichte certificaten af te geven.
|
BHST
|
:
|
Stichting die een wettelijke certificatieregeling beheert: TCVT.
|
Centraal College van Deskundigen (CCvD)
|
:
|
Het college, onderdeel van en/gefaciliteerd door BHST, dat belanghebbende partijen
in een bepaalde sector of branche de mogelijkheid biedt tot deelname bij het opstellen
en onderhouden van werkveldspecifieke documenten op zodanige wijze dat sprake is van
een evenwichtige en representatieve vertegenwoordiging van deze partijen.
|
Certificaat
|
:
|
Een certificaat in de zin van artikel 20 Arbowet en artikel 6. Warenwetbesluit machines.
|
Certificaathouder
|
:
|
(rechts) Persoon die in het bezit is van een geldig wettelijk verplicht certificaat.
|
Certificatieproces
|
:
|
Alle activiteiten via welke een CKI beoordeelt en besluit of een persoon, product
of systeem voldoet en blijft voldoen aan de normen, zoals opgenomen in het werkveldspecifieke
certificatieschema.
|
Certificatiereglement
|
:
|
Bepalingen voor de uitvoering van het certificatieproces en de relaties tussen kandidaat
en CKI.
|
Certificatiesysteem
|
:
|
Set van procedures en middelen benodigd om het certificatieproces uit te voeren per
certificatieschema, dat leidt tot de uitgifte van een certificaat van goedkeuring.
|
Certificerings en Keurings-instelling (CKI)
|
:
|
Kalibratie- of conformiteitsbeoordelingsinstellingen zoals certificatie-instellingen,
keuringsdiensten van gebruikers, laboratoria, inspectie-instellingen en testinstituten.
|
Controle
|
:
|
Periodieke beoordeling door de nationale accreditatie-instantie van CKI’s tegen de
voor beoordeling geldende regels van de minister (WDA&T).
|
Hijs- en hefwerktuig voor beroepsmatig personenvervoer
|
:
|
Tijdelijk opgestelde machine die bepaalde stopplaatsen bedient, met behulp van een
drager die ten opzichte van het horizontale vlak meer dan 15 graden hellend geleid
beweegt of op een andere manier een vaste baan volgt, en bestemd is voor het vervoer
van:
Werknemers of daarmee gelijkgestelde personen
Werknemers of daarmee gelijkgestelde personen en goederen
Alleen goederen indien de drager toegankelijk is, dat wil zeggen een persoon de drager
zonder probleem kan betreden en de drager is uitgerust met bedieningsapparatuur in
de drager of binnen bereik van een persoon in de drager.
|
Personen (bouw)liften
|
:
|
Tijdelijke personen(bouw)liften betreffen liften die tijdelijk worden opgesteld om
bij gebouwen in onderhoud personen, zijnde bewoners, te kunnen vervoeren
|
Risicoanalyse
|
:
|
Analyse waaruit motivatie, voor te maken keuzes in werkveldspecifiek probleemgebied,
blijkt, op te nemen in het beoogde certificatieschema
|
Toezicht
|
:
|
Het verzamelen van de informatie over de vraag of een handeling of zaak voldoet aan
de daaraan gestelde eisen, het zich daarna vormen van een oordeel daarover en het
eventueel naar aanleiding daarvan interveniëren.
|
Typen kranen
|
:
|
Soorten kranen van toepassing onder dit schema
|
• mobiele kraan
|
|
Hijskraan voor haakbedrijf op rupsen of banden alsmede een torenvormige hijskraan
voor haakbedrijf op rupsen of banden met een bedrijfslastmoment van tenminste 10 tonmeter,
met uitzondering van:
• op een voertuig bevestigde laadkraan die uitsluitend bestemd is of wordt gebruikt
voor het laden en lossen van de laadbak van het voertuig;
• grondverzetmachine die ontgravingen maakt en daarop aansluitend leidingwerk in die
ontgraving legt of ten beheove van het uitvoeren van grondverzetwerkzaamehden ondersteuningsschotten
plaatst.
|
• torenkraan
|
|
Torenvormige hijskraan, die vast is opgesteld of die verrijdbaar zijn op rails, met
een bedrijfslastmoment van tenminste 10 tonmeter.
|
Werkveldspecifiek certificatieschema (WSCS)
|
:
|
Term gebruikt door SZW voor een certificatieschema dat door de minister van SZW is
geaccepteerd te gebruiken binnen een specifieke aanwijzing als CKI voor personen,
producten of systemen.
|
WDAT-VT-Personen
|
:
|
Werkveldspecifiek document van aanwijzing en toezicht op de certificatie- en keuringsinstellingen
die personen certificeren in het kader van verticaal transport.
Volledige documentnaam: WDAT-VT-Personen: 2012, versie 01.
|
WDAT-VT-Producten
|
:
|
Werkveldspecifiek document voor aanwijzing en toezicht op de certificatie- en keuringsinstellingen
die mobiele kranen, torenkranen en/of hijs- en hefwerktuigen voor beroepsmatig personenvervoer
en/of tijdelijke personen(bouw)liften periodiek keuren in het kader van verticaal
transport.
Volledige documentnaam: WDAT-VT-Producten: 2012, versie 01.
|
3. Werkveldspecifieke kenmerken
3.1 Beschrijving document
Dit werkveldspecifieke document voor aanwijzing en toezicht periodieke keuring van
mobiele kranen, torenkranen en/of van hijs- en hefwerktuigen voor beroepsmatig personenvervoer
en/of personen (bouw)liften is door het CCvD voorgesteld en door de minister van SZW
vastgesteld. Dit vastgestelde document vervangt daarmee eerdere versies. Op- en/of
aanmerkingen over dit document kunnen worden ingediend bij het CCvD.
3.2 Actieve partijen
Binnen het kader van dit document voor aanwijzing en toezicht zijn bij de opstelling
betrokken geweest:
-
• BHST TCVT, hierna TCVT
-
• CCvD TCVT, hierna CCvD
-
• Werkkamer 3 TCVT keuring hijskranen
-
• Werkkamer 8 TCVT keuring hijs- en hefwerktuigen voor beroepsmatig personenvervoer
en
-
• personen (bouw)liften CKI-overleg keuring hijskranen en keuring personenbouwliften
en hefsteigers voor personen
3.3 Risicoanalyse
Centrale gebeurtenis
|
Optredende risico’s
|
Oorzaken
|
Maatregelen
|
Personen
|
Producten
|
Het verstrekken c.q. onderhouden van een certificaat op onterechte gronden
|
Het niet naar behoren functioneren van de CKI
|
Onvoldoende materiedeskundigheid eigen certificatiepersoneel/inlenen onvoldoende bekwaam
personeel bij keuringen.
|
4.2.5
|
4.3.2
|
Onvoldoende kennis van het werkveld
|
Inbreuk op de onafhankelijkheid/onpartijdigheid [afhankelijkheidsrelatie met de opdrachtgever
bij kraankeuringen, inlenen van niet onafhankelijk certificatiepersoneel, uitbesteden
aan niet onafhankelijke onderaannemers en daardoor inbreuk op onpartijdige keuring].
|
4.2.5
|
4.3.1
|
Onvoldoende toezichtkennis/geen effectief toezicht op certificaathouders. Waaronder
het bijvoorbeeld bij inspectie bij de eigenaar/beheerder van de kraan niet bekend
worden van het feit dat er een tekortkoming met direct gevaar voor de veiligheid bij
een kraan is vastgesteld.
|
5. B, C, D, E en F
|
4.5.7 / 5.B, C en D
|
Geen onderlinge harmonisatie in het toepassen van de certificatieschema’s.
|
|
|
Inbreuk op de vertrouwelijkheid van informatie.
|
4.5.4
|
4.5.4
|
Het verstrekken c.q. onderhouden van een certificaat op onterechte gronden wordt als
de centrale gebeurtenis gedefinieerd. Om het verstrekken c.q. onderhouden van een
certificaat op onterechte gronden te voorkomen is het noodzakelijk om maatregelen
te nemen om zodoende de oorzaken van de optredende risico’s uit te bannen.
4. Eisen ten behoeve van de aanwijzing
4.1 Productcertificatie
Het beoordelen en aanwijzen van CKI’s voor het keuren van hijskranen en/of hijs- en
hefwerktuigen voor beroepsmatig personenvervoer en/of personen(bouw)liften vindt plaats
op basis van de NEN-EN-ISO/IEC 17020: 2004 en de IAF/ILAC-A4(hierna te noemen NEN-EN-ISO/IEC
17020: 2004) en de eisen die gesteld worden aan de CKI op grond van aanwijzing (4.5).
Hieronder volgt een werkveldspecifieke invulling van eventuele paragrafen uit de NEN-EN-ISO/IEC
17020: 2004.
4.1.1 Onafhankelijkheid
De CKI, en de door haar ingeschakelde onderaannemers, is onafhankelijk en moet voldoen
aan de eisen uit annex A van de NEN-EN-ISO/IEC 17020: 2004.
Aanvullend:
4.1.2 Personeel
De CKI voldoet aan de voorwaarden voor aanwijzing door de minister van SZW als aangewezen
instelling. Deze voorwaarden zijn ontleend aan het NEN-EN-ISO/IEC 17020: 2004 ‘Algemene
Criteria voor het functioneren van verschillende soorten instellingen die keuringen
uitvoeren’. Het personeel van de CKI en het door haar ingeleende personeel dat belast
is met het keuren moet kennis hebben van het werkveld verticaal transport. Het personeel
moet vrij van commerciële druk handelen. Personen of organisaties die buiten de CKI
staan, mogen geen invloed kunnen uitoefenen op de uitgevoerde keuringen. Van elk personeelslid
moet een dossier aanwezig zijn waarin vermeld staat welke opleiding en training er
is gevolgd binnen het werkveld. Dit dossier moet jaarlijks worden herzien.
Het personeel moet integer zijn en worden beloond, los van eventuele targets.
Keurmeester:
De keurmeester moet voldoende competent zijn voor het uitvoeren van zijn functie voor
het keuren van één of meerdere type(n) mobiele kraan, torenkraan, en/of hijs- of hefwerktuigen
voor beroepsmatig personenvervoer en/of tijdelijke personen(bouw)liften uit dit schema.
De aangewezen instelling moet dit aantoonbaar maken.
De onderstaande competentie criteria zijn opgesteld om aan deze doelstelling te voldoen
voor het uitvoeren van keuringen van mobiele kraan, torenkraan en/of hijs- en hefwerktuigen
voor beroepsmatig personenvervoer en/of personen(bouw)liften.
Keurmeester:
Aspecten
|
Omschrijving
|
Opleiding
|
MBO-niveau 4 werktuigbouwkunde, meet-regeltechniek of monteur mobiele werktuigen of
mechatronica of elektrotechniek monteur of via eerder verworven competenties aangetoond
gelijkwaardig opleidingstraject.
|
Kennis en ervaring
|
Kennis van wet- en regelgeving m.b.t. te inspecteren specifieke type mobiele kraan,
torenkraan en/of hijs- en hefwerktuigen voor beroepsmatig personenvervoer en/of personen(bouw)liften.
Voor mobiele kraan, torenkraan en/of hijs- en hefwerktuigen voor beroepsmatig personenvervoer
en/of personen(bouw)liften geldt steeds 3 jaar afzonderlijk praktijkervaring als monteur
en/of machinist met het specifieke type waarvoor men wordt ingezet. Hiertoe dient
hij voor het specifieke type mobiele kraan, torenkraan of hijs- en hefwerktuigen voor
beroepsmatig personenvervoer en/of personen(bouw)liften, waarvoor hij wordt ingezet
steeds tenminste 6x met keuringen mee te lopen, alvorens hij zelfstandig een keuring
van het specifieke type mag uitvoeren.
|
Training
|
Al naar gelang de opleiding en ervaring van de keurmeester dient hij aanvullende training
te volgen op de onder ‘opleiding’ genoemde opleidingen c.q. specifieke onderdelen
daarvan. Daarnaast moet de keurmeester een training volgen, afgesloten met een TCVT-examen
tot keurmeester. Daarnaast moet de keurmeester jaarlijks bijscholing volgen voor het
specifieke type (mobiele kraan, torenkraan en/of hijs- en hefwerktuigen voor beroepsmatig
personenvervoer en/of personen(bouw)liften), waarvoor hij wordt ingezet.
|
Zelfstandigheid
|
Moet zelfstandig kunnen werken, risico’s in kunnen schatten, tekortkomingen kunnen
wegen en beslissingen kunnen nemen.
|
Uitdrukkingsvaardig-
heid
|
Goede mondelinge (en schriftelijke) uitdrukkingsvaardigheid.
|
Contactvaardigheid
|
Goede contactuele vaardigheid.
|
4.1.3 Voorzieningen en uitrustingen
Het personeel van de CKI beschikt voor haar werkzaamheden tenminste over de volgende
middelen:
-
• Metrische meetband van 30 à 50 meter met een maximale onnauwkeurigheid van 10cm:
-
• kalibratie niet noodzakelijk (indicatieve meting);
-
• Metrische schuifmaat met een maximale onnauwkeurigheid van 0,5 mm: kalibratie niet
noodzakelijk (indicatieve meting);
-
• Gekalibreerde trekkrachtmeter met maximaal 1% afwijking full-scale met een maximum
van 5% van de gemeten (actuele) waarde.
De CKI moet een reglement hebben waarin wordt vastgelegd:
-
• wie toegang heeft tot de hierboven vermelde middelen;
-
• hoe deze middelen zijn gecodeerd:
-
• hoe deze middelen worden onderhouden binnen de eisen van de gebruiksaanwijzing
-
• van de middelen;
-
• wanneer deze middelen moeten worden vervangen:
-
• de wijze van kalibreren;
-
• waar deze middelen worden aangeschaft;
-
• hoe deze middelen worden opgeslagen;
-
• hoe de bij de keuring gebruikte computersoftware wordt getest;
4.1.4 Keuringsmethoden en -procedures
De CKI is gehouden te keuren aan de hand van de beoordelingsformulieren van het WSCS-VT
Periodiek keuring hijskranen en/of het WSCS Opstellings- en periodiek keuring hijs-
en hefwerktuigen voor beroepsmatig personenvervoer en/of personen(bouw)liften. In
voorkomende gevallen kan informatief een nadere uitleg van een eis in een TSJ zijn
vastgelegd. Van de keuringen worden protocollen opgesteld en bewaard.
4.1.5 Keuringsrapport
Van een keuring wordt een rapport opgesteld dat wordt ondertekend door de CKI.
Bij goedkeur volgt afgifte van een uniek TCVT certificaat, waarop is aangegeven:
4.2 Aanwijzingscriteria
De CKI wordt in het kader van haar aanwijzing op grond van de artikelen 1.5a t/m
1.5d Arbobesluit op de volgende criteria getoetst:
-
4.2.1 De aangewezen CKI en de werknemers die met de keuringen of beoordelingen zijn belast,
voeren deze uit met de grootste mate van beroepsintegriteit.
-
4.2.2 Er is een integriteitsbeleid, dat waar nodig in duidelijke voorschriften is uitgewerkt.
Het personeel heeft zich aantoonbaar hieraan geconformeerd.
-
4.2.3 De aangewezen CKI treedt integer en niet buiten zijn bevoegdheden in de markt op.
-
4.2.4 Het personeel van de aangewezen CKI is aantoonbaar gebonden aan beroepsgeheim ten
aanzien van al hetgeen het bij de uitoefening van zijn taak in het kader van het besluit
ter kennis is gekomen, behalve tegenover de ter zake bevoegde overheidsinstanties.
-
4.2.5 De aangewezen CKI is bestuursorgaan in de zin van de Algemene wet bestuursrecht en
dient te voldoen aan bestuurswetgeving zoals de Algemene wet bestuursrecht, de Wet
openbaarheid van bestuur en de Archiefwet 1995.
-
4.2.6 De aangewezen CKI dient te beschikken over een WA verzekering die voldoende dekking
biedt voor redelijkerwijs te verwachten risico’s.
-
4.2.7 De aangewezen CKI dient een procedure te hebben waarin geregeld is dat in geval van
ontdekking van een vermoeden van direct gevaar voor de veiligheid dit ogenblikkelijk
door de desbetreffende medewerker gemeld wordt, en waarin staat beschreven dat
de instelling z.s.m. de belanghebbenden informeert, waaronder indien van toepassing
de betreffende overheidsinstantie.
-
4.2.8 Bij beëindiging van de activiteiten door de aangewezen CKI dient deze terstond de
minister van SZW te informeren. De minister van SZW bepaalt wat de (voorheen) aangewezen
CKI met de dossiers moet doen, de (voorheen) aangewezen CKI dient hieraan mee te werken.
Dit vrijwaart de (voorheen) aangewezen CKI niet van eventuele aansprakelijkheid voor
fouten in door haar uitgevoerde keuringen of beoordelingen.
-
4.2.9 De aangewezen CKI dient de volgende procedures op schrift te hebben gesteld: een
zienswij- zeprocedure (afdeling 4.1.2 Awb), een bezwaarschriftprocedure (hoofdstuk
6 en 7 Awb) en een klachtenprocedure (hoofdstuk 9 Awb). .
-
4.2.10 De aangewezen CKI moet zich aantoonbaar laten vertegenwoordigen in het nationale
overleg van de instellingen, georganiseerd door het CCvD. Het CCvD vertegenwoordigt
Nederland bij het Europese NoBo overleg en de CKI’s nemen deel aan het overleg
met het CCvD. De CKI’s moeten kunnen aantonen de afspraken uit het overleg met het
CCvD uit te voeren.
-
4.2.11 Meldplicht van het weigeren, opschorten of intrekken van certificaten aan de andere
CKI’s respectievelijk NoBo’s.
-
4.2.12 De Cki houdt zich bij de op te leggen sancties/maatregelen aan het vastgestelde sanctie-
en maatregelenbeid. In geval van kennelijke onredelijkheid heeft de CKI op grond
van de Awb de bevoegdheid hier van af te wijken. Afwijking geschiedt alleen op grond
van door de certifi- caathouder aan te dragen argumenten. De onderbouwing voor de
afwijking wordt opgeno- men in het besluit over de opgelegde sanctie. Afwijkingen
worden geregistreerd door de CKI.
-
4.2.13 Alle documenten en registraties in het verkeer met de overheid dienen in het Nederlands
te zijn tenzij anders met de overheid overeengekomen.
-
4.2.14 Verbod op onderuitbesteding op afgifte van certificaten en de daaraan voorafgaande
beoordeling en beslissing.
5. Toezicht
In verband met de verplichtingen in het kader van toezicht zijn de volgende artikelen van
toepassing; artikelen 6G en 6I Warenwetbesluit machines en artikel 2C Warenwetregeling
machines, alsmede de artikelen 1.5b en 1.5c Arbobesluit en artikel 1.1a Arboregeling.
De CKI dient ten behoeve van de informatieverzameling kosteloos de navolgende zaken
te realiseren:
-
A. Zich jaarlijks vόόr 1 maart schriftelijk aan SZW te verantwoorden over de rechtmatigheid
en doeltreffendheid van het functioneren op elk werkveld waarvoor de instelling door
de minister van SZW is aangewezen (de schriftelijke verantwoording wordt naar Team
certificatie SZW gezonden). In deze schriftelijke verantwoording worden tenminste
de volgende onderwerpen behandeld:
-
1. de door de instelling afgegeven, geschorste, ingetrokken dan wel geweigerde certificaten;
-
2. wijzigingen in de op het werkveld van de instelling betrekking hebbende accreditaties,
reglementen en procedures;
-
3. wijzigingen in de bestuurssamenstelling;
-
4. wijzigingen in de statuten of het huishoudelijk reglement;
-
5. aan derden uitbestede werkzaamheden;
-
6. structurele knelpunten op het werkveld van de instelling die zich in de uitvoeringspraktijk
hebben voorgedaan;
-
7. het gevoerde overleg en de samenwerking op het werkveld met andere certificerende
instellingen;
-
8. door de instelling ontvangen klachten en de wijze van afhandeling daarvan;
-
9. tegen de beslissingen van de instelling ingediende bezwaren en aangespannen zaken
en de wijze van afhandeling daarvan;
-
10. een financieel verslag betreffende de activiteiten waarvoor de instelling is aangewezen;
-
11. het aantal malen per kalenderjaar dat afgeweken wordt van het sanctie- en maatregelenbeleid,
genoemd onder 4.3.12.
-
B. Mee te werken aan de controles door SZW (in de praktijk betekent dit dat de controles
door de Inspectie SZW en de nationale accreditatie-instantie uitgevoerd kunnen worden).
-
C. Tijdige en juiste informatie te verstrekken die SZW nodig heeft om te kunnen beoordelen
of zij aan de aanwijzingsnormen blijft voldoen (in de praktijk betekent dit dat deze
informatie aan de Inspectie SZW of de nationale accreditatie-instantie verstrekt moet
worden). Deze informatie betreft alle informatie die relevant is voor de aanwijzingscriteria.
-
D. Terstond informatie te verstrekken aan SZW en aan de BHST in het kader van hun registratietaak,
over individuele certificaten/certificaathouders waaraan een sanctie is opgelegd (in
de praktijk betekent dit dat deze informatie aan de Inspectie SZW, verstrekt moet
worden). Deze informatie betreft de hoeveelheid niet afgegeven certificaten na inadequate
reparatie of na niet reparatie na 2 maanden.
-
E. Aan te tonen aan SZW dat zij voldoende controleert of schriftelijk afgemelde tekortkomingen
ook daadwerkelijk zijn verholpen. De CKI houdt zich bij de op te leggen sancties/maatregelen
aan het vastgestelde sanctie- en maatregelenbeleid.
-
F. SZW en TCVT in te lichten zodra zij voornemens is een of meer van haar taken te beëindigen.
-
G. SZW in te lichten zodra zij een aanvraag indient voor een aanvullende accreditatie
of beoordeling op basis van een wettelijke specifiek schema.
6. Maatregelen
Indien de aangewezen instelling niet meer voldoet aan de eisen in dit schema kan dit
gevolgen hebben voor de aanwijzing. Zie beleidsmaatregel maatregelenbeleid certificering
Arbeidsomstandighedenwet en Warenwet, Stcrt. 2010, nr. 10839 van 14 juli 2010.
Bijlage 1 TCVT reglement voor het gebruik van tcvt beeldmerk v-800
Inleiding
De Stichting Toezicht Certificatie Verticaal Transport (Stichting TCVT) beheert certificatieschema’s
met als werkveld Verticaal Transport. Deze zijn enerzijds verplicht gesteld In het
kader van Europese regelgeving en de Arbowet en anderzijds vanwege de behoefte uit
de markt. De schema’s omvatten de volgende onderwerpen:
-
• Hijsmiddelen;
-
• Offshore kranen;
-
• Mobiele kranen en torenkranen;
-
• Vakbekwaamheid Machinist Verticaal Transport;
-
• Railinframachines;
-
• Funderingsmachines;
-
• Hijs- en hefwerktuigen voor beroepsmatig personenvervoer en/of personen(bouw)liften.
Een actueel overzicht van de operationele certificatieschema’s en uitvoerende instellingen
is beschikbaar op www.tcvt.nl. De certificatieschema’s worden gehanteerd door certificatie-instellingen, welke
door de RvA zijn geaccrediteerd en in geval van verplichte certificatie door de minister
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op verzoek daartoe zijn aangewezen. De certificaten
worden geleverd als een dienst aan werkgevers, werknemers, afnemers en overheid teneinde
duidelijk te stellen dat men er op mag vertrouwen dat de aangeboden vakbekwaamheid,
producten, materieel, systemen en diensten in het kader van verticaal transport voldoen
aan de eisen conform de Arbeidsomstandighedenwet etc. Door het uitgeven van een TCVT
Certificaat van Vakbekwaamheid wordt aangegeven welke personen zijn gecertificeerd
in het kader van Verticaal Transport. Door het zichtbaar aanbrengen van het TCVT Goedkeuringssticker
op het materieel wordt duidelijk gemaakt dat het materieel is gecertificeerd in het
kader van Verticaal Transport. Met een uniek nummer op het TCVT Goedkeuringssticker
in combinatie met een daaraan gerelateerde en in het beoordelingsrapport opgenomen
TCVT Certificaat van (Periodieke) Goedkeuring is de registratie van de keuring en
de certificatiebeslissing door de keuringsinstelling terugvindbaar.
De voorwaarden voor het gebruik van het TCVT-Certificaat van Vakbekwaamheid en Goedkeuring
en het TCVT Goedkeuringssticker zijn in de volgende artikelen verwoord.
Vormgeving en gebruik
1. Het TCVT Beelmerk
Algemeen
Het TCVT Beeldmerk is geregistreerd onder nummer 0954925 in het Benelux Merkenregister.
De kleur van het beeldmerk is als volgt:
in Pantone 3415 CV (groen);
in Pantone Black (zwart).
Het beeldmerk is verkrijgbaar bij Bureau TCVT in de vorm van software.
Onderscheid wettelijk verplicht of vrijwillig
In de desbetreffende certificatieschema’s is de positie van het schema als volgt aangegeven.
-
A. wettelijke verplicht, waarin men toetst aan wettelijke normen, bijvoorbeeld bij risicovolle
beroepsactiviteiten. Het TCVT Certificaat is het bewijs dat wordt voldaan aan de wettelijke
normen. Dit wordt in het certificaat met een toevoeging aan het logo gecodeerd aangegeven
met -A-
-
B. vrijwillig, waarbij betrokken partijen afspraken maken over de invulling van algemeen
gestelde wettelijke voorschriften. Het TCVT Certificaat is een bewijs dat wordt voldaan
aan de algemeen gestelde wettelijke voorschriften. Dit wordt in het certificaat gecodeerd
aangegeven met een toevoeging aan het logo met -B-.
Onderscheid naar vakbekwaamheid of staat van onderhoud van het hijsmaterieel
Dit wordt in het certificaat gecodeerd aangegeven met de onderstaande toevoeging aan
het logo.
2. Het TCVT Certificaat van Goedkeuring en TCVT Goedkeuringssticker
Certificaat van goedkeuring
Warenwetbesluit artikel 6f
Het TCVT Certificaat van Goedkeuring betreft materieel voor verticaal transport conform
de desbetreffende certificatieschema’s, opgesteld door de werkkamers.
De certificatie-instelling verleent een certificaat van goedkeuring (A-4 formaat)
met een unieke identificatiecode volgens haar eigen systematiek.
In het aangegeven gebied D1 wordt het TCVT-Beeldmerk aangebracht tezamen met het
certificaatnummer en de datum van uitgifte. Het TCVT Certificaat van Goedkeuring wordt
opgenomen in het keuringsrapport.
Goedkeuringssticker
In combinatie met het TCVT Certificaat van Goedkeuring wordt er op de machine een
TCVT Goedkeuringssticker aangebracht. Het TCVT Goedkeuringssticker bestaat uit:
-
− de tekst ‘‘TCVT Keurmerk’’;
-
− het beeldmerk van de Stichting Toezicht Certificatie Verticaal Transport (TCVT Beeldmerk);
-
− nummercode: ‘‘jj-XXX.XXX’’ met:
-
− jj = 00, 25, 10 (zie Bijlage B);
-
− XXX.XXX = volgnummer .
De overige gegevens dienen door de CI met een door haar te verstrekken TCVT Goedkeuringssticker
te worden aangebracht.
Voor materieel en hijsmiddelen geldt dat het TCVT Goedkeuringssticker op een voor
derden duidelijk zichtbare plaats is aangebracht.
TCVT Goedkeuringssticker
Door keuringsinstelling te verzorgen.
Op de keuringslocatie handmatig invullen van datum, wettelijk verplicht (A) of vrijwillig
(B), de identificatie van de machine en door aankruisen aangeven jaar/ maand van
de volgende TCVT keuring wettelijk verplicht (A) of vrijwillig (B). Stickers bij
Bureau TCVT te bestellen.
3. Het TCVT-Certificaat van Vakbekwaamheid
Het TCVT-Certificaat van Vakbekwaamheid betreft de vakbekwaamheid van kraanmachinisten
conform de desbetreffende certificatieschema’s, opgesteld door de Werkkamer 4: Vakbekwaamheid
Machinist Verticaal Transport.
De certificatie-instelling verleent een certificaat van vakbekwaamheid (A-4 formaat)
met het certificaatnummer XX-WABB-YY.YYY waarin:
-
• XX = code van de uitvoerende certificatie-instelling;
-
• WA = werkkamer belast met de inrichting van het certificatieschema;
-
• BB = code (volgnummer) van het door de werkkamer WA ingerichte
-
• certificatieschema.
-
• YY.YYY = volgnummer van het verleende certificaat, onafhankelijk van het
-
• certificatieschema .
Deze gegevens zullen door Stichting TCVT opgenomen worden in het TCVT persoonsregister.
Voor buitenstaanders zullen alleen de naam, geboortedatum, het certificaatnummer en
de registratiecode beschikbaar zijn. Met het TCVT persoonsregister faciliteert Stichting
TCVT de certificatie-instellingen, die de verplichting van een openbaar certificaatregister
hebben.
Het TCVT persoonsregister is voor derden toegankelijk op www.tcvt.nl. Via een vraagvenster wordt de input verzorgd. Aan de hand van de output, welke ook
op het certificaat is vermeld, kan de geldigheid worden vastgesteld.
voorbeeld:
4. Onjuist gebruik
Verantwoordelijkheid
Het TCVT-Beeldmerk mag niet worden gebruikt op een wijze die zou kunnen suggereren
dat de Stichting TCVT verantwoordelijk is voor de uitkomst van het onderzoek of het
onderzoek zou goedkeuren.
Maatregelen
De certificaatverlenende instelling heeft een signaleringsplicht naar de Stichting
TCVT met betrekking tot het onjuiste dan wel oneigenlijk gebruik. Bij onjuist dan
wel oneigenlijk gebruik van het TCVT-Beeldmerk kan Stichting TCVT tot haar daartoe
beschikbare maatregelen overgaan.
Reglementwijzigingen
De Stichting TCVT kan besluiten dit reglement te wijzigen. Van iedere wijziging van
dit reglement stelt de Stichting TCVT de instellingen onverwijld schriftelijk in kennis
onder mededeling van een overgangstermijn.
BIJLAGE 17, BEHOREND BIJ DE MINISTERIËLE REGELING VAN 19 JULI 2012, NR. G&VW/GW/2012/10964,
HOUDENDE WIJZIGING VAN DE WARENWETREGELING IN VERBAND MET DE GEFASEERDE INVOERING
VAN HET HERZIENE STELSEL VAN CERTIFICATIE
Bijlage 3 behorend bij artikel 26, Warenwetregeling Machines
Werkveldspecifiek certificatieschema voor het productcertificaat Periodieke keuring
hijskranen
Document: WSCS-VT Periodieke Keuring Hijskranen: 2012, versie 1
Onder beheer van:
CCvD-TCVT
p/a Stichting TCVT
Postbus 154
3990 DD Houten
www.TCVT.nl
INHOUD
DEEL I
|
308
|
1.
|
Inleiding
|
308
|
2.
|
Definities
|
308
|
3.
|
werkveldspecifieke kenmerken
|
309
|
|
3.1
|
Beschrijving schema
|
309
|
|
3.2
|
Actieve partijen
|
309
|
|
3.3
|
Risicoanalyse
|
309
|
4.
|
|
CERTIFICATIEREGLEMENT
|
310
|
|
4.1
|
Doelstelling
|
310
|
|
4.2
|
Certificatieprocedure
|
310
|
|
4.3
|
Procedures
|
310
|
|
4.4
|
Beslissing inzake het certificaat of de verklaring (bij toepassing van de iso/iec
17020)
|
311
|
|
4.5
|
Geldigheid certificaat (bij toepassing van de iso/iec 17020)
|
311
|
|
4.6
|
Afhandeling bij tekortkomingoepassing van de iso/iec 17020)
|
312
|
|
4.7
|
Klachtenregeling
|
312
|
|
4.8
|
Bezwaarprocedure
|
313
|
|
4.9
|
Norminterpretaties
|
314
|
5.
|
|
Toezicht
|
314
|
|
5.1
|
Toegang
|
315
|
|
5.2
|
Frequentie van het toezicht
|
315
|
|
5.3
|
De wijze van uitvoering van toezicht
|
315
|
|
5.4
|
Verslag van bevindingen
|
315
|
|
5.5
|
Maatregelen
|
315
|
|
|
|
|
|
DEEL II
|
315
|
6.
|
Onderwerp van verklaring of certificatie
|
315
|
7.
|
EISEN
|
315
|
|
7.1
|
Eisen
|
315
|
8.
|
Beoordelingsformulier
|
316
|
9.
|
HET CERTIFICAAT
|
347
|
Deel I
Deel 1 van dit certificatieschema bevat algemene uitgangspunten en bepalingen voor
certificatie door CKI’s en voorwaarden waar onder de afgifte van certificaten dient
te gebeuren. Beschreven wordt achtereenvolgens:
-
• het werkveld waarop dit certificatieschema betrekking heeft (1);
-
• definities (2);
-
• een beschrijving van de specifieke kenmerken van het werkveld waaronder een risico-analyse
(3);
-
• het certificatiereglement (4);
-
• bepalingen met betrekking tot toezicht (5).
1. Inleiding
Dit werkveldspecifieke certificatieschema voor producten is door BHST TCVT opgesteld.
Het betreft certificatie op het gebied van de periodieke keuring van hijskranen. Door
het Ministerie van SZW is het schema op vastgesteld. Dit vastgestelde schema vervangt
daarmee eerdere versies. Hijskranen waarop een verklaring of certificaat wordt afgegeven
betreft mobiele kranen, (mobiele) torenkranen, grondverzetmachines ingezet als hijskraan,
autolaadkraan niet zijnde ladend of lossend van de eigen lading en verreikers ingezet
als hijskraan. De verreiker valt voor dit schema onder de mobiele kraan. Zie verder
hoofdstuk 2.
2. Definities
Begrip of afkorting
|
:
|
Betekenis
|
Aanvrager van een certificaat
|
:
|
De (rechts-)persoon die bij de certificatie-instelling een aanvraag doet voor het
afgeven van een certificaat.
|
Aanwijzing
|
:
|
Aanwijzing van een instelling bij of krachtens wettelijk voorschrift door de minister
van SZW.
|
Beoordeling
|
:
|
Beoordeling (initiële, of her-) door de nationale accreditatie-instantie van instellingen
op basis van het door de minister van SZW vastgestelde WDA&T, op grond waarvan de
nationale accreditatie-instantie schriftelijk rapporteert of de instelling competent
is om wettelijk verplichte certificaten af te geven. Bij het vaststellen van het WDA&T
door de minister van SZW wordt zoveel mogelijk aangesloten bij internationale systematiek
en normen.
|
BHST
|
:
|
Stichting die een wettelijke certificatieregeling beheert: TCVT.
|
Centraal College van Deskundigen (CCvD)
|
:
|
Het college, onderdeel van en/gefaciliteerd door BHST, dat belanghebbende partijen
in een bepaalde sector of branche de mogelijkheid biedt tot deelname bij het opstellen
en onderhouden van werkveldspecifieke documenten op zodanige wijze dat sprake is van
een evenwichtige en representatieve vertegenwoordiging van deze partijen.
|
Certificaat
|
:
|
Een certificaat in de zin van artikel 20 Arbowet resp art. 7 Warenwet. Daarnaast moet
een certificaat beschouwd worden als een verklaring van overeenstemming (conformiteitsverklaring)
zoals bedoeld in de machinerichtlijn.
|
Certificaathouder
|
:
|
(Rechts)persoon die in het bezit is van een geldig wettelijk verplicht certificaat.
|
Certificatieproces
|
:
|
Alle activiteiten via welke een CKI beoordeelt en besluit of een persoon, product
of systeem voldoet en blijft voldoen aan de normen, zoals opgenomen in het werkveldspecifieke
certificatieschema.
|
Certificatiereglement
|
:
|
Bepalingen voor de uitvoering van het certificatieproces en de relaties tussen rechtspersoon
en CKI.
|
Certificatiesysteem
|
:
|
Set van procedures en middelen benodigd om het certificatieproces uit te voeren per
certificatieschema, dat leidt tot de uitgifte van een certificaat van goedkeuring.
|
Certificerings en Keurings-instelling (CKI)
|
:
|
Kalibratie- of conformiteitsbeoordelingsinstellingen zoals certificatie-instellingen,
keuringsdiensten van gebruikers, laboratoria, inspectie-instellingen en testinstituten.
|
Controle
|
:
|
Periodieke beoordeling door de nationale accreditatie-instantie van CKI’s tegen de
voor beoordeling geldende regels van de minister (WDA&T).
|
Keuringsdatum
|
:
|
Dag waarop de feitelijke keuring is afgerond.
|
Keurmeester
|
:
|
Medewerker van een aangewezen instelling die keurt volgens dit schema.
|
• Kraan typen
|
:
|
Soorten kranen van toepassing onder dit schema.
|
• Autolaadkraan
|
|
Op voertuig bevestigd hijswerktuig bestemd voor het hijsen van vrijhangende lasten,
met een bedrijfslastmoment van van tenminste 10 tonmeter niet zijnde een autolaadkraan
uitsluitend bestemd voor het laden en lossen vanuit de laadbak van het voertuig.
|
• Grondverzetmachine
|
|
Grondverzetmachine ingezet als hijskraan voor haakbedrijf op rupsen of banden met
een bedrijfslastmoment van tenminste 10 tonmeter, niet zijnde een grondverzetmachine
die ontgraaft en daarop aansluitend leidingwerk in die ontgraving legt of ten behoeve
van het uitvoeren van grondverzetwerkzaamheden ondersteuningsschotten plaatst.
|
• Mobiele Kraan
|
|
Een verrijdbare hijskraan voor haakbedrijf op rupsen of banden (niet aan een vaste
baan gebonden) met een bedrijfslastmoment van tenminste 10 tonmeter, niet zijnde een
autolaadkraan of een grondverzetmachine. Voor dit schema valt ook de verreiker ingezet
als hijskraan hier onder.
|
• Torenkraan
|
|
Torenvormige hijskraan die vast is opgesteld of die verrijdbaar is op rails, met een
bedrijfslastmoment van tenminste 10 tonmeter.
|
• Mobiele Torenkraan
|
|
Torenvormige hijskraan voor haakbedrijf op rupsen of banden met een bedrijfslastmoment
van tenminste 10 tonmeter.
|
Lastmoment
|
:
|
Het product van de last en de horizontale afstand tussen de verticale projectie van
de hartlijn van de hijshaak en het hart van de draaikrans of het punt of de lijn gelegen
midden tussen de gunstige kantellijn aan de lastzijde en de ondersteuning van de onderwagen
die zich tijdens kraanbedrijf het verst van die kantellijn vandaan bevindt.
|
Opdrachtgever
|
:
|
De (rechts)persoon die de aangewezen instelling opdracht verleend tot het uitvoeren
van een periodieke keuring hijskraan.
|
Risicoanalyse
|
:
|
Analyse waaruit motivatie, voor te maken keuzes in werkveldspecifiek probleemgebied,
blijkt, op te nemen in het beoogde certificatieschema.
|
Tekortkoming met direct gevaar voor de veiligheid (Cat A)
|
:
|
Direct gevaar voor personen wordt in elk geval geacht aanwezig te zijn:
– als de lastbegrenzer, de lastmomentbegrenzer of de giekstandbegrenzer onterecht
ontbreekt of niet veilig functioneert; of
– als direct gevaar voor elektrocutie bestaat; of
– als direct gevaar bestaat voor het omvallen van de kraan, het bezwijken van kraandelen
of het ongewild omlaag komen van de last.
|
Tekortkoming zonder direct gevaar voor de veiligheid (Cat B)
|
:
|
Een tekortkoming die in de nabije toekomst niet zal leiden tot direct gevaar voor
de veiligheid.
|
Toezicht
|
:
|
Het verzamelen van de informatie over de vraag of een handeling of zaak voldoet aan
de daaraan gestelde eisen, het zich daarna vormen van een oordeel daarover en het
eventueel naar aanleiding daarvan interveniëren.
|
TSJ
|
:
|
TCVT Schema Journaal. Hierin wordt een nadere uitleg gegeven over de interpretatie
van een eis uit het schema. Via publicatie op de website wordt deze uitleg bekend
gemaakt.
|
Verklaring
|
:
|
De EG-verklaring van typeonderzoek of EG-verklaring overeenstemming als bedoeld in
het bij of krachtens de Machinerichtlijn of enige andere EU-produkt-richtlijn bepaalde.
|
Werkveldspecifiek certificatieschema
|
:
|
Term gebruikt door SZW voor een certificatieschema dat door de minister van SZW is
geaccepteerd te gebruiken binnen een specifieke aanwijzing als CKI voor personen,
producten of systemen.
|
WDAT-VT-Personen
|
:
|
Werkveldspecifiek document voor aanwijzing en toezicht (WDA&T) op de certificatie-
en keuringsinstellingen die personen certificeren in het kader van verticaal transport.
Document: WDAT-VT-Personen: 2012, versie 1.
|
WDAT-VT-Producten
|
:
|
Werkveldspecifiek document voor aanwijzing en toezicht (WDA&T) op de certificatie-
en mobiele kranen, torenkranen en/of hijs- en hefwerktuigen voor beroepsmatig personenvervoer
en/of tijdelijke personen(bouw)liften periodiek keuren in het kader van verticaal
transport.
Document: WDAT-VT-Producten: 2012, versie 1.
|
3. werkveldspecifieke kenmerken
Om het maatschappelijke belang -veiligheid van het product- te waarborgen, is door
de overheid gekozen voor een wettelijk verplichte certificatieregeling voor de borging
van de veiligheid van hijskranen.
3.1 Beschrijving schema
Het werkveldspecifieke certificatieschema TCVT periodieke keuring hijskranen (09-061
versie 6) is op 1 maart 2012 door de BHST voorgesteld en door het ministerie van SZW
-inclusief eventuele aanpassingen- vastgesteld. De minister van SZW kan ook op eigen
initiatief wijzigingen aanbrengen in de vastgestelde documenten. Dit vastgestelde
schema vervangt eerdere versies.
3.2 Actieve partijen
Binnen het kader van dit WSCS-VT Periodieke Keuring Hijskranen zijn bij de opstelling
betrokken
geweest:
-
• BHST TCVT, hierna TCVT;
-
• CCvD TCVT, hierna CCvD;
-
• Werkkamer 3 TCVT keuring hijskranen;
-
• CKI’s.
3.3 Risicoanalyse
Hijskranen zijn complexe installaties en hun aandeel in ernstige en dodelijke ongevallen
is relatief gezien groot. De oorzaak van deze onveiligheid kan worden onderverdeeld
in een aantal subgroepen:
Ad 5 + 6. Technische staat van de kraan c.q. niet adequaat op/afbouwen van de kraan
Kranen worden intensief gebruikt en zijn onderhevig aan slijtage. Ook de opstelling
en de afbouw van de kraan heeft direct gevolgen voor het gebruik. Regelmatig keuren
van de kraan is de oplossing.
4. Certificatiereglement
4.1 Doelstelling
Dit reglement omschrijft de procedures die relevant zijn voor het juist toepassen
van het specifieke schema. Hierbij moet gedacht worden aan onder meer procedure van
aanvraag, de condities met betrekking tot de certificatie, de afgifte van certificaten/verklaringen,
procedures bij het uitvoeren van keuringen, klachtenafhandeling en het indienen van
bezwaarschriften.
4.2 Certificatieprocedure
De opdrachtgever dient bij een CKI, in overeenstemming met dit certificatiereglement,
een aanvraag in tot het uitvoeren van de certificatieprocedure. Vervolgens verstrekt
de CKI informatie over de gang van zaken bij de afhandeling van de aanvraag.
4.3 Procedures
De CKI is door het ministerie SZW aangewezen voor het uitvoeren van de betreffende
periodieke keuring hijskranen en heeft hiertoe een overeenkomst met TCVT gesloten.
De CKI is verplicht de aanvrager schriftelijk te informeren over de regels, voorwaarden
en procedures die verband houden met het afgeven, intrekken, etc. van het certificaat
.
4.3.1 Aanvraag
Door de aanvrager wordt voor een specifieke hijskraan de keuring bij de CKI aangevraagd.
De CKI registreert de aanvraag en voert deze in de keuringsplanning in.
4.3.2 Vaststelling tijdstip van Keuring
De CKI bevestigt de aanvraag (schriftelijk) en informeert de opdrachtgever over plaats
en tijd van de keuring, met daarbij de volgende uitgangspunten:
4.3.3 Uitvoering en rapportage van de keuring
Bij de uitvoering van de keuring vinden de volgende handelingen plaats door de keurmeester:
-
– controle op juiste aanbieding van de kraan door de opdrachtgever;
-
– controle of het product aan vereisten heeft voldaan op basis van:
-
* het beoordelingsformulier;
-
* de instructie bij het beoordelingsformulier;
-
* de aangeboden hijstabellen/gebruiksaanwijzing. (hijstabellen kunnen ook elektronisch
zijn)
-
– conclusie en omvang keuring (configuratie) noteren in kraanboek als zijnde de TCVT
keuring;
-
– certificaatverlening afhankelijk van de geconstateerde tekortkomingen;
-
– registratie keuring ter archivering voor CKI.
Toelichting
De bevindingen en de keuringsomvang van de keurmeester worden direct na de keuring
in het kraanboek geregistreerd. Het certificaat wordt bij goedkeuring aansluitend
opgenomen in het kraanboek.
De keurmeester is bevoegd namens de CKI het certificaat te verstrekken, met inachtneming
van de voorwaarden zoals vermeld in 4.4.
In de situaties benoemd in 4.4.C wordt het certificaat in combinatie met de TCVT Goedkeuringsticker
ter plaatse verstrekt. In de situatie benoemd in 4.4.A en B wordt het certificaat
in combinatie met de TCVT Goedkeuringsticker niet direct verstrekt. Nadat administratief
of door middel van een na controle is vastgesteld dat aan de eisen van dit schema
wordt voldaan, wordt alsnog het certificaat in combinatie met de TCVT Goedkeuringsticker
verstrekt.
4.4 Beslissing inzake het certificaat of de verklaring (bij toepassing van de iso/iec
17020)
De beslissing inzake de afgifte van het certificaat wordt genomen door een functionaris
van de CKI die is gekwalificeerd en aangesteld conform het kwaliteitssysteem van de
CKI en de procedures conform 4.3.
Aan de hand van de uitkomst van zijn keuringen zal de keurmeester binnen een tussen
partijen overeengekomen termijn een rapport opmaken en een advies opstellen betreffende
het al dan niet afgeven van het certificaat. Dit advies wordt binnen een tussen partijen
overeengekomen termijn samen met de vastgestelde resultaten van de keuring voorgelegd
aan de certificatiebeslisser. Er hoeft geen separate certificatiebeslissing genomen
te worden als de CKI het toezicht op de kwaliteit van het oordeel van de keurmeester
op een andere wijze aantoonbaar heeft geborgd.
Certificaatverlening
De keurmeester is gemachtigd het TCVT Certificaat van Goedkeuring te verlenen en in
combinatie daarmee de TCVT Goedkeuringssticker op de kraan aan te brengen, mits aan
de voorwaarden is voldaan.
-
A. Tekortkoming(en) met direct gevaar voor de veiligheid (cat A):
-
– bespreking van de tekortkoming met de opdrachtgever;
-
– vermelding keuringsomvang in het kraanboek;
-
– melding van de tekortkoming in het kraanboek van het directe gevaar. De opdrachtgever
moet per brief er op gewezen worden dat de kraan direct buiten gebruik gesteld moet
worden;
-
– reparatie kraan;
-
– aantekening van reparatie(s) door opdrachtgever in het kraanboek;
-
– afmelding door de opdrachtgever (kraan is klaar);
-
– uitvoering van na controle.
De vervolgprocedure kan zijn conform B of C.
-
B. Tekortkoming(en) zonder direct gevaar voor de veiligheid (cat B):
-
– bespreking van de tekortkoming met de opdrachtgever;
-
– vermelding keuringsomvang in het kraanboek
-
– melding in het kraanboek dat er geen directe gevaar is;
-
– reparatie kraan;
-
– schriftelijke melding van de getroffen voorzieningen door opdrachtgever aan de CKI
+ de opdrachtgever tekent dit af in het kraanboek;
-
– afgifte TCVT Certificaat van Goedkeuring met de TCVT Goedkeuringssticker, gedateerd
op de keuringsdatum.
-
C. Geen tekortkomingen vallend onder categorie A en/of B:
-
– Afgifte TCVT Certificaat van Goedkeuring met de TCVT Goedkeuringssticker, gedateerd
op de keuringsdatum.
-
– Vermelding keuringsomvang in kraanboek
4.5 Geldigheid certificaat (bij toepassing van de iso/iec 17020)
Op het certificaat wordt de uiterste datum van de volgende keuring vermeld (bij toepassing
van de ISO/IEC 17020). De maximale geldigheid is 24 maanden.
Een tussentijdse keuring kan op gelijke wijze worden uitgevoerd.
4.6 Afhandeling bij tekortkomingoepassing van de iso/iec 17020)
Met betrekking tot de geldigheidsduur van het certificaat worden conditities gesteld.
Indien niet meer voldaan wordt aan deze condities, dient dit dit consequenties te
hebben voor het certificaat (bij toepassing van de ISO 17020).
4.6.1 Afhandeling bij tekortkomingen (cat A)
Als de tekortkoming(en) direct gevaar voor de veiligheid inhoudt, zijn directe voorzieningen
aan de kraan noodzakelijk. Vanwege de wettelijke verplichtingen van de opdrachtgever
wijst de CKI direct na de keuring, in het rapport en per brief de opdrachtgever (of
de door de opdrachtgever aangewezen begeleider) er schriftelijk op dat de kraan buiten
bedrijf gesteld dient te worden. De CKI geeft daarbij aan dat de opdrachtgever wil
hij de kraan blijven gebruiken, verplicht is direct de nodige voorzieningen te treffen
ter opheffing van de tekortkomingen
De opdrachtgever geeft de CKI die de keuring heeft uitgevoerd opdracht voor een nacontrole
op de uitgevoerde reparaties. De CKI voert de nacontrole uit, tenzij de aard van de
tekortkoming naar het oordeel van de CKI een schriftelijke afhandeling rechtvaardigt.
Indien de reparaties als adequaat worden gekwalificeerd, verstrekt de CKI aan de opdrachtgever
het TCVT Certificaat van Goedkeuring in combinatie met de TCVT Goedkeuringssticker.
Indien de reparatie niet als adequaat wordt gekwalificeerd, verstrekt de CKI aan de
opdrachtgever geen TCVT certificaat van Goedkeuring en meldt het gebrek en de onthouding
van de goedkeuring schriftelijk aan de Inspectie SZW binnen 2 maanden na de 1e keuring.
4.6.2 Afhandeling bij tekortkomingen (cat B)
Als de tekortkoming(en) geen direct gevaar voor de veiligheid inhoudt, verzoekt de
CKI de opdrachtgever de desbetreffende tekortkomingen zo spoedig mogelijk, uiterlijk
binnen 2 maanden na de keuringsdatum, op te heffen en daaromtrent aan de instelling
schriftelijk te rapporteren. Na ontvangst van de rapportage van de opdrachtgever en
de positieve beoordeling van de uitgevoerde reparaties verstrekt de CKI de opdrachtgever
het TCVT Certificaat van Goedkeuring in combinatie met de TCVT Goedkeuringssticker.
Waar nodig wordt een nacontrole uitgevoerd. Een en ander nader in te vullen door de
CKI. Indien de afmelding niet binnen de gestelde termijn is afgewerkt dan wordt geen
certificaat afgegeven voordat de keuring opnieuw volledig is uitgevoerd.
4.7 Klachtenregeling
Klachten over de CKI
Een adequate behandeling van klachten is belangrijk voor het creëren van vertrouwen
in certificatie en belangrijk voor de bescherming van zowel de certificaathouders
als de gebruikers van certificaten.
Aan een CKI worden onder meer de volgende eisen gesteld:
-
• Een openbaar toegankelijke klachtenprocedure dient aanwezig te zijn.
-
• de klachtenprocedure bevat minimaal het volgende: een beschrijving van het proces
van ontvangen, onderzoeken en beoordelen van de klacht; de wijze van volgen van de
klacht en acties als vervolg daarop; en de wijze waarop wordt verzekerd dat correctieve
acties worden uitgevoerd.
-
• De beslissing over de reactie op de klacht dient te worden genomen door personen die
niet betrokken zijn bij het onderwerp van de klacht.
-
• Indieners van klachten dienen, indien mogelijk, op de hoogte te worden gehouden van
de ontvangst van de klacht, de voortgang van behandeling en de uitkomst.
Klachten over het bedrijf of de persoon
Indien de CKI klachten van derden, zoals een opdrachtgever, ontvangt over het voldoen
aan dit schema door het bedrijf of de persoon die een aanvraag voor het certificaat
heeft ingediend of certificaathouder is, dient de CKI de klager te verwijzen naar
het bedrijf of de persoon. De CKI dient de klacht te betrekken bij de eerstvolgende
beoordeling bij het betreffende bedrijf of de betreffende persoon.
Echter, indien het naar de mening van de CKI een ernstige klacht betreft, dient de
CKI, naast de behandeling door het bedrijf of de persoon, zelf ook direct te beoordelen
of de klacht gevolgen dient te hebben voor de beslissing m.b.t. certificatie. In dat
geval dient de CKI af te wegen of het gewenst is een extra beoordeling uit te voeren.
De kosten van deze extra beoordeling komen in beginsel voor rekening van de certificaathouder.
Klachtenregeling
Inleiding
In deze werkinstructie wordt de afhandeling van een klacht besproken. Voor iedere
afzonderlijke klacht wordt een apart klachtenformulier ingevuld.
Werkwijze
Wanneer iemand probeert een klacht telefonisch of mondeling te melden, wordt aan hem/haar
gevraagd deze schriftelijk te verwoorden. Als een klacht schriftelijk binnenkomt wordt
deze meteen naar de kwaliteitsmanager gebracht en indien de klachtafhandelaar duidelijk
is krijgt hij/zij meteen een kopie van de klacht. De kwaliteitsmanager registreert
de klacht op een klachtenformulier en stelt de directeur CKI op de hoogte van de klacht.
De directeur van de CKI wijst de klachtafhandelaar aan. De kwaliteitsmanager vermeldt
de klachtafhandelaar op het klachtenformulier en brengt de klachtafhandelaar schriftelijk
op de hoogte van de klacht. De klachtafhandelaar informeert de indiener van de klacht
schriftelijk over de ontvangst van de klacht.
Eenvoudige zaken
Klachtafhandelaar stuurt klacht door naar betrokken bedrijf/persoon; stelt indiener
op de hoogte legt dossier aan tbv voortgangsbewaking en meenemen afhandeling klacht
door bedrijf/persoon bij eerstvolgende beoordeling.
Ernstige klachten
Klachtafhandelaar beoordeelt de klacht en stelt vast of de klacht een incident betreft
of dat de klacht moet leiden tot een aanpassing in de werkwijze. Indien het een incident
betreft, wordt de indiener daarvan op de hoogte gesteld. De klachtafhandelaar bedenkt
samen met de indiener binnen drie weken na het indienen van de klacht een oplossing
voor de afhandeling en betrekt bedrijf/persoon hierbij. De oplossing zoals die met
de indiener is besproken wordt vastgelegd op het klachtenformulier. Hier wordt tevens
vermeld dat het gaat om een incident. Indien de klacht een aanpassing van de werkwijze
vergt bedenkt de klachtafhandelaar binnen 10 dagen een verbetervoorstel en bespreekt
dit met de kwaliteitsmanager en betrekt bedrijf/persoon hierbij. Het verbetervoorstel
moet een structurele verbetering inhouden van de werkwijze. Het verbetervoorstel wordt
ingevuld op het klachtenformulier.
De klachtafhandelaar stelt de indiener op de hoogte van de afhandeling van de klacht.
De kwaliteitsmanager maakt de gewijzigde werkwijze bekend. De kwaliteitsmanager start,
indien nodig, een vervolgonderzoek naar de invoering van het verbetervoorstel. De
bevindingen worden vastgelegd op het klachtenformulier. Het klachtenformulier wordt
gearchiveerd.
4.8 Bezwaarprocedure
Inleiding
Onderstaand worden de stappen beschreven die nodig zijn voor het afhandelen van een
bezwaarschrift. Een dergelijk bezwaarschrift kan bijvoorbeeld ingediend worden tegen
besluiten van de CKI inzake het niet (opnieuw) verlenen, schorsen of intrekken van
een certificaat.
Werkwijze
Algemeen:
-
• Een door of namens de CKI genomen besluit, dat is een definitieve uitslag of eindoordeel,
wordt schriftelijk ter kennis van de belanghebbende gebracht.
-
• Onder een besluit wordt tevens verstaan het weigeren te beslissen of het niet tijdig
nemen van een beslissing.
-
• De CKI stelt de belanghebbende in haar correspondentie in kennis van de mogelijkheid
van het indien van een bezwaarschrift door middel van de volgende clausule:
‘Ingevolge de CKI procedure ‘bezwaarschriftprocedure’ kan door een belanghebbende
met betrekking tot dit besluit een bezwaarschrift ingediend worden. Daartoe moet
binnen zes weken na de datum van verzending van het besluit een bezwaar worden ingediend
bij de CKI. In het bezwaarschrift moet gemotiveerd worden aangegeven waarom het gegeven
besluit niet juist gevonden wordt. Verzocht wordt bij het bezwaarschrift een kopie
van het bestreden besluit toe te voegen.’
-
• Het bezwaarschrift dient in ieder geval de volgende elementen te bevatten:
Het bezwaar wordt niet-ontvankelijk verklaard:
-
• indien niet aan de gestelde termijn van indienen wordt voldaan. Dit geldt niet als
de indiener aantoont dat hij redelijkerwijs niet in verzuim is geweest
-
• in andere gevallen dan genoemd onder a, als geen gebruik gemaakt wordt van de door
de CKI geboden gelegenheid tot verzuimherstel
-
• het bezwaar wordt verder niet-ontvankelijk verklaard als het, bij het niet van toepassing
zijn van een termijn, onredelijk laat wordt ingediend. Dit geldt uitsluitend wanneer
het bezwaar betrekking heeft op het niet tijdig nemen van een besluit.
-
• Het bezwaarschrift schort de werking van het besluit niet op.
-
• Het bezwaarschrift leidt tot heroverweging van het besluit waartegen het is gericht.
Procedure
-
• De CKI neemt kennis van het bezwaarschrift en bevestigt binnen twee weken de ontvangst.
-
• De CKI biedt gelegenheid tot het horen van de indiener.
-
• Het bezwaarschrift wordt gemeld bij de kwaliteitsmanager die het bezwaar registreert.
-
• Het horen betreft met name de vakinhoudelijke aspecten die geleid hebben tot het besluit
en dient binnen in beginsel zes weken na het vaststellen dat een hoorprocedure aan
de orde is, plaats te vinden.
-
• Het horen kan geschieden door de CKI of door een of meer door de CKI benoemde ter
zaken kundige. Het horen geschiedt door een persoon of personen die niet betrokken
is/zijn geweest bij de voorbereiding van het besluit, en geen binding hebben met de
belanghebbende.
-
• Het horen geschiedt op een door de CKI te bepalen tijdstip binnen de gangbare kantooruren.
-
• Relevante stukken kunnen tot 10 dagen voor de hoorzitting worden ingediend en liggen
gedurende een week voor de zitting ter inzage.
-
• Van het horen wordt afgezien indien het verzoek om herziening kennelijk niet-ontvankelijk
of kennelijk ongegrond is, inmiddels aan het verzoek is tegemoetgekomen, of indien
belanghebbende verklaart hiervan geen gebruik te maken.
-
• Van het horen wordt een verslag gemaakt. Het verslag wordt bij de beslissing op het
bezwaar om herziening gevoegd.
-
• De hoorcommissie brengt tevens advies aan de CKI.
Beslissing op het bezwaarschrift
-
• De CKI beslist aan de hand van de haar ter beschikking staande gegevens binnen zes
weken, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift
is verstreken. De beslistermijn kan eenmaal met ten hoogste 6 weken worden verlengd.
Daarna kan de termijn slechts met toestemming van de belanghebbende worden verlengd.
-
• De CKI zal, bij het gegrond verklaren van het bezwaar, de beslissing herroepen en
een nieuwe beslissing ter zake nemen.
-
• Van haar beslissing op het bezwaar zal de CKI de onderbouwing en motivering aan belanghebbende
meedelen.
Bestuursrechter
Indien de inhoud of strekking van de nieuwe beslissing de belanghebbende hiertoe aanleiding
geeft, dient hij zich in voorkomend geval te wenden tot de bestuursrechter.
De CKI zal de belanghebbende in haar beslissing op bezwaar wijzen op deze mogelijkheid.
4.9 Norminterpretaties
Het CCvD dient te zorgen voor eenduidige norminterpretatie. Toch kan het voorkomen
dat er in de operationele fase verschillende interpretaties bestaan van één of meerdere
in werkveldspecifieke certificatieschema’s gehanteerde begrippen. Mocht het gebeuren
dat certificaathouders, CKI’s of andere belanghebbenden uiteenlopende definities hanteren
en hierover meningsverschillen bestaan, dan dienen afwijkende interpretaties te worden
voorgelegd aan het CCvD.
5. Toezicht
De eigenaar van het product is onder dit certificatieregime wettelijk verplicht periodieke
keuringen aan te vragen. Het doel van de periodieke controle is om de blijvende veiligheid
van het product zoveel mogelijk te waarborgen. Het CCvD bepaalt in dit hoofdstuk van
het certificatieschema hoe het toezicht door de CKI dient te worden ingericht
5.1 Toegang
Indien het voor het houden van toezicht noodzakelijk is dat de CKI, de nationale accreditatie-instantie
en Team Certificatie SZW zich toegang verschaffen tot gegevens over het product en
het product zelf, wordt in deze paragraaf de toegang hiertoe geregeld. Het betreft
hier de technische gegevens van de hijskraan en de eventuele documentatie over modificaties.
Toegang tot de technische gegevens en/of documentatie wordt verkregen:
-
• door raadpleging van het kraanboek, ter beschikking te stellen door de eigenaar;
-
• door raadpleging van het constructiedossier van de producent, ter beschikking te stellen
door de fabrikant.
5.2 Frequentie van het toezicht
De CKI voert de periodieke keuring één (1) maal in de 24 maanden uit.
Steekproefsgewijze controle door de CKI is niet van toepassing.
5.3 De wijze van uitvoering van toezicht
Zie 5.2
5.4 Verslag van bevindingen
De verslaglegging bevat tenminste de onder 8.3 opgenoemde punten (voor zover van toepassing).
5.5 Maatregelen
Indien de reparatie van een A-tekortkoming (art. 4.6.1) niet als adequaat wordt gekwalificeerd,
verstrekt de CKI aan de opdrachtgever geen TCVT certificaat van Goedkeuring en meldt
het gebrek en de onthouding van de goedkeuring schriftelijk aan Inspectie SZW binnen
2 maanden na de 1e keuring.
Deel II
Deel 2 van dit certificatieschema bevat de normen die gelden voor een certificaat
of verklaring voor producten in een werkveld. Beschreven wordt achtereenvolgens:
-
• het onderwerp van certificatie(zie hoofdstuk 6);
-
• de inhoudelijke eisen (inclusief de geldigheidscondities) die gelden voor het certificaat
of de verklaring (zie hoofdstuk 7);
-
• de wijze waarop het voldoen aan de eisen wordt beoordeeld en gerapporteerd (zie hoofdstuk
8);
-
• te stellen eisen aan format van het certificaat (zie hoofdstuk 9).
6. Onderwerp van verklaring of certificatie
Dit WSCS-VT Periodieke Keuring van Hijskranen is door het ministerie van SZW – inclusief
eventuele aanpassingen – vastgesteld. Dit vastgestelde schema vervangt daarmee eerdere
versies. Het te keuren product betreft hijskranen, zoals genoemd in artikel 2a van
de Warenwetregeling machines..
7. Eisen
Dit hoofdstuk bevat de werkveldspecifieke normen waaraan een product moet voldoen.
7.1 Eisen
Producten worden alleen in de handel gebracht en in gebruik genomen wanneer deze niet
de veiligheid of gezondheid van de gebruiker of andere in de Machinerichtlijn opgenomen
algemene belangen in gevaar brengen, wanneer zij op juiste wijze en voor geëigende
doelen worden gefabriceerd, geïnstalleerd, gebruikt en onderhouden. Producten worden
onderworpen aan een periodieke keuring indien te verwachten is dat deze producten
tijdens gebruik onderhevig zijn aan slijtage of anderszins wat veiligheid betreft
achteruit gaan.
Hijskranen moeten conform het Warenwetbesluit machines worden gekeurd door een CKI.
Voor de eerste maal dient dit te geschieden na verloop van ten hoogste 24 maanden
na de eerste ingebruikneming. Vervolgens dient dit telkens na verloop van 24 maanden
herhaald te worden (Warenwetbesluit machines, artikel 6d). Voor de tussenliggende
jaren dient overeenkomstig artikel 6d van het Warenwetbesluit machines de hijskraan
te worden gekeurd door een deskundige.
7.1.1 Eisen voor periodieke keuring
Zie hoofdstuk 8.
8. Beoordelingsformulier
8.1 Periodieke keuring voorblad keuringsrapport
Opdracht-nummer:
|
TCVT-nummer:
|
|
Keuring
|
|
Keuringsdatum :
|
|
|
|
Uitgevoerd door:
|
deskundige
|
|
Materieel
|
|
Hijskraan
|
Onderwagen
|
|
|
Fabrikaat :
|
Fabrikaat :
|
|
|
Model / type :
|
Model/Type :
|
|
|
Serienummer :
|
Identificatienr :
|
|
|
Bedrijfsnummer :
|
Bedrijfsnummer :
|
|
|
Bouwjaar :
|
|
|
Uitvoering kraan
|
|
Uitvoering Onderwagen:
|
Uitvoering toren
|
|
|
□ op banden (zelfrijdend)
|
□ haakhoogte ( m)
|
|
|
□ op truck
|
|
|
|
□ weg- / ruwterrein (kenteken)
|
|
|
|
□ op rupsen
|
|
|
|
□ op afzetcontainer
|
|
|
|
Opstelling:
|
Giek:
|
Uitvoering giek
|
|
□ railstellen (spoorbreedte/wielbasis)
|
□ telescoopgiek ( delen)
|
□ gieklengte(m)
|
|
□ rijdend
|
□ opbouwgiek ( m)
|
□ topbaar (gr)
|
|
□ stationair
|
□ hulpgiek ( m)
|
□ met loopkat
|
|
□ ingietframe
|
□ knikgiek
|
□ verstelbare giek
|
|
□ vrijstaand (kruisframe onderwagen zonder railstellen)
|
□ monogiek
|
|
|
|
□ lepelsteel
|
Stempels:
|
|
|
□ fly-jib ( delen)
|
□ stempels
|
|
|
|
□ dozerblad
|
Eigenaar
|
|
Naam :
|
|
|
|
Adres :
|
|
|
|
Postcode / Plaats :
|
|
|
|
Telefoonnummer :
|
|
|
Opdrachtgever
|
|
Bedrijf :
|
|
|
|
Functionaris :
|
|
|
Bevindingen
|
|
Tekortkomingen A of B:
|
□ Ja □ Nee
|
Indien Ja,
|
|
Afmelding voor:
|
|
|
|
Directe voorzieningen noodzakelijk voordat de kraan weer in gebruik wordt gesteld,
hierbij is een herkeuring vereist m.b.t. (nummers uit checklist)
...........................
toelichting
|
Keuringsrapport
Toelichting bij afkeur (niet in orde) wordt vermeld onder 2300
Mobiele kraan
|
Torenkraan
|
Mob.torenkraan
|
Grondverz.machine
|
Autolaadkraan
|
|
|
In orde
|
Niet in orde
|
|
|
|
|
|
0100
|
ALGEMEEN
|
|
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0101
|
Kraanboek aanwezig en volledig ingevuld
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0102
|
Hijstabellen aanwezig
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0105
|
Uitvoering hijskraan overeenkomstig
kraanboek
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0106
|
Configuratie van de kraan overeenkomstig specificaties fabrikant en aanwezige
documentatie
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0107
|
Gebruiksaanwijzing aanwezig
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0108
|
Zijn ingrijpende wijzigingen/reparaties
deskundig uitgevoerd
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
|
0
|
0109
|
Certificaten en/of verklaring van
overeenstemming staalkabels aanwezig en genoteerd in het kraanboek
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
|
0
|
0110
|
Certificaten en/of verklaring van
overeenstemming hijsblokken en -haken
aanwezig
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0111
|
Certificaten en/of verklaring van
overeenstemming uitwisselbare
uitrustingsstukken aanwezig
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0200
|
TOEGANGEN
|
|
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0201
|
Opstappen
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0202
|
Bordessen/loopvlakken
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0203
|
Handgrepen
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0204
|
Ladders/klimkooien
|
0
|
0
|
|
0
|
0
|
|
|
0205
|
Leeflijnen
|
0
|
0
|
Mobiele kraan
|
Torenkraan
|
Mobiele torenkraan
|
Grondverzetmachine
|
Autolaadkraan
|
|
|
Cabine
|
Stempel- bediening
|
Afstands- bediening
|
Bedienings- plaats
|
|
|
|
|
|
|
|
In orde
|
Niet in orde
|
In orde
|
Niet in orde
|
In orde
|
Niet in orde
|
In orde
|
Niet in orde
|
|
|
|
|
|
0300
|
BEDIENINGSPLAATSEN
|
|
|
|
|
|
|
|
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0301
|
Bediening (knoppen / hendels / pedalen)
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0302
|
Instrumenten
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0303
|
Aanduidingen bij bedieningsplaats
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0304
|
Hijstabellen
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0305
|
Last- en vluchtaanduiding / giekborden
|
0
|
0
|
|
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0306
|
Contactslot / stopknop / hoofdschakelaar
/ noodstop
|
0
|
0
|
|
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0307
|
Kraanbeweging niet meer mogelijk
|
0
|
0
|
|
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0308
|
Aanstootbeveiliging hendels
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0309
|
Claxon
|
0
|
0
|
|
|
|
|
|
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0310
|
Ruitenwissers
|
0
|
0
|
|
|
|
|
|
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0311
|
Spiegels
|
0
|
0
|
|
|
|
|
|
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0312
|
Portieren / cabinedeur / cabineluik
(vergrendeling)
|
0
|
0
|
|
|
|
|
|
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0313
|
Ruiten / veiligheidsglas
|
0
|
0
|
|
|
|
|
|
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0314
|
Controle horizontaal stand (waterpas)
|
0
|
0
|
0
|
0
|
|
|
|
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0315
|
Zitplaats
|
0
|
0
|
|
|
|
|
|
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0316
|
Beveiliging machinist / gordel
|
0
|
0
|
|
|
|
|
|
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0317
|
Verwarming / ventilatie / verlichting
|
0
|
0
|
|
|
|
|
|
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0318
|
Windsnelheidsmeter
|
0
|
0
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
0
|
0319
|
Waarschuwing dat bediening aan veilige
zijde moet plaats vinden
|
0
|
0
|
|
|
|
|
|
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0320
|
Is bij meerdere bedieningsplaatsen geen
gelijktijdige bediening mogelijk
|
0
|
0
|
|
|
|
|
|
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0321
|
Zonneklep / zonwering
|
0
|
0
|
|
|
|
|
|
|
Mobiele kraan
|
Torenkraan
|
Mobiele torenkraan
|
Grondverzet machine
|
Autolaadkraan
|
|
|
In orde
|
Niet in orde
|
|
|
|
|
|
|
IN HOOGTE VERSTELBARE CABINE
|
|
|
0
|
|
0
|
0
|
|
0326
|
Bordes bij de deur, of
|
0
|
0
|
0
|
|
0
|
0
|
|
0327
|
Automatisch sluitende beveiliging, of
|
0
|
0
|
0
|
|
0
|
0
|
|
0328
|
Bewaking dat de beveiliging moet worden gesloten voordat de cabine omhoog kan, én
|
0
|
0
|
0
|
|
0
|
0
|
|
0329
|
Geluidssignaal als uitval-beveiliging > 3 meter wordt geopend
|
0
|
0
|
0
|
|
0
|
0
|
|
0330
|
Werking nooddaalinrichting
|
0
|
0
|
0
|
|
0
|
0
|
|
0331
|
Instructie voor gebruik nooddaalinrichting beneden aanwezig
|
0
|
0
|
0
|
|
0
|
0
|
|
0332
|
Afscherming voorruit / beveiliging tegen uit vallen
|
0
|
0
|
0
|
|
0
|
0
|
|
0333
|
Werking leidingbreukbeveiliging of smoring
|
0
|
0
|
0
|
|
0
|
0
|
|
0334
|
Onder de cabine afscherming of duidelijke waarschuwingen aanwezig m.b.t. knelgevaar
|
0
|
0
|
|
|
|
|
|
|
|
A
|
B
|
C
|
D
|
Mobiele kraan
|
Torenkraan
|
Mobiele torenkraan
|
Grondverzet machine
|
Autolaadkraan
|
|
Noteer welke gieken
|
In orde
|
Niet in orde
|
In orde
|
Niet in orde
|
In orde
|
Niet in orde
|
In orde
|
Niet in orde
|
|
|
|
|
|
0400
|
GIEKSYSTEEM
|
|
|
|
|
|
|
|
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0401
|
Constructie / lassen
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0402
|
Bevestiging gieksysteem (aan frame / onderling)
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0403
|
Bout- / penverbinding / borging
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
|
0
|
0
|
0
|
0404
|
Geleiding telescoopdelen
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
|
0
|
|
0
|
0405
|
Telescopeerinrichting / kabel / ketting
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
|
0
|
|
0
|
0406
|
Bevestiging / schijven / wielen toelichting
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
|
0
|
|
0
|
0407
|
Inspectietermijn van de telescopeerinrichting volledige controle volgens fabrikantvoorschrift
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
|
|
|
0
|
|
0408
|
Snelwisselsysteem
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
|
|
|
0
|
|
0409
|
Ongewilde ontgrendeling voorkomen
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0410
|
Kabelgeleidingsplaten / -rollen
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0411
|
Schijven
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0412
|
Kabeluitloopbeveiliging
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
|
0
|
0
|
0
|
0413
|
Mechanische delen in uiterste stand tegen uitschuiven geborgd
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
|
|
|
|
0414
|
Boomstops / vangkabels
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
|
|
0415
|
Trekstangen / hangkabels
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
|
0
|
|
|
0416
|
Vergrendeling telescopeerbare en/of klapbare delen
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
|
0
|
0
|
0
|
0417
|
Vergrendeling telesysteem
|
0
|
0
|
|
|
|
|
|
|
0
|
|
0
|
0
|
0
|
0418
|
Waarschuwingsmarkeringen
|
0
|
0
|
|
|
|
|
|
|
Mobiele kraan
|
Torenkraan
|
Mob.torenkraan
|
Grondverz.machine
|
Autolaadkraan
|
|
|
In orde
|
Niet in orde
|
|
|
|
|
|
|
A-FRAME / SPRENKEL
|
|
|
0
|
0
|
0
|
|
|
0430
|
Constructie / lassen
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
|
|
0431
|
Bevestiging aan frame
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
|
|
0432
|
Pen- / boutverbinding / borging
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
|
|
0433
|
Onderblok (schijven /
kabeluitloopbeveiliging / bevestiging)
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
|
|
0434
|
Bovenblok (schijven /
kabeluitloopbeveiliging / bevestiging)
|
0
|
0
|
|
|
|
|
|
|
LOOPKAT
|
|
|
|
0
|
0
|
|
|
0436
|
Constructie / lassen
|
0
|
0
|
|
0
|
0
|
|
|
0437
|
Pen- / boutverbinding / borging
|
0
|
0
|
|
0
|
0
|
|
|
0438
|
Loopwielen
|
0
|
0
|
|
0
|
0
|
|
|
0439
|
Wielbreuksteunen
|
0
|
0
|
|
0
|
0
|
|
|
0440
|
Ontsporingsbeveiliging
|
0
|
0
|
|
0
|
0
|
|
|
0441
|
Kabelschijven
|
0
|
0
|
|
0
|
0
|
|
|
0442
|
Kabeluitloopbeveiliging
|
0
|
0
|
|
0
|
0
|
|
|
0443
|
Katvangmechanisme
|
0
|
0
|
|
0
|
0
|
|
|
0444
|
Toestand katgondel
|
0
|
0
|
|
|
|
|
|
0500
|
KRAANBASIS / KOLOM
|
|
|
|
|
|
|
0
|
0501
|
Constructie / lassen
|
0
|
0
|
|
|
|
|
0
|
0502
|
Bevestiging aan hulpchassis
|
0
|
0
|
|
|
|
|
0
|
0503
|
Pen- / boutverbindingen / borging
|
0
|
0
|
|
|
|
|
0
|
0504
|
Kolom geborgd tegen opwaartse
verplaatsing
|
0
|
0
|
|
|
|
|
|
|
TOREN / TORENSPITS
|
|
|
|
0
|
0
|
|
|
0510
|
Constructie / lassen
|
0
|
0
|
|
0
|
|
|
|
0511
|
Bouwvolgorde / samenstelling volgens
fabrieksvoorschrift
|
0
|
0
|
|
0
|
|
|
|
0512
|
Verankering aan bouwwerk
|
0
|
0
|
|
0
|
0
|
|
|
0513
|
Pen- / boutverbindingen / borging
|
0
|
0
|
|
0
|
0
|
|
|
0514
|
Geleiding telescoopdelen
|
0
|
0
|
|
0
|
0
|
|
|
0515
|
Kabelgeleidingsplaten / -rollen
|
0
|
0
|
|
0
|
0
|
|
|
0516
|
Schijven
|
0
|
0
|
|
0
|
0
|
|
|
0517
|
Kabeluitloopbeveiliging
|
0
|
0
|
|
0
|
0
|
|
|
0518
|
Trekstangen / hangkabels
|
0
|
0
|
|
0
|
0
|
|
|
0519
|
Vergrendeling telescopeerbare en/of
klapbare delen
|
0
|
0
|
|
|
|
|
|
0600
|
ZWENKINRICHTING
|
|
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0601
|
Draaikrans / zwenkcilinders / zwenkrollen/ vangrollen
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0602
|
Draaikransbevestiging
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0603
|
Bonkelaar(s) / tandheugels
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0604
|
Aandrijving / lagering / koppeling
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0605
|
Rem(men)
|
0
|
0
|
|
|
|
|
0
|
0606
|
Lasthoudventiel
|
0
|
0
|
0
|
|
0
|
0
|
0
|
0607
|
Blokkeerpen / zwenkpal
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0608
|
Bevestiging motoren
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
|
|
0609
|
Vrijzetinrichting
|
0
|
0
|
|
|
|
|
|
|
|
A
|
B
|
C
|
D
|
Mobiele kraan
|
Torenkraan
|
Mobieletorenkraan
|
Grondverzetmachine
|
Autolaadkraan
|
|
Noteer de verschillende lieren
In kraanboek
|
In orde
|
Niet in orde
|
In orde
|
Niet in orde
|
In orde
|
Niet in orde
|
In orde
|
Niet in orde
|
|
|
|
|
|
0700
|
LIERWERK lieren
|
|
|
|
|
|
|
|
|
0
|
|
|
|
|
0701
|
Hoofdkoppeling
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
|
|
|
|
0702
|
Blokkering beweging bij ontkoppeling
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
|
|
|
|
0703
|
Koppelomvormer / vloeistofontkoppeling
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0704
|
Aandrijving / lagering
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0705
|
Rem
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0706
|
Trommel / lagers
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0707
|
Slappe kabel- / kabeluitloopbeveiliging
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
|
|
|
|
0708
|
Koppeling (kabeltrommel)
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
|
|
|
|
0709
|
Leidingbreukbeveiliging / fricties
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
|
0
|
|
|
0710
|
Borging schuifkoppeling
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0711
|
Kabelgeleiding
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
|
0
|
0
|
|
|
0712
|
Vergrendeling omschakelmechanisme
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
|
|
0713
|
Bevestiging motoren
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
|
0
|
0714
|
Remventiel hydromotor
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
|
|
|
|
|
0800
|
STAALKABELS
|
A
|
B
|
C
|
D
|
|
|
|
|
|
|
LOPENDE KABELS
Noteer dezelfde lieren als bij 0700
|
|
|
|
|
|
|
|
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0801
|
Kabel conform kraanboek / certificaat / EG verklaring
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0802
|
Kabel visueel in goede toestand
Zie checklist na 0815
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0803
|
In kabelloop geen aanlopen / schavielen
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0804
|
Kabel deugdelijk bevestigd
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0805
|
Wigklemmen op juiste wijze aangebracht
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0806
|
Borging achter wigklem aanwezig
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0807
|
Ogen voorzien van kabelkous
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
|
0
|
0808
|
Pen- of boutverbinding bij eind-bevestiging geborgd
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
|
|
|
|
|
|
STAANDE KABELS
Kabelmiddellijn van gebruikte kabels
gemeten in mm.
|
|
|
|
|
|
|
|
|
0
|
0
|
0
|
|
|
0810
|
Kabel conform kraanboek / certificaat /
EG verklaring
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
|
|
0811
|
Kabel visueel in goede toestand
Zie checklist na 0815
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
|
|
0812
|
Kabel deugdelijk bevestigd
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
|
|
0813
|
Ogen voorzien van kabelkous
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
|
|
0814
|
Pen- of boutverbinding bij eindbevestiging geborgd
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
|
|
0815
|
Onderzoek tuikabels uitgevoerd
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
|
|
|
|
|
|
|
A
|
B
|
C
|
D
|
Mobiele kraan
|
Torenkraan
|
Mobiele torenkraan
|
Grondverzetmachine
|
Autolaadkraan
|
|
|
In orde
|
Niet in orde
|
In orde
|
Niet in orde
|
In orde
|
Niet in orde
|
In orde
|
Niet in orde
|
|
|
|
|
|
0900
|
HIJSHAKEN EN BLOKKEN
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Benaming hijshaak / blok:
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Werklast (WLL) op hijshaak / blok:
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Identificatienummer op hijshaak/blok:
|
|
|
|
|
|
|
|
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0901
|
Toestand haak (vervormingen / slijtage)
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
|
|
|
|
|
|
y-maat (bekwijdte) nominaal (mm)
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
|
|
|
|
|
|
y-maat (bekwijdte) gemeten (mm)
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0902
|
Borging moer
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0903
|
Druklager
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0904
|
Traverse
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0905
|
Lagers / schijf / toestand kabelschijf en
groef / uitloopbeveiliging
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0906
|
Borging assen / bouten / moeren
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0907
|
Veiligheidsklep
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0908
|
Waarschuwingsmarkering
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
|
|
|
|
|
1000
|
GRIJPER
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Fabrikaat:
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Type / model:
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Aangebrachte gegevens:
|
|
|
|
0
|
|
|
0
|
0
|
1001
|
Fabrieksmerk / type / bouwjaar
|
0
|
0
|
|
0
|
|
|
0
|
0
|
1002
|
Bedrijfslast / inhoud
|
0
|
0
|
|
0
|
|
|
0
|
0
|
1003
|
Eigen massa
|
0
|
0
|
|
0
|
|
|
0
|
0
|
1004
|
Algehele toestand
|
0
|
0
|
|
0
|
|
|
0
|
0
|
1005
|
constructie / lassen
|
0
|
0
|
|
0
|
|
|
0
|
0
|
1006
|
Bevestiging / bout- / penverbinding / borging
|
0
|
0
|
|
0
|
|
|
0
|
0
|
1007
|
Grijper sluitend
|
0
|
0
|
|
Mobiele kraan
|
Torenkraan
|
Mob.torenkraan
|
Grondverz.machine
|
Autolaadkraan
|
|
|
In orde
|
Niet in orde
|
|
|
|
|
|
|
1100
|
OPSTELLINGSFRAME / FUNDATIE
|
|
|
|
|
0
|
0
|
|
|
1101
|
Constructie / lassen
|
0
|
0
|
|
|
0
|
0
|
|
|
1102
|
Pen- / boutverbindingen / borging
|
0
|
0
|
|
|
0
|
|
|
|
1103
|
Bevestiging aan fundatie
|
0
|
0
|
|
|
0
|
|
|
|
1104
|
Bevestiging aan fundatieframe
|
0
|
0
|
|
|
0
|
0
|
|
|
1105
|
Bevestiging van de stempels
|
0
|
0
|
|
|
0
|
|
|
|
1106
|
Toestand fundatie
|
0
|
0
|
|
|
0
|
|
|
|
1107
|
Berekening fundatie
|
0
|
0
|
|
|
|
|
|
|
1200
|
AFSTEMPELING
|
|
|
|
|
|
|
0
|
|
1201
|
Dozerblad (constructie / lassen)
|
0
|
0
|
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
1202
|
Pen- / boutverbindingen / borging
|
0
|
0
|
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
1203
|
Uithouders / penverbindingen (constructie / lassen)
|
0
|
0
|
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
1204
|
Stempelplaten / -voeten (constructie / lassen)
|
0
|
0
|
|
0
|
|
0
|
0
|
0
|
1205
|
Waarschuwingsmarkering uithouders / stempels
|
0
|
0
|
|
0
|
|
0
|
|
0
|
1206
|
Markering uithouderstanden
|
0
|
0
|
|
|
|
|
|
|
1300
|
RIJWERK (bandenprogramma)
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
WIELEN
|
|
|
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
1301
|
Assen / ophanging / vering
|
0
|
0
|
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
1302
|
Wielbouten / -moeren / velgen
|
0
|
0
|
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
1303
|
Bandengesteldheid / -spanning
|
0
|
0
|
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
1304
|
Asblokkering
|
0
|
0
|
|
|
|
|
|
|
|
RUPSEN
|
Links
|
Rechts
|
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
1306
|
Bevestiging aan frame
|
0
|
0
|
0
|
0
|
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
1307
|
Bevestiging van sprocket / spanwielen
|
0
|
0
|
0
|
0
|
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
1308
|
Rupsketting (toestand/spanning)
|
0
|
0
|
0
|
0
|
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
1309
|
Rupsplaten (toestand/bevestiging)
|
0
|
0
|
0
|
0
|
|
Mobiele kraan
|
Torenkraan
|
Mob.torenkraan
|
Grondverz.machine
|
Autolaadkraan
|
|
|
In orde
|
Niet in orde
|
|
|
|
|
|
1400
|
ONDERWAGEN
|
|
|
0
|
|
0
|
0
|
|
1401
|
Stuurspeling
|
0
|
0
|
0
|
|
0
|
0
|
|
1402
|
Parkeerrem
|
0
|
0
|
0
|
|
0
|
0
|
|
1403
|
Bedrijfsrem
|
0
|
0
|
0
|
|
0
|
0
|
|
1404
|
Remvloeistof
|
0
|
0
|
0
|
|
0
|
0
|
|
1405
|
Remcilinders
|
0
|
0
|
0
|
|
0
|
0
|
|
1406
|
Slangen / leidingen / koppelingen
|
0
|
0
|
|
|
|
|
|
1500
|
RAILRIJWERK / KRAANBAAN
|
|
|
|
0
|
|
|
|
1501
|
Rijwielstellen
|
0
|
0
|
|
0
|
|
|
|
1502
|
Rijwielen
|
0
|
0
|
|
0
|
|
|
|
1503
|
Aandrijving / lagering
|
0
|
0
|
|
0
|
|
|
|
1504
|
Bevestiging motor
|
0
|
0
|
|
0
|
|
|
|
1505
|
Koppeling
|
0
|
0
|
|
0
|
|
|
|
1506
|
Bedrijfsrem / parkeerrem
|
0
|
0
|
|
0
|
|
|
|
1507
|
Wielbreuksteunen
|
0
|
0
|
|
0
|
|
|
|
1508
|
Ontsporingsbeveiliging
|
0
|
0
|
|
0
|
|
|
|
1509
|
Railklemmen / stormverankering
|
0
|
0
|
|
|
|
|
|
|
KRAANBAAN
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Lengte = meter
|
|
|
|
0
|
|
|
|
1511
|
Toestand rails
|
0
|
0
|
|
0
|
|
|
|
1512
|
Toestand langsliggers / railsloffen
|
0
|
0
|
|
0
|
|
|
|
1513
|
Toestand dwarsliggers en afstandshouders
|
0
|
0
|
|
0
|
|
|
|
1514
|
Bevestiging rails
|
0
|
0
|
|
0
|
|
|
|
1515
|
Bevestiging langsliggers
|
0
|
0
|
|
0
|
|
|
|
1516
|
Bevestiging dwarsliggers en afstandhouders
|
0
|
0
|
|
0
|
|
|
|
1517
|
Eindbegrenzing / buffers (incl. railstop)
|
0
|
0
|
|
0
|
|
|
|
1518
|
Rij-afslagen (schaatsen)
|
0
|
0
|
|
0
|
|
|
|
1519
|
Ligging en plaats (algemeen)
|
0
|
0
|
|
0
|
|
|
|
1520
|
Veilige doorgang
|
0
|
0
|
|
0
|
|
|
|
1521
|
Geen materiaalopslag
|
0
|
0
|
|
0
|
|
|
|
1522
|
Waterpasligging
|
0
|
0
|
|
0
|
|
|
|
1523
|
Spoorbreedte
|
0
|
0
|
|
0
|
|
|
|
1524
|
Verende zakking
|
0
|
0
|
Mobiele kraan
|
Torenkraan
|
Mob.torenkraan
|
Grondverzetmachine
|
Autolaadkraan
|
|
|
In orde
|
Niet in orde
|
|
|
|
|
|
1600
|
ELEKTRISCHE INSTALLATIE
|
|
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
1601
|
Schakelkast / -apparatuur:
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
1602
|
Bescherming tegen uitwendige invloeden
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
1603
|
Afscherming spanningvoerende delen
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
1604
|
Staat elektrische componenten
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
1605
|
Bevestiging bedrading
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
1606
|
Functioneren (veer)kabelhaspels
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
1607
|
Staat (veer)kabelhaspels
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
1608
|
Sleepringlichaam
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
1609
|
Accu, bevestiging, afscherming en staat accuklemmen
|
0
|
0
|
|
|
|
|
|
|
VOEDING
|
|
|
|
0
|
0
|
|
|
1611
|
Voedingskabel / aarding
|
0
|
0
|
|
0
|
0
|
|
|
1612
|
Hoofdschakelaar
|
0
|
0
|
|
0
|
0
|
|
|
1613
|
Elektrische kabels / bedrading / aansluitingen
|
0
|
0
|
|
0
|
|
|
|
1614
|
Toestand kabelhaspel
|
0
|
0
|
|
0
|
|
|
|
1615
|
Bevestiging motor
|
0
|
0
|
|
0
|
|
|
|
1616
|
Koppeling
|
0
|
0
|
|
|
|
|
|
1700
|
MACHINISTENLIFT
|
|
|
|
|
0
|
|
|
1701
|
Bedieningsinstructie, draagkabelcertificaat aanwezig
|
0
|
0
|
|
|
0
|
|
|
1702
|
Bediening (-organen, noodstop, nood-,-signaal)
|
0
|
0
|
|
|
0
|
|
|
1703
|
Geleiding, nood-, bevestiging, buffers
|
0
|
0
|
|
|
0
|
|
|
1704
|
Toegangen, bordessen, leuningen
|
0
|
0
|
|
|
0
|
|
|
1705
|
Onder-, bovenstation (constructie, afschermingen, stuiting)
|
0
|
0
|
|
|
0
|
|
|
1706
|
Liftkooi (wanden, vloer, dak, toegangen, vergrendelingen)
|
0
|
0
|
|
|
0
|
|
|
1707
|
Elektrisch (voeding, beveiliging, trekontlasting)
|
0
|
0
|
|
|
0
|
|
|
1708
|
Aandrijving (machine, rem, koppeling, leischijven)
|
0
|
0
|
|
|
0
|
|
|
1709
|
Draag-, vangkabel, (conform voorschrift, toestand, bevestiging)
|
0
|
0
|
|
|
0
|
|
|
1710
|
Opschriften (last, bedieningsvoorschrift, VTVO, noodprocedure, waarschuwingen)
|
0
|
0
|
|
|
0
|
|
|
1711
|
Algehele staat
|
0
|
0
|
|
|
0
|
|
|
1712
|
Beproeving met last
|
0
|
0
|
|
|
0
|
|
|
1713
|
Beproeving zonder last (vang, snelheidsbegrenzer)
|
0
|
0
|
|
|
0
|
|
|
1714
|
Beproeving nooddaalvoorziening
|
0
|
0
|
|
|
0
|
|
|
1715
|
Beproeving eindschakelaar (onder / boven)
|
0
|
0
|
|
|
0
|
|
|
1716
|
Beproeving noodeindschakelaar (onder / boven)
|
0
|
0
|
|
|
0
|
|
|
1717
|
Beproeving deur, grendelcontacten
|
0
|
0
|
|
|
0
|
|
|
1718
|
Beproeving slapkabelbewaking, spanwielcontact
|
0
|
0
|
|
|
|
|
|
1800
|
HYDRAULISCHE INSTALLATIE
|
|
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
1801
|
Slangen / leidingen / koppelingen
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
1802
|
Cilinder(s)
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
1803
|
Leidingbreukbeveiliging
|
0
|
0
|
|
|
|
0
|
|
1804
|
Indien leidingbreukbeveiliging kwetsbaar
deugdelijk afgeschermd
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
1805
|
Pompen, motoren en ventielen
|
0
|
0
|
|
|
|
|
|
1900
|
DIVERSEN
|
|
|
|
|
|
|
|
|
CENTRALE BALLAST
|
|
|
0
|
0
|
|
|
0
|
1901
|
Staat en bevestiging
|
0
|
0
|
0
|
0
|
|
|
0
|
1902
|
Massa komt overeen met voorschriften fabr.
|
0
|
0
|
|
|
|
|
|
|
CONTRA BALLAST
|
|
|
0
|
0
|
0
|
0
|
|
1903
|
Staat en bevestiging
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
|
1904
|
Massa komt overeen met voorschriften fabr.
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
|
1905
|
Waarschuwingsmarkeringen
|
0
|
0
|
|
|
|
|
|
|
OPSCHRIFTEN
|
|
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
1907
|
Identificatie / typeplaat kraan
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
|
0
|
1908
|
Aanduiding m.b.t. afstandsbesturing
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
1909
|
Ce-markering aanwezig
|
0
|
0
|
Mobiele kraan
|
Torenkraan
|
Mob.torenkraan
|
Grondverz.machine
|
Autolaadkraan
|
|
|
In orde
|
Niet in orde
|
|
|
|
|
|
2000
|
AUTOMATISCHE BEGRENZERS / BEVEILIGINGEN / SIGNALERING
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
2001
|
Hijsen (hijseindbegrenzer)
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
2002
|
Vieren (windingenbeveiliging)
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
|
|
2003
|
Optoppen (max. hoek / min. vlucht) / inkatten
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
|
|
2004
|
Aftoppen (min. hoek / max. vlucht / uitkatten
|
0
|
0
|
|
|
|
0
|
|
2005
|
Verticaalstand knikarm
|
0
|
0
|
0
|
|
0
|
0
|
0
|
2006
|
Uittelescoperen (bandenprogramma; volgorde en/of synchroon)
|
0
|
0
|
0
|
|
|
0
|
0
|
2007
|
Hulpgiek en mechanische giekdeel
beveiligd bij telescoperen
|
0
|
0
|
0
|
|
0
|
0
|
|
2008
|
Palbewaking
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
2009
|
Zwenkbegrenzer / -beveiliging
|
0
|
0
|
0
|
|
|
|
0
|
2010
|
Stempelbeveiliging
|
0
|
0
|
0
|
|
0
|
|
|
2011
|
Contragewichtbeveiliging
|
0
|
0
|
|
|
|
|
0
|
2012
|
Max. transporthoogte signalering
|
0
|
0
|
|
|
|
|
0
|
2013
|
Steunpoot in transportpositie signalering
|
0
|
0
|
|
|
|
|
0
|
2014
|
Hoog-sta beveiliging
|
0
|
0
|
|
0
|
|
|
|
2015
|
Kraanrijden (eindafslagen)
|
0
|
0
|
|
0
|
|
|
|
2016
|
Geluidssignaal rijden
|
0
|
0
|
|
|
|
|
|
|
LASTMOMENTBEGRENZER (LMB)
|
|
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
2018
|
Uitschakeling hijsen
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
2019
|
Uitschakeling aftoppen
|
0
|
0
|
|
0
|
0
|
|
|
2020
|
Uitschakeling uitkatten
|
0
|
0
|
0
|
0
|
|
0
|
0
|
2021
|
Uitschakelen optoppen / heffen
|
0
|
0
|
0
|
|
0
|
0
|
0
|
2022
|
Uitschakeling uittelescoperen
|
0
|
0
|
|
|
|
|
0
|
2023
|
Uitschakeling knik / fly-jib op onder horizontaal
|
0
|
0
|
0
|
|
|
|
0
|
2024
|
Uitschakeling knik / fly-jib neer boven horizontaal
|
0
|
0
|
0
|
|
|
|
0
|
2025
|
Uitschakeling uitschuiven knik / fly-jib
|
0
|
0
|
|
|
|
|
0
|
2026
|
Uitschakeling inschuiven fly-jib door verticaal
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
2027
|
Waarschuwing (optisch, akoestisch, 100%)
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
2028
|
Voorwaarschuwing
(optisch, intermitterend akoestisch, 90%)
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
2029
|
Overbruggingsschakelaar
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
|
2030
|
Permanente overbruggingsschakelaar
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
2031
|
LMB-signalering buiten op de hijskraan
|
0
|
0
|
0
|
|
0
|
0
|
0
|
2032
|
Programma-instelling LMB goed zichtbaar
|
0
|
0
|
0
|
|
0
|
0
|
0
|
2033
|
Instructies LMB goed zichtbaar
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
2034
|
Afstelling LMB (zie ook beproevingstabel)
|
0
|
0
|
|
|
|
|
|
|
LASTBEGRENZER (LB)
|
|
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
2035
|
Uitschakeling hijsen
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
2036
|
Waarschuwing optisch / akoestisch)
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
2037
|
Reeptrek-begrenzing
|
0
|
0
|
|
|
|
|
|
|
OVERIGE
|
|
|
0
|
|
0
|
|
0
|
2039
|
Signalering ‘ingeschakelde afstandsbesturing’
|
0
|
0
|
2100
De tabel is toepasbaar op alle te keuren kranen.
Werkinstructie:
Bepaal (bereken of lees af uit de tabel) de toelaatbare hijslast, behorende bij de
gemeten vlucht. bereken vervolgens de afwijking met de volgende formule:
Tabel voor de hijskraan Gegevens volgens hijstabel
|
Opgesteld op
|
Gieklengte
|
Giek-hoek
|
|
Zwenkhoek
|
|
Beproeving
|
Akkoord
|
Volgnr beproeving
|
Banden
|
Stempels
|
Rupsen
|
Hoofdgiek
|
Mech. Sectie
|
Hulpgiek
|
Totale gieklengte
|
Hoofdgiek
|
Hulpgiek
|
Aantal parten hijskabel
|
R = 360°
A= achter-
Z= zij-
V= voorsector
|
Eigen massa
Ballast
LMB code
|
toelaatbare bedrijfslast bij kolom 15
|
LMB treedt in werking bij
|
proeflast
|
Afwijking in % Kolom (16-14) / 14 *100%
|
ja
|
nee
|
|
|
|
|
|
m
|
m
|
m
|
m
|
gr
|
gr
|
|
|
t
|
|
|
m
|
t
|
|
|
|
1
|
2
|
3
|
4
|
5
|
6
|
7
|
8
|
9
|
10
|
11
|
12
|
13
|
14
|
15
|
16
|
17
|
18
|
19
|
|
1
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
2
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
3
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
4
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Formule van 17: Afwijking in % Kolom (16-14) / 14*100%)
2200
Configuraties bij uitgebreide kraansystemen
2300
|
Ruimte voor samenvattende toelichting TCVT keuring
|
|
|
|
A Afwijkingen:
|
2301
|
Tekortkomingen met direct gevaar voor de veiligheid
|
|
|
|
|
|
|
|
B Afwijkingen
|
2302
|
Tekortkomingen zonder direct gevaar voor de veiligheid.
|
|
|
|
|
2400
|
Tekortkomingen die tijdens de keuring zijn verholpen
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
2500
|
Zijn de gegevens van deze keuring zoals bij 2300 aangegeven door de inspecteur in
het kraanboek geregistreerd?
|
Ja
|
Nee
|
|
Noot: andere toevoegingen: (voorbeeldtekst veiligheidskeuring, keurmerk etc.) zijn
uitdrukkelijk niet toegestaan.
Deze niet wettelijke registraties mogen niet worden gehanteerd in deTCVT keuring (kraanboek
/ stickers / certificaat / keuringsrapport).
|
0
|
0
|
8.4 Toelichting op 8.3
0100
|
ALGEMEEN
|
0101
|
Kraanboek
Het kraanboek behoort volledig te zijn. In het kraanboek is ingevuld wie de keuring
en beproeving heeft uitgevoerd en de waarmerking door de CKI.
Controlebeurten en belangrijke reparaties of uitbreidingen moeten zijn vermeld door
degene(n) die deze heeft uitgevoerd. Vernieuwing en inspecties van staalkabels moeten
op de bladzijden voor de staalkabelcontroles zijn vermeld.
Kraanhaken moeten in het kraanboek geregistreerd staan.
Opmerking:
Op de bladzijde van de staalkabels dient alleen de conclusie in orde of afgekeurd
vermeld te worden. Andere opmerkingen (waardeoordelen) zijn niet toegestaan!
|
0102
|
Hijstabellen
Het moet onomstotelijk vaststaan, dat de bij de kraan aanwezige hijstabellen werkelijk
bij deze kraan behoren en op deze kraan van toepassing zijn. Gecontroleerd moet worden
dat de hijstabel overeenkomt met de uitrustingstoestand.
|
|
|
0105
|
Uitvoering van de hijskraan overeenkomstig kraanboek
Controleer of de hijskraan in dezelfde uitvoering ter controle is aangeboden als bij
de eerste onderzoeking en beproeving (zie kraanboek en de gewaarmerkte hijstabel).
Bij hijskranen met een CE-markering dient gecontroleerd te worden of de aangeboden
hijskraan de uitvoering heeft zoals omschreven in de verklaring van overeenstemming.
Indien er ingrijpende wijzigingen zijn aangebracht dient een aanvullende verklaring
van overeenstemming aanwezig te zijn.
|
0106
|
Controleer of de kraanconfiguratie valt binnen de specificaties van de fabrikant voor
het type, let op de onderwagen/vaste opstelling, torenhoogte, gieklengte, lengte contragiek,
etc.
Is documentatie aanwezig waaruit blijkt dat de kraan is opgebouwd volgens de fabrieksgegevens.
Zijn documenten aanwezig waaruit blijkt dat ondersteuning / fundatie / verankering
geschikt is voor kraan.
|
0107
|
Gebruiksaanwijzing
De gebruiksaanwijzing dient aanwezig te zijn.
Hierbij horen ook de volgende schema’s en voorschriften te zitten:
Bedienings- / onderhouds- / montagevoorschriften te zitten (deze moeten in de Nederlandse
taal zijn gesteld en bij de kraan aanwezig zijn)
Afstel- / montagevoorschriften
Elektrisch schema
Hydraulisch schema
Pneumatisch schema
Beproevingsvoorschriften van de kraan en inrichting
Opmerking:
Bij de oudere hijskranen kan dit een probleem opleveren omdat hier niet altijd de
Nederlandse instructies aanwezig zijn.
Volgens de wetgeving moet de werkgever in elk geval voor zodanige instructies zorgdragen,
dat de hijskraan veilig kan worden gebruikt en deugdelijk kan worden onderhouden.
|
0108
|
Zijn ingrijpende wijzigingen / reparaties deskundig uitgevoerd (alleen van toepassing
bij de eerste wettelijke keuring na reparatie).
Zijn ingrijpende wijzigingen / reparaties vermeld in het kraanboek.
Indien er ingrijpende wijzigingen zijn aangebracht, is een aanvullende keuring door
een deskundige instantie uitgevoerd.
Zijn de reparaties zorgvuldig uitgevoerd conform fabrieksspecificaties en is aangetoond
dat de reparaties deugdelijk zijn (bijv. door een onderzoek van een deskundig instituut).
Onder ingrijpende wijziging wordt verstaan:
De hijskraan is zodanig gewijzigd dat de gebruiksmogelijkheden worden uitgebreid buiten
het standaard leveringsprogramma van de fabrikant (kraan + alle standaard fabrieksopties).
Onder ingrijpende reparaties wordt verstaan:
Reparatie aan resp. vervanging van (delen) van de dragende constructie en/of (delen
van) de bevestiging waarmee de hijskraan in originele staat wordt gehouden of modificaties
waardoor de gebruiksmogelijkheden niet wijzigen.
Instructie bij keuring door CKI
Volgens de wetgeving op het gebied van hijskranen geldt ten aanzien van reparaties
aan hijskranen onder meer:
Reparatiewerkzaamheden moeten worden uitgevoerd door deskundige en vakbekwame personen.
Bij reparaties mogen alleen deugdelijke en voor het gebruiksdoel geschikte materialen
en werkmethoden worden gebezigd.
Een hijskraan met een bedrijfslast die gelijk is aan of hoger is dan twee ton, en
die, na te zijn vervaardigd of ingrijpend te zijn hersteld, voor de eerste maal in
gebruik wordt genomen, wordt onderzocht op de deugdelijkheid van materiaal, constructie,
inrichting en stabiliteit. Bij dit onderzoek wordt de kraan doelmatig beproefd.
Keuringen moeten worden uitgevoerd door een daartoe aangewezen deskundige natuurlijke
persoon, rechtspersoon of instelling.
Belangrijke reparaties en de bevindingen van de deskundige, die de keuring heeft verricht,
moeten worden opgetekend in het Kraanboek van de betreffende hijskraan.
Praktische uitwerking
1. Een grondig uitgevoerde keuring na een belangrijke reparatie geeft geen zekerheid,
indien er geen inzicht bestaat over de toegepaste materiaalsoorten, de gevolgde lasmethodiek
en de lasprocedure bij de reparatie.
2. Vooral bij mobiele kranen worden veel hoogwaardige staalsoorten toegepast. Met
deze benaming worden in het algemeen stalen aangeduid, die sterker zijn dat het normale
C-staal Fe 510.
Deze staalsoorten kunnen onderling sterk verschillen in hun lasbaarheid met betrekking
tot hun sterkte en andere mechanische eigenschappen (onder andere vloeigrens, rek,
kerfslagwaarde, weerstand tegen brosse breuk).
|
|
Hoogwaardige staalsoorten (high strength low alloy steels – HSLA-steels) of wel stalen
met hoge rekgrens (steels with high yield) zijn te onderscheiden in:
– normaal gegloeide stalen (normalised steels);
– veredelde stalen (quenched and tempered steels);
– 2-phase stalen (dual-phase steels).
Door lassen, branden, maar ook slijpen wordt een hoeveelheid warmte ingebracht, die
onder andere de treksterkte en de taaiheid van het toegepaste staal en vooral die
van de genoemde HSLA-stalen, ongunstig kan beïnvloeden. Een gunstige beoordeling achteraf
van alleen de lassen behoeft daarom geen waarborg te zijn dat een reparatie vakkundig
en deugdelijk is uitgevoerd.
3. De CKI verifieert derhalve, – vóórdat de keuring wordt uitgevoerd – ten aanzien
van een belangrijke reparatie aan een hoofddraagconstructie (giek/ toren/ uithouder/ boven- en onderwagen) of een reparatierapport kan worden overlegd waarin is opgenomen:
– omschrijving van de reparatie;
– reparatieinstructies van de fabrikant met daarin onder meer vermeld het
oorspronkelijke materiaal van het
constructiedeel en de te volgen lasprocedure;
– de bij de reparatie gebezigde materiaalsoorten en kwaliteiten;
– de toegepaste lasprocedure en warmtebehandeling;
– de naam en de kwalificatie van de lasser;
– waar nodig de resultaten van de uitgevoerde keuringen van de lassen
(röntgenologisch of ultrasoon, afhankelijk van de vereiste laskwaliteit).
|
|
4. Indien de fabrieksinstructies niet beschikbaar gesteld kunnen worden, dan dient
een deskundige op het gebied van lassen en/of lasonderzoek te worden ingeschakeld
voor een reparatieadvies.
Hierbij moet rekening worden gehouden met de kraangroep (of eventueel elementgroep),
de kerfgroep(en) en de daaruit voortvloeiende toelaatbare spanningen in gelaste verbindingen
(zie bijvoorbeeld NEN 2018 en 2019).
Bij het aan de CKI over te leggen reparatierapport dient dan tevens een bevestiging
van de deskundige te worden gevoegd, dat de reparatie overeenkomstig het gegeven advies
is uitgevoerd.
Conclusie:
De CKI zal, wanneer bij het keuren van een hijskraan een belangrijke reparatie wordt
aangetroffen, nagaan of:
– deze reparatie met omschrijving is aangetekend in het Kraanboek;
– een reparatierapport met eventueel reparatieadvies kan worden overgelegd.
Bij het ontbreken van bovengenoemde bescheiden zal de CKI geen beproeving kunnen uitvoeren.
Handleiding voor procedures bij uitvoeren van reparaties aan machines.
Deze handleiding is ontwikkeld door de Werkkamer 3 van de TCVT.
De betreffende procedures worden door de CKI samen met dit schema gehanteerd.
Als bij een keuring wordt vastgesteld, dat een reparatie aan de machineconstructie
nodig is, geeft de keurmeester in zijn rapport aan welke van de drie volgende procedures
gevolgd moet worden.
1. Reparaties aan delen van een machine, die niet tot de hoofddraagconstructie behoren, dienen uiteraard deskundig te worden uitgevoerd, een aantekening in het machinedocument
is echter niet nodig.
2. Kleinere reparaties aan de hoofddraagconstructie in niet-kritische zones, zowel voor gangbare constructiestalen (tot en met C staal FE 510) alsmede voor staalsoorten
met hoge rekgrens, dienen te worden uitgevoerd volgens de reparatievoorschriften van
de fabrikant of van een onafhankelijke deskundige. Van de reparatie dient aantekening
in het machinedocument te worden gemaakt.
|
|
3. Reparaties aan de hoofddraagconstructie in kritische zones moeten worden uitgevoerd door hetzij:
* de fabrikant, of
* een deskundige met gebruikmaking van reparatievoorschriften van de fabrikant en
onder controle van een onafhankelijke, tweede deskundige, of
* een deskundige die zelf de reparatiemethode vaststelt of laat vaststellen, onder
controle van een onafhankelijke tweede deskundige. In dit geval dient de tweede
deskundige ook de reparatiemethode goed te keuren.
Van de reparatie dient een aantekening in het machinedocument te worden gemaakt.
Bij deze categorie van reparaties is het nodig dat nacontrole na reparatie wordt uitgevoerd.
Bij de nacontrole dient een beproeving met overlast te worden uitgevoerd.
Als een reparatie aan de machineconstructie heeft plaatsgevonden, dienen aan de inspecteur
bij de eerstvolgende keuring (of nacontrole), te worden overhandigd (afhankelijk van
de procedure):
– de afschriften van de reparatievoorschriften;
– het controlerapport van de onafhankelijke deskundige;
– de bladzijde van het machinedocument waarop de reparatieaantekening is gemaakt.
Machinedocumenten kunnen zijn:
– Kraanboek;
– Hoogwerkerboek;
– Administratieboek, register, logboek e.d.
Bij de beoordeling of een zone als kritisch wordt beschouwd, wordt afgewogen:
1. Hoe is de schade ontstaan?
2. Hoe hoog is ter plaatse de materiaalspanning tijdens belasting van de machine?
3. Is er risico voor bezwijken als de scheur/deformatie verder gaat?
|
0109 t/m
0111
|
De certificaten moeten overeenkomen met de specificaties in het kraan boek.
Vergelijk de gegevens. Voor hijsblokken en haken zie 0900.
Opmerking:
Het komt veelvuldig voor dat bij vernieuwing het nieuwe certificaat wordt bijgevoegd,
terwijl het oude niet wordt verwijderd. De deskundige moet de eigenaar erop wijzen
dat deze oude, niet meer van toepassing zijnde certificaten vernietigd kunnen worden,
mits de specificaties in het kraanboek juist en volledig zijn ingevuld. De deskundige
mag deze niet zelf vernietigen.
|
0200
|
TOEGANGEN
|
0201 t/m 0203
|
Controle op wijzigingen en/of beschadigingen aan toegangen, zoals op- en afstapinrichtingen,
deursluitingen en handgrepen.
Let ook op aanwezigheid van antislip voorzieningen op de te betreden oppervlakken.
Is de onderwagen goed te betreden, ook toegangen van en naar de toren vanaf de lift,
toegang tot de lift (opstappen ladders trappen, hekwerk).
|
0204
|
Controle op aansluiting ladderdelen, klimkooien etc.
|
0205
|
Controle op toestand, originele bevestiging en ophanging van leeflijnen. Diameter
leeflijn is minimaal 8 mm.
|
0300
|
BEDIENINGSPLAATSEN
|
0301
|
Bediening (knoppen / hendels / pedalen)
Controle op de besturingsorganen, zoals terugkomen in nul-stand, niet blokkeren en
soepele bediening.
Er moet worden nagegaan of de plaatsing en/of de bewegingsrichting van de bedieningshendels
nog overeenkomt met de fabrieksstandaard van die kraan.
Let op:
Als wordt vastgesteld dat de bediening is gewijzigd, dan moet vervolgens worden nagegaan
of:
– het instructieboek is aangepast (punt 0107 van het formulier) en
– de opschriften op en bij de hendels zijn aangepast (punt 0303 van het formulier)
– de wijziging in het kraanboek is vastgelegd (punt 0108 van het formulier).
Als aan één van de genoemde beoordelingspunten niet is voldaan, moet het punt als
‘niet in orde’ worden aangegeven.
|
0302
|
Instrumenten
Controle op de werking en afleesbaarheid.
|
0303
|
Aanduidingen bij bedieningsplaats
Controle op aanwezigheid (symbolen en/of Nederlandse taal) en duidelijke afleesbaar.
|
0304
|
Hijstabellen (overeenkomstig kraanboek)
Controle op de aanwezigheid in de cabine van een duidelijk afleesbare hijstabel op
duurzaam materiaal (of via beeldscherm).
|
0305
|
Last- / vluchtaanduiding
Geeft last-/vluchtaanduiding juist aan: de giekhoek, de gieklengte en/of de vlucht.
TK/MTK: Zijn er voldoende borden geplaatst (lasten behorend bij aangegeven vluchten
mogen t.o.v. elkaar niet meer verschillen dan factor 1,5).
Bij toptorenkranen; giekhoek, vlucht en last.
ALK: als op een andere wijze dan grafieken e.d. n.v.t.
|
0306
|
Controle op functionaliteit en veiligheid.
Het moet mogelijk zijn de motor voor een lastbeweging dmv een slagknop te stoppen
|
0307
|
Ongewilde ontgrendeling voorkomen.
|
0308
|
Nulstand bewaking van de hendels (contact verbroken hendel niet in nul stand): kraan
kan niet worden ingeschakeld of beweging start niet.
Geeft het ontgrendelen van de noodstop de beweging niet vrij.
|
0309
|
Claxon
|
0310
|
Ruitenwissers
|
0311
|
Spiegels; indien een videosysteem is gemonteerd, moet dit op goede werking worden
gecontroleerd.
|
0312
|
Controle van werking vergrendeling in zowel open als gesloten stand.
|
0313
|
Zijn ruiten heel en voldoende doorzichtig (let op bij plexiglas!). Veiligheidsglas
indien van toepassing!
|
0314
|
Controle op goede werking.
|
0315
|
Zitplaats
Controle op aanwezigheid en werking van genoemde delen/installatie.
Zijn er geen ontoelaatbare beschadigingen?
|
0316
|
Beveiliging machinist
Is beveiliging met betrekking tot spanningvoerende delen/leidingen, hydraulische vloeistof
bij leidingbreuk, dakruitrooster (pantserglas), vloerruitrooster, uitvalbeveiliging
voor ruiten etc. nog in orde?
Beveiliging tegen beknellingen (bijv. rechter cabineraam) in orde?
Werkt gordel naar behoren?
Heeft de machinist een gordel voor het betreden van de giek (TK/MTK).
ALK: Kan kraanbestuurder op hoog-sta niet getroffen worden door bewegende kraandelen?
|
0317
|
Controle op aanwezigheid en werking van genoemde delen/installatie. Er zijn geen ontoelaatbare
beschadigingen.
|
0318
|
Windsnelheidsmeter
|
0319
|
Controleren of waarschuwing duidelijk is aangebracht.
|
0320
|
Niet van toepassing voor mechanisch gekoppelde bediening bij autolaadkraan.
|
0321
|
Aanwezig
|
0322
|
|
|
IN HOOGTE VERSTELBARE CABINE
|
0326
|
Controle op aanwezigheid en technische staat van volledig bordes, railing, handgrepen,
toegankelijkheid en antislip.
|
0327
|
Controle op het automatisch sluiten van de in- en uitgangbeveiliging en de technische
staat hiervan.
|
0328 0329
|
Controle of het heffen van de cabine wordt geblokkeerd totdat de in- en uitgangsbeveiliging
is gesloten en treedt akoestisch signaal in werking wanneer deze boven de 3 m vloeroppervlak
wordt geopend.
|
0330 0331
|
Controle op functionaliteit en instructie van de nooddaalinrichting vanuit de cabine
en op de begane grond wanneer de cabine niet vanaf hoogte is te verlaten.
|
0332
|
Controle op deugdelijkheid van de afscherming van de voorruit, tenzij een voldoende
sterke ruit is gemonteerd, waarbij de ruit niet naar buiten kan worden gedrukt, of
tenzij er een veiligheidsgordel met instructie voor het verplichte gebruik ervan aanwezig
is.
|
0333
|
Controle op functionaliteit van de leidingbreukbeveiliging van de cabinehefinrichting
en is
voldoende remwerking aanwezig wanneer smoring is toegepast.
|
0334
|
Controle op aanwezigheid van waarschuwingsstickers tegen beklemmingsgevaar of is de
ruimte onder de cabine voldoende afgeschermd tegen beklemmingsgevaar voor personen
in de onmiddellijke omgeving.
|
0400
|
GIEKSYSTEEM
|
|
In te vullen uit welke componenten het systeem is opgebouwd (zie ook beoordelingsformulier)
en elk van deze componenten apart beoordelen.
|
0401
|
Constructie / lassen
Visueel onderzoek van lasverbindingen.
Kritieke punten kunnen met in de handel zijnde scheurdetectiemiddelen op haarscheuren
worden onderzocht.
Speciale aandacht voor lassen waar verfbreuk optreedt of die sterke corrosie vertonen.
Controle van de constructie op deuken, verbuigingen, sterke roestvorming en andere
beschadigingen.
|
0402
|
Bevestiging aan frame en onderling.
Controle van bevestigingen en juiste opbouw.
|
0403 0404
|
Bout- / penverbindingen / borging
Controle op alle bout- en penverbindingen en de borging ervan.
|
|
De inspectie-termijn van de fabrikant dient opgevolgd te worden.
Indien de keuring is uitgevoerd door een deskundige en de conclusie is aangetekend
in het kraanboek dan dient dit punt (?) ‘in orde’ beoordeeld te worden.
|
0405 t/m 0407
|
Beoordeling van staalkabels in telescopeersystemen
Vele typen mobiele kranen met telescopeergiek beschikken over telescopeersystemen
waarin staalkabels worden toegepast.
Indien de inspectietermijn niet is vastgelegd:
Voor staalkabels geldt het systeem, dat deze gedurende hun levensduur periodiek worden
beoordeeld. Een dergelijke beoordeling dient te worden uitgevoerd op basis van een
norm die gekoppeld is aan de desbetreffende constructienorm zoals NEN 3508 of DIN
15020.
Voor afkeurmaatstaven van staalkabels, waar het gaat om kranen waarvan niet vaststaat
op basis van welke norm het staalkabelsysteem is geconstrueerd, wordt uitgegaan van
de normen NEN 3508 en NEN 3233.
Met de invoering van de CE-markering rust op de fabrikant onder andere de plicht,
om in het instructieboek bij de betreffende kraan te beschrijven, wanneer en op welke
wijze deze staalkabels geïnspecteerd moeten worden en wat hiervoor de afkeurcriteria
zijn.
Indien de fabrikant de desbetreffende instructies niet heeft gegeven (bijv. bij kranen
van vóór 1995), beschrijft de aangewezen instelling in het kraanboek de inspectie
frequentie. Daarnaast wordt bij de jaarlijkse periodieke keuring uitgegaan van het
volgende:
1. Op grond van ervaringen met de bedoelde kabelsystemen mag gesteld worden dat redelijkerwijs
is voldaan aan het gestelde in NEN 3233 wanneer:
– telescopeerkabels tijdens hun levensduur uiterlijk worden beoordeeld in het 11e,
15e en 18e jaar, uitgaande van een levensduur van 20 jaar;
– telescopeerkabels tussentijds worden beoordeeld na bijzondere voorvallen zoals het
uit de haak losschieten van een last, een ongeval met de kraan, brand enz.;
2. Bij het beoordelen van telescopeersystemen visueel geïnspecteerd kunnen worden;
– de eindbevestigingen van de kabel(s);
– de kabelgedeeltes die over schijven e.d. worden omgeleid;
– de kabelschijven en -rollen, hun ophanging, lagering en uitloopbeveiligingen;
– kabel-spaninrichtingen;
– kabel-geleidingsvoorzieningen.
Er wordt aangehouden dat onder andere bij de volgende constructies een visuele inspectie
in voldoende mate mogelijk is:
– gieksystemen met voldoende en toereikend grote inspectiegaten of -luiken, waardoor
alle voornoemde delen van het telescopeersysteem zonder hulpmiddelen waarneembaar
zijn;
– gieksystemen met op de juiste plaatsen aangebrachte inspectiegaten of -luiken waardoor
met hulpmiddelen (endoscoop o.d.) de genoemde delen van het telescopeersysteem in
beeld te brengen zijn.
In het geval dat een telescopeersysteem alleen met hulpmiddelen kan worden geïnspecteerd,
zal deze inspectie niet in de normaal te besteden tijd voor een periodieke keuring
kunnen worden uitgevoerd.
Aantekening in het kraanboek:
De conclusie van de keuring dient te worden geregistreerd in het kraanboek op de betreffende
bladzijde. Alleen de conclusie dient te worden vermeld: in orde of afkeur.
Indien niet volledig inspecteerbaar dan wordt er geen aantekening gemaakt in het kraanboek.
|
0408
|
Snelwisselsysteem
Controle algehele toestand, bevestiging, vervormingen, beschadigingen
|
0409
|
Ongewilde ontgrendeling voorkomen
Controle of de bediening voor het vergrendelen en ontgrendelen van het snelwisselsysteem
beveiligd zijn tegen ongewild lossen.
– voor het lossen 2 bedieningselementen tegelijkertijd geactiveerd moeten worden,
of
– enkelvoudige bedieningselementen zodanig zijn geplaatst dat ongewild bedienen is
voorkomen (bijv. een verzonken of vergrendelbare bedieningsknop of draaikeuze schakelaar
met akoestische signalering tijdens openen en sluiten).
|
0410
|
Controle op beschadigingen en slijtage
|
0411
|
Schijven
Controleer de groefslijtage door meting (gebruik daarbij evt. een groefmal)
Controle op lagerspeling en positie van lagers. Let op het vrijlopen t.o.v. naastliggende
schijf of wand.
Let op:
fabrieksspecificatie van lagers. Sommige lagers hebben een grotere speling
|
0412
|
Kabeluitloopbeveiliging
Controle op aanwezigheid, juiste plaatsing en functioneren
Kabel uitloopbeveiliging bevindt zich op 1/3 draaddiameter (max 10 mm) vanaf de schijfrand.
|
0413
|
Controle op borging uiterste stand mechanische delen.
|
0414
|
Visuele controle op slijtage en goede werking (mits zichtbaar).
|
0415
|
Controleer de toestand (beschadigingen, overmatige roestvorming)
|
0416
|
Controle op afstelling, goede vergrendeling, gangbaarheid en slijtage.
|
0417
|
Controle op werking
|
|
Controle op aanwezigheid
|
|
A-FRAME / SPRENKEL
|
0430
|
Zie 0401 idem
|
0431
|
Zie 0402 idem
|
0432
|
Zie 0403 idem
|
0433
|
Zie 0411, 0412 idem
|
|
LOOPKAT
|
0436
|
Zie 0401 idem
|
0437
|
Zie 0403 idem
|
0438 t/m 0441
|
Controle op kabelschijven, aanwezigheid en goede staat van wielbreuksteunen en een
ontsporingsbeveiliging. Let op slijtage en eventuele vervormingen aan wielen en schijven.
|
0442
|
Zie 0412 idem
|
0443
|
Controle op aanwezigheid en werking (in beide richtingen)
|
0444
|
Controle op toestand en bevestiging
|
0500
|
KRAANBASIS / KOLOM
|
0501
|
Constructie / lassen
Visueel onderzoek van lasverbindingen.
Kritieke punten kunnen met in de handel zijnde scheurdetectiemiddelen op haarscheuren
worden onderzocht.
Speciale aandacht voor lassen waar verfbreuk optreedt of die sterke corrosie vertonen.
Controle van de constructie op deuken, verbuigingen, sterke roestvorming en andere
beschadigingen.
|
0502
|
Controle van bevestiging aan hulpchassis (stropbouten, moeren geborgd, stopblokjes
deugdelijk geplaatst tegen het schuiven van de kraan in langs- en dwarsrichting)
|
0503
|
Zie 0403 idem
|
0504
|
Aangeven of de kolom is geborgd
|
|
TOREN / TORENSPITS
|
0510
|
Controleer in algemene zin de staat van de staalconstructie, zoals de mate van corrosie
en de toestand van het verfwerk. Gelaste verbindingen dienen in eerste instantie visueel
te worden geïnspecteerd. Kritieke punten kunnen met daarvoor verkrijgbare middelen
op haarscheuren worden onderzocht. Vervormingen en beschadigingen die van belang zijn
met betrekking tot het veilig functioneren van de kraan, dienen uitdrukkelijk in het
beoordelingsformulier kraanboek te worden vermeld. Let speciaal op de constructie
ten behoeve van de draaikrans.
|
0511
|
Controle van de juiste opbouwvolgorde
|
0512
|
Controle van horizontale verankering (aan gebouwen) conform fabrikantgegevens en/of
berekeningsgegevens
|
|
|
0513 t/m 0515
|
Controle op alle bout- en penverbindingen en de borging ervan.
|
0516
|
Zie 0411
|
0517
|
Zie 0412
|
0518
|
Zie 0415
|
0519
|
Zie 0416
|
0600
|
ZWENKINRICHTING
|
0601
|
Draaikrans
Controleer de werking in het algemeen. Let op bijgeluiden en speling.
Controleer de afdichting.
Meet de speling van de krans altijd op volgens onderstaande procedure.
Opmerking:
Wanneer er lagerspeling van de krans is, zal het gewenst zijn de speling met een ‘klok’
te meten en de resultaten ervan in het beoordelingsrapport te vermelden. De meetprocedure
dient ook vermeld te worden, zodat bij volgende controles het voortschrijden van
het slijtageproces beoordeeld kan worden. De fabrikant/leverancier van de hijskraan
of van de draaikrans dient aan te geven wat de toelaatbare speling is, alsmede de
meetmethode.
|
0602
|
Draaikransbevestiging
Controle op de aanwezigheid en het vastzitten van alle bouten van de draaikrans.
|
0603 0604
|
Controle van de vertanding op overmatige slijtage.
Controle van tandspeling tussen draaikrans en rondsel.
Controle op werking van de zwenkaandrijving in het algemeen. Let op bijgeluiden.
beschermkappen
|
0605
|
Controleer de goede remwerking, remvoering, remschijf of -trommel
De remwerking mag niet afhankelijk zijn van V-snaren.
|
0606
|
Controleer de afstelling van de lasthoudventielen.
|
0607
|
Controleer de zwenkblokkeerpen / -pal op gangbaarheid.
|
0608
|
Controle bevestigingen toelichten
|
0609
|
Controle op goede werking
|
0700
|
LIERWERK
|
0701
|
Controle van koppelingen en blokkering accumulators, koppelomvormer en vrijloopkoppeling.
|
0702
|
Controle van koppelingen en blokkering accumulators, koppelomvormer en vrijloopkoppeling.
|
0703
|
Controle van koppelingen en blokkering accumulators, koppelomvormer en vrijloopkoppeling.
|
0704
|
Controle van elk op de hijskraan aanwezig lierwerk.
Controle op de werking in het algemeen en let op bijgeluiden.
De fabrieksspecificatie dient gevolgd te worden.
Indien een éénrichting-lager is gemonteerd, let op de instructies met betrekking tot
controle/vervanging hiervan.
|
0705
|
Rem (TK, MTK: van lastdragende motoren)
Controleer bij vertragingsremmen de remvoering en de trommel of schijf.
Ga na of de rem de max. reeptrek kan houden.
Als de max. reeptrek niet bereikt kan worden, dan beproeving uitvoeren in de situatie
waarin het lierwerk maximaal belast wordt.
Controle op nazakken van de last bij stoppen na vieren of hijsen.
Controle op zakken van de last bij aanvangen van hijsen.
Let op:
Indien e.e.a. in orde wordt bevonden, mag worden geconcludeerd dat ook een eventueel
leidingbreukklep goed functioneert.
|
0706
|
Trommel / lagers
Controle op slijtage van de groeven.
Controle van trommelflenzen op slijtage of door slijtage ontstane scherpe kanten of
vervormingen.
Controle op overmatige speling van lagers.
|
0707
|
Kabeluitloopbeveiliging
Controle op aanwezigheid, juiste plaatsing en goed functioneren van uitloopbeveiligingen.
|
0708
|
Werkt de koppeling
|
0709
|
De leidingbreukklep moet op juiste werking worden gecontroleerd.
|
0710
|
Is de borging aanwezig
|
0711
|
Controle op goed opwikkelen van de kabel.
|
0712
|
Controle op aanwezigheid en juiste werking.
|
0713
|
Is de bevestiging aanwezig
|
0714
|
Werkt het remventiel
|
0800
|
STAALKABELS
|
0800
|
Kabelinspecties
De levensduur van een staalkabel in een werktuig is sterk afhankelijk van zijn constructie,
de omgeving waarin hij wordt gebruikt en de aard van zijn toepassing.
Periodieke inspecties dienen plaats te hebben met geregelde tussenpozen, die afhankelijk
zijn van de gebruiksomstandigheden van de staalkabel.
Bij inspectie vragen de plaatsen waar corrosie, slijtage, vermoeiing of beschadiging
als gevolg van de gebruiksomstandigheden kunnen worden verwacht, extra aandacht.
Bij inspectie dient men steeds te bedenken dat door visuele beoordeling slechts uitwendige
gebreken van de kabel kunnen worden waargenomen.
Een staalkabel kan worden afgekeurd op grond van:
– draadbreuken;
– slijtage;
– corrosie;
– vermindering van middellijn;
– uitwendige beschadiging en vervorming;
– breuknest en gebroken streng;
– gebroken draden + slijtage + corrosie + vermindering middellijn.
Scores van kabel beoordeling volgens NEN 3233 of DIN 15020 hanteren, afhankelijk van
kabelsysteem ontwerp.
De bovengenoemde afkeurmaatstaven moeten worden betrokken op de slechtste gedeelten
van een kabel.
Let op:
Afkeur- en goedkeurmaatstaven van de fabrikant moeten worden gevolgd. Dit kan een
andere methode zijn dan boven vermeld!
De te hanteren afkeurnorm moet behoren bij de ontwerpnorm van de betreffende staalkabel.
Deze norm dient in het kraanboek bij de kabelspecificatie te zijn vermeld.
Opmerking:
Als na visuele controle wordt getwijfeld aan het veilig kunnen gebruiken van een staalkabel,
dan dient de eigenaar te worden geadviseerd een kabeldeskundige te raadplegen.
Hiervan moet melding worden gemaakt in het beoordelingsformulier.
Aantekening in het kraanboek:
De conclusie van de keuring moet worden geregistreerd in het kraanboek op de betreffende
bladzijde. Alleen de conclusie dient te worden vermeld: in orde of afkeur.
Let op:
Als een gedeelte van de kabel niet gecontroleerd kan worden, dan dient in het kraanboek
genoteerd te worden:
‘De kabel van de hijslier is niet geheel geïnspecteerd. het in orde zijn van het niet
geïnspecteerde gedeelte van de kabel wordt niet afgedekt door het certificaat. Op
de trommel resteren nog lagen die niet konden worden geïnspecteerd. De kraaneigenaar
dient het resterende gedeelte van de hijskabel z.s.m. volledig te (laten) controleren
en hiervan een aantekening te maken in het kraanboek’.
|
0801
|
Lopende Kabels
De gemonteerde kabel en de kabelspecificatie in het kraanboek moeten onderling
overeenstemmen, met name met betrekking tot diameter en breukbelasting.
Vergelijk de gegevens.
Opmerking:
Het is toegestaan een andere kabelconstructie toe te passen.
De diameter is conform de vermelding in het kraanboek en de minimale breukbelasting
mag niet lager zijn dan van de in het kraanboek vermelde kabels.
Aantekening in het kraanboek:
De conclusie van de keuring dient te worden geregistreerd in het kraanboek op de betreffende
bladzijde. Alleen de conclusie dient te worden vermeld: in orde of afkeur.
|
0802
|
Vul de checklist in na 0815 . De DIN 1520 en NEN 3233 zijn van toepassing.
Mate van beschadiging aangeven in gradaties: gering, gemiddeld, hoog, zeer hoog en
afleggen
|
0803
|
Controle
|
0804
|
Controle
|
0805 0806
|
Controle op de juiste bevestiging van de kabel in het kabelhuis en controle van de
kabelborging bij wigklemmen.
|
0807
|
Zijn de ogen voorzien van kabelkous
|
0808
|
Is borging aanwezig
|
|
Staande kabels
|
0809
0810
|
De inspectie-termijn van de fabrikant dient opgevolgd te worden.
Indien de keuring is uitgevoerd door een deskundige en de conclusie is aangetekend
in het kraanboek dan dient dit punt ‘in orde’ beoordeeld te worden.
Inspectie van tuien
Het is gebleken dat de conditie van tuien door uitwendige inspectie onvoldoende kan
worden bepaald.
Het is daarom nodig de inspectie van deze tuien nader toe te lichten.
Onderscheid moet worden gemaakt tussen de volgende soorten van inzet van een kraan:
X. Kranen die alleen als hijskraan voor montagebedrijf worden ingezet, waaronder ook
de telekranen met door middel van tuien afgespannen hulpgieken.
In dit bedrijf worden de tuikabels weliswaar wisselend belast, maar verlopen de belastingwisselingen
veelal geleidelijk. Corrosie zal hier mogelijk een grotere rol spelen, door uitwendige
inspectie kan dit vaak tijdig worden gesignaleerd.
Y. Kranen die worden ingezet voor bijv. overslag, sloop of trillen en multifunctioneel
ingezette kranen.
Door de sterk wisselende belastingen en het grotere aantal lastspelen, worden de tuien
meer op vermoeiing belast en is de kans op vroegtijdige breuk groter. Uitwendige inspectie
alléén volstaat niet om dit tijdig te signaleren.
|
|
Inspectieprocedure
1. Wanneer de fabrikant in zijn instructie een controletermijn opgeeft en deze is
verstreken, wordt dit in het rapport als volgt gemeld:
‘De door de fabrikant opgegeven inspectie-/vervangingstermijn voor tuikabels is verstreken.’
Onafhankelijk van de door de fabrikant gestelde termijn wordt het volgende gemeld
als de tuien ouder zijn dan 12 jaar (categorie X) resp. 8 jaar (categorie Y):
‘Wij adviseren u de tuikabels door een kabeldeskundige te laten onderzoeken.’
Het betreffende rapportpunt wordt als ‘in orde’ aangegeven.
2. Indien bij volgende periodieke TCVT keuring hieraan geen gevolg is gegeven, wordt
dit als tekortkoming gemeld en wordt er dus geen TCVT Goedkeursticker verstrekt.
Aantekening in het kraanboek:
De conclusie van de keuring dient te worden geregistreerd in het kraanboek op de betreffende
bladzijde. Alleen de conclusie dient te worden vermeld: in orde of afkeur.
|
0811
|
Zie 0802
|
0812
|
Zie 0804
|
0813
|
Zie 0807
|
0814
|
Zie 0808
|
0815
|
|
0900
|
HIJSHAKEN EN -BLOKKEN
|
|
Noteer van elk bij de kraan gekeurde hijshaak of -blok de gevraagde gegevens in het
beoordelingsrapport.
Een haak/blok geleverd vanaf 1-1-1995 dient te zijn voorzien van een CE-markering,
tenzij geleverd als onderdeel van de hijskraan. In dat laatste geval moet de haak/blok
in het kraanboek zijn geregistreerd en is het gewenst om het fabrieksnummer van de
kraan op haak/blok te vermelden.
Een haak/blok tot 1-1-1995 is voorzien van een kenmerk refererend naar het destijds
afgegeven certificaat.
Alle blokken/haken vermeld in het kraanboek dienen meegenomen tijdens de keuring.
Wisselblokken welke in de kraan gemonteerd zijn, dienen ook beoordeeld te worden.
|
0901
|
Toestand haak
De fabrikantengegevens dienen als basis voor de keuring. Instructies van de fabrikant
dienen opgevolgd te worden.
Bekwijdte: Bij DIN haken wordt gemeten door middel van
ingeslagen centers. (zie tekening maat Y).
Indien niet door middel van centers gemeten kan worden dan
dient met de grootste bekwijdte te meten (zie tekening maat a).
Bij een vervorming van 10% of meer afkeur.
Hoogte (zie tekening maat h): visueel controleren en beoordelen
Afkeur vindt plaats bij:
1. overschrijding van de afkeurtoleranties zoals boven vermeld
2. waargenomen gebreken zoals scheurindicatie, beschadiging of vervorming
3. ontbreken van documenten (certificaat/verklaring van overeenstemming)*
* Als er géén geldig certificaat (meer) is en er is géén alternatieve keuringsmethode
met bijbehorende afkeurmaatstaven door de fabrikant aangegeven, dient er opnieuw gecertificeerd
te worden door een deskundige.
|
0902
|
Borging moer
Controle borging bij moer.
Indien de controle van de borging van de moer niet mogelijk is, dan moet de blokconstructie
worden gedemonteerd zodat visuele controle van de haak/moer bevestiging mogelijk is.
Dit dient te geschieden overeenkomstig de fabrieksinstructies. Indien de fabrieksinstructies
hierin niet duidelijk zijn, wordt een frequentie van eens per 2 jaar gehanteerd.
Het demonteren van de haak is geen onderdeel van de keuring.
Controle speling schroefdraad moer/haaksteel.
Controleer de schroefdraad op voelbare speling. Bij indicatie van overmatige roest/speling
is demontage van de haak vereist.
Speciale aandacht moet worden besteed aan haken waarmee trilwerkzaamheden zijn uitgevoerd.
Let op:
Vermeden moet worden dat de haakbevestiging (moer/steel) onnodig gedemonteerd wordt.
Als de bovenzijde van de moer-steel-verbinding niet heeft ‘gewerkt’, is dit een goede
indicatie dat de verbinding in orde is.
De conclusie van de beoordeling van de bevestiging van de haak dient geregistreerd
te worden in het kraanboek.
|
0903
|
Controle staat druklager
|
0904
|
Controle staat traverse (indien aanwezig)
|
0905
|
Controle werking lagers schijven door onbelast draaien. Let op mogelijk aanlopen van
de schijven. Beoordeling kabelschijf en groef. Controleer de bevestiging van de ballast
en overige delen van het blok. Controleer de kabel uitloopbeveiliging.
Let op:
De lagers van de schijven hebben mogelijk veel functionele speling (voorzien door
de fabrikant). Raadpleeg bij twijfel de fabrieksspecificaties.
|
0906
|
Controleer de borging van: as-schijf, bevestiging hondsvot, traverse
|
0907
|
Controleer de werking van de veiligheidsklep, niet vastzetbaar, terugverend
|
0908
|
|
1000
|
GRIJPER
|
1001 t/m 1003
|
Controleer de aanwezigheid en noteer de gevraagde gegevens van de grijper als deze
tot de vaste uitrusting van de kraan behoort.
|
1004
|
Globale, visuele controle.
|
1005
|
|
1006
|
|
1007
|
Globale, visuele controle.
|
1100
|
OPSTELLINGSFRAME / FUNDATIE
|
1101
|
Constructie / lassen
Controleer in algemene zin de staat van de staalconstructie, zoals de mate van corrosie
en de toestand van het verfwerk.
Gelaste verbindingen dienen in eerste instantie visueel te worden geïnspecteerd.
Kritieke punten kunnen met daarvoor verkrijgbare middelen op haarscheuren worden onderzocht.
Vervormingen en beschadigingen die van belang zijn m.b.t. het veilig functioneren
van de hijskraan, dienen uitdrukkelijk in het beoordelingsrapport te worden vermeld.
Let speciaal op de constructie t.p.v. de draaikrans.
|
1102
|
Bout- / penverbindingen / borging
Controle van bout- en penverbindingen en eventuele andere verbindingen.
Let speciaal op de borging van verbindingen.
|
1103 1104
|
Controle van het aantal en de deugdelijkheid van bevestigingen.
|
1105
|
Controle op de toestand en de bevestiging van stempelvoeten en de borging aan de stempels.
|
1106
|
Controle van het zichtbare gedeelte van de fundatie.
|
1107
|
Controle op aanwezigheid berekening.
DE CKI moet controleren of fundatieberekeningen corresponderen met de betreffende
kraan in de te keuren opstellingen en of de locatie de juiste is en of de constructeur
de berekeningen voor akkoord heeft verklaard en of de uitvoerende partij akkoord is
gegaan (de CKI hoeft de berekeningen xelf niet te checken).
|
1200
|
AFSTEMPELING
|
1201
|
Controle van de dozerbladconstructie, borging van pennen, e.d.
|
1202
|
Controle van de uithouderconstructie en de uithouderkokers. Controle op borging tegen
ongewild verplaatsen in bedrijfstoestand en in transporttoestand.
|
1204
|
Controle van de stempels op vervormingen/beschadigingen/lekkage en bevestiging. Controleer
bij mechanische stempels de staat van penverbinding, borging, schroefspil en veiligheidspal.
|
1205
|
Zijn deze aanwezig en in goede staat
|
1206
|
Gecontroleerd moet worden of er plaatsmarkeringen zijn aangebracht die eenvoudig en
duidelijk vanaf de bedieningsplaats(en) herkenbaar zijn. In het geval er meer dan
1 uitschuifstand mogelijk is, moet gecontroleerd worden of bij elke markering duidelijk
is aangegeven welk LMB-programma hierbij ingeschakeld moet worden (bijv. door vermelding
van de bij de markering behorende stempelbreedte in m.).
|
1300
|
RIJWERK (bandenprogramma) geen wegtransport
Alleen van toepassing indien banden- / rupsentabel aanwezig is / zijn en wanneer MTK
verreden kan worden.
|
|
WIELEN
|
1301 1302
|
Controle op assen i.v.m. slijtage / corrosie.
|
Visuele controle van de vering, de ophanging en de toestand van wielbouten / -moeren.
|
1303
|
Controleer de banden op spanning en beschadigingen (karkas mag niet aangetast of
beschadigd zijn).
|
1304
|
Indien de hijskraan op banden mag werken en / of opgesteld mag verrijden controleer
dan de deugdelijkheid van de asblokkering van geveerde en/of pendelende assen (zie
de voorschriften op de hijstabel).
|
|
RUPSEN
|
1306
|
Visuele controle op bevestiging aan het frame (evt. ook hydraulische uitschuifcilinders),
scheuren van lassen en constructiedelen.
|
1307
|
Visuele controle op deugdelijke bevestiging van sprocket- en spanwielen; overmatige
lagerspeling, overmatige slijtage rupspennen (en -bussen).
|
1308
|
Visuele controle op staat en bevestigingen rupsplaten.
|
1309
|
Visuele controle op staat en verbindingen rupskettingen / op spanning rupsen.
|
1400
|
ONDERWAGEN
|
1401
|
Controle op overmatige stuurspeling.
|
1402 t/m 1406
|
Controle op werking en vloeistofpeil.
|
1500
|
RAILRIJWERK / KRAANBAAN
|
1501 1502
|
Controleer de rijwielstellen en de rijwielen. Let op slijtage en eventuele vervormingen.
|
1503
|
Controle op overmatige speling.
|
1504
|
Controle op bevestiging.
|
1505
|
Controle op speling.
|
1506
|
Functionele controle van de remmen.
|
1507 1508
|
Controle op de aanwezigheid en de goede staat van wielbreuksteunen en ontsporingsbeveiligingen.
|
1509
|
Ga na of voldaan is aan de voorschriften voor het aanbrengen van railklemmen en eventueel
een stormverankering. Zijn deze (nog) deugdelijk?
|
1510
|
|
|
KRAANBAAN
|
1511 t/m 1524
|
Beoordeel visueel op globale wijze de ligging van de kraanbaan (waterpas en rails
parallel). Beoordeel op dezelfde wijze het doorzakken van de rails onder belasting.
Maak daarbij, indien aanwezig, gebruik van recent uitgevoerde metingen. Als de visuele
beoordeling reden geeft te twijfelen aan het veilig kunnen gebruiken van de kraanbaan,
dient een deskundige alsnog waterpasmetingen uit te voeren.
Hiervan moet melding worden gemaakt in het beoordelingsformulier.
|
1600
|
ELEKTRISCHE INSTALLATIE
|
1601 t/m 1608
|
Schakelkast / -apparatuur
Controle op bescherming tegen alle ter plaatse van toepassing zijnde uitwendige invloeden,
zoals temperatuur, vocht, stof, corrosie, mechanische belasting, brand, explosie,
enz. (zie NEN 1010).
Controle of spanningvoerende delen voldoende zijn afgeschermd (IP 2 X).
Controle of elektrische componenten, o.a. overbelasting, een te hoge temperatuur bereiken
visueel).
Controle op deugdelijke bevestiging van de bedrading.
ALK: Controle van de contacten van magneetschakelaars, relais en bedieningsorganen.
Controle van apparatuur noodzakelijk voor de werking van de kraan (afstandsbesturing).
Controle van de bevestiging en werking van het sleepringlichaam.
|
1609
|
Controle op deugdelijke bevestiging van de accu.
Controle op afscherming van de accuklemmen (bijv. door een afscherming in de vorm
van bijv. een deksel of deur, waarbij kortsluiting d.m.v. geleidende delen wordt voorkomen
(kortsluiting door bijv. een stalen afscherming die op onvoldoende afstand van de
spanningvoerende delen is gemonteerd of werkzaamheden waarbij geleidende delen worden
gebruikt).
Controle op staat van de accuklemmen (corrosie e.d.).
|
1611 t/m 1616
|
VOEDING
Controleer de deugdelijkheid en de aanleg van de voedingskabel. De aanleg moet zodanig
zijn dat tijdens rijden of zwenken beschadiging door overmatige knik, trek, torsie
of door overrijden is voorkomen.
Controleer op deugdelijke aarding.
Controleer op waterdichtheid.
Controle of eventueel vervangen componenten de juiste componenten zijn.
Controleer de aanwezigheid en de staat van de hoofdschakelaar.
Controle op de isolatie van de bekabeling.
Controleer de deugdelijkheid van kabels, buizen en kabeltrommels en let op hun bevestiging.
Controle op toestand en juist opspoelen van de voedingskabel.
Controle op bevestiging van de elektromotor.
Controle van de koppeling.
|
1700
|
MACHINISTENLIFT
|
1701
|
Bedieningsinstructies in de Nederlandse taal bij de lift aanwezig. Hetzelfde geldt
voor onderhoudsvoorschriften. Van de draagkabel dient het certificaat met daarop de
diameter, constructie en minimale breuklast aanwezig te zijn.
|
1702
|
Functionaliteit beproeven van vasthoudbesturing. Beproeven van de noodbediening zonder
gebruik te maken van hoofdenergiebron. Testen van alarminrichting of spreek-luisterverbinding
in kooi gevoed door noodstroombron
|
1703
|
Controle van leiders, leirollen of leisloffen inclusief noodgeleiding van de kooi.
Bevestiging van de leiders controleren en onderzoeken van de kritieke punten van de
constructie. Let op bout- en penverbindingen en diens borgingen. Controleer de gesteldheid
( uitdroging) van de buffers aan het eind van de baan. Stuit de kooi aan het eind
van de baan wel tegen de buffer of is er een andere restrictie in de uitloop van de
kooi?
|
1704
|
Controleer op aanwezigheid of beschadigingen en antislip. Controleer toestand van
leuning, knieregel en voetstootlijst
|
1705
|
Controleer de algehele constructie op vervormingen, beschadigingen, corrosie, staat
van het verfwerk. Is de handbediende, mechanische stuiting om de kooi te blokkeren
bij werkzaamheden op of onder de kooi nog functioneel?
|
1706
|
Contoleer de algehele constructie op vervormingen, beschadigingen, corrosie, staat
van het verfwerk. Alle aanwezige afsluitingen beproeven en de functionaliteit van
de vergrendelingen testen. Is het nooddakluik of de nooddeur gangbaar en draait
deze niet buiten de baan van de kooi?
|
1707
|
Controleer de staat van de voeding, hangkabel naar de kooi. Is de installatie in relatie
tot de gebruikte hangkabel conform het schema afgezekerd? Controleer de staat van
de schakelkasten en de kabeldoorvoeren. Is de aarding van de kooi nog deugdelijk?
|
1708
|
Controleer inwendige speling van de machine en diens koppeling. Controleer de staat
van de rem. Controleer de leischijven, uitlichtbeveiligingen
|
1709
|
Controleer of de draagkabel conform het certificaat en conform de voorschriften van
de de fabrikant is. Controleer op aanlopen en op de juiste bevestiging en kabelborging
bij wigklemmen. Controleer de algehele toestand van de kabels conform 0800 van deze
bijlage.
|
1710
|
Zijn alle vereiste opschriften in goede staat? (zoals: de last zowel in kg als in
aantal personen, een instructie van hoe te handelen bij uitval van de hoofdenergiebron,
aanduiding van de alarminrichting.)
|
1711
|
Controleer de gehele installatie op ernstige roestvorming. Zijn ingrijpende reparaties
deugdelijk uitgevoerd? Zie ook 0108 van deze bijlage
|
1712
|
Beproef de installatie (rem etc) met nominale last in de kooi. Voer een noodstop uit
met nominale last op nominale snelheid van de kooi. -
|
1713
|
Beproef de vang en snelheidsbegrenzer met lege kooi en indien mogelijk met gereduceerde
snelheid, conform procedure van de fabrikant.
|
1714
|
Beproef de nooddaalinrichting
|
1715
|
Beproef de normale eindschakelaars aan het einde van de baan van de kooi.
|
1716
|
Beproef de noodeindschakelaars aan het einde van de baan van de kooi. Deze moeten
schakelen alvorens de kooi de eindbuffer raakt.
|
1717
|
Beproef de deurcontacten en grendelcontacten van de kooi en eventueel schacht
|
1718
|
Beproef het slapkabelcontact van de draagkabel en het spanwielcontact van de veiligheids-
of vangkabel
|
1800
|
HYDRAULISCHE INSTALLATIE
|
1801
|
Controle op beschadigingen, lekkage en juiste bevestiging.
Opmerking:
De leidingen dienen trillingsvrij gemonteerd te zijn en aan hydraulische leidingen
mag niet gelast zijn.
Slangen mogen niet getordeerd zijn; ook mogen ze geen scherpe knikken vertonen.
|
1802
|
|
1803
|
Instructie voor controle van leidingbreukkleppen
Controle op dichtheid (functiebeproeving).
Controle op bevestiging, beschadiging en afdichting.
Invullen van welke functie de leiding/slangbreukbeveiligingen zijn beproefd. De controle
is tweeledig:
– sluit de klep af: ja / nee
– sluit de klep op tijd tijdens beweging ? Controle bij de 3 mogelijke systemen:
1. Snelheidsregeling alleen door klep op cilinder. Geen beproeving noodzakelijk, alleen
controle houdfunctie.
2. Snelheidsregeling door klep op cilinder en door hoofdschuif. Volg fabrikant voorschrift.
3. Elektrisch gestuurde open-dicht klep, werkend op drukbewaking. Volg fabrikant voorschrift.
|
1804
|
Controle algehele toestand, bevestiging, vervormingen, beschadigingen en of bij kwetsbaarheid
tegen aanstoten de afscherming nog voldoende deugdelijk is.
|
1805
|
Pompen, motoren en ventielen
Controle op lekkages. Let op bijgeluiden. Voor lierwerkmotoren is controle van de
gestuurde slangbreukbeveiliging (indien gemonteerd) nodig.
Deze controles zijn ook nodig voor stuursystemen.
|
1900
|
DIVERSEN
|
|
CENTRALE BALLAST
|
1901
|
Controleer op toestand, bevestiging en/of borging. Controleer op ernstige roestvorming.
|
1902
|
Komt massa overeen met hijstabel.
Controleer of het gewicht overeenkomt met de gegevens van hijstabel, kraanboek en
fabrieksspecificaties.
|
|
CONTRA BALLAST
|
1903
|
Controle op toestand. Bevestiging en/of borging.
|
1904
|
Komt massa overeen met hijstabel
Controleer of het contragewicht overeenkomt met de gegevens van hijstabel, kraanboek
en fabrieksspecificaties.
|
1905
|
Zijn de waarschuwingskleuren / -aanduidingen nog aanwezig en in goede staat (geel/zwart
of rood/wit). Ook opschriften pictogrammen knelgevaar, intrekgevaar etc…
|
|
OPSCHRIFTEN
|
1907tm
1909
|
Zijn deze opschriften nog aanwezig en duidelijk leesbaar?
|
2000
|
AUTOMATISCHE BEGRENZERS / BEVEILIGINGEN
|
|
Alle eindschakelaars en/of begrenzingen moeten op goede werking worden gecontroleerd
(indien praktisch uitvoerbaar). Let op: beveiliging bij grijpers.
|
2001
|
Begrenzing hoogste stand van de hijshaak. Werkt zowel het eerste als het tweede (controle)
systeem.
|
2002
|
Lierbegrenzing (twee windingen min. op de trommel; indien praktisch uitvoerbaar).
|
2003
|
MK: Begrenzing max. giekhoek / hulpgiekhoek.
|
2004
|
MK: Begrenzing min. giekhoek / hulpgiekhoek
|
2005
|
Als de knikarm niet door verticaal heen getrokken mag worden, moet de verticale stand
worden begrensd .
|
2006
|
Uittelescoperen (bandenprogramma; volgorde en/of synchroon)
Begrenzing/bewakingen bij het uittelescoperen:
– max. gieklengtebegrenzing op banden;
– juiste volgorde van uitschuiven;
– synchroon uitschuiven.
|
2007
|
Beveiliging mechanische giekdeel, bij intelescoperen
|
2008
|
Bewaking van de zwenkpal als deze moet worden toegepast voor een voorover- of
achteroverprogramma.
|
2009
|
Overschakeling LMB bij verschillende zwenksectoren (ALK: 5 graden).
Functioneert de zwenkbegrenzer (als een sleeplichaam ontbreekt of wanneer de situatie
op de bouwplaats dit vereist).
|
2010
|
Controle algehele toestand en op correcte werking, o.a. omschakelen van de LMB programma’s
ongestempeld / gestempeld.
|
2011
|
Beveiliging tegen inschuiven van het contragewicht.
|
2012
|
Kraan in gevouwen positie of indien gestrekt in laadbak.
|
2013
|
Poten dienen horizontaal en verticaal volledig te zijn ingetrokken (voor- en achterzijde
voertuig).
|
2014
|
Is de voorziening nog in orde die voorkomt dat de kraanbediener tijdens het bedienen
van de kraan vanaf het hoog-sta platform door bewegende delen geraakt kan worden (beknellingsgevaar).
|
2015
|
|
2016
|
Geluidssignaal moet automatisch werken bij rijden.
|
|
LASTMOMENTBEGRENZER (LMB)
|
2018
|
Controle of bij het in werking treden van de LMB de heffunctie uitschakelt of dat
er een akoestisch en visueel lastmomentsignalering buiten op de machine in werking
treedt wanneer de machine niet is voorzien van een uitschakeling op de hef.
Opmerking:
Alleen de lastmomentvergrotende bewegingen moeten worden uitgeschakeld door de LMB.
Het heffen van de giek is over het algemeen een lastmomentverkleinende beweging en
hoeft niet te worden uitgeschakeld.
Omdat er een restrisico blijft in gevallen dat een last diep wordt opgepakt en vervolgens
met een momentvergrotende beweging kan worden verplaatst, moet er een deugdelijke
lastmomentsignalering buiten op de machine aanwezig zijn (zoals de SCK-signalering,
akoestisch en visueel waarbij het akoestische signaal van buiten de cabine uitschakelbaar
mag zijn).
|
2019
|
Bij in werking komen van de LMB van een hydraulische graafmachine moeten de volgende
bewegingen afschakelen: aftoppen basisarm en uitknikken van de lepelsteel en in- en
uitknikken giekverlenging aan conector/bakophanging.
Opmerking:
De inknikken van de lepelsteel moet mogelijk blijven. Het inknikken kan ook lastmomentvergrotend
werken als de lepelsteel zich boven de horizontale stand bevindt. Deze vergroting
wordt acceptabel geacht.
|
2020
|
|
2021
|
|
2022
|
Controle of het uittelescoperen stopt bij in werking komen van de LMB-uitschakeling.
|
2023
|
|
2024
|
|
2025
|
|
2026
|
|
2027
|
Controle of akoestisch en optisch signaal in de cabine voldoende waarneembaar zijn
bij in werking komen van de LMB-uitschakeling.
Bij afstandsbesturing tevens controleren of de signaleringen vanaf de in te nemen
besturingsposities waarneembaar zijn.
|
2028
|
Controle of optisch signaal in de cabine voldoende waarneembaar zijn voor het in
werking komen van de LMB-uitschakeling.
Bij afstandsbesturing tevens controleren of de signaleringen vanaf de in te nemen
besturingsposities waarneembaar zijn.
|
2029
|
Controle of de LMB-overbruggingsschakelaar correct terug veert.
(N.B.: De omschakeling kraan-/graafbedrijf mag niet als overbruggingsschakelaar worden
gezien).
|
2030
|
Permanente overbruggingsschakelaar
Als het voor montage- of demontagewerkzaamheden noodzakelijk is dat een permanente overbruggingsmogelijkheid aanwezig is voor LMB of wegbegrenzingen,
is één van de volgende principes mogelijk:
1. Buiten de cabine is een niet-terugverende sleutelschakelaar aangebracht waarmee
een permanente overbrugging kan worden gemaakt en weer verbroken. De schakeling moet
worden aangevuld met een optische signalering direct in het gezichtsveld van de kraanbestuurder
die waarschuwt dat is overbrugd.
2. Een akoestisch signaalgever is buiten de cabine gemonteerd. Het signaal dient in
werking te treden indien:
– de maximale capaciteit wordt bereikt en de LMB wordt aangesproken;
– de LMB defect is;
– de LMB op welke wijze dan ook wordt overbrugd.
Bij het monteren en demonteren van de kraan is het toegestaan het akoestisch signaal
door middel van een schakelaar buiten werking te stellen.
Indien het akoestisch signaal tijdens monteren/demonteren van de kraan wordt uitgeschakeld
dient tegelijkertijd een optisch signaal in de vorm van een oranje of rode flitslamp
in werking te treden.
De schakelaar om het akoestisch signaal buiten werking te stellen dient aan de buitenzijde
van de kraancabine te worden aangebracht.
3. De LMB wordt voorzien van een ‘montageprogramma’ waarin geen of zeer kleine lasten
(bijvoorbeeld hijsblok) kunnen worden gehesen. In een dergelijk programma mogen ook
andere beveiligingen/begrenzers die het monteren of demonteren belemmeren, worden
uitgeschakeld.
Zoals geldt voor alle LMB-instellingen, dient de inschakeling van een montageprogramma
voor de machinist duidelijk herkenbaar te zijn. Tevens dient in de montagestand een
optische signalering direct in het gezichtsveld van de kraanbestuurder in werking
te zijn.
|
2031
|
Controle of akoestisch en optisch signaal buiten op de machine voldoende
waarneembaar zijn bij in werking komen van de LMB-uitschakeling (zie tevens 2009).
|
2032
|
Controle of de instelling van het actuele LMB-programma zichtbaar is.
|
2033
|
Controle of de LMB-instructies in de cabine aanwezig en zichtbaar zijn.
|
2034
|
Controle of de LMB-uitschakeling plaatsvindt binnen de 110% van de tabelwaarden.
|
|
LASTBEGRENZER (LB)
|
2035
|
Werken alle uitschakelingen en signaleringen juist en tijdig.
|
2036
|
Controle op goede werking voldoende waarneembaarheid voor de omgeving.
|
2037
|
Controle van de reeptrekbegrenzer van de hijslier
Deze moet in werking treden bij max. 110% van de max. reeptrek.
Proeflast is reeptrek x actuele inschering x 110%, deze is tevens bepaald met het
oog op
de eveneens uit te voeren beproeving van de hijsrem(men), zie ook 0705 en 2200.
|
|
|
|
OVERIGE
|
2039
|
Controle op werking bij ingeschakelde afstandsbesturing
|
2100 Beproeving van de kraan
Proeflasten
De proeflast is gelijk aan de hijslast (evt. de bedrijfslast). Beproevingen met overlast
met meer dan 10% mogen niet worden uitgevoerd.
Beproeven met last geschieden bij voorkeur met een vrijhangende last.
Proefgewichten
Deze dienen in de nabijheid van de kraan te zijn opgesteld en van deugdelijke bevestigingsmiddelen
te zijn voorzien. De massa van de proefgewichten dient op de gewichten te zijn vermeld.
Bij het toepassen van betonnen proefgewichten, containers met losse delen o.i.d.,
dienen de gewichten te worden gecontroleerd door middel van weging. Onderstaand volgen
aanwijzingen met betrekking tot de toestand van de testplaats en opstelling van de
kraan.
Waterpas
De kraan moet waterpas zijn opgesteld op een vlakke, voldoende draagkrachtige ondergrond.
Een railkraan moet zijn opgesteld op een kraanbaan die voldoet aan de eisen, bijvoorbeeld
volgens de publicatie van de Arbeidsinspectie P 127 (inmiddels ingetrokken)
Het zwenkbereik
Het zwenkbereik van de kraan dient zoveel mogelijk vrij te zijn van obstakels. Het
manoeuvreren van lasten boven openbare wegen, spoorbanen of waterwegen is verboden.
Opstelling van de kraan:
-
– op banden: deze moeten de vereiste bandenspanning bezitten en van de juiste afmetingen
zijn;
-
– op stempels: deze moeten zijn uitgeschoven volgens de richtlijnen van de fabrikant;
-
– op rupsen: deze moeten op de voorgeschreven trekspanning staan.
Op de kraan moet de vereiste ballastmassa aanwezig zijn.
Deugdelijke hijsgereedschappen
Voor de beproeving van de kraan moeten deugdelijke hijsgereedschappen worden gebruikt,
geschikt voor het hijsen van de proeflast.
Bedrijfsklaar
De kraan moet geheel bedrijfsklaar voor de keuring staan opgesteld.
Windsnelheid
Bij het beproeven moet rekening worden gehouden met de door de fabrikant voor de betreffende
hijskraan in bedrijf toegelaten windsnelheid.
2100
|
UIT TE VOEREN BEPROEVING EN CONTROLES
|
|
Bij mobiele kranen en torenbouwkranen moet op goede werking worden onderzocht:
– de begrenzing hoogste stand van de hijshaak (hijseindschakelaar);
– de vierbegrenzing (2 windingenbegrenzer);
– de begrenzing maximale en minimale giekhoek van hoofd en evt. hulpgiek c.q. uiterste
katposities.
– de werking van de LMB bij diverse programma's met proefgewichten.
– de hijsrem(men).
Bij mobiele kranen moet tevens op goede werking worden onderzocht:
– de begrenzingen / bewakingen bij het uittelescoperen, t.w.:
– juiste volgorde van het uitschuiven en/of synchroon uit en inschuiven;
– maximale gieklengtebegrenzing op banden;
– de beveiliging mechanisch giekdeel bij intelescoperen;
– de beveiliging tegen inschuiven van de contraballast;
– de bewaking van de zwenkpal;
– de tijdige overschakeling LMB bij verschillende zwenksectoren.
Bij (mobiele) torenbouwkranen moet tevens op goede werking worden onderzocht:
– de werking van de LMB door het uitkatten of aftoppen van de last (uitschakeling
hijsen en uitkatten/aftoppen bij bereiken van max. toelaatbare vlucht);
– de werking van de LB voor de mogelijke hijssnelheden.
Bij autolaadkraan en/of grondverzetmachine ingezet voor hijswerk moet tevens op goede
werking worden onderzocht.
|
2100
|
BEPROEVINGSTABELLEN
Mobiele TorenKraan / Toren Kraan
Lastmomentbegrenzer
Het is voldoende wanneer de LMB wordt beproefd met een last tussen de maximale bedrijfslast
en de maximale last op maximale vlucht. Bij voorkeur op een vlucht tegen het maximale
aan, zodat ook dat gedeelte van de giek en de ophanging wordt beproefd.
Hierbij moet gecontroleerd worden of de waarschuwingssignalering (geel en/of intermitterend
akoestisch), de waarschuwingssignalering (rood en/of akoestisch) en de uitschakelfuncties
correct werken.
De massa van de proeflast en de vlucht waarbij de LMB uitschakelt worden genoteerd.
In het geval dat het hijsen niet gelijktijdig met het katten / toppen wordt uitgeschakeld,
moet voor beide functies de vlucht worden genoteerd waarbij uitschakeling plaatsvindt.
Het toelaatbare lastmoment mag met niet meer dan 10% overschreden kunnen worden.
Lastbegrenzer
Het toegepaste aantal parten van de hijskabel moet worden vermeld.
In de verschillende overbrengingsverhoudingen van het lierhijswerk moet gecontroleerd
worden of niet meer dan 110% van de bijbehorende maximale last gehesen kan worden.
De werking van de waarschuwingssignalering (rood en/of akoestisch) moet worden gecontroleerd
evenals de uitschakelfunctie.
Indien voor verschillende versnellingen aparte begrenzers worden toegepast, moeten
deze alle worden beproefd.
Vanginrichting
Van de vanginrichting moet de werking worden gecontroleerd.
|
|
Mobiele Kraan
Afhankelijk van het type LMB kan worden gekozen uit 2 methoden van beproeven met proefgewichten:
Type digitaal
Een (digitale) LMB met uitleesmogelijkheid voor de vlucht, toelaatbare last en werkelijke
last, waarin de hijstabel als een dataset is opgeslagen, die het uitgeoefende lastmoment
vaststelt en vervolgens vergelijkt met de toelaatbare hijswaarden uit de dataset,
kan als volgt worden gecontroleerd:
– het ‘lege-haak-gewicht’ (controle van de programmering van de eigen massa van de
giek);
– de correcte vluchtaanwijzing;
– de juiste werking met enkele proeflasten (minimaal 2) incl. de juistheid van bijbehorende
vluchtaanwijzing.
Het hiervoor minimaal benodigde testgewicht is gelijk aan de gemiddelde last van de
hijstabel en de minimale last + 10% behorend bij de grootste vlucht
Let op:
De maximale proeflast bij giekuitvoering met hijslier is de max. reeptrek x max. inschering,
deze is bepaald met het oog op de eveneens uit te voeren beproeving van de hijsrem(men),
zie ook 0708
|
|
Type analoog
Een analoog werkende LMB of digitale LMB met alleen lastmomentaanwijzing (zonder uitleesmogelijkheid
voor de vlucht, toelaatbare last en werkelijke last).
Dit type LMB wordt nog aangetroffen op oudere kranen.
Hierbij is het noodzakelijk diverse punten van de lastmoment-curve te testen om een
goede beoordeling te kunnen geven.
Voor elke kraansamenstelling waarmee de hijskraan ter inspectie is aangeboden, worden
in de hijstabel drie lasten gekozen, een lichte, een middelzware en een zware last.
Het minimaal benodigde proefgewicht voor dit type LMB dat bij de hijskraan aanwezig
moet zijn, is:
– bij MK met opbouwgiek: 3/4 x de maximale last uit de hijstabel behorende bij de
giekconfiguratie waarmee de hijskraan ter inspectie wordt aangeboden.
– bij MK met telescoopgiek: 1/3 x de maximale last volgens de hijstabel met ingeschoven
giek.
Met de proeflasten wordt de LMB beproefd met inachtname van de aandachtspunten
2020, 2023, 2028, 2029, 2030 en 2033.
De resultaten worden op de beproevingstabel (evt. vervolgtabellen) genoteerd.
Wanneer het niet mogelijk is bij de beproevingen meer dan 110% van de last volgens
de hijstabel te hijsen, af te toppen of uit te telescoperen, kan bij 2035 een kruisje
in kolom 1 worden gezet.
Let op:
Beproeving hulpgiek bij eenvoudige telescoopkranen (zie 2500 Ad1)
De hulpgiek dient bij elke TCVT keuring/inspectie te worden beproefd in gemonteerde
positie. Afwijking hiervan is mogelijk wanneer bij de tussenjaarlijkse keuring / inspectie
deze door een certificerende instantie is beproefd.
|
2200
|
CONFIGURATIE VAN KRANEN
|
|
Elke kraanconfiguratie waarvoor specifieke beveiligingen, begrenzingen e.d. zijn voorzien
voor samenstellingen zoals superlift, telescoop-afspanning, topbare hulpgiek, vaste
hulpgiek, ringer enz., dient in een cyclus te zijn opgenomen waarin afwisselend elke
configuratie een keer wordt beproefd bij de keuring. Dit kan zijn:
– de TCVT keuring:
– de jaarlijkse keuring: met registratie van de configuratie en testresultaten in
het kraanboek
– de opstellingskeuring: met registratie van de configuratie en testresultaten in
het kraanboek.
|
2300
|
OVERIGE OPMERKINGEN
|
2301
|
Samenvatting van alle tekortkomingen, uitgezonderd 0405-0407,die moeten worden aangepast
voor het verkrijgen van het TCVT certificaat (categorie A en B).
Indien de kraan eigenaar schriftelijk afmeldt hoe de respectievelijke tekortkomingen
zijn opgelost, kan de keuringsinstatie de TCVT goedkeursticker beschikbaar stellen.
|
|
|
2400
|
Tekorten die tijdens de keuring door of namens de eigenaar zijn verholpen.
Te registreren
|
2500
|
INVULLEN VAN HET KRAANBOEK
|
|
Registratie keuring in het kraanboek
In het kraanboek dient geregistreerd te worden:
– keuringsdatum
– keurmeester
– keuringsomvang
– bevinding: in orde of tekortkoming A of B
Toelichting (bijvoorbeeld dat de eindafslag nog moet worden beproefd):
Indien het certificaat verstrekt wordt, kan het certificaat in het kraanboek geplakt
worden.
Bij schriftelijke afmelding kan de eigenaar na verstrekking het certificaat in het
kraanboek plakken.
Bij tekortkoming (categorie A of B) moeten de bevindingen in het kraanboek worden
genoteerd (of een verwijzing naar een document).
Bij categorie A dient vermeld te worden: direct gevaar.
|
|
Bij periodieke keuring van mobiele hijskranen worden 3 categorieën onderscheiden:
1. ‘Eenvoudige’ telescoopkranen (met eventueel een vaste hulpgiek in max. 2 lengtes)
Bij deze hijskranen wordt geen inspectieomvang vermeld.
Als de eventueel bij de hijskraan behorende vaste hulpgiek niet aanwezig is (en dus
niet geïnspecteerd kan worden), wordt vermeld: ‘hulpgiek niet aanwezig’.
2. Hijskranen met een opbouwgiek
Bij deze hijskranen wordt de inspectieomvang als volgt beschreven:
– gieklengte .............................. m en eventueel;
– vast afgespannen hulpgiek ...........................m.
3. ‘Gecompliceerde’ kraansystemen (superlift, topbare hulpgiek, giekafspanning e.d.)
Bij deze hijskranen wordt de inspectieomvang als volgt omschreven (als van toepassing):
– gieklengte (alleen bij hijskranen met opbouwgiek);
– lengte superlift-mast;
– lengte topbare hulpgiek;
– lengte vast afgespannen hulpgiek.
Registratie keuring kabels:
Op bladzijde van staalkabels (kraanboek) moeten de volgende gegevens m.b.t. de inspectie
van staalkabel(s) worden aangegeven:
– de inspectiedatum;
– de organisatie, de naam en de paraaf van de inspecteur
– de conclusies m.b.t. ‘wel of niet in orde (nog voldoende)’,
Indien de kabel niet volledig geïnspecteerd kan worden dan mag er geen bevinding in
het kraanboek genoteerd worden.
Rapportage
Rapportage van de keuring (in de vorm van het beoordelingsformulier) is niet noodzakelijk
voor de eigenaar van de kraan. Bevindingen dienen in het kraanboek geregistreerd te
worden (zie boven).
|
9. HET CERTIFICAAT
Wenken voor de gebruiker
De eigenaar c.q. opdrachtgever dient toe te staan dat de CKI op de kraan op een voor
derden duidelijk zichtbare plaats de TCVT Goedkeuringssticker conform het Reglement
TCVT-Beeldmerk aanbrengt.
TCVT Certificaat van Goedkeuring: (certificaat dit kan bijvoorbeeld in de vorm van
een sticker welke in het kraanboek geplakt wordt):
TCVT certificaat van goedkeuring
Datum keuring:
Identificatienummer kraan:
TCVT nr:
|
TCVT Goedkeuringssticker
Door keuringsinstelling te verzorgen.
Voorbeeld:
Op de keuringslocatie handmatig invullen van datum, de identificatie van de machine
en door aankruisen aangeven jaar/ maand van de volgende TCVT keuring.
Stickers bij TCVT te bestellen:
TOELICHTING
Algemeen
De vernieuwde certificatieprocedure op het terrein van de arbeidsomstandigheden- en
warenwet-geving wordt in fasen ingevoerd. De eerste twee fasen zijn inmiddels in werking
getreden (Stb. 2011, 429 met Stcrt. 2011, 18269 en 22513 en Stb. 2012, 108 met Stcrt 2012, 4230). Met deze regeling wordt de derde fase doorgevoerd. Voor de aanleiding en opzet
van de nieuwe procedure wordt in zijn algemeenheid verwezen naar de nota van toelichting
bij het Besluit tot wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit en enige Warenwetbesluiten
in verband met de herziening van het stelsel van certificatie (Stb. 2009, 395). Thans betreft het op arboterrein de werkvelden afsteken van professioneel vuurwerk
en kraanmachinisten. Verder worden op het terrein van de Warenwet voor het werkveld
gebruikskeuring kranen een schema voor aanwijzing en toezicht ingevoerd en een vernieuwd
certificatieschema doorgevoerd.
Een cruciale rol bij de nieuwe certificatieprocedure spelen:
-
1. de schema’s voor aanwijzing en toezicht, die maatgevend zijn voor de Minister van
Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) bij de aanwijzing van en het toezicht op certificerende
en keuringsinstanties (hierna cki’s), die belast zijn met verstrekken van certificaten
c.q. het verrichten van (her)keuringen;
-
2. de certificatieschema’s, die maatgevend zijn voor de cki’s bij het verrichten van
hun uitvoerende werkzaamheden en het toezicht op de certificaathouders.
Daarnaast worden met de regeling enkele wijzigingen meegenomen met betrekking tot
de wederzijdse erkenning van beroepskwalificaties en toetsing in geval van tijdelijke
en incidentele dienstverrichting in Nederland alsmede het opnieuw vaststellen van
het protocol over de informatie-uitwisseling op het werkveld asbestverwijderen tussen
de Inspectie SZW en de certificerende instellingen. Tenslotte worden er, op verzoek
van de branche, enkele wijzigingen aangebracht in de geldende schema’s voor asbestverwijdering
en inventarisatie en in de schema’s voor duikarbeid.
De wijziging van de regeling over de wederzijdse erkenning van beroepskwalificaties
en toetsing in geval van tijdelijke en incidentele dienstverrichting in Nederland
-bijvoorbeeld kraanmachinisten- is tot stand gekomen in nauw overleg met het Ministerie
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
Wat betreft de wederzijdse erkenning van beroepskwalificaties en toetsing in geval
van tijdelijke en incidentele dienstverrichting in Nederland zij hier nog het volgende
opgemerkt.
Voor de uitoefening van een aantal beroepen is op grond van het Arbeidsomstandighedenbesluit
een persoonscertificaat nodig. De certificatie-eisen bevatten de minimumeisen die
voor de uitoefening van deze beroepen zijn vastgesteld. Daarmee is sprake van gereglementeerde
beroepen in de zin van de Europese richtlijn nr. 2005/36/EG betreffende de erkenning
van beroepskwalificaties (PbEU 2005, L 255). Deze richtlijn heeft als oogmerk het
vrij verkeer van diensten en personen, en beperkt lidstaten in het nemen van maatregelen
die dit vrij verkeer kunnen belemmeren.
De beroepen waaraan in deze regeling eisen worden gesteld, zijn zorgvuldig gekozen.
Voor deze beroepen geldt dat onvoldoende vakbekwaamheid een verhoogd gevaar oplevert
voor veilige en gezonde arbeidsomstandigheden en, ook voor de volksgezondheid en de
openbare veiligheid.
In de afgelopen jaren zijn in de eisen aan certificaathouders en certificerende instellingen
veel verbeteringen doorgevoerd, omdat de eisen aan certificaathouders en certificerende
instellingen, alsmede de inrichting van het toezicht niet altijd meer voldoende effectief
bleek om de gevaren te voorkomen.
De genoemde richtlijn is geïmplementeerd in de Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties.
Deze omschrijft de voorwaarden voor beoordeling van de beroepskwalificaties van buitenlandse
dienstverrichters. In het geval buitenlandse dienstverrichters zich vestigen, althans
permanent aan de slag willen in Nederland in een op grond van de arbeidsomstandighedenwetgeving
gereglementeerd beroep, worden hun beroepskwalificaties voorafgaand aan de eerste
tewerkstelling beoordeeld door de door de Minister van SZW aangewezen certificerende
instellingen. Dit geschiedt al enige tijd op grond van artikel 1.5h van het Arbeidsomstandighedenbesluit
en artikel 1.7a van de Arbeidsomstandighedenregeling.
In het geval buitenlandse dienstverrichters slechts tijdelijk en incidenteel werkzaamheden
in Nederland komen verrichten, waarvoor Nederland certificatie-eisen heeft vastgelegd,
is het in beginsel niet mogelijk te eisen dat deze dienstverrichters voorafgaand aan
de eerste tewerkstelling hun beroepskwalificaties moeten laten controleren. Die mogelijkheden
zijn er wel indien de uitoefening van het betreffende beroep verband houdt met de
volksgezondheid of openbare veiligheid. Is daar sprake van dan wordt een melding voorafgaand
aan de eerste beroeps-uitoefening gevraagd en dient de dienstverrichter zijn beroepskwalificaties
vooraf te laten controleren door de bevoegde autoriteit (de minister of de door hem
aangewezen certificerende instelling). Dit is van groot belang om de werkgever in
staat te stellen zijn wettelijke verantwoordelijkheden na te leven. De arbeidsomstandighedenregelgeving
vraagt namelijk van de werkgever dat deze voor aanvang van de werkzaamheden een risicoinventarisatie
en evaluatie uitvoert. Indien hij werknemers voor bepaalde gevaarlijke werkzaamheden
inzet, dient hij vooraf zekerheid te hebben dat het beroepskwalificatieniveau voldoende
is. Dat geldt evenzeer indien sprake is van incidentele tewerkstelling van buitenlandse
dienstverrichters. Slechts dan is het mogelijk de gevaren voor de openbare veiligheid
en volksgezondheid op grond van tekortschietende beroepskwalificaties te beheersen.
Op grond van artikel 33, eerste lid, van de Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties
stelt de minister die het aangaat nadere regels voor de aanvraag tot erkenning van
beroepskwalificaties, de aanpassingsstage en de proeve van bekwaamheid. Op grond van
artikel 33, tweede lid, van genoemde wet stelt de minister die het aangaat nadere
regels voor te overleggen verklaringen en documenten ingeval van tijdelijke en incidentele
dienstverrichting. De onderhavige regeling voorziet daarin. De minister die het aangaat
en indien de minister een certificerende instelling als bedoeld in artikel 1.5a van
het besluit heeft aangewezen, die instelling, zijn de bevoegde autoriteiten in de
zin van de Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties.
Voor de volgende beroepen zijn de minimumvereisten die vastliggen in de certificatieregelingen,
ook van belang voor de openbare veiligheid en de volksgezondheid.
-
1.
Asbestdeskundigen.Het betreft hier de gereglementeerde beroepen van Deskundig Toezicht-houder Asbestverwijdering en Deskundig Asbestverwijderaar (4.54d, vijfde en zevende lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit).
-
2.
Gasdeskundige tankschepen, Springmeester en Professioneel vuurwerkdeskundige (3.5h, derde lid, respectievelijk art. 4.8, tweede lid, en art. 4.9, tweede lid van
het Arbeidsomstandighedenbesluit).
-
3.
Professioneel duikploegleider en duiker (art. 6.16, derde, respectievelijk zesde lid van het Arbeidsomstandighedenbesluit).
-
4.
Kraanmachinisten (art. 7.32, eerste lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit).
Bovengenoemde beroepen worden per 1 oktober 2012 toegevoegd aan de lijst van gereglementeerde
beroepen op grond van artikel 27 van de Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties,
op grond waarvan een controle van de beroepskwalificaties, voorafgaand aan de werkzaamheden,
verplicht wordt gesteld.
De huidige voorschriften omtrent buitenlandse getuigschriften en kwalificaties van
vakbekwaamheid in geval van vestiging in Nederland worden samengevoegd met aanvullende
voorschriften voor tijdelijke en incidentele werkzaamheden in een nieuwe paragraaf
in de Arbeidsomstandighedenregeling.
In de richtlijn en in de wet is een flexibel regime opgenomen voor tijdelijke en incidentele
dienst-verrichting. Of er sprake is van tijdelijke of incidentele dienstverrichting
zal per geval beoordeeld worden en is afhankelijk van de duur, frequentie, regelmaat
en continuïteit van de verrichting. Volgens jurisprudentie van het Hof van Justitie
van de Europese Unie (C-215/01 Schnitzer) mag bij toepassing van deze criteria geen
sprake zijn van een stabiele en permanente verbinding met de economie van de ontvangende
staat.
De Inspectie SZW zal per geval bezien of sprake is van tijdelijke en incidentele dienstverrichting.
Onverminderd het voorgaande, kan uit het oogpunt van inzichtelijkheid en duidelijkheid
voor betrokkenen als uitgangspunt ter bepaling van wat als tijdelijke en incidentele
werkzaamheden wordt gezien, gedacht worden aan een termijn van 40 gewerkte dagen in
een kalenderjaar. Het gaat dus om een soort vuistregel, waardoor afhankelijk van de
specifieke omstandigheden een langere of kortere termijn kan worden gehanteerd. Indien
bijvoorbeeld sprake is van specifieke werkzaamheden waarvoor een schaars verkrijgbare
ervaring en deskundigheid vereist is kan het wenselijk zijn een langere periode te
hanteren.
Indien de Minister van SZW of een door hem aangewezen certificerende instelling een
proeve van bekwaamheid noodzakelijk acht, dient deze op zo kort mogelijke termijn
aan de dienstverrichter te worden aangeboden.
Artikelsgewijs
Artikel I
Onderdelen A, B en H
Artikel 1.9
Een betrokken staat betreft de lidstaten van de Europese Unie en de staten die partij
zijn bij de overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte en Zwitserland.
Artikel 1.9a
Dit artikel bevat de inhoud van het vervallen artikel 1.7a en behelst de procedure
voor een aanvraag tot erkenning van beroepskwalificaties met betrekking tot gereglementeerde
beroepen op arboterrein, die onder het algemeen stelsel vallen (de dienstverrichter
wil zich in Nederland vestigen, althans hier permanent aan de slag gaan in het gereglementeerde
beroep). De procedure is verder niet gewijzigd.
Artikel 1.9b
Dit artikel betreft de meldplicht bij de Minister van SZW of de door deze aangewezen
certificerende instelling en de uitwerking van artikel 23, eerste en derde lid, van
de Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties. Deze verklaring en de daarbij gevraagde
documenten zijn nodig om te kunnen beoordelen of betrokkene beschikt over de kwalificaties
die voor het te verrichten beroep worden verlangd en of de arbeid kan worden aangemerkt
als tijdelijk en incidenteel in de zin van genoemde wet. Voor de verklaring, die jaarlijks
moet worden afgegeven, gelden geen vormvereisten. Er worden geen eisen gesteld aan
de geldigheidsduur van de documenten (behoudens in het eerste lid, onder e). Het overleggen
van deze documenten is alleen verplicht voorafgaand aan de eerste dienstverrichting,
en indien zich een wezenlijke verandering hierin heeft voorgedaan.
Artikelen 1.9c en 1.9d
Deze artikelen regelen de procedure betreffende de controlebevoegdheid van de Minister
van SZW of de door deze aangewezen certificerende instelling van de in artikel 1.9b
van deze regeling genoemde documenten. De Minister van SZW of de door deze aangewezen
certificerende instelling is conform artikel 27 van de Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties
bevoegd de beroepskwalificaties van de dienstverrichter te controleren indien het
een gereglementeerd beroep betreft dat verband houdt met de volksgezondheid of de
openbare veiligheid en dat is geplaatst op een bij ministeriële regeling vastgestelde
lijst. De minister of de door deze aangewezen certificerende instelling controleert,
conform artikel 28 van genoemde wet, de voormelde documenten en neemt een beslissing
over het resultaat van de controle. Het besluit wordt in principe genomen een maand
na ontvangst van de aanvraag en de relevante documenten. Dit kan eenmaal met twee
maanden worden verlengd. Indien de Minister van SZW of de door hem aangewezen certificerende
instelling een compenserende maatregel (proeve van bekwaamheid of aanpassingsstage)
noodzakelijk acht, dient deze zo spoedig mogelijk aan de dienstverrichter te worden
aangeboden. In verband met het afleggen van de compenserende maatregel kan het nemen
van het besluit met een maand worden opgeschort. Dit staat los van de hierboven aangestipte
mogelijkheid om het nemen van een besluit met twee maanden uit te stellen. De schriftelijke
verklaring die op grond van de controle van de beroepskwalificaties wordt verstrekt
heeft een geldigheid van een jaar. Bij tijdelijke en incidentele werkzaamheden ligt
een proeve van bekwaamheid het meest voor de hand als compenserende maatregel.
Artikel 1.9e
De minister en de certificerende instellingen dienen het aantal aanvragen en de controles
op adequate wijze te registeren alsmede de wijze van afhandelen van de aanvragen en
controles (zie ook artikel 35 van eerdergenoemde wet). Dit geschiedt met het oog op
de verplichte periodieke rapportage aan de Europese Commissie.
Daarnaast doen de certificerende instellingen er uit een oogpunt van effectiviteit
en efficiency goed aan overzichten bij te houden betreffende:
-
• mogelijke staten en landen van oorsprong en herkomst wier onderdanen toegang hebben
tot de erkenning van de EG-beroepskwalificaties;
-
• mogelijke staten van oorsprong en herkomst waar de betreffende beroepen zijn gereglementeerd.
Dit zou tevens moeten omvatten een inventarisatie van de bekwaamheidsattesten die
te doen gebruikelijk worden afgegeven door het bevoegde gezag in staten waar het beroep
niet gereglementeerd is;
-
• relevante beroepskwalificaties uit de betrokken staten, waarbij wordt vermeld welke
beroepskwalificaties wezenlijk afwijken van de Nederlandse en op welke beoordelingseisen
de beroepskwalificaties afwijken van de eindtermen en toetstermen van de certificatieschema’s,
zoals die door de minister van SZW zijn vastgesteld.
De certificerende instellingen kunnen deze lijsten ‘werkendeweg’ ontwikkelen.
Bijlage 0 bij de Arbeidsomstandighedenregeling bevatte vooral een beschrijving van
de in de wet- en regelgeving vastgelegde handelingen die de certificerende instelling
bij erkenning dan wel controle van de buitenlandse beroepskwalificaties moet verrichten.
Daarvoor is echter geen bijlage bij de Arbeidsomstandighedenregeling nodig. Dat kan
beter geschieden via mondelinge en schriftelijke voorlichting. Om die reden is bijlage
0 geschrapt (onderdeel H).
Artikel I, onderdelen C en J
De onderdelen C en J betreffen allereerst het nieuwe schema voor aanwijzing en toezicht
voor instellingen die certificaten afgeven voor het het professioneel gebruik van
vuurwerk. Verder is het voor de opleiding ter zake geldende certificatieschema met
de eisen waaraan dient te zijn voldaan om gecertificeerd te kunnen worden, geactualiseerd,
Artikel I, onderdelen D en I
De onderdelen D en I betreffen technische aanpassingen; te weten hernummering van
enkele bijlagen bij de Arbeidsomstandighedenregeling.
Artikel I, onderdelen E, K, onderdeel 2 en M
De onderdelen E, K, onderdeel 2, en M hebben betrekking op de informatieuitwisseling
tussen de Inspectie SZW, de Raad voor Accreditatie en de instellingen die certificaten
afgeven voor asbestverwijderende bedrijven. Dit protocol wordt geprolongeerd en op
een aantal onderdelen verbeterd. Zo wordt in het nieuwe protocol onderscheid gemaakt
tussen informatie over:
-
1. situaties waarin sprake is van (een groot gevaar op) ernstige asbestemissie welke
direct ingrijpen vereist;
-
2. situaties waarin sprake is van ernstige overtreding van de regels omtrent het verwijderen
van asbest, maar waarbij niet direct sprake is van (een groot gevaar op) asbestemissie;
-
3. overige situaties waarin sprake is van overtreding van de regelgeving.
Het nieuwe protocol vervangt het vorige protocol dat was opgenomen in bijlage F bij
het certificatieschema asbestverwijdering (SC 530).
Artikel I, onderdeel F
Onderdeel F bevat een aanpassing in verband met de overdracht van taken tussen twee
ministeries die certificaten verstrekken voor brandweerpersoneel en de naamswijziging
van deze ministeries.
Artikel I, onderdelen G en N
De onderdelen G en N betreffen allereerst het nieuwe schema voor aanwijzing en toezicht
van instellingen die certificaten afgeven voor het beroep van kraanmachinist. Verder
zijn de voor de verschillende opleidingen ter zake van kraanmachinist geldende certificatieschema’s
met de eisen waaraan deze machinisten dienen te voldoen om gecertificeerd te kunnen
worden, geactualiseerd.
Artikel I, onderdelen K, onder 1, L, O, P, Q, R en S
De onderdelen K, onder 1, L, O, P, Q, R en S bevatten aanpassingen, op verzoek van
de branche, van de reeds geldende schema’s voor asbest respectievelijk duikarbeid.
Artikel II
In de Arbeidsomstandighedenregelgeving is per 1 juli 2012 bepaald dat het verkeer
werkgever-Inspectie SZW zoveel mogelijk digitaal geschiedt. Daarop bestaat een belangrijke
uitzondering. In diverse bepalingen is de verplichting voor werkgevers opgenomen om
ongevallen te melden bij de Inspectie SZW. In geval van een dodelijk ongeval is dat
in eerste instantie een telefonische melding. Artikel 15 van het Regeling risico’s
zware ongevallen 1999 stelt dat een zwaar ongeval zo spoedig mogelijk digitaal wordt
gemeld aan de door de Minister van SZW aangewezen toezichthouder. Dat is gezien het
bovenstaande niet altijd wenselijk. Deze melding dient, zeker als sprake is van slachtoffers
en/of het vrijkomen van risicovolle stoffen in eerste instantie telefonisch te geschieden.
Uitgebreide technische informatie en nadere informatie zal vervolgens wel langs digitale
weg kunnen worden verstrekt. Om die reden is in artikel 15, eerste lid, “langs digitale
weg” geschrapt.
Artikel III
Dit artikel betreft de certificering van liften zoals geregeld in de Warenwetregeling
liften. Er wordt een nieuw certificatieschema vastgesteld met de eisen waaraan liften
moeten voldoen, onder intrekking van het oude certificatieschema. De bijbehorende
schema’s voor aanwijzing en toezicht zijn aangepast in verband met de verwijzing naar
dit nieuwe schema.
Artikel IV
Met dit artikel worden voor het werkveld gebruikskeuring kranen een schema voor aanwijzing
en toezicht ingevoerd en een actualisering van het certificatieschema doorgevoerd,
op te nemen als bijlagen van de Warenwetregeling machines.
Artikel V
Dit artikel regelt de inwerkingtreding van de verschillende onderdelen. Gezien het
uitgangspunt dat de nieuwe schema’s voor aanwijzing en toezicht in werking treden
vijf maanden na publicatie, zullen de nieuwe eisen voor vuurwerkdeskundigen, kranen
en kraanmachinisten inwerking treden op 1 januari 2013. Voor de overige wijzigingen
is een dergelijke termijn niet nodig en ook niet gewenst zodat deze op 1 oktober 2012
in werking treden.
Vanaf 1 januari 2013 kunnen (en moeten) de op bovengenoemde werkvelden actieve cki’s
een verzoek tot beoordeling op de nieuwe eisen bij de Raad voor Accreditatie indienen.
Doen zij tijdig (binnen vijf maanden) een dergelijk verzoek, dan loopt de huidige
aanwijzing, voor zover die tussentijds zou eindigen, door totdat op het verzoek om
hernieuwde aanwijzing is beslist door de Minister van SZW. De komende tijd moeten
zij de uit de nieuwe schema’s voortvloeiende aanpassingen doorvoeren. De hele overgangsprocedure
moet binnen 2 jaar zijn afgerond.
Voor de certificaathouders geldt dat het certificaat in ieder geval doorloopt tot
de eerstvolgende controle door de cki. Op dat moment zullen zij daadwerkelijk worden
getoetst aan de nieuwe eisen. Is dat niet het geval dan lopen zij het risico dat er
maatregelen worden getroffen door de cki. Ook de certificaathouders doen er dus goed
aan de komende tijd te gebruiken voor de noodzakelijke aanpassingen.
Wat betreft het overgangsrecht zij verder verwezen naar de nota van toelichting bij
het Besluit tot wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit en enige Warenwetbesluiten
in verband met de herziening van het stelsel van certificatie (Stb. 2009, 395).
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
P. de Krom.