nr. 14
TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd.
A
Artikel I wordt als volgt gewijzigd:
I
Onderdeel A komt te luiden:
A
In artikel 1, eerste lid, onder g, wordt:
a. na «laatste volzin,» ingevoegd: en derde lid,; en
b. na «22,» ingevoegd: 24,.
II
Na onderdeel C wordt een onderdeel ingevoegd, dat luidt:
Ca
Na artikel 23 wordt een artikel ingevoegd, dat luidt:
Artikel 24
1. Een tatoeage of piercing, anders dan in een oorlel, wordt niet
aangebracht bij een persoon die de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft
bereikt.
2. Het eerste lid is niet van toepassing indien de persoon, bedoeld
in het eerste lid, de leeftijd van twaalf jaren heeft bereikt en bij het aanbrengen
van de tatoeage of piercing wordt vergezeld van zijn wettige vertegenwoordiger
in burgerlijke zaken.
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels
worden gesteld omtrent:
a. gevallen waarbij het tweede lid niet van toepassing is;
b. de wijze waarop personen worden geïnformeerd over de mogelijke
gevolgen verbonden aan het aanbrengen van een tatoeage of piercing;
c. het voorhanden zijn en bijhouden van documenten, die de voorlichting
over gevolgen, bedoeld in onderdeel b, en het toezicht op de naleving van
de regels gesteld bij of krachtens dit artikel, kunnen bevorderen.
4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan de naleving
van bij of krachtens dit artikel gestelde regels, als voorschrift worden verbonden
aan een vergunning, als bedoeld in artikel 5, eerste lid, onder 2°, onderdeel
b.
III
In artikel I wordt na onderdeel D een onderdeel ingevoegd, dat luidt:
E
Aan artikel 27 wordt een lid toegevoegd, dat luidt:
4. Overtreding van het verbod, bedoeld in het derde lid, is een misdrijf.
B
Artikel II komt te luiden:
Artikel II
In artikel 1, onder 3°, van de Wet op de economische delicten wordt
in de zinsnede met betrekking tot de Warenwet na «artikel 21, tweede
lid» ingevoegd: , 27, derde lid.
Toelichting
A
Tijdens het overleg met de Tweede Kamer op 22 juni 2006 is toegezegd
te bezien op welke wijze een leeftijdseis kan worden gesteld voor het tatoeëren
en piercen van jongeren. Dat kan door opneming van een daartoe strekkende
bepaling in de Warenwet. Invoering van het nieuwe artikel 24 in de Warenwet
strekt ertoe dat te effectueren. De bepaling is zodanig ingericht dat er onder
de twaalf jaar, afgezien van het aanbrengen van een piercing in de oorlel,
een absoluut verbod komt op het piercen en tatoeëren van kinderen. Boven
de zestien zijn kinderen vrij te beslissen over het laten aanbrengen van een
tatoeage of piercing. In de leeftijd tussen de twaalf en zestien jaar, mag
een tatoeage of piercing bij een kind slechts worden aangebracht indien de
ouders daarmee instemmen. Zij moeten daarvan blijk geven door hun kind naar
de tatoeage- of piercingshop te vergezellen. Op dat uitgangspunt kan bij algemene
maatregel van bestuur een uitzondering worden gemaakt. Uitgangspunt bij de
invulling van die uitzonderingsgevallen zullen de GGD-richtlijnen zijn. Deze
richtlijnen staan ook bekend als de hygiënerichtlijnen van het Landelijk
Centrum Hygiëne en Veiligheid (LCHV). Het zal daardoor bijvoorbeeld niet
zijn toegestaan een piercing in het geslachtsdeel aan te brengen bij een kind
dat jonger is dan zestien jaar.
Deze wijziging maakt het tevens mogelijk dat bij algemene maatregel van
bestuur zal worden bepaald dat de vergunning van de ondernemer niet alleen
kan worden ingetrokken wanneer hij de hygiëneregels overtreedt,
maar ook wanneer hij in strijd met de leeftijdsbepalingen, zijn diensten aanbiedt
aan jeugdigen.
In de lagere regelgeving zal worden vastgesteld dat de vergunningen voor
een periode van twee jaar worden verleend. Na een periode van twee keer twee
jaar, zal die termijn worden gesteld op drie jaar. De voorgestelde wijziging
leidt er tevens toe dat schending van de leeftijdsregels als beboetbaar feit
wordt opgenomen in het Warenwet besluit bestuurlijke boeten. Dat heeft tot
gevolg dat mineure schendingen, die te licht zijn om met het zware middel
van het intrekken van een vergunning af te doen, toch doeltreffend kunnen
worden afgestraft.
In het overleg van 22 juni 2006 was tevens aan de orde dat bezien
zal worden of de Belgische regelgeving dienstbaar kan zijn voor het Nederlandse
beleid, dat naast het introduceren van een leeftijdsgrens erop gericht is
dat overal hygiënisch zal worden gewerkt en dat het publiek goed wordt
geïnformeerd over de mogelijke gevolgen van het aanbrengen van een tatoeage
of piercing. De kamer zal daar nog dit jaar over geïnformeerd worden.
B
Dit betreft een technische wijziging. Overtreding van artikel 27, derde
lid, Warenwet was abusievelijk in de vijfde categorie van artikel 1 van de
Wet op de economische delicten ingedeeld, welke categorie is gereserveerd
voor enkele specifieke overtredingen van de WED zelf. Overtreding van artikel
27, derde lid, Warenwet wordt nu in de derde rubriek ondergebracht en gekwalificeerd
als misdrijf.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
J. F. Hoogervorst