30 173
Wijziging van de Warenwet teneinde een mogelijkheid op te nemen tot het stellen van hygiënevoorschriften bij het tatoeëren en het piercen en tot het houden van toezicht daarop, de werking van die wet uit te breiden tot eet- en drinkwaren die worden verhandeld op het continentaal plat, alsmede tot strafbaarstelling van artikel 27, derde lid, van die wet op grond van de Wet op de economische delicten

nr. 14
TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 27 juni 2006

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd.

A

Artikel I wordt als volgt gewijzigd:

I

Onderdeel A komt te luiden:

A

In artikel 1, eerste lid, onder g, wordt:

a. na «laatste volzin,» ingevoegd: en derde lid,; en

b. na «22,» ingevoegd: 24,.

II

Na onderdeel C wordt een onderdeel ingevoegd, dat luidt:

Ca

Na artikel 23 wordt een artikel ingevoegd, dat luidt:

Artikel 24

1. Een tatoeage of piercing, anders dan in een oorlel, wordt niet aangebracht bij een persoon die de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt.

2. Het eerste lid is niet van toepassing indien de persoon, bedoeld in het eerste lid, de leeftijd van twaalf jaren heeft bereikt en bij het aanbrengen van de tatoeage of piercing wordt vergezeld van zijn wettige vertegenwoordiger in burgerlijke zaken.

3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld omtrent:

a. gevallen waarbij het tweede lid niet van toepassing is;

b. de wijze waarop personen worden geïnformeerd over de mogelijke gevolgen verbonden aan het aanbrengen van een tatoeage of piercing;

c. het voorhanden zijn en bijhouden van documenten, die de voorlichting over gevolgen, bedoeld in onderdeel b, en het toezicht op de naleving van de regels gesteld bij of krachtens dit artikel, kunnen bevorderen.

4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan de naleving van bij of krachtens dit artikel gestelde regels, als voorschrift worden verbonden aan een vergunning, als bedoeld in artikel 5, eerste lid, onder 2°, onderdeel b.

III

In artikel I wordt na onderdeel D een onderdeel ingevoegd, dat luidt:

E

Aan artikel 27 wordt een lid toegevoegd, dat luidt:

4. Overtreding van het verbod, bedoeld in het derde lid, is een misdrijf.

B

Artikel II komt te luiden:

Artikel II

In artikel 1, onder 3°, van de Wet op de economische delicten wordt in de zinsnede met betrekking tot de Warenwet na «artikel 21, tweede lid» ingevoegd: , 27, derde lid.

Toelichting

A

Tijdens het overleg met de Tweede Kamer op 22 juni 2006 is toegezegd te bezien op welke wijze een leeftijdseis kan worden gesteld voor het tatoeëren en piercen van jongeren. Dat kan door opneming van een daartoe strekkende bepaling in de Warenwet. Invoering van het nieuwe artikel 24 in de Warenwet strekt ertoe dat te effectueren. De bepaling is zodanig ingericht dat er onder de twaalf jaar, afgezien van het aanbrengen van een piercing in de oorlel, een absoluut verbod komt op het piercen en tatoeëren van kinderen. Boven de zestien zijn kinderen vrij te beslissen over het laten aanbrengen van een tatoeage of piercing. In de leeftijd tussen de twaalf en zestien jaar, mag een tatoeage of piercing bij een kind slechts worden aangebracht indien de ouders daarmee instemmen. Zij moeten daarvan blijk geven door hun kind naar de tatoeage- of piercingshop te vergezellen. Op dat uitgangspunt kan bij algemene maatregel van bestuur een uitzondering worden gemaakt. Uitgangspunt bij de invulling van die uitzonderingsgevallen zullen de GGD-richtlijnen zijn. Deze richtlijnen staan ook bekend als de hygiënerichtlijnen van het Landelijk Centrum Hygiëne en Veiligheid (LCHV). Het zal daardoor bijvoorbeeld niet zijn toegestaan een piercing in het geslachtsdeel aan te brengen bij een kind dat jonger is dan zestien jaar.

Deze wijziging maakt het tevens mogelijk dat bij algemene maatregel van bestuur zal worden bepaald dat de vergunning van de ondernemer niet alleen kan worden ingetrokken wanneer hij de hygiëneregels overtreedt, maar ook wanneer hij in strijd met de leeftijdsbepalingen, zijn diensten aanbiedt aan jeugdigen.

In de lagere regelgeving zal worden vastgesteld dat de vergunningen voor een periode van twee jaar worden verleend. Na een periode van twee keer twee jaar, zal die termijn worden gesteld op drie jaar. De voorgestelde wijziging leidt er tevens toe dat schending van de leeftijdsregels als beboetbaar feit wordt opgenomen in het Warenwet besluit bestuurlijke boeten. Dat heeft tot gevolg dat mineure schendingen, die te licht zijn om met het zware middel van het intrekken van een vergunning af te doen, toch doeltreffend kunnen worden afgestraft.

In het overleg van 22 juni 2006 was tevens aan de orde dat bezien zal worden of de Belgische regelgeving dienstbaar kan zijn voor het Nederlandse beleid, dat naast het introduceren van een leeftijdsgrens erop gericht is dat overal hygiënisch zal worden gewerkt en dat het publiek goed wordt geïnformeerd over de mogelijke gevolgen van het aanbrengen van een tatoeage of piercing. De kamer zal daar nog dit jaar over geïnformeerd worden.

B

Dit betreft een technische wijziging. Overtreding van artikel 27, derde lid, Warenwet was abusievelijk in de vijfde categorie van artikel 1 van de Wet op de economische delicten ingedeeld, welke categorie is gereserveerd voor enkele specifieke overtredingen van de WED zelf. Overtreding van artikel 27, derde lid, Warenwet wordt nu in de derde rubriek ondergebracht en gekwalificeerd als misdrijf.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

J. F. Hoogervorst

Naar boven