Besluit van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 6 december 2011, nr. 246957, houdende de openstelling van subsidieaanvragen en de vaststelling van subsidieplafonds (Openstellingsbesluit LNV-subsidies 2012)

De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

Gelet op:

  • de artikelen 2, 4 en 7 van de Kaderwet LNV-subsidies, en

  • de artikelen 1:3, 1:7, 1:8, 1:13, 1:15 en 1:17 van de Regeling LNV-subsidies,

Besluit:

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. Minister:

Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie;

b. regeling:

Regeling LNV-subsidies;

c. verordening (EG) nr. 2200/96:

verordening (EG) nr. 2200/96 van de Raad van 28 oktober 1996 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sectoren groenten en fruit (PbEG L 297);

d. verordening (EG) nr. 73/2009:

verordening (EG) Nr. 73/2009 van de Raad van 19 januari 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening aan landbouwers in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1290/2005, (EG) nr. 247/2006, (EG) nr. 378/2007 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1782/2003 (PbEU L 30).

Artikel 2

  • 1. De subsidies, bedoeld in artikel 1:3, vijfde lid, van de regeling, zijn de subsidies bedoeld in de volgende hoofdstukken en titels van dit besluit:

    • a. hoofdstuk 2;

    • b. hoofdstuk 4.

  • 2. De subsidies, bedoeld in artikel 1:20 van de regeling, zijn de subsidies bedoeld in de volgende titels van hoofdstuk 2 van dit besluit: titel 1 tot en met 5.

HOOFDSTUK 2. CONCURRERENDE LANDBOUW

TITEL 1. BEDRIJFSADVIESDIENSTEN

Artikel 3
  • 1. Aanvragen tot verlening van een subsidie als bedoeld in artikel 2:8, eerste lid, van de regeling kunnen worden ingediend in de periode van 2 april 2012 tot en met 14 mei 2012 door landbouwondernemingen die rechtstreekse betalingen uit hoofde van verordening (EG) nr. 73/2009 ontvangen.

  • 2. Onder beheerseisen en minimumeisen als bedoeld in artikel 2:8, eerste lid, wordt verstaan: beheerseisen en bepalingen inzake goede landbouw- en milieucondities als bedoeld in artikel 3 van de Regeling GLB-inkomenssteun 2006.

  • 3. De aanvragen kunnen uitsluitend betrekking hebben op adviezen als bedoeld in artikel 2:8, eerste lid, onderdelen a tot en met c, van de regeling.

Artikel 4

De subsidie bedraagt 50% van de kosten van een bedrijfsadvies en ten minste € 250.

Artikel 5

Het subsidieplafond bedraagt € 600.000.

Artikel 6

Er worden geen voorschotten verleend.

TITEL 2. KENNISVERSPREIDING (PRAKTIJKNETWERKEN)

Artikel 7
  • 1. Aanvragen tot verlening van een subsidie voor de uitvoering van een project als bedoeld in artikel 2:11, eerste lid, van de regeling kunnen worden ingediend door:

    • a. samenwerkingsverbanden van landbouwondernemingen;

    • b. samenwerkingsverbanden van landbouwondernemingen onderling of met agro-MKB-ondernemingen of kennisinstellingen, met dien verstande dat een samenwerkingsverband uit minimaal acht deelnemers bestaat.

  • 2. De aanvragen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, kunnen uitsluitend worden ingediend voor projecten als bedoeld in artikel 2:11, tweede lid, onderdeel b, van de regeling en hebben een duur van ten hoogste twee jaar.

  • 3. De aanvragen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, kunnen uitsluitend worden ingediend voor projecten als bedoeld in artikel 2:11, tweede lid, onderdeel b, van de regeling en hebben een duur van ten hoogste tweeënhalf jaar.

  • 4. De aanvragen, bedoeld in het eerste en tweede lid, kunnen worden ingediend in de periode van 1 mei 2012 tot en met 31 mei 2012.

Artikel 8
  • 1. De subsidie bedraagt voor aanvragen om subsidie als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, 80% van de subsidiabele kosten en ten hoogste € 40.000.

  • 2. De subsidie bedraagt voor aanvragen om subsidie als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel b, 70% van de subsidiabele kosten, en bedraagt ten minste € 100.000 en ten hoogste € 250.000.

Artikel 9

Het subsidieplafond bedraagt:

  • a. voor aanvragen om subsidie als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, € 1.800.000;

  • b. voor aanvragen om subsidie als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel b, € 3.000.000.

Artikel 10

De door de Minister ingestelde beoordelingscommissie brengt na de beoordeling van de aanvragen, bedoeld in artikel 7, advies uit aan de Minister in de vorm van een rangschikking, waarbij aanvragen hoger zijn gerangschikt naarmate:

  • a. het gekozen thema en de gekozen aanpak van het project inhoudelijk meer vernieuwend zijn;

  • b. het project een meer duurzaam karakter heeft;

  • c. de samenstelling van het samenwerkingsverband beter past bij het project;

  • d. de kennis en ervaring effectiever worden verspreid;

  • e. het project beter aansluit bij de agenda’s van de topsectoren agro & food onderscheidenlijk tuinbouw & uitgangsmaterialen.

Artikel 11

Artikel 1:19, derde lid, van de regeling is van toepassing.

TITEL 3. ONDERZOEK EN ONTWIKKELING (SAMENWERKING BIJ INNOVATIEPROJECTEN)

Artikel 12
  • 1. Aanvragen tot verlening van een subsidie als bedoeld in artikel 2:32, eerste lid, van de regeling kunnen worden ingediend door samenwerkingsverbanden van landbouwondernemingen onderling of met agro-MKB-ondernemingen, met dien verstande dat het innovatieproject past binnen één of meerdere van de nieuwe uitdagingen: klimaatverandering, waterbeheer, hernieuwbare energie en biodiversiteit.

  • 2. De aanvragen, bedoeld in het eerste lid, kunnen worden ingediend in de periode van 1 februari 2012 tot en met 24 februari 2012.

Artikel 13

De door de Minister ingestelde beoordelingscommissie brengt na de beoordeling van de aanvragen, bedoeld in artikel 12, eerste lid, advies uit aan de Minister in de vorm van een rangschikking.

Artikel 14

Per samenwerkingsverband kan slechts een aanvraag worden ingediend.

Artikel 15

De subsidie bedraagt voor aanvragen van subsidie als bedoeld in artikel 12, eerste lid, 35% van de subsidiabele kosten en ten hoogste € 500.000 voor het innovatieproject, met dien verstande dat voor kosten als bedoeld in artikel 2:35, eerste lid, onderdelen c en h, van de regeling de subsidie ten hoogste € 400.000 bedraagt.

Artikel 16

Het subsidieplafond bedraagt voor aanvragen van subsidie als bedoeld in artikel 12, eerste lid, € 8.000.000.

TITEL 4. BEDRIJFSMODERNISERING

§ 1. Marktintroductie energie-innovaties
Artikel 17
  • 1. Aanvragen tot verlening van een subsidie voor een investering in energie-innovaties, niet zijnde aardwarmteprojecten, als bedoeld in bijlage 2, hoofdstuk 2, punt A, onderdeel a, van de regeling kunnen worden ingediend door glastuinbouwondernemingen en samenwerkingsverbanden als bedoeld in bijlage 2, hoofdstuk 2, punt B, van de regeling, met uitzondering van glastuinbouwondernemingen die voor dezelfde energie-innovatie op grond van artikel 2.3.2 van de Subsidieregeling Energie en Innovatie worden gesubsidieerd.

  • 2. De aanvragen kunnen worden ingediend in de periode van 1 februari 2012 tot en met 15 maart 2012.

Artikel 18

De subsidie bedraagt voor aanvragen van subsidie als bedoeld in artikel 17, eerste lid, 40% van de subsidiabele kosten en ten hoogste € 1.500.000.

Artikel 19

Het subsidieplafond voor aanvragen van subsidie als bedoeld in artikel 17, eerste lid, bedraagt € 3.000.000.

Artikel 20
  • 1. Aanvragen tot verlening van een subsidie voor een investering in energie-innovaties als bedoeld in bijlage 2, hoofdstuk 2, punt A, onderdeel b, van de regeling kunnen worden ingediend door glastuinbouwondernemingen en samenwerkingsverbanden als bedoeld in bijlage 2, hoofdstuk 2, punt B, van de regeling, met uitzondering van glastuinbouwondernemingen die voor dezelfde energie-innovatie op grond op grond van artikel 2.3.2 van de Subsidieregeling Energie en Innovatie worden gesubsidieerd.

  • 2. De aanvragen kunnen worden ingediend in de periode van 1 februari 2012 tot en met 15 maart 2012.

Artikel 21

De subsidie bedraagt voor aanvragen van subsidie als bedoeld in artikel 20, eerste lid, 40% van de subsidiabele kosten en ten hoogste € 1.500.000, met dien verstande dat de subsidiabele kosten worden gemaximeerd op € 100/m2 opervlak voor het gesloten en bijbehorende open gedeelte of het totale oppervlak semi-gesloten kas.

Artikel 22

Het subsidieplafond voor aanvragen van subsidie als bedoeld in artikel 20, eerste lid, bedraagt € 2.000.000.

Artikel 23

In afwijking van artikel 17, eerste lid, en artikel 20, eerste lid, kunnen geen aanvragen worden ingediend door glastuinbouwondernemingen of samenwerkingsverbanden daarvan, indien deze ondernemingen lid zijn van een erkende telersvereniging als bedoeld in artikel 11 van Verordening (EG) nr. 2200/96, tenzij wordt aangetoond dat geen steun wordt ontvangen als bedoeld in artikel 15 of 16 van die verordening voor kosten die uit hoofde van bijlage 2, hoofdstuk 2, van de regeling kunnen worden gesubsidieerd.

Artikel 24

Indien subsidie wordt verleend aan een samenwerkingsverband van een of meer glastuinbouwondernemingen en een of meer andere landbouwondernemingen en het aandeel van de met de investering opgewekte energie dat door die landbouwonderneming of -ondernemingen aan de glastuinbouwonderneming of glastuinbouwondernemingen wordt geleverd minder is dan 100% van de energiecapaciteit die met gebruik van de investering kan worden opgewekt, wordt de overeenkomstig artikel 19 vastgestelde subsidie naar rato van dat aandeel verlaagd.

Artikel 25

De door de Minister ingestelde beoordelingscommissie brengt na de beoordeling van de aanvragen, bedoeld in artikel 17, eerste lid, en 20, eerste lid, advies uit aan de Minister in de vorm van een rangschikking, waarbij de aanvragen hoger zijn gerangschikt naarmate de energie-innovatie naar het oordeel van de commissie:

  • a. meer bijdraagt aan klimaatneutrale glastuinbouw door een zo laag mogelijk gebruik van primaire energie en een zo laag mogelijke CO2 -uitstoot;

  • b. meer teelttechnisch en economisch perspectief heeft en meer perspectief biedt voor toepassing door andere ondernemingen, of

  • c. gericht op teelttechnische of economische inpasbare systemen. een hoger niveau van doorontwikkeling vertegenwoordigt

TITEL 5. GARANTSTELLING

Artikel 26

Aanvragen voor garantstellingen als bedoeld in hoofdstuk 2, titel 12, paragraaf 1, van de regeling kunnen worden ingediend in de periode van 3 januari 2012 tot en met 28 december 2012.

Artikel 27

Het subsidieplafond bedraagt:

  • a. € 50.000.000 voor garantstellingen als bedoeld in artikel 2:70, eerste lid, van de regeling;

  • b. € 80.000.000 voor garantstellingen als bedoeld in artikel 2:80, tweede lid, van de regeling.

HOOFDSTUK 3. NATUUR, LANDELIJK ERFGOED EN RECREATIE

TITEL 1. NATIONALE EN GRENSOVERSCHRIJDENDE PARKEN

Artikel 28

Aanvragen tot verlening van een subsidie als bedoeld in artikel 3:34 van de regeling kunnen worden ingediend in de periode van 2 januari 2012 tot en met 31 december 2012.

Artikel 29

Het subsidieplafond bedraagt ten aanzien van aanvragen door:

  • a. de IVN Vereniging voor natuur- en milieueducatie: € 1.478.444,09;

  • b. Stichting Samenwerkingsverband Nationale Parken: € 300.000.

TITEL 2. VERSTERKING NATUUR- EN BOSBEHEER BIJ BOS- EN LANDGOEDEIGENAREN

Artikel 30

Aanvragen tot verlening van een subsidie als bedoeld in artikel 3:51, eerste lid, van de regeling kunnen worden ingediend voor activiteiten als bedoeld in artikel 3:51, tweede lid, sub a, van de regeling in de periode van 2 januari 2012 tot en met 14 februari 2012.

Artikel 31

Het subsidieplafond bedraagt € 150.000.

TITEL 3. BEHOUD ZELDZAME LANDBOUWHUISDIERRASSEN

Artikel 32

Aanvragen tot verlening van een subsidie als bedoeld in artikel 3:61 van de regeling kunnen worden ingediend in de periode van 1 februari 2012 tot en met 24 februari 2012.

Artikel 33

Het subsidieplafond bedraagt € 200.000.

HOOFDSTUK 4. VISSERIJ

TITEL 1. MAATREGELEN VAN GEMEENSCHAPPELIJK BELANG

§ 1. Innovatieprojecten
Artikel 34
  • 1. Aanvragen tot verlening van een subsidie voor innovatieprojecten als bedoeld in artikel 4:15, eerste lid, van de regeling kunnen worden ingediend in de periode van 3 januari 2012 tot en met 31 januari 2012.

  • 2. De subsidie bedraagt 60% van de subsidiabele kosten en ten hoogste € 350.000.

  • 3. Het subsidieplafond bedraagt € 3.000.000.

Artikel 35

Een aanvraag tot voorschotverlening gaat vergezeld van een liquiditeitsoverzicht of een overzicht van betaalde kosten.

Artikel 36

In afwijking van artikel 4:18, eerste lid, van de regeling voert de subsidieontvanger het project waarvoor subsidie is verleend uit voor 1 januari 2016.

Artikel 37

In aanvulling op artikel 1:15, eerste lid van de regeling komen kosten die betaald zijn na 31 december 2015 niet voor subsidie in aanmerking.

§ 2. Collectieve acties
Artikel 38

Aanvragen tot verlening van een subsidie voor de uitvoering van een project als bedoeld in artikel 4:22, eerste lid, van de regeling kunnen worden ingediend in de periode van 3 januari 2012 tot en met 31 januari 2012.

Artikel 39

De subsidie bedraagt:

  • a. 80% van de subsidiabele kosten voor aanvragen als bedoeld in artikel 4:22, tweede lid, onderdelen a en b, van de regeling, met dien verstande dat de subsidie ten hoogste € 350.000 bedraagt;

  • b. 100% van de subsidiabele kosten voor aanvragen als bedoeld in artikel 4:22, tweede lid, onderdeel c, van de regeling, met dien verstande dat de subsidie ten hoogste € 350.000 bedraagt.

Artikel 40

Het subsidieplafond bedraagt € 3.000.000.

Artikel 41

Een aanvraag tot voorschotverlening gaat vergezeld van een liquiditeitsoverzicht of een overzicht van betaalde kosten.

Artikel 42

In afwijking van artikel 4:24, eerste lid, van de regeling voert de subsidieontvanger het project waarvoor subsidie is verleend uit voor 1 januari 2016.

Artikel 43

In aanvulling op artikel 1:15, eerste lid van de regeling komen kosten die betaald zijn na 31 december 2015 niet voor subsidie in aanmerking.

TITEL 2. INVESTERINGEN IN AQUACULTUUR

Artikel 44
  • 1. Aanvragen tot verlening van een subsidie als bedoeld in artikel 4:40 van de regeling kunnen worden ingediend in de periode van 3 september 2012 tot en met 28 september 2012.

  • 2. Het subsidieplafond bedraagt € 1.800.000.

Artikel 45

Een aanvraag tot voorschotverlening gaat vergezeld van een overzicht van betaalde kosten.

Artikel 46

In afwijking van artikel 4:43, eerste lid, van de regeling voert de subsidieontvanger het project waarvoor subsidie is verleend uit voor 1 januari 2016.

Artikel 47

In aanvulling op artikel 1:15, eerste lid van de regeling komen kosten die betaald zijn na 31 december 2015 niet voor subsidie in aanmerking.

TITEL 3. GARANTSTELLING VISSERIJ

Artikel 48
  • 1. Aanvragen tot verstrekking van een garantstelling als bedoeld in artikel 4:53 van de regeling kunnen worden ingediend in de periode van 1 januari 2012 tot en met 20 juli 2012.

  • 2. Het maximumbedrag, bedoeld in artikel 4:57, eerste lid, van de regeling, wordt voor 2012 vastgesteld op € 8.000.000.

HOOFDSTUK 5. OVERIGE BEPALINGEN EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 49

De volgende subsidieplafonds worden, voor zover van toepassing, naar rato verhoogd:

  • a. de subsidieplafonds, bedoeld in artikel 9, onderdeel a en onderdeel b, met het bedrag overgebleven door het niet bereiken van een van deze subsidieplafonds.

  • b. de subsidieplafonds, bedoeld in de artikelen 19 en 22 met het bedrag overgebleven door het niet bereiken van een van deze subsidieplafonds.

Artikel 50

  • 1. Als beoordelingscommissie bedoeld in de artikelen 10, 13 en 25 wordt ingesteld de beoordelingscommissie concurrerende landbouw.

  • 2. De beoordelingscommissie, bedoeld in het eerste lid, bestaat uit de heer drs. J.P.J. Lokker en de heer ir. J.T.G.M. Koolen.

Artikel 51

Het Openstellingsbesluit LNV-subsidies 2011 wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 49o, van het Openstellingsbesluit LNV-subsidies 2011, wordt ‘€ 8.000.000’ vervangen door: € 15.000.000.

B

In artikel 79b, eerste lid, van het Openstellingsbesluit LNV-subsidies 2011, wordt ‘1 februari 2012’ vervangen door: 1 mei 2012.

C

In artikel 80bb van het Openstellingsbesluit LNV-subsidies 2011 wordt ‘5 december 2011’ vervangen door: 19 december 2011.

Artikel 52

De Regeling LNV-subsidies wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 4:39a, tweede lid, onderdeel c, wordt ‘31 december 2011’ vervangen door: 1 april 2012.

B

In artikel 4:70 vervalt het derde lid.

C

Artikel 4:71 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het tweede lid, wordt ‘oktober en november’ telkens vervangen door: september, oktober en november.

2. Het derde lid vervalt.

D

Onder vervanging van een punt door een puntkomma aan het slot van bijlage 2, hoofdstuk 2, punt A, eerste onderdeel d, betreffende de investeringen die uitsluitend in aanmerking komen voor subsidie, worden de volgende onderdelen toegevoegd, luidende:

  • e. de opwekkingscapaciteit niet groter is dan de gecombineerde hoeveelheid thermische energie en elektriciteit die de landbouwonderneming of het samenwerkingsverband, bedoeld in punt B van dit hoofdstuk, inclusief het landbouwersgezin, jaarlijks gemiddeld verbruiken;

  • f. voor zover het investeringen in de opwekking van biobrandstoffen, bedoeld in Richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en houdende wijziging en intrekking van Richtlijn 2001/77/EG en Richtlijn 2003/30/EG, de opwekkingscapaciteit van de voorzieningen voor de opwekking van hernieuwbare energie niet groter is dan overeenkomt met de hoeveelheid brandstof die de landbouwonderneming of het samenwerkingsverband, bedoeld in punt B van dit hoofdstuk jaarlijks gemiddeld voor transportdoeleinden verbruikt.

Artikel 53

  • 1. Het Openstellingsbesluit LNV-subsidies 2011 wordt ingetrokken.

  • 2. De verlening en vaststelling van een subsidie die is aangevraagd onder het Openstellingsbesluit LNV-subsidies 2011 wordt afgehandeld op grond van het recht zoals dat gold voorafgaand aan de intrekking van dat besluit.

Artikel 54

  • 1. Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2012.

  • 2. In afwijking van het eerste lid, treedt artikel 51, onderdelen A en B, in werking met ingang van de eerste dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

  • 3. In afwijking van het eerste lid treedt artikel 51, onderdeel C, in werking met ingang van de eerste dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 5 december 2011.

  • 4. In afwijking van het eerste lid treedt artikel 52, onderdelen B en C, in werking met ingang van de eerste dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 7 november 2011.

Artikel 55

Dit besluit wordt aangehaald als: Openstellingsbesluit LNV-subsidies 2012.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

H. Bleker.

BIJLAGE 1 REKENMODEL ALS BEDOELD IN BIJLAGE 2, HOOFDSTUK 2, PUNT A, ONDERDEEL B, VAN DE REGELING. MARKTINTRODUCTIE ENERGIE-INNOVATIES: BEPERKING VAN CO2-EMMISSIE DOOR TOEPASSING VAN EEN SEMI-GESLOTEN KAS

Bedrijfsnaam:

Eigenaar/indiener:

Bedrijfsadres:

Postcode/plaats:

Bedrijfswebsite:

Correspondentieadres:

Postcode/plaats:

Telefoonnummer:

E-mailadres:

Aanvraagnummer:

De berekeningen zijn gemaakt op grond van de door de aanvrager ingevulde karakteristieken met betrekking tot het verwarmings- en koelingsysteem, de installaties die in kas en ketelhuis worden voorzien en het door de tuinder gewenste kasklimaat.

Als rekenmodel wordt gebruik gemaakt van programmatuur die in het kader van het project Synergie is ontwikkeld ten behoeve van de technische, energetische en economische beoordeling van gesloten kasconcepten. Dit rekenmodel is gebouwd en wordt onderhouden door de Business Unit Glas van Wageningen UR.

Het model rekent op uurbasis de warmte- en koudebehoefte van de door de aanvrager beschreven kasconfiguratie in een gemiddeld Nederlands jaar. Vanuit deze gegevens wordt voor elk uur uitgerekend welke gas-, elektriciteits-, CO2-behoefte en laagwaardig warmtegebruik of -overschot voor deze kas verwacht mag worden.

Deze berekening wordt gemaakt voor de geconditioneerde kas en voor een relevante referentie.

De vergelijking van de berekende CO2-emissie voor het hierbij ingediende geconditioneerde kasconcept met de referentie leidt tot de conclusie dat de verwachte CO2-emissiereductie bedraagt.

Deel 1. Kasklimaatwensen en kasuitrusting

In de tuinbouw staat de klimatiseringsinstallatie ten dienste van het gewas om een zo gunstig mogelijk kasklimaat te realiseren. Er blijft evenwel, zelfs in geconditioneerde kassen, altijd een spanningsveld tussen het klimaat waarbij het gewas het beste zou groeien en de kosten de gepaard gaan met het realiseren van dat klimaat. Zo wordt in de gangbare tuinbouw weliswaar bij hoge instraling een hoge CO2-concentratie gewenst, maar de dosering wordt toch begrensd om de CO2-gift in overeenstemming te houden met de hoeveelheid warmte die bij de productie van rookgassen vrijkomt. Ook wordt geaccepteerd dat, omwille van een gunstig gascontract, op heel koude dagen de gewenste etmaaltemperatuur niet gerealiseerd wordt. Het model houdt met al deze zaken rekening (middels de begrenzingen van het klimatiseringssysteem (zie deel 2).

De kasklimaatinstellingen die in dit deel moeten worden ingevuld moeten dan ook worden opgevat op dezelfde manier als waarop de instellingen van de kasklimaatcomputer worden gebruikt.

Er staan twee kolommen met invoergegevens en indien de geconditioneerde kas niet de gehele unit beslaat maar slechts een fractie dan komt er nog een derde kolom die aangeeft hoe het klimaat in het niet-geconditioneerde deel gewenst wordt.

In de eerste kolom staan de instellingen die voor de geconditioneerde kas gaan gelden.

De tweede kolom wordt gebruikt om de referentiesituatie te beschrijven. Veel getallen zullen gelijk zijn, maar wellicht wordt in de geconditioneerde kas de temperatuur waarboven gekoeld wordt wat hoger gekozen dan u in de referentie zou hebben gedaan. Ook het gebruik van minimumbuis zal in de geconditioneerde kas vaak minder zijn.

De derde kolom verschijnt in afhankelijkheid van de gesloten kasfractie. De teelt-instellingen in de derde kolom zullen veel gelijkenis vertonen met de instellingen van de tweede kolom.

Elk veld heeft een uitleg, die naar voren komt als de muis erop wordt gelegd. Achterin dit document staan alle toelichtingen bij elkaar geplaatst.

 

Omschrijving

Eenheid

Geconditioneerde afdeling

Referentie

Niet geconditioneerd deel

1

Gesloten kas fractie

%

50

n.v.t.

50

2

Gewas (kies: groente, potplant of snijbloem)

 

groente

groente

groente

3

Kasdek (kies: enkelglas, dubbel of triple)

 

enkelglas

enkelglas

enkelglas

4

Stooktemperatuur dag

°C

18

18

18

5

Stooktemperatuur nacht

°C

17

17

17

6

Koel- of ventilatietemperatuur

°C

27

27

27

7

Pband ventilatie/koeling

°C

2

2

2

8

Maximale ventilatie met buitenlucht

m3/(m2 hr)

0

n.v.t.

n.v.t.

9

Toegestane RV in de kas

%

85

85

85

10

Deksproeiers (kies ja of nee)

 

nee

nee

nee

11

Minimumbuistemperatuur

°C

40

40

40

12

VO van het minimumbuisnet

m2 buis/m2

0,2

0,2

0,2

13

Streefwaarde CO2

ppm

900

900

900

14

Maximale doseercapaciteit

kg/(ha hr)

120

180

180

15

Stralingscrit. voor schaduwscherm

W/m2

1000

1000

1000

16

Schaduwfactor schaduwscherm

%

30

30

30

17

Buitentemp sluiten energiescherm

°C

12

12

12

18

Besparingspercentage v.h. scherm

%

45

45

45

19

Belichtingsintensiteit

Wel/m2

0

0

0

20

Belichtingsschema (kies schema 1, 2 of 3)

 

2

2

2

Belichtingsschema’s

Op deze pagina treft u drie belichtingsschema’s die u kunt gebruiken om de door u gebruikte wijze van belichting vast te leggen. U kunt voor verschillende kasafdelingen verschillende schema’s gebruiken (dus voor de geconditioneerde kasafdeling een ander schema dan voor de referentie of voor de niet-geconditioneerde delen van het nieuw te bouwen of te vernieuwen kascomplex), maar u kunt ook voor alle afdelingen hetzelfde schema gebruiken.

De drie getoonde schema’s zijn voorzien van default instellingen. U kunt ze evenwel naar eigen inzicht aanpassen.

[Schema 1] Dit schema wordt gebruikt als u in deel 1 van het formulier belichtingsschema 1 kiest

1

DagnrStartBel

280

 

(→ dit is 6 oktober)

2

DagnrStopBel

80

 

(→ dit is 20 maart en betekent 165 dg belichting)

3

IglobBelUit

150

W/m2 globale straling buiten de kas

4

SavondsUit

20

uur

(belichting is 2 uur uit)

5

SavondsAan

22

uur

 

[Schema 2] Dit schema wordt gebruikt als u in deel 1 van het formulier belichtingsschema 2 kiest

1

DagnrStartBel

260

 

(→ dit is 16 september)

2

DagnrStopBel

91

 

(→dit is 31 maart en betekent 196 dg belichting)

3

IglobBelUit

150

W/m2 globale straling buiten de kas

4

SavondsUit

22

uur

(belichting is 4 uur uit)

5

SavondsAan

2

uur

 

[Schema 3] Dit schema wordt gebruikt als u in deel 1 van het formulier belichtingsschema 3 kiest

1

DagnrStartBel

330

 

(→ dit is 25 november)

2

DagnrStopBel

300

 

(→ dit is 26 oktober en betekent 335 dg belichting)

3

IglobBelUit

150

W/m2 globale straling buiten de kas

4

SavondsUit

20

uur

(belichting is 4 uur uit)

5

SavondsAan

24

uur

 

Deel 2. Ketelhuis

Met de installatie van een semi-gesloten kas zal een nieuw ketelhuis worden neergezet of het bestaande ketelhuis worden gerenoveerd. Er zal waarschijnlijk een warmtepomp, een aquifer en een etmaalbuffer voor laagwaardige warmte/kou worden geplaatst en er wordt waarschijnlijk een WK geplaatst. Ook is het denkbaar dat de nieuwe of vernieuwde kas wordt voorzien van additionele CO2-voorziening in de vorm van zuivere- of OCAP-CO2.

In dit deel kunt u de eigenschappen van het nieuwe ketelhuis vastleggen.

Indien het ontwerp om een systeem gaat waarbij de semi-gesloten kas een fractie is van het totale kasoppervlak dat door het nieuw (ingerichte) ketelhuis wordt verwarmd, dan gaat het rekenprogramma er van uit dat de in de zomer verzamelde warmte in de winter zowel op het geconditioneerde deel als op het niet geconditioneerde deel wordt gebruikt (zoals bijvoorbeeld bij Themato).

Als u in het vorige deel hebt aangegeven dat de geconditioneerde kasfractie 100% is, dan betekent dit dat de nieuwe of vernieuwde ketelhuisconfiguratie die hier in deel 2 wordt beschreven uitsluitend wordt ingezet voor (de) geconditioneerde afdeling(en).

Teneinde de gerealiseerde CO2-emissiebeperking te kunnen berekenen dient u ook het referentie-ketelhuis te beschrijven.

Nieuw of vernieuwd ketelhuis

     

1

Kasoppervlak

1

ha

   
 

Geconditioneerd oppervlak

0,5

ha

Niet geconditioneerd opp. 0,5 ha

2

Buffercapaciteit

200

m3

200

m3/ha

3

Thermisch warmtepompvermogen

700

kW th

700

kW/ha

4

Efficientie v.d. warmtepomp

45

%

   

5

Capaciteit aquifer

200

m3/uur

400

m3/ha gecond. kas per uur

6

Temp verlies scheidingswisselaar

1

°C

   

7

Bufferinhoud koudebuffer

1500

m3

3000

m3/ha gecond. kas

8

Koude bron laden op

8

°C

   

9

WK-vermogen

60

kW el.

60

kW/ha

10

elektrisch WK-rendement

42

%

   

11

thermisch WK-rendement

55

%

   

12

WK inzetten tijdens piek-uren (ja/nee)

ja

     

13

Zomerse WK-warmte oversch. in aquif.

nee

     

Referentie ketelhuis

       

14

Kasoppervlak

1

ha

   

15

Buffercapaciteit

100

m3

100

m3/ha

16

WK-vermogen

0

kW el.

0

kW/ha

17

elektrisch WK-rendement

42

%

   

18

thermisch WK-rendement

55

%

   

19

WK inzetten tijdens piek-uren (ja/nee)

nee

     

Deel 3. Koel- en verwarmkarakteristieken

In de geconditioneerde kasafdeling zijn luchtbehandelingunits geplaatst. Tijdens gebruik van deze units leveren ze een bepaalde koelcapaciteit. Deze is vooral afhankelijk van het temperatuurverschil tussen ingaand water en ingaande lucht en van de hoeveelheid lucht die er doorheen wordt geblazen.

Daarnaast speelt ook de luchtvochtigheid een rol. (Deze kan worden verhoogd door gebruik te maken van een fogging installatie (afhankelijk van de instelling in deel 1)).

Bij het gebruik van de installatie koelsysteem wordt er elektriciteit gebruikt. Vooral voor het circuleren van de lucht, maar ook voor het verpompen van water.

Het elektriciteitsverbruik per eenheid koelvermogen, maar ook het waterdebiet en de opwarming van het water is door dit alles sterk afhankelijk van de gekozen luchtbehandelingunits, het aantal dat daarvan gebruikt wordt en de kasklimaatcondities waaronder gekoeld wordt.

Het is niet waarschijnlijk dat de luchtbehandelingskast-leverancier de prestatie van de koelunit onder al die variabele omstandigheden voorhanden heeft. Laat staan dat die dan ook nog gedocumenteerd zouden zijn.

Omdat de kwaliteit van de koelunits echter een duidelijke invloed heeft op het energiebesparingresultaat van semi-gesloten kassen is het noodzakelijk om toch over zo'n prestatie karakterisering te beschikken.

In dit deel wordt vanuit een bench-mark punt (dat bij voorkeur zo dicht mogelijk ligt bij de werkingscondities die representatief zijn voor het gebruik in uw situatie) een karakterisering van het koelsysteem gemaakt die toegesneden is op uw kasklimaatwensen en die het deellastgedrag in beeld brengt. Er worden grafieken gemaakt van het elektriciteitsverbruik als functie van het koelvermogen, het waterdebiet door de koelers en de temperatuur waarmee het water uit de koelers zal komen. Tevens wordt op grond van de koeleigenschappen een karakterisering gemaakt voor het gedrag van deze units bij gebruik voor verwarming.

Koelen

         

Lege Velden

Hiernaast ziet u een invulveld waarin u specificaties van de gebruikte koelunits kunt aangeven. Vanuit deze specificaties maakt het programma relaties voor het elektriciteitsverbruik tijdens het koelen. Hierbij zijn vanuit de benchmark gegevens, rekening houdend met de achterliggende fysische processen (convectie en condensatie), extrapolaties gemaakt.

 

Benchmark punten v.d. Koelunit

     

0

 

1

Koelvermogen[kW]

20

kW

 

0

 

2

Watertemp in [°C]

12

°C

17

0

 

3

Watertemp uit [°C]

22

°C

0

0

 

4

Luchttemperatuur in [°C]

26

°C

21

0

 

5

Luchttemperatuur uit [°C]

16

°C

0

0

 

6

Koelvermogen geldt bij een RV van

85

%

 

0

 

7

Maximaal luchtdebiet [m3/uur]

2000

m3/uur

 

0

 

8

Electr.gebr.vent bij max luchtdeb.

0,3

kW

 

0

 

9

Waterzijdige drukval

1,2

bar

 

0

Vanuit de benchmark punten kan worden berekend dat de ontvochtigingscapaciteit 19,6 liter/uur is.

Dit betekent een latente warmteafvoer van 13,3 kW. De voelbare warmteoverdracht is dus 6,67 kW.

Er worden (vraag 10) 60 van deze units op de gekoelde afdeling van 0,5 ha geplaatst ( 83 m2 per unit).

De voelbare warmteoverdrachtscoëfficiënt blijkt 1,67 kW per °C verschil tussen gemiddelde water- en luchttemperatuur.

Verwarmen

Het programma gaat ervan uit dat de luchtbehandelingkasten ook voor verwarmen worden gebruikt.

Op grond van de warmte-overdrachtgegevens in de koelmodus wordt voor de verwarming verondersteld dat de units 0,045 W ventilatorenergie gebruiken per overgedragen W verwarmingsvermogen.

Dit komt neer op een COP-verwarming van 22,2 (dit is exclusief het verbruik van de warmtepomp).

De combinatie van benchmark-punten en kasklimaat in de geconditioneerde afdeling levert de volgende karakteristieken van de koeler:

Hieruit worden de onderstaande tabellen afgeleid waarmee het simulatiemodel zal rekenen.

Elektriciteitsverbruik ventilator

Approach temperatuur als functie van koelvermogen

belasting

Elekverbruik [W/m2]

koelverm

Approachtemperatuur

-1,00

0,00

0,00

0,20

0,10

1,36

32,57

2,42

0,15

1,67

48,86

3,06

0,20

1,92

65,14

3,52

0,25

2,15

81,43

3,87

0,30

2,36

97,71

4,14

0,35

2,55

114,00

4,36

0,40

2,72

130,29

4,53

0,45

2,89

146,57

4,67

0,50

3,04

162,86

4,77

0,55

3,19

179,14

4,85

0,60

3,33

195,43

4,91

0,65

3,47

211,71

4,95

0,70

3,60

228,00

4,97

0,75

3,60

244,29

4,98

0,80

3,60

260,57

4,98

0,85

3,60

276,86

4,96

0,90

3,60

293,14

4,93

0,95

3,60

309,43

4,90

1,00

3,60

325,71

4,85

100,00

3,60

800,00

19,90

Gemiddeld is het uittredend 4,46 °C lager dan de intredende lucht. Voor de pompen wordt met een drukval van 0,69667 bar/(m3/uur) gewerkt.

Deel 4. Overzicht van de resultaten

Hier ziet u de resultaten m.b.t. de teelt en de resultaten qua energieverbruik en CO2-emissie.

Resultaten teelt

Omschrijving

Eenheid

Nieuwe situatie

Referentie- situatie

Gem. teelttemperatuur winterperiode

°C

17,9

17,8

Gem. teelttemperatuur zomerperiode

°C

0,0

0,0

Gem. CO2 concentratie zomerperiode

ppm

677

405

Jaarlijkse CO2-gift

kg/m2

25

37

Jaarlijks aantal energieschermuren

uur

2291

2291

Jaarlijks aantal schaduwschermuren

uur

0

0

Jaarlijks aantal belichtingsuren

uur

0

0

Resultaten warmte, koude en elektra

     

Jaarlijkse warmtevraag

MJ/m2

1486

1542

Jaarlijkse laagwaardige warmte naar Aquifer

MJ/m2

372

n.v.t.

Gemiddelde temperatuur naar warme bron

°C

22,3

 

Jaarlijkse laagwaardige warmte uit Aquifer

MJ/m2

361

n.v.t.

Hoogwaardig warmte-overschot

MJ/m2

0

0

Elektriciteit voor belichting

kWh/m2

0

0

Electriciteit voor koeling en verwarming

kWh/m2

12

n.v.t.

Elektriciteitsgebruik Warmtepomp

kWh/m2

45

n.v.t.

Effectieve COP Warmtepomp

-

2,9

n.v.t.

Resultaten gas en elektra

     

Gasinkoop

m3/m2

35

49

Elektra inkoop

kWh/m2

27

1

Elektra verkoop

kWh/m2

12

0

Netto elektra inkoop

kWh/m2

15

1

Resultaten CO2-emissie

     

CO2-emissie Ketel

kg/m2

42

87

CO2-emissie WKK voor eigen gebruik

kg/m2

14

0

CO2-emissie WKK voor netlevering

kg/m2

6

0

       
 

kg/m2

62

87

Conclusie CO2 emissiebeperking

   

29%

TOELICHTING

§ 1. Inleiding

De Regeling LNV-subsidies (hierna: de Regeling) biedt het integrale kader voor subsidies die kunnen worden verleend door de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie ten aanzien van het beleid ter zake van de landbouw, de bosbouw, de natuur, het landschap, de visserij en de openluchtrecreatie (artikel 2 kaderwet LNV-subsidies). Op grond van artikel 1:3 van de Regeling kunnen de subsidies echter uitsluitend worden verstrekt indien de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie de mogelijkheid tot het doen van een aanvraag tot subsidieverlening heeft opengesteld door vaststelling van een subsidieplafond en een periode voor indiening van de aanvraag. Het onderhavige Openstellingsbesluit LNV-subsidies 2012 (hierna: Openstellingsbesluit) strekt tot deze openstelling voor subsidieaanvragen in 2012 voor de onderstaande onderdelen (modules) van de Regeling.

Van hoofdstuk 2 (Concurrerende landbouw) van de Regeling zijn opengesteld:

Titel 1: Bedrijfsadviesdiensten;

Titel 2: Kennisverspreiding (onderdeel praktijknetwerken);

Titel 3: Onderzoek en ontwikkeling (onderdeel samenwerking bij innovatieprojecten - nieuwe uitdagingen);

Titel 4: Bedrijfsmodernisering (onderdeel marktintroductie energie-innovaties);

Titel 5: Garantstellingen.

Van hoofdstuk 3 (Natuur, landelijk erfgoed en recreatie) van de Regeling zijn opengesteld:

Titel 1: Nationale en grensoverschrijdende parken;

Titel 2: Versterking natuur- en bosbeheer bij bos- en landgoedeigenaren;

Titel 3: Behoud zeldzame landbouwhuisdierrassen.

Van hoofdstuk 4 (Visserij) van de Regeling zijn opengesteld:

Titel 1: Maatregelen van gemeenschappelijk belang (onderdelen innovatieprojecten en collectieve acties);

Titel 2: Investeringen in aquacultuur;

Titel 3: Garantstelling visserij.

In het Openstellingsbesluit zijn, op grond van artikel 1:3 van de Regeling, ten aanzien van de hiervoor genoemde onderdelen de mogelijkheden tot het doen van een subsidieaanvraag nader ingeperkt tot bepaalde activiteiten en categorieën van aanvragers. Ook zijn in het Openstellingsbesluit nadere voorschriften gesteld over voorschotverlening, voor subsidie in aanmerking komende kosten, subsidiebedragen en subsidiepercentages.

Ingevolge artikel 1:20 van de Regeling worden subsidies waarmee uitvoering wordt gegeven aan het Nederlandse programma voor plattelandsontwikkeling 2007-2013 aangewezen in het Openstelllingsbesluit; artikel 2 van het Openstellingsbesluit strekt daartoe. Deze subsidies betreffen de volgende -in het kader van dit besluit opengestelde- onderdelen van de modules:

  • bedrijfsadviesdiensten;

  • praktijknetwerken;

  • samenwerking bij innovatieprojecten;

  • bedrijfsmodernisering (onderdeel marktintroductie energie-innovaties).

Op deze subsidies zijn de bijzondere bepalingen in artikel 1:20 van de Regeling neergelegde voorschriften, die voortvloeien uit Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO), van toepassing.

Ingevolge artikel 2 van het Openstellingsbesluit zijn overeenkomstig artikel 1:3, vijfde lid, van de Regeling tevens de Europese subsidies aangegeven. Op deze subsidies zijn bepaalde algemene bepalingen van de Regeling van toepassing, zoals die zijn neergelegd in hoofdstuk 1.

Het Openstellingsbesluit heeft met name betrekking op modules die in de eerste helft van 2012 worden opengesteld. De volgende modules van hoofdstuk 2 van de Regeling zijn thans, vanwege een budgettaire heroverweging, nog niet in het Openstellingsbesluit opgenomen:

  • demonstratieprojecten;

  • Onderzoek en ontwikkeling (onderdeel samenwerking bij innovatieprojecten - sectorale innovatieagenda’s);

  • Bedrijfsmodernisering (tweede openstelling van het onderdeel marktintroductie energie-innovaties);

  • jonge landbouwers.

De openstelling van deze modules is thans gepland na het eerste kwartaal van 2012. Dit geldt ook voor andere modules, zoals het onderdeel investeringsregeling energiebesparing (IRE) van de module Bedrijfsmodernisering.

De modules worden opengesteld door middel van een wijziging van het Openstellingsbesluit. Alsdan is ook het beschikbare budget bekend. De wijziging van het Openstellingsbesluit zal tijdig gepubliceerd worden.

§ 2. Toelichting bij openstellingen van hoofdstuk 2 van de Regeling

In deze paragraaf worden de diverse openstellingen voor subsidieaanvragen in 2012 nader toegelicht.

§ 2.1 Bedrijfsadviesdiensten (artikelen 3 tot en met 6 van het Openstellingsbesluit; artikel 2:8 van de Regeling)

Ingevolge artikel 3 van het Openstellingsbesluit kunnen aanvragen voor subsidieverlening worden ingediend door landbouwondernemingen voor adviezen opgemaakt door bedrijfsadviesdiensten. Deze adviezen dienen betrekking te hebben op de wijze waarop de onderneming kan worden ontwikkeld of voortgezet. Ingevolge artikel 2:8 van de Regeling, dienen de adviezen in ieder geval betrekking te hebben op de beheerseisen en bepalingen inzake goede landbouw- en milieucondities als bedoeld in artikel 3 van de Regeling GLB-inkomenssteun 2006 (cross compliance) en de communautaire arbeidsveiligheidsstandaard.

§ 2.2 Praktijknetwerken (artikelen 7 tot en met 11 van het Openstellingsbesluit; artikel 2:11 van de Regeling)

De subsidiemodule praktijknetwerken is gericht op onderlinge uitwisseling van kennis en ervaring tussen ondernemers. Ingevolge artikel 7 van het Openstellingsbesluit kunnen aanvragen voor subsidieverlening worden ingediend door kleinschalige netwerken (netwerken met minimaal twee deelnemers) en grootschalige netwerken (netwerken met minimaal acht deelnemers). De netwerken richten zich op projecten die betrekking hebben op het verkrijgen of vergroten van kennis van innovaties op het gebied van klimaatverandering, hernieuwbare energie, kwantitatief en kwalitatief waterbeheer (grond- en oppervlaktewater) en biodiversiteit. In artikel 14 van het Openstellingsbesluit zijn nadere criteria opgesteld waaraan de aanvragen in het kader van de rangschikking worden getoetst. Ten opzichte van de openstelling in 2011, is een nieuwe eis aan de rangschikking toegevoegd. De aanvragen worden hoger gerangschikt naarmate zij beter aansluiten bij de agenda’s van de topsectoren agro & food onderscheidenlijk tuinbouw & uitgangsmaterialen. Deze agenda’s zijn te vinden op: www.topsectoren.nl.

§ 2.3 Samenwerking bij innovatieprojecten (artikelen 12 tot en met 16 van het Openstellingsbesluit; artikel 2:32 van de Regeling)

Ingevolge artikel 12 van het Openstellingsbesluit kunnen aanvragen voor subsidieverlening worden ingediend ter dekking van de voor de samenwerking gemaakte kosten voor de uitvoering van innovatieprojecten. Alleen samenwerkingsprojecten die verdergaande verduurzaming van de land- en tuinbouw in het kader van de nieuwe uitdagingen: “klimaatverandering, waterbeheer, hernieuwbare energie en biodiversiteit” ondersteunen komen voor subsidie in aanmerking. Innovatie kan namelijk bijdragen tot de ontwikkeling van nieuwe technologieën, producten en procédés en kan op deze wijze de inspanningen ondersteunen om de nieuwe uitdagingen aan te pakken.

Op grond van artikel 2:33 van de Regeling is bepaald dat subsidieaanvragen hoger worden gerangschikt naarmate het project waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft onder andere een meer innovatief of meer duurzaam karakter heeft.

§ 2.4 Energietransitiebeleid: MEI (artikelen 17 tot en met 25 van het Openstellingsbesluit; bijlage 2, hoofdstuk 2, van de Regeling))

De glastuinbouw heeft in het kader van het energietransitiebeleid de ambitie in 2020 te produceren in energieneutrale glasopstanden. Het is noodzakelijk dat de omslag naar duurzame energievoorziening voor deze sector versneld plaatsvindt. Bovendien wordt daarmee de CO2-uitstoot verminderd. In het kader van het programma Kas als Energiebron zijn daarvoor stimuleringsmaatregelen ontwikkeld: de marktintroductie voor energie-innovaties (hierna: MEI). Op grond van het onderdeel ‘bedrijfsmodernisering’ van de Regeling wordt uitvoering gegeven aan de MEI.

Doel van de MEI is het stimuleren en versnellen van de vroege marktintroductie van energiesystemen door glastuinbouwondernemingen. Ingevolge de artikelen 17 en 20 van het Openstellingsbesluit kunnen aanvragen voor subsidieverlening worden ingediend voor in bijlage 2, hoofdstuk 2, van de Regeling genoemde investeringen op het terrein van de MEI. De aanvragen als bedoeld in artikel 17 van het Openstellingsbesluit hebben betrekking op investeringen in energiesystemen die tot ten minste 25% reductie leiden van CO2-emissie en 15% energiebesparing op nationaal niveau uit glasopstanden van glastuinbouwondernemingen.

In tegenstelling tot eerdere openstellingen worden aardwarmteprojecten uitgesloten van subsidie, omdat die projecten in 2012 vallen onder de zogeheten SDE+ (subsidie krachtens het Besluit stimulering duurzame energieproductie). Tuinders die willen investeren in aardwarmte kunnen daarom een aanvraag om subsidie doen in het kader van de SDE+. Voor de gewijzigde SDE+ is een steunmelding gedaan. De openstelling van de SDE+ is derhalve onder voorbehoud van Europese goedkeuring. Overigens heeft de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie de Tweede Kamer bij brief van 3 november jl. geïnformeerd over de openstelling SDE+ in het jaar 2012.

De in artikel 20 van het Openstellingsbesluit bedoelde aanvragen hebben betrekking op investeringen in semi-gesloten kassystemen en dienen tevens te leiden tot ten minste 25% reductie van de CO2 uitstoot en 15% primaire energiebesparing op nationaal niveau. Ook investeringen in het nieuwe telen vallen hieronder. Zoals uit bijlage 2, hoofdstuk 2, van de Regeling voortvloeit, komen uitsluitend energiesystemen voor subsidie in aanmerking die in de beginfase van de marktintroductie verkeren. Met deze introductie van nieuwe energiesystemen wordt beoogd dat deze systemen - ook na verdere doorontwikkeling - op grote schaal in de glastuinbouw toegepast gaan worden.

De aanvragen kunnen worden ingediend door glastuinbouwondernemingen, samenwerkingsverbanden van twee of meer glastuinbouwondernemingen of samenwerkingsverbanden van een of meer glastuinbouwondernemingen en een of meer andere landbouwondernemingen. Glastuinbouwondernemingen die voor dezelfde energie-innovatie subsidie ontvangen op grond van het hoofdstuk EOS-demonstratieprojecten van de Subsidieregeling energie en innovatie kunnen geen aanvragen indienen. In artikel 25 van het Openstellingsbesluit zijn nadere criteria opgenomen waaraan de beoordelingscommissie de aanvragen in het kader van de rangschikking zal toetsen.

§ 2.5 Garantstelling (artikelen 26 en 27 van het Openstellingsbesluit; artikel 2:70 van de Regeling)

De module Garantstelling van de Regeling voorziet in de mogelijkheid om subsidie te verstrekken in de vorm van een garantstelling voor de terugbetaling van een lening. Onder andere is het onder de garantie-‘plus’-faciliteit mogelijk garanties te verstrekken tot een maximum van € 2.500.000 voor bepaalde duurzame investeringen. De module staat in 2012 het hele jaar open voor aanvragen.

§ 3. Toelichting bij openstellingen van hoofdstuk 3 van de Regeling

Van Hoofdstuk 3 van de Regeling worden de modules ‘Nationale en grensoverschrijdende parken’ (artikelen 28 en 29), ‘versterking natuur- en bosbeheer bij bos- en langoedeigenaren’ (artikelen 30 en 31) en ‘Behoud zeldzame landbouwhuisdierrassen’ opengesteld (artikelen 32 en 33). Voor deze modules geldt dat met de openstelling voor 2012 het beleid wordt voortgezet.

§ 4. Toelichting bij openstellingen van hoofdstuk 4 van de Regeling

§ 4.1 Innovatieprojecten (artikelen 34 tot en met 37 van het Openstellingsbesluit; artikel 4:15 van de Regeling)

Ook in 2012 wordt het innovatieve vermogen in de visserijsector gestimuleerd met een bijdragemogelijkheid. Voor deze in artikel 4:15 van de regeling neergelegde subsidiemogelijkheid vindt de openstelling per 3 januari 2012 plaats. Het subsidieplafond is vastgesteld op € 3 miljoen (artikel 34 van het Openstellingsbesluit).

§ 4.2 Collectieve acties (artikelen 38 tot en met 43 van het Openstellingsbesluit, artikel 4:22 van de Regeling)

Eveneens vindt stimulering plaats van projecten die samenwerkingsvormen bevorderen of praktijknetwerken versterken. Deze zogenoemde collectieve acties uit artikel 4:22 van de regeling worden per 3 januari 2012 opengesteld; het subsidieplafond bedraagt € 3 miljoen (artikel 50 van het Openstellingsbesluit).

§ 4.3 Investeringen in aquacultuur (artikelen 44 tot en met 47 van het Openstellingsbesluit; artikel 4:40 van de Regeling)

Met ingang van 3 september 2012 wordt de module ‘investeringen in aquacultuur’ opnieuw opengesteld. Het doel van deze module is enerzijds om de duurzame viskweek te stimuleren (artikel 4:40, eerste lid, onderdeel a) en anderzijds de op nieuwe vissoorten gerichte diversificatie van het productieproces of de productie van vissoorten met goede afzetvooruitzichten te stimuleren (artikel 4:40, eerste lid, onderdeel b). Het subsidieplafond bedraagt € 1.8 miljoen (artikel 44, tweede lid, van het Openstellingsbesluit). Ten opzichte van de openstelling in 2011 zijn geen wijzigingen doorgevoerd.

Voor de subsidies genoemd in de paragrafen 4.1, 4.2 en 4.3 is een einddatum vastgesteld waarop de uitgaven moeten worden gedaan. Tevens is de duur van de projecten beperkt tot 1 januari 2016. De subsidies worden medegefinancierd uit het Europees Visserij Fonds (EVF) en daarom dienen ze aan de voorwaarden van het EVF te voldoen. In artikel 55 van de Verordening (EU) nr. 1198/2006 is bepaald dat de uitgaven die in aanmerking komen voor een bijdrage uit het EVF door de begunstigde vóór 1 januari 2016 (uiterlijk op 31 december 2015) moeten zijn betaald

§ 4.4 Garantstelling visserij (artikel 48 van het Openstellingsbesluit; artikel 4:53 van de Regeling)

Met deze wijziging wordt de module garantstelling voor visserij van de RLS opnieuw opengesteld voor het jaar 2012. Het doel van deze regeling is om vissers aan te moedigen te investeren in duurzame visserij. De regeling biedt steun aan bedrijven in de garnalen- en kottersector, die weliswaar financieel gezond zijn, maar over onvoldoende zekerheden beschikken om de financiering rond te krijgen van investeringen, die nodig zijn om de transitie naar een duurzame visserij te realiseren.

De garantstelling zorgt ervoor dat de visser meer geld kan lenen of onder gunstiger condities een lening kan aangaan, dan zonder garantstelling. Deze geboden zekerheid is een vorm van staatssteun. Daarom moet worden voldaan aan de relevante staatssteunkaders. De regeling is ter goedkeuring aangemeld bij de Europese Commissie en goedgekeurd bij beschikking C (2007) 3647 van 24 juli 2007). Uit deze beschikking volgt dat de garantstelling niet gecumuleerd mag worden met andere vormen van steun voor dezelfde investering. De goedkeuringsbeschikking heeft een looptijd van 5 jaar. Met het oog hierop, is de garantstelling visserij op basis van deze goedkeuringsbeschikking thans tot en met 20 juli 2012 opengesteld.

§ 5. Toelichting bij hoofdstuk 5 van de Regeling

§ 5.1 Flexibele subsidieplafonds (artikel 49 van het Openstellingsbesluit)

In artikel 49 wordt geregeld dat subsidieplafonds met bedragen, overgebleven door het niet bereiken van andere subsidieplafonds, naar rato kunnen worden aangevuld. De overheveling kan alleen plaatsvinden tussen de in artikel 49 genoemde subsidieplafonds. Dit artikel brengt met zich mee dat er flexibel kan worden omgegaan met budgetten, indien bepaalde subsidieplafonds niet worden bereikt en andere subsidieplafonds worden overschreden.

§ 5.2 Jonge landbouwers (artikel 51, onderdeel A, van het Openstellingsbesluit)

Bij de begrotingsbehandeling van 2011 is de motie Dijkgraaf/Koopmans ( 32 500 XIII, nr. 123) aangenomen die de regering verzoekt alle goedgekeurde aanvragen van jonge landbouwers te honoreren. Op basis van artikel 1:3, eerste lid van de regeling moet er echter een subsidieplafond worden ingesteld. Het in artikel 49o van het Openstellingsbesluit LNV-subsidies 2011 vastgestelde subsidieplafond van 8 miljoen euro is niet voldoende gebleken. Derhalve voorziet artikel 51, eerste lid, van het Openstellingsbesluit in een verhoging van het subsidieplafond met 7 miljoen euro. Het totale subsidieplafond voor het jaar 2011 komt dan op 15 miljoen euro.

§ 5.3 Weegapparatuur (artikelen 51, onderdeel B, en 52, onderdeel A, van het Openstellingsbesluit)

Op grond van artikel 4:39a, tweede lid, onderdeel c, dient de aanschaf en de installatie van de elektronische weegapparatuur uiterlijk 31 december 2011 plaats te vinden. Deze eis wordt verlengd met drie maanden. Ook de openstelling van de module ‘investeringen in weegapparatuur’ wordt met drie maanden verlengd. De artikelen 50, tweede lid, en 51, onderdeel A, van het Openstellingsbesluit voorzien hierin.

§ 5.4 Aalcompensatie (artikel 51, onderdeel C, en artikel 52, onderdelen B en C, van het Openstellingsbesluit)

Gebleken is dat de openstellingsperiode voor aanvragen van beroepsvissers voor tegemoetkomingen in het kader van het visverbod op aal in de maanden september, oktober en november te krap is. Deze openstellingsperiode wordt daarom verlengd tot en met 19 december 2011. Artikel 51, derde lid, voorziet hierin.

In de maanden september, oktober en november mag niet op aal worden gevist. Aalvissers ontvangen een tegemoetkoming voor de schade die zij daardoor leiden. In Friesland wordt een pilot uitgevoerd met een vangstbeperking gedurende het gehele jaar. Artikel 4:70, derde lid, en 4:71, derde lid, zien op vermindering van het door de Friese vissers te ontvangen bedrag met hun inkomsten uit de visserij in de betreffende maanden. Een dergelijke vermindering wordt bij nader inzien niet wenselijk geacht, omdat de betreffende vissers hierdoor worden benadeeld ten opzichte van de andere vissers. Derhalve komen de betreffende artikelleden te vervallen.

§ 5.5 MEI (artikel 52, onderdeel D, van het Openstellingsbesluit)

Op grond van artikel 16bis van verordening (EG) nr. 1974/2006 komen investeringen in thermische energie en/of elektriciteit uit hernieuwbare bronnen op landbouwbedrijven slechts in aanmerking voor subsidie indien de opwekkingscapaciteit niet groter is dan de gecombineerde hoeveelheid thermische energie en elektriciteit die het landbouwbedrijf of het samenwerkingsverband, inclusief het landbouwersgezin, jaarlijks gemiddeld verbruikt. Wanneer investeringen worden gedaan in de opwekking van biobrandstoffen op landbouwbedrijven, komen de voorzieningen voor de opwekking van hernieuwbare energie slechts in aanmerking voor subsidie indien de opwekkingscapaciteit van die voorzieningen niet groter is dan overeenkomt met de hoeveelheid brandstof die het landbouwbedrijf of het samenwerkingsverband jaarlijks gemiddeld voor transportdoeleinden verbruikt.

Hoewel een Europese verordening rechtstreekse werking heeft en de bovenbeschreven eisen reeds impliciet uit de Regeling voortvloeien, is gebleken dat er behoefte is om deze eisen expliciet in de Regeling tot uitdrukking te laten komen. Artikel 51, onderdeel B, voorziet hierin.

§ 6. Administratieve lasten

Voor de administratieve lasten die met de bestaande openstelling samenhangen, wordt verwezen naar § 6 van de toelichting van eerdere regelingen (Stcrt. 2007, nr. 33 en Stcrt. 2010, nr. 7577). Voor de administratieve lasten die met de openstellingen in hoofdstuk 4 samenhangen, wordt verwezen naar § 2 van de toelichting bij hoofdstuk 4 van de regeling (Stcrt. 2007, nr. 228).

§ 7. Vaste Verandermomenten

In lijn met de uitgangspunten van vaste verandermomenten voor regelgeving (zie Kamerstukken II 2007–2008, 29 515 en 31 201, nr. 243) treedt deze wijziging van het Openstellingsbesluit – tegelijk met de Regeling – in werking op 1 januari 2012. Indien het Openstellingsbesluit op 1 januari 2012 in werking treedt, dan dient ingevolge de vaste verandermomenten het Openstellingsbesluit uiterlijk 1 november te worden gepubliceerd, met het oog op de implementatie en de uitvoeringsvoorbereiding. De wijziging van het Openstellingsbesluit is niet tijdig gepubliceerd, nu deze na 1 november is gepubliceerd, echter ook met deze overschrijding van de publicatiedatum wordt nog steeds een ruime invoeringstermijn gegarandeerd waarmee bedrijfsleven, burgers en met de uitvoering belaste diensten voldoende voorbereidingstijd wordt geboden.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

H. Bleker.

Naar boven