Beleidsregel keuring en ontheffingverlening ervaringsfase LZV 2009

31 augustus 2009

Nr. JBZ 2009/2705/jg

De directie van de Dienst Wegverkeer,

Gelet op artikel 4, vierde en vijfde lid, van Richtlijn nr. 96/53/EG EG van de Raad van 25 juli 1996 houdende vaststelling voor bepaalde aan het verkeer binnen de Gemeenschap deelnemende wegvoertuigen, van de in het nationale en het internationale verkeer maximaal toegestane afmetingen, en van de in het internationaal verkeer maximaal toegestane gewichten (PbEU L 235) en op artikel 149a, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 19941, het Besluit Voertuigen2 en het Besluit ontheffingverlening exceptionele transporten3

Besluit:

§ 1. Algemeen

Artikel 1 Definities

Voor de toepassing van deze beleidsregel worden de begripsbepalingen van de Regeling voertuigen overgenomen. Voorts wordt verstaan onder:

a. Autonome beslisruimte LZV:

de actuele gegevens waarbij de wegbeheerder een weg of weggedeelte als geschikt voor het berijden met een LZV opgeeft waarvoor de Dienst Wegverkeer zonder toestemming als bedoeld in artikel 149b, tweede lid, van de Wet en artikel 4 van het Besluit ontheffingverlening exceptionele transporten ontheffing mag verlenen voor LZV’s onder de daarbij van toepassing zijnde beperkingen en voorschriften;

b. LZV:

samenstellen met een laadlengte van tenminste 18 meter, of een vergelijkbare laadlengte indien de voertuigen zijn ingericht voor het vervoer van afneembare laadstructuren, bestaande uit ten hoogste drie voertuigen en ingericht voor het vervoer van goederen waarvan de totale lengte niet meer bedraagt dan 25,25 meter en de totale massa niet meer dan 60 ton, en waarvoor een ontheffing als bedoeld in artikel 3 is afgegeven;

c. LZV kerngebied:

gebied, aangeduid op het niveau van wegsegment, binnen de autonome beslisruimte als zodanig vastgesteld door de wegbeheerder en de Dienst Wegverkeer, waar één of meer bedrijven feitelijk zijn gevestigd en waarop volgens het ter plaatse geldende bestemmingsplan geen woonbestemming of agrarische bestemming rust;

d. Gebiedsontsluitingsweg LZV:

weg die of weggedeelte dat een verbinding vormt tussen stroomwegen en LZV kerngebied;

e. Stroomweg LZV:

weg met een nationale of internationale functie voor het lange afstandsverkeer;

f. Erftoegangsweg LZV:

weg of weggedeelte, niet zijnde een stroomweg LZV of gebiedsontsluitingsweg LZV die dient ter ontsluiting van percelen van aanvragers of die is gelegen in een LZV kerngebied;

g. samenstel van buitenlandse voertuigen:

samenstel van voertuigen waarbij de kentekens van het trekkend motorrijtuig en de getrokken voertuigen door een andere EU-lidstaat dan Nederland zijn afgegeven.

Artikel 2 Toepassingsgebied

Deze beleidsregel is van toepassing op de behandeling van aanvragen voor een keuring en ontheffing voor een LZV op basis van artikel 149a, tweede lid, van de Wet.

Artikel 3 Soorten ontheffing LZV

  • 1. De ontheffingen LZV worden onderscheiden in:

    • a. de basisontheffing LZV;

    • b. de incidentele ontheffing LZV, en

    • c. de opleidingsontheffing LZV.

  • 2. De Dienst Wegverkeer verleent een ontheffingen LZV als bedoeld in het eerste lid, op het kenteken van het trekkende motorrijtuig, indien de geschiktheid tot het samenstellen van een LZV blijkt uit:

    • a. een aantekening op het kentekenbewijs, als bedoel in artikel 12, tweede lid;

    • b. een LZV attest als bedoeld in artikel 12, derde lid, of

    • c. een keuringscertificaat LZV als bedoeld in artikel 13, eerste lid.

  • 3. Een basisontheffing LZV als bedoeld in het eerste lid, onder a, kan worden verleend voor:

    • a. wegen die binnen de autonome beslisruimte LZV vallen;

    • b. de duur van maximaal één jaar, en

    • c. maximaal één trekkend motorrijtuig.

  • 4. De incidentele ontheffing LZV, bedoeld in het eerste lid, onder b, is bestemd voor:

    • a. het bereiken van de vestiging, waarbij het een noodzakelijke route vanaf of naar de plaats van feitelijke vestiging van de aanvrager betreft waarop in ieder geval volgens het ter plaatse geldende bestemmingsplan geen woonbestemming of agrarische bestemming rust en die bestemd is voor of ten behoeve van 1 aanvrager voor de aansluiting op wegen die binnen de autonome beslisruimte LZV vallen, of

    • b. evenementen, waarbij het een noodzakelijke route betreft vanaf of naar de plaats van een evenement ten behoeve of mede ten behoeve van LZV’s, of

    • c. stremmingen, waarbij tijdelijk wegen of weggedeeltes geheel of gedeeltelijk ontoegankelijk zijn, en kan worden afgegeven voor wegen of weggedeeltes die:

      • i. aansluiten op de wegen of weggedeeltes genoemd in de reeds verleende basisontheffing LZV, of

      • ii. aansluiten op de wegen of weggedeeltes in de reeds verleende incidentele ontheffing LZV.

  • 5. Een incidentele ontheffing LZV kan worden verleend voor:

    • a. wegen die niet binnen de autonome beslisruimte vallen;

    • b. de duur van:

      • i. ten hoogste 1 jaar, indien het een incidentele ontheffing LZV als bedoeld in het vierde lid, onder a, betreft, met dien verstande dat de geldigheidsduur van de aan de aanvrager verleende basisontheffing LZV niet wordt overschreden;

      • ii. maximaal 2 weken, indien het een incidentele ontheffing LZV als bedoeld in het vierde lid, onder b, betreft, of

      • iii. de duur van de stremming met dien verstande dat de geldigheidsduur van de aan de aanvrager verleende basisontheffing LZV of incidentele ontheffing LZV, als bedoeld in het vierde lid, onder a, niet wordt overschreden.

    • c. Een incidentele ontheffing LZV kan worden verleend voor maximaal vier kentekens van trekkende motorrijtuigen, mits deze kentekens op het aanvraagformulier als bedoeld in artikel 5, eerste lid, zijn vermeld.

  • 6. Een opleidingsontheffing LZV kan worden verleend:

    • a. ten behoeve van de opleiding en examinering voor het certificaat chauffeur LZV voor de wegen die daartoe specifiek in de autonome beslisruimte LZV zijn opgenomen alsmede de wegen leidend vanaf de locatie van de bedrijfsvestiging naar deze wegen;

    • b. voor de duur van maximaal 1 jaar, en

    • c. voor maximaal 1 trekkend motorrijtuig.

Artikel 4 Ontheffingsdocument met bijlagen

Een basisontheffing LZV bestaat uit:

  • a. een voorblad, waarop in ieder geval de gegevens van de aanvrager alsmede het kenteken, al dan niet in combinatie met het voertuig identificatienummer (VIN), van het trekkend motorrijtuig zijn vermeld;

  • b. indien van toepassing, een voertuigbijlage met de kentekens, al dan niet in combinatie met de VIN van de getrokken voertuigen;

  • c. diverse wegenbijlagen, bestaande uit:

    • 1. wegen onder beheer van het Rijk, en / of

    • 2. één of meer LZV kerngebieden van één of meer wegbeheerders, en

  • d. diverse bijlagen die beperkingen, algemene voorschriften en, indien van toepassing, bijzondere voorschriften bevatten.

§ 2. Aanvragen ontheffingen

Artikel 5 Aanvragen van de ontheffing

  • 1. De aanvrager van een ontheffing LZV dient zijn aanvraag te doen op het door de Dienst Wegverkeer vastgestelde model aanvraagformulier.

  • 2. Het aanvraagformulier wordt schriftelijk beschikbaar gesteld.

Artikel 6 Wijze van indienen van de aanvraag

Indiening van aanvragen kan uitsluitend schriftelijk plaatsvinden.

Artikel 7 Intrekken van de aanvraag

  • 1. Een ontheffingsaanvraag kan uitsluitend schriftelijk door de indiener worden ingetrokken.

  • 2. Het intrekken van een ingediende aanvraag wordt uitsluitend conform het tarievenbesluit van de Dienst Wegverkeer 4 behandeld indien de intrekking binnen 24 uur na registratie van de aanvraag is gedaan en op dat moment nog geen besluit is verzonden.

Artikel 8 Duur van de behandeling van de ontheffingsaanvraag

Aanvragen binnen de autonome beslisruimte LZV worden in beginsel afgehandeld binnen 5 werkdagen.

Artikel 9 Aanvraag uitbreiding LZV kerngebieden

In aanvulling op artikel 4, onder c1, kan gedurende de geldigheid van een reeds aan de aanvrager afgegeven basisontheffing LZV een aanvraag worden gedaan in verband met uitbreiding van de LZV kerngebieden.

Artikel 10 Kenbaarheid uitbreiding LZV kerngebieden

De Dienst Wegverkeer maakt op een door hem bepaalde wijze en ten minste eenmaal per kwartaal, de nieuwe kerngebieden LZV bekend.

§ 3. Beoordeling geschiktheid wegen en weggedeelten voor LZV’s

Artikel 11 Toestemming geschiktheid wegen LZV

De Dienst Wegverkeer verzoekt de wegbeheerders de in bijlage A opgenomen toetsingscriteria te hanteren bij de beoordeling van de geschiktheid van wegen voor het vaststellen van de autonome beslisruimte LZV.

§ 4. Beoordeling geschiktheid voertuigen ten behoeve van LZV’s

Artikel 12 Aantekening op kentekenbewijs ten behoeve van LZV of LZV attest

  • 1. Een aantekening op het kentekenbewijs ten behoeve van LZV of een LZV attest als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onder a en b, wordt op aanvraag afgegeven indien bij een door de Dienst Wegverkeer verrichte keuring naar zijn oordeel is voldaan aan de eisen in bijlage B.

  • 2. Een aantekening op het kentekenbewijs wordt geplaatst, indien het een voertuig met Nederlands kenteken betreft.

  • 3. Een LZV attest wordt afgegeven, indien het een voertuig met een buitenlands kenteken betreft.

  • 4. Een aanvraag als bedoeld in het eerste lid dient te worden gedaan op het door de Dienst Wegverkeer vastgestelde model aanvraagformulier.

Artikel 13 Keuringscertificaat LZV

  • 1. een keuringscertificaat LZV wordt afgegeven voor:

    • a. vrachtautocombinaties die in de periode tot en met 31 oktober 2006 zijn toegelaten op basis van het Instellingsbesluit Ambtelijke adviescommissie LZV5, de Beleidsregel Ontheffingverlening LZV 20066 of de Beleidsregel overgangsperiode proef ontheffingverlening LZV7, of

    • b. een samenstel van buitenlandse voertuigen.

  • 2. Een vrachtautocombinatie als bedoeld in het eerste lid, onder a, dient met uitzondering van de markering van het achterste voertuig, te voldoen aan de in de Beleidsregel overgangsperiode proef ontheffingverlening LZV bedoelde voorwaarden.

  • 3. Een samenstel van buitenlandse voertuigen als bedoeld in het eerste lid, onder b, dient blijkens een verklaring, afgegeven door de bevoegde autoriteit in de lidstaat van de Europese Unie waar de voertuigen zijn geregistreerd, te voldoen aan de eisen die de betreffende lidstaat stelt ten behoeve van het aan het in artikel 4, vierde lid, onder b, van richtlijn 96/53/EG bedoelde moduleconcept. Deze eisen dienen een beschermingsniveau te bieden dat naar het oordeel van de Dienst Wegverkeer ten minste gelijkwaardig is aan het niveau van de nationale onderzoekingen ten behoeve van het gebruik van voertuigen in een LZV.

  • 4. Bij de beoordeling van een gelijkwaardig beschermingsniveau van een buitenlands samenstel van voertuigen dienen bijlage B en bijlage D, onderdeel 1 als referentie.

Artikel 14 model LZV attest en model keuringscertificaat LZV

  • 1. Een LZV attest als bedoeld in artikel 12, tweede lid, wordt afgegeven volgens het in bijlage C, onderdeel 1, opgenomen model.

  • 2. Een keuringscertificaat LZV als bedoeld in artikel 13, eerste lid, wordt afgegeven volgens het in bijlage C, onderdeel 2, opgenomen model.

§ 5. Beperkingen en voorschriften verbonden aan ontheffingen

Artikel 15 Beperkingen en voorschriften verbonden aan de ontheffing

  • 1. Aan iedere ontheffing LZV worden de in bijlage D, onderdeel 1, genoemde beperkingen verbonden.

  • 2. Aan iedere ontheffing LZV kunnen algemene voorschriften als genoemd in bijlage D, onderdeel 2 worden verbonden. Deze voorschriften kunnen onder meer betrekking hebben op:

    • a. voertuigdocumenten;

    • b. documenten bestuurder LZV ;

    • c. buitengewone omstandigheden;

    • d. plaats op de rijbaan;

    • e. afmetingen en massa’s voertuig en LZV’s in onbeladen toestand en beladen toestand;

    • f. eisen trekkend motorrijtuig met aantekening op kentekenbewijs of LZV attest;

    • g. eisen getrokken voertuigen met aantekening op kentekenbewijs of LZV attest;

    • h. draaicirkel LZV;

    • i. lengte laadruimte LZV;

    • j. markering achterste voertuig LZV;

    • k. medewerking gegevensverstrekking omtrent gebruik ontheffing LZV.

§ 6. Slotbepalingen

Artikel 16 Overgangsrecht

  • 1. Voor samenstellen van voertuigen die in het kader van het Instellingsbesluit Ambtelijke adviescommissie LZV en de Beleidsregel ontheffingverlening LZV 2006 alsmede de Beleidsregel overgangsperiode proef ontheffingverlenging LZV zijn toegelaten wordt ambtshalve een keuringscertificaat LZV als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a, afgegeven, geldig tot 1 november 2011.

  • 2. Voertuigen gekeurd op basis van artikel 12, eerste lid, mogen onderdeel uitmaken van een samenstel van voertuigen als bedoeld in het eerste lid, mits deze voertuigen op aanvraag zijn opgenomen op een keuringscertificaat LZV.

  • 3. De voor inwerkingtreding van deze beleidsregel verleende ontheffingen LZV blijven geldig.

Artikel 17 Intrekking

De Beleidsregel Ervaringsfase ontheffingverlening LZV8 wordt ingetrokken.

Artikel 18 Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij worden geplaatst en werkt terug tot en met 1 mei 2009.

Artikel 19 Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel ervaringsfase ontheffingverlening LZV 2009.

Deze beleidsregel zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De directie van de RDW,

namens deze:

de Algemeen Directeur,

J.G. Hakkenberg.

BIJLAGE A, ALS BEDOELD IN ARTIKEL 11

De toetsingscriteria voor wegen ten behoeve van het vaststellen van de autonome beslisruimte LZV als bedoeld in artikel 11 luiden:

  • 1. Voor wegen onder beheer van het Rijk:

    • a. auto(snel-)wegen, voor zover deze vallen onder aanbevolen wegen in CROW publicatie 260, LZV’s op het onderliggend wegennet;

    • b. autosnelwegen die, indien ze bij aansluitingen op andere wegen niet zijn uitgerust met een verkeersregelinstallatie, een invoegstrook hebben, en na het einde van de invoegstrook een vluchtstrook waarvan de lengte ten minste 250 m. bedraagt

  • 2. Voor wegen onder beheer van de provincies, gemeenten en waterschappen

    • a. Stroomwegen LZV, voor zover deze

      • 1. vallen onder aanbevolen wegen zoals vermeld in CROW publicatie 260, LZV’s op het onderliggend wegennet, en

      • 2. indien ze niet zijn uitgerust met een verkeersregelinstallatie er een invoegstrook is, en na het einde van de invoegstrook een vluchtstrook, waarvan de lengte ten minste 250 m. bedraagt.

    • b. Gebiedsontsluitingswegen LZV, voor zover deze wegen en de te gebruiken uitwisselpunten vallen onder aanbevolen wegen zoals vermeld in CROW publicatie 260, LZV’s op het onderliggend wegennet.

    • c. Erftoegangswegen LZV, mits:

      • 1. deze wegen niet voorzien zijn van een verkeersbord met zone aanduiding als bedoeld in artikel 66, tweede lid, en Bijlage 1, A1, van het RVV 1990 waarbij een maximumsnelheid geldt van 30 km / h, tenzij deze gelegen zijn in een LZV kerngebied;

      • 2. deze wegen of weggedeeltes niet in een winkelgebied of woonwijk zijn gelegen;

      • 3. niet voorzien van verkeersborden waarbij een onderbord is aangebracht met venstertijden voor motorvoertuigen, en

      • 4. die wegen of weggedeelten zijn gelegen in een LZV kerngebied met voldoende breedte voor de vereiste manoeuvres met de LZV’s.

    • d. Die wegen die niet voldoen aan de leden a, b of c, indien het maximaal de laatste 5 km naar of van een LZV-kerngebied en qua maatvoering aanbevolen wegen conform CROW publicatie 260, LZV’s op het onderliggend wegennet, betreft en waarvan naar het oordeel van de wegbeheerder gebruik door LZV’s veilig plaats kan vinden.

BIJLAGE B, ALS BEDOELD IN ARTIKEL 12 EN 13

Keuringseisen aantekening op kentekenbewijs ten behoeve van LZV of afgifte LZV attest

Artikel 1 keuringseisen trekkend motorrijtuig LZV

  • 1. Een trekkend motorrijtuig moet:

    • a. behoren tot categorie N2 of N3, als bedoeld in artikel 1.1 van de Regeling voertuigen (onder ‘voertuigen van de voertuigcategorie N’) en waarvoor een kenteken zonder gebruiksbeperking is opgegeven;

    • b. uitgerust zijn met een EBS drukluchtremsysteem als bedoeld in ECE 131 par. 5.1.3.1.2;

    • c. een koppeling hebben voor het aankoppelen van een aanhangwagen of oplegger die voldoet aan het bepaalde in richtlijn 94/20/EG2 en tevens geschikt is voor de grotere krachten (hogere D- en V-waarden) van de LZV;

    • d. onverminderd artikel 5.3.48, vijfde lid, van de Regeling voertuigen, voorzien zijn van een zijdelingse afscherming, die voldoet aan artikel 1.1 van de bijlage bij richtlijn 89/297/EEG3 en bestaat uit een doorlopend vlak oppervlak, afgezien van de in artikel 1.1 van de bijlage bij richtlijn 89/297/EEG bedoelde uitzondering voor bedrijfsauto’s voor speciale doeleinden;

    • e. voorzien zijn van opspatafschermingen, die voldoen aan richtlijn 91/226/EEG4;

    • f. voorzien zijn van opvallende markering als bedoeld in en geïnstalleerd volgens richtlijn 76/756/EEG en waarvan het toegepaste materiaal voldoet aan ECE-Reglement nr. 104 klasse C5,

    • g. voorzien zijn van een afscherming als bedoeld in richtlijn 2000/40/EG6 dan wel van een afscherming met een aantoonbaar zelfde veiligheidsniveau;

    • h. indien het geen bedrijfsauto als bedoeld in artikel 5.3.45, twaalfde lid, van de Regeling voertuigen is:

      • 1. onverminderd artikel 5.3.45, vijftiende lid, van de Regeling voertuigen, aan de rechterzijde zijn voorzien van een gezichtsveldverbeterende voorziening als bedoeld in artikel 5.3.45, elfde lid, van de Regeling voertuigen;

      • 2. aan de voorzijde zijn voorzien van:

        • a. een vooruitkijkspiegel, bedoeld in artikel 5.3.43, zevende lid, onder a, van de Regeling voertuigen, of,

        • b. een andere spiegel waarmee het weggedeelte kan worden overzien dat wordt begrensd door:

          • het verticale dwarsvlak door het voorste punt van de cabine van het voertuig;

          • het verticale dwarsvlak gelegen 2,00 m voor het voertuig;

          • het verticale vlak in de lengterichting dat door het buitenste punt van het voertuig aan de bestuurderszijde loopt en evenwijdig is aan het verticale vlak door de lengteas van het voertuig;

          • het verticale vlak in de lengterichting dat door het punt 2,00 m buiten het buitenste punt van het voertuig aan de passagierszijde loopt en evenwijdig is aan het verticale vlak door de lengteas van het voertuig.

        De voorzijde van het binnen deze begrenzing gelegen gebied wordt aan de passagierszijde afgerond met een straal van 2,00 m.

    • i. zijn uitgerust met een afleeseenheid waarop de druk van de achteras(sen) of het achterasstel van dit voertuig alsmede de via de datakabel van het remsysteem (CANbus) aangeboden informatie met betrekking tot asdrukken wordt weergegeven, met een afleesnauwkeurigheid van ten minste 0,1 ton of 100 kg;

    • j. ten minste een vermogen van de motor in Kw hebben, vastgesteld volgens richtlijn 80/1269/EEG, berekend uit de som van: 5 x toegestane maximum massa samenstel in ton.

    • k. niet zijn uitgerust met een tank of vloeistofcontainer voor vloeibare lading met een volume van meer dan 1000 L;

    • l. niet zijn ingericht voor vervoer van vee als bedoeld in artikel 1 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren7.

Artikel 2 Keuringseisen getrokken voertuigen LZV

  • 1. Het getrokken voertuig moet:

    • a. behoren tot categorie O3 of O4 als bedoeld in artikel 1.1 van de Regeling voertuigen en waarvoor een kenteken zonder gebruiksbeperking is opgegeven;

    • b. uitgerust zijn met een EBS drukluchtremsysteem als bedoeld in ECE Reglement 13, par. 5.1.3.1.2.;

    • c. onverminderd artikel 5.12.48 van de Regeling voertuigen, voorzien zijn van een zijdelingse afscherming, die voldoet aan het bepaalde in artikel 1.1 van de bijlage bij richtlijn 89/297/EEG, en bestaat uit een doorlopend vlak oppervlak, afgezien van de in artikel 1.1 van de bijlage bij richtlijn 89/297/EEG bedoelde uitzondering;

    • d. voorzien zijn van opspatafschermingen, die voldoen aan richtlijn 91/226/EEG;

    • e. voorzien zijn van opvallende markering als bedoeld in en geïnstalleerd volgens richtlijn 76/756/EEG en waarvan het toegepaste materiaal voldoet aan ECE-Reglement nr. 104 klasse C8,

    • f. niet zijn uitgerust met een tank of vloeistofcontainer voor vloeibare lading met een volume van meer dan 1000 L;

    • g. niet zijn ingericht voor vervoer van vee als bedoeld in artikel 1 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren.

  • 2. Indien het getrokken voertuig is ingericht om een ander voertuig voort te bewegen moet:

    • a. de EBS data-uitwisseling tussen het trekkend motorrijtuig en dit andere voertuig worden doorgegeven; het eigen remsysteem van het getrokken voertuig mag hiervan tijdelijk kunnen worden afgekoppeld;

    • b. het remsysteem zijn beveiligd als bedoeld in richtlijn 71/320/EG9, bijlage I, onder 2.2.1.18.;

    • c. de koppeling voor het aankoppelen van een aanhangwagen of oplegger voldoen aan het bepaalde in richtlijn 94/20/EG en tevens geschikt zijn voor de grotere krachten (hogere D- en V-waarden) van de LZV;

    • d. het zodanig zijn ingericht dat de druk per as of per asstel van dit voertuig via de datakabel van het remsysteem (CANbus) voor verdere verwerking wordt aangeboden, of een afleeseenheid hebben waarop de druk per as of asstel wordt weergegeven, met een afleesnauwkeurigheid van ten minste 0,1 ton of 100 kg.

Artikel 3

Voor een LZV geldt dat:

  • 1. in aanvulling op het bepaalde in de Regeling voertuigen, de maximale toegestane som van de aslasten van een door een andere aanhangwagen voort te bewegen middenasaanhangwagen wordt vastgesteld op ten hoogste de som van de aslasten van de trekkende aanhangwagen.

  • 2. In aanvulling op artikel 5.18.31, onder a, van de Regeling voertuigen mag de gezamenlijke som van de aslasten van twee door een bedrijfsauto voort te bewegen middenasaanhangwagens niet meer bedragen dan 1,5 maal de som van de aslasten van het trekkend motorvoertuig dan wel de in het kentekenregister of op het kentekenbewijs van het trekkende motorrijtuig vermelde toegestane maximum te trekken massa.

BIJLAGE C, ONDERDEEL 1, ALS BEDOELD IN ARTIKEL 14, EERSTE LID

Model LZV attest

LZV attest

IKS (Individueel Keuren Speciaal)

Postbus 777 – 2700 AT Zoetermeer

Tel +31 (0)79 345 8302 Fax +31 (0)79 345 8034

Afgegeven met inachtneming van het gestelde in de Beleidsregel keuring en ontheffingverlening ervaringsfase LZV 2009, Staatscourant ....., publicatiedatum .....

Dit document betreft een attest als bedoeld in artikel 12, eerste lid van de Beleidsregel keuring en ontheffingverlening ervaringsfase LZV 2009.

Afgegeven voor:

bedrijfsauto / aanhangwagen / oplegger

Kenteken:

 

Merk:

 

VIN code:

 

Dit voertuig kan worden gebruikt in een LZV als bedoeld in de Beleidsregel keuring en ontheffingverlening ervaringsfase LZV 2009.

Bij gebruik in een LZV gelden naast de in het voertuigdocument vermelde gegevens en voorwaarden tevens de volgende bijzonderheden:

Afhankelijk van de aard van het voertuig worden de volgende teksten vermeld. Deze teksten zijn dezelfde als op het kentekenbewijs van een overeenkomend Nederlands voertuig in de rubriek ‘bijzonderheden’ voor deze toepassing zouden worden vermeld. Voorzover noodzakelijk worden ook aanvullende voorwaarden vermeld.

1.

In lange en zware vrachtautocombinaties

 

2.

– max massa autonoom geremd

: .....

kg

3.

– max massa middenas geremd

: .....

kg

4.

– max massa oplegger geremd

: .....

kg

5.

Afstand hart koppeling tot hart koppeling

: .....

cm

6.

Afstanden hart koppeling tot hart koppeling

: .....

cm en ..... cm

7.

Voortbewegen oplegger met gestuurde as(sen) niet toegestaan.

 

8.

– max massa samenstel

: .....

kg

9.

Geometrische wielbasis

: .....

cm

De Directie van de RDW,

namens deze,

Hoofd van de afdeling IKS van de

Divisie Voertuigtechniek,

Plaats, datum

(droog)stempel

BIJLAGE C, ONDERDEEL 2, ALS BEDOELD IN ARTIKEL 14, TWEEDE LID

Model Keuringscertificaat

Keuringscertificaat LZV

IKS (individueel Keuren Speciaal)

Postbus 777 – 2700 AT Zoetermeer

Tel + 31 (0)79 345 8302 Fax + 31 (0)79 345 8034

Afgegeven met inachtneming van het gestelde in de Beleidsregel keuring en ontheffingverlening ervaringsfase LZV2009, Staatscourant nr. ....., publicatiedatum .....

Het hieronder beschreven samenstel van voertuigen betreft een:

Vrachtautocombinatie, als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a van de Beleidsregel keuring en ontheffingverlening ervaringsfase LZV 2009.

De lengte van de laadruimte voldoet aan het bepaalde in bijlage D onder 2, art. I lid 2 van de beleidsregel.

De combinatie behoeft niet te zijn voorzien van aslastmeters bedoeld in bijlage D onder 2 artikel K van de beleidsregel.

Samenstel van buitenlandse voertuigen, als bedoeld in artikel 13, eerste lid onder b van de Beleidsregel keuring en ontheffingverlening ervaringsfase LZV 2009.

Dit samenstel behoeft niet te zijn voorzien van aslastmeters bedoeld in bijlage D onder 2 artikel K van de beleidsregel.

Het trekkend motorrijtuig moet zijn voorzien van een gezichtsveld verbeterende voorziening als bedoeld in artikel 5.3.45, elfde lid van de Regeling Voertuigen.

Het rijden met dit samenstel zonder ontheffing ex. Art. 149a, 2e lid WVW is verboden.

De geldigheid van dit certificaat vervalt op 1 november 2011.

Leverdatum 15-09-2009

Leverdatum 15-09-2009

Leverdatum 15-09-2009

Leverdatum 15-09-2009

BIJLAGE D, ALS BEDOELD IN ARTIKEL 15. BEPERKINGEN EN VOORSCHRIFTEN

1. Beperkingen LZV

Artikel A LZV afmetingen en draaipunten

Een LZV heeft:

  • 1. ten hoogste 2 draaipunten;

  • 2. een totale lengte van ten hoogste 25.25 m. met inbegrip van de lading en met inachtneming van de in artikel 5.1a.1, tweede lid, onder a, van de Regeling voertuigen bepaalde meetmethode.

Artikel B Combinatieverbod

Een ontheffing LZV mag niet worden gebruikt in combinatie met een ontheffing voor exceptioneel transport.

Artikel C LZV ontheffing en vervoer ondeelbare lading

Bij gebruik van een ontheffing LZV is het vervoer van ondeelbare lading op de wijze als bedoeld in de artikelen 5.18.13 en 5.18.14 van de Regeling voertuigen niet toegestaan.

Artikel D Verbod uitrusting en vervoer vloeibare lading

Een LZV mag niet zijn uitgerust of beladen met een tank voor vloeibare lading met een volume van meer dan 1000 L.

Artikel E Verbod vervoer gevaarlijke stoffen

Een LZV mag geen gevaarlijke stoffen vervoeren in hoeveelheden groter dan bedoeld in Randnummer series 1.1.3 van het ADR.

2. Algemene voorschriften

Artikel A Voertuigdocumenten

De voor het voertuig of de voertuigen ten behoeve van LZV afgegeven en voor de ontheffing LZV vereiste voertuigdocumenten moeten bij gebruik van de ontheffing LZV aanwezig zijn.

Van deze documenten moet een origineel, geldig en door de Dienst Wegverkeer gewaarmerkt exemplaar bij de ontheffing LZV getoond kunnen worden.

Artikel B Documenten bestuurder LZV

  • 1. De bestuurder van de LZV moet in het bezit zijn van:

    • a. een geldig rijbewijs voor het besturen van motorrijtuigen van de rijbewijscategorieën C en E;

    • b. een getuigschrift vakbekwaamheid voor het besturen van een vrachtauto als bedoeld in de Regeling getuigschrift vakbekwaamheid, dan wel voldoen aan artikel 2.7.2 van het Arbeidstijdenbesluit, en

    • c. een door het Stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen afgegeven en geldig CCV-certificaat ‘Rijvaardigheidstoets langere en/of zwaardere voertuigen’. Met deze beroepseis worden gelijkgesteld beroepseisen die worden gesteld in een andere lidstaat van de Europese Unie dan wel een staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, die partij is bij een daartoe strekkend of mede daartoe strekkend Verdrag dat Nederland bindt, en die een beroepsniveau waarborgen dat naar het oordeel van de Stichting CBR ten minste gelijkwaardig is aan het niveau dat met de nationale beroepseisen wordt nagestreefd.

  • 2. De voor de bestuurder afgegeven documenten, genoemd in het eerste lid, moeten bij het gebruik van de ontheffing aanwezig zijn op het voertuig.

  • 3. Het eerste lid, onder c, geldt niet bij gebruik van een opleidingsontheffing LZV, mits:

    • a. de gebruiker van de opleidingsontheffing ten minste 5 jaar in het bezit is van een geldig rijbewijs voor het besturen van motorrijtuigen van de rijbewijscategorieën C en E;

    • b. aan de gebruiker van de opleidingsontheffing de afgelopen 3 jaar geen ontzegging van de rijbevoegdheid is opgelegd en het aan hem afgegeven rijbewijs niet ongeldig is verklaard of ingevorderd, en

    • c. er door middel van een op het voertuig aanwezige schriftelijke en gepersonifieerde oproep kan worden aangetoond dat de gebruiker op de datum van controle via de kortste door de ontheffing toegestane route op weg was naar, of terugkeert van, een opleiding onder toezicht van een bevoegde opleider ter voorbereiding op het certificaat of een examen voor het certificaat genoemd in het eerste lid, onder c.

Artikel C Buitengewone omstandigheden

  • 1. Van de ontheffing LZV mag geen gebruik worden gemaakt bij gladheid van het wegdek en bij weersomstandigheden die het zicht beperken tot minder dan 200 m.

  • 2. Indien zich dergelijke omstandigheden voordoen moet zo spoedig mogelijk het gebruik van de ontheffing LZV worden beëindigd.

Artikel D Plaats op de rijbaan

Voor een LZV geldt een inhaalverbod van alle motorvoertuigen die sneller mogen rijden dan 45 km per uur.

Artikel E Afmetingen en massa samenstellen van voertuigen uit LZV

Elk uit een LZV te vormen samenstel van voertuigen moet voldoen aan de gebruikseisen van hoofdstuk 5 afdeling 18 van de Regeling voertuigen

Artikel F Trekkend motorrijtuig LZV

Het trekkend motorrijtuig van een LZV moet zijn voorzien van;

  • 1. zijdelingse afscherming als bedoeld in artikel 5.3.48, achtste lid, van de Regeling voertuigen en bestaat uit een doorlopend vlak oppervlak;

  • 2. opvallende markering als bedoeld in en geïnstalleerd volgens richtlijn 76/756/EEG en waarvan het toegepaste materiaal voldoet aan ECE-Reglement nr. 104 klasse C1,

Artikel G Getrokken voertuig LZV

Het getrokken voertuig van een LZV moet zijn voorzien van:

  • 1. zijdelingse afscherming als bedoeld in artikel 5.12.48, vijfde lid, van de Regeling voertuigen en bestaat uit een doorlopend vlak oppervlak;

  • 2. opvallende markering als bedoeld in en geïnstalleerd volgens richtlijn 76/756/EEG en waarvan het toegepaste materiaal voldoet aan ECE-Reglement nr. 104 klasse C1.

Artikel H Draaicirkel LZV

Een LZV moet naar beide zijden een volledige cirkel kunnen beschrijven binnen een ruimte die wordt begrensd door twee concentrische cirkels, waarvan de buitenste een straal van 14,50 m en de binnenste een straal van 6,50 m heeft, zonder dat een van de buitenpunten van de voertuigen buiten de omtrek van de cirkels komt.

Artikel I Lengte laadruimte LZV

  • 1. De lengte van de laadruimte, zijnde de afstand tussen het voorste punt aan de buitenzijde van de laadruimte achter de stuurcabine en het achterste punt aan de buitenzijde van de achterste aanhangwagen, verminderd met de afstanden tussen de achterzijde van de laadruimte van de voertuigen en de voorzijden van de laadruimte van de daaropvolgende voertuigen, dient ten minste 18,00 m en ten hoogste 21,82 m te bedragen.

  • 2. In afwijking van het eerste lid geldt de ten hoogste toegestane lengte van het laadvlak niet voor de vrachtautocombinaties als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a.

Artikel J Markering achterste voertuig LZV

  • 1. Het achterste voertuig van een LZV moet zijn voorzien van een horizontaal geplaatste markering als bedoeld in artikel 5.18.36a, van de Regeling voertuigen, waarop over de volle hoogte van het gele vlak de zijdelingse contour van de betreffende LZV in de kleur zwart is aangebracht.

  • 2. Wanneer de markering is verdeeld over twee borden, dient de bedoelde contour van de combinatie op het op de linker helft van het voertuig aangebrachte bord te zijn aangebracht.

  • 3. De totale lengte van de LZV in meters moet in de kleur zwart op de markering zijn aangegeven.

Artikel K Aanwezigheid aslastmeter op LZV

  • 1. De optredende statische aslasten van een LZV moeten met uitzondering van de vooras van het trekkend motorrijtuig met een afleesnauwkeurigheid van 100 kg kunnen worden weergegeven. Daarbij dient gebruik te worden gemaakt van de optredende druk in de veerbalgen van elke as.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op vrachtautocombinaties of een samenstel van buitenlandse voertuigen voorzien van een keuringscertificaat als bedoeld in artikel 13.

Artikel L Medewerking gegevensverstrekking gebruik LZV ontheffing

De aanvrager en gebruiker van een ontheffing zijn verplicht om op verzoek van het Ministerie van Verkeer & Waterstaat medewerking te verlenen aan onderzoek omtrent de ervaringen en inzet van de LZV en de LZV ontheffing.

Artikel M

In een LZV mag de gezamenlijke som van de aslasten van twee achter elkaar gekoppelde middenasaanhangwagens niet meer bedragen dan 1,5 maal de som van de aslasten van het trekkend motorrijtuig.

Artikel N

In een LZV mag de som van de aslasten van een middenasaanhangwagen voortbewogen door een andere aanhangwagen niet meer bedragen dan de som van de aslasten van de trekkende aanhangwagen.

Artikel P

De totale massa van een LZV mag niet meer bedragen dan bedoeld in artikel 5.18.17b tweede lid, onderdeel b, van de Regeling voertuigen, tenzij het trekkende motorvoertuig is voorzien van een hulpwegrij-inrichting als bedoeld in bijlage I, punt 2.14, van richtlijn nr. 97/27/EG.

TOELICHTING

Als gevolg van de invoering van het Besluit voertuigen en de Regeling voertuigen is de juridische grondslag van de Beleidsregel Ervaringsfase ontheffingverlening LZV komen te vervallen. Derhalve moet deze opnieuw worden gepubliceerd.

Tevens is van de gelegenheid gebruik gemaakt om de artikelen 3, 4, 9 en 10 aan te passen op de ontheffingspraktijk.

Artikel 3: gezien de definitie in artikel 1, onder a kon hier het expliciet benoemen van LZV kerngebieden komen te vervallen.

In artikel 4 is de gangbare praktijk ten aanzien van de wegenbijlagen beter tot uirtdrukking gebracht. Er wordt een wegenbijlage voorzien van rijkswegen, het zogenaamde basisnet, afgegeven al dan niet in combinatie met wegenbijlagen met LZV kerngebieden. In artikel 9 is aangegeven dat men gedurende de geldigheid van een basisontheffing uitbreiding van LZV kerngebieden kan aanvragen. Daartoe maakt de RDW via internet de nieuw verkregen LZV kerngebieden bekend, zo is in artikel 10 bepaald. Het eerder in artikel 10 benoemde wijzigingsabonnement LZV kerngebieden bleek niet in een behoefte te voorzien, nu men er massaal voor koos om via het bepaalde in artikel 9 tot uitbreiding van LZV kerngebieden over te gaan.

De bepalingen ten aanzien van lijn- en contourmarkering zijn in overeenstemming gebracht met richtlijn 76/756/EEG. Daarnaast is de omissie ten aanzien van de berekening van het motorvermogen van de LZV gerepareerd.

De directie van de RDW,

namens deze:

de Algemeen Directeur,

J.G. Hakkenberg.


XNoot
4

Het Besluit Tarieven Dienst Wegverkeer wordt jaarlijks in de Staatscourant gepubliceerd.

XNoot
8

Stcrt. 2007, 207; laatstelijk gewijzigd bij beleidsregel van 16 juni 2008 (Stcrt. 2008, 126).

XNoot
1

VN ECE-reglement nr. 13 met uniforme eisen betreffende de goedkeuring van remsystemen van bedrijfsvoertuigen.

XNoot
2

94/20/EEG van het Europees Parlement en van de Raad van 30 mei 1994 betreffende mechanische koppelinrichtingen van motorvoertuigen en aanhangwagens en de bevestiging van de inrichtingen aan deze voertuigen (PbEG L 195).

XNoot
3

Richtlijn nr. 89/297/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 13 april 1989 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende de zijdelingse afscherming (zijdelingse beschermingsinrichtingen) bij bepaalde motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan (PbEG L 124).

XNoot
4

91/226/EEG Richtlijn van de Raad van 27 maart 1991 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten inzake opspatafschermingssystemen bij bepaalde categorieën motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan (PbEG L 103).

XNoot
5

VN ECE-reglement nr. 104 met uniforme eisen betreffende de goedkeuring van retroreflecterende markering voor zware en lange voertuigen en hun aanhangwagens, behorende bij de overeenkomst betreffende het aannemen van eenvormige technische eisen voor wielvoertuigen, uitrustingsstukken, en onderdelen die kunnen wordenaangebracht en/of gebruikt op wielvoertuigen en de voorwaarden voor wederzijdse erkenning van goedkeuringen verleend op basis van deze eisen.

XNoot
6

Richtlijn nr. 2000/40/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 26 juni 2000 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende de beschermingsinrichting aan de voorzijde tegen klemrijden van motorvoertuigen en houdende wijziging van richtlijn nr. 70/156/EEG van de Raad (PbEG L 203).

XNoot
8

VN ECE-reglement nr. 104 met uniforme eisen betreffende de goedkeuring van retroreflecterende markering voor zware en lange voertuigen en hun aanhangwagens, behorende bij de overeenkomst betreffende het aannemen van eenvormige technische eisen voor wielvoertuigen, uitrustingsstukken, en onderdelen die kunnen wordenaangebracht en/of gebruikt op wielvoertuigen en de voorwaarden voor wederzijdse erkenning van goedkeuringen verleend op basis van deze eisen.

XNoot
9

Richtlijn nr. 71/320/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 26 juli 1971 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende de reminrichtingen van bepaalde categorieën motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan (PbEG L 202).

XNoot
1

VN ECE-reglement nr. 104 met uniforme eisen betreffende de goedkeuring van retroreflecterende markering voor zware en lange voertuigen en hun aanhangwagens, behorende bij de overeenkomst betreffende het aannemen van eenvormige technische eisen voor wielvoertuigen, uitrustingsstukken, en onderdelen die kunnen wordenaangebracht en/ofgebruikt op wielvoertuigen en de voorwaarden voor wederzijdse erkenning van goedkeuringen verleend op basis van deze eisen.

Naar boven