Instellingsbesluit Ambtelijke adviescommissie LZV

Instelling Ambtelijke adviescommissie proeven met langere of langere en zwaardere vrachtautocombinaties (Instellingsbesluit Ambtelijke adviescommissie LZV)

12 december 2003

HDJZ/AWW/2003-2846

Hoofddirectie Juridische Zaken

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Besluit:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder commissie: de commissie, bedoeld in artikel 2, eerste lid.

Artikel 2

1. Ingesteld wordt een Ambtelijke adviescommissie proeven met langere of langere en zwaardere vrachtautocombinaties.

2. De commissie heeft tot taak de Dienst Wegverkeer te adviseren met betrekking tot het verlenen van ontheffingen op grond van artikel 149, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994, ten behoeve van proeven met vrachtautocombinaties die langer of langer en zwaarder zijn dan ingevolge het Voertuigreglement toegestaan.

Artikel 3

1. De commissie bestaat uit drie leden:

a. een medewerker van het Directoraat-Generaal Goederenvervoer van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat, tevens voorzitter;

b. een medewerker van de Hoofddirectie Juridische Zaken van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat;

c. een medewerker van de Dienst Wegverkeer.

2. Het secretariaat van de commissie berust bij het Directoraat-Generaal Goederenvervoer van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat.

Artikel 4

1. De commissie adviseert de Dienst Wegverkeer positief met betrekking tot het verlenen van een ontheffing, indien de aanvrager aantoont te voldoen aan de toetsingscriteria voor deelname aan de proef, zoals opgenomen in de bijlage.

2. De commissie trekt haar positieve advies in, indien blijkt dat de aanvrager niet of niet langer voldoet na toetsing aan de in de bijlage opgenomen toetsingscriteria.

Artikel 5

De commissie doet van haar adviezen of de intrekking daarvan onverwijld mededeling aan de Dienst Wegverkeer en de deelnemer aan de proef.

Artikel 6

Dit besluit wordt aangehaald als; Instellingsbesluit Ambtelijke adviescommissie LZV.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Verkeer en Waterstaat, K.M.H. Peijs.

Toelichting

Algemeen

Op grond van artikel 4, vierde en vijfde lid, van richtlijn nr. 96/53/EG1 is het uitvoeren van proeven met voertuigen met afwijkende maten en gewichten op nationaal grondgebied toegestaan indien er geen sprake is van discriminatie op grond van nationaliteit. In het kader van het beleid gericht op de verhoging van transportefficiency, is daarom in 1999 de proef met ‘Langere en/of Zwaardere Vrachtwagencombinaties (LZV)’ opgezet (Stcrt. 1999, nr. 218). Met het inzetten van deze langere of zwaardere vrachtwagens waren volgens verwachting een aantal voordelen te behalen ten aanzien van voertuigbewegingen, emissies en congestie. Dit gold vooral op die trajecten waar veel vrachtwagencombinaties dagelijks tussen twee of enkele punten heen en weer rijden en waar dus sprake is van zogenaamde ‘dikke’ goederenstromen. Hierbij moest met name gedacht moet worden aan trajecten over het hoofdwegennet. Voorafgaand aan de eerste proef werd door de Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid (SWOV) een onderzoek gedaan waarin geconcludeerd werd dat inzet van de vrachtwagencombinaties onder de toen geldende toetsingscriteria geen negatieve invloed hoefden te hebben op de verkeersveiligheid.

De eerste proef heeft veel gegevens opgeleverd, doch kon niet op alle beleidsvragen een antwoord geven. Deze proef was omgeven met veel strenge randvoorwaarden wat resulteerde in een zeer beperkte groep deelnemers.

De nieuwe tweede proef moet met name de resterende beleidsvraagstukken op het gebied van (ervaren) veiligheid, concurrentievermogen – bijvoorbeeld ten opzichte van andere modaliteiten –, het verschil in ladingstromen, de eventuele brandstofbesparing bij ruimere inzet en respons bij de markt beantwoorden. Daartoe wordt de deelnemers gevraagd specifieke gegevens te leveren en vindt tijdens en na de proef uitgebreide monitoring plaats.

Instelling Ambtelijke adviescommissie LZV

Ten behoeve van de selectie van de deelnemers aan de proef wordt door middel van dit besluit een ambtelijke adviescommissie ingesteld. Taak van deze commissie is aan de hand van de in de bijlage bij dit besluit opgenomen toetsingscriteria, deelnemers voor de proef te kunnen selecteren. Aan de hand van het advies met daarin de geselecteerde deelnemers kunnen door de wegbeheerders op basis van artikel 149 van de Wegenverkeerswet 1994 ontheffingen worden afgegeven. Deelnemers aan de proef hebben een ontheffing nodig om met de langere of langere en zwaardere vrachtautocombinaties aan het verkeer deel te nemen. Voor het rijkswegennet of voor die wegen waarvoor de Dienst Wegverkeer (RDW) mandaat heeft gekregen van de wegbeheerder (provincies en gemeenten), geeft de RDW ontheffingen van het Voertuigreglement af. De Beleidsregel ontheffingverlening LZV geeft aan dat met een positief advies van de Ambtelijke adviescommissie LZV de eerdergenoemde benodigde ontheffingen kunnen worden aangevraagd. Voor wegen die geen rijkswegen zijn en waarvoor de RDW geen mandaat heeft ontheffing te verlenen voor de wegbeheerder, treedt de RDW als bemiddelende instantie op bij de aanvraag van de ontheffing. Deelname aan een proef betekent overigens niet dat op basis van een positief advies van de Ambtelijke adviescommissie LZV de benodigde ontheffing(en) verkregen word(t)en buiten de daarvoor geschikte rijkswegen; indien door een vervoerder trajecten aangegeven worden die niet met een LZV bereden kunnen worden – bijvoorbeeld omdat een brug of viaduct niet sterk genoeg is om 60.000 kg te kunnen dragen – zal de ontheffing worden afgewezen.

Aanvraag- en selectieprocedure

De proef biedt vervoerders de mogelijkheid om zich gedurende een langere periode dan in de vorige proef mogelijk was, aan te melden voor deelname aan de proef, namelijk één jaar. De duur van de proef is ten opzichte van de eerste, verlengd.

Aan het eind van elke maand gedurende het jaar dat een vervoerder zich kan aanmelden, zal de adviescommissie een lijst opstellen op basis van de ingestuurde aanmeldingen. Naast deze lijst stelt de adviescommissie een advies op bestaande uit de vervoerders die voor toelating tot de proef in aanmerking komen. Tenslotte bepaalt de Minister van Verkeer en Waterstaat welke vervoerder aan de proef mag deelnemen.

Toetsingscriteria

Om deel te mogen nemen aan de proef zijn een aantal toetsingscriteria opgesteld die grotendeels overeenkomen met de toetsingscriteria van de eerste proef. Deze toetsingscriteria zijn aangepast aan de hand van de hiervoor genoemde resterende beleidsvraagstukken. Hierbij zijn in aanmerking genomen: de marktvraag, de werkbaarheid, de handhaafbaarheid en de laatste inzichten op het gebied van voertuigtechniek. Vanwege de handhaafbaarheid is de categorie ‘zwaarder’, van vrachtautocombinaties die in de eerste proef een maximale massa van 60 ton mochten hebben, binnen de gangbare maatvoeringen geschrapt. Verder zijn de belangrijkste nieuwe inhoudelijke toetsingscriteria de volgende:

• de te berijden trajecten zijn anders gedefinieerd;

• het maximaal aantal deelnemers aan de proef wordt verhoogd tot 300;

• de eis van montage van een brandstofverbruiksmeter is toegevoegd om te kunnen bezien of er brandstofbesparing optreedt en hoeveel;

• ritformulieren kunnen in een voorgeschreven model elektronisch worden aangeleverd;

• het voorschrift om te voldoen aan een bepaalde emissie-eis – beter bekend als Euro-III – is toegevoegd;

• een aantal voor de deelnemers beperkende voorwaarden is niet meer opgenomen zoals de eis van intermodaal vervoer, de beperking tot niet-rijden in de ochtendspits, de inzet van maximaal één combinatie per bedrijf en een maximale trajectlengte van 50 kilometer.

Voorafgaand aan de daadwerkelijke ontheffingverlening vindt tenslotte een technische keuring plaats van de aan de proef deel te nemen vrachtautocombinaties, op basis van de eisen zoals in de Beleidsregel ontheffingverlening Dienst Wegverkeer en Minister van Verkeer en Waterstaat ten behoeve van de proef met langere of langere en zwaardere vrachtautocombinaties opgenomen. De uiteindelijke technische keuring door de RDW bepaalt of de vrachtautocombinaties ook daadwerkelijk mogen worden ingezet.

Naast dit instellingsbesluit zal daarom de Beleidsregel ontheffingverlening LZV worden vastgesteld, alsook een wijziging van de Regeling taken Dienst Wegverkeer. Beide regelingen zijn noodzakelijk voor de completering van de juridische vormgeving van de proef met LZV’s.

In het tweede lid van artikel 4 is een toezichtsbepaling opgenomen; indien een vervoerder of een LZV niet langer voldoet aan één van de toetsingscriteria uit de bijlage bij dit besluit of uit de bijlage bij de eerdergenoemde beleidsregel, wordt het positieve advies van de Ambtelijke adviescommissie LZV ingetrokken. Door intrekking van dit advies vervalt één van de bases van de ontheffingverlening, waardoor ook de ontheffing zal worden ingetrokken.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

K.M.H. Peijs

Bijlage

Toetsingscriteria voor deelname aan proeven met langere of langere en zwaardere vrachtautocombinaties

I ALGEMEEN

§ 1. Definities

In deze toetsingscriteria wordt verstaan onder:

a. vrachtautocombinatie: bepaald samenstel van een trekkend voertuig met een of meer aanhangwagens;

b. ondernemer: natuurlijke persoon, vennootschap zonder rechtspersoonlijkheid, maatschap of rechtspersoon, voor wiens rekening en risico beroepsvervoer of eigen vervoer in de zin van de Wet goederenvervoer over de weg wordt verricht;

c. gevaarlijke stoffen: gevaarlijke stoffen, genoemd in bijlage A van bijlage 1 van de Regeling vervoer over land van gevaarlijke stoffen, in grotere hoeveelheden dan die genoemd in de randnummers eindigende op 1a van de betreffende klasse van gevaarlijke stoffen1 ;

d. configuratie: type gevormd samenstel. Onderscheiden kunnen onder meer worden: trekker-oplegger-middenasaanhangwagen, vrachtauto-aanhangwagen, waaronder vrachtauto-dolly-oplegger, en trekker-oplegger-oplegger, een zogenaamde B.-double;

e. buitengewone omstandigheden: weersomstandigheden, waardoor het wegdek glad is of waardoor het zicht minder dan 200 meter bedraagt;

f. 45 containers: ISO-genormeerde containers met een afmeting van 45 Engelse voet;

g. Minister: Minister van Verkeer en Waterstaat.

§ 2. Algemene verplichtingen:

In de periode van 1 maart 2004 tot 1 november 2006 wordt een proef met langere en langere en zwaardere vrachtautocombinaties gehouden waarvoor een beperkt aantal ontheffingen zullen worden afgegeven op basis van artikel 149, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994. Deelname aan de proef is toegestaan met vrachtautocombinaties:

1. die beschikken over ten hoogste twee draaipunten;

2. die een minimale lengte van de laadruimte, bedoeld in bijlage 1, onder 1.7, van richtlijn nr. 96/53/EEG2 , hebben van tenminste 18,00 m. Indien als laadeenheden containers worden gebruikt, dient de vrachtautocombinatie geschikt te zijn voor het vervoer van 3 TEU3 ; en

3.  

a. die langer zijn dan de op grond van artikel 5.18.11, tweede lid, van het Voertuigreglement, toegestane lengte van 18,75 m, met een maximum van 25,25 m; of

b. die langer zijn dan de op grond van artikel 5.18.11, tweede lid, van het Voertuigreglement, toegestane lengte van 18,75 m, met een maximum van 25,25 m en zwaarder zijn dan de op grond van artikel 5.18.18, tweede lid, van het Voertuigreglement, toegestane totale massa van 50.000 kg, met een totale maximum massa van 60.000 kg. en waarvan de aslasten niet meer bedragen dan gesteld in artikel 3.3.9, eerste lid, van het Voertuigreglement.

Het rijden met vrachtautocombinaties die aan de praktijkproef deelnemen kan op elk tijdstip geschieden, maar is niet toegestaan tijdens buitengewone omstandigheden.

De volgende zaken mogen niet met de vrachtautocombinaties worden vervoerd:

• gevaarlijke stoffen;

• vloeistoftanks;

• 45 containers;

• uitstekende lading waardoor de totale maximum lengte van de vrachtautocombinatie niet wordt overschreden.

Aan deze praktijkproef kunnen ten hoogste 100 ondernemers deelnemen, ieder met ten hoogste 10 trekkende eenheden voor ten hoogste 10 trajecten. Het totaal aantal deelnemende combinaties zal ten hoogste 300 bedragen. Ondernemers die tot hetzelfde concern behoren worden als één ondernemer beschouwd.

§ 3. Verplichtingen van de ondernemer

A. De ondernemer is verplicht om dagelijks een ritformulier te doen invullen. De formulieren worden minstens maandelijks in een voorgeschreven elektronisch model aan het Ministerie van Verkeer en Waterstaat toegestuurd. Op het formulier zijn in ieder geval vermeld:

1. de gebruikte voertuigen en configuratie(s);

2. de door de vrachtautocombinatie afgelegde ritten;

3. een opgave van de per rit vervoerde ladingsoort bijvoorbeeld pallets, stukgoed, containers, wissellaadbakken of bulk;

4. de massa van de per rit vervoerde lading;

5. het brandstofverbruik van de vrachtautocombinatie op de vermelde rit;

6. de door de bestuurder ervaren knelpunten en overige opgedane ervaringen.

B. De ondernemer verleent de Minister inzage in de vrachtbrieven of andere administratie die betrekking hebben op de met de vrachtautocombinatie vervoerde lading, en verstrekt de Minister alle inlichtingen over ongevallen, overtredingen of misdrijven waarbij de vrachtautocombinatie is betrokken, en de eventuele opgemaakte processen-verbaal.

C. De ondernemer verleent niet alleen inzage in de kosten, die bestaan uit personeelskosten4 , kosten rijdend materieel5 en overige bedrijfskosten6 , van de onder de proef verrichte ritten, maar ook over de ritten die inzicht in de meer of minderkosten van de vrachtautocombinaties uit de proef ten opzichte van de huidige situatie kunnen verschaffen.

De Minister houdt de door de ondernemers ingeleverde ritformulieren en de door hen verstrekte overige bedrijfsgegevens vertrouwelijk, en gebruikt deze uitsluitend voor de evaluatie van de praktijkproeven. Hierin zullen de gegevens anoniem worden gepresenteerd.

II. CRITERIA VOOR TE GEBRUIKEN ROUTES

1. De infrastructuur van de weggedeelten moet geschikt zijn om de vrachtautocombinatie te dragen en te laten rijden.

2. Het rijden met de vrachtautocombinatie mag geen onverantwoord risico opleveren voor de veiligheid van andere verkeersdeelnemers.

3. Proeven mogen plaatsvinden op autosnelwegen en de verbindende stukken autoweg (N-weg met hetzelfde codenummer als de autosnelweg), tussen twee stukken autosnelweg in beheer van het Rijk, alsmede op wegen vallend onder ‘trajecten’.

4. Een te rijden traject bestaat uit autowegen en andere wegen met een geslotenverklaring voor langzaam verkeer en een fysiek gescheiden infrastructuur voor fietsers, bromfietsers en voetgangers met zo mogelijk twee of meer rijstroken per rijrichting, waarbij in aansluiting op deze wegen ten hoogste 5 km over andere wegen mag worden gereden.

5. Een te rijden traject heeft als beginpunt of als eindpunt een op- of afrit van een auto(snel)weg in beheer van het Rijk. Een te rijden traject heeft,over de weg gemeten, met uitzondering van de lengte van autowegen, een lengte van ten hoogste 20 km. In een te rijden traject mag zich geen 30 km-zone, woongebied, kernwinkelgebied, of gebied met venstertijden bevinden.

6. Waar een andere weg aan sluit op een auto(snel)weg dient de auto(snel)weg in het verlengde van de invoegstrook te zijn voorzien van een vluchtstrook van ten minste 250 m.

7. In een door een vrachtautocombinatie te rijden traject mag zich geen kruising bevinden met een gelijkvloerse spoorwegovergang waarover treinen met een snelheid van meer dan 40 km/uur passeren.

8. Voor een vrachtautocombinatie geldt een inhaalverbod van alle motorvoertuigen die sneller mogen rijden dan 50 km per uur.

III. CRITERIA AAN DE BESTUURDER

1. De bestuurder van een vrachtautocombinatie dient in het bezit te zijn van een geldig rijbewijs voor het besturen van motorrijtuigen van de rijbewijscategorieën C en E, alsmede van een getuigschrift van vakbekwaamheid voor het besturen van een vrachtauto.

2. De bestuurder beschikt over een geldig certificaat van de Stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, op grond van een met goed gevolg afgelegd aanvullend theorie-examen en aanvullend praktijkexamen voor het besturen van een betrokken vrachtautocombinatie. Daarbij wordt in het bijzonder gelet op het rekening houden met de belangen van andere weggebruikers, op de mentaliteit van de bestuurder en op de noodzaak van milieubewust en energiezuinig rijden.

3. Voorafgaand aan het afleggen van het examen dient een kandidaat schriftelijk te verklaren dat hij voldoet aan de navolgende eisen:

a. de bestuurder heeft ten minste vijf jaren ervaring met het besturen van een vrachtautocombinatie vallend onder rijbewijs C-E;

b. van de bestuurder was de rijbevoegdheid drie jaar voorafgaand aan deelname aan de proef niet ontzegd, het rijbewijs ongeldig verklaard of ingevorderd, wegens een overtreding of misdrijf.

IV. AANVRAAG VOOR DEELNAME EN TOEKENNINGSPROCEDURE

§1. Aanvraag voor deelname aan de praktijkproef

Aanvragen voor deelname aan de praktijkproef dienen in de periode van 16 januari 2004 tot 14 januari 2005 schriftelijk te worden ingediend bij de Ambtelijke adviescommissie LZV onder vermelding van ‘Project LZV’, Afdeling Wegvervoer, Directoraat-Generaal Goederenvervoer, Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Postbus 20904, 2500 EX ‘s-Gravenhage.

Bij zijn ondertekende aanvraag dient de ondernemer de volgende gegevens te verstrekken:

1. de firmanaam en adres, met vermelding van provincie, telefoonnummer en contactpersoon;

2. de soorten en de kentekenbewijzen van de voertuigen van de vrachtautocombinatie(s);

3. afbeeldingen, bij voorkeur technische tekeningen, van de voertuigen, en de voor de toelating tot het verkeer toegestane maximum massa en de lengte van de vrachtautocombinaties;

4. de te rijden trajecten, met per traject vermelding van het begin- en eindpunt voorzien van postcodes, de namen en wegnummers van alle wegen van het traject, en per weg de lengte van het te rijden traject;

5. de te vervoeren ladingsoorten.

Elke volledige en tijdig ingediende aanvraag krijgt een volgnummer op datum van binnenkomst.

§2. Werkwijze Ambtelijke adviescommissie LZV

De adviescommissie stelt aan de hand van het aantal tijdig ingediende aanvragen maandelijks een advieslijst op. De advieslijst wordt zodanig samengesteld dat een zo groot mogelijke diversiteit van praktijkproeven kan worden genomen op basis van:

a. een evenredige verdeling van de verschillende vrachtautoconfiguraties;

b. een evenredige verdeling naar regio, te weten provincie of samenstel van provincies, waarin ondernemers gevestigd zijn. Hier geldt een evenredigheid aan de verdeling van de Niwo van de vergunningen beroepsgoederenvervoer. Hierbij worden de provincies Friesland, Groningen en Drenthe; Flevoland en Overijssel alsmede Zeeland en Noord-Brabant als één regio gezien;

c. een evenredige verdeling van de verschillende ladingsoorten.

Bij gelijkwaardigheid van de aanmeldingen na hanteren van de criteria wordt in geval van overschrijding van het evenredige aantal per regio of het totaal maximum van 300 eenheden de toekenning van de resterende aanvragen bepaald op basis van loting.

De adviescommissie stelt aan het einde van elke kalendermaand op basis van de advieslijst een advies op ten behoeve van besluitvorming door of namens de Minister. Door of namens de Minister wordt zo spoedig mogelijk na het uitgebrachte advies een besluit genomen over welke ondernemers in aanmerking komen voor deelname aan de praktijkproeven. Iedere ondernemer ontvangt schriftelijk bericht of hij al dan niet in aanmerking komt voor deelname aan de praktijkproeven.

Elke aanvrager zal in eerste instantie slechts in aanmerking kunnen komen voor ontheffingen voor 5 trekkende eenheden. Op het moment dat bij de adviescommissie bekend is dat een eerste combinatie van de aanvrager ter keuring zal worden aangeboden, zoals vermeld in de Beleidsregel ontheffinverlening LZV, wordt door de adviescommissie beoordeeld of er tot toekenning van ontheffingen voor 5 volgende trekkende eenheden kan worden geadviseerd. Bepalend voor een positief advies is of het aantal aangevraagde trekkende eenheden met de toekenning het aantal van 300 niet overschrijdt.

Deelname aan de proef geschiedt voor rekening en risico van de ondernemer. Op geen enkele wijze kan een ondernemer aanspraak maken op voortzetting van de inzet van de vrachtautocombinatie na afloop van de proef.

Uitsluiting van de proef dan wel intrekking van het positieve advies van de Ambtelijke adviescommissie LZV, kan plaats vinden indien:

a. Ondernemer onjuiste gegevens heeft verstrekt bij zijn aanvraag;

b. Ondernemer niet voldoende meewerkt aan de verzameling van gegevens zoals genoemd onder I;

c. Ondernemer aanwijsbaar schuldig is aan een ernstig ongeval bij de inzet van de vrachtautocombinaties;

d. Ondernemer zich aantoonbaar met de vrachtautocombinatie op wegen heeft bevonden waarvoor geen ontheffing is verstrekt in het kader van deze proef.

Bij het intrekken van het positieve advies op basis van de voorgaande redenen is geen beroep mogelijk inzake schadeloosstelling.

1

Stcrt. 1998, nr. 241 ; laatstelijk gewijzigd bij regeling van 14 juli 2003, Stcrt. nr. 142.

2

Richtlijn nr. 96/53/EG van de Raad van 25 juli 1996 houdende vaststelling, voor bepaalde aan het verkeer binnen de Gemeenschap deelnemende wegvoertuigen, van de in het nationale en het internationale verkeer maximaal toegestane afmetingen, en van de in het internationale verkeer maximaal toegestane gewichten (PbEG L 235);

3

TEU = Twenty Feet Equivalent Unit, de standaard maat van een ISO-container .

4

Hiertoe worden gerekend brutoloon en sociale lasten, onkostenvergoedingen en overige personeelskosten.

5

Hiertoe worden gerekend de motorrijtuigen belasting, verzekeringen, afschrijvingen, brandstof, banden, reparatie en onderhoud.

6

Hiertoe worden gerekend de rente en overige bedrijfskosten.

Naar boven