Beleidsregel overgangsperiode proef ontheffingverlening LZV

Beleidsregel tot vaststelling van voorwaarden die gelden tijdens de overgangsperiode na afloop van de proef met langere of langere en zwaardere vrachtautocombinaties voor ontheffingen verleend ten tijde van die proef (Beleidsregel overgangsperiode proef ontheffingverlening LZV)

13 september 2006

Nr. VIZ 2006/7226

De Directie van de Dienst Wegverkeer en de Minister van Verkeer en Waterstaat,

Gelet op artikel 149a, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 19941 , het Besluit ontheffingverlening exceptionele transporten2 , het Instellingsbesluit Ambtelijke adviescommissie LZV3 en de Beleidsregel ontheffingverlening LZV 20064 ;

Besluiten:

Artikel 1

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

a. proef LZV: de met ingang van 16 januari 2004 tot en met 31 oktober 2006 geldende proef met langere of langere en zwaardere vrachtautocombinaties op grond van de Beleidsregel ontheffingverlening LZV 2006 en het Instellingsbesluit Ambtelijke adviescommissie LZV;

b. deelnemer aan de proef: aanvrager voor deelname aan de proef LZV met een of meer vrachtautocombinaties waarvoor door de Ambtelijke adviescommissie LZV een positief advies is gegeven als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van het Instellingsbesluit Ambtelijke adviescommissie LZV.

Artikel 2

De Dienst Wegverkeer zal een of meer ontheffingsbesluiten van een deelnemer aan de proef LZV onder de in artikel 3 en 4 geformuleerde voorwaarden verlengen tot 1 november 2007 indien:

a. de deelnemer aan de proef LZV uiterlijk 30 september 2006 per aangevraagd ontheffingsbesluit schriftelijk aan de Ambtelijke adviescommissie LZV verzoekt voor een verlenging daarvan met ingang van 1 november 2006 tot 1 november 2007;

b. de voertuigen waarop de aanvraag voor verlenging betrekking heeft uiterlijk een datum eerste toelating van 31 oktober 2006 hebben;

c. de trajecten waarop de aanvraag betrekking heeft uiterlijk 31 oktober 2006 door de adviescommissie van een positief advies zijn voorzien, en

d. de wegbeheerder toestemming heeft verleend.

Artikel 3

Bij verlenging van een ontheffingsbesluit als bedoeld in artikel 2 wordt de ontheffing onder dezelfde voorwaarden, beperkingen en voorschriften afgegeven zoals opgenomen in het Instellingsbesluit Ambtelijke adviescommissie LZV en de Beleidsregel ontheffingverlening LZV 2006, waarbij geldt dat de Dienst Wegverkeer met ingang van 1 november 2006 tot 1 november 2007:

a. geen trajecten zal aanvullen of wijzigen;

b. geen voertuigen zal bijschrijven;

c. uitsluitend ingeval van een daartoe ontvangen positief advies van de Ambtelijke adviescommissie LZV een vervangend voertuig op een ontheffingsbesluit zal bijschrijven;

d. uitsluitend in geval van een daartoe ontvangen positief advies van de Ambtelijke adviescommissie LZV het ontheffingsbesluit op naam van een ander bedrijf zal worden gezet.

Artikel 4

De Dienst Wegverkeer zal aan de ontheffingsbesluiten die worden verlengd met ingang van 1 november 2006 tot 1 november 2007, met uitzondering van het bepaalde in hoofdstuk I, paragraaf 3, onderdeel B van de bijlage bij het Instellingsbesluit Ambtelijke adviescommissie LZV, niet meer de voorwaarde verbinden dat deelnemers aan de proef data moet aanleveren ten behoeve van de monitoring van de proef.

Artikel 5

1. Een deelnemer aan de proef kan met ingang van 1 november 2006 tot 1 november 2007 de Ambtelijke adviescommissie LZV verzoeken:

a. een vervangend voertuig in te zetten;

b. het ontheffingsbesluit op naam van een ander bedrijf te laten zetten.

2. De Ambtelijke adviescommissie LZV adviseert de Dienst Wegverkeer positief op verzoeken, bedoeld in het eerste lid, indien de aanvrager aantoont dat:

a. het te vervangen voertuig niet meer inzetbaar is en het vervangend voertuig aan dezelfde eisen en voorschriften voldoet als het te vervangen voertuig; dan wel

b. de deelnemer aan de proef LZV op wiens naam het ontheffingsbesluit staat, failliet is gegaan of is overgenomen.

Artikel 6

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin hij wordt geplaatst.

Artikel 7

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel overgangsperiode proef ontheffingverlenging LZV.

Deze beleidsregel zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De directie van de RDWde Algemeen directeur, J.G. Hakkenberg.De Minister van Verkeer en Waterstaat, K.M.H. Peijs.

Toelichting

Op grond van de ontheffingsbesluiten en op basis van een verwijzing daarnaar in de bijlage bij het Instellingsbesluit Ambtelijke adviescommissie LZV, zijn de ontheffingen in het kader van de proef LZV geldig tot en met 31 oktober 2006. Aangezien een definitieve situatie en daarvoor geldende voorwaarden nog niet vastgesteld en bekendgemaakt zijn, kan een definitieve situatie nog niet per 1 november 2006 van start.

Om te voorkomen dat de deelnemers aan de huidige proef tijdelijk niet van hun LZV gebruik kunnen maken, wordt gekozen voor het verlengen van de proef, maar dan in ‘bevroren’ toestand.

In artikel 1 is een aantal definities opgenomen die er in voorzien dat alleen degenen die aan de proef LZV hebben deelgenomen ook na 1 november 2006 hun LZV’s kunnen blijven inzetten. Dit door middel van het op verzoek verlengen van de aan deelnemers afgegeven ontheffingsdocumenten.

In artikel 2 zijn de voorwaarden opgenomen waaronder deelnemers aan de proef voor verlenging van de ontheffingsdocumenten in aanmerking kunnen komen. Dit kan tot 30 september 2006 per post, fax of mail worden aangegeven, ten behoeve van de bevordering van een soepele voortzetting van het gebruik van de LZV’s, nu het vragen van toestemming aan de verschillende wegbeheerders en de administratieve verwerking bij de RDW enige tijd in beslag neemt. De behandeling van het verzoek vindt plaats voor het huidige LZV-tarief. Aangezien de voornoemde adviescommissie haar taken tot 31 oktober 2006 moet kunnen blijven uitvoeren is het bepaalde onder b en c opgenomen.

In artikel 3 is bepaald dat de ontheffingsbesluiten in feite identiek zullen zijn aan de voor 1 november 2006 afgegeven ontheffingsbesluiten, met uitzondering van de ’einddatum geldigheid’. Voor de verlenging moeten voor alle in het besluit opgenomen wegen, de zogenaamde wegenbijlage, de wegbeheerders wederom hun toestemming verlenen.

Echter een aantal faciliteiten die dienstbaar waren aan de continuïteit in aanlevering van data voor de monitoring van de praktijkproef, zoals nieuwe voertuigen en trajecten, komen te vervallen.

Slechts in uitzonderingsgevallen die door de adviescommissie van een positief advies moeten zijn voorzien kan het ontheffingsbesluit ook na 1 november 2006 nog worden veranderd. De procedure en werkwijze voor de uitzonderingsgevallen is nader geregeld in artikel 5.

De deelnemer hoeft met uitzondering van de verplichting tot aanlevering van inlichtingen over ongevallen, overtredingen of misdrijven waarbij de vrachtautocombinatie betrokken is en de eventueel opgemaakte processen-verbaal geen gegevens meer aan te leveren, nu de resultaten van de proef inmiddels bekend zijn, zo is bepaald in artikel 4.

De directie van de RDWde Algemeen directeur,

J.G. Hakkenberg

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

K.M.H. Peijs

  • 1

    Stb. 2004, 687.

  • 2

    Stb. 2005, 438.

  • 3

    Stcrt. 2003, 245.

  • 4

    Stcrt. 2006, 72.

Naar boven