Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Dienst Wegverkeer | Staatscourant 2007, 207 pagina 24 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Dienst Wegverkeer | Staatscourant 2007, 207 pagina 24 | beleidsregel |
18 oktober 2007
De directie van de Dienst Wegverkeer,
Gelet op artikel 4, vierde en vijfde lid, van Richtlijn nr. 96/53/EG EG van de Raad van 25 juli 1996 houdende vaststelling voor bepaalde aan het verkeer binnen de Gemeenschap deelnemende wegvoertuigen, van de in het nationale en het internationale verkeer maximaal toegestane afmetingen, en van de in het internationaal verkeer maximaal toegestane gewichten (PbEU L 235) en op artikel 149a, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 19941 , het Voertuigreglement2 en het Besluit ontheffingverlening exceptionele transporten3
Voor de toepassing van deze beleidsregel worden de begripsbepalingen van Voertuigreglement overgenomen. Voorts wordt verstaan onder:
a. Autonome beslisruimte LZV: de actuele gegevens waarbij de wegbeheerder een weg of weggedeelte als geschikt voor het berijden met een LZV opgeeft waarvoor de Dienst Wegverkeer zonder toestemming als bedoeld in artikel 149b, tweede lid, van de Wet en artikel 4 van het Besluit ontheffingverlening exceptionele transporten ontheffing mag verlenen voor LZV’s onder de daarbij van toepassing zijnde beperkingen en voorschriften;
b. LZV: samenstellen met een laadlengte van tenminste 18 meter of een vergelijkbare laadlengte indien de voertuigen zijn ingericht voor het vervoer van afneembare laadstructuren, bestaande uit ten hoogste drie voertuigen en ingericht voor het vervoer van goederen waarvan de totale lengte niet meer bedraagt dan 25,25 meter, waarvoor een ontheffing als bedoeld in artikel 3 is afgegeven;
c. LZV kerngebied: gebied, aangeduid op het niveau van wegsegment,binnen de autonome beslisruimte als zodanig vastgesteld door de wegbeheerder en de Dienst Wegverkeer, waar één of meer bedrijven feitelijk zijn gevestigd en waarop volgens het ter plaatse geldende bestemmingsplan geen woonbestemming of agrarische bestemming rust;
d. Gebiedsontsluitingsweg LZV: weg of weggedeelte die een verbinding vormt tussen stroomwegen en LZV kerngebied;
e. Stroomweg LZV: weg met een nationale of internationale functie voor het lange afstandsverkeer;
f. Erftoegangsweg LZV: weg of weggedeelte, niet zijnde een stroomweg LZV of gebiedsontsluitingsweg LZV die dient ter ontsluiting van percelen van aanvragers of die is gelegen in een LZV kerngebied;
g. samenstel van buitenlandse voertuigen: samenstel van voertuigen waarbij de kentekens van het trekkend motorrijtuig en de getrokken voertuigen door een andere EU-lidstaat dan Nederland zijn afgegeven
Deze beleidsregel is van toepassing op de behandeling van aanvragen voor een keuring en ontheffing voor een LZV op basis van artikel 149a, tweede lid, van de Wet.
1. De ontheffingen LZV worden onderscheiden in:
a. de basisontheffing LZV;
b. de incidentele ontheffing LZV, en
c. de opleidingsontheffing LZV.
2. De Dienst Wegverkeer verleent de ontheffingen LZV, bedoeld in het eerste lid, op het kenteken van het trekkende motorrijtuig, indien de geschiktheid tot het samenstellen van een LZV blijkt uit:
a. een aantekening op het kentekenbewijs, als bedoel in artikel 12, tweede lid;
b. een LZV attest als bedoeld in artikel 12, derde lid, of
c. een keuringscertificaat LZV als bedoeld in artikel 13.
3. Een basisontheffing LZV als bedoeld in het eerste lid, onder a, kan worden verleend voor:
a. wegen die binnen de autonome beslisruimte LZV vallen;
b. de duur van maximaal één jaar;
c. maximaal 1 trekkend motorrijtuig, en
d. één of meer LZV kerngebieden.
4. De incidentele ontheffing LZV, bedoeld in het eerste lid, onder b, is bestemd voor:
a. het bereiken van de vestiging, waarbij het een noodzakelijke route vanaf of naar de plaats van feitelijke vestiging van de aanvrager betreft waarop in ieder geval volgens het ter plaatse geldende bestemmingsplan geen woonbestemming of agrarische bestemming rust en die bestemd is voor of ten behoeve van 1 aanvrager voor de aansluiting op wegen die binnen de autonome beslisruimte LZV vallen, of
b. evenementen, waarbij het een noodzakelijke route betreft vanaf of naar de plaats van een evenement ten behoeve of mede ten behoeve van LZV’s, of
c. stremmingen, waarbij tijdelijk wegen of weggedeeltes geheel of gedeeltelijk ontoegankelijk zijn en kan worden afgegeven voor wegen of weggedeeltes die:
i. aansluiten op de wegen of weggedeeltes genoemd in de reeds verleende basisontheffing LZV, of
ii. aansluiten op de wegen of weggedeeltes in de reeds verleende incidentele ontheffing LZV.
5. Een incidentele ontheffing LZV kan worden verleend voor:
a. wegen die niet binnen de autonome beslisruimte vallen;
b. de duur van:
i. ten hoogste 1 jaar, indien het een incidentele ontheffing LZV als bedoeld in het vierde lid, onder a, van dit artikel betreft, met dien verstande dat de geldigheidsduur van de aan de aanvrager verleende basisontheffing LZV niet wordt overschreden;
ii. maximaal 2 weken, indien het een incidentele ontheffing LZV als bedoeld in het vierde lid, onder b, van dit artikel betreft, of
iii. de duur van de stremming met dien verstande dat de geldigheidsduur van de aan de aanvrager verleende basisontheffing LZV of incidentele ontheffing LZV, als bedoeld in het vierde lid, onder a, niet wordt overschreden.
c. Een incidentele ontheffing LZV kan worden verleend voor maximaal 4 kentekens van trekkende motorrijtuigen, mits deze kentekens op het aanvraagformulier als bedoeld in artikel 5, eerste lid, zijn vermeld.
6. Een opleidingsontheffing LZV kan worden verleend:
a. ten behoeve van de opleiding en examinering voor het certificaat chauffeur LZV voor de wegen die daartoe specifiek in de autonome beslisruimte LZV zijn opgenomen alsmede de wegen leidend vanaf de locatie van de bedrijfsvestiging naar deze wegen;
b. voor de duur van maximaal 1 jaar, en
c. voor maximaal 1 trekkend motorrijtuig.
Ontheffingsdocument met bijlagen
Een basisontheffing LZV bestaat uit:
a. een voorblad, waarop in ieder geval de gegevens van de aanvrager alsmede het kenteken, al dan niet in combinatie met het voertuig identificatienummer (VIN), van het trekkend motorrijtuig zijn vermeld;
b. indien van toepassing, een voertuigbijlage met de kentekens, al dan niet in combinatie met de VIN van de getrokken voertuigen;
c. diverse wegenbijlagen, waarin de wegen en LZV kerngebieden van 1 of meer wegbeheerders zijn opgenomen, en
d. diverse bijlagen die beperkingen, algemene voorschriften en, indien van toepassing, bijzondere voorschriften bevatten.
1. De aanvrager van een ontheffing LZV dient zijn aanvraag te doen op het door de Dienst Wegverkeer vastgestelde model aanvraagformulier.
2. Het aanvraagformulier wordt schriftelijk beschikbaar gesteld.
Wijze van indienen van de aanvraag
Indiening van aanvragen kan uitsluitend schriftelijk plaatsvinden.
1. Een ontheffingsaanvraag kan uitsluitend schriftelijk door de indiener worden ingetrokken.
2. Het intrekken van een ingediende aanvraag wordt uitsluitend conform het tarievenbesluit van de Dienst Wegverkeer Het Besluit Tarieven Dienst Wegverkeer wordt jaarlijks in de Staatscourant gepubliceerd . behandeld indien de intrekking binnen 24 uur na registratie van de aanvraag is gedaan en op dat moment nog geen besluit is verzonden.
Duur van de behandeling van de ontheffingsaanvraag
Aanvragen binnen de autonome beslisruimte LZV worden in beginsel afgehandeld binnen 5 werkdagen.
Aanvraag uitbreiding LZV kerngebieden
In afwijking van artikel 3, derde lid, wordt een vervangende basisontheffing LZV afgegeven, indien de aanvrager gedurende de geldigheid van de reeds aan hem afgegeven basisontheffing LZV een aanvraag doet in verband met uitbreiding van de LZV kerngebieden en deze aanvraag wordt toegekend.
1. De aanvrager van een basisontheffing LZV kan tevens verzoeken om een wijzigingsabonnement, waarbij gedurende en uitsluitend voor de resterende geldigheidsduur van de basisontheffing LZV, de wegenbijlagen als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onder b, worden vervangen in verband met wijziging van de autonome beslisruimte LZV voor LZV kerngebieden.
2. De Dienst Wegverkeer geeft op een door hem bepaalde wijze en ten minste eenmaal per kwartaal, aangepaste wegenbijlagen af aan de in het eerste lid bedoelde aanvragers, voor zover zich wijzigingen als bedoeld in het eerste lid hebben voorgedaan.
Beoordeling geschiktheid wegen en weggedeelten voor LZV’s
Toestemming geschiktheid wegen LZV
De Dienst Wegverkeer verzoekt de wegbeheerders de in bijlage A opgenomen toetsingscriteria te hanteren bij de beoordeling van de geschiktheid van wegen voor het vaststellen van de autonome beslisruimte LZV.
Beoordeling geschiktheid voertuigen ten behoeve van LZV’s
Aantekening op kentekenbewijs ten behoeve van LZV of LZV attest
1. Een aantekening op het kentekenbewijs ten behoeve van LZV of een LZV attest als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onder a en b, wordt op aanvraag afgegeven indien bij een door de Dienst Wegverkeer verrichte keuring naar zijn oordeel is voldaan aan de eisen in bijlage B.
2. Een aantekening op het kentekenbewijs wordt geplaatst, indien het een voertuig met Nederlands kenteken betreft.
3. Een LZV attest wordt afgegeven, indien het een voertuig met een buitenlands kenteken betreft.
4. Een aanvraag als bedoeld in het eerste lid dient te worden gedaan op het door de Dienst Wegverkeer vastgestelde model aanvraagformulier.
1. een keuringscertificaat LZV wordt afgegeven voor:
a. vrachtautocombinaties die in de periode tot en met 31 oktober 2006 zijn toegelaten op basis van het Instellingsbesluit Ambtelijke adviescommissie LZV4 , de Beleidsregel Ontheffingverlening LZV 20065 en de Beleidsregel overgangsperiode proef ontheffingverlening LZV6 , of
b. b.een samenstel van buitenlandse voertuigen.
2. Een vrachtautocombinatie als bedoeld onder het eerste lid, onder a, dient met uitzondering van de markering van het achterste voertuig, te voldoen aan de in de Beleidsregel overgangsperiode proef ontheffingverlening LZV bedoelde voorwaarden.
3. Een samenstel van buitenlandse voertuigen als bedoeld in het eerste lid, onder b, dient blijkens een verklaring, afgegeven door de bevoegde autoriteit in de lidstaat van de Europese Unie waar de voertuigen zijn geregistreerd, te voldoen aan de eisen die de betreffende lidstaat stelt ten behoeve van het aan het in artikel 4, vierde lid, onder b, van de richtlijn 96/53/EG bedoelde moduleconcept. Deze eisen dienen een beschermingsniveau te bieden dat naar het oordeel van de Dienst Wegverkeer ten minste gelijkwaardig is aan het niveau van de nationale onderzoekingen ten behoeve van het gebruik van voertuigen in een LZV.
4. Bij de beoordeling van een gelijkwaardig beschermingsniveau van een buitenlands samenstel van voertuigen dienen bijlage B en bijlage D, onderdeel 1 als referentie.
model LZV attest en model keuringscertificaat LZV
1. Een LZV attest als bedoeld in artikel 12, tweede lid, wordt afgegeven volgens het in bijlage C, onderdeel 1 opgenomen model.
2. Een keuringscertificaat LZV als bedoeld in artikel 13, eerste lid, wordt afgegeven volgens het in bijlage C, onderdeel 2 opgenomen model.
Beperkingen en voorschriften verbonden aan ontheffingen
Beperkingen en voorschriften verbonden aan de ontheffing
1. Aan iedere ontheffing LZV worden de in bijlage D, onderdeel 1, genoemde beperkingen verbonden.
2. Aan iedere ontheffing LZV kunnen algemene voorschriften als genoemd in bijlage D, onderdeel 2 worden verbonden. Deze voorschriften kunnen onder meer betrekking hebben op:
a. voertuigdocumenten;
b. documenten bestuurder LZV;
c. buitengewone omstandigheden;
d. plaats op de rijbaan;
e. afmetingen en massa’s voertuig en LZV’s in onbeladen toestand en beladen toestand;
f. eisen trekkend motorrijtuig met aantekening op kentekenbewijs of LZV attest;
g. eisen getrokken voertuigen met aantekening op kentekenbewijs of LZV attest;
h. draaicirkel LZV;
i. lengte laadruimte LZV;
j. markering achterste voertuig LZV;
k. medewerking gegevensverstrekking omtrent gebruik ontheffing LZV.
1. Voor samenstellen van voertuigen die in het kader van het Instellingsbesluit Ambtelijke adviescommissie LZV en de Beleidsregel ontheffingverlening LZV 2006 alsmede de Beleidsregel overgangsperiode proef ontheffingverlenging LZV zijn toegelaten wordt ambtshalve een keuringscertificaat LZV als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a, afgegeven, geldig tot 1 november 2011.
2. Voertuigen gekeurd op basis van artikel 12, eerste lid, mogen onderdeel uitmaken van een samenstel van voertuigen als bedoeld in het eerste lid, mits deze voertuigen op aanvraag zijn opgenomen op een keuringscertificaat LZV.
Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van 1 november 2007.
Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel ervaringsfase ontheffingverlening LZV.
Deze beleidsregel zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
De toetsingscriteria voor wegen ten behoeve van het vaststellen van de autonome de beslisruimte LZV als bedoeld in artikel 11 luiden:
1. Voor wegen onder beheer van het Rijk:
a. auto(snel-)wegen, voor zover deze vallen onder aanbevolen wegen in CROW-richtlijn 260;
b. autosnelwegen die, indien ze bij aansluitingen op andere wegen niet zijn uitgerust met een verkeersregelinstallatie, een invoegstrook hebben, en na het einde van de invoegstrook een vluchtstrook waarvan de lengte ten minste 250 m. bedraagt
2. Voor wegen onder beheer van de provincies, gemeenten en waterschappen
a. Stroomwegen LZV, voor zover deze
1. vallen onder aanbevolen wegen zoals vermeld in CROW richtlijn 260, en
2. indien ze niet zijn uitgerust met een verkeersregelinstallatie er een invoegstrook is, en na het einde van de invoegstrook een vluchtstrook, waarvan de lengte ten minste 250 m.bedraagt.
b. Gebiedsontsluitingswegen LZV, voor zover deze wegen en de te gebruiken uitwisselpunten vallen onder aanbevolen wegen zoals vermeld in CROW-richtlijn 260.
c. Erftoegangswegen LZV, mits:
1. deze wegen niet voorzien zijn van een verkeersbord met zone aanduiding als bedoeld in artikel 66, tweede lid, en Bijlage 1, A1, van het RVV 1990 waarbij een maximumsnelheid geldt van 30 km/h, tenzij deze gelegen zijn in een LZV kerngebied;
2. deze wegen of weggedeeltes niet in een winkelgebied of woonwijk zijn gelegen;
3. niet voorzien zijn van verkeersborden waarbij een onderbord is aangebracht met venstertijden voor motorvoertuigen, en
4. die wegen of weggedeelten zijn gelegen in een LZV kerngebied met voldoende breedte voor de vereiste manoeuvres met de LZV’s.
d. Die wegen die niet voldoen aan de leden a, b of c, indien het maximaal de laatste 5 km naar of van een LZV-kerngebied en qua maatvoering aanbevolen wegen conform CROW-richtlijn 260 betreft en waarvan naar het oordeel van de wegbeheerder gebruik door LZV’s veilig plaats kan vinden.
Keuringseisen aantekening op kentekenbewijs ten behoeve van LZV of afgifte LZV attest
Artikel 1 keuringseisen trekkend motorrijtuig LZV
1. Een trekkend motorrijtuig moet:
a. behoren tot een der categorieën N2 of N3, als bedoeld in bijlage II, van richtlijn nr. 70/156/EEG1 en waarvoor een kenteken zonder gebruiksbeperking is opgegeven;
b. uitgerust zijn met een EBS drukluchtremsysteem als bedoeld in ECE 132 par. 5.1.3.1.2;
c. een koppeling hebben voor het aankoppelen van een aanhangwagen of oplegger die voldoet aan het bepaalde in richtlijn 94/20/EG3 en tevens geschikt is voor de grotere krachten (hogere D- en V-waarden) van de LZV;
d. voorzien zijn van een zijdelingse afscherming, die voldoet aan het bepaalde in richtlijn 89/297/EEG4 en is uitgevoerd als gesloten vlak, ongeacht de in artikel 3.3.37, elfde lid, van het Voertuigreglement bedoelde uitzondering voor bedrijfsauto’s voor speciale doeleinden;
e. voorzien zijn van opspatafschermingen, die voldoen aan richtlijn 91/226/EEG5 ;
f. voorzien zijn van een lijnmarkering of een contourmarkering als bedoeld in artikel 3.3.46, derde lid, van het Voertuigreglement;
g. voorzien zijn van een afscherming als bedoeld in richtlijn 2000/40/EG6 dan wel van een afscherming met een aantoonbaar zelfde veiligheidsniveau;
h. indien het geen bedrijfsauto is als bedoeld in artikel 5.3.45a, derde lid, onder b of c, van het Voertuigreglement is:
1. aan de rechterzijde zijn voorzien van een gezichtsveld verbeterende voorziening als bedoeld in artikel 5.3.45a, eerste lid, van het Voertuigreglement;
2. aan de voorzijde zijn voorzien:
a. van een vooruitkijkspiegel, bedoeld in art 1.1 onder bd1 van het Voertuigreglement, of,
b. een andere spiegel waarmee het weggedeelte kan worden overzien dat wordt begrensd door:
– het verticale dwarsvlak door het voorste punt van de cabine van het voertuig;
– het verticale dwarsvlak gelegen 2 000 mm voor het voertuig;
– het verticale vlak in de lengterichting dat door het buitenste punt van het voertuig aan de bestuurderszijde loopt en evenwijdig is aan het verticale vlak door de lengteas van het voertuig;
– het verticale vlak in de lengterichting dat door het punt 2 000 mm buiten het buitenste punt van het voertuig aan de passagierszijde loopt en evenwijdig is aan het verticale vlak door de lengteas van het voertuig.
De voorzijde van het binnen deze begrenzing gelegen gebied wordt aan de passagierszijde afgerond met een straal van 2 000 mm.
i. zijn uitgerust met een afleeseenheid waarop de druk van de achteras(sen) of het achterasstel van dit voertuig alsmede de via de datakabel van het remsysteem (CANbus) aangeboden informatie met betrekking tot asdrukken wordt weergegeven, met een afleesnauwkeurigheid van ten minste 0,1 ton of 100 kg;
j. ten minste een vermogen van de motor hebben, vastgesteld volgens richtlijn 80/1269/EEG7 , gedeeld door de factor 5 × 10–3 kW/kg;
k. niet zijn uitgerust met een tank of vloeistofcontainer voor vloeibare lading met een volume van meer dan 1000 L;
l. niet zijn ingericht voor vervoer van vee als bedoeld in artikel 1 van de Gezondheids- en welzijnswet8 voor dieren.
Artikel 2 Keuringseisen getrokken voertuigen LZV
1. Het getrokken voertuig moet:
a. behoren tot een der categorieën O3 of O4 als bedoeld in bijlage II, van richtlijn nr. 70/156/EEG en waarvoor een kenteken zonder gebruiksbeperking is opgegeven;
b. uitgerust zijn met een EBS drukluchtremsysteem als bedoeld in ECE Reglement 13, par. 5.1.3.1.2.;
c. voorzien zijn van een zijdelingse afscherming, die voldoet aan het bepaalde in richtlijn 89/297/EEG, en is uitgevoerd als gesloten vlak, ongeacht de in artikel 3.7.37, tiende lid, van het Voertuigreglement bedoelde uitzondering;
d. voorzien zijn van opspatafschermingen, die voldoen aan richtlijn 91/226/EEG;
e. voorzien zijn van een lijnmarkering of een contourmarkering als bedoeld in artikel artikel 3.7.46, derde lid, van het Voertuigreglement;
f. niet zijn uitgerust met een tank of vloeistofcontainer voor vloeibare lading met een volume van meer dan 1000 L;
g. niet zijn ingericht voor vervoer van vee als bedoeld in artikel 1 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren.
2. Indien het getrokken voertuig is ingericht om een ander voertuig voor te bewegen moet:
a. de EBS data-uitwisseling tussen het trekkend motorrijtuig en dit andere voertuig worden doorgegeven. Het eigen remsysteem van het getrokken voertuig mag hiervan tijdelijk kunnen worden afgekoppeld;
b. het remsysteem zijn beveiligd als bedoeld in richtlijn 71/320/EG9 , bijlage I, onder 2.2.1.19.;
c. de koppeling voor het aankoppelen van een aanhangwagen of oplegger voldoen aan het bepaalde in richtlijn 94/20/EG en tevens geschikt zijn voor de grotere krachten (hogere D- en V-waarden) van de LZV;
d. zodanig zijn ingericht dat de druk per as of per asstel van dit voertuig via de datakabel van het remsysteem (CANbus) voor verdere verwerking wordt aangeboden, of een afleeseenheid hebben waarop de druk per as of asstel wordt weergegeven, met een afleesnauwkeurigheid van ten minste 0,1 ton of 100 kg .
Voor een LZV geldt dat:
1. in aanvulling op het Voertuigreglement de maximale toegestane som van de aslasten van een door een andere aanhangwagen voort te bewegen middenasaanhangwagen wordt vastgesteld op ten hoogste de som van de aslasten van de trekkende aanhangwagen.
2. In afwijking van het Voertuigreglement de gezamenlijke toegestane maximummassa van twee door een bedrijfsauto voort te bewegen middenasaanhangwagens wordt vastgesteld op ten hoogste 1,5 maal de toegestane maximum massa van de bedrijfsauto dan wel de in het kentekenregister of op het kentekenbewijs van het trekkende motorrijtuig vermelde toegestane maximum te trekken massa.
1
Richtlijn nr. 70/156/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 6 februari 1970 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan (PbEG L 24).
2
VN ECE-reglement nr. 13 met uniforme eisen betreffende de goedkeuring van remsystemen van bedrijfsvoertuigen.
3
94/20/EEG van het Europees Parlement en van de Raad van 30 mei 1994 betreffende mechanische koppelinrichtingen van motorvoertuigen en aanhangwagens en de bevestiging van de inrichtingen aan deze voertuigen (PbEG L 195).
4
Richtlijn nr. 89/297/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 13 april 1989 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende de zijdelingse afscherming (zijdelingse beschermingsinrichtingen) bij bepaalde motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan (PbEG L 124).
5
91/226/EEG Richtlijn van de Raad van 27 maart 1991 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten inzake opspatafschermingssystemen bij bepaalde categorieën motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan (PbEG L 103).
6
Richtlijn nr. 2000/40/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 26 juni 2000 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende de beschermingsinrichting aan de voorzijde tegen klemrijden van motorvoertuigen en houdende wijziging van richtlijn nr. 70/156/EEG van de Raad (PbEG L 203).
7
80/1269/EEG Richtlijn van de Raad van 16 december 1980 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lidstaten inzake het motorvermogen van motorvoertuigen (PbEG L 375).
8
Stbl. 1992, 585.
9
Richtlijn nr. 71/320/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 26 juli 1971 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende de reminrichtingen van bepaalde categorieën motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan (PbEG L 202).
Model Keuringscertificaat
Artikel A LZV afmetingen en draaipunten
Een LZV heeft:
1. ten hoogste 2 draaipunten;
2. een totale lengte van ten hoogste 25.25 m. met inbegrip van de lading en met inachtneming van de in artikel 1.2 van het Voertuigreglement bepaalde meetmethode.
Een ontheffing LZV mag niet worden gebruikt in combinatie met een ontheffing voor exceptioneel transport.
Artikel C LZV ontheffing en vervoer ondeelbare lading
Bij gebruik van een ontheffing LZV is het vervoer van ondeelbare lading op de wijze als bedoeld in de artikelen 5.18.13 en 5.18.14 van het Voertuigreglement niet toegestaan.
Artikel D Verbod uitrusting en vervoer vloeibare lading
Een LZV mag niet zijn uitgerust of beladen met een tank voor vloeibare lading met een volume van meer dan 1000 L.
Artikel E Verbod vervoer gevaarlijke stoffen
Een LZV mag geen gevaarlijke stoffen vervoeren in hoeveelheden groter dan bedoeld in Randnummer series 1.1.3 van het ADR.
De voor het voertuig of de voertuigen ten behoeve van LZV afgegeven en voor de ontheffing LZV vereiste voertuigdocumenten moeten bij gebruik van de ontheffing LZV aanwezig zijn.
Van deze documenten moet een origineel, geldig en door de Dienst Wegverkeer gewaarmerkt exemplaar bij de ontheffing LZV getoond kunnen worden.
Artikel B Documenten bestuurder LZV
1. De bestuurder van de LZV moet in het bezit zijn van:
a. een geldig rijbewijs voor het besturen van motorrijtuigen van de rijbewijscategorieën C en E;
b. een getuigschrift vakbekwaamheid voor het besturen van een vrachtauto als bedoeld in de Regeling getuigschrift vakbekwaamheid, dan wel voldoen aan artikel 2.7.2 van het Arbeidstijdenbesluit, en
c. een door het Stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen afgegeven en geldig CCV-certificaat ‘Rijvaardigheidstoets langere en/of zwaardere voertuigen’. Met deze beroepseis worden gelijkgesteld beroepseisen die worden gesteld in een andere lidstaat van de Europese Unie dan wel een staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, die partij is bij een daartoe strekkend of mede daartoe strekkend Verdrag dat Nederland bindt, en die een beroepsniveau waarborgen dat naar het oordeel van de Stichting CBR ten minste gelijkwaardig is aan het niveau dat met de nationale beroepseisen wordt nagestreefd.
2. De voor de bestuurder afgegeven documenten genoemd in het eerste lid moeten bij het gebruik van de ontheffing aanwezig zijn op het voertuig.
3. Het eerste lid, onder c, van dit artikel geldt niet bij gebruik van een opleidingsontheffing LZV, mits:
a. de gebruiker van de opleidingsontheffing ten minste 5 jaar in het bezit is van een geldig rijbewijs voor het besturen van motorrijtuigen van de rijbewijscategorieën C en E;
b. aan de gebruiker van de opleidingsontheffing de afgelopen 3 jaar geen ontzegging van de rijbevoegdheid is opgelegd en het aan hem afgegeven rijbewijs niet ongeldig is verklaard of ingevorderd, en
c. er door middel van een op het voertuig aanwezige schriftelijke en gepersonifieerde oproep kan worden aangetoond dat de gebruiker op de datum van controle via de kortste door de ontheffing toegestane route op weg was naar, of terugkeert van, een opleiding onder toezicht van een bevoegde opleider ter voorbereiding op het certificaat of een examen voor het certificaat genoemd onder het eerste lid, sub c.
Artikel C Buitengewone omstandigheden
1. Van de ontheffing LZV mag geen gebruik worden gemaakt bij gladheid van het wegdek en bij weersomstandigheden die het zicht beperken tot minder dan 200 m.
2. Indien zich dergelijke omstandigheden voordoen moet zo spoedig mogelijk het gebruik van de ontheffing LZV worden beëindigd.
Artikel D Plaats op de rijbaan
Voor een LZV geldt een inhaalverbod van alle motorvoertuigen die sneller mogen rijden dan 45 km per uur.
Artikel E Afmetingen en massa samenstellen van voertuigen uit LZV
Elk uit een LZV te vormen samenstel van voertuigen moet voldoen aan de gebruikseisen van hoofdstuk 5 afdeling 18 van het Voertuigreglement
Artikel F Trekkend motorrijtuig LZV
Het trekkend motorrijtuig van een LZV moet zijn voorzien van;
1. zijdelingse afscherming als bedoeld in artikel 5.3.48 van het Voertuigreglement en is uitgevoerd als gesloten vlak;
2. retroreflecterende lijn- of contourmarkering, waarvan:
a. het toegepaste materiaal voldoet aan ECE-Reglement nr. 104 klasse C1 ;
b. het goedkeuringsmerk aanwezig is overeenkomstig artikel 2.10.17 van de Regeling permanente eisen, waarbij ieder afzonderlijk deel van het markeringsmateriaal voorzien is van dit goedkeuringsmerk, en
c. de installatie is aangebracht overeenkomstig artikel 2.10.16 van de Regeling permanente eisen.
Artikel G Getrokken voertuig LZV
Het getrokken voertuig van een LZV moet zijn voorzien van:
1. zijdelingse afscherming als bedoeld in artikel 5.12.48 van het Voertuigreglement;
2. retroreflecterende lijn- of contourmarkering, waarvan:
a. het toegepaste materiaal voldoet aan ECE-Reglement nr. 104 klasse C;
b. het goedkeuringsmerk aanwezig is overeenkomstig artikel 2.10.17 van de Regeling permanente eisen, waarbij ieder afzonderlijk deel van het markeringsmateriaal voorzien is van dit goedkeuringsmerk, en
c. de installatie is aangebracht overeenkomstig artikel 2.10.16 van de Regeling permanente eisen
Een LZV moet naar beide zijden een volledige cirkel kunnen beschrijven binnen een ruimte die wordt begrensd door twee concentrische cirkels, waarvan de buitenste een straal van 14,50 m en de binnenste een straal van 6,50 m heeft, zonder dat een van de buitenpunten van de voertuigen buiten de omtrek van de cirkels komt.
Artikel I Lengte laadruimte LZV
1. De lengte van de laadruimte, zijnde de afstand tussen het voorste punt aan de buitenzijde van de laadruimte achter de stuurcabine en het achterste punt aan de buitenzijde van de achterste aanhangwagen, verminderd met de afstanden tussen de achterzijde van de laadruimte van de voertuigen en de voorzijden van de laadruimte van de daaropvolgende voertuigen, dient ten minste 18,00 m en ten hoogste 21,82 m. te bedragen.
2. In afwijking van het eerste lid geldt de ten hoogste toegestane lengte van het laadvlak niet voor de vrachtautocombinaties als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a.
Artikel J Markering achterste voertuig LZV
1. Het achterste voertuig van een LZV moet zijn voorzien van een horizontaal geplaatste markering als bedoeld in artikel 5.12.51 onder l van het Voertuigreglement, waarop over de volle hoogte van het gele vlak de zijdelingse contour van de betreffende LZV in de kleur zwart is aangebracht.
2. Wanneer de markering is verdeeld over twee borden, dient de bedoelde contour van de combinatie op het op de linker helft van het voertuig aangebrachte bord te zijn aangebracht.
3. De totale lengte van de LZV in meters moet in de kleur zwart op de markering zijn aangegeven
Artikel K Aanwezigheid aslastmeter op LZV
1. De optredende statische aslasten van een LZV moeten met uitzondering van de vooras van het trekkend motorrijtuig met een afleesnauwkeurigheid van 100 kg kunnen worden weergegeven. Daarbij dient gebruik te worden gemaakt van de optredende druk in de veerbalgen van elke as.
2. Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing voor vrachtautocombinaties of een samenstel van buitenlandse voertuigen voorzien van een keuringscertificaat als bedoeld in artikel 13.
Artikel L Medewerking gegevensverstrekking gebruik LZV ontheffing
De aanvrager en gebruiker van een ontheffing zijn verplicht om op verzoek van het Ministerie van Verkeer & Waterstaat medewerking te verlenen aan onderzoek omtrent de ervaringen en inzet van de LZV en de LZV ontheffing.
In een LZV mag de gezamenlijke som van de aslasten van twee achter elkaar gekoppelde middenasaanhangwagens niet meer bedragen dan 1,5 maal de som van de aslasten van het trekkend motorrijtuig.
In een LZV mag de som van de aslasten van een middenasaanhangwagen voortbewogen door een andere aanhangwagen niet meer bedragen dan de som van de aslasten van de trekkende aanhangwagen.
1
VN ECE-reglement nr. 104 met uniforme eisen betreffende de goedkeuring van retroreflecterende markering voor zware en lange voertuigen en hun aanhangwagens, behorende bij de overeenkomst betreffende het aannemen van eenvormige technische eisen voor wielvoertuigen, uitrustingsstukken, en onderdelen die kunnen wordenaangebracht en/ofgebruikt op wielvoertuigen en de voorwaarden voor wederzijdse erkenning van goedkeuringen verleend op basis van deze eisen.
Deze beleidsregel is het vervolg op de beleidsregel inzake de proef met Langere en/of Zwaardere Vrachtwagencombinaties (‘LZV’s’) die per 1 november 2006 is geeindigd. Op grond van de ‘Beleidsregel overgangsperiode proef ontheffingverlening LZV’ gepubliceerd (Stcrt 2006, nr. 182), waarin de voorwaarden voor de verlenging zijn neergelegd mochten de deelnemers nog 1 jaar met een ontheffing rijden op de reeds bekende trajecten. Deze ontheffingen eindigen op 1 november 2007. Tot dat moment zijn LZV’s vrachtwagencombinaties die maximaal 25,25 meter lang mogen zijn, maximaal twee draaipunten hebben en maximaal 60 ton mogen wegen.
Op basis van de rapportages en de meningen van zowel de Tweede Kamer als maatschappelijke organisaties heeft de Minster van Verkeer en Waterstaat besloten dat er een vervolg komt na de proef. Dit vervolg houdt in dat er een ‘ervaringsfase’ komt die enkele jaren gaat duren. In deze ervaringsfase kunnen de tijdens de evaluatie van de proef geconstateerde aandachtspunten nader worden bekeken opgekomen aandachtspunten nader bekeken worden en kan gewerkt worden aan regelgeving die noodzakelijk is voor het mogelijk definitief op grotere schaal laten rijden van deze voertuigcombinaties.
In deze ervaringsfase is een aantal aspecten anders dan tot op heden.
Ten eerste wordt de geschiktheid van een voertuig om ingezet te kunnen worden als LZV via een keuring van het individuele voertuig gerealiseerd. De trekkende en getrokken voertuigen worden onafhankelijk van elkaar gekeurd. Bij gebleken geschiktheid wordt hiervan aantekening gemaakt op het kentekenbewijs en indien het een buitenlands voertuig betreft een LZV attest afgegeven. Noch het aantal voertuigen van een ondernemer, noch het aantal aanvragers van deze keuringen wordt in deze fase beperkt. Het gekozen systeem laat toe dat voertuigen net als dit bij reguliere samenstellen van voertuigen gebruikelijk is, vrij kunnen worden uitgewisseld. De verantwoordelijkheid voor de LZV-lengte en de bestreken baan wordt op overeenkomstige wijze bij de voertuigeigenaar neergelegd.
Een tweede aspect is dat in de proeffase niet alleen werd ontheven van de lengte, maar ook van maximum massa. In de periode van 1999 tot november 2007 werd een totale massa tot 60 ton toegestaan. In deze ervaringsfase is vanwege de infrastructuur in combinatie met het in beginsel ongelimiteerde aantal gebruikers van LZV’s op de wegen besloten om de maximum massa te beperken tot de wettelijk toegestane 50 ton.
Tot slot wordt aangesloten bij het systeem van de ontheffingverlening voor langlopende ontheffingen. Hierdoor komt enerzijds in beginsel het gehele Nederlandse wegennet beschikbaar, onder voorwaarden en met toestemming van de wegbeheerders, en anderzijds wordt hiermee de procedure bij de RDW voor het aanvragen en verlenen van ontheffingen vereenvoudigd en versneld teneinde een omvangrijker aantal aanvragen efficiënt te kunnen afhandelen.
In dit artikel is bepaald dat de definities van het Voertuigreglement van toepassing zijn. Daarnaast zijn een aantal specifieke definities opgenomen.
LZV is een sinds 1999 ingeburgerd begrip binnen de transportsector. Een LZV bestaat uit ten hoogste drie voertuigen waarbij een trekkend motorrijtuig met andere voertuigen tot een combinatie wordt samengesteld. Voorbeelden van deze samenstellen van voertuigen zijn onder meer:
– trekker-oplegger-middenasaanhangwagen,
– vrachtauto-(autonome of middenas-)aanhangwagen ,
– vrachtauto-dolly-oplegger,
– trekker-oplegger-oplegger, een zogenaamde B.-double,
– vrachtauto-middenasaanhangwagen-middenasaanhangwagen.
Voor elk voertuig dat deel uitmaakt van een LZV geldt dat het dient te zijn voorzien van een regulier kentekenbewijs
De autonome beslisruimte LZV wordt specifiek voor deze ‘doelgroep’ door de Dienst Wegverkeer (hierna:RDW) aan de wegbeheerders gevraagd, overeenkomstig de autonome beslisruimte bij ontheffingen voor exceptioneel transport. Bedoeling hiervan is dat buiten de autonome beslisruimte LZV in beginsel beperkt ontheffingen LZV zullen worden verleend. De wegbeheerder zal zijn eenmalige toestemming kunnen verlenen voor de autonome beslisruimte nadat hij heeft vastgesteld welke wegen hiervoor geschikt zijn. Hiermee zal de ontheffingverlening eenvoudiger, sneller en efficiënter kunnen plaatsvinden en behoeven de wegbeheerders niet voor iedere aanvraag afzonderlijk om toestemming worden gevraagd. Ook aan die zijde zullen de lasten van de ontheffingverlening LZV beperkt blijven. Door middel van de autonome beslisruimte LZV zal op termijn een basisnet LZV ontstaan ter ontsluiting van LZV kerngebieden. De wegen die in aanmerking kunnen komen voor dat basisnetwerk zullen aan bepaalde in nauw overleg met derden ontwikkelde criteria moeten voldoen. Hierbij wordt aansluiting gezocht bij de wegen die als geschikt zijn of worden beoordeeld voor het Kwaliteitsnet Goederenvervoer, of anderszins al gebruikt worden als hoofdroute voor het goederenvervoer.
Het wegennet LZV bestaat vooral uit het autosnelwegennet onder beheer van het Rijk. Daarbij vormen stroomwegen en gebiedsontsluitingswegen de verbinding met de LZV kerngebieden. De erftoegangswegen LZV zijn bestemd om enerzijds vanaf de stroom- en gebiedsontsluitingswegen LZV over een korte afstand de LZV kerngebieden te bereiken en anderzijds om in een LZV kerngebied de laad- en losadressen te bereiken. Tezamen zal dit bestand aan wegen uiteindelijk de autonome beslisruimte LZV van de RDW moeten gaan vormen.
De LZV kerngebieden zullen in nader overleg vorm moeten krijgen. Hierbij wordt, net als ten tijde van de eerdere proefperiode, gedacht aan bedrijventerreinen, industrieterreinen, overslag- en distributiecentra, en haventerreinen. Kortom locaties, veelal buiten de bebouwde kom, waar ook nu al veel – regulier – vrachtverkeer is. Ook de locaties die gedurende de eerdere proefperiode in aanmerking kwamen zullen hier grotendeels onder kunnen vallen. De bedrijfsmatige activiteiten, in combinatie met de wegencriteria en het ter plaatse geldende bestemmingsplan zullen bepalend zijn voor het toekennen van het predicaat LZV kerngebied, door wegbeheerders en RDW. Een kerngebied kan meer dan één eindadres omvatten: het kan een aantal wegen of weggedeelten betreffen die tezamen een gebied omvatten.
Dit artikel geeft de reikwijdte van deze beleidsregel weer. Op de ontheffingverlening voor exceptioneel transport is een andere (reeds bestaande) beleidsregel van toepassing. De onderhavige beleidsregel heeft derhalve betrekking op aanvragen van keuringen en ontheffingen voor LZV met vervoer van deelbare lading. Op grond van deze beleidsregel kan geen ontheffing worden verleend voor breedte, hoogte en massa.
In dit artikel is aangegeven welke ontheffingen LZV door de RDW kunnen worden afgegeven.Voor alle soorten ontheffingen geldt dat de voertuigen geschikt moeten zijn voor LZV en hiervoor een keuring hebben ondergaan.
De basisontheffing LZV heeft als kenmerk dat deze wordt afgegeven op het kenteken van het trekkend motorrijtuig, geldig is voor maximaal 1 jaar en geldt voor wegen die binnen de autonome beslisruimte LZV vallen.
Daarnaast is er de incidentele ontheffing LZV die als kenmerk heeft dat deze bestemd is voor specifieke doeleinden en is geldig voor maximaal 4 kentekens van trekkende motorrijtuigen. Deze kent 3 varianten: hij is bestemd voor het bereiken van de vestiging, wordt afgegeven in verband met een evenement of in verband met een stremming. De vestigingsontheffing LZV is bedoeld als uitzondering voor aanvragers van een basisontheffing LZV, en bestemd om van of naar de eigen vestiging dan wel stalling te kunnen rijden met de LZV. Naar de aard van de openbare ruimte waar deze bedrijfslocaties zich bevinden geldt dat deze bedrijven er van oorsprong zijn gesitueerd en nadien de ruimtelijke vormgeving van de openbare ruimte rondom deze bedrijven – ingrijpend – is veranderd. Deze bedrijven dienen wel bereikbaar te zijn, juist omdat het ook de laad- en losadressen zijn en in verband met de noodzakelijke aansluiting op wegen die wel binnen de autonome beslisruimte LZV vallen. Dit type ontheffing is uitdrukkelijk niet bestemd voor alle aanvragers van een (basis)ontheffing LZV, maar voor de bedrijven die zich op dergelijke locaties reeds bevinden.
Wat betreft de ontheffing voor evenementen kan gedacht worden aan evenementen georganiseerd door of voor de transportsector en mede ten behoeve van het gebruik of de promotie van LZV’s. Aangezien dit een kortstondige activiteit is, wordt de geldigheidsduur beperkt tot maximaal 2 weken.
De stremmingsontheffing tot slot is bedoeld voor een min of meer tijdelijke stremming op wegen of weggedeeltes waarvoor al een basisontheffing LZV of een vestigingsontheffing is afgegeven. Het betreft hier wegen die vanwege werkzaamheden geheel of gedeeltelijk zijn afgesloten.
Ook wordt voorzien in een opleidingsontheffing. Aangezien de bestuurder van een LZV een certificaat ‘chauffeur LZV’ dient te hebben, wordt voorzien in de mogelijkheid om de chauffeurs hier voor op te leiden en te examineren. De geldigheidsduur van de opleidingsontheffing LZV is maximaal 1 jaar en zal gelden voor wegen die leiden naar de opleidings dan wel examineringsplaats. Deze ontheffing is alleen geldig indien er een bewijs is dat een (WRM-)bevoegde opleider dan wel het CBR de bestuurder die dag hebben opgeroepen voor een opleiding of examen. De opleidingsontheffing wordt afgegeven op het kenteken van de trekkende eenheid. Een bedrijf dat zijn personeel tot ‘LZV chauffeur’ wil laten opleiden kan volstaan met één opleidingsontheffing per jaar.
In dit artikel is het ontheffingsdocument, dat door de RDW wordt afgegeven, omschreven. De bijlagen maken onderdeel uit van het ontheffingsdocument. Het ontheffingsdocument is zo opgezet dat de ontheffing wordt afgegeven aan een natuurlijke- of rechtspersoon voor 1 of meer kentekens. Dit zal het kenteken van het trekkende motorrijtuig zijn, indien het een in Nederland geregistreerd voertuig betreft. Voor een in het buitenland geregistreerd voertuig zal naast het kenteken het VIN (Voertuigindentificatienummer) worden opgenomen Kentekens of VIN’s van getrokken voertuigen worden op een aparte voertuigblad opgenomen, die wordt gebruikt in de gevallen waarbij het om voertuigen gaat van degenen die voor 1 november 2007 deelnamen aan de proef met LZV’s, en voor samenstellen van buitenlandse voertuigen. Deze ontheffinghouders dienen in het bezit te zijn van een keuringscertificaat LZV. Door de gekozen opzet van het ontheffingsdocument kan de afgifte van een ontheffing gestroomlijnd plaatsvinden voor zowel Nederlandse als buitenlands gekentekende voertuigen. Voorts bevordert dit de herkenbaarheid, voor aanvragers en handhavers.
Deze artikelen hebben betrekking op de aanvraagprocedure. Gezien de Algemene wet bestuursrecht is de RDW bevoegd om aanvraagformulieren vast te stellen. Deze bevoegdheid is ingevuld in artikel 5, waarbij eveneens is bepaald dat de modellen aanvraagformulieren schriftelijk beschikbaar zijn. Evident is dat de modellen aanvraagformulieren bijdragen aan een adequate en snelle indiening en vervolgens ook afhandeling van aanvragen. De modellen aanvraagformulieren, onder meer gerelateerd aan de soort ontheffing, moeten schriftelijk worden ingediend en ingetrokken. Schriftelijk houdt, conform de Algemene wet bestuursrecht, in schrifttekens dus zowel elektronisch, per fax of post.
In artikel 7 is bepaald dat via dezelfde weg als indiening eveneens intrekking van de aanvraag kan plaatsvinden. In het tweede lid is, gelet op de afhandelingtermijn binnen de autonome beslisruimte LZV van de RDW, opgenomen dat de aanvraag binnen 24 uur na registratie, hetgeen overeenkomt met de ontvangst bij de RDW, moet zijn ingetrokken. Alleen dan wordt de aanvraag niet of niet verder afgehandeld, en geldt voor de aanvrager dat niet het volledige aanvraagtarief, maar het hiervoor door de RDW gepubliceerde intrekkingstarief van het Besluit tarieven Dienst Wegverkeer verschuldigd is. Voor de duidelijkheid zij hierbij vermeld dat indien de aanvraag is behandeld en al in een ontheffingsbesluit heeft geresulteerd de aanvrager het voor de ontheffing verschuldigde tarief moet voldoen en derhalve niet in aanmerking kan komen voor het zogenaamde lagere intrekkingstarief. In artikel 9 is er in voorzien dat indien men reeds in het bezit is van een basisonthefing LZV gedurende de geldigheidsduur op aanvraag een vervangende basisontheffing kan krijgen in verband met de voor de aanvrager relevante uitbreiding van LZV kerngebieden. Deze voorziening is opgenomen nu gestart wordt met een beperkt aantal wegen en LZV kerngebieden. Het voorgestane groeimodel om te komen tot een LZV basisnet met LZV kerngebieden staat bij het in werking treden van deze beleidsregel nog in de kinderschoenen en zal gedurende de ervaringsfase gestalte moeten krijgen. Om die reden is het redelijk geacht om op relatief eenvoudige wijze tot uitbreiding van de ontheffing te kunnen komen door afgifte van een vervangende ontheffing. Daarbij gaat het dus om de wegenbijlagen van het basisdocument. De geldigheidsduur van de nieuwe wegenbijlage is gekoppeld aan einddatum zoals vermeld op het voorblad van het ontheffingsdocument LZV.
In artikel 10 is opgenomen dat een aanvrager direct kan verzoeken om een abonnement voor wijziging van de wegenbijlagen van de basisontheffing LZV. De wijzigingen worden in dat geval zonder meer ten minste eenmaal per kwartaal afgegeven door de RDW. Het introduceren van deze abonnementenstructuur houdt eveneens verband met de ontwikkelingen in de autonome beslisruimte LZV. Bij aanvang van de ervaringsfase zal het aantal LZV kerngebieden gering zijn, nu dit nog in onderling overleg zal moeten worden ontwikkeld en daarbij enerzijds wordt aangesloten op de aanvragen en anderzijds op de ontwikkeling en afstemming van een LZV kerngebied en basisnet met wegbeheerders. Streven van de RDW is om relevante wijzigingen van trajecten van een abonnementhouder of van een ontheffinghouder minimaal 5 werkdagen voor ingangsdatum schriftelijk door te geven. Melding van wijzigingen geschiedt via een gepersonifieerde melding per e-mail aan het hiervoor door de aanvrager opgegeven e-mailadres.
Wegbeheerders zullen moeten beoordelen welke wegen zij onder de autonome beslisruimte wensen te laten vallen. De RDW zal de wegbeheerders vragen bij hun afwegingen hieromtrent een aantal toetsingscriteria te hanteren. Deze zijn opgenomen in een bijlage bij deze beleidsregel. Deze toetsingscriteria zijn resultante van de uitkomsten van onderzoek gedurende de proeffase afgestemd in verschillende overlegorganen. Het CROW ontwikkelt een richtlijn die als handvat voor de wegbeheerders dient, zodat zij op eenvoudige wijze de geschiktheid van de wegen kunnen toetsen voor de autonome beslisruimte LZV. De toetsingscriteria moeten er in voorzien dat met name op wegen waar zich kwetsbare verkeersdeelnemers bevinden, zoals winkelgebieden en woonwijken, de LZV niet mag rijden, en juist wel in een beperkt gebied waar naar de aard van de functie van die openbare ruimte veel transportbewegingen zijn, zoals distributiecentra, overslagterreinen en bedrijventerreinen.
Of een voertuig geschikt is om deel uit te maken van een LZV en derhalve aan de eisen voldoet moet blijken uit een keuring. Een LZV zowel als de daarin opgenomen voertuigen dienen naast de reguliere toelatings- en permanente eisen aan extra eisen te voldoen. Deze bieden extra waarborgen ter compensatie van de afwijkende wendbaarheid. Deze keuring wordt uitgevoerd door de RDW en kan zowel na een administratief als na een technisch onderzoek leiden tot de afgifte van een kentekenbewijs met een aantekening ten behoeve LZV, of indien het een buitenlands voertuig betreft, tot afgifte van een LZV attest, waaruit de geschiktheid tot opname in een LZV blijkt. De procedure voor Nederlandse en buitenlandse voertuigen is identiek. Uitsluitend vanwege het feit dat de RDW niet bevoegd is aantekeningen te plaatsen op een buitenlands kenteken is hierbij gekozen voor de afgifte van een LZV attest.
Op deze wijze is ook voor de handhavers duidelijk te controleren dat het voertuig door de RDW is gekeurd op de geschiktheid als LZV. Anders dan in de eerdere proefperiode is het uitgangspunt dat een voertuig afzonderlijk, dus niet in combinatie met andere voertuigen, wordt gekeurd op deze geschiktheid. Met deze wijze van keuren wordt beoogd dat de voertuigen onderling uitgewisseld kunnen worden zonder dat, zoals gedurende de proefperiode, ieder nieuw samenstel van voertuigen opnieuw moet worden beoordeeld. De eisen aan LZV’s met betrekking tot de maximale lengte en bestreken baan is de verantwoordelijkheid van de ontheffinghouder.
De eisen waaraan een trekkend motorrijtuig of een getrokken voertuig aan moet voldoen is opgenomen in een bijlage bij deze beleidsregel.
Hiermee wordt een flexibel systeem voorgestaan waarbij de inzet van voertuigen voor LZV’s eenvoudiger wordt. Bij de keuring wordt vastgesteld of het voertuig geschikt is om onderdeel uit te maken van een LZV. Om erin te voorzien dat het betreffende voertuig ook nadien aan die eisen blijft voldoen wordt in de voorschriften bepaald dat bij gebruik van de ontheffing het voertuig aan de eisen van bijlage B, onderdeel 1 moet voldoen.
In dit artikel is bepaald in welke gevallen een keuringscertificaat LZV wordt afgegeven. In de eerste plaats, ambtshalve, wordt een keuringscertificaat afgegeven voor de vrachtautocombinaties van de deelnemers van de proef die tot 31 oktober 2006 werd gehouden. Aan deze groep wordt een nieuw keuringscertificaat afgegeven voor alle mogelijke combinaties die met deze beperkte groep voertuigen kan worden gemaakt. Aangezien de voertuigen die deel uitmaken van deze vrachtautocombinaties bekend zijn bij de RDW wordt het keuringscertificaat ambtshalve afgegeven. Daarnaast wordt met de afgifte van het keuringscertificaat geregeld dat ook, in lijn met artikel 4, vierde lid van de richtlijn 96/53/EG, de in het buitenland toegestane LZV’s in Nederland, onder voorwaarden, mogen rijden. Buitenlandse samenstellen van voertuigen die de afmetingen van voornoemde richtlijn overschrijden, maar – onder condities – toegestaan zijn in andere Lidstaten, zullen in Nederland als samenstel van buitenlandse voertuigen met een LZV ontheffing mogen deelnemen aan het verkeer, mits aangetoond is dat de voertuigen individueel voldoen aan de maten van richtlijn 96/53/EG en het samenstel van voertuigen in het land van herkomst al dan niet met een ontheffing gebruik mag maken van de openbare weg. Ook buiten Nederland, bijvoorbeeld Zweden, Denemarken en Finland wordt gebruik gemaakt van het in de richtlijn opgenomen module concept waarbij de samenstellen de maximale afmetingen mogen overschrijden, indien de voertuigen aan bepaalde eisen voldoen en daarvoor, in enigerlei vorm, instemming voor is verleend door de nationale overheid.
De op deze samenstel van voertuigen aanwezige laadruimte dient echter wel te voldoen aan de criteria die voor de Nederlandse LZV geldt.
Dit artikel bepaalt dat aan een LZV ontheffing beperkingen worden verbonden. Daarnaast bevat het een opsomming van algemene voorschriften die voor LZV’s kunnen gelden tijdens het gebruik.
Dit artikel bevat het overgangsrecht. Hierin wordt bepaald dat LZV’s die als vrachtautocombinatie zijn ingezet tijdens de proef, nog onder een apart regime mogen blijven rijden tot 1 november 2011. Deze termijn is gegeven om voertuigen die nog niet zijn afgeschreven, maar ook niet aan de nieuwe eisen kunnen voldoen, toch te kunnen inzetten. Voor deze vrachtautocombinaties wordt wel een apart keuringscertificaat LZV afgegeven, zodat ook hier een meer flexibel systeem ontstaat voor de ontheffingverlening. Deze biedt minder flexibiliteit dan een aparte aantekening op het kentekenbewijs. Indien een voertuig dat reeds gebruikt is in de proef wel aan de aanvullende nieuwe eisen kan voldoen, kan naast vermelding op een keuringscertificaat LZV ook na keuring een aantekening op het kentekenbewijs worden verkregen. Enerzijds kan het voertuig dan ook na 1-11-2011 worden ingezet als onderdeel van een LZV, anderzijds kan het voertuig dan ook nu al deel uitmaken van een LZV als bedoeld in deze beleidsregel.
Voorts mogen voertuigen die gekeurd op grond van deze beleidsregel en dus een aantekening op het kentekenbewijs hebben of waarvoor een LZV attest is afgegeven, gecombineerd worden met de voertuigen die ten tijde van de proef zijn ingezet. Ten behoeve van de ontheffingverlening wordt nagegaan of een keuringscertificaat LZV is afgegeven.
Deze artikelen bevatten de gebruikelijke slotbepalingen als citeertitel en inwerkingtredingsdatum.
Bjilage A bevat de wegencriteria, waar naar wordt verwezen in artikel 11.
Deze zijn resultante van onderzoeken tijdens en na de proef LZV en afgestemd in verschillende overlegorganen. De Minister van Verkeer en Waterstaat heeft ermee ingestemd en adviseert de wegbeheerders deze wegencriteria voor LZV’s te hanteren.
In deze beleidsregel heeft de RDW de criteria overgenomen ten behoeve van het verzoek om autonome beslisruimte LZV.
Bijlage B bevat de keuringseisen die de RDW hanteert ten behoeve van een aantekening op het kentekenbewijs of de afgifte van een LZV attest. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen de eisen aan het trekkend motorrijtuig en de getrokken voertuigen. Dit is anders dan onder de proef waar de vrachtautocombinatie in zijn geheel werd gekeurd.
De hier geformuleerde eisen zijn aanvullend op de reguliere toelatingseisen zoals opgenomen in hoofdstuk 3 van het Voertuigreglement. Ook zijn er bepaalde aanvullende uitsluitingen. Gegeven het bijzondere karakter (waaronder een veelal hoog zwaartepunt) zijn voertuigen ingericht voor het vervoer van vee vooralsnog verboden.
Het kenmerk van het standaard module concept is dat deze is samengesteld uit voertuigen die individueel aan richtlijn 96/53 voldoen. Deze kernregel is hier vastgelegd.
Deze bijlage bevat het model LZV attest en LZV keuringscertificaat. Door publicatie van deze modellen is zowel voor de gebruiker van de ontheffing als de handhavers duidelijk over welk voertuigdocument er moet worden beschikt.
Deze bijlage bevat de beperkingen en algemene voorschriften.
Onderdeel 1 bevat de beperkingen LZV. Indien aan deze bepalingen niet wordt voldaan zal de ontheffing LZV niet geldig zijn en wordt men geacht zonder ontheffing LZV aan het verkeer te hebben deelgenomen. Bij de beperkingen is uitdrukking gegeven aan het feit dat de gebruiker van de LZV ontheffing verantwoordelijk is voor het feit dat een LZV niet langer mag zijn dan 25,25 m en ten hoogste 2 draaipunten mag hebben: de kernelementen die een samenstel van voertuigen tot een LZV maken. Als beperking is eveneens opgenomen dat een LZV ontheffing niet in combinatie met een ontheffing voor exceptioneel transport mag worden gebruikt. Dit houdt tevens in dat de faciliteiten zoals in de wet opgenomen voor het vervoer van ondeelbare lading niet van toepassing zijn. Hoewel het reeds grotendeels door het ADR is geregeld is hier nogmaals expliciet gesteld dat vervoer van onder ADR-regime vallende goederen verboden is. Daarnaast is ook het vervoer van vee in een LZV niet toegestaan.
Bij de algemene voorschriften, opgenomen in onderdeel 2, is er in voorzien dat de keuringseisen waaraan voldaan moet worden voor de aantekening ten behoeve van LZV op het kentekenbewijs of het keuringscertificaat LZV ook gedurende het gebruik van een ontheffing LZV van kracht zijn, en daarmee handhaafbaar. Daarnaast zijn technische voorschriften opgenomen die speciaal voor een LZV gelden, zoals de documenten van de bestuurder, de laadlengte LZV en de draaicirkel LZV. Tijdens de keuring kan een LZV hier niet op worden beoordeeld nu slechts het afzonderlijke voertuig wordt gekeurd. In het belang van de verkeersveiligheid is het van belang dat een LZV bij gebruik van een ontheffing LZV ook aan specifiek voor de voertuigconfiguratie geldende eisen voldoet. Ook is een voorschrift opgenomen dat een ontheffinghouder verplicht is mee te werken aan onderzoek inzake ervaringen n inzet van LZV. Dit kan betrekking hebben op economische, logistieke of andere zaken, zoals betrokkenheid bij ongevallen.
De directie van de RDW
namens deze:
De Algemeen Directeur,
J.G. Hakkenberg
Stbl. 2004, 687.
Stbl. 1994, 450.
Stbl. 2005, 438.
Stcrt. 2003, 245.
Stcrt. 2006, 72.
Stcrt 2006, 182.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2007-207-p24-SC82698.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.