Besluit van 28 juni 2024, houdende wijziging van het Handelsregisterbesluit 2008 ter uitvoering van de registratie van bestuursverboden, de autorisatielijst voor het verstrekken van overzichten gerangschikt naar natuurlijke personen en enkele andere wijzigingen voortvloeiende uit de Datavisie Handelsregister

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat van 7 februari 2024, nr. WJZ / 44506464;

Gelet op de artikelen 18, zesde lid, 28, vierde lid, 29, derde en vierde lid, en 39, onderdeel f, van de Handelsregisterwet 2007;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 20 maart 2024, nr. W18.24.00026/IV);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat van 26 juni 2024, nr. WJZ / 58986967;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Handelsregisterbesluit 2008 wordt als volgt gewijzigd:

A

In de artikelen 15, tweede lid, onderdeel b, 31, eerste lid, onderdeel b, tweede lid, onderdeel b, en vierde lid, onder c, en 35, onderdeel a, vervalt telkens «het faxnummer,».

B

Na artikel 41 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 41a

  • 1. Over een persoon ten aanzien van wie krachtens een uitspraak als bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de wet of artikel 106b, derde lid, van de Faillissementswet, een bestuursverbod geldt, worden bij het handelsregister de volgende gegevens opgenomen:

    • a. het burgerservicenummer, bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer, indien dat is toegekend;

    • b. de naam;

    • c. de geboortedatum;

    • d. de geboorteplaats en het geboorteland;

    • e. het adres;

    • f. de datum van aanvang en beëindiging van het bestuursverbod;

    • g. het gegeven, genoemd in artikel 9, onderdeel a, of artikel 13, onderdeel a, van de wet en het gegeven, genoemd in artikel 12, onderdeel b, van de wet over de in de uitspraak genoemde rechtspersoon of rechtspersonen; en

    • h. de datum, het zaaknummer en de vindplaats van de uitspraak, bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de wet en artikel 106b, derde lid, van de Faillissementswet.

  • 2. Tot het doen van een opgave ter inschrijving van de beschikbare gegevens, bedoeld in het eerste lid, is verplicht de griffier, bedoeld in artikel 29, tweede lid, van de wet en artikel 106b, derde lid, van de Faillissementswet. De artikelen 3, 4 en 5 zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 3. De in het eerste lid, onderdelen b, d, f en h, genoemde gegevens en het geboortejaar kunnen door eenieder worden ingezien door publicatie in een openbaar raadpleegbaar register, zolang het bestuursverbod geldt.

C

Artikel 51 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het derde tot en met vijfde lid tot vijfde tot en met zevende lid, worden twee leden ingevoegd, luidende:

  • 3. Het bezoekadres van een onderneming als bedoeld in artikel 5, onderdeel b, van de wet wordt op verzoek van degene aan wie de onderneming toebehoort, afgeschermd tegen inzage, indien die onderneming beschikt over een openbaar postadres.

  • 4. Het telefoonnummer van een onderneming, een rechtspersoon en een vestiging kan niet worden ingezien.

2. Het zevende lid (nieuw) komt te luiden:

  • 7. Het eerste, derde, vierde, vijfde en zesde lid zijn niet van toepassing op de inzage door bestuursorganen als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid, onderdeel a, van de Algemene wet bestuursrecht, advocaten, deurwaarders, notarissen en de instanties, genoemd in artikel 53.

D

Artikel 53 komt te luiden:

Artikel 53

Als bestuursorgaan of rechtspersoon met een overheidstaak als bedoeld in artikel 28, vierde lid, van de wet wordt aangewezen:

  • a. Onze Minister van Justitie en Veiligheid ten behoeve van de taak, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet controle op rechtspersonen of ten behoeve van de uitvoering van de Vreemdelingenwet 2000;

  • b. een officier van justitie ten behoeve van de opsporing van strafbare feiten;

  • c. de rijksbelastingdienst voor de uitvoering van zijn wettelijke taken;

  • d. het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen of de Sociale verzekeringsbank, bedoeld in de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, of Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voor de uitvoering van aan hen bij of krachtens wet opgedragen taken;

  • e. het college van burgemeester en wethouders voor de uitvoering van de Wet gemeentelijke schulphulpverlening, de Participatiewet, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

  • f. het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur ten behoeve van het geven van een advies als bedoeld in artikel 9 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur en een bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid, onderdeel a, van de Algemene wet bestuursrecht of rechtspersoon met een overheidstaak als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van die wet, in het geval waarin hij bevoegd is tot toepassing van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur;

  • g. de Autoriteit Consument en Markt voor de uitvoering van haar wettelijke taken;

  • h. de raad van bestuur van de Autoriteit Financiële Markten voor de uitvoering van zijn wettelijke taken;

  • i. Onze verantwoordelijke Minister, bedoeld in de Uitvoeringswet screeningsverordening buitenlandse directe investeringen, indien deze op grond van artikel 4, tweede lid, onderdeel a, van die wet gebruik maakt van gegevens uit het handelsregister;

  • j. Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de colleges van burgemeester en wethouders voor hun taak, bedoeld in artikel 1.47a van de Wet kinderopvang;

  • k. de Nederlandse Zorgautoriteit voor de uitvoering van haar wettelijke taken;

  • l. de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd voor de uitvoering van haar wettelijke taken;

  • m. de Kansspelautoriteit voor de uitvoering van haar taken bij de uitoefening van het verlenen van en het houden van toezicht op vergunningen voor kansspelen en de handhaving daarvan, bedoeld in artikel 33b van de Wet op de kansspelen;

  • n. het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen voor de uitvoering van zijn taken, bedoeld in artikel 2, derde en vierde lid, van de Wet Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdrage;

  • o. de Nederlandsche Bank voor de uitvoering van zijn wettelijke taken;

  • p. Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit voor de uitvoering van zijn taken op grond van de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies in samenhang met artikel 9, tweede lid, van Verordening (EU) nr. 1307/2013 tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 637/2008 van de Raad en Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad;

  • q. de notaris voor de uitoefening van de wettelijke werkzaamheden, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet op het notarisambt.

E

Na artikel 53 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 53a

Als bestuursorgaan of rechtspersoon met een overheidstaak als bedoeld in artikel 29, vierde lid, van de wet wordt aangewezen:

  • a. Onze Minister van Justitie en Veiligheid ten behoeve van de taak, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet controle op rechtspersonen;

  • b. de rijksbelastingdienst voor de uitvoering van zijn wettelijke taken;

  • c. een officier van justitie ten behoeve van de opsporing van strafbare feiten;

  • d. de raad van bestuur van de Autoriteit Financiële Markten voor de uitvoering van zijn wettelijke taken;

  • e. de Autoriteit Consument en Markt voor de uitvoering van haar wettelijke taken;

  • f. de Nederlandsche Bank voor de uitvoering van zijn wettelijke taken;

  • g. het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur ten behoeve van het geven van een advies als bedoeld in artikel 9 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 28 juni 2024

Willem-Alexander

De Minister van Economische Zaken, D.S. Beljaarts

Uitgegeven de elfde juli 2024

De Minister van Justitie en Veiligheid, D.M. van Weel

NOTA VAN TOELICHTING

I. Algemeen

1. Aanleiding

Het handelsregister bevordert de rechtszekerheid in het economisch verkeer, wanneer de Kamer van Koophandel (hierna: de Kamer) gegevens van algemene feitelijke aard verstrekt omtrent de samenstelling van ondernemingen en rechtspersonen. Het handelsregister vervult voorts een rol in de gegevenshuishouding van de overheid als registratie van alle ondernemingen en rechtspersonen die in Nederland aan het economisch verkeer deelnemen. Als basisregistratie verschaft het handelsregister zekerheid over de daarin vermelde zogenaamde authentieke gegevens. Die rol is van belang voor het efficiënt functioneren van de overheid.

Op 1 januari 2020 is een wijziging van de Handelsregisterwet 2007 en de Wet op de Kamer van Koophandel in werking getreden (hierna: de Wijzigingswet 2019)1, met daarin onder andere een uitbreiding van de doelen van de wet met «de rechtshandhaving door de overheid». Enkele bepalingen van die wet zijn nog niet in werking getreden, omdat ze eerst uitgewerkt dienen te worden in lagere regelgeving. Zo is in de Wijzigingswet 2019 een grondslag opgenomen voor het registreren en ten uitvoer leggen van privaatrechtelijke en strafrechtelijke bestuursverboden. Verder is de aanwijzing van instanties aan wie de Kamer gerechtigd is gegevens gerangschikt naar natuurlijke personen te verstrekken, gedelegeerd naar het niveau van een algemene maatregel van bestuur. Dit besluit tot wijziging van het Handelsregisterbesluit 2008 bevat de uitwerking van de betreffende wettelijke bepalingen.

Met deze wijziging van het Handelsregisterbesluit 2008 wordt daarnaast voorzien in de wettelijke grondslag om het bezoekadres van een eenmanszaak op verzoek van de ondernemer af te schermen. Tevens is van de gelegenheid gebruik gemaakt om het telefoonnummer niet langer openbaar te laten zijn en het faxnummer als gegeven uit het handelsregister te schrappen. Deze aanpassingen vloeien voort uit de Datavisie Handelsregister2. Dit is een in overleg met alle stakeholders tot stand gebracht beleidskader voor integer gebruik van de handelsregistergegevens ten bate van de samenleving. Dit beleidskader biedt een evenwichtige afweging tussen de openbaarheid van het handelsregister, ten dienste van onder andere rechtszekerheid en fraudeweerbaarheid, en de privacy en veiligheid van in het handelsregister geregistreerde personen.

2. Inhoud

2.1. Register bestuursverboden
2.1.1 Verwerking van het bestuursverbod in het handelsregister

Een bestuursverbod is een verbod om bestuurder dan wel commissaris (hierna: bestuurder) te zijn van een rechtspersoon. Het bestuursverbod wordt opgelegd door de rechter en komt zowel in het strafrecht als het civiele recht voor. Er bestaan thans vijf verschillende grondslagen op grond waarvan de rechter een bestuursverbod kan opleggen:

  • artikel 28, eerste lid, sub 5°, van het Wetboek van Strafrecht (strafrechtelijk beroepsverbod);

  • artikel 298, lid 3, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek (civielrechtelijk bestuursverbod bij stichtingen wegens taakverwaarlozing);

  • artikel 106a, eerste lid, van de Faillissementswet (civielrechtelijk bestuursverbod wegens faillissementsfraude);3

  • artikel 19c, lid 1, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek (civielrechtelijk bestuursverbod bij turboliquidatie);4

  • artikel 20a, lid 1, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek (civielrechtelijk bestuursverbod wegens een verboden en ontbonden rechtspersoon). 5, 6

Op grond van deze wettelijke bepalingen schrijft de Kamer de bestuurder ten aanzien van wie het bestuursverbod geldt, nu reeds uit het handelsregister uit. Ook wanneer de bestuurder voorafgaande aan het bestuursverbod wordt geschorst en/of tijdelijk één of meer bestuurders worden aangesteld, schrijft de Kamer dat reeds in. Daarnaast wordt deze voormalige bestuurder geregistreerd in een separaat register bij het handelsregister, zodat de Kamer op basis van de betreffende gegevens, waaronder het burgerservicenummer (hierna: BSN), het bestuursverbod ook daadwerkelijk kan uitvoeren. De uitschrijvingsverplichting voor de Kamer leidt bovendien ertoe dat de Kamer verplicht is te weigeren om een bestuurder ten aanzien van wie en binnen de periode waarin het bestuursverbod geldt, in te schrijven in het handelsregister. Het onderhavige besluit laat deze verplichting voor de Kamer onverlet.

2.1.2 Openbaar register van bestuursverboden
Reikwijdte

Met de Wijzigingswet 2019 is in de Handelsregisterwet 2007 een grondslag opgenomen voor een (openbaar) register van bestuursverboden (hierna: het bestuursverbodenregister). In artikel 29, derde lid, van de Handelsregisterwet 2007 is opgenomen dat bij algemene maatregel van bestuur wordt bepaald welke gegevens worden geregistreerd in verband met de uitspraak waarin het bestuursverbod is opgelegd en bovendien welke van die gegevens door eenieder kunnen worden ingezien.

Op grond van artikel 29, derde lid, van de Handelsregisterwet 2007 worden in het bestuursverbodenregister zowel de bestuursverboden opgenomen, bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Handelsregisterwet 2007 (het strafrechtelijke beroepsverbod en het civielrechtelijke bestuursverbod vanwege taakverwaarlozing bij stichtingen) als de bestuursverboden in de faillissementssfeer (het civielrechtelijke bestuursverbod wegens faillissementsfraude en het bestuursverbod bij turboliquidatie). Ten aanzien van het bestuursverbod opgelegd aan de bestuurder van een verboden en ontbonden rechtspersoon op grond van artikel 20a, lid 3, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, ontbreekt nog de rechtsgrondslag in de Handelsregisterwet 2007 om bij algemene maatregel van bestuur de te registreren gegevens aan te wijzen. Hierin wordt alsnog op een later moment voorzien bij een volgende wijziging van de Handelsregisterwet 2007. Ter verdere implementatie van de Datavisie Handelsregister wordt deze verwacht in 2025.

De in het register opgenomen gegevens

In het nieuwe artikel 41a, eerste lid, van het Handelsregisterbesluit 2008 zijn de gegevens opgenomen die de Kamer registreert over een persoon ten aanzien van wie een bestuursverbod als bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Handelsregisterwet 2007 of artikel 106b, derde lid, van de Faillissementswet, is uitgesproken (artikel I, onderdeel B). Het betreft gegevens ter identificatie van de betrokken bestuurder, van de in de uitspraak genoemde rechtspersoon en de uitspraak zelf. Over de betrokken bestuurder worden het BSN, de naam, de geboortedatum, de geboorteplaats, het geboorteland en de adresgegevens geregistreerd. De Kamer heeft het BSN nodig om het risico op persoonsverwisseling bij de registratie van het bestuursverbod te voorkomen. Nu de gevolgen van registratie van een bestuursverbod, de uitschrijving van die persoon uit het handelsregister en de weigering tot inschrijving van die persoon in alle relevante functies aanzienlijk kunnen zijn, is van belang dat de Kamer die taken zorgvuldig kan uitvoeren.

Op grond van artikel 29, tweede lid, van de Handelsregisterwet 2007 en artikel 106, derde lid, van de Faillissementswet doet de griffier de uitspraak met het bestuursverbod met bekwame spoed aan de Kamer toekomen. Omdat de gegevens, bedoeld in artikel 41a, eerste lid, van het Handelsregisterbesluit 2008 niet altijd in de uitspraak staan vermeld, maar zich in de regel wel in het rechterlijke dossier bij de uitspraak bevinden, is ervoor gekozen de griffier te verplichten deze beschikbare gegevens aan de Kamer op te geven ter registratie (artikel 41a, tweede lid, van het Handelsregisterbesluit 2008). Deze verplichting vindt zijn grondslag in artikel 18, zesde lid, van de Handelsregisterwet 2007. Om de opgegeven gegevens op juistheid te kunnen onderzoeken, kan de Kamer de griffie op grond van artikel 4, tweede lid, van het Handelsregisterbesluit 2008 om een niet-geanonimiseerd afschrift van de uitspraak verzoeken. In de uitspraak kunnen functies bij bepaalde bestaande rechtspersonen zijn uitgezonderd van het bestuursverbod, denk bijvoorbeeld aan een bestuursfunctie bij een pensioenrecht B.V. of een schaakvereniging. Het is niet nodig om deze uitzondering in te schrijven in het bestuursverbodenregister. De Kamer schrijft een persoon met een bestuursverbod in dat geval voor die rechtspersoon niet uit het handelsregister uit. Zo is voor eenieder zichtbaar dat het verbod niet op deze functie betrekking heeft. Voor een juiste verwerking van het bestuursverbod in het handelsregister, kan de Kamer de griffier verzoeken aan te geven of, en zo ja welke, rechtspersonen zijn uitgezonderd van het bestuursverbod.

Op grond van artikel 29, vierde lid, van de Handelsregisterwet 2007 blijven de gegevens in het register bestuursverboden gedurende acht jaar beschikbaar voor bij algemene maatregel van bestuur genoemde autoriteiten (zie voor de toelichting de volgende paragraaf). Dat houdt in dat de Kamer de registratie van de gegevens gedurende acht jaar na het verstrijken van het bestuursverbod aanhoudt. Daarna worden de gegevens vernietigd.

Openbaarheid van het register van bestuursverboden

Om de kenbaarheid van de geldende bestuursverboden te vergroten, is een deel van de gegevens uit het bestuursverbodenregister voor eenieder inzichtelijk doordat de Kamer deze gegevens toont op een openbare lijst op haar website. Deze (gedeeltelijke) openbaarheid dient de effectieve handhaving van de bestuursverboden en beschermt ondernemers en consumenten tegen fraude en misbruik. De raadpleegbaarheid voor het brede publiek biedt inzicht in de bestuursverboden tegen personen die in het zakelijk verkeer optreden, terwijl zij formeel geen bestuurder zijn van een rechtspersoon. Dit draagt bij aan de beoogde werking van de opgelegde sanctie. Immers, alleen op die wijze kan worden voorkomen dat iemand met een bestuursverbod toch feitelijk als bestuurder optreedt. Zonder deze transparantie kan de persoon aan wie een bestuursverbod is opgelegd, in strijd met dit verbod optreden als feitelijk bestuurder van een bedrijf, daarbij eventueel gebruik makend van een handlanger of katvanger die is ingeschreven als formeel bestuurder. In dat geval wordt de feitelijke werking van het verbod uitgehold. De bescherming werkt in dit geval zowel voor het brede publiek dat onbedoeld met een verboden bestuurder kan handelen, als voor personen die worden ingezet als katvanger zonder dat zij zich daarvan ten volle bewust (zeggen te) zijn. De regering acht deze problematiek dusdanig zwaarwegend dat een (gedeeltelijk) openbaar register gerechtvaardigd is. Voor de privacyaspecten ten aanzien van het bestuursverbodenregister wordt verwezen naar paragraaf 3.1.

De transparantie van het bestuursverbodenregister voorkomt bovendien dat een onderneming wordt geconfronteerd met onnodige kosten en werkzaamheden. Immers, nu de Kamer een persoon aan wie een bestuursverbod is opgelegd, niet mag registreren, is het ook niet zinvol dat een onderneming een benoemingsprocedure voor deze beoogde bestuurder begint en deze benoemt. Middels het openbare register kan de onderneming zich al in een vroeg stadium vergewissen van een eventueel bestaand bestuursverbod en de nietigheid van een benoeming.

Niet alle in het register geregistreerde gegevens zijn noodzakelijk om derden in voldoende mate in staat te stellen om de betrokken bestuurder te identificeren. Bij de selectie van de te publiceren gegevens is ook rekening gehouden met gerechtvaardigde belangen van de betrokken bestuurders, onder meer door niet zoveel gegevens te publiceren dat de betrokken bestuurder wordt blootgesteld aan mogelijke identiteitsfraude. Op de lijst vermeldt de Kamer daarom alleen de naam, de geboorteplaats en het geboorteland en het geboortejaar van de betrokken persoon. Deze gegevens publiceert de Kamer samen met de datum van de aanvang en het einde van het bestuursverbod, alsmede de datum, het zaaknummer, en de vindplaats van de onherroepelijke uitspraak.

Na afloop van het bestuursverbod zijn de gegevens in het bestuursverbodenregister niet meer voor eenieder inzichtelijk. Wel zijn alle in het register geregistreerde gegevens beschikbaar voor de in het Handelsregisterbesluit 2008 aangewezen autoriteiten. In de memorie van toelichting bij de Wijzigingswet 2019 wordt uiteengezet dat bepaalde autoriteiten omwille van de rechtshandhaving alle geregistreerde gegevens moeten kunnen raadplegen.7 Op grond van artikel 29, vierde lid, van de Handelsregisterwet 2007 zijn die autoriteiten aangewezen in artikel 53a van het Handelsregisterbesluit 2008 (Artikel I, onderdeel E). Deze autoriteiten kunnen de gegevens uit het bestuursverbodenregister ten behoeve van hun taken tot acht jaar na afloop van het bestuursverbod blijven raadplegen. Het betreft autoriteiten die de gegevens nodig hebben om toezicht te houden op de naleving van het bestuursverbod.

Tijdens de parlementaire behandeling van de Wet civielrechtelijk bestuursverbod is aangegeven dat de Handelsregisterwet 2007 zodanig zou worden aangepast dat het voor autoriteiten, zoals Justis van het Ministerie van Justitie en Veiligheid, de Belastingdienst, het Openbaar Ministerie, de Autoriteit Consument en Markt en de Autoriteit Financiële Markten, mogelijk zal blijven om informatie over beëindigde bestuursverboden te kunnen blijven raadplegen8. Het vierde lid van artikel 29 van de Handelsregisterwet 2007 voorziet daarin, met dien verstande dat deze mogelijkheid tot voortgezette raadpleging ook gaat gelden voor het strafrechtelijk opgelegde beroepsverbod, het bestuursverbod bij het ontslag van een stichtingsbestuurder en het bestuursverbod bij een onjuist uitgevoerde turboliquidatie. De rechtvaardiging voor de mogelijkheid van voortgezette raadpleging ligt besloten in de doelbinding «het registreren van alle ondernemingen en rechtspersonen als onderdeel van de gegevenshuishouding die bijdraagt aan de rechtshandhaving door de overheid», zoals vastgelegd in onderdeel c van artikel 2 van de Handelsregisterwet 2007 dat met de Wijzigingswet 2019 in werking is getreden.

Voor de rechtvaardiging van de verwerking van persoonsgegevens wordt verwezen naar paragraaf 3 (Privacyaspecten).

2.2. Autorisaties om gegevens gerangschikt naar natuurlijke personen te mogen verstrekken

De Kamer verstrekt gegevens uit het handelsregister uitsluitend gerangschikt naar natuurlijke personen, indien de verzoeker daartoe is aangewezen krachtens de wet. In de Wijzigingswet 2019 is besloten om de aanwijzing van deze instanties te delegeren naar het niveau van een algemene maatregel van bestuur. Toevoeging van nieuwe instanties aan de lijst kon voorheen alleen door middel van een wijziging van artikel 28 van de Handelsregisterwet 2007. Dit betekende een langdurig proces, terwijl de behoefte om een bestuursorgaan aan de lijst van geautoriseerde instanties toe te voegen vaak een zekere urgentie met zich meebrengt. In dit besluit wordt de lijst vastgesteld in artikel 53 van het Handelsregisterbesluit 2008 (artikel I, onderdeel D).

De kaders op basis waarvan de regering beslist om een instantie aan te wijzen blijven dezelfde, met dien verstande dat in de Wijzigingswet 2019 is besloten om de doelgroep van aan te wijzen instanties uit te breiden naar alle bestuursorganen (voorheen waren dit alleen zogenaamde a-organen als bedoeld in artikel 1:1, onderdeel a, van de Algemene wet bestuursrecht9). Daarnaast kunnen, net als thans al het geval is, ook rechtspersonen met een overheidstaak als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur worden aangewezen. De Wijzigingswet 2019 bracht hier geen verandering in.

Ingevolge de privacyregelgeving geldt dat de behoefte van de instantie om te zoeken op gegevens gerangschikt naar natuurlijke personen, dient voort te vloeien uit een wettelijke taak of bevoegdheid. Een eventuele aanwijzing dient zorgvuldig te worden beoordeeld, zowel vanuit het oogpunt van de goede vervulling van hun wettelijke taken of bevoegdheden als vanuit het oogpunt van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.

2.3 Afschermen bezoekadres eenmanszaak

Eenmanszaken krijgen de mogelijkheid om het geregistreerde bezoekadres van hun onderneming, dat feitelijk vaak gelijk is aan het woonadres van de ondernemer, te laten afschermen. De reden voor deze optionele afscherming van het geregistreerde bezoekadres is gelegen in de aantasting van de persoonlijke levenssfeer van de ondernemer, vooral in het geval het bezoekadres van de onderneming feitelijk gelijk is aan het woonadres van de ondernemer. In dat geval kan dit bovendien ook andere huisgenoten van de ondernemer raken. Er kunnen echter ook andere, met name aan veiligheid gerelateerde, redenen zijn om het geregistreerde fysieke adres van een onderneming niet openbaar te maken. Ondernemingen waar kostbare of anderszins aantrekkelijke materialen aanwezig zijn, zoals edelsmeden of apothekers, worden door de vindbaarheid van hun fysieke locatie in het handelsregister onnodig kwetsbaar voor inbraak of beroving. Omwille van de bereikbaarheid van de onderneming geldt als voorwaarde voor afscherming dat een openbaar postadres wordt geregistreerd. Deze voorwaarde, alsmede de afbakening van de doelgroep, worden hieronder toegelicht.

Afbakening van de doelgroep

De aanpassing van het afschermingsregime bij bezoekadressen wordt toegepast op alle eenmanszaken. In de voorgeschiedenis van de Datavisie Handelsregister zijn klachten omtrent de openbaarheid van adresinformatie vaak geuit in verband met een zelfstandige zonder personeel (hierna: zzp). De zzp-status van een onderneming is echter uit de registratie in het handelsregister niet eenduidig af te lezen, en is daarom niet geschikt als onderscheidend criterium.

Ook zijn vaak bezwaren geuit met betrekking tot de openbaarheid van adresgegevens in verband met ondernemingen die zijn geregistreerd op hetzelfde adres, waar de ondernemer ook woont. Het geregistreerde bezoekadres van de onderneming is in veel gevallen niet de plaats waar de ondernemer vooral aan het werk is. Bij ondernemingen kan de behoefte bestaan dit adres niet openbaar te maken, los van de vraag of dit adres gelijk is aan het woonadres van de ondernemer, bijvoorbeeld omdat men ter plekke niet is ingericht op het ontvangen van bezoekers. Dit kan zich ook voordoen bij andere rechtsvormen dan de eenmanszaak.

Voor de kapitaalvennootschappen (naamloze en besloten vennootschappen) ligt afscherming van het bezoekadres niet voor de hand gezien de stringente Europese regelgeving die voor deze rechtsvormen geldt. Voor de personenvennootschappen (maatschap, vennootschap onder firma en commanditair vennootschap) is een modernisering van de wetgeving beoogd, waarbij deze rechtsvormen ook (toegang tot) rechtspersoonlijkheid krijgen. In dat licht lijkt het niet passend om op dit moment de openbaarheid van informatie over deze rechtsvormen sterk in te perken, naar het voorbeeld van de eenmanszaak.

Ook voor verenigingen – met uitzondering van de Vereniging van Eigenaars – en stichtingen ligt een aanpassing niet voor de hand. Informele verenigingen zijn niet verplicht zich in het handelsregister te registreren. Formele verenigingen hebben veelal een vestigingsadres los van woonadressen van bestuurders, zodat de privacy daarbij minder in het gedrang komt. Stichtingen worden veel gebruikt in concernstructuren rond ondernemingen en helaas ook frequent voor onwenselijke praktijken van financieel economische criminaliteit, witwassen en het verhullen van (bewegingen van) vermogensbestanddelen. Hoewel er veel (vaak kleinschalige) stichtingen met maatschappelijke en charitatieve doelen bestaan, soms verbonden aan de persoon of het privéadres van de oprichter, ligt afscherming van de informatie over stichtingen gezien het bovenstaande niet voor de hand. Dit zou ook ingaan tegen de koers naar meer openbaarheid over de (financiële) activiteiten van stichtingen, die onder andere is ingezet met het wetsvoorstel Wet transparantie maatschappelijk organisaties.

Noodzaak openbaar postadres

Voorwaarde voor de afscherming van het fysieke bezoekadres is een openbaar postadres. Hiermee wordt geborgd dat de onderneming bereikbaar blijft. De (juridische) verantwoordelijkheid van de ontvanger voor het daadwerkelijk afhalen van de post op dit postadres, wijzigt niet. Zonder een verplicht openbaar postadres in het handelsregister met derdenwerking zou de markt aangewezen zijn op andere oplossingen. Adresgegevens moeten dan van de wederpartij zelf worden betrokken, waarbij niet meer vanzelfsprekend zal zijn dat die gegevens ook kloppen. Voor officiële post, zoals aanmaningen en ingebrekestellingen, zou dan eerder inzet van bijvoorbeeld een deurwaarder of advocaat aangewezen zijn. De voorwaarde van een openbaar postadres wordt ook gehanteerd in de eerder ingevoerde regeling waarbij een bezoekadres van een onderneming of rechtspersoon in het handelsregister op verzoek van de ondernemer kan worden afgeschermd bij veiligheidsrisico’s.10 De toetsing door Adviescollege toetsing regeldruk van dat voorstel bevestigt dat de totale administratieve lasten van een regeling zonder verplicht postadres vele malen groter zijn dan met verplicht postadres.11

Op de langere termijn zijn allerlei mogelijkheden denkbaar om de bereikbaarheid van ondernemingen en rechtspersonen voor post te organiseren met behoud van privacy en zonder dat zij kosten behoeven te maken voor het aanhouden van een postbus of een ander postadres. Dit kan bijvoorbeeld door post via de Kamer te laten adresseren aan het vestigingsadres van geregistreerde entiteiten. Dit is echter met de beschikbare middelen niet op korte termijn realiseerbaar. Een ander breed toepasbaar alternatief zou kunnen bestaan uit het inrichten van een adequate, digitale bereikbaarheidsfunctie. Dit valt evenwel buiten de invloedssfeer van de Kamer en buiten de scope van de Datavisie Handelsregister.

2.4 Overige wijzigingen

Ondanks de eerder doorgevoerde maatregelen, zoals de aanpassing van de Telecommunicatiewet, stellen veel ondernemers vast dat zij ongewenst worden benaderd door commerciële en andere partijen. Dit is een bron van ergernis. Daarom wordt het Handelsregisterbesluit 2008 aangepast, zodat telefoonnummers van in het handelsregister opgenomen personen en entiteiten niet meer aan iedereen worden verstrekt (artikel I, onderdeel C, onder 1). Deze gegevens zijn voortaan voorbehouden aan geautoriseerde afnemers, zoals dat nu ook het geval is voor andere niet-openbare gegevens in het handelsregister.

Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om ook de openbare registratie van nagenoeg geheel in onbruik geraakte faxnummers uit het Handelsregisterbesluit 2008 te schrappen (artikel I, onderdeel A).

3. Privacyaspecten

Het handelsregister is een openbaar register met als doel het bevorderen van rechtszekerheid in het economisch verkeer. De gegevens die de Kamer in en bij het handelsregister registreert, bevatten persoonsgegevens, bijvoorbeeld van bestuurders van een rechtspersoon en van ondernemers. Er bestaat een spanningsveld tussen enerzijds het ter beschikking stellen van gegevens uit het handelsregister en anderzijds de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de ingeschrevenen. De privacyregelgeving stelt restricties aan de wijze waarop de Kamer de persoonsgegevens verwerkt. De wijzigingen in dit besluit zijn vanuit dit perspectief nader beoordeeld.

3.1 Registratie bestuursverboden

De registratie van een bestuursverbod vormt een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de betrokken bestuurder. Zoals is uiteengezet bij de parlementaire behandeling van de wettelijke grondslagen van de registratie in de Wijzigingswet 201912, is de inbreuk op die bescherming gerechtvaardigd vanwege zwaarwegende maatschappelijke belangen. Aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit is voldaan, doordat de openbare registratie een passende en zo effectief mogelijke oplossing biedt voor het bestaande maatschappelijke probleem en daarnaast tijdelijk is, namelijk voor de duur van het verbod, en beperkt is tot die gevallen waarin het betrokken vonnis onherroepelijk is geworden. Daarbij moet worden gedacht aan het feit dat het bij de genoemde bestuursverboden om een uitzonderlijke sanctie in uitzonderlijke gevallen gaat. Het verbod wordt opgelegd, wanneer sprake is van evident wanbestuur door de betrokkene.

De bepalingen in dit besluit met betrekking tot de registratie vallen binnen dezelfde kaders van die rechtvaardiging. Omwille van de zelfstandige leesbaarheid van deze toelichting worden die kaders hier in het kort herhaald. De kern van de afweging is dat transparantie een belangrijke waarborg is voor de effectieve handhaving van het bestuursverbod. Een openbare registratie van opgelegde bestuursverboden is daarvoor het meest effectief. De handhaving van een opgelegd bestuursverbod is het moeilijkst te realiseren bij het feitelijk besturen van een onderneming. Dit is niet zichtbaar op papier maar vooral in de alledaagse praktijk van de betreffende onderneming. Het is bovendien ervaringsgewijs iets wat veel voorkomt.13

De uitschrijving en weigering tot inschrijving als bestuurder in het handelsregister wordt door de Kamer al ondervangen op basis van de niet-openbare registratie van bestuursverboden. Frauderende of criminele bestuurders laten zich echter niet (meer) als formele bestuurder inschrijven in het handelsregister (dat kan ook niet als tegen hen een bestuursverbod geldt), maar deze personen leiden in de praktijk dan nog steeds wel de onderneming. Zij zijn dan ook veelal de persoon waar een nietsvermoedende derde contact mee heeft bij transacties met de onderneming. Om deze nietsvermoedende derden te beschermen, is het noodzakelijk om informatie over opgelegde bestuursverboden voor hen (en dus feitelijk voor eenieder) inzichtelijk te maken. De openbaarheid zorgt ervoor dat ook andere betrokken partijen kunnen weten aan wie en voor welke duur een bestuursverbod is opgelegd. Bij een niet-openbare registratie van bestuursverboden kunnen alleen geautoriseerde gebruikers gevolgen verbinden aan het verbod. Dat gebeurt nu ook; de Kamer weigert inschrijving van een verboden bestuurder. Het probleem ligt echter óók in het feitelijk handelen. Dat is niet tegen te houden met een weigering van inschrijving. Dit kan alleen worden tegengewerkt door oplettende wederpartijen. Zij kunnen bijvoorbeeld getriggerd worden tot een check in het register als ze vaststellen dat de persoon met wie zij contact hebben namens een onderneming, iemand anders is dan de ingeschreven bestuurder, terwijl dat niet logisch lijkt in de omstandigheden van het geval.

De mogelijkheid om een check op bestuursverboden uit te voeren moet op een laagdrempelige manier worden ingericht en zonder dat er heel veel informatie bekend moet zijn over de persoon die men wil checken. Bij een openbaar register is de laagdrempeligheid het beste gewaarborgd. Hierbij wordt bijvoorbeeld geen informatie gemist als gevolg van onbekendheid met de exacte spelling van een naam. Dit zou bij een toegang in de vorm van een hit/no hit-zoekfunctie de vindbaarheid van opgelegde verboden kunnen beperken. Zonder de openbaarheid van het register, strekt de werking van een bestuursverbod zich alleen uit tot de formele werkelijkheid en wordt het handelen van verboden bestuurders in de feitelijke werkelijkheid grotendeels ongemoeid gelaten. Het is bekend dat verboden bestuurders of bestuurders die anderszins ongunstige antecedenten hebben, ook nu al proberen om in de formele werkelijkheid buiten beeld te blijven, onder andere door de inzet van katvangers in formele rollen. Feitelijk blijven ze aan de touwtjes trekken. Omdat strafrechtelijke antecedenten voor een gewone zakelijke wederpartij niet in te zien zijn, is het inzichtelijk maken van een opgelegd bestuursverbod het enige middel om feitelijk handelen (in strijd met een opgelegd verbod) traceerbaar te maken.

De eerlijkheid van het handelsverkeer brengt met zich mee dat burgers en bedrijven in staat moeten zijn om na te gaan met wie men van doen heeft. Dat is van belang bij het zaken doen met een rechtspersoon, met name wanneer een contactpersoon ogenschijnlijk met bestuursbevoegdheid optreedt, die echter niet formeel als bestuurder van de vennootschap is geregistreerd. Dit kan een situatie zijn waarin een zogenaamde katvanger als formele bestuurder optreedt. In dit geval heeft het meerwaarde om te kunnen verifiëren of de contactpersoon niet in het register bestuursverboden is opgenomen. Een dergelijke verificatie is ook raadzaam in bijvoorbeeld die gevallen waarin mensen door derden, die zelf wellicht kwalificeren als feitelijk bestuurder, worden benaderd om formeel bestuurder van een vennootschap te worden. Voor een juiste weging van een dergelijk verzoek moeten zij in staat worden gesteld om na te gaan of men al dan niet van doen heeft met iemand aan wie een bestuursverbod is opgelegd. In dat geval ligt namelijk het risico op de loer dat de aangezochte formele bestuurder als katvanger wordt ingezet. In die zin strekt registratie ook tot bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.

Natuurlijk heeft de voormalige bestuurder aan wie een verbod is opgelegd, ook een eigen privacy belang. Het is echter onder de gegeven omstandigheden te rechtvaardigen dat dit belang van de kleine groep die het betreft, ondergeschikt wordt gemaakt aan het belang van de veel grotere groep, namelijk dat van de kenbaarheid van het verbod. Het opleggen van een bestuursverbod gebeurt niet lichtvaardig. De handelingen die daartoe aanleiding kunnen geven, zijn ernstig, hebben veelal een recidiverend karakter, en de maatschappelijke schade die ermee gemoeid is, is groot. Het is niet mogelijk om exact te kwantificeren hoeveel schade wordt aangericht door personen aan wie een bestuursverbod is opgelegd, of die daarvoor in aanmerking zouden komen. Maar de schade als gevolg van het geheel van frauduleuze handelingen, waarbij gebruik gemaakt wordt van ondernemingen, loopt jaarlijks waarschijnlijk in de miljarden.14

Het verbod wordt bovendien pas gepubliceerd nadat de uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan. Ook wordt de publicatie niet toegepast op reeds bestaande verboden. De rechter zal dus in alle gevallen rekening kunnen houden met het feit dat het opleggen van het verbod ook publicatie daarvan impliceert. Dit alles in aanmerking nemend, is het blootstellen van de pleger van delicten waarvoor een bestuursverbod is opgelegd, aan een mate van aantasting van zijn of haar privacy zowel gerechtvaardigd als noodzakelijk om de rest van de samenleving te beschermen.

Het gaat bij deze aspecten (transparantie, effectieve handhaving en bestrijding van faillissementsfraude en de katvanger-problematiek, de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen en de eerlijkheid in het handelsverkeer) om zwaarwegende maatschappelijke belangen. Daarmee is de doelbinding bij de verwerking van persoonsgegevens als bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdeel b, van de Algemene verordening gegevensbescherming (hierna: de AVG) gegeven en verzekerd.

De registratie is voorzienbaar en kenbaar, omdat deze bij wet is geregeld in artikel 29 van de Handelsregisterwet 2007 en de artikelen 106a tot en met 106e van de Faillissementswet. Aan de voorafgaande kenbaarheid wordt verder recht gedaan doordat geen bestuursverboden openbaar worden geregistreerd die al bestonden voorafgaand aan de inwerkingtreding van dit besluit. De openbare registratie betreft dus enkel die verboden die door de rechter zijn opgelegd op een moment dat de publicatie van het verbod in het bestuursverbodenregister al een voorzienbaar gevolg van de opgelegde sanctie is en als zodanig in de bepaling van de strafmaat is meegenomen. Mitsdien is de registratie naar het oordeel van de regering gerechtvaardigd in het licht van artikel 10 van de Grondwet en artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.

In aanvulling op het bovenstaande wordt opgemerkt dat voor de registratie van de strafrechtelijke bestuursverboden artikel 6, eerste lid, juncto artikel 10 van de AVG van belang zijn, waarin de verwerking van persoonsgegevens van strafrechtelijke aard wordt toegestaan, indien dit is toegestaan bij lidstatelijk recht en geschiedt onder toezicht van de overheid. De Handelsregisterwet 2007 vormt lidstatelijk recht zoals bedoeld in artikel 6, derde lid, van de AVG en verwerking van deze gegevens geschiedt door de Kamer, zodat wordt voldaan aan het vereiste dat verwerking plaatsvindt onder toezicht van de overheid.

Aan de eis van proportionaliteit wordt verder voldaan doordat het bestuursverbod slechts voor de duur waarvoor het is opgelegd, openbaar en centraal raadpleegbaar is. De registratie is per definitie tijdelijk en vindt alleen dan plaats als de uitspraak waarin het verbod wordt opgelegd, onherroepelijk is geworden. Dit voorkomt dat iemand met een bestuursverbod in het centrale register wordt opgenomen, terwijl hij in hoger beroep alsnog in het gelijk kan worden gesteld zodat de registratie achteraf gezien ten onrechte zou zijn geweest. De Autoriteit Persoonsgegevens heeft betoogd dat de openbare registratie kan veroorzaken dat een bestuurder de facto oneindig lang met het verbod wordt geconfronteerd. Afnemers van deze informatie kunnen deze namelijk bewaren en ook nog gebruiken nadat het verbod is afgelopen en de registratie is vervallen. Voor zover afnemers deze informatie voor eigen gebruik bewaren, is daartegen ook wettelijk weinig bezwaar. Het (her)publiceren van informatie uit het register bestuursverboden is onrechtmatig, ongeacht of het verbod nog geldt of al is vervallen. Dit geldt voor alle persoonsgegevens. Voor zover hiervan in de praktijk mocht blijken, beschikt de Autoriteit Persoonsgegevens over de bevoegdheid om hiertegen op te treden. (Her)publicatie van persoonsgegevens kan onder omstandigheden ook kwalificeren als «doxing» en is dan strafbaar. In dat geval is ook het Openbaar Ministerie bevoegd hiertegen op te treden.

In dit besluit worden de regels over de registratie van bestuursverboden op twee punten nader uitgewerkt, namelijk welke gegevens de Kamer registreert en wie ze daarna mag inzien. De Kamer registreert de volgende gegevens van personen aan wie een bestuursverbod is opgelegd: het BSN, de naam, de geboorteplaats en het geboorteland, de geboortedatum en het adres (artikel 41a, eerste lid, van het Handelsregisterbesluit 2008). Dit zijn de gegevens die de Kamer nodig heeft voor de effectieve uitschrijving van de betrokken persoon uit alle functies en rechtspersonen die onder reikwijdte van het verbod vallen, en voor de aangewezen autoriteiten in hun controle- of toezichtstaak.

Van de Kamer wordt de nodige zorgvuldigheid gevraagd bij de uitvoering van deze registratie. Belangrijkste registratie is die van het BSN van de betrokken persoon. Door de opname van het BSN in het register voor bestuursverboden is een directe koppeling mogelijk tussen die registratie en de gegevens over deze persoon die in het handelsregister staan geregistreerd. Het BSN behoort niet tot de gegevens die vervolgens voor iedereen in te zien zijn. Voor zover deze gegevens niet direct herleidbaar zijn uit de tekst van de uitspraak, krijgt de Kamer de beschikbare gegevens door de griffier aangeleverd.

De geregistreerde gegevens zijn niet allemaal openbaar. Naar het oordeel van de regering en de Kamer zijn de naam, de geboorteplaats, het geboorteland en de geboortedatum nodig in combinatie met de gegevens over de uitspraak, het verbod en de duur daarvan (artikel 41a, derde lid, van het Handelsregisterbesluit 2008). Door de vindplaats van de gepubliceerde uitspraak bij het verbod te vermelden kan in het dictum van de uitspraak worden achterhaald of de rechter nog andere voorwaarden aan het verbod heeft verbonden. Deze gegevens stellen derden voldoende in staat om de betrokken bestuurder te identificeren en te bepalen of tegen die persoon een bestuursverbod geldt.

De niet openbaar geregistreerde gegevens over het bestuursverbod, bedoeld in artikel 41a, eerste lid, van het Handelsregisterbesluit 2008 zijn wel beschikbaar voor de in artikel 53a van het Handelsregisterbesluit 2008 aangewezen autoriteiten (artikel I, onderdeel E). Tijdens de parlementaire behandeling van de Wet civielrechtelijk bestuursverbod is aangegeven dat het voor autoriteiten mogelijk moet blijven om informatie over beëindigde bestuursverboden te kunnen blijven raadplegen. Artikel 53a van het Handelsregisterbesluit 2008 voorziet in de aanwijzing van die autoriteiten. De rechtvaardiging voor de mogelijkheid van voortgezette raadpleging ligt besloten in de doelbinding opgenomen in onderdeel c van artikel 2 van de Handelsregisterwet 2007, namelijk het registreren van alle ondernemingen en rechtspersonen als onderdeel van de gegevenshuishouding die bijdraagt aan de rechtshandhaving door de overheid.

3.2 Verstrekking overzichten gerangschikt naar natuurlijke personen

De Kamer mag gegevens over de samenstelling van ondernemingen en rechtspersonen rangschikken naar natuurlijke personen. Zij verstrekt dergelijk gerangschikte gegevens uitsluitend aan de instanties, aangewezen in artikel 53 van het Handelsregisterbesluit 2008. De grondslag voor de aanwijzing is artikel 28, vierde lid, van de Handelsregisterwet 2007. De autorisatie van een instantie is wettelijk begrensd in de aanhef van voornoemde artikel 28, vierde lid, van de Handelsregisterwet 2007. De behoefte aan overzichten gerangschikt naar natuurlijke personen, moet rechtstreeks voortvloeien uit een wettelijke taak of bevoegdheid van de aanvrager. De Kamer controleert of de aanvrager is opgenomen in artikel 53 van het Handelsregisterbesluit 2008 en bij de aanvraag een beroep doet op de vermelde taken. Is dat het geval, dan verstrekt de Kamer de gegevens gerangschikt naar natuurlijke personen. Het is vervolgens aan de instantie zelf om de rechtmatigheid van de verwerking van de persoonsgegevens te beoordelen. Dit vindt immers plaats buiten het zicht van de Kamer.

De toevoeging van een instantie aan de lijst met geautoriseerde instanties vraagt een zorgvuldige beoordeling of de toevoeging gerechtvaardigd is, zowel vanuit het oogpunt van een goede vervulling van hun wettelijke taken of bevoegdheden als vanuit het oogpunt van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.

De lijst van aangewezen instanties is als volgt samengesteld. Allereerst zijn de instanties aangewezen die in de wet ook al waren aangewezen (artikel 53, onderdelen a tot en met j). Voor deze instanties is geen nieuwe afweging gemaakt. Hetzelfde geldt voor drie instanties die op grond van eerdere wetswijzigingen aan de lijst van artikel 28, vierde lid, van de Handelsregisterwet 2007 zijn toegevoegd. Het betreft de aanwijzing van de Kansspelautoriteit15, de Nationale Zorgautoriteit en de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd16 (artikel 53, onderdelen k, l en m, van het Handelsregisterbesluit 2008). Aan de lijst is ten slotte een aantal nieuwe aanwijzingen toegevoegd. Het betreft het Landelijke Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO), De Nederlandsche Bank (DNB), de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de notaris (artikel 53, onderdelen n, o, p en q, van het Handelsregisterbesluit 2008). Hierna volgt per instantie een motivering voor opname op de lijst.

Landelijke Bureau Inning Onderhoudsbijdragen

Het LBIO is een zelfstandig bestuursorgaan, ingesteld in de Wet Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen. Het LBIO krijgt de toegang tot de op naam gerangschikte gegevens ten behoeve van zijn taken omtrent de borging van de betaling van kinderalimentatie, hetgeen van belang is voor het goed kunnen opgroeien en leren van kinderen. Wanneer er geen inkomstenbron bekend is, zoekt het LBIO contact met de alimentatieplichtige en tracht tot een betalingsregeling te komen. Wanneer de alimentatieplichtige echter blijft volharden in niet of te weinig betalen, kan het LBIO een uitgebreid verhaalsonderzoek starten. Door het toenemend aantal mensen dat werkzaam is als een zzp-er, in plaats van loondienst, groeit ook de behoefte bij het LBIO om toegang te hebben tot de gegevens uit het handelsregister gerangschikt op naam. Daardoor wordt het makkelijker om gelden te innen bij onderhoudsplichtigen met een eigen bedrijf. Het LBIO vraagt in onderzoek informatie op bij diverse instanties op naam van de onderhoudsplichtige (artikel 23 van de Wet Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen).

De Nederlandsche Bank

DNB is een zelfstandig bestuursorgaan met onder andere de wettelijke taak om toezicht te houden op financiële ondernemingen. DNB toetst beleidsbepalers en commissarissen van die ondernemingen op geschiktheid en betrouwbaarheid. De redenen om DNB toe te voegen aan de lijst zijn dezelfde als voor de Autoriteit Financiële Markten, die deze bevoegdheid al heeft sinds de inwerkingtreding van de Handelsregisterwet 2007. Bij zijn taken is het van belang om kennis te hebben van vennootschapsstructuren waarbij eenzelfde persoon betrokken is, en van de functies die eenzelfde persoon heeft of heeft gehad bij verschillende ondernemingen. In het handelsregister kan DNB die kennis tot nu toe alleen vergaren door het raadplegen van gegevens omtrent vennootschappen. Het leggen van dwarsverbanden tussen verschillende ondernemingen, welke dwarsverbanden ontstaan door betrokkenheid van eenzelfde persoon, is bewerkelijk en sommige dwarsverbanden worden door deze wijze van zoeken onvoldoende inzichtelijk. DNB heeft derhalve voor de doelmatige uitvoering van zijn wettelijke taken een direct belang bij het ontvangen van gegevens uit het handelsregister gerangschikt naar natuurlijke personen.

Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

Aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit wordt deze bevoegdheid gegeven voor de uitvoering van zijn taken op grond van de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies, in samenhang met artikel 9, tweede lid, van Verordening (EU) nr. 1307/201317. Deze bevoegdheid strekt tot uitvoering van specifieke Europese controleverplichtingen inzake de rechtstreekse betalingen aan landbouwers.18 In dit verband moet controle worden uitgevoerd of de steunaanvragers die actief landbouwer zijn (geregistreerd onder een KvK-nummer), ook nog indirect of direct verbonden zijn met een uitgesloten bedrijf (via gehele eigendom of meerderheidsbelang).

Notaris

Notarissen vervullen verschillende wettelijke taken, onder meer bij het oprichten van rechtspersonen, de overdracht en levering van onroerende zaken en het afgeven van een verklaring van erfrecht. Artikel 21, tweede lid, van de Wet op het notarisambt verplicht de notaris zijn dienst te weigeren wanneer naar zijn redelijke overtuiging of vermoeden de werkzaamheid die van hem wordt verlangd, leidt tot strijd met het recht of de openbare orde, wanneer zijn medewerking wordt verlangd bij handelingen die kennelijk een ongeoorloofd doel of gevolg hebben of wanneer hij andere gegronde redenen voor weigering heeft. Dit betekent kortweg dat een notaris bij gerede twijfel aan de goede bedoelingen van zijn cliënt verplicht is zijn diensten te weigeren. De notaris dient zich eerst door nader onderzoek te overtuigen van het geoorloofde karakter van de diensten. Dit nadere onderzoek is zeer gediend met de mogelijkheid van de notaris om gegevens uit het handelsregister gerangschikt naar natuurlijke personen te kunnen ontvangen. Uit deze informatie kunnen dwarsverbanden blijken, zoals bij welke andere rechtspersonen de cliënt betrokken is. Cliënten die niets goeds in de zin hebben, proberen lastige vragen uit de weg te gaan door hun opdrachten over vele verschillende notarissen in het land uit te spreiden, zodat iedere notaris alleen zicht heeft op een individuele opdracht en geen van hen zicht heeft op het totaal van het netwerk van ondernemingen en onderlinge dwarsverbanden, zodat mogelijke risico’s op misbruik van rechtspersonen buiten het zicht kunnen blijven. Dit kan worden tegengegaan door de Kamer de bevoegdheid te verlenen overzichten gerangschikt naar natuurlijke personen aan de notaris te verstrekken. Aan de notaris wordt in deze regeling geen formele verplichting opgelegd om in alle mogelijk relevante gevallen dergelijke overzichten op te vragen. Dit is ook niet nodig, want notarissen zijn op grond van de Wet ter voorkoming van witwassen en financiering van terrorisme al gehouden tot het toepassen van customer due diligence. Dit betekent onder andere dat zij het nodige moeten doen om risico’s in beeld te brengen die hun dienstverlening met zich mee kan brengen. Het raadplegen van overzichten gerangschikt naar natuurlijke personen in relevante gevallen, maakt daar logischerwijs onderdeel van uit.

4. Uitgebrachte adviezen

4.1 Algemeen

In de periode 24 juli 2020 tot 4 september 2020 is het ontwerp van dit besluit in consultatie gegeven als onderdeel van een ontwerpbesluit ter uitvoering van de Wijzigingswet 2019.19 Het ontwerpbesluit bevatte uitvoeringsbepalingen voor onder andere de inschrijving van geldende bestuursverboden en de codificatie van de inputfinanciering. Dat ontwerp en de nota van toelichting zijn in die periode eveneens voorgelegd voor advies aan de Raad voor de rechtspraak en het Adviescollege toetsing regeldruk (conform artikel 17 van de Kaderwet adviescolleges). Een deel van de in dat ontwerpbesluit opgenomen voorstellen is inmiddels via aparte trajecten gerealiseerd.20 Het ontwerpbesluit is voorts aan de Autoriteit Persoonsgegevens voorgelegd voor advies.

4.2 Internetconsultatie

Tijdens de internetconsultatieperiode zijn op het ontwerp van het onderhavige besluit reacties ontvangen van de Gecombineerde Commissie Vennootschapsrecht (GCV), de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders (KBG) en de Koninklijk notariële beroepsorganisatie (KNB). Hierna volgt de behandeling van de belangrijkste aandachtspunten die in de reacties zijn aangedragen.

De GCV en KNB benadrukken beide dat de Kamer bij de publicatie van een geldend bestuursverbod voldoende informatie over de betrokken bestuurder moet geven. Alleen wanneer de Kamer bij de naam van de bestuurder ook de geboorteplaats en de geboortedatum publiceert, zijn derden, zoals notarissen, voldoende in staat om de betrokken bestuurder te identificeren en te bepalen of tegen die persoon een bestuursverbod geldt. Hoewel de regering het risico van persoonsverwisseling zo klein mogelijk wil houden, moet tegelijkertijd worden voorkomen dat door publicatie van een volledige geboortedatum de betrokken (ex)bestuurder zelf kwetsbaar wordt voor identiteitsfraude. Het ontwerpbesluit is op dat punt aangepast (zie verder de paragrafen 2.1 en 3.1 van deze nota van toelichting).

Met betrekking tot de lijst met instanties waaraan de Kamer overzichten gerangschikt naar natuurlijke personen mag verstrekken, hebben de GCV, KBG en de KNB gereageerd. De GCV en KNB vragen of de extra inspanningen van notarissen om de nieuwe bevoegdheid uit te oefenen, administratieve lasten zijn die verantwoord moeten worden in de nota van toelichting. Paragraaf 5 is op dat punt aangevuld. Van belang is ten slotte ook de vraag van de KNB of de bepaling met de aanwijzing van de notarissen niet hoort te verwijzen naar artikel 2, eerste lid, van de Wet op het notarisambt. De regering benadrukt dat de verwijzing naar de Wet op het notarisambt tot doel heeft om duidelijk te maken om welke wettelijke taken het gaat bij de aanwijzing van notarissen. Zoals de KNB opmerkt, markeert artikel 2, eerste lid, van de Wet op het notarisambt het onderscheid tussen ambtelijke werkzaamheden en buitenwettelijke werkzaamheden.21 Om die reden is ervoor gekozen om in aanwijzing van de notarissen te verwijzen naar artikel 2, eerste lid, van de Wet op het notarisambt.

4.3 Raad voor de Rechtspraak

De Raad voor de Rechtspraak (hierna: de Raad) heeft op 5 oktober 2020 een advies uitgebracht. In dat advies gaat de Raad uitvoerig in op de verplichting in artikel 41a, tweede lid, van het Handelsregisterbesluit 2008 waarin de gegevens zijn opgenomen die de griffier opgeeft bij de Kamer ter registratie van een onherroepelijke uitspraak (artikel I, onderdeel B). De Raad stelt in zijn advies dat de betrokken griffier niet altijd beschikt over het gevraagde BSN en het door Kamer toegewezen nummer aan de onderneming of maatschappelijke activiteiten van de rechtspersoon (KvK-nummer). De regering gaat er echter van uit dat de rechter bij de voorbereiding van een uitspraak waarin een bestuursverbod wordt opgelegd, vaststelt dat de feiten in een procedure zich richten tot de juiste natuurlijke persoon en de juiste rechtspersoon. Er kunnen indirect ook andere rechtspersonen betrokken zijn, omdat de persoon in kwestie bestuurder is bij meerdere rechtspersonen. In dit geval beschikt de griffier over het uittreksel, dat de verzoeker op basis van artikel 106c, eerste lid, van de Faillissementswet moet indienen. Daarin zijn de KvK-nummers opgenomen die Kamer aan de ondernemingen en maatschappelijke activiteiten van die rechtspersonen heeft toegewezen. Van de Kamer kan niet worden verlangd dat zij daar na het ontvangen van een uitspraak zelf nog onderzoek naar moet doen. Het is van belang dat de Kamer deze gegevens kan registreren zonder ze zelf te moeten deduceren uit de uitspraak. De gegevens «fiscaal identificatienummer» en «geslacht» zijn uit de opsomming van artikel 41a, eerste lid, van het Handelsregisterbesluit 2008 geschrapt. Na overleg met de Kamer concludeert de regering dat deze niet nodig zijn voor het identificeren van de betrokken bestuurder.

De Raad verzet zich voorts tegen de vermelding van het dictum van de uitspraak. De regering begrijpt de argumenten die de Raad aanvoert, in de zin dat het dictum te weinig informatie kan bevatten om de betekenis van de uitspraak goed te duiden en dat er tegelijk ook meer informatie in kan zijn opgenomen dan nodig. Ook geeft de Raad aan dat het onnodig werk voor de Raad oplevert wanneer de griffier naast de uitspraak ook het dictum uit de uitspraak moet aanleveren. Aan het advies van de Raad wordt gehoor gegeven. Daarom wordt volstaan met de opname van de datum, het zaaknummer en de vindplaats van de uitspraak bij de gerechtelijke instantie (in de vorm van een ECLI-nummer en de naam van de gerechtelijk instantie). Eenieder die wil nagaan of er bijzonderheden in de uitspraak zijn opgenomen, kan deze zo zelf nagaan.

4.4 Adviescollege toetsing regeldruk

De wijzigingen die opgenomen zijn in dit besluit, brengen slechts beperkte gevolgen voor regeldruk; verwezen wordt naar paragraaf 5 van deze nota van toelichting. Het Adviescollege toetsing regeldruk heeft het ontwerpbesluit niet geselecteerd voor formele advisering.

4.5 Autoriteit Persoonsgegevens

Het ontwerpbesluit en de nota van toelichting zijn voorgelegd aan de Autoriteit Persoonsgegevens. De Autoriteit Persoonsgegevens concludeert dat het bestuursverbod als zodanig en de enkele registratie daarvan in het handelsregister op zichzelf beantwoorden aan een doelstelling van algemeen belang en dat de wijze waarop dit is ingericht daarmee ook evenredig is. Zij adviseert echter af te zien van de beoogde openbaarheid van de genoemde gegevens over opgelegde bestuursverboden en geeft daarvoor een aantal overwegingen. Verder doet zij enkele suggesties voor een alternatieve regeling. De regering kan zich niet verenigen met dit advies.

De Autoriteit Persoonsgegevens betwijfelt de effectiviteit van het openbare bestuursverbodenregister, nu de eventuele openbaarheid van het register niets afdoet aan de mogelijkheid van de Kamer om een inschrijving van een persoon tegen wie een bestuursverbod van kracht is te weigeren. Verder meent zij dat een derde al voldoende informatie zou hebben, indien blijkt dat een feitelijk bestuurder of een vertegenwoordiger van een vennootschap die zich als zodanig gedraagt, niet de in het handelsregister geregistreerde formeel bestuurder is. De Autoriteit Persoonsgegevens gaat met deze overwegingen echter voorbij aan de complexiteit van de praktijk. Voor een derde is namelijk veelal niet kenbaar hoe omvangrijk het personeelsbestand van een onderneming of rechtspersoon is en in hoeverre het tamelijk autonoom optreden namens de onderneming of rechtspersoon van een ander dan de formele bestuurder argwaan zou moeten wekken. In zeer veel gevallen zal er niets bijzonders aan de hand zijn. Alleen het specifieke gegeven dat een naar buiten toe optredende vertegenwoordiger van de vennootschap een bestuursverbod heeft, zou argwaan moeten wekken. Door het advies van de Autoriteit Persoonsgegevens om juist deze informatie niet toegankelijk te maken, worden potentieel ook alle andere vennootschappen «verdacht», waarbij niet alleen de formele bestuurder zakelijke contacten onderhoudt met de buitenwereld. Op deze manier worden bona fide ondernemers benadeeld ten bate van de bescherming van de privacy van personen aan wie een bestuursverbod is opgelegd.

De Autoriteit Persoonsgegevens is van mening dat de proportionaliteit van de publicatie van het bestuursverbod onvoldoende is onderbouwd. Zij voert daarvoor, kort gezegd, aan dat de gevolgen van de publicatie voor de veroordeelde groot zijn en dat de beperking in de tijd van de gevolgen daarvan onvoldoende gewaarborgd is. De regering deelt deze mening niet. In de eerste plaats, omdat zij, anders dan de Autoriteit Persoonsgegevens, de effectiviteit van het openbare bestuursverbodenregister wel degelijk onderkent. Deze effectiviteit werkt ook door in de proportionaliteitsbeoordeling. De regering is van oordeel dat de Autoriteit Persoonsgegevens daarbij miskent dat de gevolgen van het type fraude waarvoor een bestuursverbod kan worden opgelegd voor de slachtoffers daarvan ook zeer groot zijn, tot faillissement van hun onderneming aan toe, en dat deze gevolgen in de regel in het geheel niet meer hersteld worden, in ieder geval niet door de veroordeelde. De publicatie van het bestuursverbod waarschuwt potentiële nieuwe slachtoffers en voorkomt zo recidive van dit type fraude. Daarbij is een waarschuwing tegen een concrete dader vele malen effectiever dan een algemene waarschuwing om waakzaam tegen fraude te zijn.

Voorts wordt nog de suggestie gedaan om via een «hit – no hit» navraag bij de Kamer te voorzien in de informatiebehoefte van de markt omtrent geldende bestuursverboden. De Autoriteit Persoonsgegevens miskent daarbij een aantal aspecten. Ten eerste kan het, gezien het aantal zakelijke transacties waarbij deze verificatiebehoefte zou kunnen opkomen, om een groot aantal raadplegingen gaan. Dit is dan niet effectief uitvoerbaar via een bel-lijn. Ten tweede zal een raadpleger niet altijd beschikken over de exacte gegevens van een persoon waarvan hij zou willen weten of deze wellicht een bestuursverbod heeft. In dat geval zou de Kamer alleen een «no hit» kunnen geven, aangezien er geen sprake is van een onomstotelijke «hit», en dat terwijl er eerder sprake is van een mogelijke, vermoedelijke of waarschijnlijke hit, waarover de raadpleger zijn eigen oordeel vormt, in combinatie met de overige informatie waarover hij beschikt. Met de (beperkte) informatie in het openbare register, een naam, geboortejaar en geboorteland, kan een raadpleger vaststellen of een zakelijk contact iemand zou kúnnen zijn die op de lijst voorkomt. Zeker in aanmerking nemend hoe ernstig de daarvoor begane overtredingen en misdrijven moeten zijn, en met hoeveel waarborgen deze openbaarmaking al is omgeven, meent de regering dat hier sprake is van een effectief en proportioneel middel. Van het elimineren van kans op persoonsverwisselingen door inzet van de Kamer met een «hit – no hit» systeem, zoals de Autoriteit Persoonsgegevens meent, kan uiteraard geen sprake zijn, nu de verzoeker niet over het BSN van de te toetsen persoon beschikt, noch zou mogen beschikken.

De opmerking van de Autoriteit Persoonsgegevens over het karakter van de openbaarmaking als bijkomende straf, heeft geleid tot een aanpassing ten opzichte van het oorspronkelijke voorstel. Openbaarmaking zal alleen aan de orde zijn voor bestuursverboden die zijn opgelegd na het moment van inwerkingtreding van dit besluit, zodat de rechter daarmee in alle gevallen bij bepaling van de strafmaat rekening zal hebben kunnen houden.

5. Regeldruk

De wijzigingen in dit besluit hebben voor burgers en bedrijven slechts in beperkte mate gevolgen voor de regeldruk of administratieve lasten. De registratie van bestuursverboden, de autorisatielijst voor overzichten gerangschikt naar natuurlijke personen en de niet openbaarmaking van het telefoonnummer en de mogelijkheid tot afscherming van het adres van de éénmanszaak hebben vooral effect voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Deze zijn nader beschreven in het hoofdstuk 3 van deze nota van toelichting. Er worden geen significante effecten verwacht voor de regeldruk of administratieve lasten van burgers of bedrijven. Hier wordt het notariaat in het bijzonder genoemd. In paragraaf 2.2, laatste alinea, van deze nota van toelichting is de wettelijke onderzoekplicht beschreven die op de notaris rust om te bepalen of de gevraagde werkzaamheden geoorloofd zijn. Zowel inzage in het register bestuursverboden, als de bevoegdheid van de Kamer om gegevens gerangschikt naar natuurlijke personen aan de notaris te verstrekken, ondersteunen de notaris bij de uitvoering van dat onderzoek. Aan de uitoefening van de bevoegdheid om overzichten gerangschikt naar natuurlijke personen te moeten verstrekken aan de notaris zijn verschillende administratieve handelingen verbonden, waarmee de Kamer het proces borgt ten behoeve van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Dit is een toename van de administratieve lasten voor de notaris. Die ontstaan echter in de uitoefening van een bevoegdheid in de hoedanigheid van bestuursorgaan en worden derhalve niet meegerekend in de effectbeoordeling.

6. Inwerkingtreding

Het besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld. Voor deze inwerkingtredingsbepaling is gekozen, omdat de Kamer wijzigingen van verschillende aard moet uitvoeren in of bij het handelsregister die ertoe kunnen noodzaken dat de afzonderlijke onderdelen op verschillende tijdstippen in werking zullen treden.

II. Artikelen

Artikel I, onderdeel A

Met dit artikel wordt geregeld dat het faxnummer wordt geschrapt als een in het handelsregister op te nemen gegeven.

Artikel I, onderdeel B

In het nieuwe artikel 41a van het Handelsregisterbesluit 2008 krijgt het bestuursverbodenregister vorm.

Artikel 41a, eerste lid, bepaalt welke gegevens over een persoon aan wie een bestuursverbod is opgelegd in het register worden opgenomen. Naast persoonlijke gegevens (artikel 41a, eerste lid, onderdelen a tot en met e) ter identificatie van de betrokkene, betreft het enkele gegevens die van belang zijn voor het bestuursverbod. Het gaat hier om de datum van aanvang en beëindiging van het bestuursverbod (onderdeel f), de naam van de rechtspersoon waaruit de bestuurder is uitgeschreven alsmede het KvK-nummer ervan (onderdeel g) en de datum, het zaaknummer alsmede de vindplaats naar uitspraak met het bestuursverbod (onderdeel h). Bij een gepubliceerde uitspraak kan voor de vindplaats ervan worden verwezen naar het ECLI-nummer van de uitspraak. Indien de uitspraak niet is gepubliceerd, vermeldt de Kamer in ieder geval de gegevens van de griffie van de betreffende rechterlijke instantie. Dit biedt een geïnteresseerde de mogelijkheid de uitspraak aldaar op te vragen.

Artikel 41a, tweede lid, verplicht de griffier de gegevens, genoemd in artikel 41a, eerste lid, bij het handelsregister in te schrijven. Omdat het bestuursverbodenregister een separaat register bij het handelsregister is, zijn de artikelen 3, 4 en 5 van het Handelsregisterbesluit 2008 niet rechtstreeks van toepassing, maar van overeenkomstige toepassing verklaard. Dit biedt de Kamer onder meer de mogelijkheid om de opgegeven gegevens te controleren op juistheid.

Artikel 41a, derde lid, bepaalt dat een gedeelte van de gegevens, genoemd in het eerste lid van dat artikel openbaar is. Het betreft de naam, de geboorteplaats en geboorteland, de datum van aanvang en beëindiging van het bestuursverbod, de datum, het zaaknummer en vindplaats van de uitspraak waarin het bestuursverbod is opgelegd en het geboortejaar. Deze gegevens worden noodzakelijk geacht ter identificatie van de betrokkene.

Artikel I, onderdeel C, onder 1

In artikel 51, derde lid, van het Handelsregisterbesluit 2008 wordt opgenomen dat het bezoekadres van een eenmanszaak desverzocht wordt afgeschermd tegen inzage op de voorwaarde dat de eenmanszaak beschikt over een openbaar postadres. In artikel 51, vierde lid, is bepaald dat het telefoonnummer van de onderneming, rechtspersoon en vestiging niet ingezien kan worden.

Artikel I, onderdeel C, onder 2

Op grond van het (nieuwe) artikel 51, zevende lid, van het Handelsregisterbesluit 2008 geldt de afscherming tegen inzage niet voor bestuursorganen als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid, onderdeel a, van de Algemene wet bestuursrecht, advocaten, deurwaarders, notarissen en de instanties, genoemd in artikel 53.

Het adres van een natuurlijk persoon (artikel 51, eerste lid) en een bezoekadres van een onderneming of rechtspersoon afgeschermd op grond van artikel 51, vijfde of zesde lid, blijven eveneens inzichtelijk voor deze partijen.

Artikel I, onderdeel D

Artikel 53 van het Handelsregisterbesluit 2008 bevat de lijst met bestuursorganen en rechtspersonen met een overheidstaak, als bedoeld in artikel 28, vierde lid, van de Handelsregisterwet 2007. Indien vereist voor de uitoefening van wettelijke taken of bevoegdheden, verstrekt de Kamer aan deze aangewezen instanties op hun verzoek de gegevens omtrent samenstelling van ondernemingen en rechtspersonen gerangschikt naar natuurlijke personen. Het merendeel van de aangewezen instanties was voorheen aangewezen in de Handelsregisterwet 2007. Voor een viertal instanties is de aanwijzing nieuw. De motivering hiertoe is te vinden in paragraaf 3.2 van deze nota van toelichting. Voor de volledigheid wordt erop gewezen dat de afscherming op grond van artikel 51, eerste, derde, vierde, vijfde en zesde lid, van het Handelsregisterbesluit 2008 niet geldt voor de aangewezen instanties.

Artikel I, onderdeel E

In een (nieuw) artikel 53a van het Handelsregisterbesluit 2008 worden bestuursorganen en rechtspersonen met een overheidstaak als bedoeld in artikel 29, vierde lid, van de Handelsregisterwet 2007 aangewezen. Voor deze instanties blijven de gegevens, genoemd in artikel 41a, tweede lid, van het Handelsregisterbesluit 2008 (het bestuursverbodenregister) gedurende acht jaar na het verstrijken van het bestuursverbod beschikbaar in het kader van hun wettelijke taak of bevoegdheid. De bewaartermijn van acht jaar is ontleend aan artikel 9, eerste lid, van de Wet controle op rechtspersonen.

Artikel II

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, M.A.M. Adriaansens


X Noot
1

Wet van 26 juni 2019 tot wijziging van de Handelsregisterwet 2007 in verband met de evaluatie van die wet, alsmede regeling van enkele andere aan het handelsregister gerelateerde onderwerpen in het Burgerlijk Wetboek, de Handelsregisterwet 2007 en de Wet op de Kamer van Koophandel (Stb. 2019, nr. 280).

X Noot
2

Op 3 juli 2023 heeft de Minister van Economische Zaken en Klimaat bij brief de Tweede Kamer geïnformeerd over de actuele ontwikkelingen rond de Datavisie Handelsregister (Kamerstukken II 2022/23, 32 761 nr. 280).

X Noot
3

Wet van 8 april 2016 tot wijziging van de Faillissementswet in verband met de invoering van de mogelijkheid van een civielrechtelijk bestuursverbod (Wet civielrechtelijk bestuursverbod) (Stb. 2016, 153).

X Noot
4

Wet van 15 maart 2023, houdende tijdelijke wijziging van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, de Faillissementswet en de Wet op de economische delicten in verband met het vergroten van transparantie bij de ontbinding van rechtspersonen zonder baten en de invoering in dat kader van de mogelijkheid van een civielrechtelijk bestuursverbod (Tijdelijke wet transparantie turboliquidatie) (Stb. 2023, 243).

X Noot
5

Wet van 23 juni 2021 tot wijziging van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek ter verruiming van de mogelijkheden tot het verbieden van rechtspersonen (Stb. 2021, 310).

X Noot
6

In dit verband kan ook worden gewezen op de artikelen 3, zesde lid, en 4a, vijfde lid, van het wetsvoorstel Transparantie maatschappelijke organisaties (Kamerstukken II 2020/21, 35 646).

X Noot
7

Kamerstukken II 2016/17, 34 687, nr. 3, en Kamerstukken I 2015/16, 34 011, D, p. 2 en 3.

X Noot
8

Kamerstukken I 2015/16, 34 011, D, p. 2 en 3.

X Noot
9

Zie verder de memorie van toelichting bij de Wijzigingswet 2019 (Kamerstukken II 2016/17, 34 687, nr. 3).

X Noot
10

Besluit van 24 november 2022, houdende wijziging van het Handelsregisterbesluit 2008 inzake een grondslag voor het afschermen van bezoekadressen op verzoek (Stb. 2022, 475).

X Noot
11

Besluit van 24 november 2022, houdende wijziging van het Handelsregisterbesluit 2008 inzake een grondslag voor het afschermen van bezoekadressen op verzoek (Stb. 2022, 475).

X Noot
12

Kamerstukken II 2013/14, 34 011, nr. 3, p. 6 en 7, en Kamerstukken I 2015/16, 34 011, B, p. 7.

X Noot
13

Aantallen zijn moeilijk te meten, de inschatting is echter dat de inzet van katvangers of stromannen frequent gebeurt. Zie onder andere het Landelijk beeld ondermijnende criminaliteit (LIEC, 2019), het National Risk Assessment Witwassen (WODC Cahier 2017-13) en het bestuurlijk dossier Misbruik van rechtspersonen (Politie IJsselland, 2012). Uit verschillende casusbeschrijvingen blijkt dat de crimineel de dagelijkste leiding heeft terwijl de katvanger of stroman «op papier» zichtbaar is.

X Noot
14

Alleen al voor een zeer specifieke fraudesoort, namelijk acquisitiefraude, werd in 2014 aangenomen dat hiermee jaarlijks wel € 400 mln. gemoeid kon zijn (Kamerstukken II 2013/14, 33 712, nr. 4). Ook de inschatting van het NFFI wijst op dergelijke, zeer grote bedragen (https://www.nffi.nl/forum/artikelen/artikel-aard-omvang-en-complexiteit-van-financieel-economische-criminaliteit/).

X Noot
15

Artikel VII van de Wet van 20 februari 2019 tot wijziging van de Wet op de kansspelen, de Wet op de kansspelbelasting en enkele andere wetten in verband met het organiseren van kansspelen op afstand (Stb. 2019, 127).

X Noot
16

Artikel XVB van de Aanpassingswet Wet toetreding zorgaanbieders (Stb. 2020, 181).

X Noot
17

Verordening (EU) nr. 1307/2013 tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 637/2008 van de Raad en Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad.

X Noot
18

Artikel 9, tweede lid, van Verordening (EU) nr. 1307/2013.

X Noot
19

Stb. 2019, 280.

X Noot
21

Kamerstukken II 1996/97, 23 706, nr. 3, p. 16.

Naar boven