Besluit van 15 april 2021, houdende wijziging van het Handelsregisterbesluit 2008 en het Financieel besluit handelsregister 2014 in verband met de inschrijving in het handelsregister van onderdelen van de Staat der Nederlanden en de codificatie van het stelsel van inputfinanciering voor bestuursorganen

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat van 15 december 2020, nr. WJZ / 20312642;

Gelet op de artikelen 6, vijfde lid, en 50, eerste en zesde lid, van de Handelsregisterwet 2007;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 3 maart 2021, W18.20.0483/IV);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat van 13 april 2021, nr. WJZ / 21069222;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Financieel besluit handelsregister 2014 wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 2 worden de volgende leden toegevoegd, luidende:

  • 5. De vergoeding voor de inzage of de verstrekking van gegevens door middel van een abonnement, bedoeld in artikel 50, zesde lid, van de wet, geldt voor een bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid, onderdeel a, van de Algemene wet bestuursrecht, dat bij de vervulling van zijn taak informatie over een onderneming of rechtspersoon nodig heeft en bij de Kamer heeft aangegeven gebruik te willen maken van betaling door middel van een abonnement.

  • 6. Het abonnement geldt uitsluitend voor een bij ministeriële regeling te bepalen wijze van inzien of verstrekking van gegevens. Hieronder worden in ieder geval begrepen de wijze van inzien of verstrekking, bedoeld in het eerste lid, onderdelen b en d, en het tweede lid, onderdeel e, voor zover de ontwikkelkosten daarvan zijn terugverdiend en het inzien of de verstrekking niet leidt tot aanvullende kosten voor de Kamer.

  • 7. De hoogte van de vergoeding, bedoeld in het vijfde lid, wordt voor een bestuursorgaan vastgesteld op het bedrag dat in 2012 aan het bestuursorgaan in rekening is gebracht voor de wijze van inzien of de verstrekking van gegevens, bedoeld in het zesde lid, tweede volzin, die in dat jaar beschikbaar waren.

  • 8. Indien aan het bestuursorgaan in 2012 geen bedragen in rekening zijn gebracht als bedoeld in het zevende lid, wordt de hoogte van de vergoeding vastgesteld op het bedrag dat in rekening is gebracht in het jaar volgend op het derde jaar dat deze bedragen voor het eerst in rekening zijn gebracht.

  • 9. De hoogte van de vergoeding, bedoeld in het zevende en achtste lid, wordt jaarlijks geïndexeerd overeenkomstig de voor de rijksbegroting gehanteerde prijsbijstelling en afgerond op het naastbij gelegen gehele getal.

B

Aan artikel 3 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 6. De vergoeding, bedoeld in artikel 50, zesde lid, van de wet wordt voldaan uiterlijk 1 november van het jaar voorafgaand aan het jaar van levering van de diensten en producten, bedoeld in artikel 2, zesde lid, bij gebreke waarvan de vergoeding voor de levering plaatsvindt zoals vastgesteld op grond van artikel 2, eerste tot en met derde lid.

ARTIKEL II

Aan artikel 8 van het Handelsregisterbesluit 2008 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. In het handelsregister kan een onderdeel van de Staat der Nederlanden worden ingeschreven, dat geen onderdeel is van een ministerie of een dienstonderdeel van een ministerie, als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel c, van de wet.

ARTIKEL III

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 15 april 2021

Willem-Alexander

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, M.C.G. Keijzer

Uitgegeven de negenentwintigste april 2021

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

NOTA VAN TOELICHTING

I. Algemeen

1. Aanleiding

In augustus 2019 is een wijziging van de Handelsregisterwet 2007 en de Wet op de Kamer van Koophandel gepubliceerd (wijzigingswet)1. De wijzigingswet heeft onder meer tot doel om de middelen en bevoegdheden te creëren voor de Kamer van Koophandel (hierna: de Kamer) om de kwaliteit en het functioneren van het handelsregister te versterken. Voor een deel zijn de bovenbedoelde wijzigingen reeds in werking getreden. Er zijn echter ook bepalingen waarvoor eerst uitvoeringsregelgeving tot stand dient te komen, voordat ze in werking kunnen treden. In dit besluit worden de bepalingen uitgewerkt betreffende de codificatie van het stelsel van inputfinanciering en de mogelijkheid voor onderdelen van de publiekrechtelijke rechtspersoon de Staat der Nederlanden om zich te laten inschrijven in het handelsregister. Het besluit wijzigt hiertoe het Handelsregisterbesluit 2008 en het Financieel besluit handelsregister 2014.

In paragraaf 4, tweede alinea, wordt nader ingegaan op de procedure betreffende de uitwerking van de overige delegatiegronden van de wijzigingswet.

2. Inputfinanciering

Artikel 50, zesde lid, van de Handelsregisterwet 2007 bevat een grondslag voor het zogenaamde stelsel van inputfinanciering voor overheidsorganen. Het doel van inputfinanciering is dat het gebruik van de producten uit het handelsregister door overheidsorganen uit algemene middelen wordt bekostigd, en niet langer plaatsvindt door facturering van het gebruik door afzonderlijke afnemers. Dit draagt bij aan een effectieve overheid, en uiteindelijk aan de verlichting van administratieve lasten. Betaling middels een abonnement leidt, anders dan bij betalen per gebruik, tot een efficiëntere bekostiging van de elektronische raadpleging van het handelsregister door bestuursorganen en stimuleert het gebruik van elektronische informatieproducten door de overheid.

De systematiek van inputfinanciering is in een tweejarige pilot getest (2012–2013) om ervaring op te doen met de werking en eventueel verbeteringen aan te brengen. In overleg met de Gebruikersraad Handelsregister is medio 2013 besloten om, gezien de positieve ervaringen tijdens de pilot en de wens van alle betrokkenen, om over te gaan op inputfinanciering, en de systematiek definitief in te voeren aansluitend op de pilotperiode.

Op basis van de wettelijke grondslag worden de lopende afspraken over inputfinanciering gecodificeerd in een vijftal nieuwe leden in artikel 2 van het Financieel besluit handelsregister 2014 (artikel I, onderdeel A, van dit besluit). Zij hebben betrekking op «de bestuursorganen door wie, de gevallen waarin, en de voorwaarden waaronder de vergoeding voor de inzage van of de verstrekking van gegevens door middel van een abonnement wordt voldaan» (artikel 50, zesde lid, van de Handelsregisterwet 2007).

De bestuursorganen door wie gebruik kan worden gemaakt van het systeem van inputfinanciering, zijn beperkt tot bestuursorganen als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid, onderdeel a, van de Algemene wet bestuursrecht (de a-organen), die bij de vervulling van hun taak informatie over een onderneming of rechtspersoon nodig hebben. De ratio hiervan is dat deze kring van bestuursorganen op grond van artikel 30, eerste lid, van de Handelsregisterwet 2007 verplicht is van het handelsregister gebruik te maken. Tot de huidige deelnemers behoren onder meer ministeries en – door afspraken met het Interprovinciaal Overleg, de Unie van Waterschappen en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten – ook alle provincies, waterschappen en gemeenten.

Het betrokken bestuursorgaan moet bij de Kamer aangeven dat zij gebruik wil maken van betaling door middel van een abonnement. Dit laatste geldt alleen voor nieuwe deelnemers aan het systeem van inputfinanciering, omdat de huidige deelnemers zich reeds hebben verbonden aan deelname aan het systeem van inputfinanciering en dit reeds eerder kenbaar hebben gemaakt. Afhankelijk van toekomstige ontwikkelingen kan de kring van bestuursorganen op grond van artikel 50, zesde lid, van de wet verder worden uitgebreid.

Inputfinanciering kan gezien worden als een bijzondere abonnementsvorm voor de bedoelde bestuursorganen. De producten die onder het abonnement vallen, worden bij ministeriële regeling aangewezen (artikel 2, zesde lid, van het Financieel besluit handelsregister 2014). Deze zullen in ieder geval omvatten de door de Kamer geleverde gestandaardiseerde elektronische informatieproducten. Het moet gaan om elektronische informatieproducten, waarvan de ontwikkelkosten zijn terugverdiend en waarvan het inzien of de verstrekking niet leidt tot extra kosten voor de Kamer.

De huidige deelnemers aan het systeem van inputfinanciering hebben afgesproken dat voor het abonnement een vast tarief in rekening wordt gebracht. Daarbij is uitgegaan van de afname door de betrokken bestuursorganen in 2012 van de gestandaardiseerde elektronische informatieproducten die in dat jaar beschikbaar waren. Dit regime is gecodificeerd in het nieuwe zevende lid van artikel 2 van het Financieel besluit handelsregister 2014. Mocht een a-orgaan willen deelnemen aan het systeem van inputfinanciering, maar dit bestuursorgaan nam in 2012 nog geen producten af (omdat er sprake is van een nieuw bestuursorgaan), dan zal het tarief worden bepaald op basis van afname in het jaar na de eerste drie jaar (derhalve in het vierde jaar) dat dit bestuursorgaan wel producten ging afnemen (artikel 2, achtste lid, van het Financieel besluit handelsregister 2014). Dat geldt niet voor nieuwe bestuursorganen, ontstaan als gevolg van de splitsing van bestaande bestuursorganen (bijvoorbeeld bij een departementale herindeling). Deze bestuursorganen maken onderling en in samenspraak met de Kamer afspraken over een verdeelsleutel voor de betaling van het tarief dat voor het oorspronkelijke bestuursorgaan gold.

Het bovenstaande systeem fixeert de financiële verplichtingen die voortvloeien uit het systeem van inputfinanciering (behoudens prijsbijstelling). Inherent aan dit systeem is dat een wijziging in gebruik niet leidt tot een verhoging of verlaging van de te betalen vergoedingen. Dit is evenmin het geval als er een wijziging optreedt in de informatieproducten die onder inputfinanciering vallen.

In artikel 3 van het Financieel besluit handelsregister 2014 is opgenomen dat betaling uiterlijk op 1 november van het jaar dat voorafgaat aan het jaar van levering van de producten, door de Kamer moet zijn ontvangen (artikel I, onderdeel B, van dit besluit). Voor de huidige deelnemers aan het systeem van inputfinanciering loopt deze betaling aan de Kamer doorgaans via de begroting van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat. Voor die deelnemers is verzekerd dat de betaling op 1 november wordt ontvangen. Hierin komt geen verandering als gevolg van dit besluit.

3. Inschrijving van onderdelen van de publiekrechtelijke rechtspersoon de Staat der Nederlanden

Rechtspersonen die worden ingeschreven in het handelsregister, krijgen van de Kamer een Rechtspersonen Samenwerkingsverbanden Informatie Nummer (RSIN) toegewezen. Aan de activiteit van een rechtspersoon wordt een Kamer van Koophandel-nummer toegekend. Deze nummers zijn in (vooral het digitale) handelsverkeer steeds vaker een vereiste om handelingen in de privaatrechtelijke sfeer te kunnen verrichten als organisatie, zoals het afsluiten van busabonnementen voor eigen werknemers of het aanvragen van elektronische toegangsmiddelen.

Op grond van artikel 6, eerste lid, onderdeel c, van de Handelsregisterwet 2007 kan in het handelsregister een publiekrechtelijke rechtspersoon worden ingeschreven, met dien verstande dat in plaats van de Staat de ministeries, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, van de Comptabiliteitswet 2016 en de dienstonderdelen van een ministerie die overeenkomstig artikel 2.20 van de Comptabiliteitswet 2016 zijn aangewezen, worden ingeschreven. Er zijn echter ook andere publiekrechtelijk ingestelde instanties zonder rechtspersoonlijkheid, die in aanzienlijke mate zelfstandig optreden in het verkeer, maar die op grond van artikel 6, eerste lid, onderdeel c, niet in aanmerking komen om ingeschreven te worden in het handelsregister.

Het gebrek aan een eigenstandige inschrijving bij het handelsregister en als gevolg daarvan het ontbreken van een daarmee samenhangend uniek nummer leidt ertoe dat deze onderdelen beperkt worden in hun handelen2. Daarom is in de wijzigingswet een bepaling opgenomen om deze leemte op te vullen. Derhalve kan op grond van artikel 6, vijfde lid, van de Handelsregisterwet 2007 bij algemene maatregel van bestuur worden bepaald dat, in aanvulling op het eerste lid, onderdeel c, van die bepaling, onderdelen van een publiekrechtelijke rechtspersoon kunnen worden ingeschreven in het handelsregister, ondanks het ontbreken van een eigenstandige rechtspersoonlijkheid.

Van deze delegatiegrond wordt nu gebruik gemaakt door de inschrijving mogelijk te maken voor onderdelen van de Staat der Nederlanden (artikel 8, derde lid, van het Handelsregisterbesluit 2008). Hiermee wordt tegemoet gekomen aan de wens van verschillende publiekrechtelijke instanties. Het gaat daarbij om die onderdelen van de Staat die nog niet kunnen worden ingeschreven in het handelsregister op basis van artikel 6, eerste lid, onderdeel c, van de Handelsregisterwet 2007.

De thans in artikel 8, derde lid, van het Handelsregisterbesluit 2008 ontstane mogelijkheid tot inschrijven is bedoeld voor de Hoge Colleges van Staat, het Kabinet van de Koning en onderdelen van de rechterlijke macht, zoals de Raad voor de Rechtspraak, rechtbanken en gerechtshoven. Deze maken onderdeel uit van de publiekrechtelijke rechtspersoon de Staat, maar zijn geen ministerie of baten-lastendienst, noch kunnen zij door deze gefaciliteerd worden. Mocht in de toekomst blijken dat deze problematiek zich ook voordoet bij andere publiekrechtelijke rechtspersonen dan de Staat, dan zal worden bezien of deze bepaling verbreed dient te worden.

4. Regeldruk, internetconsultatie en uitgebrachte adviezen

De wijzigingen in dit besluit hebben gevolgen voor overheidsorganen en geen directe effecten voor bedrijven of burgers. De bepalingen over de inputfinanciering strekken tot codificatie van de bestaande praktijk. Ze hebben geen effecten voor de in paragraaf 2 bedoelde overheidsorganen of de uitvoering van de Kamer.

In de periode 24 juli 2020 tot 4 september 2020 zijn de voorstellen in dit ontwerpbesluit in consultatie gegeven als onderdeel van een ontwerpbesluit ter uitvoering van de wijzigingswet (onder andere het zoeken in het handelsregister op natuurlijke personen, de inschrijving van bestuursverboden en de in dit besluit opgenomen codificatie van de inputfinanciering en de inschrijving van onderdelen van de Staat der Nederlanden in het handelsregister). Dat ontwerpbesluit en de nota van toelichting zijn in die periode eveneens voorgelegd voor advies aan de Raad voor de Rechtspraak en de Adviescommissie toetsing regeldruk (conform artikel 17 van de Kaderwet Adviescommissies). Over de onderdelen van het oorspronkelijke ontwerpbesluit die raken aan de bescherming van persoonsgegevens wordt advies gevraagd van de Autoriteit Persoonsgegevens. In het bijzonder met het oog op de dringende behoefte aan de mogelijkheid tot inschrijving van onderdelen van de Staat der Nederlanden is besloten om de in dit besluit opgenomen onderwerpen een vaststellingstraject te laten volgen via een apart wijzigingsbesluit.

Tijdens de internetconsultatieperiode zijn geen reacties ontvangen over de onderwerpen uit dit besluit.

De Adviescommissie toetsing regeldruk heeft het oorspronkelijke ontwerpbesluit niet geselecteerd voor formele advisering.

De Raad voor de Rechtspraak heeft in zijn advies naar aanleiding van het oorspronkelijke ontwerpbesluit verzocht om in de toelichting ook de landelijke diensten van de rechtspraak en de Raad voor de Rechtspraak te noemen als de onderdelen van publiekrechtelijke rechtspersonen die zich kunnen laten inschrijven. De inschrijvingsmogelijkheid is bedoeld voor vastomlijnde onderdelen van de Staat der Nederlanden, die zich op dit moment nog niet zelfstandig kunnen inschrijven in het handelsregister. De landelijke diensten van de rechtspraak vallen daaronder.

De Raad wijst daarnaast op de koppeling tussen de inschrijving van een onderneming of rechtspersoon met de uitgifte door de Belastingdienst van een BTW-identificatienummer of omzetbelastingnummer. De Raad vraagt of die koppeling achterwege kan blijven wanneer onderdelen van de rechterlijke macht zich inschrijven. Die onderdelen hebben namelijk geen BTW-identificatienummer nodig, maar zijn als gevolg van de uitgifte wel verplicht om een nul-aangifte te doen. De Kamer en de Belastingdienst hebben afspraken gemaakt over de uitwisseling van gegevens uit het handelsregister. Bij wijze van dienstverlening geeft de Kamer de inschrijving van een nieuwe onderneming of rechtspersoon door aan de Belastingdienst, die vervolgens zonder voorafgaande aanvraag een BTW-identificatienummer of omzetbelastingnummer uitgeeft. Het is de Belastingdienst die besluit of een nieuw ingeschrevene zo’n nummer moet hebben. De bepalingen van het Handelsregisterbesluit 2008 hebben daar geen invloed op.

Het besluit treedt in werking op de dag na de publicatie van het besluit in het Staatsblad. Er wordt hiermee afgeweken van het kabinetsbeleid omtrent vaste verandermomenten inzake de publicatie en de inwerkingtreding van regelgeving. Deze afwijking kan gerechtvaardigd worden, omdat de doelgroep van dit besluit gebaat is bij spoedige inwerkingtreding. Ten aanzien van de mogelijkheid tot inschrijving in het handelsregister van onderdelen van de publiekrechtelijke rechtspersoon de Staat der Nederlanden geldt dat er grote behoefte bestaat bij de doelgroep aan de mogelijkheid tot inschrijving in het handelsregister. Die inschrijving stelt de betreffende onderdelen immers in staat om handelingen in de privaatrechtelijke sfeer te kunnen verrichten als organisatie, zoals omschreven in paragraaf 3. Wat de codificatie van het stelsel van inputfinanciering betreft, is de doelgroep gebaat bij het wettelijk formaliseren van de pilot, zoals aangegeven in paragraaf 2.

II. Artikelen

Artikel I, onderdeel A

De producten die onder het abonnement vallen, zullen in ieder geval omvatten de door de Kamer geleverde gestandaardiseerde elektronische informatieproducten. In artikel 2, zesde lid, is dit aangeduid als producten bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdelen b en d, en tweede lid, onderdeel e, van het Financieel besluit handelsregister 2014 (de elektronische informatieproducten), met de genoemde randvoorwaarden ten aanzien van ontwikkel- en verstrekkingskosten. Deze uitwerking is in lijn met de in de Gebruikersraad Handelsregister tussen de huidige deelnemers gemaakte afspraken.

De hoogte van de bijdrage voor het abonnement wordt jaarlijks geïndexeerd overeenkomstig de voor de rijksbegroting gehanteerde prijsbijstelling en afgerond op het naastbij gelegen gehele getal (artikel 2, negende lid, van het Financieel besluit handelsregister 2014).

Artikel II, onderdeel B

In artikel 3, zesde lid (nieuw), van Financieel besluit handelsregister 2014 is opgenomen dat betaling uiterlijk op 1 november van het jaar dat voorafgaat aan het jaar van levering van de producten, door de Kamer moet zijn ontvangen. Indien betaling niet voor 1 november is ontvangen, zal in het volgende kalenderjaar de inzage en verstrekking van de desbetreffende informatieproducten door dit bestuursorgaan volgens het reguliere systeem op basis van stuksprijs in rekening worden gebracht door de Kamer. Het is voor de Kamer van belang om voorafgaand aan het jaar waarin de afname plaatsvindt, te weten volgens welk systeem wordt afgerekend, onder meer in verband met interne processen. Deze betalingstermijn is met name van belang voor nieuwe toetreders tot het systeem van inputfinanciering, omdat voor de huidige deelnemers betaling doorgaans reeds is verzekerd via de begroting van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat.

Artikel II

Onderdelen van de publiekrechtelijke rechtspersoon Staat der Nederlanden krijgen met deze bepaling de bevoegdheid om zich te laten inschrijven in het handelsregister. Ten overvloede wordt opgemerkt dat de regels die gesteld zijn ten aanzien van de gegevens die moeten worden ingeschreven voor publiekrechtelijke rechtspersonen en door wie en op welke wijze de inschrijving moet plaatsvinden, ook gelden voor de hier bedoelde onderdelen van de publiekrechtelijke rechtspersoon de Staat.

Hierbij wordt verwezen naar de artikelen 12 tot en met 16a van de Handelsregisterwet 2007 in samenhang met de artikelen 14, 15, 33 en 34 van het Handelsregisterbesluit 2008 (voor wat betreft de gegevens) en naar artikel 18 e.v. van de Handelsregisterwet 2007 in samenhang met artikel 6 van het Handelsregisterbesluit 2008 (voor wat betreft door wie en op welke wijze de inschrijving moet plaatsvinden).

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, M.C.G. Keijzer


X Noot
1

Wet van 26 juni 2019 tot wijziging van de Handelsregisterwet 2007 in verband met de evaluatie van die wet, alsmede regeling van enkele andere aan het handelsregister gerelateerde onderwerpen in het Burgerlijk Wetboek, de Handelsregisterwet 2007 en de Wet op de Kamer van Koophandel (Stb. 2019, 280).

X Noot
2

Kamerstukken II 2016/17, 34 687, nr. 3, p. 15, 16 en 20.

Naar boven