Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit | Staatsblad 2022, 109 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit | Staatsblad 2022, 109 | AMvB |
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 15 november 2021, nr. WJZ / 21248071, gedaan mede namens de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat;
Gelet op artikel 4.3, eerste lid, aanhef en onder b, en artikel 16.1, tweede lid, van de Omgevingswet;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 15 december 2021, nr. W11.21.0341/IV);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 27 januari 2022, nr. WJZ / 22014758, uitgebracht mede namens de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Het Besluit activiteiten leefomgeving wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 4.1188 worden, onder vernummering van het derde lid tot vijfde lid, twee leden ingevoegd, luidende:
3. Als het gaat om bouwland dat ligt op zandgronden of lössgronden en gegevens en bescheiden zijn verstrekt over de teelt van mais, wordt drijfmest van 16 februari tot en met 14 maart van dat kalenderjaar niet op of in de bodem gebracht.
4. Het derde lid is niet van toepassing op de teelt van mais dat biologisch is geteeld overeenkomstig de voorschriften die zijn gesteld bij of krachtens de bio-verordening en de teelt van suikermais onder folie.
B
Na artikel 4.1188 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
1. Jaarlijks worden uiterlijk op 15 februari aan het bevoegd gezag de volgende gegevens en bescheiden verstrekt als in dat kalenderjaar mais wordt geteeld:
a. de begrenzing van de locatie waarop de mais wordt geteeld; en
b. de maximale teeltoppervlakte voor het telen van mais.
2. Jaarlijks worden uiterlijk op 14 maart nadat de gegevens en bescheiden, bedoeld in het eerste lid, wijzigen, de gewijzigde gegevens verstrekt aan het bevoegd gezag.
3. Het eerste lid is niet van toepassing op de teelt van mais dat biologisch is geteeld overeenkomstig de voorschriften die zijn gesteld bij of krachtens de bio-verordening en de teelt van suikermais onder folie.
1. De gegevens en bescheiden worden verstrekt met gebruikmaking van een elektronische voorziening en een elektronisch formulier die door Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit beschikbaar worden gesteld.
2. Gegevens en bescheiden die zijn verstrekt via het elektronisch formulier gelden als ondertekend.
C
In artikel 4.1193, opschrift en eerste lid, wordt «zandgronden en lössgronden» vervangen door «zandgronden of lössgronden».
D
Na artikel 4.1199 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
1. Artikel 4.1199, eerste lid, is in het jaar 2022 niet van toepassing op gronden waarvoor degene die de activiteit verricht:
a. uiterlijk op 1 februari 2022 het bevoegd gezag heeft geïnformeerd dat gebruik wordt gemaakt van de Vrijstellingsregeling bovengronds aanwenden runderdrijfmest 2019–2023, zoals die tot de inwerkingtreding van dit besluit gold; en
b. gedurende het jaar 2021 heeft voldaan aan de voorwaarden opgenomen in de regeling, bedoeld onder a, en daar ook in het jaar 2022 aan voldoet.
2. Artikel 4.1199, eerste lid, is in het jaar 2023 niet van toepassing op gronden waarvoor degene die de activiteit verricht:
a. uiterlijk op 1 februari 2023 het bevoegd gezag heeft geïnformeerd dat gebruik wordt gemaakt van de Vrijstellingsregeling bovengronds aanwenden runderdrijfmest 2019–2023, zoals die tot de inwerkingtreding van dit besluit gold; en
b. gedurende het jaar 2022 heeft voldaan aan de voorwaarden opgenomen in de regeling, bedoeld onder a, en daar ook in het jaar 2023 aan voldoet.
3. Degene die de activiteit verricht informeert uiterlijk op 1 februari van de jaren 2022 en 2023 het bevoegd gezag als hij gebruik maakt van de Vrijstellingsregeling bovengronds aanwenden runderdrijfmest 2019–2023.
1. De informatie wordt verstrekt met gebruikmaking van een elektronische voorziening en een elektronisch formulier die door Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit beschikbaar worden gesteld.
2. De informatie die is verstrekt via het elektronisch formulier geldt als ondertekend.
E
In artikel 4.1207 worden, onder vernummering van het derde lid tot vijfde lid, twee leden ingevoegd, luidende:
3. Als het gaat om bouwland dat ligt op zandgronden of lössgronden en gegevens en bescheiden zijn verstrekt over de teelt van mais, wordt vloeibaar zuiveringsslib van 16 februari tot en met 14 maart van dat kalenderjaar niet op of in de bodem gebracht.
4. Het derde lid is niet van toepassing op de teelt van mais dat biologisch is geteeld overeenkomstig de voorschriften die zijn gesteld bij of krachtens de bio-verordening en de teelt van suikermais onder folie.
F
Na artikel 4.1207 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
1. Jaarlijks worden uiterlijk op 15 februari aan het bevoegd gezag de volgende gegevens en bescheiden verstrekt als in dat kalenderjaar mais wordt geteeld:
a. de begrenzing van de locatie waarop de mais wordt geteeld; en
b. de maximale teeltoppervlakte voor het telen van mais.
2. Jaarlijks worden uiterlijk op 14 maart nadat de gegevens en bescheiden, bedoeld in het eerste lid, wijzigen, de gewijzigde gegevens verstrekt aan het bevoegd gezag.
3. Het eerste lid is niet van toepassing op de teelt van mais dat biologisch is geteeld overeenkomstig de voorschriften die zijn gesteld bij of krachtens de bio-verordening en de teelt van suikermais onder folie.
1. De gegevens en bescheiden worden verstrekt met gebruikmaking van een elektronische voorziening en een elektronisch formulier die door Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit beschikbaar worden gesteld.
2. Gegevens en bescheiden die zijn verstrekt via het elektronisch formulier gelden als ondertekend.
G
In artikel 4.1211, opschrift en eerste lid, wordt «zandgronden en lössgronden» vervangen door «zandgronden of lössgronden».
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
’s-Gravenhage, 31 januari 2022
Willem-Alexander
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, H. Staghouwer
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, V.L.W.A. Heijnen
Uitgegeven de elfde maart 2022
De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius
Deze wijziging van het Besluit activiteiten leefomgeving (hierna: Bal) ziet op het omzetten van de eerder met het Besluit van 29 december 2020 tot wijziging van het Besluit gebruik meststoffen ter uitvoering van het zesde actieprogramma Nitraatrichtlijn en tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet teneinde een grondslag op te nemen voor het uitsluitend verstrekken van gegevens via de elektronische weg1 (hierna: wijzigingsbesluit Bgm) in het Besluit gebruik meststoffen (hierna: Bgm) geïmplementeerde maatregelen uit het zesde actieprogramma betreffende de Nitraatrichtlijn (Bijlage bij Kamerstukken II 20/21, 33 037, nr. 250). Het gaat hierbij specifiek om de verschuiving van de eerste uitrijddatum voor drijfmest en vloeibaar zuiveringsslib op zand- of lössgronden voorafgaand aan de teelt van maïs van 15 februari naar 15 maart en de daarbij behorende verplichte melding van de voorgenomen teelt van maïs. Tevens wordt hiermee de Vrijstellingsregeling bovengronds aanwenden runderdrijfmest 2019–2023 omgezet naar de systematiek van het nieuwe stelsel van de Omgevingswet door een overgangsrechtelijke bepaling hierover op te nemen in het Bal.
In het zesde actieprogramma Nitraatrichtlijn (Kamerstukken II, 16/17, 33037-250) is aangekondigd dat per 1 januari 2021 enkele maatregelen zouden worden doorgevoerd rondom de teelt van maïs op zand- en lössgronden waarbij het principe van precisiebemesting uitgangspunt is: de juiste mest wordt op de juiste plaats, op de juiste manier, op het juiste tijdstip en in de juiste hoeveelheid toegediend om zo precies mogelijk te voorzien in de behoefte van gewas en bodem en daarmee emissies zoveel mogelijk te beperken.
Zoals ook opgenomen in de nota van toelichting bij het wijzigingsbesluit Bgm is uit eerder wetenschappelijk onderzoek gebleken dat het toepassen van rijenbemesting in maïs, een vorm van precisiebemesting, goed aansluit bij dit principe en tot een vermindering van nitraatuitspoeling leidt2. Uit recent onderzoek3 en praktijkervaringen van agrariërs kwam echter naar voren dat rijenbemesting onder minder optimale omstandigheden tot verdichting van de bodem kan leiden en daardoor kan leiden tot minder opname van stikstof door het gewas met een grotere kans op nitraatuitspoeling naar het grondwater als gevolg.
Om op een andere manier invulling te geven aan precisiebemesting, is door middel van de in het wijzigingsbesluit Bgm opgenomen wijzigingen de uitrijdperiode van drijfmest en vloeibaar zuiveringsslib voorafgaand aan de teelt van maïs op zand- en lössgronden aangepast. Op deze manier wordt het juiste tijdstip van toepassing gegarandeerd. Op bouwland, waarop dus geen gras als hoofdteelt staat, gelegen op zand- en lössgronden wijzigde de uitrijdperiode van drijfmest en vloeibaar zuiveringsslib voorafgaand aan de teelt van maïs dan ook van 15 februari tot en met 15 september naar 15 maart tot en met 15 september. De kans dat nitraat en fosfaat uit- of afspoelen door neerslag neemt daarmee af, omdat de periode tussen bemesting en opname door het gewas korter is. Dit voor een periode van twee jaar. In het licht van de voorbereiding van de maatregelen uit het 7e actieprogramma Nitraatrichtlijn en de uitwerking van de contouren van het nieuwe mestbeleid wordt bezien of deze maatregel aanpassing behoeft.
Om handhaving mogelijk te maken, dient de landbouwer de voorgenomen teelt van maïs uiterlijk op 15 februari te melden bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). Deze melding is voor de omzetting naar het Bal vertaald als het verstrekken van gegevens en bescheiden over de teelt van mais. Via een kadastrale of topografische aanduiding dient aangegeven te worden welk perceel het betreft, wat de begrenzing is van de locatie waarop mais wordt geteeld en wat de maximale teeltoppervlakte van het perceel is waarop de maïs geteeld zal gaan worden. Indien drijfmest of vloeibaar zuiveringsslib wordt uitgereden op dit gemelde perceel voorafgaand aan 15 maart is de landbouwer in overtreding. Ook is de landbouwer in overtreding, wanneer blijkt dat over een perceel geen gegevens en bescheiden zijn verstrekt en hier toch mais wordt geteeld. Omdat in de praktijk soms later dan 15 februari duidelijk wordt op welke percelen maïsteelt plaats zal vinden, is het mogelijk om de reeds verstrekte gegevens en bescheiden uiterlijk op 14 maart te wijzigen. Deze wijziging kan ook inhouden dat de eerdere opgave over het perceel ten aanzien van de teelt van mais wordt ingetrokken. Als de eerdere opgave ingetrokken wordt, is het telen van maïs als hoofdteelt op het desbetreffende perceel voor dat jaar niet meer toegestaan. Er kunnen immers niet nogmaals in de daarvoor opgenomen periode gegevens en bescheiden worden verstrekt. Het is in dat geval, vanaf de dag dat de reeds gedane gegevens en bescheiden zijn gewijzigd in het geval dat dit leidt tot het intrekken van het perceel voor de maisteelt ingetrokken, wel mogelijk om het (deel van een) perceel voor 15 maart te bemesten met drijfmest of vloeibaar zuiveringsslib.
Deze aanpassing van de uitrijdperiode op bouwland geldt alleen voor drijfmest en vloeibaar zuiveringsslib. Belangrijke eigenschap van vaste dierlijke mest en steekvast zuiveringsslib is namelijk dat een groot deel van de stikstof in organische gebonden vorm aanwezig is en daardoor pas na langere tijd voor opname van het gewas beschikbaar komt. Ten slotte is voorzien in een uitzondering op de plicht tot het verstrekken van gegevens en bescheiden, en het verbod om in de periode van 16 februari tot en met 14 maart drijfmest of vloeibaar zuiveringsslib te gebruiken op bouwland, gelegen op zandgrond of lössgronden, voor de teelt van maïs dat biologisch is geteeld overeenkomstig de voorschriften die zijn gesteld bij of krachtens de bio-verordening en de teelt van suikermaïs onder folie. Deze teelten zijn niet verenigbaar met een bemesting na 14 maart.
De Vrijstellingsregeling bovengronds aanwenden runderdrijfmest 2019–2023 is een voortzetting van de vrijstellingsregelingen voor bovengronds aanwenden van runderdrijfmest over de perioden 2014 (Stcrt. 2014, 5213), 2015–2016 (Stcrt. 2015, 4198) en 2017–2018 (Stcrt. 2017, nr. 3621). Deze vrijstellingsregelingen zijn destijds ingevoerd naar aanleiding van de motie van Van Gerven c.s. (Kamerstukken II 2012/13, 33 037, nr. 68) in 2013 en bedoeld voor een kleine groep boeren die voldoen aan de voorwaarden zoals die gelden voor het certificaat van de Vereniging tot Behoud van Boer en Milieu (VBBM) en de vereniging Noordelijke Friese Wouden (NFW). De periode van vrijstelling was bedoeld voor vervolgonderzoek en doorontwikkeling. Deze keuze is toegelicht in een brief aan de Tweede Kamer van 5 februari 2014 (Kamerstukken II 2013/14, 33 037, nr. 86).
In de met algemene stemmen aangenomen motie van De Groot en Futselaar (Kamerstukken II 2017/18, 21 501-32, nr. 1115) van 2018, wordt de regering verzocht de vrijstelling onder de huidige voorwaarden met vijf jaar te verlengen teneinde deze periode te gebruiken voor vervolgonderzoek en doorontwikkeling. De Vrijstellingsregeling bovengronds aanwenden runderdrijfmest 2019-2023 strekte tot uitvoering van deze motie. De vrijstellingsvoorwaarden waren hierin aangescherpt, met name de vereiste mate van beweiding, de registratie daarvan en het toegestane stikstofoverschot op bedrijfsniveau. Daarmee werd de regeling zo goed mogelijk toegespitst op de beoogde beperkte doelgroep en werd de hoeveelheid runderdrijfmest die op deze bedrijven wordt geproduceerd en bovengronds mag worden aangewend op grasland, zoveel mogelijk beperkt.
Met het opnemen van dit overgangsrechtelijke artikel met eerbiedigende werking in het Bal wordt ervoor gezorgd dat ook onder het nieuwe stelsel van de Omgevingswet nog voor de jaren 2022 en 2023 door landbouwers van de Vrijstellingsregeling gebruik kan worden gemaakt. Van belang hierbij is wel dat de landbouwer ofwel degene die de activiteit verricht (volgens de terminologie van het Bal) die van de Vrijstellingsregeling gebruik wil maken in het jaar 2022 ook in het jaar 2021 aan de voorwaarden van de Vrijstellingsregeling moet hebben voldaan. Dit betekent dat een landbouwer die in 2021 niet aan de voorwaarden van de Vrijstellingsregeling heeft voldaan, dan ook in de jaren 2022 en 2023 geen gebruik kan maken van de Vrijstellingsregeling.
Voor deze effecten wordt verwezen de nota van toelichting bij het wijzigingsbesluit Bgm. Deze wijzigen niet significant als gevolg van de beleidsneutrale omzetting van dat besluit naar het Besluit activiteiten leefomgeving.
Voor deze effecten wordt verwezen de nota van toelichting bij het wijzigingsbesluit Bgm. Deze wijzigen niet significant als gevolg van de beleidsneutrale omzetting van dat besluit naar het Besluit activiteiten leefomgeving.
Nu het hier een beleidsneutrale omzetting van de eerder voor het wijzigingsbesluit Bgm geconsulteerde artikelen betreft is een ontwerp van het onderhavige besluit niet aangeboden voor internetconsultatie. Om dezelfde reden is het onderhavig besluit op grond van artikel 23.5, derde lid, van de Omgevingswet niet overgelegd aan beide kamers der Staten-Generaal, aangezien het ontwerp wijzigingen bevat van ondergeschikte betekenis die niet leiden tot andere of grotere nadelige gevolgen voor de fysieke leefomgeving.
Voor de inwerkingtreding van dit wijzigingsbesluit wordt aangesloten bij de inwerkingtreding van de Omgevingswet.
Dit onderdeel bevat de omzetting van artikel 4, negende en tiende lid, van het Bgm (latere aanvangsdatum uitrijdperiode bij maïs als hoofdteelt en uitzonderingen daarop).
Het (nieuwe) derde lid van artikel 4.1188 (drijfmest) respectievelijk artikel 4.1207 (zuiveringsslib) wijzigt de uitrijdperiode, indien op het desbetreffende perceel maïs zal worden geteeld als hoofdteelt.
In het (nieuwe) vierde lid dat aan artikel 4.1188 respectievelijk 4.1207 van het Bal is toegevoegd, wordt een uitzondering gemaakt op de aanpassing van de uitrijdperiode voor de teelt van mais dat biologisch is geteeld overeenkomstig de voorschriften die zijn gesteld bij of krachtens de bio-verordening en de teelt van suikermais onder folie.
Om de controle op de naleving van de uitrijdperiode mogelijk te maken was voor de landbouwer in artikel 4 van het Bgm een meldingsplicht opgenomen ten aanzien van de teelt van maïs. In de systematiek van het nieuwe stelsel van de Omgevingswet vindt dit zijn vertaling in het verstrekken van gegevens en bescheiden. De verplichting om de gegevens en bescheiden te verstrekken berust bij degene die de activiteit verricht (artikel 2.10 van het Bal). Diegene moet zorg dragen voor de naleving van de regels die over de activiteit gelden.Voor de algemene regels van het Bal volgt dat de artikelen bepalen wie normadressaat is. Deze plicht houdt ook in dat de normadressaat er voor zorgt dat eventuele werknemers of andere bedrijven die binnen de activiteit in opdracht van de normadressaat deelactiviteiten verrichten, zoals onderhoud van bepaalde installaties, de regels naleven4.
In het eerste lid van artikel 4.1188a respectievelijk 4.1207a is opgenomen welke gegevens en bescheiden moeten worden verstrekt in aanvulling op de algemene gegevens bij het verstrekken van gegevens en bescheiden zoals opgenomen in artikel 2.18 van het Bal.
In het tweede lid van artikel 4.1188a respectievelijk 4.1207a is de mogelijkheid tot een wijziging van de eerdere melding van de voorgenomen teelt van mais opgenomen. Deze wijziging, waarbij de gewijzigde gegevens en bescheiden moeten worden verstrekt aan het bevoegd gezag, moet plaatsvinden uiterlijk op 14 maart. Dit artikel bestaat naast de algemene regels zoals opgenomen in artikel 2.19 van het Bal waarin de algemene gegevens zijn opgenomen die in geval van een wijziging daarvan moeten worden verstrekt aan het bevoegd gezag.
In het derde lid van artikel 4.1188a respectievelijk 4.1207a wordt een uitzondering gemaakt op de het aanleveren van gegevens en bescheiden voor de teelt van mais dat biologisch is geteeld overeenkomstig de voorschriften die zijn gesteld bij of krachtens de bio-verordening en de teelt van suikermais onder folie.
Artikel 4.1188b respectievelijk 4.1207b regelt dat de gegevens en bescheiden worden verstrekt met gebruikmaking van een elektronische voorziening en een elektronisch formulier die door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit beschikbaar worden gesteld. Dit is van belang nu er voor het aanleveren van de gegevens en bescheiden over de voorgenomen teelt van mais geen gebruikt wordt gemaakt van de landelijke voorziening, bedoeld in artikel 20.21 van de Omgevingswet.
Met dit overgangsrechtelijke artikel met eerbiedigende werking wordt geregeld dat degene die voor de inwerkingtreding van het stelsel van de Omgevingswet gebruik maakte van de Vrijstellingsregeling bovengronds aanwenden runderdrijfmest 2019–2023 (hierna: Vrijstellingsregeling) hiervan gebruik kan blijven maken in de jaren 2022 en 2023 na het opgaan van het Bgm in het Bal en het aldus vervallen van de Vrijstellingsregeling. Hiertoe wordt het eerste lid van artikel 4.1199 niet van toepassing verklaard op gronden waarvoor degene die de activiteit verricht uiterlijk op 1 februari van het relevante jaar aan het bevoegd gezag aangeeft gebruik te maken van de Vrijstellingsregeling, zoals die luidde onmiddellijk voorafgaand aan het in werking treden van de Omgevingswet. Daarnaast moet degene die de activiteit verricht gedurende zowel het voorafgaande jaar als het relevante jaar hebben voldaan aan de voorwaarden opgenomen in de regeling.
In het derde lid van dit artikel is opgenomen dat degene die de activiteit verricht voor 1 februari van het relevante jaar bij het bevoegd gezag moet aangeven gebruik te maken van de Vrijstellingsregeling.
Artikel 4.1199b regelt vervolgens dat dit dient te gebeuren met gebruikmaking van een elektronische voorziening en een elektronisch formulier die door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit beschikbaar worden gesteld. Dit is van belang nu er voor het informeren van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over het gebruik van de Vrijstellingsregeling geen gebruikt wordt gemaakt van de landelijke voorziening, bedoeld in artikel 20.21 van de Omgevingswet.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, H. Staghouwer
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2022-109.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.