Wet van 8 maart 2017, houdende implementatie van richtlijn 2012/29/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van minimumnormen voor de rechten, de ondersteuning en de bescherming van slachtoffers van strafbare feiten, en ter vervanging van Kaderbesluit 2001/220/JBZ (PbEU 2012, L 315)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die dezen zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat de richtlijn 2012/29/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van minimumnormen voor de rechten, de ondersteuning en de bescherming van slachtoffers van strafbare feiten, en ter vervanging van Kaderbesluit 2001/220/JBZ (PbEU, 14 november 2012, L 315) noodzaakt tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering en enkele andere wetten:

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

Het Wetboek van Strafvordering wordt als volgt gewijzigd:

A

Het opschrift van de Eerste afdeling van Titel IIIA van het Eerste Boek komt te luiden:

EERSTE AFDELING. Definities

B

Artikel 51a komt te luiden:

Artikel 51a

  • 1. In deze titel wordt verstaan onder:

    a. Slachtoffer:
    • 1°. degene die als rechtstreeks gevolg van een strafbaar feit vermogensschade of ander nadeel heeft ondervonden. Met het slachtoffer wordt gelijkgesteld de rechtspersoon die als rechtstreeks gevolg van een strafbaar feit vermogensschade of ander nadeel heeft ondervonden;

    • 2°. nabestaande: familieleden van een persoon wiens overlijden rechtstreeks veroorzaakt is door een strafbaar feit.

    b. Familieleden:

    de echtgenoot, de geregistreerde partner dan wel een andere levensgezel van het slachtoffer, de bloedverwanten in rechte lijn, de bloedverwanten in de zijlijn tot en met de vierde graad en de personen die van het slachtoffer afhankelijk zijn;

    c. Minderjarig slachtoffer:

    elk slachtoffer dat jonger is dan achttien jaar;

    d. Herstelrecht:

    het in staat stellen van het slachtoffer en de verdachte of de veroordeelde, indien zij er vrijwillig mee instemmen, actief deel te nemen aan een proces dat gericht is op het oplossen van de gevolgen van het strafbare feit, met de hulp van een onpartijdige derde.

  • 2. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen in het belang van een goede procesorde regels worden gesteld betreffende:

    • a. het beperken van het aantal familieleden, dat aanspraak kan maken op de in deze titel opgenomen rechten, daarbij telkens rekening houdend met de specifieke omstandigheden, en

    • b. het bepalen welke nabestaanden voorrang krijgen bij de uitoefening van de in deze titel opgenomen rechten.

C

Onder vernummering van de Tweede afdeling tot Derde afdeling wordt na artikel 51a en voor artikel 51b een afdelingsopschrift en de volgende artikelen ingevoegd, luidende:

TWEEDE AFDELING. Rechten van het slachtoffer

Artikel 51aa
  • 1. De officier van justitie draagt zorg voor een correcte bejegening van het slachtoffer.

  • 2. De ambtenaar van politie, de officier van justitie of andere opsporingsambtenaren dragen zorg voor verwijzing van het slachtoffer naar een instelling voor slachtofferhulp waar zij toegang hebben tot informatie, advies en ondersteuning.

  • 3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden voorschriften gegeven betreffende:

    • a. de toegang van slachtoffers en hun familieleden tot instellingen voor slachtofferhulp, de voorwaarden voor deze toegang, alsmede de financiering, organisatie en werkzaamheden van instellingen voor slachtofferhulp;

    • b. een individuele beoordeling waaraan het slachtoffer tijdig wordt onderworpen om specifieke beschermingsbehoeften te onderkennen en om te bepalen of en in welke mate het slachtoffer, in het bijzonder tijdens het voorbereidend onderzoek en het onderzoek ter terechtzitting, van bijzondere maatregelen gebruik moet kunnen maken;

    • c. maatregelen tot bescherming van slachtoffers, waaronder in het bijzonder minderjarige slachtoffers, en hun familieleden.

  • 4. De in het derde lid bedoelde voorschriften omvatten de plicht om het kind of zijn wettelijk vertegenwoordiger te informeren over alle rechten en maatregelen die specifiek verband houden met het kind.

Artikel 51ab
  • 1. De ambtenaar van politie, de officier van justitie of de andere opsporingsambtenaar dragen er zorg voor dat het slachtoffer bij zijn eerste contact met de betrokken opsporingsambtenaar onverwijld informatie wordt verstrekt teneinde hem in staat te stellen toegang te krijgen tot de rechten die hem toekomen.

  • 2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld betreffende de inhoud, het aanbieden en verstrekken van informatie, als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 51ac
  • 1. De officier van justitie draagt er zorg voor dat het slachtoffer onverwijld in kennis wordt gesteld van zijn recht om voldoende informatie te ontvangen over de aanvang en voortgang van de zaak, naar aanleiding van een tegen het slachtoffer begaan strafbaar feit. Het slachtoffer wordt in het bijzonder in kennis gesteld van zijn recht om informatie te ontvangen over:

    • a. het afzien van een opsporingsonderzoek of het beëindigen daarvan;

    • b. het niet vervolgen van een strafbaar feit;

    • c. het inzenden van een proces-verbaal tegen een verdachte;

    • d. de aanvang en voortzetting van de vervolging, waaronder de uitvaardiging van een strafbeschikking;

    • e. de aard van het aan de verdachte ten laste gelegde;

    • f. de plaats, de datum en het tijdstip van de terechtzitting;

    • g. de einduitspraak in de strafzaak tegen de verdachte;

    • h. het instellen of uitblijven van hoger beroep.

  • 2. Aan het slachtoffer dat daarom verzoekt wordt mededeling gedaan van de aanvang en voortgang in de zaak als bedoeld in het eerste lid. In het bijzonder wordt door de ambtenaar van politie, of de andere opsporingsambtenaar als bedoeld in artikel 141 onder c en d, ten minste mededeling gedaan van de informatie als bedoeld onder a en wordt door de officier van justitie ten minste mededeling gedaan van de informatie als bedoeld onder b tot en met h van het eerste lid.

  • 3. Het slachtoffer ontvangt op zijn verzoek als bedoeld in het tweede lid voldoende informatie om te beslissen of hij beklag zal doen bij het gerechtshof als bedoeld in artikel 12. De mededelingen betreffende de informatie als bedoeld in het eerste lid, onder a en b omvatten naast de beslissing ten minste de motivering of een samenvatting van de motivering van de betrokken beslissing.

  • 4. De officier van justitie doet het slachtoffer op zijn verzoek onverwijld mededeling van de invrijheidstelling of ontsnapping van de verdachte, die zich in voorlopige hechtenis bevindt, of van de veroordeelde.

  • 5. De officier van justitie doet het slachtoffer op zijn verzoek mededeling van de maatregelen die voor zijn bescherming zijn genomen indien de verdachte, die zich in voorlopige hechtenis bevindt, of de veroordeelde in vrijheid wordt gesteld of is ontsnapt.

  • 6. Indien een aanwijsbaar risico bestaat dat de verdachte of de veroordeelde als gevolg van de mededeling als bedoeld in het vierde en vijfde lid schade wordt berokkend, dan blijft elke mededeling achterwege.

  • 7. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld inzake het recht van het slachtoffer om informatie te ontvangen over de zaak en inzake het doen van mededeling aan het slachtoffer over de zaak.

D

Artikel 51c wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na «bijstaan» ingevoegd: tijdens het voorbereidende onderzoek en op de terechtzitting.

2. Onder vernummering van het tweede en derde lid tot respectievelijk derde en vijfde lid, worden twee leden ingevoegd, luidende:

  • 2. Het slachtoffer kan zich doen bijstaan door een advocaat, door zijn wettelijk vertegenwoordiger en tevens door een persoon naar keuze.

  • 4. De politie, de officier van justitie, de rechter-commissaris of de rechter kan de bijstand aan een slachtoffer door zijn wettelijk vertegenwoordiger of door een persoon naar keuze, dan wel de vertegenwoordiging van het slachtoffer door een wettelijk vertegenwoordiger of gemachtigde, weigeren in het belang van het onderzoek of het belang van het slachtoffer. Deze weigering wordt gemotiveerd.

3. Er wordt een zesde lid toegevoegd, luidende:

  • 6. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld inzake de bijstand door een tolk, alsmede inzake de ondersteuning van het slachtoffer bij het begrijpen en bij het zelf worden begrepen bij zijn noodzakelijke contacten met de politie, het openbaar ministerie en de rechter.

E

Na artikel 51c wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 51ca

  • 1. Het slachtoffer dat de Nederlandse taal niet of onvoldoende begrijpt kan verzoeken schriftelijke informatie waarop hij overeenkomstig artikel 51ac, tweede of derde lid, recht heeft, te laten vertalen in een voor hem begrijpelijke taal, indien en voor zover hij deze informatie noodzakelijk acht om zijn rechten in het strafproces te kunnen uitoefenen.

  • 2. De vertaling die aan het slachtoffer wordt verstrekt omvat, voor zover zijn verzoek hierop betrekking heeft, ten minste de schriftelijke informatie, bedoeld in artikel 51ac, eerste lid, onder a, b, d, f en g, voor zover deze informatie noodzakelijk is om zijn rechten in het strafproces te kunnen uitoefenen.

  • 3. Het slachtoffer dat de Nederlandse taal niet of onvoldoende beheerst:

    • a. kan verzoeken afschriften van processtukken waarvan hem de kennisneming is toegestaan overeenkomstig artikel 51b, schriftelijk te laten vertalen in een voor hem begrijpelijke taal, indien en voor zover hij deze processtukken noodzakelijk acht om zijn rechten te kunnen uitoefenen.

    • b. kan de bijstand van een tolk verzoeken bij de kennisneming van processtukken waarvan hem de kennisneming is toegestaan overeenkomstig artikel 51b, ten behoeve van mondelinge vertaling in een voor hem begrijpelijke taal, indien en voor zover hij deze processtukken noodzakelijk acht om zijn rechten te kunnen uitoefenen.

  • 4. Het verzoek, bedoeld in het eerste of derde lid, onder a, wordt schriftelijk gedaan, omschrijft zo duidelijk mogelijk de schriftelijke informatie, de processtukken of gedeelten daarvan waarop het verzoek betrekking heeft en is met redenen omkleed.

  • 5. Tijdens het voorbereidend onderzoek wordt het verzoek, bedoeld in het eerste en derde lid, gericht aan de officier van justitie. Tijdens het onderzoek ter terechtzitting wordt het verzoek gericht aan het gerecht in feitelijke aanleg waarvoor de zaak wordt vervolgd en na sluiting van het onderzoek ter terechtzitting aan de officier van justitie.

  • 6. Indien de officier van justitie het verzoek, bedoeld in het eerste of derde lid, afwijst, deelt hij dit schriftelijk mee aan het slachtoffer. Het slachtoffer kan binnen veertien dagen na dagtekening van de mededeling daartegen een bezwaarschrift indienen bij de rechter-commissaris. Alvorens te beslissen, hoort de rechter-commissaris het slachtoffer en de officier van justitie.

  • 7. Indien het gerecht, bedoeld in het vijfde lid, het verzoek, bedoeld in het eerste of derde lid, afwijst, doet dit gerecht het slachtoffer daarvan op zijn verzoek schriftelijk mededeling.

  • 8. Onverminderd het eerste, tweede en derde lid, onder a, kan in plaats van een schriftelijke vertaling, bij wijze van uitzondering een mondelinge vertaling of samenvatting worden verstrekt van de schriftelijke informatie of processtukken die voor het slachtoffer noodzakelijk zijn om zijn rechten te kunnen uitoefenen, op voorwaarde dat de mondelinge vertaling of samenvatting de eerlijke procesvoering onverlet laat.

  • 9. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld inzake vertaling van schriftelijke informatie en processtukken die aan het slachtoffer op zijn verzoek ter beschikking wordt gesteld.

F

Artikel 51d komt te luiden:

Artikel 51d

De artikelen 51a tot en met 51ca, met uitzondering van artikel 51aa, derde lid, onder b, zijn van overeenkomstige toepassing op personen, bedoeld in artikel 51f, tweede lid.

G

Artikel 51e wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het vierde tot en met het zevende lid tot het derde tot en met het zesde lid, vervalt het derde lid

2. Het derde lid (nieuw) komt te luiden:

  • 3. Indien meer dan drie nabestaanden hebben meegedeeld dat zij van hun spreekrecht gebruik willen maken, en zij het onderling niet eens kunnen worden over wie van hen het woord zal voeren, beslist de voorzitter welke drie personen van het spreekrecht gebruik kunnen maken. De beslissing van de voorzitter laat onverlet dat de echtgenoot, geregistreerde partner of een andere levensgezel het woord kunnen voeren ter uitoefening van het spreekrecht.

3. In het vierde lid (nieuw) vervalt: of nabestaanden

4. In het vijfde lid (nieuw) vervalt: of een nabestaande

5. Het zesde lid (nieuw) komt luiden:

  • 6. Voor het slachtoffer dat feitelijk niet bij machte is het spreekrecht uit te oefenen, kan het spreekrecht over de gevolgen van het strafbaar feit waardoor deze is getroffen, worden uitgeoefend door de echtgenoot, de geregistreerde partner of een andere levensgezel en één van de andere familieleden van het slachtoffer als bedoeld in artikel 51a, eerste lid, onder b.

H

In artikel 51g, eerste lid wordt «artikel 51a, derde lid» vervangen door: artikel 51ac, tweede lid.

I

Artikel 51h wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na «de mogelijkheden tot» ingevoegd: herstelrechtvoorzieningen waaronder

2. In het derde lid wordt na «het slachtoffer en de» ingevoegd: verdachte of

3. Het vierde lid komt te luiden:

  • 4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld betreffende herstelrechtvoorzieningen waaronder bemiddeling tussen het slachtoffer en de verdachte of tussen het slachtoffer en de veroordeelde.

Ia

In artikel 116, eerste lid, wordt na «doet hij het voorwerp» ingevoegd: onverwijld.

J

Artikel 163 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het vierde lid vervalt en het derde lid wordt vernummerd tot vierde lid.

2. Er wordt er een nieuw derde lid ingevoegd, luidende:

  • 3. Indien de aangever of diens gemachtigde de Nederlandse taal niet of onvoldoende begrijpt of spreekt, wordt hij in staat gesteld aangifte te doen in een taal die hij begrijpt of spreekt of ontvangt hij de nodige taalkundige bijstand.

3. Onder vernummering van het vijfde, zesde en zevende lid tot achtste, negende en tiende lid, worden leden ingevoegd, luidende:

  • 5. De aangever ontvangt een kopie van de aangifte dan wel een kopie van het proces-verbaal van aangifte.

  • 6. Indien het belang van het onderzoek dit vergt ontvangt de aangever een schriftelijke bevestiging van zijn aangifte, in afwijking van het bepaalde in het vijfde lid.

  • 7. De aangever ontvangt, indien hij de Nederlandse taal niet of onvoldoende begrijpt of spreekt, op zijn verzoek een vertaling van een schriftelijke bevestiging van de aangifte, in een taal die hij begrijpt.

K

In artikel 257d, vijfde lid, eerste volzin, wordt «artikel 51a, derde lid» vervangen door: artikel 51ac, tweede lid en eerste lid, onder d

L

Artikel 288a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervalt: of de nabestaande

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. De voorzitter draagt zorg voor een correcte bejegening van het slachtoffer of diens vertegenwoordiger bedoeld in artikel 51e, vijfde of zesde lid.

M

Artikel 413 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Aan de benadeelde partij die zich in eerste aanleg in het geding heeft gevoegd en aan het slachtoffer dat daarom verzoekt wordt door de advocaat-generaal mededeling gedaan van de plaats, de datum en het tijdstip van de terechtzitting

2. Het derde lid vervalt.

N

Aan artikel 415 wordt een derde lid toegevoegd:

  • 3. De artikelen 51a, 51aa, eerste lid, 51ac, tweede en vierde tot en met zesde lid, 51b, 51c, 51ca, 51d en 51h, 258, zesde lid en 260, eerste en tweede lid, zijn op het rechtsgeding voor het gerechtshof van overeenkomstige toepassing.

O

Aan artikel 433 wordt na het derde lid een lid toegevoegd, luidende:

  • 4. Van elk ingesteld beroep in cassatie wordt kennisgegeven aan het slachtoffer dat daarom verzoekt, binnen veertien dagen nadat dit beroep is ingesteld. Eveneens wordt van elke intrekking van een beroep in cassatie kennisgegeven aan het slachtoffer dat daarom verzoekt, binnen veertien dagen nadat dit beroep is ingetrokken.

P

Aan artikel 436 wordt na het tweede lid een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. Aan het slachtoffer dat daarom verzoekt wordt mededeling gedaan van de dag, het tijdstip en de plaats van de zitting waar de zaak inhoudelijk wordt behandeld, alsmede van de zitting waar de uitspraak wordt gedaan.

Q

Artikel 444 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt na «aan de verdachte» ingevoegd: , het slachtoffer dat daarom verzoekt.

2. In het derde lid wordt na «aan de verdachte» ingevoegd: , het slachtoffer dat daarom verzoekt.

ARTIKEL II

Aan artikel 1 van de Wet tarieven in strafzaken wordt een vijfde lid toegevoegd, luidende:

  • 5. Indien door de justitie, al dan niet op verzoek van het slachtoffer, opdracht tot oproeping en bijstand van een tolk of vertaler is gegeven of bijstand van een tolk is verleend op grond van artikel 51c, vijfde lid, artikel 51ca, eerste, vierde of negende lid of op grond van artikel 163, derde of zevende lid, van het Wetboek van Strafvordering, dan komen de vergoedingen ten laste van ’s Rijks kas.

ARTIKEL III

In artikel 86, tweede lid, van de Waterschapswet wordt «artikel 51a» vervangen door: artikel 51f.

ARTIKEL IV

Indien het bij koninklijke boodschap van 12 november 2014 ingediende voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering ter aanvulling van het spreekrecht van slachtoffers en nabestaanden in het strafproces en wijziging van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven ter uitbreiding van de mogelijkheid van uitkering aan nabestaanden (34 082), tot wet is of wordt verheven en die wet eerder in werking is getreden dan deze wet, dan komen in artikel I, de onderdelen G en L van deze wet te luiden:

G

Artikel 51e wordt als volgt gewijzigd:

1. Het vierde lid komt te luiden:

  • 4. Indien meer dan drie nabestaanden hebben meegedeeld dat zij van hun spreekrecht gebruik willen maken, en zij het onderling niet eens kunnen worden over wie van hen het woord zal voeren, beslist de voorzitter welke drie personen van het spreekrecht gebruik kunnen maken. De beslissing van de voorzitter laat onverlet dat de echtgenoot, geregistreerde partner of een andere levensgezel het woord kunnen voeren ter uitoefening van het spreekrecht.

2. In het vijfde lid vervalt: of nabestaanden

3. In het zesde lid vervalt: of een nabestaande

4. Het zevende lid komt te luiden:

  • 7. Voor het slachtoffer dat feitelijk niet bij machte is het spreekrecht uit te oefenen, kan het spreekrecht over de gevolgen van het strafbaar feit door welke deze is getroffen, worden uitgeoefend door de echtgenoot, de geregistreerde partner of een andere levensgezel en één van de familieleden van het slachtoffer als bedoeld in artikel 51a, eerste lid, onder b.

L

Artikel 288a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervalt: of de nabestaande

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. De voorzitter draagt zorg voor een correcte bejegening van het slachtoffer of diens vertegenwoordiger als bedoeld in artikel 51e, zesde of zevende lid.

ARTIKEL V

Indien het bij koninklijke boodschap van 24 november 2014 ingediende voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering en de Wet op de economische delicten in verband met het gebruik van elektronische processtukken (34 090) tot wet is of wordt verheven en die wet eerder in werking is getreden dan deze wet, dan wordt artikel I van deze wet als volgt gewijzigd:

In onderdeel C wordt aan artikel 51ac een achtste lid toegevoegd, luidende:

  • 8. Waar deze wet voorziet in een verzoek van een slachtoffer, kan een schriftelijk verzoek langs elektronische weg worden overgedragen met behulp van een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen elektronische voorziening.

Onderdeel H komt te luiden:

H

In artikel 51g, eerste lid, laatste volzin, wordt «artikel 51a, vijfde lid» vervangen door: Artikel 51ac, achtste lid

ARTIKEL VI

  • 1. Deze wet is van toepassing op alle op of na de datum van inwerkingtreding van deze wet aanhangige strafzaken.

  • 2. Anders dan in het eerste lid bepaald, is artikel 51ac, vierde lid, van toepassing op strafzaken waarin het opsporingsonderzoek begint op of na de datum van inwerkingtreding van deze wet, voor zover het genoemde lid andere strafbare feiten betreft dan bedoeld in artikel 51e, eerste lid.

ARTIKEL VII

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.histnoot

Gegeven te Wassenaar, 8 maart 2017

Willem-Alexander

De Minister van Veiligheid en Justitie, S.A. Blok

Uitgegeven de zestiende maart 2017

De Minister van Veiligheid en Justitie, S.A. Blok


XHistnoot
histnoot

Kamerstuk 34 236

Naar boven