Besluit van 10 februari 2017, houdende vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van enkele onderdelen van de Wet van 7 februari 2013 tot wijziging van diverse wetten op het terrein van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap om wetstechnische gebreken te herstellen, om de mogelijkheid tot afwijking van de wet bij lagere regelgeving in bepaalde gevallen te beëindigen, om uitgewerkte overgangsbepalingen te schrappen en het nog geldend overgangsrecht over te brengen naar de Wet op het primair onderwijs en de Wet op de expertisecentra en om de naamgeving van de ministeries aan te passen (Stb. 2013, 88)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 8 februari 2017, nr. WJZ/1086355(wp2669), directie Wetgeving en Juridische Zaken;

Gelet op artikel 5.7 van de Wet van 7 februari 2013 tot wijziging van diverse wetten op het terrein van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap om wetstechnische gebreken te herstellen, om de mogelijkheid tot afwijking van de wet bij lagere regelgeving in bepaalde gevallen te beëindigen, om uitgewerkte overgangsbepalingen te schrappen en het nog geldend overgangsrecht over te brengen naar de Wet op het primair onderwijs en de Wet op de expertisecentra en om de naamgeving van de ministeries aan te passen (Stb. 2013, 88);

Hebben goedgevonden en verstaan:

Enig artikel

De artikelen 1.2, onderdeel G, en 1.3, onderdelen A, A2 en A3, van de Wet van 7 februari 2013 tot wijziging van diverse wetten op het terrein van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap om wetstechnische gebreken te herstellen, om de mogelijkheid tot afwijking van de wet bij lagere regelgeving in bepaalde gevallen te beëindigen, om uitgewerkte overgangsbepalingen te schrappen en het nog geldend overgangsrecht over te brengen naar de Wet op het primair onderwijs en de Wet op de expertisecentra en om de naamgeving van de ministeries aan te passen (Stb. 2013, 88) treden in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst.

Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is belast met de uitvoering van dit besluit dat met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

Wassenaar, 10 februari 2017

Willem-Alexander

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker

Uitgegeven de drieëntwintigste februari 2017

De Minister van Veiligheid en Justitie, S.A. Blok

NOTA VAN TOELICHTING

Enkele onderdelen van de Wet van 7 februari 2013 tot wijziging van diverse wetten op het terrein van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap om wetstechnische gebreken te herstellen, om de mogelijkheid tot afwijking van de wet bij lagere regelgeving in bepaalde gevallen te beëindigen, om uitgewerkte overgangsbepalingen te schrappen en het nog geldend overgangsrecht over te brengen naar de Wet op het primair onderwijs en de Wet op de expertisecentra en om de naamgeving van de ministeries aan te passen (Stb. 2013, 88) (hierna: Variawet) zijn nog niet in werking getreden.

In de nota van toelichting bij het Besluit van 29 mei 2013 houdende vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van onderdelen van de Wet van 7 februari 2013 tot wijziging van diverse wetten op het terrein van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap om wetstechnische gebreken te herstellen, om de mogelijkheid tot afwijking van de wet bij lagere regelgeving in bepaalde gevallen te beëindigen, om uitgewerkte overgangsbepalingen te schrappen en het nog geldend overgangsrecht over te brengen naar de Wet op het primair onderwijs en de Wet op de expertisecentra en om de naamgeving van de ministeries aan te passen (Stb. 2013, 88) is opgenomen waarom bepaalde onderdelen van de Variawet op dat moment nog niet in werking konden treden.1

Vervolgens is echter over het hoofd gezien om die onderdelen ook daadwerkelijk in werking te laten treden op de daarvoor beoogde momenten. Met het onderhavige besluit treden enkele onderdelen van de Variawet alsnog in werking. Hieronder wordt op alle nog niet in werking getreden onderdelen van de Variawet ingegaan, ook de onderdelen die met dit koninklijk besluit (nog) niet in werking treden:

Artikel 1.2, onderdeel G (wijziging van artikel 60 WVO)

Dit onderdeel had eigenlijk in werking moeten treden tegelijkertijd met artikel 5, onderdeel F, van de Wet referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen.2 Dat onderdeel van de Wet referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen is in werking getreden op 1 augustus 2013 (Stb. 2013, 301). Daarbij is echter vergeten om ook artikel 1.2, onderdeel G, van de Variawet in werking te laten treden. Dat gebeurt nu met het onderhavige besluit alsnog.

Artikel 1.3, onderdelen A, A2 en A3 (wijziging van de artikelen 4, 128 en 130 WEC)

Deze onderdelen hadden eigenlijk in werking moeten treden op het moment dat artikel II, onderdelen B en LL, van de Wet van 11 oktober 2012 tot wijziging van enkele onderwijswetten in verband met een herziening van de organisatie en financiering van de ondersteuning van leerlingen in het basisonderwijs, speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs (Stb. 2012, 533) in werking zijn getreden. Bij het Besluit van 15 mei 2014, houdende vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van onderdelen van de Wet van 11 oktober 2012 tot wijziging van enkele onderwijswetten in verband met een herziening van de organisatie en financiering van de ondersteuning van leerlingen in het basisonderwijs, speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs (Stb. 2012, 533)3 is echter verzuimd om ook artikel 1.3, onderdelen A, A2 en A3, van de Variawet in werking te laten treden. Dat gebeurt met dit besluit alsnog.

Artikel 1.6, onderdeel D (wijziging artikel 5a.9 WHW)

Dit onderdeel betreft een technische wijziging van artikel 5a.9 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. De fout in dat artikel is inmiddels al hersteld met artikel I, onderdeel E1, van de Wet van 14 mei 2014 tot wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met een aantal redactionele verbeteringen en technische wijzigingen alsmede tot wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 in verband met enkele samenhangende technische aanpassingen (technische verbeteringen WHW) (Stb. 2014, 219). Dat onderdeel van die wet is met ingang van 19 juli 2014 in werking getreden.4 Artikel 1.6, onderdeel D, van de Variawet is daarmee onuitvoerbaar geworden en is ook niet meer nodig. Dit onderdeel van de Variawet hoeft nooit meer in werking te treden.

Artikel 1.6, onderdeel L (wijziging van artikel 6.14 WHW)

De met dit onderdeel beoogde technische wijziging van artikel 6.14, vijfde lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek is inmiddels achterhaald. Het betreffende artikellid is met artikel I, onderdeel P, onder 5, van de Wet Kwaliteit in verscheidenheid hoger onderwijs (Stb. 2013, 298) geheel opnieuw vastgesteld. Die wijziging is in werking getreden op 1 september 2013 (Stb. 2013, 311). Artikel 1.6, onderdeel L, van de Variawet is daarmee onuitvoerbaar geworden en is ook niet meer nodig. Dit onderdeel van de Variawet hoeft nooit meer in werking te treden.

Artikel 2.3, onderdelen A en F (wijziging van artikel 25a en 77 WVO), en artikel 2.7, onderdeel E (wijziging van artikel 117 WVO BES)

Deze onderdelen van de Variawet kunnen niet, of in elk geval op dit moment nog niet in werking treden. Op een later moment zal worden bezien of het mogelijk en noodzakelijk is deze onderdelen alsnog in werking te laten treden.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker


X Noot
1

Stb. 2013, 276.

X Noot
2

Zie Kamerstukken II 2011/12, 33 336, nr. 3, p. 7.

X Noot
3

Stb. 2014, 181. Artikel II, onderdeel B, van die wet is in werking getreden op 1 augustus 2014 en artikel II, onderdeel LL, op 1 januari 2015.

X Noot
4

Stb. 2014, 283.

Naar boven