Besluit van 18 juli 2013, houdende vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de wet van 10 juli 2013 tot wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en enkele andere wetten in verband met de uitvoering van diverse maatregelen, aangekondigd in de Strategische Agenda Hoger onderwijs, Onderzoek en Wetenschap, 2011–2015 (Wet Kwaliteit in verscheidenheid hoger onderwijs)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 15 juli 2013, nr. 528034 (10374), directie Wetgeving en Juridische Zaken;

Gelet op artikel V van de wet van 10 juli 2013 tot wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en enkele andere wetten in verband met de uitvoering van diverse maatregelen, aangekondigd in de Strategische Agenda Hoger onderwijs, Onderzoek en Wetenschap, 2011–2015 (Wet Kwaliteit in verscheidenheid hoger onderwijs);

Hebben goedgevonden en verstaan:

Enig artikel

De wet van 10 juli 2013 tot wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en enkele andere wetten in verband met de uitvoering van diverse maatregelen, aangekondigd in de Strategische Agenda Hoger onderwijs, Onderzoek en Wetenschap, 2011–2015 (Wet Kwaliteit in verscheidenheid hoger onderwijs) treedt in werking met ingang van 1 september 2013, met uitzondering van:

  • 1. de onderdelen M, AX en BA, onderdeel 2, onder a en c, van onderdeel BD en onderdeel 2, onder a en c, van onderdeel BH van artikel I die in werking treden op een nader bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip;

  • 2. onderdeel AA, onder 2 en 3, van artikel I dat in werking treedt met ingang van 1 oktober 2013;

  • 3. de onderdelen AL, AM, AM1, AN, AO, en BC, onder 4, de zinsnede «en voor zover het de selectieprocedure betreft artikel 7.30b, tweede lid,» van onderdeel BD, onder 2, sub b, de zinsnede «en 7.30b, tweede lid», van onderdeel BE, de zinsnede «, en voorzover het de selectieprocedure betreft artikel 7.30b, tweede lid,» en onderdeel BI, onder 2, van artikel I, die in werking treden op 1 september 2014.

Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is belast met de uitvoering van dit besluit dat met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

Wassenaar, 18 juli 2013

Willem-Alexander

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker

Uitgegeven de vijfentwintigste juli 2013

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven

NOTA VAN TOELICHTING

In de hoofdlijnenakkoorden die op 9 respectievelijk 12 december 2011 zijn afgesloten door mijn ambtsvoorganger met de Vereniging van Samenwerkende Nederlandse Universiteiten (VSNU) en de Vereniging Hogescholen (voorheen: HBO-raad) is als ontbindende voorwaarde opgenomen dat de regelgeving die daaruit voortvloeit in werking treedt op 1 september 2013. De parlementaire behandeling van de Wet Kwaliteit in verscheidenheid hoger onderwijs die deel uitmaakt van dit pakket regelgeving is op 9 juli 2013 afgerond. In het algemeen wordt een termijn van tenminste 2 maanden gehanteerd tussen de publicatie van een wet en de inwerkingtreding daarvan. Gelet op de inhoud van de bedoelde hoofdlijnenakkoorden zou een termijn van twee maanden in dit geval leiden tot aanmerkelijke ongewenste private en publieke effecten in die zin dat de met de instellingen voor hoger onderwijs als uitvloeisel van die akkoorden met het oog op de bekostiging gemaakte prestatieafspraken op losse schroeven komen te staan. Daarom wordt in dit geval een kortere termijn gehanteerd.

Een deel van de bepalingen treedt overigens later in werking dan 1 september 2013. Voor het artikel over toelatingseisen bij masteropleidingen (artikel 7.30b, artikel I, onderdeel AM) en de verwijzingen daarnaar geldt dat zowel instellingen als studenten zich moeten kunnen voorbereiden op de nieuwe situatie. Die bepalingen zullen voor het eerst gelden voor het studiejaar 2014–2015 en treden daarom in werking per 1 september 2014. Voor het laten vervallen van de bepaling die instellingen verplicht om doorstroommasters aan te bieden (artikel 7.13, derde en vierde lid; artikel I, onderdeel AA), geldt een vergelijkbare redenering, zij het dat in dat geval als datum voor inwerkingtreding is gekozen voor 1 oktober 2013. Dat leidt ertoe dat de instellingen in de onderwijs-en examenregeling tijdig voor het studiejaar 2014–2015 moeten aangeven hoe een persoon die een Ad-programma met succes heeft afgerond zijn bacheloropleiding in het hoger beroepsonderwijs kan vervolgen.

Voordat de centrale gewogen lotingsprocedure kan worden afgeschaft, moeten er in sfeer van de uitvoerbaarheid door de instellingen nog maatregelen worden getroffen. Een concrete datum van inwerkingtreding van artikel I, onderdelen AX en BA, kan daarom nog niet worden genoemd. Dit laatste geldt ook voor de bepaling over collegegelddifferentiatie bij opleidingen die als excellent zijn beoordeeld door de NVAO. Die bepaling (artikel 6.8; artikel I, onderdeel M) treedt pas in werking als er duidelijkheid is over het verloop van de parlementaire behandeling van het sociaal leenstelsel.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker

Naar boven