Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2010-2011 | nr. 73, item 9 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2010-2011 | nr. 73, item 9 |
Aan de orde is het spoeddebat over bijensterfte.
Devoorzitter:
De spreektijd is vastgesteld op drie minuten per fractie.
De heerVan Gerven (SP):
Voorzitter. Landbouwgif met neonicotinoïden als imidacloprid is duizend keer giftiger voor honingbijen dan DDT. Daarmee lijkt het moeilijk te ontkennen dat dit gif niet met de massale bijensterfte van doen heeft. Er ligt echter een miljardenbelang achter de verkoop van landbouwgif. Uit een uitzending van Zembla, De moord op de honingbij genaamd, blijkt dat dit belang nauw verweven is met bepaalde elementen uit de wetenschappelijke wereld en dan met name uit Wageningen University. Internationaal zeggen veel erkende wetenschappers en blijkt uit wetenschappelijke rapporten juist dat landbouwgif een oorzaak is van de massale bijensterfte. In Nederland zitten dr. Van der Sluijs van de Universiteit Utrecht en toxicoloog dr. Tennekes op deze lijn. Verder verwijs ik naar dr. Blacquière en het recente rapport van het milieubureau van de Verenigde Naties, waarin letterlijk staat dat studies hebben uitgewezen dat de chemicaliën het richtingsgevoel, de hersenfunctie en het metabolisme van bijen aantasten. Op de grootste internationale conferentie van bijenexperts ooit gehouden, is geconcludeerd dat de nieuwe bestrijdingsmiddelen een grote bedreiging vormen voor bijen. Ik heb deze rapporten bij me, ik laat de leden nu een aantal van deze rapporten zien.
Er is dus een behoorlijke consensus dat het landbouwgif bijdraagt aan de sterfte van bijen. De vraag is in welke mate dit het geval is, maar dat het gif bijdraagt, lijkt welhaast zeker. De sterfte onder bijen en vlinders is zo zorgwekkend dat we ons niet kunnen veroorloven om deze oorzaak te negeren of te ontkennen. De basis die aangedragen wordt om deze oorzaak te kunnen negeren is het rapport van mejuffrouw Visser. Ook dat heb ik hier bij me. Mejuffrouw Visser heeft als stagiaire onderzoek gedaan. Als student van de Christelijk Agrarische Hogeschool Dronten heeft zij dit onderzoek naar bijensterfte uitgevoerd. Zij concludeert dat imidacloprid in oppervlaktewater geen relevante factor is.
Nu is het zo dat stagiaires zeker nuttig onderzoek kunnen verrichten en een stage is natuurlijk een nuttig leerinstrument, maar dit stageonderzoek is nooit gepubliceerd in een wetenschappelijk tijdschrift en is ook niet uitgevoerd door een afgestudeerd persoon die kon beschikken over de volledige gegevens. Ook zijn in het onderzoek de huidige overschrijdingen van het gevaarlijke landbouwgif in ons oppervlaktewater niet meegenomen. Dat kan de studente niet euvel worden geduid, maar wat wel kwalijk is, is dat zowel de staatssecretaris als het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden zich op dat onderzoek baseert. Ik vraag de staatssecretaris waarom hij zich baseert op dat ene onderzoek en de onderzoeken die ik bij mij heb, negeert. Erkent hij dat dit onevenwichtig is en dat het beter moet?
De SP wil een moratorium. We hebben dit al vaker gezegd en ik wil het nu nogmaals bepleiten. We zijn bezig met onderzoek. Laten we dat afwachten en nu bij twijfel niet inhalen.
Afrondend wil ik even stilstaan bij de onafhankelijkheid van Wageningen University. Is het niet zo dat deze universiteit te afhankelijk is van derde geldstromen, dus geld van de industrie? Ik heb Trouw van vandaag bij me. Er staat een artikel in over de censuur die op de universiteit is gepleegd. Er zijn foto's tentoongesteld van een plofkip en een nerts, en deze foto's zijn door Wageningen University verwijderd. De reden daarvoor is onduidelijk, maar degenen die de foto's hebben gemaakt, zijn zeer teleurgesteld en beschouwen het weghalen als regelrechte censuur. Is de minister bereid om onderzoek te doen naar de mate waarin financiële en bestuurlijke verwevenheid met het bedrijfsleven de afhankelijkheid van de Wageningen University in de weg staan?
MevrouwOuwehand (PvdD):
Voorzitter. Insecten spreken doorgaans niet zeer tot de verbeelding, maar ze zijn cruciaal voor ons ecosysteem. Zonder ecosysteem hebben wij niets te eten, niets te drinken en is het heel snel klaar met ons allemaal. Dit gaat vooral op voor de bij, maar ik stel ook met nadruk dat de manier waarop wij in Nederland landbouw bedrijven en met de natuur omgaan voor veel meer insecten grote nadelige effecten heeft. Ook voor de mens kan dit op soms niet zo heel lange termijn zeer nadelig uitpakken.
Wij spreken vanavond vooral over de bijensterfte. Wij hebben een indringende reportage van Zembla gezien waarin bleek dat er bij – inderdaad – de belangrijkste adviseur van dit kabinet, Wageningen University en haar vakgroep bijen@wur nogal wat kanttekeningen te plaatsen zijn.
Voordat de staatssecretaris er zelf weer over begint, wil ik als eerste zeggen dat de Partij voor de Dieren erkent dat de voortschrijdende bijensterfte een complex probleem is met verschillende factoren. Het zou mooi zijn als de staatssecretaris niet doet alsof wij dat niet erkennen. Eén van die factoren is het gebruik van giftige bestrijdingsmiddelen. De collega van de SP heeft het al aangegeven. Sinds die neonicotinoïden worden gebruikt, heeft de bijensterfte rampzalige vormen aangenomen. Wij denken dat daar een relatie mee is. Groot onderzoek toont dat ook aan. Waarom, waarom neemt dit kabinet geen actie naar aanleiding van die wetenschap? De Verenigde Naties hebben actie gevraagd. Dat is iets anders dan: wij wachten nog wel eventjes met onderzoek. Om het zekere voor het onzekere te nemen, moet er een moratorium op die gevaarlijke middelen komen zolang het onderzoek wordt uitgevoerd.
Kan de staatssecretaris bevestigen dat er banden zijn met de industrie zoals het bedrijf Incotec, dat patenten heeft op de giftige middelen waarin de zaadjes van planten worden gecoat, zodat de hele plant giftig wordt en dat kwalijke middel wordt verspreid onder alles wat voorbijvliegt, waaronder dus de bij?
Ik vind het heel erg belangrijk dat ik hier spreek over de motie die we bij het vorige debat hebben ingediend, en die is aangenomen, over de herbeoordeling van de middelen die schadelijk kunnen zijn voor bijen. Ik heb de staatssecretaris gevraagd om in een brief te laten weten hoe hij haar gaat uitvoeren. Ik was er al bang voor: we zijn niet tevreden over de uitvoering van die motie. De staatssecretaris zegt dat er 27 middelen zijn toegelaten die in aanmerking komen voor herbeoordeling. Van die 27 middelen zullen alleen die toelatingen worden herbeoordeeld die niet eerder volgens de laatste normen zijn beoordeeld, schrijft de staatssecretaris. Dan blijven er nog zes over. Dat wordt dan even snel gedaan zonder nieuw onderzoek. Maar dat was niet de bedoeling van de motie. In de motie werd expliciet gevraagd om het meenemen van subletale effecten en dat is tot nu toe simpelweg onvoldoende gebeurd. Dat wil zeggen dat er dus een nieuwe beoordelingsmethode moet komen. Ik wijs de staatssecretaris op een onderzoek van Cresswell, dat ik hem, als hij dat wil, kan overhandigen. Hij heeft aangetoond dat de huidige beoordelingsmethoden van landbouwgif niet voldoen. Ik wijs de staatssecretaris ook op een rapport van de Gezondheidsraad uit 2000 waarin ook al heel kritische noten worden gekraakt over de statistische methode die voor de toelatingen wordt gebruikt. Wat is er gebeurd met dat rapport?
Voorzitter. Ik zie dat mijn lampje al knippert. Dat vind ik erg vervelend. Graag toezeggingen over een deugdelijke uitvoering van de motie. Ik wil nog één punt maken. Ik was zeer verbaasd om in een agrarische krant een advertentie aan te treffen over een bestrijdingsmiddel, met een heel vrolijk plaatje waarop staat "bijvriendelijk". Ik geloof daar niks van, want daar zitten neonicotinoïden in. Ik wil van de staatssecretaris weten wat de regels zijn voor etikettering en reclame voor bestrijdingsmiddelen. Mag je claimen dat iets bijvriendelijk is als er nota bene een stof inzit waarvan in verschillende onderzoeken is aangetoond dat die een groot gevaar vormt voor de bij? Graag een reactie daarop.
De heerGrashoff (GroenLinks):
Voorzitter. 80% van de gewassen is voor de voortplanting afhankelijk van bijen. Als wij het betrekken op onze voedselproductie, dan is dat ongeveer 30%. Je zou zeggen dat er zowaar ook een heel groot economisch belang is. Daar ga je niet lichtvaardig mee om. Het gaat dan niet aan om te stellen dat er geen wetenschappelijk bewijs zou zijn voor de relatie tussen het gebruik van neonicotinoïden, zoals imidacloprid, en bijensterfte. Hier geldt de regel: eerst aantonen dat ze geen schade veroorzaken en dan pas gebruiken.
En het verband wordt wel gelegd. Het wordt internationaal door veel wetenschappers gelegd. Toch wordt het gebagatelliseerd door Wageningen University maar op geen enkele manier onderbouwd, want Wageningen zegt zelf geen onderzoek te hebben gedaan naar de relatie tussen deze middelen en bijensterfte. Waar heb je het dan over? In elk geval gaat het om voor bijen uiterst giftige stoffen. Aan het stapeltje onderzoeken – ik weet niet of het al in dat van de heer Van Gerven zat – wil ik nog een heel eenvoudige toevoegen, namelijk de conclusies van de European Food Safety Authority (EFSA). Zij gaf in 2008 klip-en-klaar aan dat deze stoffen uiterst giftig zijn voor bijen en dat er zeer en zeer terughoudend mee moet worden omgegaan. Er is dus wel degelijk bekendheid mee.
Er zijn enorme concentraties aangetroffen in het oppervlaktewater in het Westland. Dat is niet bedacht door mij of een milieugroepering maar door ons aller waterschap, de overheid. Dat zegt dat de stoffen voorkomen in het water in hoeveelheden die de normen met pakweg 1000 keer overschrijden. Het is zeer waarschijnlijk – die hypothese durf ik aan – dat bijen ook in het Westland, ook in de Nederlandse situatie, ruimschoots in aanraking komen met deze stoffen, al was het maar door planten die in het water drijven of in de bermen staan, die deze stoffen opnemen en waarbij de bijen ze uiteindelijk via de bloemen bij zich krijgen.
Er moet goed en onafhankelijk onderzoek komen om dat aan te tonen. Dat onafhankelijk onderzoek moet dit keer maar een keer niet door Wageningen worden gedaan. Ik ga geen beschuldigende vinger heffen maar voor alle zekerheid en om alle schijn te vermijden, zou het even een keertje niet door Wageningen University moeten gebeuren.
Ook mijn fractie is ontevreden over de uitvoering van de motie van mevrouw Ouwehand over de herbeoordeling van stoffen. Als je een herbeoordeling doet, doe je het goed en probeer je daar niet weer een heleboel middelen buiten te laten. Ik vraag de staatssecretaris met klem om alle 27 middelen die genoemd zijn, degelijk te herbeoordelen met inbegrip van de subletale effecten.
In de tussentijd kunnen wij geen risico's nemen. De GroenLinksfractie bepleit dan ook tijdelijk een (vrijwel) geheel verbod op het gebruik van deze middelen met als één belangrijk criterium: in elk geval geen contact met honingbijen. Voor de glastuinbouw zou dat bijvoorbeeld betekenen dat het middel alleen nog maar kan worden toegepast in kassen die 100% gesloten zijn en geen enkele uitspoeling hebben naar het oppervlaktewater. Zo nodig zal ik daarover een motie indienen in tweede termijn.
De heerKoopmans (CDA):
Mijnheer de voorzitter. Toen dit spoeddebat werd aangevraagd, hebben wij dat niet gesteund omdat er nog een aantal brieven moest komen. Nu een van de twee aangekondigde brieven er ligt, zijn wij toch blij met dit debat. Ik spreek in die zin mijn waardering uit voor de vasthoudendheid van mijn collega's Ouwehand, Van Gerven en Grashoff in dit dossier, want het is belangrijk. De CDA-fractie deelt de zorgen die velen in de samenleving zich hierover maken. De staatssecretaris heeft terecht laten weten dat een herbeoordeling aan de orde is. Daarmee wordt tegemoetgekomen aan de zorg van de Kamer over neonicotinoïden. Wij zijn benieuwd daarnaar. Wij willen de uitkomst daarvan weten en liefst zo snel mogelijk, want de zorgen en rapporten die her en der verschijnen, vragen om een juist antwoord. Wij zijn dus benieuwd naar de herbeoordeling van de werkzame stoffen imidacloprid, clothianidine en thiamethoxam. Ja, voorzitter, mijn medewerker levert goed werk! Daarnaast wordt voorgesteld om ook nog de stof fipronil te herbeoordelen. Nogmaals, wij wensen snel antwoord van de staatssecretaris op de vraag hoe dit onderzoek wordt uitgevoerd en hoe snel daar een antwoord op komt. Wij krijgen dat antwoord het liefst zo snel mogelijk.
Wat is eigenlijk de Nederlandse input met betrekking tot de herziening van de Richtlijn prioritaire stoffen? Dat is een dochterrichtlijn van de Kaderrichtlijn Water. Wij gaan ervan uit dat de staatssecretaris, net als bij de behandeling van het wetsvoorstel voor de implementatie van de gewasbeschermingsmiddelenrichtlijn, de lijn kiest van geen nationale koppen, dus ook niet via een omweg.
Ik las dat kennisinstituut Alterra Wageningen per direct stopt met het monitoren van alle insectensoorten in Nederland. Met de hulp van 500 vrijwilligers worden insecten gespot en geteld in heel Nederland. Wij denken dat dit nuttig is; dat hebben we bijvoorbeeld gezien bij de blauwtongproblematiek, met de knut. Wij begrijpen dat Alterra hiermee stopt omdat het ministerie van EL&I de bijdrage van € 65.000 per jaar stopzet. Is dat waar? Zit daar beleid achter? Wie weet zit er beleid achter, maar wij geven de staatssecretaris in overweging om dit besluit te heroverwegen.
De heerVan Gerven (SP):
Ik dank de CDA-fractie voor de steun voor de vasthoudendheid van een aantal fracties. Ik heb ook nog een vraag. De heer Koopmans deelt onze zorgen, maar is de CDA-fractie, nu we niet weten of de middelen wel veilig zijn, voorstander van een moratorium op de neonicotinoïden totdat nader onderzoek de veiligheid ervan al dan niet heeft aangetoond?
De heerKoopmans (CDA):
Ik vind het buitengewoon ingewikkeld om per Kamermotie middelen wel of niet toe te laten. Wij zijn Kamerleden; wij zijn geen deskundigen. Wij dienen ons in mijn ogen bij dat soort besluiten te baseren op deskundige oordelen. Daarom zeg ik tegen de staatssecretaris: zorg ervoor dat het Ctgb zo snel mogelijk een eindadvies heeft met betrekking tot de herbeoordeling. Vervolgens is een politieke weging aan de orde, maar ik vind het erg vergaand om vooraf al een besluit te nemen. Ik wacht echter de antwoorden van de staatssecretaris af, want ik sluit niet uit dat wij dit zouden kunnen steunen. Maar in principe heb ik er moeite mee om dit per motie te doen.
De heerVan Gerven (SP):
Mijn voorstel gaat niet over intrekking en dergelijke, want dat is lastig. We zouden echter wel een moratorium op het gebruik kunnen afspreken. We zouden de sector kunnen vragen om op dit moment te stoppen met het gebruik totdat het nader onderzoek is afgerond. Die middelen zijn toegelaten en worden opnieuw beoordeeld, maar ik wil een motie indienen waarin de regering wordt verzocht een moratorium af te spreken. Dat lijkt mij gezien de huidige stand van zaken een heel reële tussenoplossing.
De heerKoopmans (CDA):
Het aan de sector vragen, kan altijd. Per motie een besluit nemen, lijkt me, ook gezien de manier waarop de wet in elkaar zit, geen goed idee. Nogmaals, ik ben veel meer geïnteresseerd in het antwoord van de staatssecretaris. Als dat antwoord veel te veel ruimte en onzekerheid laat, wil ik best nadenken over een vorm van vermindering. Ik ben er echter geen voorstander van om zomaar, omdat er onzekerheid is, een moratorium per motie af te dwingen. Dat lijkt me geen goed idee.
MevrouwOuwehand (PvdD):
Ik ben blij dat de heer Koopmans vragen heeft gesteld over het stopzetten van het reeds jaren lopende onderzoek van de insectenmonitoring door Alterra. Daar kwam ik door gebrek aan spreektijd niet aan toe. Ik steun zijn vraag daarover. Ik ben echter wel benieuwd naar het volgende. Ik heb gemerkt dat de CDA-fractie tot nu toe geen enkele motie heeft gesteund waarin wordt gevraagd nog eens naar het effect van die middelen op bijen te kijken. Nu de heer Koopmans deze stap gezet heeft, ben ik wel benieuwd of hij het met mij eens is dat het onderzoek goed moet worden uitgevoerd en dat er ook – zoals in de motie wordt gevraagd – naar de subletale effecten moet worden gekeken, omdat we een breed beeld willen hebben van wat die middelen doen voor bijen.
De heerKoopmans (CDA):
Om op het eerste punt in te gaan: als de staatssecretaris niet veel trek heeft om dat geld te regelen kan er weer een motie-Koopmans/Ouwehand komen. Dat is altijd prachtig.
MevrouwOuwehand (PvdD):
Laten we daar vast op toosten.
De heerKoopmans (CDA):
We kunnen ook nog een amendementje indienen bij de suppletoire begroting, maar dit terzijde.
Wat betreft de tweede vraag van mevrouw Ouwehand ben ik geïnteresseerd in het antwoord van de staatssecretaris. Ik kom daar in tweede termijn naar aanleiding van zijn antwoord op terug.
MevrouwJacobi (PvdA):
Voorzitter. Op 12 maart zond Zembla een documentaire uit onder de naam "De moord op de honingbij". Naar aanleiding hiervan kwamen er vele reacties. De ophef was terecht, maar eigenlijk was het ook niets nieuws. Inmiddels komt de bijensterfte al ongeveer drie jaar terug op de agenda van de Tweede Kamer. De vorige minister van LNV, mevrouw Verburg, heeft op basis van moties in ieder geval de noodzaak ingezien om nader onderzoek te doen. Daarvoor is 1 mln. uitgetrokken. Het heeft mij echter bevreemd dat de heer Blacquière van de WUR in de documentaire uitgebreid vertelt dat het landbouwgif niet is meegenomen in het onderzoek. Als je weet dat internationale onderzoeken de effecten van imidacloprid bewezen hebben, wat overigens ook uit de documentaire blijkt, vind ik het erg bijzonder dat dergelijk onderzoek bij de WUR niet heeft plaatsgevonden. Ik wil daar graag van de staatssecretaris een nadere uitleg over. Ook wil ik weten wat er dan wel is onderzocht. We hadden het net over een eventueel moratorium. Drie jaar geleden was de aanleiding voor onze terughoudendheid steeds dat er nog onderzoek naar gedaan werd en dat we uiterst zorgvuldig moesten zijn met besluitvorming, maar voor de PvdA-fractie is nu de maat vol. Ik vind dat er lang genoeg is gedraald. Wat mij betreft komt er nu een moratorium, totdat nader onderzoek bewijst waarvoor nog wel mogelijkheden zijn.
Uit de documentaire kwam ook naar voren dat in ons oppervlaktewater grote concentraties imidacloprid en pesticiden zitten. Eigenlijk hoort dat ook bij dit dossier. Het heeft behalve voor de bijen natuurlijk ook gevolgen voor de menselijke gezondheid. Graag zou de PvdA-fractie zien dat ook naar de effecten voor de menselijke gezondheid specifiek onderzoek zal starten.
Wat betreft de bijensterfte vinden we dat nu het moment is aangebroken om tot een moratorium over te gaan. We vinden het niet langer verantwoord om deze schade te laten plaatsvinden. We zien dat het complex is en dat ook andere aspecten een rol spelen, maar voor ons is helder dat imidacloprid een belangrijke rol in het geheel heeft. Ik zou graag van de staatssecretaris het plan van aanpak voor de herbeoordeling vernemen. Hoe wil hij dat proces laten verlopen? Hoe wordt de Kamer daarover geïnformeerd?
MevrouwSnijder-Hazelhoff (VVD):
Voorzitter. De VVD-fractie heeft destijds een pas op de plaats willen maken om af te wachten wat de brieven van de staatssecretaris nog zouden kunnen betekenen. Wij delen en deelden de zorgen over de bijensterfte. We delen ook de zorg zoals verwoord door de Nederlandse Bijenhouders Vereniging. We beseffen maar al te goed welk belang we hebben bij een goede bijenstand. Bijen zijn met name belangrijk voor onze wereldvoedselproductie. We moeten er niet aan denken dat de bij er niet meer is.
Voorzitter. Ik refereer nu even aan een ander onderzoek dan de onderzoeken die net zijn gememoreerd. Er ligt een uitgebreid rapport van de Verenigde Naties van vorig jaar. Het grootste deel van dat rapport gaat over de oorzaken van de bijensterfte wereldwijd. De VN heeft dat onderzoek wereldwijd gedaan en komt tot de conclusie dat de varroamijt een van de belangrijkste oorzaken is. Behalve de varroamijt worden in dat rapport nog 29 andere biologische ziekteverwekkers vermeld die grote schade kunnen veroorzaken. Verder constateert het onderzoek ook dat het gebrek aan gevarieerd voedsel, met name aan stuifmeel, een belangrijke oorzaak is van een abnormale bijensterfte. Een verslechtering van de habitat van de bij is dus de conclusie. Ik sluit mij in dit verband aan bij de conclusie van de Nederlandse Bijenhouders Vereniging. Die concludeert namelijk op basis van de huidige gegevens dat het een complex verhaal is. Wij kunnen ons niet alleen tot één klein onderzoekje beperken, maar moeten dit onderzoek wereldwijd entameren.
Ik ben op zichzelf blij met het feit dat de staatssecretaris nu in zijn brief een herbeoordeling van de neonicotinoïden en hun effecten op bijen aankondigt. Ik herhaal niet het lijstje dat de heer Koopmans net noemde; ik zie de namen hier staan. Neonicotinoïden zijn dus zes heel belangrijke stoffen die een grote impact op bijen kunnen hebben. Ze zitten in 27 gewasbeschermingsmiddelen. Het Ctgb geeft aan hoe het dit onderzoek wil gaan uitvoeren. Dat is prima.
Ik kreeg net een bericht onder ogen van een onderzoek dat wordt gedaan door Wageningen University & Research Centre (WUR). Gebeurt dit naast het onderzoek van het Ctgb?
Mijn slotconclusie is dat ik heel graag wil dat wij ons niet hiertoe beperken, maar dat wij erkennen dat er wereldwijd een probleem is. Wij moeten in dit kader dus ook de VN volgen. Wij moeten ons vergewissen van die studies en eventuele maatregelen die wereldwijd nodig zijn.
MevrouwOuwehand (PvdD):
Ik heb een vraag aan de VVD. In mijn termijn heb ik al gezegd dat het een complex probleem is, maar een van de in het oog springende factoren is toch het landbouwgif. Ik heb destijds een motie daarover ingediend, maar de VVD heeft niet voor die motie gestemd. Mevrouw Snijder spreekt er nu wel positief over dat die stoffen worden herbeoordeeld. Vindt de VVD-fractie ook dat dit naar de laatste wetenschappelijke inzichten moet gebeuren en dat het onderzoek ook statistisch goed moet zijn onderbouwd?
MevrouwSnijder-Hazelhoff (VVD):
Mevrouw Ouwehand noemt landbouwgif in het algemeen. Ik denk dat wij ons moeten toespitsen op de neonicotinoïden die juist een groot effect hebben op de bijen. Ik ga ervan uit dat het Ctgb, een zeer vooraanstaand orgaan dat het onderzoek doet, de zaken doet zoals mevrouw Ouwehand die weergeeft. Wellicht kunnen wij vragen aan de staatssecretaris hoe hij dit ziet en hoe hij dit beoordeelt. Ik zou dat ook graag weten.
MevrouwVan Veldhoven (D66):
Voorzitter. Soms zit belang in een klein beestje. Bijen blijken onmisbaar voor onze natuur en onze land- en tuinbouw. De massale sterfte van bijen is dan ook echt zorgwekkend, of Einstein nu wel of niet de uitspraak heeft gedaan dat de mensheid nog vier jaar overheeft na het uitsterven van de bijen. De oorzaken zijn parasieten, ziekten en pesticiden. Deze factoren kunnen bovendien tegelijk voorkomen en hangen samen met veranderingen in het landschap, zoals de afname van de hoeveelheid en diversiteit van bloemen en planten. Mijn fractie heeft de laatste jaren wel gezien dat de biodiversiteit achteruitgaat, iets waarvoor het PBL recent ook waarschuwde. Kan de staatssecretaris aangeven welk concreet aandeel in de sterfte hij toeschrijft aan de drie genoemde factoren? Wat is hij van plan daaraan te doen?
Er zijn verschillen met andere EU-landen. De regulering en toelating van bestrijdingsmiddelen verschilt per land. Dat kan overeenstemmen met wezenlijk verschillende omstandigheden waarvoor geen andere oplossingen zijn. Zo hebben wij in Nederland bijvoorbeeld veel oppervlaktewater waarmee we rekening moeten houden. Landbouwgif speelt nog altijd een belangrijke rol in de Nederlandse landbouw, maar er is in Nederland minder onderzoek gedaan die dit speelt bij bijensterfte. Bovendien zijn enkele pesticiden die elders verboden zijn, hier wel toegestaan. Kan de staatssecretaris, los van de specifiek door collega Ouwehand genoemde pesticiden, helder in kaart brengen waar het Nederlandse beleid afwijkt van dat van omringende EU-landen, zoals België, Frankrijk en Duitsland, en wat de motivatie is voor die afwijking? Is er eigenlijk iets als een gifwijzer, die boeren bij bepaalde gewassen helpt om het minst schadelijke gif te kiezen? En is er transparantie over de mate waarin gif wordt toegepast?
De aangenomen motie vraagt de herbeoordeling van neonicotinoïden. Vindt de staatssecretaris dat er in Nederland voldoende wetenschappelijk onderzoek is naar Nederlandse bijen om deze herbeoordeling te onderbouwen? Zo niet, is hij dan bereid om breder onderzoek te financieren of gebruik te maken van kennis uit het buitenland? De staatssecretaris voert de Nederlandse vertaling van de TEEB-studie uit. Kan hij daarin ook ingaan op de economische waarde van bijen voor de Nederlandse land- en tuinbouw?
Tot slot iets over de financiering van het onderzoek naar de oorzaak van bijensterfte. Wij begrijpen dat veel onderzoek van Wageningen University is gefinancierd door de chemische industrie. Dat mag, maar om de schijn van belangenverstrengeling te vermijden, is transparantie over dat onderzoek wel van groot belang. Daarom zouden we graag zien dat een overzicht wordt gemaakt van de onderzoeken, met een korte samenvatting van wat er is gedaan, en waarbij vermeld wordt in welke mate het onderzoek ook door andere wetenschappers is getoetst. Graag een reactie van de staatssecretaris.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
StaatssecretarisBleker:
Voorzitter. De zorg over de bijensterfte bestaat al enkele jaren. Het sterfteniveau ligt op ongeveer 20% tot 25%. Normaal is het 10% tot 15%. Dat is dus niet goed. Het probleem staat hoog op alle agenda's, die van de EU, de OESO en de VN. Uit alle analyses komt naar voren dat de oorzaken divers zijn. De varroamijt wordt veel genoemd, maar ook de gewasbeschermingsmiddelen, met name de neonicotinoiden, kunnen niet worden uitgesloten als mogelijke oorzaak. Recent is in een VN-rapport nogmaals aangegeven dat er niet één oorzaak is, maar meerdere. Dat is geen reden om oorzaken die wij kunnen beïnvloeden, dan maar op hun beloop te laten. Er is ontzettend veel onderzoek verricht, er is veel onderzoek gaande en er staat nog veel onderzoek op de rails.
Er is gesproken over het onderzoek van de WUR. Ik ben zelf jarenlang onderzoeker geweest. Het allerslechtste argument om analyses of conclusies van een collega-onderzoeker ter discussie te stellen, vond ik altijd: je bent niet onafhankelijk. Heb dan het lef en het wetenschappelijk inzicht en de methodische analysecapaciteit om aan te geven waar het niet deugt. Ik vind het slecht om degene die het onderzoek heeft gedaan van een kwalificatie te voorzien en dat vervolgens aan te grijpen om te zeggen: en daarom deugt jouw onderzoek niet. Ik had aan niets méér een hekel dan aan die manier van wetenschap bedrijven. Ik vind trouwens ook dat het in de politiek niet thuishoort om zo over wetenschappelijke rapporten te spreken. Dan moet je klip-en-klaar zijn over waar het dan echt de mist in is gegaan. Wij leven gelukkig in een open samenleving. Er zijn alle mogelijkheden om gezaghebbende rapporten door andere wetenschappers aan de kaak te laten stellen, om te falsificeren. Wij hebben altijd nog Karl Popper. Een theorie falsificeren is nog veel interessanter dan een theorie bevestigen. Dat is de wetenschappelijke cultuur waarin wij werken. Ik doe niet mee aan het diskwalificeren van rapporten vanwege de persoon of de organisatie die ze heeft gemaakt, ik beoordeel rapporten op inhoud.
MevrouwOuwehand (PvdD):
Als wij op die manier het debat voeren over het benaderen van wetenschap en over de onderlinge benadering in de wetenschap, dan wil ik graag van de staatssecretaris horen of hij het op zijn plaats vindt dat als een onderzoeksinstituut zich beperkt tot één factor in de bijensterfte, dat instituut ook vergaande uitspraken doet over andere wetenschappers, die expertise hebben op het gebied van de effecten van bestrijdingsmiddelen. Hoe ziet de staatssecretaris dat?
StaatssecretarisBleker:
Doe die uitspraken. Als ze niet houdbaar zijn, als ze geen hout snijden, worden ze neergesabeld door collega-wetenschappers. Laten wij wel wezen, het eerste onderzoek dat onder meer met een miljoen van de overheid door de WUR is verricht, is begonnen met de mogelijke veroorzakers de varraomijt en de ziekte nosema. Die werden indertijd gezien als belangrijke factoren voor de bijensterfte. Dat er daarna onderzoek is gedaan, is niet meer dan redelijk. Het vervolgonderzoek zal zich ook richten op de stoffen die in de gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt. Dat is dus in de volgende fase aan de orde. Daar wordt nu een onderzoeksaanpak voor gemaakt, die ik binnenkort zal ontvangen. Ik zal de Kamer daarvan op de hoogte stellen, in alle openheid van wetenschappelijk debat en wetenschappelijke controle. Ook de effecten op de gezondheid van mensen zullen daarbij worden betrokken.
MevrouwOuwehand (PvdD):
De staatssecretaris galoppeert mooi weg bij de vraag die ik eigenlijk heb gesteld. Ik heb geen twijfels geuit over het onderzoek van Wageningen naar de effecten van de varroamijt, ik heb vragen gesteld over de uitspraken die Wageningen meent te kunnen doen over het onderzoek en de relatie tussen de bestrijdingsmiddelen en de bijensterfte. Zij doen dat zelf niet, zij doen de varroamijt. Prima, maar dan kunnen zij dus geen vergaande uitspraken doen. Als de staatssecretaris zegt: doe die uitspraak, dan wordt ze wel neergesabeld, en ik ben degene die dat neersabelt, dan vind ik dat hij met twee maten meet. De vraag komt opnieuw op tafel: kan de staatssecretaris het zich voorstellen dat, als een universiteit die zelf geen onderzoek doet naar de relatie tussen bijensterfte en gif vergaande uitspraken doet, en we zien dat het kabinet die lijn eigenlijk volgt – het blijven ontkennen en bagatelliseren – er vragen komen over hoe dat eigenlijk zit met de financiële banden? Kan de staatssecretaris zich daar iets bij voorstellen?
StaatssecretarisBleker:
Nee, bij vragen over die financiële banden enzovoorts kan ik me niets voorstellen.
De heerGrashoff (GroenLinks):
Op ditzelfde punt voortbordurend: ik geef de staatssecretaris helemaal gelijk dat je niet primair moet inhaken op de onafhankelijkheid of afhankelijkheid van een onderzoeker om daarmee met een bewijs uit het ongerijmde zijn onderzoek ter discussie te stellen. Maar hier was wel sprake van een onderzoeker, tevens adviseur van de staatssecretaris, die daadwerkelijk zonder eigen onderzoek een bepaalde oorzaak bagatelliseert. Is hij het niet met mij eens dat die adviseur een heel ander antwoord aan hem had moeten geven, namelijk: dat is een interessant punt dat we nodig grondig moeten onderzoeken?
StaatssecretarisBleker:
Ik laat mij vooral leiden door onderzoeken die mede op ons verzoek, dan wel op internationaal verzoek worden gedaan. De adviezen die als toegift nu en dan door onderzoekers worden gegeven, neem ik in het algemeen met een korrel zout.
De heerGrashoff (GroenLinks):
Het laatste is interessant. Is de staatssecretaris het met mij eens dat hij ook de uitspraken van de heer Blacqiere inzake het niet bestaande, of gebagatelliseerde verband tussen de pesticiden en de bijensterfte met een heel grote korrel zout moet nemen? Dat is niet op onderzoek gebaseerd.
StaatssecretarisBleker:
Ik zal de uitkomsten van het vervolgonderzoek heel serieus nemen, waarin wel systematisch wordt onderzocht wat de mogelijke effecten zijn van bepaalde stoffen in gewasbeschermingsmiddelen. Daar oriënteer ik mij op. Dat er een intermezzo is geweest met iemand die erbij betrokken is geweest en daarop alvast een voorschotje heeft genomen, is voor mij iets van voorbijgaande aard. Wij zullen ons beleid niet baseren op dat soort gratis adviezen tussendoor, wij zullen ons baseren op onderzoek dat ook internationaal de toets der kritiek kan doorstaan.
De heerGrashoff (GroenLinks):
Ik ben blij met deze uitspraken. Mij rest toch een beetje het gevoel dat deze schermutselingen een paar jaar vertraging in het juiste onderzoek hebben opgeleverd.
StaatssecretarisBleker:
Ik kom daarover nog te spreken.
Is het de bedoeling dat wij ook wereldwijd andere studies bij onze beoordeling betrekken? Ja, dat dient ook door het toelatingsorgaan te gebeuren. Voert Wageningen het onderzoek uit, naast het Ctbg? De WUR doet onderzoek naar de bijensterfte en de oorzaken daarvan, het Ctbg dient met de kennis die er is de beoordeling en de herbeoordeling te doen, op de punten zoals eerder genoemd,
Er is een vraag gesteld over het onderzoek van mejuffrouw Visser, een term die mij aan de jaren zestig deed denken. Heel bijzonder dat de heer Van Gerven die term gebruikte. Mejuffrouw Visser heeft een onderzoek gedaan, en dat onderzoek is absoluut niet de basis voor de toelating. Er ligt een Europees dossier aan ten grondslag, opgesteld door de EFSA. De EU-goedkeuring berust op peer reviews en heeft dus betrekking op meerdere lidstaten. Ook in de nationale beoordeling van de middelen wordt het EU-toetsingskader toegepast, wat mejuffrouw Visser verder ook schrijft.
Mevrouw Van Veldhoven vroeg wat de oorzaken voor de bijensterfte zijn en wat het gewicht van de diverse oorzaken is. Die vraag is onmogelijk te beantwoorden. Er zijn meerdere oorzaken. Als ik daar nu een gewicht aan zou kunnen toekennen, zou ik echt een soort bijenkoning zijn. Dat is onmogelijk.
Mevrouw Van Veldhoven vroeg om een overzicht van de tot nu toe uitgevoerde onderzoeken. Dat overzicht komt. De WUR maakt een overzicht van alle onderzoeken en de daarop gegeven commentaren. Dat overzicht krijgt de Kamer te zijner tijd ook.
Ik ben al ingegaan op het punt van de onafhankelijkheid van de WUR.
Wat zijn de regels met betrekking tot advertenties en "bijvriendelijk"? Volgens mij hebben wij in Nederland een reclamecode. Advertenties en reclames mogen niet misleidend zijn. Wij zullen bekijken of dit door de beugel kan. Zo niet, dan zullen wij ons melden bij de Reclame Code Commissie.
Devoorzitter:
Mevrouw Van Veldhoven heeft een vraag over het voorgaande.
MevrouwVan Veldhoven (D66):
Volgens mij gaat het bij bijen vooral om de koningin, niet om de koning, maar ik acht de staatssecretaris tot veel in staat. Ik heb een vraag over een onderzoek waarop hij niet specifiek is ingegaan, namelijk de TEEB-studie. Kan de staatssecretaris ingaan op het economische en financiële belang van de bijen voor de Nederlandse land- en tuinbouw?
StaatssecretarisBleker:
Volgens mij is een van die TEEB-studies afgerond. Er loopt er nog eentje. Laten wij afspreken dat wij proberen om in het toegezegde overzicht van de tot nu toe gedane onderzoeken een passage op te nemen over de informatie die op dat punt beschikbaar is.
MevrouwOuwehand (PvdD):
Wat betreft de advertenties en de claim van een "bijvriendelijk" bestrijdingsmiddel, waarin neonicotinoïde zit, ben ik blij dat de staatssecretaris gaat bekijken hoe dit zit. Ik denk echter dat er meer nodig is dan alleen een Reclame Code Commissie, die kan zeggen dat die claim vals is en dat dat niet mag. Zolang die bestrijdingsmiddelen te koop zijn – ik heb liever dat daar helemaal geen sprake van is – moet daar in ieder geval een goede en duidelijke waarschuwing op staan. Ik ben benieuwd welke regelingen er daarvoor zijn en of die voldoende zijn. Ik vraag de staatssecretaris of hij de Kamer daar schriftelijk over kan informeren, met daarbij eventueel zijn voorstellen voor aanscherping.
StaatssecretarisBleker:
Als er echt iets loos is, informeren wij u. Als het echter gewoon valt onder de gangbare Nederlandse Reclame Code enzovoort, laat ik het daarbij.
MevrouwOuwehand (PvdD):
Ik bood de staatssecretaris nog even een uitweg om dit niet uit zijn hoofd te hoeven doen, maar wat zijn dan de regels waaraan je moet voldoen als je een potje bestrijdingsmiddelen in een tuincentrum wilt verkopen? Wat moet je dan op de verpakking hebben staan? Hoe groot moet dat zijn en wie controleert dat? Ik had juist gevraagd om daar schriftelijk op in te gaan, want ik kan mij voorstellen dat de staatssecretaris dit niet allemaal uit zijn hoofd weet.
StaatssecretarisBleker:
Ik weet het allemaal uit mijn hoofd, maar ik herhaal dat u van ons hoort als er naar aanleiding van die concrete advertentie iets mis is.
Devoorzitter:
Mevrouw Ouwehand, voor de laatste keer.
MevrouwOuwehand (PvdD):
Ik wil ook weten hoe het staat met de middelen die in het tuincentrum tussen de gezellige plantjes en de konijnen staan en die mensen argeloos in hun karretje stoppen. Hoe worden zij gewaarschuwd voor de gevaren?
StaatssecretarisBleker:
Ik koop dat spul wel, natuurlijk alleen spul waar geen bijen van omvallen. Volgens mij zit daar een nette gebruiksaanwijzing bij en worden ook de bijwerkingen, de geboden wijze van toepassing en dat soort dingen vermeld. Dat is gangbaar bij dit type gewasbeschermingsmiddelen die je bij de Intratuin, de aankoopcentrale of de ACM kunt kopen. Ik denk dat ik met het kopen van dit soort spullen gewoon meer ervaring heb dan mevrouw Ouwehand. Ik ben op dit punt echt koploper.
MevrouwOuwehand (PvdD):
Daarom moet ik het ook vragen. Ik weet het niet. Ik koop die dingen niet.
StaatssecretarisBleker:
Dat staat er dus allemaal op.
MevrouwOuwehand (PvdD):
Toch ben ik niet erg onder de indruk van de kennis die de staatssecretaris in zijn hoofd heeft. Ik wil het precies weten. Stuur de Kamer daar even een overzichtje van en dan komen wij er nog eens op terug.
StaatssecretarisBleker:
Als er wat mis is, stuur ik iets. Anders blijven wij bezig. Ik zou zeggen: ik ga eens met mevrouw Ouwehand in Den Haag of Zoetermeer naar de Intratuin en dan kijken wij wat er allemaal te koop is.
Devoorzitter:
Dat regelt u maar na afloop!
De heerKoopmans (CDA):
Ligt het niet voor de hand dat bij het bekijken van een advertentie de randvoorwaarden bestaan uit wat in de toelating geregeld is? Bij een toelating horen gebruiksvoorschriften. Dat zijn de grenzen waarbinnen een advertentie beoordeeld zou moeten worden.
StaatssecretarisBleker:
Wij kijken er op die manier naar. Nogmaals, als er wat aan de knikker is, hoort de Kamer meer.
Ik kom bij de herbeoordeling. In mijn brief van 22 maart heb ik geschreven hoe het Ctgb de herbeoordeling in twee fasen gaat aanpakken. Tijdens het mondeling vragenuur op 15 maart heb ik op basis van informatie van het Ctgb gezegd dat de herbeoordeling binnen enkele weken in gang komt en ook op korte termijn kan worden afgerond. Het Ctgb heeft mij vandaag laten weten dat de complete herbeoordeling niet op die heel korte termijn is af te ronden. Daarover ben ik bijzonder boos. Dat heb ik vandaag ook laten weten aan de voorzitter van het Ctgb. Ik ben daar zeer boos over. Ik heb mij wel laten informeren over de eerste uitkomsten van de eerste fase van het onderzoek. Op basis van de eerste verkennende resultaten van de herbeoordeling heb ik het Ctgb de instructie gegeven toepassing van een drietal stoffen op te schorten, tijdelijk te verbieden en niet toe te laten, tenzij de komende dagen mitigerende maatregelen mogelijk zijn om de mogelijke effecten tegen te gaan. Het gaat om veldtoepassingen in boomgaarden voor appel en peer, veldtoepassingen in hogeboomkwekerijgewassen en om niet-professionele buitentoepassingen van middelen in de categorie neonicotinoïden.
Daarmee wil ik aangeven dat het vertraagd uitvoeren van de herbeoordeling tot het volgende heeft geleid. Als uit een eerste verkenning blijkt dat er risico's zijn, leidt dat per direct tot een stop van het gebruik van het betreffende middel tenzij er mitigerende maatregelen mogelijk zijn. Dat kan in concrete betekenen dat over enkele dagen een aantal stoffen gewoon uit de schappen gaat, in ieder geval voor algemeen publiek gebruik. Daarnaast zijn die niet toepasbaar voor professionals waar het gaat om de genoemde veldtoepassingen. Deze week laat ik bij deze stoffen en toepassingen nog nakijken of sprake is van adequate mitigerende maatregelen zoals bijvoorbeeld driftreductie en dat soort dingen meer. Zijn die er niet, dan geef ik het Ctgb instructie om de toelating tijdelijk op te schorten, zodat gebruik en toepassing niet meer tot de mogelijkheden behoort.
De heerVan Gerven (SP):
Dit is natuurlijk opmerkelijk nieuws van de staatssecretaris. Het roept echter meteen een hoop verwarring op. Hij heeft het over drie middelen, behorende tot de neonicotinoïden. Die wil hij vanavond natuurlijk niet noemen. Is het niet veel beter om het voorzorgsprincipe toe te passen, om volstrekte helderheid te geven en tegemoet te komen aan de zorgen in een groot deel van de Kamer en de samenleving? Laten wij een pas op de plaats maken en een moratorium afspreken over neonicotinoïden. Laten wij de onderzoeksresultaten op dit terrein afwachten. Een gedeeltelijke maatregel, of een halve maatregel, is het verkeerde signaal bij zo'n belangrijke kwestie.
StaatssecretarisBleker:
Ik vind dat ik, ook gelet op de discussie die wij in maart hebben gevoerd, heel snel en adequaat handel. Daarbij ga ik uit van het voorzorgsprincipe, maar wel op basis van informatie. In concrete gevallen worden nu vrij vergaande stappen gezet. Overigens, zo zeg ik tegen mevrouw Ouwehand, richt het onderzoek zich ook op fipronil.
Dit is de werkwijze die wij nu hanteren. Ik vind dat ik dit op een zeer serieuze manier aan het behandelen ben. Met het oog op risico's wachten wij niet tot het laatste wetenschappelijk onderzoek en tot de allerlaatste fase van de herbeoordeling. Als er op grond van de eerste verkenning risico's blijken te zijn, wordt opgetreden.
De heerVan Gerven (SP):
Ik volg de staatssecretaris, maar heb toch nog opmerkingen. Ik heb het dilemma geschetst als je dat niet over de hele linie doet; het zijn immers dezelfde soort stoffen. Theoretisch mag je dus verwachten dat die effecten elkaar allemaal benaderen. De staatssecretaris zegt dat hij al vergaande stappen zet; ik wijs op Italië. Er zijn natuurlijk ook andere landen waar al moratoria zijn afgekondigd. Ik denk dat het goed is om een helder, duidelijk signaal af te geven, ook gezien de enorme risico's die kleven aan het op deze wijze voortgaan met die bestrijdingsmiddelen.
StaatssecretarisBleker:
Nogmaals: het gaat bij deze kwestie altijd om stof en toepassing. Je moet de schadelijkheid van de stof in de concrete toepassingssituatie beoordelen. Dat doen wij heel consciëntieus en daarbij hanteren wij de essentie van het voorzorgsprincipe. Daar gaan wij de komende weken mee verder. Bij het Ctgb heb ik aangegeven dat ik een uitstel tot augustus, september niet accepteer. Er wordt stapsgewijs gewerkt. Als er weer twijfel is na de analyse van een groep of toepassingen, volgt dezelfde actie: stop, tenzij er mitigerende maatregelen denkbaar zijn. Maar het gaat steeds om stof en toepassing.
MevrouwOuwehand (PvdD):
Ik ben blij dat de staatssecretaris in elk geval bereid is om, indien nodig, tijdelijk een moratorium op het gebruik van het middel in te stellen. Ik heb echter nog vragen over de precieze uitvoering van de motie, die de staatssecretaris nog niet beantwoord heeft. Ten eerste vraag ik mij af waarom het slechts om zes middelen gaat. De staatssecretaris schrijft dat het alleen de middelen betreft die niet eerder volgens de laatste normen zijn beoordeeld. Die middelen zijn dus beoordeeld volgens de normen die nu aantoonbaar niet deugen. Daarin zijn namelijk de subletale effecten niet meegenomen.
Ook heb ik de staatssecretaris gewezen op het onderzoek van de Gezondheidsraad uit 2000, waarin heel kritische kanttekeningen worden geplaatst bij de statistische onderbouwing. Ook heb ik gewezen op het onderzoek van Cresswell, waarin is aangetoond dat alle toelatingen waar de beslissingen in zowel Europa als de Verenigde Staten nu op zijn gebaseerd, namelijk de veldproeven, statistisch onvoldoende zijn om te kunnen aantonen dat die middelen veilig zijn voor bijen. Dat is zware kritiek op de beoordeling tot nu toe. Als deze middelen, of het er nu 6 of 27 zijn – ik denk dat het er meer moeten zijn – op dezelfde manier worden beoordeeld, schieten wij daar niks mee op.
StaatssecretarisBleker:
Ook de effecten waarover u nu spreekt, zijn bij de beoordeling door de EFSA betrokken: het effect op het gedrag, op broedontwikkeling, op stuifmeel, op opslag, op het bijenvolk en op de foerageeractiviteit. Al dat soort effecten zijn meegenomen bij de beoordeling van deze stoffen. Nogmaals: vraag mij niet om meer onderzoek te doen. Dat vervolgonderzoek hebben wij in gang gezet. Ik heb gezegd dat daarbij niet alleen sprake is van onderzoek, maar ook van praktische herbeoordeling. En in geval van twijfel: exit met het spul.
MevrouwOuwehand (PvdD):
Nog een keer: de kritiek is gericht op de huidige beoordelingsmethode. Ik heb het niet zelf bedacht, maar die wetenschapper. De staatssecretaris durft het vast niet in zijn hoofd te halen om dat onderzoek te bekritiseren. Geen van de veldproeven waarop tot nu toe alle toelatingen zijn gebaseerd, deugt statistisch; dat geldt ook voor de meest recente herbeoordelingen. Ik vraag de staatssecretaris om die inzichten mee te nemen in de herbeoordeling; het gaat niet om opnieuw doen wat we al hebben gedaan. Ik vraag hem verder om te kijken naar de subletale effecten en alle neonicotinoïden te herbeoordelen. En ik vraag hem wat het kabinet heeft gedaan met het onderzoek van de Gezondheidsraad uit 2000.
StaatssecretarisBleker:
Op dat laatste heb ik al drie keer antwoord gegeven, inclusief een brief over wat we ermee hebben gedaan en wat we er verder mee doen.
Dan de herbeoordeling. Mevrouw Ouwehand kan er nog van alles bij halen. Ik geef nu 100% prioriteit aan een zeer gedegen, consciëntieuze uitvoering van de motie en de herbeoordeling. Uit de eerste resultaten mag blijken hoe consciëntieus dat gebeurt. Hierop wil ik de inspanning de komende weken richten. Ik zal de Kamer periodiek informeren over hoe het ervoor staat. Als wij aanleiding zien om op andere dan die zes stoffen het onderzoek te richten en een herbeoordeling te starten, dan doen wij dat ook. Indien er twijfel ontstaat over de beoordeling tot dan toe, dan doen wij dat; geen enkel punt.
De heerGrashoff (GroenLinks):
Mij valt op dat de staatssecretaris in zijn reactie op mevrouw Ouwehand een veel opener benadering kiest dan in zijn schriftelijke antwoorden. Daarin maakt hij een heel strikt onderscheid tussen oudere en jongere beoordelingen. Tot op dit moment is het voor ons volstrekt onhelder waarin die beoordelingen dan zodanig hebben verschild dat bij de jongste beoordelingen blijkbaar geen herbeoordeling nodig is. Als de staatssecretaris mij goed en helder zou uitleggen waarin dat verschil zit, dan kan ik begrip opbrengen voor zijn antwoord. Zo niet, dan zeg ik: zorg dat je alles herbeoordeelt.
Ik heb waardering voor de stappen die de staatssecretaris nu zet, lopende de herbeoordeling. Dit geeft aan dat hij de urgentie hiervan ziet. Het is duidelijk dat het overgrote deel van de betreffende middelen in Nederland in de glastuinbouw wordt gebruikt. Ik hoor graag van de staatssecretaris hoe hij dat beoordeelt. Die middelen komen massaal in het oppervlaktewater terecht. Levert dit wellicht al voldoende signalen op om ook voor de glastuinbouw een moratorium in te stellen, of kijkt de staatssecretaris er anders tegen aan?
StaatssecretarisBleker:
Dat laatste zal moeten blijken uit het verdere verloop van het herbeoordelingsproces.
Laten we over het eerste punt het volgende afspreken. Als de herbeoordeling van de zes toelatingen is afgerond, zal ik gemotiveerd beargumenteren waarom bepaalde andere toelatingen wel of niet alsnog in de herbeoordeling zouden moeten worden betrokken. Met de kennis van nu zeg ik: dat is niet nodig. Het is echter een relatief nieuw gebied. Er komt bovendien meer druk op, ook van mijn kant. Toen ik vandaag die brief kreeg van het Ctgb, dacht ik: verdraaid – ik vloek nooit maar zou het bijna hebben gedaan – wat gebeurt hier? Wij zetten er met elkaar druk op. Ik zie het echt als een persoonlijke opgave om die motie op een goede manier uit te voeren. Geef mij de kans om dat eerst voor die zes toelatingen goed te doen. Daarna rapporteer ik of er reden is om dat ook bij andere te doen. Wij zijn daar heel transparant in. Ik heb niets, maar dan ook niets, te verbergen.
De heerKoopmans (CDA):
De staatssecretaris is eigenlijk begonnen met een soort tik op de vingers van het Ctgb; dat is een constatering.
Ik begrijp de keuzes van de staatssecretaris en deel die ook, met één restrictie. Ik zit er wel een beetje mee dat de staatssecretaris zegt: tenzij mitigerende maatregelen worden genomen. Hoe beoordeelt hij dat? Dat vind ik wel ingewikkeld. Zegt de staatssecretaris dat hij nu, vanwege de signalen, de toelating intrekt maar dat hij er pas nader over kan oordelen als het volledige onderzoek heeft plaatsgevonden?
StaatssecretarisBleker:
Dat zou ook een werkwijze zijn, maar binnen enkele dagen heb ik duidelijkheid over de vraag of adequate mitigerende maatregelen bij bepaalde toepassingen mogelijk zijn. Dat is echt een kwestie van dagen en niet van weken. Volgende week maandag of dinsdag weet ik of de toepassingen waar we het nu over hebben, definitief tijdelijk uit de lucht gaan of misschien definitief nooit meer in de lucht terugkomen. Dan zal ik aan de Kamer rapporteren.
MevrouwJacobi (PvdA):
Ik heb twee vragen. Ik heb gevraagd waarom landbouwgiffen niet zijn betrokken bij de onderzoeken in Wageningen, ondanks druk van de Kamer. Heeft de staatssecretaris ondertussen ook mijnheer Blacquière een tik op de vingers gegeven? Dat zou ik eigenlijk wel terecht vinden. Ik ben blij met de stappen die de staatssecretaris zet, maar ik heb er wel de pest over in dat we min of meer drie jaar weggegooid hebben. Dat is dus mijn eerste vraag: waarom heeft Wageningen dat niet gedaan en waarom heeft het ministerie niet gestuurd op deze kwestie? Het beeld werd namelijk geschapen dat daar wel onderzoek naar werd gedaan. Dat beeld kreeg de Kamer. Mijn tweede vraag is wanneer wij de brief krijgen in het kader van het hele herbeoordelingstraject.
StaatssecretarisBleker:
Over twee weken krijgt u een voortgangsrapportage over het herbeoordelingsproces. Wat het onderzoek betreft: volgens mij begint onderzoek meestal met een theorie. Wat wil je verklaren? Je wilt bijensterfte verklaren. Dan kijk je in de literatuur, en dan blijkt dat er zes factoren verklarend zijn en dat twee, drie daarvan worden aangemerkt als meest verklarend. In je eerste onderzoek richt je je op de factoren waar het causale verband het grootst wordt geacht. Die probeer je in beeld te brengen. Zo pel je af. Dat is hierbij ook zo. De varroamijt en de andere factor zijn in beeld gebracht. In de vervolgfase komen de gewasbeschermingsmiddelen en de stoffen waar wij het over hebben, aan de orde. Dat gaat nu dus ook gebeuren. Wetenschappelijk gezien is het heel logisch om het zo te doen. Je kunt ook anders redeneren. Je kunt je afvragen wat door de politiek beïnvloedbare factoren zijn. Wij kunnen denk ik weinig aan de varroamijt doen. Ik zou niet weten hoe. Misschien met een motie om alle varroamijten uit te zetten naar het eigen land. We kunnen wel wat doen aan de gewasbeschermingsmiddelen en de stoffen die daarin zitten. Je had dus anders kunnen beginnen, maar ik denk dat dit wetenschappelijk gezien een logische redenering is: eerst de meest invloedrijke factoren waarbij het causaal verband het sterkste kan zijn en dan pel je af.
MevrouwVan Veldhoven (D66):
Ik zou bijna geneigd zijn om een grapje te maken over die mijten. Die komen misschien wel uit Nederland. Dan krijgen we er alleen maar meer als we zo'n motie indienen! Ik heb ook een vraag. Ik zet vraagtekens bij de beoordeling van de mitigerende maatregelen. De staatssecretaris heeft daarover al wat gezegd in zijn antwoord op de heer Koopmans, maar ik wil even een precisering. De staatssecretaris zei dat hij de eerste beoordeling binnen heeft van drie stoffen en dat hij op basis daarvan wellicht van plan is om die drie stoffen voorlopig niet meer toe te staan. Betekent dit dat hij nog geen eerste analyse heeft van die andere drie stoffen? Of betekent dit dat die eerste analyse nog geen aanleiding tot zorg geeft? Mijn collega sprak net over een tik op de vingers van de Ctgb. Hoe gaat de staatssecretaris ervoor zorgen dat het in de toekomst beter gaat? Wat heeft hij er zelf van geleerd? Hoe gaat hij zorgen dat het beter gaat?
StaatssecretarisBleker:
Het moet inderdaad veel beter. Ik wil mij nog eens beraden over de vraag wat het betekent voor de aansturing van die organisatie.
MevrouwVan Veldhoven (D66):
Kunnen wij een brief van de staatssecretaris verwachten over dit onderwerp?
StaatssecretarisBleker:
Ja, maar niet eerder dan rond de zomer. We moeten eerst gewoon het werk doen.
MevrouwVan Veldhoven (D66):
Dat ben ik met u eens.
StaatssecretarisBleker:
De conclusies, ook ten aanzien van de drie toepassingen, zijn gebaseerd op de verkennende fase van het onderzoek. Zodra in diezelfde verkennende fase ten aanzien van andere stoffen vergelijkbare conclusies kunnen worden getrokken, gebeurt dat.
MevrouwSnijder-Hazelhoff (VVD):
Ik heb twee korte vragen. Ten eerste. Ik hoor de staatssecretaris zeggen dat er bij het wetenschappelijk onderzoek wordt afgepeld op basis van wat het meest logisch is en dat hij dan uitkomt bij drie zaken die risicovol zijn. Volgens mij geeft het VN-rapport aan dat er veel meer oorzaken zouden kunnen zijn. Ik zou daarom toch graag zien dat Nederland het oor te luisteren blijft leggen naar wat er wereldwijd gebeurt, omdat wellicht daar nog andere zaken voor het voetlicht zullen komen dan wij nu veronderstellen. Ten tweede. De staatssecretaris zegt dat we pas over twee weken de voortgangsrapportage krijgen. Hij heeft echter ook gezegd dat er binnen een aantal dagen duidelijkheid komt over de vraag hoe het met de drie middelen staat. Ik ga ervan uit dat wij dan direct ook horen wat daar de stand van zaken van is.
StaatssecretarisBleker:
Beide vragen kan ik positief beantwoorden.
Devoorzitter:
Dat was de beantwoording van de staatssecretaris. Ik heb het gevoel dat daarmee een tweede termijn niet nodig is, maar ik zie nu dat de leden dat gevoel niet delen.
De heerVan Gerven (SP):
Voorzitter. Ik denk dat het debat niet af is. Ik wil allereerst constateren dat het Ctgb een tik krijgt, maar dat ook de Wageningen University er kennelijk niet ongeschonden van afkomt. De staatssecretaris zegt dat onafhankelijkheid er niet toe doet en dat het hem stoort als mensen zeggen dat er een afhankelijkheidsrelatie, een financiële relatie is. Hij zegt dat dat hem feitelijk niet interesseert. In de farmaceutische industrie echter, is keer op keer duidelijk geworden dat de broodheer invloed heeft op de uitkomst van een onderzoek. Onderzoeken die gefinancierd zijn door de farmaceutische industrie geven vaak systematisch een positievere uitkomst van een bepaald geneesmiddel dan het geval is in een onafhankelijk onderzoek. Daarmee is niet een-op-een de relatie gelegd dat het onderzoek van Wageningen University fout is of juist niet fout, maar het risico van bias is door die relatie wel aanwezig en de onafhankelijkheid in het geding.
De heerKoopmans (CDA):
Ik vind het ongekend dat de heer Van Gerven zijn tweede termijn begint met te zeggen dat "de" Wageningen University hier niet ongeschonden is uitgekomen. Wie is dat, "de" Wageningen University? Is dat iedereen die daar werkt? Iedereen die daar actief is? Waar doelt hij op?
De heerVan Gerven (SP):
Ik weet niet of de heer Koopmans aanwezig was bij dit debat. Hij heeft toch het debat gevolgd en gehoord dat op basis van één onderzoek vergaande conclusies zijn getrokken? Ik moet constateren dat dat niet juist is.
De heerKoopmans (CDA):
Het gaat mij om de woorden "de Wageningen University". Kan de heer Van Gerven wat preciezer zijn? Hij mag van mij best de conclusie trekken dat dit onderzoek van de Wageningen University uiteindelijk tot wat anders geleid heeft. Maar om hier gewoon te gaan staan en te zeggen "de Wageningen University komt hier niet ongeschonden uit" … Ik vraag de heer Van Gerven om zich wat preciezer uit te drukken.
De heerVan Gerven (SP):
Mag ik dan een tegenvraag stellen?
Devoorzitter:
Nee.
De heerVan Gerven (SP):
Komt het Ctgb hier ongeschonden uit? Nee. Dan moeten wij …
Devoorzitter:
Nee, nee.
De heerVan Gerven (SP):
Het is wel van belang om dat zo te duiden, want bij de Ctgb werken een heleboel mensen, maar niet al die mensen hebben aan het onderzoek gewerkt over neonicotinoïden en registratie. Ik noem het in den brede, maar natuurlijk gaat het over de onderzoekers of de professor of de heer Blacquière, die bepaalde conclusies trekt op basis van één onderzoek waarvan wij nu moeten constateren dat het flinterdun was. Ik ga over tot het indienen van mijn moties.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat onderzoek uitwijst dat neonicotinoïden een schadelijk effect hebben op het navigatie- en leervermogen van bijen en ook bijensterfte kunnen veroorzaken;
overwegende dat bijen een grote rol spelen in de bestuiving van de meeste van onze gewassen en daardoor een onmisbare rol hebben in onze voedselproductie en de instandhouding van onze biodiversiteit;
overwegende dat Frankrijk, Duitsland en Italië al een verbod hebben ingesteld op neonicotinoïden vanwege de bijensterfte aldaar;
verzoekt de regering, een moratorium in te stellen op het gebruik van neonicotinoïden totdat in het nadere onderzoek bewezen is dat neonicotinoïden geen schadelijk effect hebben op bijen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Devoorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Gerven en Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 182 (32500-XIII).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
verzoekt de regering, onderzoek te doen naar de vraag "of" en de mate waarin financiële en bestuurlijke verwevenheid met het bedrijfsleven en de afhankelijkheid van derde geldstromen, de onafhankelijke wetenschapsbeoefening in Wageningen in de weg staan;
verzoekt de regering tevens, hierbij ook gebruik te maken van een geanonimiseerd personeelstevredenheidsonderzoek binnen de universiteit Wageningen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Devoorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Gerven en Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 183 (32500-XIII).
MevrouwOuwehand (PvdD):
Voorzitter. De bijen vallen bij bosjes neer en we kunnen niet genoeg doen, zo is de indruk van de Partij voor de Dieren, om het voorzorgsprincipe toe te passen en ervoor te zorgen dat wij niet het risico lopen dat deze zo belangrijke diersoort uitsterft. Dat geldt ook voor andere insecten. De staatssecretaris heeft op één vraag geen antwoord willen geven. Ik heb de vraag voorzichtig geformuleerd: is het wenselijk dat een bestuursvoorzitter van een universiteit zelf geld verdient aan landbouwgif dat zo ter discussie staat? Ik heb het over patenten van Incotec. Ik wil toch graag een beoordeling van de staatssecretaris daarvan. Volgens mij heeft de staatssecretaris misschien een beetje gejokt of een halve waarheid gesproken. Het onderzoek van de Gezondheidsraad uit 2000 is niet betrokken bij de huidige beoordeling. De staatssecretaris en zijn voorganger, de minister van LNV, hebben de Kamer daar niet over geïnformeerd. Ik vraag de staatssecretaris om dat alsnog te doen. Ik kan het onderzoek ook aan de ambtenaren sturen. Het lijkt mij dat dit nodig is voor een zorgvuldig debat.
Tot slot dien ik vier moties in. Ik lees ze snel voor in verband met de tijd.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de Kamer heeft verzocht, de reeds toegelaten neonicotinoïden opnieuw te toetsen op de gezondheid van bijen, en hierbij ook expliciet eventuele subletale effecten mee te nemen (32372, nr. 19);
constaterende dat de regering aangeeft slechts zes van de toegelaten middelen te willen herbeoordelen en hiervoor geen nieuwe toetsingsmethode in wil zetten;
constaterende dat de subletale effecten op deze wijze onvoldoende worden meegenomen, zoals ook wordt bevestigd door internationale wetenschappers (o.a. Cresswell, J., 2010);
verzoekt de regering, de herbeoordeling van alle reeds toegelaten neonicotinoïde middelen ter hand te nemen en hierbij de meest recente wetenschappelijke inzichten te benutten, zowel over de effecten van neonicotinoïden als over de statistische onderbouwing van de onderzoeken,
en gaat over tot de orde van de dag.
Devoorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Ouwehand en Jacobi. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 184 (32500-XIII).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de Kamer heeft verzocht, de reeds toegelaten neonicotinoïden opnieuw te toetsen op de gezondheid van bijen, en hierbij ook expliciet eventuele subletale effecten mee te nemen (32372, nr. 19);
constaterende dat naast de bij ook andere insecten, waaronder bestuivers als vlinders en hommels, mogelijk negatieve effecten van deze middelen ondervinden;
verzoekt de regering, bij de uitvoering van de herbeoordeling, de reeds toegelaten neonicotinoïden tevens opnieuw te toetsen op de gezondheid van andere niet-doelwitinsecten,
en gaat over tot de orde van de dag.
Devoorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Ouwehand en Jacobi. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 185 (32500-XIII).
MevrouwOuwehand (PvdD):
Als ik dan met de staatssecretaris naar Intratuin ga, dan hoop ik dat wij daar geen gevaarlijke gifstoffen zullen aantreffen. Als deze motie wordt aangenomen kan dat nog bewaarheid worden ook.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er duidelijke aanwijzingen zijn dat het gebruik van neonicotinoïden bijdraagt aan de voortgaande en zeer zorgwekkende bijensterfte;
verzoekt de regering, de verkoop van bestrijdingsmiddelen op basis van neonicotinoïden aan particulieren niet langer toe te staan,
en gaat over tot de orde van de dag.
Devoorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 186 (32500-XIII).
MevrouwOuwehand (PvdD):
De laatste motie gaat over de middelen die nog wel verkocht mogen worden.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
verzoekt de regering, voorstellen uit te werken om reclame voor en etikettering van bestrijdingsmiddelen aan strengere regels te onderwerpen en deze binnen zes maanden aan de Kamer voor te leggen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Devoorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 187 (32500-XIII).
De heerGrashoff (GroenLinks):
Voorzitter. Na een aantal jaren van ontkennen lijkt er nu dan toch een klein beetje schot in de zaak te komen. Ik ben een optimistisch mens, dus ik weeg de woorden van de staatssecretaris met enig optimisme. Maar wij zijn er nog lang niet. Veel hangt af van wat de komende weken en maanden daadwerkelijk gaat gebeuren. Ter ondersteuning daarvan dien ik de volgende motie in. Wat ik daarin vraag, zou vrij dicht kunnen liggen bij wat de staatssecretaris aan het doen is, als ik zijn woorden goed begrepen heb. Daar krijg ik van hem graag een reactie op in tweede termijn. Daarna zal ik bezien hoe ik daarmee verderga.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat:
- er serieuze aanwijzingen zijn dat gewasbeschermingsmiddelen in de groep van neonicotinoïden, zoals imidacloprid, mede bijdragen aan de massale bijensterfte van de laatste jaren;
- nader onderzoek naar de schadelijke werking op bijen bij nu gangbare toepassingswijzen van deze middelen noodzakelijk is en deels reeds loopt;
- gedurende de periode van onderzoek de grootst mogelijke terughoudendheid in het gebruik van deze middelen noodzakelijk is;
verzoekt de regering, tot nader wetenschappelijk onderzoek voorhanden is, het gebruik van neonicotinoïden met onmiddellijke ingang te verbieden in alle situaties waarbij direct of indirect contact met honingbijen mogelijk is,
en gaat over tot de orde van de dag.
Devoorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Grashoff en Jacobi. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 188 (32500-XIII).
De heerKoopmans (CDA):
Voorzitter. Wij danken de staatssecretaris voor de antwoorden in eerste termijn.
Wij zijn het eens met zijn aanpak. Die aanpak is precies en in de ogen van de CDA-fractie zorgvuldig. Wat ik niet precies en niet zorgvuldig vind, is het haasje-over aan moties, waarin men middelen wil verbieden, losstaand van de herbeoordeling die plaatsvindt. Wat ik een echt dieptepunt vind, is de motie van de heer Van Gerven en mevrouw Ouwehand die gaat over Wageningen en waarin in wezen de hele wetenschappelijke wereld in Wageningen en zelfs daarbuiten in een sfeer wordt neergezet waarvan ik denk: dit kunt u zo niet maken. Zij hebben daar op geen enkele wijze een bewijs voor aangeleverd. Ik zei het straks al en zou het nog een keer tegen de heer Van Gerven willen zeggen: als u zulke grote woorden gebruikt in dit soort moties, wees dan toch eens wat preciezer.
De heerVan Gerven (SP):
Ik weet dat het fenomeen belangenverstrengeling bij het CDA gewoonte is en daar geregeld voorkomt. Uit heel veel onderzoek, met name uit de farmaceutische industrie blijkt: wiens brood men eet, diens woord men spreekt. Daarom zegt een heel grote, belangrijke stroming in wetenschappelijke kring dat onderzoek onafhankelijk moet zijn. Dat moet onafhankelijk zijn van belangen. Wij hebben het over een miljardenbusiness. Het gaat om heel veel geld, de toekomst van de bijen en de toekomst van onze planeet. Het gaat nogal ergens over. Dan is het cruciaal dat de wetenschap in volstrekte onafhankelijkheid haar onderzoek kan doen. Ik heb inderdaad twijfels over die onafhankelijkheid en vraag mij af of het onderzoek wetenschappelijk volledig deugt. Daarom stel ik dat onderzoek voor. Wat is er mis met onderzoek? De CDA-fractie is kennelijk niet overtuigd van mijn twijfels en zegt dat het allemaal in orde is. Dan hoeft zij dat onderzoek ook niet te vrezen.
De heerKoopmans (CDA):
Dit was geen vraag, dit was een derde termijn. Ik heb al gezegd wat ik van deze motie vind, namelijk dat zij niet precies is en daarmee van een hele universiteit en iedereen die er werkzaam is een beeld neerzet dat niet terecht is, vanwege het feit dat de heer Van Gerven zelf niet precies is.
De heerGrashoff (GroenLinks):
Ik ben in mijn betoog bij lange na niet zo ver gegaan als de heer Van Gerven. Het valt mij echter op dat de heer Koopmans de positie kiest van een bijna geharnaste verdediging van een wetenschappelijk instituut dat volgens mij dagelijks onderhevig is aan tal van kritieken en uitstekend in staat zou moeten zijn om zichzelf daartegen te verdedigen. Ik begrijp eerlijk gezegd niet zo goed waarom de heer Koopmans dat zo doet. Het lijkt mij echt een zorg voor de leiding van de Wageningen University dat dit soort situaties haar imago kan beschadigen. Is de heer Koopmans het met mij eens dat men zich daarover best eens zorgen zouden mogen maken?
De heerKoopmans (CDA):
Ik vind dat het voor elke universiteitsleiding, faculteitsleiding en hoogleraar buitengewoon verstandig is om bij opdrachten te bekijken wat men doet en op welke wijze geldstromen worden ingezet. Dat is hartstikke verstandig. Het is prima om een heel precieze vraag op dat punt te stellen, maar de heer Van Gerven schiet met zijn motie met hagel. Hij zet derde geldstromen, en daarmee de hele wetenschappelijke wereld in Nederland waar sprake is van derde geldstromen, neer alsof altijd sprake is van belangenverstrengeling. Hij doet dat met zulke groteske algemeenheden, net zoals hij dat zojuist deed naar het CDA toe, dat ik zeg: sorry, maar deze manier van opereren is een parlementariër onwaardig. En de heer Grashoff heeft gelijk; hijzelf was preciezer.
De heerGrashoff (GroenLinks):
Dan toch nog even ter bevestiging. Is de heer Koopmans het met mij eens dat het op zijn minst onzorgvuldig is geweest van deze onderzoeker van de Wageningen University om een verband te ontkennen op basis van niet feitelijk zelf gedaan onderzoek?
De heerKoopmans (CDA):
De heer Grashoff gebruikt het woord "onzorgvuldig". Ik ben geen wetenschapper; ik ben Kamerlid. Ik heb vandaag meegemaakt dat de staatssecretaris aan de hand van een eerste beeld van een herbeoordeling door het Ctgb een nieuw oordeel neerzet. Daarvan zeg ik: waarvan akte. Het is buitengewoon verstandig dat iedereen bij het Ctgb en bij de universiteit die erbij is betrokken, elkaar hierop aanspreekt. Dat is prima. Dat is echter een wat preciezere aanpak dan het grove geweld van de heer Van Gerven.
Ik kom bij mijn laatste punt. De staatssecretaris is niet ingegaan op mijn vraag over het tellen van insecten door vrijwilligers. Daarom dien ik de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat voorkomen beter is dan genezen, waarbij vroegmeldsystemen een belangrijke rol kunnen spelen;
overwegende dat met het verdwijnen van vroegmeldsystemen, Nederland geen vinger aan de pols kan houden ten aanzien van het voorkomen van (nieuwe) insectensoorten;
constaterende dat kennisinstituut Alterra Wageningen UR per direct stopt met het monitoren van alle insectensoorten in Nederland vanwege het stopzetten van de subsidie van € 65.000 per jaar van het ministerie van EL&I;
verzoekt de regering, de insectenmonitor gezien het belang voor volks-, dier- en plantgezondheid voort te zetten en daarvoor financiering binnen de EL&I-begroting te vinden,
en gaat over tot de orde van de dag.
Devoorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Koopmans en Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 189 (32500-XIII).
De heerKoopmans (CDA):
In de afgelopen periode hebben iets te veel insectensoorten tot problemen geleid – ik hoef de knut maar te noemen – en mede daarom is een vroegmeldsysteem in de ogen van de CDA-fractie van groot belang. Vandaar dat ik deze motie heb ingediend.
MevrouwJacobi (PvdA):
Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor zijn beantwoording. De laatste motie vind ik een goed initiatief van de heer Koopmans. Wat mij betreft zou het motief biodiversiteit eraan toegevoegd mogen worden. Dan kan ik de motie zeker steunen.
Gezien de tijd sluit ik me aan bij de collega's. Een van mijn punten is echter niet aan de orde gekomen in het antwoord van de staatssecretaris, namelijk de concentraties gif in het oppervlaktewater. Ik heb daar de volgende motie over opgesteld.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat is aangetoond dat imidacloprid in grote concentraties in het oppervlaktewater aanwezig is;
verzoekt de regering, een onderzoek te laten verrichten naar de gevolgen van grote concentraties imidacloprid in het oppervlaktewater op de gezondheid van mensen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Devoorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Jacobi, Van Veldhoven en Grashoff. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 190 (32500-XIII).
MevrouwJacobi (PvdA):
De bijensterfte en de problematiek van de pesticiden hebben ook gevolgen voor het zenuwstelsel van mensen. Dat kwam ook in de documentaire aan de orde. Ik denk dat we daar niet aan voorbij moeten gaan.
MevrouwOuwehand (PvdD):
De motie die de heer Koopmans en ik hebben ingediend over het behoud van het insectenmonitoringsprogramma van Alterra heeft zeker tot doel de biodiversiteit te dienen. Mevrouw Jacobi kan deze motie gerust steunen.
MevrouwJacobi (PvdA):
Geweldig.
MevrouwVan Veldhoven (D66):
Voorzitter. Bijen zijn enorm belangrijk, dat is vanavond wel weer duidelijk geworden. Bepaalde gewasbeschermingsmiddelen blijken een ernstige bedreiging voor hen te vormen. Ik dank de staatssecretaris voor de doortastende maatregelen die hij aankondigt op de drie eerstbeoordeelde gewasbeschermingsmiddelen. Ik zal daarom geen motie indienen, maar wel zorgvuldig kijken naar de manier waarop hij omgaat met de beoordeling van voldoende mitigerende maatregelen. Ook kijk ik uit naar de brief over het college.
Dan nog een kort woord over Wageningen. In andere discussies benadrukken de fracties van links tot rechts het belang van goede samenwerking tussen bedrijfsleven en kennisinstellingen. Die is van groot belang voor innovatie. Natuurlijk moet onafhankelijkheid van onderzoek altijd gewaarborgd zijn. Ik vind echter dat we echt op moeten passen met het gelijkstellen van samenwerking aan belangenverstrengeling. Daarom heb ik moeite met de motie die hierover gaat.
StaatssecretarisBleker:
Voorzitter. Ik heb inmiddels acht moties die zijn voorzien van een advies van mijn adviseurs. Ik hoop dat ik de komende minuten ook het advies op de negende motie krijg.
De motie op stuk nr. 182 van de heer Van Gerven en mevrouw Ouwehand ontraad ik. Ik heb aangegeven welke lijn wij hanteren. Dat is een zeer zorgvuldige, consciëntieuze, op informatie gebaseerde en op concrete toepassing gerichte herbeoordeling. Daaruit trekken we consequenties.
Ook de motie op stuk nr. 183 ontraad ik. Ik wil daar verder geen woorden aan vuil maken. Ik sluit me aan bij wat mevrouw Van Veldhoven daarover zei.
De heerVan Gerven (SP):
Ik vermoedde al dat de staatssecretaris er niet op in wilde gaan. Ik vind dat toch een teken van zwakte. In de motie staat geen oordeel over de Wageningen University. Er wordt alleen naar een onderzoek gevraagd en of daarbij – laat ik het zo samenvatten – sprake is van ongewenste belangenverstrengeling die de kwaliteit van het onderzoek beïnvloedt. Dat staat er. Er staat niet in dat dit al een feit is. Ik wil dat onderzocht hebben. Ik wil dit met name weten van de mensen die daar werken. Wat is er mis met een onderzoek om daar in ieder geval duidelijkheid over te scheppen? Wellicht heeft de SP-fractie ongelijk. Nou, dat blijkt dan wel uit dat onderzoek.
StaatssecretarisBleker:
Als er geen aanwijzing en geen aanleiding is, vindt er geen onderzoek plaats.
De heerVan Gerven (SP):
Ik denk dat er wel duidelijk een aanleiding is. Er zijn bovendien duidelijke vragen over het gedane onderzoek en de gepresenteerde resultaten. Dit heeft onder andere op dit moment geleid tot een heroverweging van het beleid door de staatssecretaris en ook tot verder onderzoek.
StaatssecretarisBleker:
Dat verschil van taxatie is precies de reden waarom de heer Van Gerven de motie heeft ingediend en ik de aanname van de motie ontraad. Ik zie geen aanleiding en geen aanwijzing.
Devoorzitter:
Laatste keer, mijnheer Van Gerven.
De heerVan Gerven (SP):
De staatssecretaris verschuilt zich achter de motivatie van mevrouw Van Veldhoven. Die was heel anders.
StaatssecretarisBleker:
Mijnheer Van Gerven, dan hebt u er een extra motivatie bij gekregen.
Ik kom nu op de motie-Ouwehand/Jacobi op stuk nr. 184. Ik ontraad deze eveneens vanwege de argumenten die ik al eerder heb aangegeven. De stoffen worden gericht aan een herbeoordeling onderworpen. Het gaat overigens niet om zes, maar om zeven stoffen in de categorie neonicotinoïden. Die worden bij de herbeoordeling betrokken. Dit is de manier waarop wij dit willen doen.
Ik ga nu in op de motie-Ouwehand/Jacobi op stuk nr. 185. Wij hebben het volgens mij over de effecten van bepaalde stoffen op bijensterfte. Er is nu geen aanleiding om die effecten op alle insecten te toetsen. Daarbij komt dat de bij in de onderzoeken als een valide indicator wordt gezien voor tal van andere insecten die daaraan gelieerd zijn. Als je eenmaal negatieve conclusies moet trekken in de zin van schadelijke effecten op bijen, mag je aannemen dat die effecten evenzeer voor andere, gelieerde insecten het geval zijn. Dit geldt andersom ook. Als je geen negatieve effecten hoeft te constateren, kun je in beginsel dezelfde redenering hanteren.
Dan de motie-Ouwehand op stuk nr. 186. Ik heb dit zopas aangegeven. Ook dat doen wij op basis van dat verkennende onderzoek en de herbeoordeling. Dan kan dit de conclusie zijn, maar alleen na een check op basis van die herbeoordeling. Je kunt niet ins Blaue hinein zeggen: die stof niet meer in het algemeen. Het gaat om de toepassing van de stof in de concrete situatie. Ik ontraad deze motie dus, want die past niet bij de systematiek die in feite aansluit op de eerdere motie waaraan wij uitvoering geven.
De motie-Ouwehand op stuk nr. 187 gaat over de etikettering. De bestaande regelgeving biedt al voldoende mogelijkheden voor de aanpak van onjuiste reclame. Als er echt iets mis is, zoals in het geval waar mevrouw Ouwehand over spreekt, namelijk de bijvriendelijke advertentie, kom ik daarop terug en anders niet.
Voor de motie-Grashoff/Jacobi op stuk nr. 188 geldt dezelfde redering. Wij hanteren als basis van zorgvuldigheid per geval een herbeoordeling en trekken dan conclusies. Bij twijfel geldt: opschorten en verbieden; niet deze algemene redenering.
Ik kom bij de motie-Koopmans/Ouwehand op stuk nr. 189 over € 65.000. Er wordt nu gewerkt aan een nieuw signaleringsnetwerk groene ruimte met circa 1000 waarnemers. Het ministerie van Economie, Landbouw en Innovatie is voornemens om daaraan bij te dragen. Ik zou de indieners dus willen vragen of zij het goed vinden als ik de Kamer informeer zodra duidelijk is hoe het signaleringsnetwerk eruit gaat zien. Misschien is het dus verstandig om de motie aan te houden.
De heerGrashoff (GroenLinks):
Is de staatssecretaris het met mij eens dat het enige verschil tussen het dictum van mijn motie op stuk nr. 188 en zijn aanpak is dat hij meent de komende weken iets meer tijd nodig te hebben voor het maken van die beoordeling? Volgens mij kiest hij namelijk dezelfde criteria als ik: situaties waarbij daadwerkelijk contact is met bijen. Hij is niet voor niets begonnen met hoogstamfruit en dergelijke. Hij wil hier ook geen risico mee nemen. Als het alleen over een verschil van enkele weken gaat, ben ik eventueel bereid om de motie aan te houden, maar ik wil dat graag expliciet van de staatssecretaris horen.
StaatssecretarisBleker:
Het is inderdaad een kwestie van weken; niet enkele, maar een serie weken. Stap voor stap zullen we de herbeoordeling de verkennende fase van de herbeoordeling tegen het licht houden. Dat kan leiden tot de conclusie: deze toepassing in deze omstandigheid niet. Dat is toch iets anders dan in de motie vermeld staat.
De heerGrashoff (GroenLinks):
Ik denk er nog even over na.
De heerKoopmans (CDA):
Misschien kan de staatssecretaris, eventueel schriftelijk, wat uitgebreider aangeven hoe het andere programma gaat werken. Alterra werkt nu met 500 vrijwilligers. Ik kan me niet indenken dat het nieuwe programma met 1000 vrijwilligers gaat werken en dat dit heel andere vrijwilligers zullen zijn. Er is natuurlijk slechts een beperkt aantal mensen dat dergelijk werk met kennis en gemotiveerd doet. Ik ga er dus van uit dat de staatssecretaris ervoor zorgt dat een en ander minimaal naadloos op elkaar aansluit, opdat zeker de vrijwilligers het enthousiasme op dat punt niet zullen verliezen.
StaatssecretarisBleker:
Daar zullen wij actief op toezien. Ik kan op dat punt een leuke anekdote vertellen. Ik liep eens met de hond langs de Wollinghuizerweg en kwam toen mijn buurvrouw tegen met iets wat leek op een netje waarmee je vissen kunt vangen. Ik zei: goh, ga je vissen vangen? Ze zei: nee, ik zit bij het netwerk dat vlinders telt. Dat vond ik leuk. Misschien kan ik haar wel helpen door de ingediende motie uit te voeren. Soms is de vreugde dicht bij huis, en ik heb wel een beetje vreugde nodig. Eerst ging het over ritueel slachten, daarna over de bijen. Je zou denken dat dat een mooi onderwerp is, maar dan gaat het toch weer over bijensterfte. Ik kom uiteindelijk dicht bij huis.
De heerKoopmans (CDA):
Dan wachten we even af tot u ons laat weten hoe dit twee systemen in elkaar overgaan. Ik kan me voorstellen dat dit al voor de stemmingen kan.
StaatssecretarisBleker:
Jazeker.
De motie op stuk nr. 190 van mevrouw Jacobi, mevrouw Van Veldhoven de heer Grashoff is ondersteuning van beleid.
Ik zal mevrouw Ouwehand in de eerste voortgangsrapportage over de herbeoordeling berichten over het onderzoek van de Gezondheidsraad uit 2000.
MevrouwOuwehand (PvdD):
Ik dank de staatssecretaris voor de toezegging op de motie die ik samen met de heer Koopmans heb ingediend. Ik heb begrepen dat men bij Alterra niet weet wat er gebeurt en ga ervan uit dat de staatssecretaris ervoor zorgt dat ook Alterra goed geïnformeerd wordt. Ik denk dat het wel klopt, maar graag nog even een bevestiging.
De staatssecretaris heeft gezegd dat hij binnen enkele weken terugkomt op die andere middelen. Aan welke termijn moeten wij denken? Ik zou denken: maximaal twee weken.
StaatssecretarisBleker:
Vier!
MevrouwOuwehand (PvdD):
Drie!
StaatssecretarisBleker:
Dacht ik al. Dan houden wij het daarop. Ik zal contact opnemen met Alterra.
De beraadslaging wordt gesloten.
Devoorzitter:
Ik constateer dat de motie op stuk nr. 189 wordt aangehouden.
De heerKoopmans (CDA):
Voorzitter. De staatssecretaris zal ons voor de stemmingen laten weten hoe een en ander in elkaar overloopt, dus ik hou de motie nog niet aan.
Devoorzitter:
Ik heb het geprobeerd. Wij zullen volgende week dinsdag over de moties stemmen.
Sluiting 22.29 uur.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20102011-73-9.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.