5 Studiefinanciering

Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 6 april 2011 over studiefinanciering.

Devoorzitter:

Als eerste begroet ik de heer De Rouwe; het is bijzonder dat hij er weer is. Ik wens de jonge vader van harte geluk met de geboorte van zijn zoon Twan. Hij weegt iets meer dan zeven pond; u hoort, ik weet alles.

Het woord is aan de heer Klaver.

De heerKlaver (GroenLinks):

Voorzitter, ik kan niet bogen op zoveel kennis als u, maar ik feliciteer de heer De Rouwe van harte met de geboorte van zijn zoon.

In navolging van het AO studiefinanciering van vorige week dien ik een tweetal moties in. De eerste motie behandelt de weigerachtige ouders. In het systeem zoals wij dat nu kennen, is de bijdrage van ouders aan de studiekosten van groot belang. Mijn fractie vindt dat dit in de huidige plannen te zeer wordt uitgekleed. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de staatssecretaris aankondigt, de regeling voor studerenden met weigerachtige of onvindbare ouders te willen afschaffen;

constaterende dat de staatssecretaris opmerkt dat deze regeling in toenemende mate in een behoefte voorziet;

overwegende dat de complexiteit van de uitvoering van de regeling geen argument is voor de afschaffing, maar voor de aanpassing ervan;

overwegende dat de ouderlijke bijdrage een essentieel onderdeel is van het huidige stelsel van studiefinanciering en weigerachtige of onvindbare ouders geen obstakel mogen zijn voor de toegang tot hoger onderwijs;

verzoekt de regering, de regeling voor studerenden met weigerachtige of onvindbare ouders aan te passen zodat deze beter uitvoerbaar is,

en gaat over tot de orde van de dag.

Devoorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Klaver, Jasper van Dijk en Jadnanansing. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 96 (24724).

De heerKlaver (GroenLinks):

Tot slot wil ik een motie indienen over studenten die in 2008 te veel hebben bijverdiend. Halverwege dat jaar is de bijverdiengrens aangepast. Daarbij is niet alleen gecorrigeerd voor inflatie maar is men ook overgegaan van netto-inkomen op verzamelinkomen. Ik verzoek de staatssecretaris in mijn motie om daar nog eens kritisch naar te kijken.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de bijverdiengrens halverwege het studiejaar 2007–2008 is aangepast van het netto-inkomen naar het verzamelinkomen;

constaterende dat het aantal studenten dat een waarschuwing ontving omdat zij de bijverdiengrens waarschijnlijk overschreden hebben, explosief is gestegen na invoering van deze wijziging, van 14.600 naar 20.000 gevallen;

constaterende dat studenten die de bijverdiengrens overschrijden, het gehele bedrag dat zij in 2008 hebben verdiend boven de bijverdiengrens en een premie voor het studentenreisproduct moeten terugbetalen;

overwegende dat ondernemende en hard werkende studenten disproportioneel gestraft worden voor een te hoog inkomen;

verzoekt de regering, uit te zoeken hoeveel van de studenten die in 2008 de bijverdiengrens hebben overschreden ook de bijverdiengrens die aan het begin van het studiejaar 2007–2008 van kracht was, hebben overschreden,

en gaat over tot de orde van de dag.

Devoorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Klaver en De Rouwe. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 97 (24724).

De heerDe Rouwe (CDA):

Voorzitter, dank voor uw mooie woorden. Ik mag hopen dat Twan in de toekomst ook mag genieten van de studiefinanciering. Maar goed, laat ik het niet politieker maken dan het is.

Er is al gemeld dat de motie van de heer Klaver mede door mij is ingediend. Die zal ik dan ook niet verder toelichten. Ik wil wel nog een ander punt noemen, namelijk dat ook wij opmerkingen hebben gemaakt in het AO over weigerachtige ouders en onvindbare ouders. Daar heeft mijn partij echter een voorbehoud bij gemaakt, omdat de uitwerking nog moet komen. Omdat ik ook een beetje voorzichtig wil zijn met moties, dien ik geen motie in en steun ik de motie daarover ook nog niet. Het kabinet moet met een plan voor de uitvoering komen. Ik wil echter toch wel gemarkeerd hebben dat wij in het AO vraagtekens hebben geplaatst bij de uitvoering hiervan, maar geen motie indienen.

De heerJasper van Dijk (SP):

Voorzitter. Ook ik feliciteer de heer De Rouwe met de geboorte van zijn zoon.

Ik wilde een vraag stellen naar aanleiding van een bericht dat vanochtend in de krant stond. Ik kan die vraag morgen stellen, omdat we dan langer praten over de langstudeerders. Maar ik kan hem ook nu stellen, omdat we nu een verslag algemeen overleg hebben over studiefinanciering. De vraag sluit bij beide onderwerpen aan. Misschien komt de staatssecretaris er liever morgen op terug, maar ik stel hem nu wel alvast de vraag. Wat vindt hij van de proef die de Erasmus Universiteit volgend jaar wil houden waarbij eerstejaarsstudenten alle 60 punten moeten halen? Dit geldt voor de faculteit sociale wetenschappen. Het is prima dat studenten worden aangespoord om hard te studeren, maar 60 van de 60 punten eisen, gaat te ver. Een student hoeft maar een week ziek te zijn waardoor hij een tentamen mist, en hij wordt al van de opleiding verwijderd.

Devoorzitter:

Dank u wel. Ik maak hier een beetje bezwaar tegen.

De heerJasper van Dijk (SP):

Ik heb het uitgelegd, voorzitter.

Devoorzitter:

Ik weet dat u het uitgelegd hebt. U vroeg toestemming aan de staatssecretaris, maar u krijgt die van mij niet, want anders gaan we iedere keer een debat uitbreiden en uitbreiden. Morgen staat het op de agenda. We houden ons bij wat in het algemeen overleg besproken is, want dit gaat om het verslag van een algemeen overleg.

De heerJasper van Dijk (SP):

Dat snap ik heel goed. Ik heb mijn vraag gesteld. Ik wacht in spanning af.

Devoorzitter:

Het was een vooraankondiging. U gaat nu door?

De heerJasper van Dijk (SP):

Ik laat het hierbij. Dank u wel.

StaatssecretarisZijlstra:

Voorzitter. Ik dank de Kamer voor haar bijdrage. Ik ga direct in op de moties. De discussie die de heer Van Dijk begon, komt ongetwijfeld morgen weer aan de orde, hoewel die morgen ook niet op de agenda staat, zeg ik tegen de voorzitter met een kleine knipoog.

Ik begin met de motie op stuk nr. 96 van de heer Klaver, de heer Van Dijk en mevrouw Jadnanansing. Die gaat over weigerachtige of onvindbare ouders. Ook de heer De Rouwe sprak daarover. Het kabinet heeft aangegeven dat het de situatie anders vindt dan toen deze regeling werd ingevoerd. Wij vinden dat als iemand 18 jaar wordt, hij of zij zelfstandig wordt. Waar sprake is van weigerachtige ouders, is dat een conflict tussen kind en ouder waarin de overheid geen primaire rol moet spelen. Wat wel belangrijk is, is dat wij het mogelijk maken om te studeren. Er is namelijk inmiddels geregeld dat via de Belastingdienst gegevens van de weigerachtige ouders opgevraagd kunnen worden, waardoor men alsnog in aanmerking kan komen voor een aanvullende beurs, ook zonder medewerking van ouders. Daar waar dat niet het geval is, heeft men inmiddels de mogelijkheid gekregen om te lenen.

In het debat heeft de heer De Rouwe aangegeven nog een probleem te zien met onvindbare ouders. Ik heb toegezegd om daar in de uitwerking van het wetsvoorstel nader invulling aan te geven. Ik denk dat we te zijner tijd het debat moeten voeren over hoe en wat precies. Ik constateer wel dat de indieners de bereidheid uitspreken om de maatregel aan te passen. Er staat namelijk: "verzoekt de regering, de regeling voor studerenden met weigerachtige of onvindbare ouders aan te passen zodat deze beter uitvoerbaar is." Dat vind ik een positieve stap, maar het is nog te vroeg om te zeggen hoe en wat precies. Op zich vraagt de motie dat ook niet. Ik kan er dus ook de invulling aan geven dat afschaffing van de regeling ook een aanpassing is. Dat proef ik echter niet geheel uit de motie. Ik vind dat we het in redelijkheid met elkaar moeten wisselen. Het kabinet streeft naar afschaffing van de regeling, omdat het geen taak is van de overheid. Maar we hebben de argumenten van de verschillende fracties gehoord en zullen daar aandacht aan besteden bij de uitwerking van het wetsvoorstel. Dat leidt tot hetzij een motivering waar de Kamer zich in kan vinden, hetzij tot een andere conclusie als we denken dat het tot problemen gaat leiden. Tot zover ben ik gegaan in het AO en ga ik ook weer vandaag. Binnen die context kan ik aanneming van de motie in de huidige vorm ontraden.

De heerKlaver (GroenLinks):

Ik ben in ieder geval blij dat de staatssecretaris ziet hoe breed dit leeft in de Kamer en dat hij merkt dat er bezwaren zijn tegen en vraagtekens rondom de voorgestelde aanpassingen. Ik ben blij dat hij toezegt, daar kritisch naar te kijken. Ik houd mijn motie dan ook tot nader order aan. Als de motivering van de staatssecretaris onvoldoende zou blijken te zijn, of als de regeling helemaal wordt afgeschaft, kom ik ermee terug.

Devoorzitter:

Op verzoek van de heer Klaver stel ik voor, zijn motie (24724, nr. 96) van de agenda af te voeren.

Daartoe wordt besloten.

StaatssecretarisZijlstra:

Dan kom ik op de motie-Klaver/De Rouwe op stuk nr. 97. Ik feliciteer overigens de heer Rouwe namens het kabinet van harte met de geboorte van zijn zoon Twan Xander. De motie gaat over de bijverdiengrens en de wijziging die op 1 januari 2008 inging, wat feitelijk midden in het studiejaar was. Ik heb tijdens het AO al toegezegd dat het kabinet een berekening zal maken in generieke zin om te bezien in hoeverre sprake was van een andere situatie voor studenten van de netto situatie zoals die in 2007 was en de bruto situatie vanaf 1 januari 2008. Het bedrag is opgehoogd en naar onze overtuiging heeft dat niet geleid tot een verslechtering voor de studenten. Ik heb ook toegezegd dat als uit dat generieke overzicht blijkt dat er wel degelijk sprake is van een significante afwijking, het kabinet uiteraard de noodzaak zal zien om daarop een reactie te geven aan de Kamer. Als wij ervan uitgaan dat het geen effect heeft en het blijkt wel effect te hebben, kan ik immers niet zomaar zeggen: pech, u ziet maar. In dat geval, als dat zich voordoet, zal het kabinet de Kamer duidelijk maken welke oplossingsrichting het ziet.

Dat kunnen wij echter alleen maar doen als wij daadwerkelijk een probleem constateren. Deze motie gaat een heel eind die kant op. Het probleem dat ik echter met de motie heb, is dat er staat: hoeveel van de studenten de bijverdiengrens hebben overschreden. Feitelijk vraagt de motie dus om individuele toetsing per student voor alle 20.000 studenten. Alleen dan kan ik immers vaststellen hoeveel studenten het betreft. Om te voorkomen dat we een enorme exercitie moeten plegen waaraan veel ambtelijke capaciteit moet worden besteed, zowel bij het ministerie als bij DUO, wil ik toch vasthouden aan mijn idee om eerst de exercitie te plegen die ik heb toegezegd, namelijk kijken of er sprake is van een significante afwijking in generieke zin. Ik verzoek de Kamer om hierin mee te gaan. De resultaten van dat onderzoek gaan naar de Kamer toe. Ik twijfel er niet aan dat op het moment dat er een beeld naar voren komt dat de Kamer in meerderheid niet aanstaat, zij met mij daarover van gedachten zal willen wisselen. Dat zal ik dan ook zelf willen. Echter de motie aannemen zoals zij nu voorligt, betekent dat we een grote exercitie moeten aangaan in een tijd waarin we proberen minder bureaucratie en minder ambtenaren te krijgen. Dat lijkt mij dus een onverstandige weg. In die zin ontraad ik de motie, hoewel ik de strekking erachter natuurlijk onderschrijf, zoals ik ook al in het AO heb gezegd.

De heerKlaver (GroenLinks):

Ik heb twee vragen. Ten eerste. De staatssecretaris heeft het over een significante afwijking. Is het feit echter dat het aantal studenten dat over de grens is gegaan, is gestegen van 14.000 naar 20.000 al niet een heel grote, significante afwijking? Ten tweede. De individuele exercitie is al eens gedaan door toen nog de IB-Groep. De gegevens voor de Belastingdienst zijn dus gewoon aanwezig. Het enige wat moet gebeuren, is een vrij eenvoudige bewerking waarvoor we niet een heel ambtenarenapparaat aan het werk hoeven te zetten, waarbij we de Belastingdienstgegevens gewoon eventjes langs de oude grens leggen in plaats van langs de nieuwe. Dat hoeft helemaal niet zo omslachtig te zijn.

StaatssecretarisZijlstra:

Ik ben altijd erg voorzichtig met de opmerking dat dit soort dingen "niet zo omslachtig zijn". Maar laat ik eerst de eerste vraag beantwoorden. Er is een stijging van 14.000 naar 20.000. Die stijging is overigens als je het lijntje van de jaren ervoor doortrekt, gewoon lineair. Er is dus geen grotere stijging dan in voorgaande jaren; we zien een continue stijging van het aantal studenten dat over de bijverdiengrens heen is gegaan. Ik heb dat nog voor het AO al schriftelijk duidelijk gemaakt. We moeten ons hierbij realiseren dat dit de 20.000 zijn die op basis van de eerste gegevens een overschrijding hebben. Studenten zitten nu in een procedure waarin ze kunnen reageren. Ervaring leert dat in deze procedure een aantal zal kunnen aantonen dat bepaalde inkomsten anders lagen, waardoor het aantal van 20.000 lager wordt. Ik durf de stelling wel aan dat er sprake zal zijn van een stijging ten opzichte van het jaar ervoor, maar dat is geen significante stijging ten opzichte van eerdere stijgingen. De vraag blijft hoe groot de exercitie is. De heer Klaver heeft signalen dat het heel eenvoudig is, maar ik heb signalen dat het iets minder eenvoudig is. Ik probeer mijn hand te reiken, hoewel die wel voor een deel in het gips zit! De eerste stap is een generieke beoordeling. De discussie over significant zullen we ongetwijfeld voeren, maar als het € 1 is, wil ik een debat voorkomen. U, voorzitter, en de leden van de Kamer zullen dat begrijpen. Laten we eerst die exercitie doen. De Kamer heeft bij mij de bereidheid geproefd dat we, als daar een beeld uitkomt dat de richting uitgaat waarvoor de heer Klaver en de heer De Rouwe vrezen, de discussie aan zullen gaan over de vraag hoe we dat kunnen oplossen. Het kan dan zijn dat we zeggen dat deze exercitie gedaan moet worden, maar zij is niet eenvoudig, het kan zijn dat we een andere oplossing verzinnen. Ik wil dit soort zaken pas inzetten op het moment dat de noodzaak breder is aangetoond dan nu. Ik heb ook in het AO al aangegeven dat studenten elk jaar pogen om de bijverdiengrens af te toppen en er net onder te blijven. Elk jaar gebeurt het dat zij eroverheen gaan, omdat dit namelijk niet met een schaartje te knippen is. Een tientje kan dan, zeker in de regeling die in 2008 nog gold, heel duur uitvallen. Ik wil voorkomen dat we studenten de illusie geven dat zij dit konden berekenen en dat zij het probleem voor hadden kunnen zijn. Het is niet op een euro te berekenen.

De heerKlaver (GroenLinks):

Tot slot nog een opmerking van mijn kant. Ik hoor deze staatssecretaris, maar vaak ook andere leden van het kabinet zeggen dat de kosten voor onderzoek vrij hoog liggen. Wat in dit geval volgens mij in het gedrang is, is de rechtszekerheid voor deze studenten. Een overheid gaat over meer dan alleen kostenbeheersing. Het is zeer belangrijk om ook een betrouwbare overheid te zijn, juist ten opzichte van studenten en juist ook in deze tijd.

StaatssecretarisZijlstra:

Mijn toezegging in het AO, die ik hier heb herhaald, ligt precies in die lijn. Mijn ambtsvoorganger heeft dit beleid ingezet uitgaande van de gedachte dat dit min of meer gelijkloopt. Op verzoek van de Kamer gaan we vaststellen of dat inderdaad de uitwerking is geweest. Als dat niet het geval blijkt te zijn, dan hebben we op dat moment nader overleg over de vraag op welke wijze wij het probleem dat zich dan concreet voordoet, zullen tackelen. Ik hecht aan die volgorde, omdat daarmee wordt voorkomen dat we meteen met hagel schieten, terwijl gericht schieten voldoende kan zijn. Dat lijkt mij een verstandige zet. Ik wijs de motie dus niet in principe af, maar ik doe liever eerst de door mij genoemde stap. Om die reden vraag ik om de motie aan te houden. Als de heer Klaver haar in stemming wil brengen, ontraad ik haar.

Devoorzitter:

Dat horen we dan nog. Ik kijk even naar de heer Klaver en zie dat hij daar nog over nadenkt.

De beraadslaging wordt gesloten.

Devoorzitter:

Volgende week dinsdag zal over de motie worden gestemd.

De vergadering wordt van 16.55 uur tot 17.00 uur geschorst.

Voorzitter: Neppérus

Naar boven