Rijkswet van 13 december 2012 tot aanpassing van de Wet militaire strafrechtspraak, het Wetboek van Militair Strafrecht en de Wet Militair tuchtrecht in verband met gewijzigde regelgeving en herstel van technische onvolkomenheden

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Wet militaire strafrechtspraak, het Wetboek van Militair Strafrecht en de Wet militair tuchtrecht aan te passen aan wijzigingen in de Wet op de rechterlijke organisatie, de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren en het Wetboek van Strafvordering, alsmede enkele technische en redactionele wijzigingen in de genoemde rijkswetten aan te brengen in verband met het herstel van onjuiste verwijzingen, technische inconsequenties en verschrijvingen;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, de bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet militaire strafrechtspraak wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het woord «wet» wordt telkens vervangen door: rijkswet.

2. In het tweede lid, onder a en b, wordt «het Europese deel van het Koninkrijk» telkens vervangen door: het Europese deel van Nederland

B

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het tweede en derde lid tot derde en vierde lid komen het eerste en tweede lid te luiden:

  • 1. Onverminderd de artikelen 10 en 17 en behoudens de uitzonderingen bij de wet gemaakt, berust de bevoegdheid tot kennisneming in eerste aanleg van strafbare feiten, begaan door militairen en door hen die ten aanzien van zodanige feiten bij of krachtens de wet met Nederlandse militairen zijn gelijkgesteld, bij de rechtbank, genoemd in artikel 55 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

  • 2. Zaken betreffende strafbare feiten als bedoeld in artikel 382 van het Wetboek van Strafvordering worden behandeld en beslist door de militaire kantonrechter, bedoeld in artikel 49 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De overige zaken worden behandeld en beslist door de militaire kamers, bedoeld in artikel 55 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

2. Het derde lid (nieuw) wordt als volgt gewijzigd:

a. De aanhef komt te luiden:

In tijd van oorlog is het tweede lid niet van toepassing en nemen de militaire kamers, bedoeld in artikel 55 van de Wet op de rechterlijke organisatie, onverminderd het eerste lid, in eerste aanleg kennis van:

b. In onderdeel 1° wordt «door Ons» vervangen door: bij koninklijk besluit.

3. Het vierde lid (nieuw) komt te luiden:

  • 4. De rechtsmacht van de in het eerste lid bedoelde rechtbank strekt zich eveneens uit over de strafbare feiten, omschreven in de Wet op de economische delicten. In afwijking van artikel 38, tweede volzin, van de Wet op de economische delicten worden deze zaken behandeld en beslist door de militaire kamers, bedoeld in artikel 55 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

4. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 5. Artikel 45, tweede lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie is van toepassing.

  • 6. Onder oorlog als bedoeld in het derde lid wordt mede verstaan: een gewapend conflict dat niet als oorlog kan worden aangemerkt en waarbij het Koninkrijk is betrokken, hetzij ter individuele of collectieve zelfverdediging, hetzij tot herstel van internationale vrede en veiligheid.

C

Artikel 3 komt te luiden:

Artikel 3

  • 1. Het rechtsgebied van de rechtbank, genoemd in artikel 55 van de Wet op de rechterlijke organisatie, is met betrekking tot de in artikel 2 omschreven rechtsmacht onbegrensd, doch strekt zich niet uit over het rechtsgebied van enig ander bij of krachtens deze rijkswet aangewezen gerecht, tot de uitoefening van de in artikel 2 omschreven rechtsmacht bevoegd.

  • 2. De militaire kamers van de rechtbank, genoemd in artikel 55 van de Wet op de rechterlijke organisatie, kunnen zitting houden buiten de hoofdplaats van de rechtbank.

D

In artikel 4, eerste lid, vervalt: uitsluitende.

E

Artikel 5 vervalt.

F

Artikel 6, eerste tot en met vierde lid, komt te luiden:

  • 1. De militaire leden, bedoeld in artikel 55, tweede lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie worden op voordracht van Onze Minister van Veiligheid en Justitie, in overeenstemming met Onze Minister van Defensie, bij koninklijk besluit benoemd.

  • 2. Om te kunnen worden benoemd tot militair lid, moet men militair zijn en voldoen aan de bij of krachtens artikel 5 van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren gestelde beroepsvereisten en niet behoren tot de Koninklijke marechaussee.

  • 3. De militaire leden worden voor de tijd van vier jaren benoemd. Zij zijn bij hun aftreden tweemaal herbenoembaar. Het militaire lid wordt op eigen verzoek bij koninklijk besluit ontslagen. Indien het militair lid niet meer voldoet aan een van de eisen, genoemd in het tweede lid, heeft dit van rechtswege ontslag als militair lid tot gevolg.

  • 4. Op de militaire leden zijn de artikelen 4, 46c tot en met 46g, 46i met uitzondering van het eerste lid, onderdeel c, 46j, 46l, 46m, 46o en 46p van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren van overeenkomstige toepassing.

G

Artikel 7 vervalt.

H

Artikel 8 komt te luiden:

Artikel 8

  • 1. De militaire kamer van het gerechtshof, genoemd in artikel 68 van de Wet op de rechterlijke organisatie, is bevoegd tot het oordeel in hoger beroep over de daarvoor vatbare vonnissen van de militaire kamers van de rechtbank, genoemd in artikel 55 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

  • 2. De militaire kamer van het gerechtshof kan zitting houden buiten de hoofdplaats van het gerechtshof.

I

Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste, tweede lid en derde lid komen te luiden:

  • 1. De militaire leden, bedoeld in artikel 68, tweede lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie worden op voordracht van Onze Minister van Veiligheid en Justitie, in overeenstemming met Onze Minister van Defensie bij koninklijk besluit benoemd.

  • 2. Tot militair lid wordt slechts benoemd een militair die voldoet aan de bij of krachtens artikel 5 van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren gestelde beroepsvereisten, die ten minste de rang van kapitein ter zee of kolonel bekleedt en die niet behoort tot de Koninklijke marechaussee.

  • 3. Aan militairen met de rang van kapitein ter zee of kolonel wordt als militair lid de titulaire rang van commandeur, brigade-generaal of commodore toegekend.

2. Het vierde lid vervalt.

3. Het vijfde lid wordt vernummerd tot vierde lid.

J

Artikel 10 komt te luiden:

Artikel 10

  • 1. Bij koninklijk besluit kunnen op voordracht van Onze Ministers van Veiligheid en Justitie en van Defensie, in het gebied waarvoor een uitzonderingstoestand is afgekondigd, of voor de berechting buiten het Koninkrijk een of meer mobiele rechtbanken worden ingesteld.

  • 2. Bij koninklijk besluit kan worden bepaald dat een daarbij aan te wijzen militaire autoriteit in het gebied waarvoor een uitzonderingstoestand is afgekondigd, een of meer mobiele rechtbanken kan instellen.

  • 3. Artikel 2, met uitzondering van het tweede lid, is van overeenkomstige toepassing op een mobiele rechtbank.

  • 4. Indien meer dan een mobiele rechtbank worden ingesteld wordt bij het ingevolge het eerste of tweede lid genomen koninklijk besluit hun onderlinge betrekkelijke bevoegdheid geregeld. De militaire kamers van de rechtbank, genoemd in artikel 55 van de Wet op de rechterlijke organisatie, nemen bij voorkeur geen kennis van een feit waarvan ook een mobiele rechtbank kan kennis nemen.

  • 5. Zodra de omstandigheden die tot de instelling van een mobiele rechtbank hebben geleid, hebben opgehouden te bestaan, of zoveel eerder als dienstig wordt geoordeeld, wordt die mobiele rechtbank bij koninklijk besluit op voordracht van Onze Ministers van Veiligheid en Justitie en van Defensie opgeheven. In het koninklijk besluit wordt tevens de afdoening van de nog bij die rechtbank aanhangige zaken geregeld.

K

Artikel 11 komt te luiden:

Artikel 11

  • 1. Een mobiele rechtbank houdt zitting en beslist met drie leden, van wie twee, onder wie de voorzitter, rechterlijke ambtenaren met rechtspraak belast als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van de Wet op de rechterlijke organisatie zijn en één militair lid is.

  • 2. Indien een of twee rechterlijke ambtenaren met rechtspraak belast, bedoeld in het eerste lid, niet beschikbaar zijn, wordt hun plaats ingenomen door militaire leden. Ingeval slechts één rechterlijk ambtenaar met rechtspraak belast aanwezig is, fungeert deze als voorzitter. Indien geen rechterlijk ambtenaar met rechtspraak belast, aanwezig is, wordt de rechtbank voorgezeten door het militaire lid dat het oudste is in benoeming als militair lid.

  • 3. Op de militaire leden, bedoeld in het eerste en tweede lid, is artikel 6, tweede, vierde, vijfde en zesde lid, van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat aan de bij of krachtens artikel 5 van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren gestelde beroepsvereisten bij voorkeur dient te worden voldaan. Tevens zijn de artikelen 7, derde lid, 12 en 13 van de Wet op de rechterlijke organisatie van overeenkomstige toepassing.

  • 4. Indien een mobiele rechtbank is ingesteld, worden bij koninklijk besluit op voordracht van Onze Minister van Veiligheid en Justitie, in overeenstemming met Onze Minister van Defensie, de voorzitter en zoveel leden als dienstig wordt geoordeeld, benoemd. Ingeval de in artikel 10, tweede lid, bedoelde militaire autoriteit de rechtbank heeft ingesteld, benoemt hij de voorzitter en zoveel leden als hij dienstig oordeelt. Hij voert inzake die benoemingen zo mogelijk overleg met de genoemde ministers en de voorzitter van de mobiele rechtbank.

L

Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «de militaire kantonrechter of de militaire kamer van de arrondissementsrechtbank» vervangen door: de militaire kamers van de rechtbank, genoemd in artikel 55 van de Wet op de rechterlijke organisatie,.

2. In het tweede lid wordt «de in artikel 3 genoemde rechtbank, onderscheidenlijk de militaire kantonrechter» vervangen door: de militaire kamers van de rechtbank, genoemd in artikel 55 van de Wet op de rechterlijke organisatie,.

M

Artikel 13 komt te luiden:

Artikel 13

  • 1. Bij een mobiele rechtbank zijn met de handhaving van de wetten, met de vervolging van strafbare feiten en het doen uitvoeren van de vonnissen belast leden van het openbaar ministerie. De artikelen 2, derde lid, 5, en 5f van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren en artikel 136, vijfde lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie zijn van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat de benoeming geschiedt op de wijze in artikel 11, vierde lid, voorzien.

  • 2. Bij afwezigheid van leden van het openbaar ministerie kunnen met de waarneming van de taak van het openbaar ministerie militairen worden belast. Het daartoe strekkend besluit wordt bij koninklijk besluit genomen op voordracht van Onze Ministers van Veiligheid en Justitie en Defensie, of indien zodanig besluit niet kan worden afgewacht, door de voorzitter van de rechtbank.

  • 3. Op de waarnemende militairen, bedoeld in het tweede lid, is artikel 6, vijfde en zesde lid, van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat zij bij voorkeur dienen te voldoen aan de bij of krachtens artikel 5 van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren gestelde beroepsvereisten. Tevens is artikel 13 van de Wet op de rechterlijke organisatie van overeenkomstige toepassing.

N

Artikel 14 komt te luiden:

Artikel 14

  • 1. Bij een mobiele rechtbank worden op de wijze, in artikel 11, vierde lid, voorzien, gerechtsambtenaren, rechterlijke ambtenaren in opleiding of gerechtsauditeurs benoemd die de werkzaamheden verrichten die bij of krachtens de wet aan de griffier zijn opgedragen.

  • 2. Bij afwezigheid van de gerechtsambtenaren, rechterlijke ambtenaren in opleiding of gerechtsauditeurs kunnen met de waarneming van de griffierstaken militairen worden belast. Het daartoe strekkend besluit wordt bij koninklijk besluit genomen op voordracht van Onze Ministers van Veiligheid en Justitie en Defensie, of, indien zodanig besluit niet kan worden afgewacht, door de voorzitter van de mobiele rechtbank.

  • 3. Op de waarnemende militairen, bedoeld in het tweede lid, zijn de artikelen 6, vijfde en zesde lid van deze rijkswet, en 13 en 14, zevende lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie van overeenkomstige toepassing. Tevens is artikel 1 van het Besluit beëdiging en vergoeding buitengriffiers en waarnemend griffiers van overeenkomstige toepassing.

O

In artikel 15, tweede lid, wordt «behoort tot de rechterlijke macht» vervangen door: is een rechterlijk ambtenaar met rechtspraak belast.

P

Artikel 16 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Artikel 8 is van overeenkomstige toepassing op de vonnissen van de mobiele rechtbank.

2. In het tweede lid wordt «Artikel 95 van de Wet op de rechterlijke organisatie» vervangen door: Artikel 78, eerste, vijfde en zesde lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie.

Q

Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het vijfde lid wordt «in Aruba, Curaçao en Sint Maarten en in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba » vervangen door: binnen het in het eerste lid bedoelde bevelsgebied.

2. In het zesde lid wordt «Artikel 5, eerste en tweede lid,» vervangen door: Artikel 55, tweede en derde lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie.

3. In het achtste lid wordt «het wapen der Koninklijke marechaussee» vervangen door: de Koninklijke marechaussee.

4. Het elfde lid komt te luiden:

  • 11. Overdracht van een zaak die in eerste aanleg bij een militaire kamer van de rechtbank, genoemd in artikel 55 van de Wet op de rechterlijke organisatie, of bij een mobiele rechtbank aanhangig is met betrekking tot een persoon die zich bevindt binnen het in het eerste lid bedoelde bevelsgebied, dan wel overdracht van een zaak die bij een militaire kamer van een der in het eerste lid genoemde gerechten in eerste aanleg aanhangig is met betrekking tot een persoon die zich niet meer in het rechtsgebied van deze gerechten bevindt, naar de militaire kamer van de rechtbank, genoemd in artikel 55 van de Wet op de rechterlijke organisatie, of naar een mobiele rechtbank, kan plaatsvinden in de stand waarin de zaak zich op dat ogenblik bevindt. Uitvoering van deze overdracht geschiedt door het openbaar ministerie.

R

Artikel 18 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid vervalt.

2. Het tweede tot en met achtste lid worden vernummerd tot eerste tot en met zevende lid.

3. In het derde lid (nieuw) wordt «Aruba, Curaçao of Sint Maarten of in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba» vervangen door: binnen het in artikel 17, eerste lid, bedoelde bevelsgebied.

4. In het vierde lid (nieuw) wordt «Artikel 9, eerste, tweede en derde lid, is van overeenkomstige toepassing» vervangen door: Artikel 68, tweede lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie, en de artikelen 8, tweede lid, en 9, eerste en tweede lid, van deze rijkswet zijn van overeenkomstige toepassing.

5. In het zevende lid (nieuw) komt de eerste volzin te luiden:

Overdracht van een zaak die bij de militaire kamer van het gerechtshof, genoemd in artikel 68 van de Wet op de rechterlijke organisatie, aanhangig is met betrekking tot een persoon die zich bevindt binnen het in artikel 17, eerste lid, bedoelde bevelsgebied, naar het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, dan wel overdracht van een zaak die bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie aanhangig is met betrekking tot een persoon die zich niet meer in het rechtsgebied van dit gerecht bevindt, naar het gerechtshof, genoemd in artikel 68 van de Wet op de rechterlijke organisatie, kan plaatsvinden in de stand waarin de zaak zich op dat ogenblik bevindt.

S

Artikel 19 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt «Artikel 88 van de Wet op de rechterlijke organisatie» vervangen door: Artikel 77 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

2. In het tweede lid wordt «De artikelen 95–99, 102 en 107 van de Wet op de rechterlijke organisatie» vervangen door: De artikelen 75, 78, eerste, vijfde en zesde lid, 79 en 83 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

T

In artikel 20, eerste lid, wordt «wet» vervangen door: rijkswet.

U

Artikel 22, eerste lid, wordt gewijzigd als volgt:

1. De zinsnede «van de in artikel 3 genoemde rechtbank» wordt vervangen door: van de rechtbank, genoemd in artikel 55 van de Wet op de rechterlijke organisatie,.

2. De zinsnede «het Europese deel van het Koninkrijk» wordt vervangen door: het Europese deel van Nederland.

3. Het woord «wet» wordt vervangen door: rijkswet.

V

Artikel 23 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het tweede lid wordt «Buiten het Europese deel van het Koninkrijk» vervangen door: Voor het optreden buiten het Europese deel van Nederland.

2. In het derde lid wordt «het Europese deel van het Koninkrijk» vervangen door: het Europese deel van Nederland.

W

In artikel 25 wordt «ter beschikking van zijn commandant» vervangen door: ter beschikking van de bevelvoerende militair van de eenheid waartoe de verdachte behoort.

X

Artikel 29, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. «Artikel 59 van de Wet op de rechterlijke organisatie» wordt vervangen door: Artikel 46 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

2. «artikel 2 van deze wet» wordt vervangen door: artikel 2 van deze rijkswet.

3. «van de militaire kamer» wordt vervangen door: van de militaire kamers.

Y

In artikel 30 vervallen het tweede lid alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid.

Z

In artikel 31, eerste lid, wordt «artikel 342, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering» vervangen door: artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering.

AA

Artikel 34 vervalt.

BB

Artikel 36 komt te luiden:

Artikel 36

In geval van verwijzing als bedoeld in artikel 440, tweede lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, wordt de zaak verwezen:

  • a. wanneer de vernietigde uitspraak is gedaan door een militaire kamer van de rechtbank, genoemd in artikel 55 van de Wet op de rechterlijke organisatie, naar het gerechtshof, genoemd in artikel 68 van de Wet op de rechterlijke organisatie;

  • b. wanneer zij is gedaan door de militaire kamer van het gerechtshof, genoemd in artikel 68 van de Wet op de rechterlijke organisatie, naar datzelfde gerechtshof.

De verwezen zaak wordt behandeld door de militaire kamer. Aan de behandeling van de verwezen zaak nemen bij voorkeur geen leden deel die op enigerlei wijze bij de behandeling van de zaak betrokken zijn geweest.

CC

In artikel 37, eerste volzin, wordt «en artikel 465, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering» vervangen door «en artikel 467, eerste en tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering» en wordt «naar het in artikel 8 genoemde gerechtshof» vervangen door: naar het gerechtshof, genoemd in artikel 68 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

DD

Artikel 39, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Na «489» vervalt «, eerste en tweede lid» en na «497,» wordt ingevoegd: 500, eerste lid,.

2. De zinsnede «en op de overtredingen genoemd in de artikelen 432 en 433 van het Wetboek van Strafrecht» vervalt.

EE

In artikel 44, tweede lid, wordt «tot de rechterlijke macht behorende personen» vervangen door: rechterlijke ambtenaren met rechtspraak belast als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van de Wet op de rechterlijke organisatie.

FF

In artikel 46, onderdeel a, onder 2°, wordt «deze wet» vervangen door: deze rijkswet.

GG

Artikel 50 komt te luiden:

Artikel 50

  • 1. Indien en voor zolang de verbinding met Onze Minister van Veiligheid en Justitie is verbroken, oefent de in artikel 10, tweede lid, bedoelde militaire autoriteit, ten aanzien van een door hem ingestelde mobiele rechtbank, de bevoegdheden uit, die in de artikelen 46 en 47 aan Onze Minister van Veiligheid en Justitie zijn toegekend.

  • 2. De artikelen 48 en 49 zijn in dat geval van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat voor de Minister van Veiligheid en Justitie wordt gelezen de in het eerste lid bedoelde militaire autoriteit.

HH

In artikel 55 wordt «bedoeld in artikel 56 van de Wet op de rechterlijke organisatie» vervangen door: bedoeld in artikel 382, onder b, onder 1° tot en met 6°, van het Wetboek van Strafvordering.

II

De artikelen 65 tot en met 72 vervallen.

ARTIKEL II

Het Wetboek van Militair Strafrecht wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. De zinsnede «dit Wetboek» wordt vervangen door: dit wetboek.

2. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. In dit wetboek wordt verstaan onder:

    a. Wetboek van Strafrecht:

    het Wetboek van Strafrecht van het Europese deel van Nederland.

    b. Wetboek van Strafvordering:

    het Wetboek van Strafvordering van het Europese deel van Nederland.

B

In artikel 2 wordt «dit Wetboek» vervangen door: dit wetboek.

C

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef wordt «het Wetboek van Strafrecht» vervangen door: het gemene strafrecht

2. Onderdeel b komt te luiden:

  • b. als bijkomende straf: ontzegging van bepaalde bevoegdheden.

D

In artikel 10 wordt «Wij» vervangen door «bij algemene maatregel van rijksbestuur» en wordt «vaststellen» vervangen door: worden vastgesteld.

E

Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:

1. De tweede volzin van het eerste lid komt te luiden: De straf wordt ten uitvoer gelegd in een inrichting als bedoeld in artikel 1, onder b, van de Penitentiaire beginselenwet.

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Voor militairen die in een penitentiaire inrichting een vrijheidsstraf ondergaan, kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur en in afwijking van de bij of krachtens de Penitentiaire beginselenwet gestelde regels bijzondere voorschriften worden vastgesteld met betrekking tot:

    • a. de indeling en het beheer van en het regime in de desbetreffende inrichtingen;

    • b. de arbeid en de bestemming van de opbrengst van de verplichte arbeid;

    • c. de geestelijke, culturele en sociale verzorging; en

    • d. de tucht.

3. Het derde lid vervalt.

F

Artikel 21 komt te luiden:

Artikel 21

  • 1. Veroordelingen tot vrijheidsstraffen, vervangende hechtenis daaronder begrepen, kunnen, in de gevallen en op de wijze bij algemene maatregel van rijksbestuur te bepalen, geheel of gedeeltelijk ten uitvoer worden gelegd in inrichtingen in Aruba, Curaçao of Sint Maarten of in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

  • 2. Veroordelingen tot gevangenisstraf, militaire detentie of hechtenis, vervangende hechtenis daaronder begrepen, kunnen, indien de gelegenheid ontbreekt om gebruik te maken van een daartoe bestemde inrichting of een daartoe bestemd gebouw, in de gevallen en op de wijze bij algemene maatregel van rijksbestuur te bepalen, geheel of gedeeltelijk ten uitvoer worden gelegd hetzij in een inrichting buiten het Koninkrijk, hetzij op een andere plaats geschikt tot het ondergaan van straf.

G

Artikel 35 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «nos. 1 en 2» vervangen door: onder 1° en 2°,.

2. In het tweede lid wordt «no. 3» vervangen door: onder 3°,.

H

Artikel 35b komt te luiden:

Artikel 35b

  • 1. Ingeval tegen de bestuurder van een motorrijtuig proces-verbaal wordt opgemaakt ter zake van overtreding van artikel 163 of artikel 164 van dit wetboek, is artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de in laatstgenoemd artikel omschreven verplichting tot overgifte betrekking heeft op elk aan de bestuurder ingevolge enige binnen het Koninkrijk geldende regeling afgegeven rijbewijs alsmede op het hem in het buitenland uitgereikt internationaal rijbewijs.

  • 2. Indien artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 wordt toegepast in een geval dat zich voordoet in Aruba, Curaçao of Sint Maarten of in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, worden onder opsporingsambtenaren als bedoeld in dat artikel mede begrepen de militairen die aldaar zijn aangesteld als opsporingsambtenaar.

I

In artikel 36 wordt, onder vernummering van het tweede lid tot derde lid, een lid ingevoegd, luidende:

  • 2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt een strafbeschikking als bedoeld in Titel IVA van het Tweede Boek van het Wetboek van Strafvordering met een veroordeling gelijkgesteld.

J

In artikel 36b wordt «Wij kunnen regelen stellen» vervangen door: Bij algemene maatregel van rijksbestuur kunnen regels worden gesteld.

K

In artikel 44a wordt «door Ons» vervangen door: bij algemene maatregel van rijksbestuur.

L

In artikel 48 wordt na «rang» ingevoegd: of stand.

M

Artikel 54 komt te luiden:

Artikel 54

Indien een der misdrijven, omschreven in de artikelen 245, 248a en 281 van het Wetboek van Strafrecht, gepleegd is in tijd van oorlog, door een persoon, genoemd in artikel 2 van de Wet militaire strafrechtspraak, kan de vervolging ambtshalve plaatshebben.

N

In artikel 57, eerste lid, wordt «die vóór het begaan» vervangen door: die ten tijde van het begaan.

O

Artikel 59 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. De krachtens artikel 59 van de Wet militaire strafrechtspraak aangewezen bevelvoerende militairen kunnen buiten het Koninkrijk of binnen de territoriale zee, onder omstandigheden en in zaken bij algemene maatregel van rijksbestuur vast te stellen, een strafbeschikking als bedoeld in Titel IVA van het Tweede Boek van het Wetboek van Strafvordering uitvaardigen.

2. In het tweede lid wordt «Rijksbestuur» vervangen door: rijksbestuur.

3. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. De bevelvoerende militairen, bekleed met de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, maken hiervan gebruik volgens richtlijnen, vast te stellen door het College van procureurs-generaal.

P

Artikel 60 wordt als volgt gewijzigd:

1. De aanduiding «1.» vervalt.

2. In onderdeel 2° wordt «dit Wetboek» vervangen door: dit wetboek.

Q

In artikel 60a wordt «Wij kunnen bepalen,» vervangen door «Bij algemene maatregel van rijksbestuur kan worden bepaald» en wordt «door Ons» vervangen door: daarbij.

R

In artikel 61 wordt «het voorgaande artikel» vervangen door: artikel 60.

S

Artikel 62 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef wordt «artikel 60 no. 2» vervangen door: artikel 60, onder 2°,.

2. Onderdeel 1° komt te luiden:

  • 1°. zodra hij, voor de werkelijke dienst opgeroepen of vrijwillig in werkelijke dienst komende, op de plaats van zijn bestemming is aangekomen, zodra hij zich voor deze dienst heeft aangemeld of zodra hij voor deze dienst is overgenomen, een en ander totdat hij met groot verlof vertrekt;.

T

In artikel 63 vervalt de aanduiding «1.».

U

In artikel 67, onder 1° en 2°, wordt na «rang» telkens ingevoegd: of stand.

V

In artikel 67a wordt «door Ons of van Onzentwege door Onze daarbij betrokken Minister van Defensie» vervangen door: bij of krachtens algemene maatregel van rijksbestuur.

W

Artikel 71a wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt «hetzij indien Wij zulks bepalen in verband met het feit dat Wij een oorlog dreigende achten» vervangen door : hetzij indien bij koninklijk besluit is bepaald dat een oorlog dreigende is.

2. In het tweede lid wordt «Ons desbetreffende besluit» vervangen door: Het in het eerste lid bedoelde besluit.

X

In artikel 75a wordt «zulks door Ons of van Onzentwege door door Ons aan te wijzen autoriteiten wordt bepaald» vervangen door: dit bij algemene maatregel van rijksbestuur of door een bij algemene maatregel van rijksbestuur daartoe aangewezen autoriteit is bepaald.

Y

In de artikelen 77, 84, 85, 87, 102, 107, 120, 128, 142, 143, 153, 156 en 160 wordt «twintig» telkens vervangen door: dertig.

Z

Artikel 78 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In de aanhef wordt «twintig» vervangen door: dertig.

b. In onderdeel 2° wordt «no. 1» vervangen door: onderdeel 1°.

2. In het tweede lid wordt «De bepalingen van nos. 2 en 3 zijn niet toepasselijk» vervangen door: Het eerste lid, onder 2° en 3°, is niet van toepassing.

AA

In artikel 86, tweede lid, wordt «twintig» vervangen door «dertig» en «onder 1° en 2° van dit artikel» door: in het eerste lid.

AAa

In artikel 113 wordt «de artikelen 228, 229 of 231» vervangen door: de artikelen 228, eerste en derde lid, of 229.

BB

In artikel 114, derde lid, wordt «door Ons» vervangen door: bij algemene maatregel van rijksbestuur en wordt «door Onze Minister» vervangen door: door Onze Minister van Defensie.

CC

In artikel 135 wordt «Rijksbestuur» vervangen door: rijksbestuur.

DD

Artikel 152 komt te luiden:

Artikel 152

Artikel 151 is niet van toepassing op hem die door de kennisgeving gevaar voor een strafvervolging zou doen ontstaan voor zichzelf, voor een van zijn bloedverwanten of aangehuwden in de rechte lijn of in de tweede of derde graad van de zijlijn, voor zijn echtgenoot of gewezen echtgenoot of degene met wie hij een geregistreerd partnerschap is of was aangegaan, of voor een ander, bij wiens vervolging hij zich, uit hoofde van zijn ambt of beroep, van het afleggen van getuigenis zou kunnen verschonen.

EE

In artikel 165 wordt «de artikelen 162 en 163» vervangen door: de artikelen 163 en 164.

FF

In artikel 170, eerste lid, wordt «dit Wetboek» vervangen door: dit wetboek.

ARTIKEL III

De Wet militair tuchtrecht wordt als volgt gewijzigd:

A

In de artikelen 1, 2, 3, 4, 5, 5a, 26, 27, 30, 49, 51, 74, 75 en 105 wordt «wet» telkens vervangen door: rijkswet.

B

In artikel 54, eerste lid, onderdeel a, wordt «53, zesde lid,» vervangen door: 53, zevende lid,.

C

In artikel 78, eerste lid, wordt «behoudens in het geval dat voldaan wordt aan de voorwaarden gesteld op grond van het bepaalde in artikel 59 van het Wetboek van Militair Strafrecht» vervangen door: behoudens in het geval dat op grond van artikel 59 van het Wetboek van Militair Strafrecht een strafbeschikking wordt uitgevaardigd.

D

Artikel 79 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na «311» ingevoegd «, eerste lid» en wordt «wet» vervangen door: rijkswet.

2. Het derde lid, tweede volzin, wordt als volgt gewijzigd:

a. De zinsnede «met toepassing van artikel 74 van het Wetboek van Strafrecht» wordt vervangen door: met een strafbeschikking als bedoeld in Titel IVA van het Tweede Boek van het Wetboek van Strafvordering

b. De woorden «bij het stellen van voorwaarden onderscheidenlijk» vervallen.

c. De woorden «deze wet» worden vervangen door: deze rijkswet.

E

In artikel 90, vierde lid, wordt «artikel 284, tweede lid,» vervangen door «artikel 290, vierde lid,» en wordt «artikel 296, eerste lid, onder 1°,» vervangen door: artikel 51m, tweede lid,.

F

In artikel 103, tweede lid, wordt «indien degene die wordt verdacht van de schending van een gedragsregel onbekend is» vervangen door: indien de dader van de schending van een gedragsregel onbekend is.

ARTIKEL IV

Indien het bij koninklijke boodschap van 1 september 2009 ingediende voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met een hervorming van de regeling betreffende herziening ten voordele van de gewezen verdachte (Wet hervorming herziening ten voordele) (32 045) tot wet is of wordt verheven en in werking treedt of is getreden, worden de volgende wetten als volgt gewijzigd:

A

De Wet militaire strafrechtspraak wordt als volgt gewijzigd:

1. In artikel 37 wordt «artikel 461, eerste lid, en artikel 467, eerste en tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering» vervangen door: artikel 471, eerste lid, en artikel 472, eerste en tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering.

2. In artikel 38 wordt «artikel 470, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering» vervangen door: artikel 473, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering.

B

Artikel 36 van de Wet oorlogsstrafrecht wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «artikel 461, eerste lid» vervangen door «artikel 471, eerste lid» en wordt «artikel 467, eerste lid» vervangen door: artikel 472, eerste en tweede lid.

2. In het tweede lid wordt «de artikelen 470, 473 en 474» vervangen door: de artikelen 473 en 476.

ARTIKEL V

Indien het bij koninklijke boodschap van 1 september 2009 ingediende voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met de invoering van een regeling betreffende herziening ten nadele van de gewezen verdachte (Wet herziening ten nadele) (32 044) tot wet is of wordt verheven en in werking treedt of is getreden, worden de volgende wetten als volgt gewijzigd:

A

Artikel 37 van de Wet militaire strafrechtspraak wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de eerste volzin wordt de aanduiding «1.» en voor de tweede volzin wordt de aanduiding «3.» geplaatst.

2. Na het eerste lid (nieuw) wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 2. Bij toepassing van artikel 482g, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering vindt, indien de in die artikelen bedoelde gevallen betrekking hebben op zaken als bedoeld in artikel 2, verwijzing plaats naar de rechtbank, genoemd in artikel 55 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

B

Na artikel 36 wordt in de Wet oorlogsstrafrecht een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 37

  • 1. In afwijking in zoverre van artikel 482g van het Wetboek van Strafvordering, geschiedt in het daar bedoelde geval, de verwijzing naar een bijzondere rechtbank.

  • 2. Hetgeen bij artikel 482g van het Wetboek van Strafvordering, alsmede bij de artikelen, waarnaar daarin wordt verwezen, omtrent de rechtbank, deszelfs voorzitter en de officier van justitie is bepaald, is ten aanzien van de bijzondere rechtbank, derzelver voorzitter en de officier van justitie bij die rechtbank van overeenkomstige toepassing.

ARTIKEL VI

Indien de Wet herziening gerechtelijke kaart eerder in werking treedt of is getreden dan deze rijkswet, wordt in artikel I, onder C en H, van deze rijkswet «hoofdplaats» telkens vervangen door: zittingsplaatsen.

ARTIKEL VII

Indien de Wet herziening gerechtelijke kaart later in werking treedt of is getreden dan deze rijkswet, wordt in de artikelen 3, tweede lid, en 8, tweede lid, van de Wet militaire strafrechtspraak «hoofdplaats» telkens vervangen door: zittingsplaatsen.

ARTIKEL VIII

Indien het bij koninklijke boodschap van 4 juni 2010 ingediende voorstel van wet houdende regels voor het kunnen verlenen van verplichte zorg aan een persoon met een psychische stoornis (Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg) (32 399) tot wet is of wordt verheven en in werking treedt of is getreden, wordt in artikel 5a, tweede lid, van het Wetboek van Militair Strafrecht «wegens gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens» vervangen door: wegens psychische stoornis of verstandelijke beperking.

ARTIKEL IX

  • 1. In strafzaken waarin voor de datum van inwerkingtreding van artikel II, onderdeel O, eerste lid, van deze rijkswet voorwaarden ter voorkoming van strafvervolging zijn gesteld overeenkomstig artikel 59 van het Wetboek van Militair Strafrecht, blijven de wettelijke bepalingen die door de artikelen II, onderdeel O, en III, onderdeel C, van deze rijkswet worden gewijzigd, van toepassing zoals deze luidden voor de inwerkingtreding van de desbetreffende onderdelen van deze rijkswet.

  • 2. In strafzaken waarin voor de datum van inwerkingtreding van artikel II, onderdeel O, van de Wet OM-afdoening voorwaarden ter voorkoming van strafvervolging zijn gesteld overeenkomstig artikel 74 van het Wetboek van Strafrecht, blijft de wettelijke bepaling die door artikel III, onderdeel D, van deze rijkswet wordt gewijzigd, van toepassing zoals die luidde voor de inwerkingtreding van het desbetreffende onderdeel van de Wet OM-afdoening.

ARTIKEL X

Deze rijkswet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad, in het Afkondigingsblad van Aruba, in het Publicatieblad van Curaçao en in het Afkondigingsblad van Sint Maarten zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.histnoot

Gegeven te ’s-Gravenhage, 13 december 2012

Beatrix

De Minister van Veiligheid en Justitie, I. W. Opstelten

De Minister van Defensie, J. A. Hennis-Plasschaert

Uitgegeven de vierentwintigste januari 2013

De Minister van Veiligheid en Justitie, I. W. Opstelten


XHistnoot
histnoot

Kamerstuk 33 429 (R1988)

Naar boven