26 Bestrijding van voetbalvandalisme en ernstige overlast

Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van: 

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Gemeentewet en het Wetboek van Strafrecht ter aanscherping van de maatregelen ter bestrijding van voetbalvandalisme en ernstige overlast ( 33882 ).

(Zie vergadering van 21 januari 2015.) 

De voorzitter:

Ik heb het genoegen vanmiddag uw voorzitter te mogen zijn. Ik heet de leden in de zaal, de mensen op de publieke tribune en allen die het debat via andere kanalen volgen van harte welkom. In het bijzonder heet ik ook de minister van Veiligheid en Justitie welkom, alsmede zijn ambtelijke ondersteuning. 

Vorige week hebben wij de eerste termijn van de Kamer gehad. Wij zetten het debat voort met het antwoord van de minister in de eerste termijn. Ik geef hem daartoe gaarne de gelegenheid. 

De algemene beraadslaging wordt hervat. 

Minister Opstelten:

Voorzitter. Het is prettig dat wij zo snel de behandeling kunnen voortzetten en afronden. De amendementen hebben wij de vorige keer behandeld en doorgenomen. Ik zal daar niet meer op ingaan in de eerste termijn. Ik heb zojuist vernomen dat mevrouw Berndsen iets eerder moet vertrekken, dus ik zal binnen de verschillende thema's haar vragen er even uitlichten en van een antwoord voorzien. 

De heer Oskam (CDA):

Ik heb een punt van orde. Ik heb twee amendementen ingediend. Een ging over de bestuurlijke maatregel. Dat amendement heb ik inmiddels aangepast, van drie jaar naar twee jaar. Het amendement is nu mede ondertekend door de heer Dijkhoff en de heer Segers. Het andere amendement ging over het stadionverbod van tien jaar dat door de rechter kan worden opgelegd. Dit is gewijzigd in dier voege dat het is meeondertekend door mevrouw Helder. 

De voorzitter:

Dat kan misschien worden meegenomen in de afwegingen. 

Minister Opstelten:

Ik kan zeggen wat ik de vorige keer ook al heb gezegd over het amendement van de heer Oskam dat nu door mevrouw Helder is meeondertekend. De termijn van tien jaar is ongewijzigd. Ik heb toen de argumenten daarvoor aangegeven. Ik ontraad de aanneming van het amendement. Dat geldt niet voor het amendement van de heer Oskam op stuk nr. 16, dat nu is meeondertekend door de heer Dijkhoff en de heer Segers. Ik heb laten doorschemeren dat ik, als het een termijn van 24 maanden zou worden, dit ruimhartig zal bekijken. Ik heb de tijd gehad om erover na te denken. Het lijkt mij goed dat ik het oordeel over het amendement aan de Kamer laat. 

Dan kom ik op de beantwoording van de vragen. Mevrouw Berndsen vroeg wanneer zij de officiële evaluatie van de voetbalwet ontvangt. Dat moet een misverstand zijn, want die evaluatie heeft plaatsgevonden in het voorjaar van 2012. Toen is de wet vervroegd geëvalueerd, mede naar aanleiding van een aantal ernstige incidenten rondom betaald voetbal. De resultaten van de evaluatie zijn op 4 september 2012 aan de Tweede Kamer gezonden. Dat was de officiële evaluatie. Deze heeft ten grondslag gelegen aan het huidige voorstel. Als deze wet het Staatsblad haalt, waar ik van uitga, geldt de gebruikelijke evaluatieperiode van vijf jaar na inwerkingtreding. Dit zeg ik in antwoord op de vraag van mevrouw Berndsen. 

Dan kom ik nu te spreken over de samenhang tussen het civiel recht, het bestuursrecht en het strafrecht met betrekking tot de aanpak. Daarover is een aantal vragen gesteld door de leden. Ik kom daarbij als zodanig niet zozeer vragen van mevrouw Berndsen tegen, maar wel kom ik uitvoerig terug op vragen van andere leden over de verhouding tussen het bestuursrecht en het strafrecht. Hoe wordt de verhouding tussen bestuursrecht en strafrecht gewaarborgd? In beide rechtsgebieden zijn er mogelijkheden om te reageren op misdragingen. Het zal van de omstandigheden afhangen waar het beste kan worden opgetreden. Soms ook is een mix het beste. Er dient voor gewaakt te worden dat geen onnodige stapeling van maatregelen plaatsvindt, maar het is zeer wel denkbaar dat naast een bestuurlijk omgevingsverbod rondom een stadion ook een strafrechtelijke sanctie volgt als het gedrag strafwaardig was. 

Mevrouw Berndsen heeft ook gesproken over first offenders. 

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Ik heb gevraagd hoe de minister het rechtvaardigt dat zwaarwegende maatregelen door een burgemeester kunnen worden opgelegd zonder tussenkomst van de rechter. Dat heeft ook te maken met een opeenstapeling van bestuurlijke sancties die door de burgemeester kunnen worden opgelegd, terwijl hij daarmee bijna met een been op de stoel van de rechter gaat zitten. Hoe beoordeelt en hoe rechtvaardigt de minister dit soort maatregelen? 

Minister Opstelten:

Ik kom er nog uitvoeriger op terug, maar ik wil nu alvast opmerken dat het beleid in de vierhoek tot stand komt, dat wil zeggen civielrechtelijk met de club en de KNVB en strafrechtelijk met het Openbaar Ministerie en met de burgemeester. Met elkaar proberen zij een evenwichtig pakket maatregelen te nemen. Dat betekent dat je naast elkaar maatregelen kunt nemen en afdwingen. Ik vind dat de kracht van dit wetsvoorstel. Ik heb wat dat betreft er heel veel vertrouwen in dat de autoriteiten het goed doen. Het is heel belangrijk voor deze wet dat iedereen erachter staat om met dit instrumentarium aan de slag te gaan. Dat geeft mij vertrouwen. 

In antwoord op de vraag van onder anderen mevrouw Berndsen of er geen stapeling van instrumentarium is voor burgemeesters en of ik dat wil uitzoeken, kan ik zeggen dat ik daarmee aan de slag ben gegaan naar aanleiding van het debat in de Eerste Kamer over het wetsontwerp preventief fouilleren. Daar is de vraag eveneens gesteld en ik heb de senaat toegezegd daarnaar een onderzoek te doen. Daar zullen wij de VNG bij betrekken, evenals wetenschappers en het Genootschap van Burgemeesters. 

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Wanneer komt dat onderzoek er? 

Minister Opstelten:

Dat moet je natuurlijk goed doen. Het is een heel terechte vraag en ik zal de Kamer daar graag over informeren. Met een aantal partijen zijn wij bezig om heldere onderzoeksvragen te formuleren en met het WODC te bekijken wie het begeleidt, wie het onderzoek doet en wat het schema is voor het onderzoek. Het moet wel goed gebeuren en niet gehaast. Ik zal de Kamer uiteraard over het schema informeren. 

Mevrouw Berndsen heeft gevraagd of ik kan bevestigen dat first offenders alleen bij ernstige feiten worden aangepakt. Dat is het geval, want dat staat als een heldere voorwaarde in het wetsvoorstel. 

De heer Van Nispen en mevrouw Berndsen hebben ook gevraagd hoe dit wordt bepaald. Het is aan de burgemeester om een maatregel op te leggen. De zwaarte van de maatregel is afhankelijk van alle omstandigheden van het geval. Het wordt nu expliciet bij wet mogelijk gemaakt dat aan een first offender die zich ernstig misdraagt een forse maatregel wordt opgelegd. Als een burgemeester deze bevoegdheid gemotiveerd en proportioneel gebruikt, valt niet te verwachten dat de maatregel geen stand zal houden bij de rechter. 

Ik kom nu bij het punt strafrecht. Een aantal Kamerleden heeft daarover vragen gesteld. Mevrouw Berndsen heeft gevraagd waarom de verlenging van de vrijheidsbeperkende maatregel nodig is. Deze is wenselijk om de volgende drie redenen. 1. Tegen notoire recidivisten moet gericht kunnen worden ingegrepen. 2. De verhoging is van belang in verband met de specifieke omstandigheden van voetbaloverlast, omdat er maar een beperkt aantal wedstrijden per seizoen is waardoor voetbalhooligans daadwerkelijk door de maatregel worden geraakt. 3. De verlengde termijn is van belang voor de aanpak van personen die ernstige strafbare feiten hebben gepleegd en die langere tijd bij het slachtoffer moeten worden weggehouden. Mevrouw Berndsen heeft ook gevraagd hoe vaak de maximale termijn van twee jaar wordt opgelegd door de strafrechter. Zo herinner ik mij deze vraag. Precieze cijfers zijn niet te geven. In de rechtsspraak zien wij diverse voorbeelden waarin de huidige maximale termijn van twee jaar al wordt gebruikt, zowel binnen als buiten het kader van voetbal. Vrij recent is nog een stadionverbod, inclusief een omgevingsverbod, van twee jaar aan een Cambuursupporter opgelegd wegens openlijke geweldpleging. 

Mevrouw Helder (PVV):

Ik maak een punt van orde. Begrijp ik het goed dat eerst alle vragen van mevrouw Berndsen worden beantwoord en dat dan aan de rest van de Kamer de antwoorden worden gegeven? Ik zie de minister nee schudden, maar dan heeft hij de vragen van de PVV-fractie bij de first offender toch wel overgeslagen. Dit waren er twee. 

De voorzitter:

Ik dacht dat de minister het had toegelicht. Mevrouw Berndsen heeft om 17.00 uur een bindende andere afspraak. Op haar verzoek beantwoordt de minister eerst haar vragen en komt hij daarna terug op de overige. 

Minister Opstelten:

Ik kom op alle thema's en vragen terug. Ik heb dat even aan het begin gezegd. 

De voorzitter:

Wij zullen er zorgvuldig op toezien. 

Minister Opstelten:

Ik vind het een courtoisie naar mevrouw Berndsen om dit zo te doen. Ik vervolg met haar vraag over de koppeling van het strafrecht en het stadionverbod. Ze vraagt of ik bereid ben om onderzoek te doen naar aanvullende maatregelen in het strafrecht zodra de KNVB een stadionverbod heeft opgelegd van achttien maanden of meer. Ik vind het niet nodig om hier onderzoek naar te doen. Indien er een strafbaar feit is gepleegd, kan de officier van justitie tot vervolging overgaan, naast het civiele stadionverbod van de KNVB. Ik acht het onwenselijk om tot automatisch vervolgen over te gaan indien een stadionverbod van achttien maanden of meer door de KNVB is opgelegd, omdat de gedraging waarvoor het stadionverbod is opgelegd niet altijd een strafbaar feit hoeft te zijn. De officier van justitie zal altijd de afweging moeten maken of vervolging aangewezen is. 

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Er is een hele lijst met een opsomming van acties die plaatsvinden binnen het stadion op basis waarvan de KNVB een stadionverbod kan opleggen. Dat kan wel oplopen tot vijf jaar. Hoe verhoudt dit zich dan nog tot het strafrecht? Is de minister met D66 van mening dat hier nog eens heel goed naar gekeken moet worden? Juist ook omdat blijkt dat een strafrechtelijke aanpak effectiever is dan een langdurig stadionverbod. Wij willen tenslotte een straf opleggen die effect oplevert. Is hij bereid hier toch nog eens goed naar te kijken? Ik overweeg om hierover anders een motie in te dienen. 

Minister Opstelten:

Ik heb gezegd wat ik heb gezegd. Dat vind ik de juiste lijn. Nader onderzoek vind ik niet nodig, omdat ik automatisch vervolgen na oplegging van een stadionverbod van achttien maanden of meer door de KNVB onwenselijk acht. De gedraging waarvoor het stadionverbod is opgelegd, hoeft namelijk niet altijd een strafbaar feit te zijn. Dat is natuurlijk een eigen afweging van de officier van justitie. Dat is logisch. Verder heb ik er vertrouwen in dat de club, de KNVB, het OM en de burgemeester, die een samenwerkingsverband aangaan, de goede maatregelen zullen nemen. 

De heer Oskam (CDA):

Het spreekt voor zich dat de officier van justitie er niet aan te pas komt als er sprake is van onwenselijk gedrag dat weliswaar geen strafbaar feit vormt. Mij, mevrouw Berndsen en de KNVB gaat het erom dat er onder de mensen aan wie de KNVB een stadionverbod voor achttien maanden oplegt, mensen zitten die strafbare feiten hebben begaan. Die strafbare feiten dienen te worden overgeheveld naar het OM. Uiteindelijk moet dat in die zaken een beslissing nemen. De vraag is of de minister bereid is tot het enthousiasmeren van het Openbaar Ministerie om dergelijke zaken in het strafrecht te trekken. Dat is veel effectiever dan alleen zo'n civiel stadionverbod, want als je een civielrechtelijk stadionverbod overtreedt, moet dat verbod worden verlengd, terwijl je aardig de pisang bent als je een strafrechtelijk stadionverbod overtreedt. 

Minister Opstelten:

Uiteraard is het goed om dat met het Openbaar Ministerie te bespreken, al is dat als zodanig niet nodig. We hebben het over deze wet, maar het gaat nu om de uitvoering ervan. Het zou ook goed zijn als we eens focusten op de uitvoering om die heel goed te laten zijn. Daarin heeft iedereen zijn rol te spelen. Strafrecht is heel belangrijk. Het OM is absoluut van plan om toe te slaan waar dat nodig en effectief is. Dit heeft mijn volledige steun en aandacht. Ik vind alleen niet dat we daarnaar apart onderzoek moeten doen. 

De heer Van Nispen (SP):

Ik ben het eens met wat de minister nu zegt en weet dat hij nog op mijn vragen terugkomt, maar ik merk alvast op dat de verhouding in de loop der jaren wel zoekgeraakt is. Het afgelopen jaar heeft de KNVB 262 stadionverboden opgelegd, civielrechtelijk, terwijl er ernstige strafbare feiten bij zaten. Het zijn niet automatisch allemaal strafbare feiten, maar die zitten er wel bij. Het aantal keer dat het OM tot vervolging is overgegaan, is toch echt zeer beperkt, daartegen afgezet. Hoe gaat de minister concretiseren wat hij nu zegt? Komen er streefcijfers, ambities of iets dergelijks? Kan de minister iets concreter worden? 

Minister Opstelten:

Jazeker, maar ik ben nog lang niet uitgepraat over dit onderwerp. De heer Van Nispen heeft veel vragen op het terrein van het strafrecht gesteld. Ik doe hem graag genoegen door ook daarover al iets te zeggen. 

De voorzitter:

Als de heer Van Nispen zich erin kan vinden, is het wellicht beter dat u een en ander straks bij uw betoog betrekt. 

Minister Opstelten:

Dat is voor de heer Van Nispen wellicht ook prettiger om naar te luisteren. 

Mevrouw Berndsen vroeg eigenlijk in het voetspoor van alle Kamerleden wat de stand van zaken in de digitale meldplicht was. Ik behandel dat nu dus maar in één keer. Gevraagd is ook naar de pilot van de KNVB en mijn beoordeling daarvan. De KNVB heeft een pilot gedaan met een vorm van een digitale meldplicht. Ik waardeer het zeer dat de KNVB dit initiatief heeft genomen. Ik ben er ook enthousiast over. De pilot heeft uitgewezen dat de technologie goed werkt. Dat is belangrijk. Er is nu dus een kansrijke situatie gecreëerd om invulling te geven aan de digitale meldplicht. 

Begin maart spreekt de Regiegroep Voetbal en Veiligheid verder over dit onderwerp, onder leiding van de burgemeester van Eindhoven. Naar verwachting is er dan ook meer duidelijkheid over aantallen. Hoe vaak zou de burgemeester deze maatregel kunnen opleggen voor verschillende typen overlast en wat zijn de kosten? In dit overleg worden ook gezamenlijke vervolgstappen afgesproken. De meldplicht moet herhaling van eerder gepleegde misdragingen of verstoringen van de openbare orde voorkomen. Het is geen strafmaatregel, maar een preventieve maatregel. Deze moet zo efficiënt mogelijk ten uitvoer worden gelegd. Het is aan de burgemeester om te bepalen of de meldplicht fysiek, waarbij men zich moet melden op een bepaalde plek, of digitaal ten uitvoer wordt gelegd. Ik zeg dit vooral tegen de heer Bontes. Tot slot zeg ik tegen mevrouw Berndsen en de heer Van Dekken dat met de aanscherping van de wet de juridische grondslag wordt gecreëerd om de meldplicht op deze wijze te laten functioneren. Dat is belangrijk. Het is uitdrukkelijk niet mijn bedoeling om hiermee iets voor te schrijven. Ook hier geldt dat de aanpak maatwerk moet zijn. Gemeenten kunnen straks zelf de keuze maken om al dan niet met de digitale meldplicht te gaan werken. 

De heer Segers (ChristenUnie):

In een brede armbeweging werden meteen andere woordvoerders meegenomen, maar er zijn nogal wat vragen gesteld over de mogelijke fraudegevoeligheid van de digitale meldplicht. Hoe weten wij dat het een succesvolle pilot was, wanneer krijgen wij er uitkomsten van en wanneer gaan we deze verder bespreken? 

Minister Opstelten:

Ik dacht dat ik dat keurig had gezegd, zonder data te noemen. Er is een pilot geweest die op zichzelf positief wordt beoordeeld. Het instrument kan werken. De heer Segers weet hoe het werkt, denk ik. Misschien heeft hij het weleens zien functioneren. Ik kan dat eenieder aanraden. Ik wil wel beschrijven hoe het eruitziet en functioneert, maar ik merk dat de heer Segers dit niet nodig vindt. De maatregel is met name bij RKC, Ajax en NEC gemonitord. Deelname is geschied op basis van vrijwilligheid. De technologie blijkt goed te werken. Begin maart komt het op tafel bij degenen die het gezag uitoefenen, de burgemeesters, het Openbaar Ministerie, de politie en de KNVB. Zij gaan kijken hoe we hiermee verdergaan. Ik vind het heel belangrijk dat je de meldplicht voor alle typen overlast kunt inzetten. In het overleg van maart worden vervolgafspraken gemaakt. Die wil ik natuurlijk even afwachten, maar ik wil ook mijn invloed erop laten gelden. Ik ben er positief over. Ik wil de Kamer graag na het overleg, als we alles op een rijtje hebben, laten weten hoe we verdergaan. 

Mocht er later toch sprake zijn van misbruik — you never know — dan kan dit worden gezien als het overtreden van de meldplicht en wordt hiertegen opgetreden. Degene die de meldplicht oplegt, de burgemeester, moet beslissen op welke wijze deze ten uitvoer wordt gelegd. De toepassingsmogelijkheden beperken zich overigens, net als deze wet, niet tot het voetbal. Dat zeg ik met nadruk. Als er andere technieken zijn die de identificatie van personen goed kunnen verifiëren, zouden deze ook kunnen worden toegepast. Het hoeft niet, maar het kan door de wet technisch wel. 

De heer Segers (ChristenUnie):

Ik heb het voorbeeld aangehaald van een supporter met een stadionverbod die, met een camerateam in het kielzog, toch met heel veel bravoure het stadion inging en gewoon een wedstrijd kon bijwonen. Dat moeten we voorkomen. In dat kader heeft de VNG gezegd dat het interessant zou kunnen zijn om te kijken naar de elektronische enkelband. Misschien zou dat een additioneel middel zijn om ervoor te zorgen dat mensen die het stadion niet in mogen, ook echt worden tegengehouden. Wordt dat meegenomen in de evaluatie van de pilot? 

Minister Opstelten:

Er zijn twee manieren om ervoor te zorgen dat een stadionverbod wordt nageleefd. De eerste manier is het zich fysiek melden op het bureau. Dat is heel intensief, voor iedereen, maar het is mogelijk. Dit kan worden opgelegd, als men dat wil. De tweede manier is de digitale meldplicht. De enkelband is een derde manier, waaraan wij nog niet hebben gedacht. Het gebruiken van de enkelband is enorm arbeidsintensief en zal veel sterkte kosten. Een dergelijke band moet bij iemand worden aangelegd. Ook wat dit betreft wil ik zakelijk denken en bekijken wat de politie te doen heeft en voor welke zaken wij de politie moeten sparen. Ik denk dus niet aan het inzetten van de enkelband; laat ik dat duidelijk zeggen. Laten wij eerst eens op deze twee kaarten inzetten en bekijken of wij de zaak daarmee effectief kunnen regelen, zodat degenen die een stadionverbod hebben, er ook niet in komen. 

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Ik ben blij dat de minister wat afstand neemt van de enkelband, want dat is een punitieve maatregel, terwijl het wetsvoorstel juist preventief bedoeld is. Laten wij dan alsjeblieft alleen maar over deze sanctie spreken. De elektronische manier is fraudebestending, zo is mij verzekerd, omdat er met een vingerafdruk wordt gewerkt. Dat moet dus goed komen. 

Als de digitale meldplicht ingezet wordt, betekent dit een enorme capaciteitsbesparing voor de politie. Daar is de minister wel verantwoordelijk voor. Natuurlijk leggen de burgemeesters de maatregel op, maar er zal ongetwijfeld weer een financieel plaatje om de hoek komen kijken. Ik vraag de minister daarom hoe hij zal bevorderen dit effectieve instrument daadwerkelijk wordt ingezet. 

Minister Opstelten:

Ik heb daar zojuist iets over gezegd. Wij gaan dat gezamenlijk bespreken onder leiding van de Regiegroep Voetbal en Veiligheid. De burgemeester van Eindhoven zit die groep voor. Ook wij zitten daarin. Ik zeg niet voor niets dat ik positief sta tegenover de digitale meldplicht. Ik vind dat de burgemeesters die de maatregel gaan hanteren, op dat punt ook hun verantwoordelijkheid moeten nemen. Die zullen zij ook zeker willen nemen; daarvan ben ik overtuigd. Ik zal de Kamer informeren over de wijze waarop dat gebeurt. Ik dank mevrouw Berndsen voor haar aanvulling op mijn verdediging; inderdaad gaat het om een preventieve maatregel en niet om een punitieve maatregel. 

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Ik doe een dringende oproep aan de minister om de maatregel niet te laten blokkeren vanwege de financiën. Er moet heel breed bekeken worden wat de uitvoering van de maatregel kost, want ook de inzet van politie kost heel veel geld. 

Minister Opstelten:

Absoluut. Ik ben dan ook voor het gebruik van de maatregel vanwege de flexibiliteit die zij meebrengt en vanwege de effectiviteit, die door de pilot is aangetoond. 

De heer Van Dekken (PvdA):

De digitale meldplicht zal in maart worden besproken. Er zijn positieve ervaringen mee opgedaan. De minister spreekt over een goede ontwikkeling. Ik neem aan dat de meerderheid van deze Kamer dat eveneens vindt. Op welke termijn zal de maatregel worden ingevoerd? Het zal natuurlijk geen jaren duren, maar ik neem aan dat er een termijn wordt afgesproken. Kan de minister daar iets over zeggen? 

Minister Opstelten:

Wij zijn nu bezig met de wet die dit mogelijk maakt. Uiteraard wil ik de maatregel zo snel mogelijk ingevoerd hebben. Ik ben natuurlijk mede afhankelijk van degenen die uiteindelijk de beslissing nemen, maar ik zal de termijn in de Regiegroep Voetbal en Veiligheid aan de orde stellen. De Kamer ontvangt dus een plaatje waaruit duidelijk wordt hoe wij het gaan doen, hoe wij er gebruik van zullen maken en wanneer wij dat zullen doen. 

De heer Van Dekken (PvdA):

Dat wordt natuurlijk allemaal keurig vastgelegd in de brief die de minister naar de Kamer stuurt. Ik benadruk dat de PvdA behoefte heeft aan een snelle invoering van de maatregel. Ik denk dat dit voor iedereen die betrokken is bij het voetbal, inclusief de hooligan, een goede zaak is. 

Minister Opstelten:

Ik voel de hete adem van de heer Van Dekken in dit dossier voortdurend in mijn nek en daar ga ik telkens harder door lopen. 

De voorzitter:

Kijk, het is nog gezond ook. 

De heer Dijkhoff (VVD):

Ik ben ook blij dat de pilot goed is verlopen. Ik acht dit juist nodig. Als je het straks weer wilt normaliseren voor de gewone supporters, dan is handhaving van de stadionverboden erg belangrijk. Ik ben ook blij dat er regie op zit, zelfs een regiegroep. Maar er zit natuurlijk wel enige spanning tussen. We gaan het voor meer gebruiken dan voetbal alleen — dat snap ik — en iedere burgemeester moet zelf kiezen of hij het wil inzetten. Dan loop je natuurlijk het risico dat bij een kleine gemeente de kosten een probleem worden en bij een grotere niet. Daarom wil ik de minister vast meegeven voor zijn gesprekken met de regiegroep dat dit volgens mij bij uitstek een punt is voor zo'n gentlemen's agreement als ooit gemaakt is tussen de politiek, de clubs en de KNVB dat we geen kosten van de politie gaan doorbelasten, maar dat de KNVB en de clubs wel hun steentje bijdragen om de politie te ontlasten. In de ontwikkeling van deze pilot, die toch vooral is gericht op de meldplicht voetbal, vind ik dit wel een punt om nu al mee te geven aan de minister. Hij moet zijn gesprekspartners wijzen op hun verantwoordelijkheid dat dit er wel komt, juist ook voor de goede supporters. 

Minister Opstelten:

Ik kijk direct even naar mijn staf, opdat die mij de suggestie van de heer Dijkhoff meegeeft in de annotatie die ik voor het gesprek van de regiegroep krijg. Ik denk dat wij daar heel goed over moeten spreken. Iedereen moet zijn verantwoordelijkheid nemen. Dat is wat de heer Dijkhoff zegt. Dank voor die suggestie. 

De voorzitter:

De minister vervolgt zijn betoog. 

Minister Opstelten:

Ja, graag. Ik kom bij het internationale uitreisverbod. Daar kom ik mevrouw Berndsen niet tegen, dus dat heeft haar instemming. 

De voorzitter:

Een kernachtige samenvatting, zullen we maar zeggen. 

Minister Opstelten:

Die is geheel voor mijn rekening. 

Dan een punt van de heer Van Nispen en mevrouw Berndsen. Welke eisen stellen we aan het bewijsdossier, wanneer een sanctie van een privaatrechtelijke organisatie wordt overgenomen? Ik herinner mij dat zij die stelden. Het bestuursrecht en het civiele recht kennen geen formele eisen waaraan bewijs moet voldoen. Wel zal de burgemeester zich een zelfstandig oordeel moeten vormen of de gedraging die aan het besluit van een private organisatie ten grondslag heeft gelegen, voldoende ernstig is om een bestuurlijk besluit te rechtvaardigen. Om zo'n besluit te motiveren zal de burgemeester zich op een voldoende duidelijk dossier moeten baseren. Het gaat dan om een duidelijke beschrijving van de feiten. Camerabeelden kunnen daar zeker onderdeel van uitmaken. Mocht een besluit naar het oordeel van de betrokkene ontoereikend gemotiveerd zijn of te zwaar zijn, dan kan hij daartegen in beroep komen. 

Ik kom bij de vraag van mevrouw Berndsen over de bevoegdheden van de burgemeester. Over het onderzoek naar de bevoegdheden van burgemeesters door het WODC kan ik inmiddels zeggen, want zo snel gaat het soms, dat het eind 2015, begin 2016 van de plank komt. 

De heer Van Nispen (SP):

Als ik het nu vraag, hoef ik er later niet meer op terug te komen. De minister zegt dat er geen formele eisen zijn aan het versterken van de civielrechtelijke sanctie met een bestuursrechtelijke sanctie. De burgemeester zal toch altijd zelfstandig overtuigd moeten raken van de ernst van de zaak, op basis van een dossier. Dan is toch de vraag wat dan in het wetsvoorstel die bepaling doet, het voorstel helemaal onder aan de eerste pagina van het wetsvoorstel: de burgemeester kan tevens een bevel geven aan een persoon aan wie door een private organisatie een sanctie is opgelegd. 

Minister Opstelten:

Ja. 

De heer Van Nispen (SP):

Dat is prima, maar wat voegt die bepaling dan toe, als het zonder een civielrechtelijke sanctie ook al kan, omdat de burgemeester overtuigd is geraakt van de ernst van het feit en van het feit dat er een dossier is? 

Minister Opstelten:

Om nog een keer te bevestigen dat de burgemeester boven op een civielrechtelijke bepaling, een civielrechtelijk optreden van de club of de bvo of de KNVB, zelfstandig ook nog een maatregel kan nemen. 

De heer Van Nispen (SP):

De burgemeester kan dus eigenlijk net zo makkelijk zelfstandig een bestuurlijke maatregel opleggen. Daarvoor is de civielrechtelijke sanctie niet nodig. Die staat voor de duidelijkheid en de zekerheid in de wet, maar verandert niets aan de eisen die wij stellen aan het bewijs. Als ik dat zo mag concluderen, stelt dat mij enigszins gerust. 

Minister Opstelten:

Ik denk inderdaad dat wij tot dezelfde conclusie kunnen komen. 

Voorzitter. Ik heb naar eer en geweten geprobeerd om alle vragen van mevrouw Berndsen, die ik de laatste dagen had voorbereid, te beantwoorden. Ik ga nu verder met mijn betoog en begin weer van voor af aan. 

Ik kom nu bij de samenhang tussen de aanpak in civiel recht, bestuursrecht en strafrecht. Daarover hebben wij al het nodige gezegd. De heer Van Nispen heeft gesteld dat juist de politie en het OM moeten optreden bij voetbalgerelateerde strafbare feiten, bovenop de civiele aanpak. Daarover heb ik al het nodige gezegd. Ik herhaal in alle scherpte dat het Openbaar Ministerie, ingeval er sprake is van een strafbaar feit dat gepleegd is in of buiten het stadion, tot vervolging kan overgaan. Dit strafrechtelijke traject kan naast de civiele aanpak door de clubs en de KNVB bestaan. Beide trajecten zullen elkaar veelal versterken. Dat is in de kern wat wij willen. Wij willen niet het een óf het ander; beide trajecten moeten elkaar versterken. Daarom is het heel goed dat je hierbij over vierhoeken spreekt. 

De heer Van Nispen en de heer Segers hebben gesproken over de slimme inzet van politiecapaciteit, dus recherche in plaats van ME. Natuurlijk wil ik bevorderen dat de politie efficiënt en effectief wordt ingezet. Dat is een open deur. Daarmee doel ik op het antwoord en uiteraard niet op de vraag; laat daarover geen misverstand ontstaan. Onze inzet hierbij is om te komen tot minder politie-inzet rondom de voetbalwedstrijden. In het seizoen 2013-2014 is de politie-inzet met ruim 10% afgenomen in vergelijking met vier seizoenen terug. De politie doet wat nodig is om het hooliganisme te bestrijden. De politie heeft de taken rond de voetbalwedstrijden herkenbaar binnen de politie-eenheden belegd. Ook dat draagt bij aan een efficiënte en effectieve aanpak. Ik laat graag aan de professionals over hoeveel ME'ers en hoeveel rechercheurs worden ingezet; dat heb ik in het verleden ook altijd gedaan. De aanpak van de politie komt tot stand na overleg met de verschillende partners: het OM, de KNVB, de burgemeester en de clubs. Die combinatie van afspraken met alle partners draagt bij aan de bestrijding van het hooliganisme. Preventie staat voorop en daarna komt de repressie. 

Over de capaciteit van politie en OM hebben de heer Oskam en de heer Van Nispen … 

De voorzitter:

De heer Oskam heeft een vraag. 

De heer Oskam (CDA):

Ik wacht even dit deel van de beantwoording af. 

Minister Opstelten:

Er volgt nog een aantal antwoorden. 

Lokaal wordt in de driehoek de afweging gemaakt welke capaciteit van politie en OM wordt ingezet. Als ik als minister bij voetbalwedstrijden ben, zie ik ook hoe buitengewoon serieus dit gebeurt. Zo'n voorbereiding wordt dagen van tevoren getroffen. Dat gebeurt mede op aanwijzingen van het OM over landelijke en regionale prioriteiten. Een kleine groep ordeverstoorders is verantwoordelijk voor een groot deel van de politie-inzet bij voetbal. Die groep zorgt ook voor problemen buiten de wedstrijden om. Daar moet het accent op liggen. Daarvoor is een persoonsgerichte aanpak noodzakelijk. Dit wetsontwerp maakt die aanpak mogelijk. Samenwerking binnen de veiligheidshuizen, bijvoorbeeld in de vorm van casusoverleggen, zorgt voor een betere en veiligere situatie bij voetbalwedstrijden. 

Ik zie de heer Oskam weer bij de interruptiemicrofoon staan, voorzitter. Ik laat het aan u over. Ik ga graag door, maar u hebt de leiding, tenminste hier. 

De voorzitter:

Zeker. Misschien is het handig om even de beantwoording af te wachten van het totale blokje waarin uw naam in elk geval genoemd wordt, mijnheer Oskam. 

Minister Opstelten:

De naam van de heer Oskam komt zo'n zestal keer in dit blokje voor. 

De voorzitter:

Dan lijkt het mij goed dat de heer Oskam interrumpeert. 

De heer Oskam (CDA):

Waar het minder kan, vindt iedereen dat natuurlijk prima. Het is goed dat er overleg is, want wij hebben gezegd: voetbalhooliganisme kun je alleen maar met elkaar aanpakken. Nu heeft het WODC echter onderzoek gedaan, dat ik ook aan de minister heb voorgehouden. Dat zegt juist: er is een gebrek aan capaciteit bij de politie en het Openbaar Ministerie. Daar heb ik geen reactie op gekregen. Ik wil van de minister weten of hij dat herkent of dat het WODC er weer faliekant naast zit? 

Minister Opstelten:

Dat herken ik niet. Ik heb dat op geen enkele manier gehoord. Wel moeten wij ons meer richten op een persoonsgerichte aanpak. Daarom is het goed dat deze wet er komt en zo is voorbereid. Dat is de kern van het verhaal. Het is een kleine groep, die persoonsgericht moet worden aangepakt. Dat zijn zowel vraagstukken van openbare orde als strafrechtelijke vraagstukken, waar recherchecapaciteit op moet worden ingezet. 

De heer Oskam (CDA):

Daar kan natuurlijk niemand tegen zijn. 

Minister Opstelten:

Nee, daarom zeg ik het ook. 

De heer Oskam (CDA):

Fijn. Daar kan natuurlijk niemand tegen zijn, maar als er onvoldoende politiemensen zijn om die persoonsgebonden aandacht te geven, dan houdt het gewoon op. Wij komen dus een beetje in een patstelling en dat gebeurt iedere keer. Het WODC zegt: het klopt niet. De minister zegt: het klopt wel. Wij schrijven het op. 

Minister Opstelten:

Ik herken dat niet. Ik herken dat ook niet uit de rapporten. Ik herken het niet uit de praktijk. Die is belangrijk. Op deze zaken wordt de focus gelegd. Ik zal er vanuit mijn verantwoordelijkheid voor staan dat dat blijvend gebeurt. Er is geen enkele reden om te twijfelen aan de focus van het Openbaar Ministerie op dit dossier. Het wachten is nu op de mogelijkheden die het wetsontwerp biedt om aanvullende maatregelen te nemen. 

De heer Van Nispen (SP):

Zo-even was ik iets te vroeg en nu ben ik weer bijna te laat, want ik heb een vraag over het vorige antwoord van de minister. Daarin sprak hij wel in heel algemene bewoordingen over het versterken van het civiele recht en het strafrecht. Natuurlijk kunnen die elkaar versterken. Dat de KNVB en de clubs een stadionverbod willen opleggen, wil niet zeggen dat het OM en de strafrechter niet ook maatregelen kunnen nemen. Maar mijn concrete vraag was: vindt de minister niet ook dat de verhouding een beetje is zoekgeraakt, gelet op de 662 civiele stadionverboden van het afgelopen jaar en het zeer geringe aantal strafrechtelijke optredens tegen voetbalgerelateerd geweld? 

Minister Opstelten:

De eerste verantwoordelijkheid ligt bij de bvo, bij de KNVB. Die is de beheerder van het stadion. Daar gebeurt het. Die is de gastheer. Daarnaast sturen wij met elkaar telkens aan op vragen als: wat is het beleid ten aanzien van een bepaalde wedstrijd, situatie of casus? Daarbij zijn het strafrecht, het Openbaar Ministerie en het bestuur, de burgemeester, belangrijk. Daar zit de politie bij. Die bereidt die dingen voor. Daar heb ik zeer veel vertrouwen in. Daarvoor is dit wetsvoorstel. Maar laten wij de verantwoordelijkheid om te beginnen leggen waar zij thuishoort: bij het betaald voetbal, waar de wedstrijden plaatsvinden. 

De heer Van Nispen (SP):

Die verantwoordelijkheid is er natuurlijk zeker. Dat lijkt mij ook, maar als er civielrechtelijk veel gebeurt en de clubs en de KNVB die verantwoordelijkheid heel voortvarend oppakken, dan kan het vervolgens niet een tandje minder met politie, OM en de inzet van het strafrecht. Die heb je juist nodig bij ernstigere misdrijven. Ik heb de minister in mijn eerste termijn ook om een reactie gevraagd op het voorbeeld dat het OM soms een stapje terug doet of dat de strafrechter bijvoorbeeld rekening houdt met reeds opgelegde civielrechtelijke stadionverboden. Ik begrijp dat wel, maar ik wil daar toch een reactie van de minister op, omdat we geen situatie moeten krijgen waarin het strafrecht niet wordt ingezet, omdat de club en de KNVB al hebben opgetreden. 

Minister Opstelten:

Ik herhaal wat ik net al heb gezegd. Daar is als zodanig geen sprake van. Elke situatie wordt natuurlijk op zichzelf beoordeeld in het team, de vierhoek, met verschillende verantwoordelijkheden. Dat vind ik ontzettend belangrijk, essentieel. We zijn nog nooit zo ver gekomen dat alle partijen zeggen: zo willen we het doen. Maar ik kan hier niet elke casus behandelen. Dat ga ik ook niet doen. Maar iedereen heeft daar z'n verantwoordelijkheid in te nemen. Ook het Openbaar Ministerie zal die nemen. Ik ben de laatste om te zeggen dat dat niet moet, maar in elke situatie zal natuurlijk een afweging tussen alle partijen moeten plaatsvinden. 

De voorzitter:

De minister vervolgt zijn betoog. 

Minister Opstelten:

De heer Oskam en de heer Van Nispen vroegen naar de samenwerking tussen de partners. Ik spreek natuurlijk regelmatig met de burgermeesters van de steden met bvo's, de KNVB, het Openbaar Ministerie en de politie. Regelmatig benadrukken we de noodzaak van de samenwerking, ook in de uitvoering. Landelijk werken we daar heel goed samen in de Regiegroep Voetbal en Veiligheid, ook met het Auditteam Voetbal en Veiligheid. De Regiegroep Voetbal en Veiligheid is bezig met het ontwikkelen van beleid om het aantal incidenten terug te dringen en randvoorwaarden te scheppen om voetbal een feest te laten zijn. Dat is de kern waar ik voor sta. Ik zou het zo mooi vinden als dat onder mijn bewind ook een keer duidelijk wordt. Deze partijen volgen de ontwikkelingen en spreken indien nodig de eigen achterban aan. Bij de actuele problemen zal de lokale aanpak met kennis en ervaring worden ondersteund. Lokaal is de driehoek, aangevuld met de voetbalclub, het belangrijkste samenwerkingsverband. 

De heer Oskam wil graag een strakkere regie op de vervoersstromen. Hij vroeg of ik dat samen met de minister van I en M wil oppakken. Het Centraal Informatiepunt Voetbalvandalisme krijgt van buitenlandse collega's informatie over aantallen supporters en de wijze waarop zij mogelijk zullen reizen. Het Centraal Informatiepunt Voetbalvandalisme houdt deze supportersbewegingen in de gaten. Wanneer het weet hoe de vervoersstromen zijn, wordt dit besproken met de betrokken partners, waaronder bijvoorbeeld de NS. Een strakkere regie is op dit moment niet noodzakelijk, denk ik. Maar we zullen dit punt in de regiegroep ook duidelijk aan de orde stellen, want van tijd tot tijd is dat natuurlijk altijd een item. Dat ben ik met de heer Oskam eens. 

De heer Oskam vroeg ook hoe de politie met dossiervorming omgaat. Dan gaat het over de identificatie van jonge aanwas bij de harde kern. Dat is herkenbaar. De politie werkt volgens de methodiek van "Hooligans in Beeld". De kern daarvan is dat toonaangevende hooligans, oftewel notoire ordeverstoorders rondom het voetbal, op basis van informatie uit de anonimiteit worden gehaald en gericht worden aangepakt. Dat is essentieel. Daardoor nemen de verstoringen van de openbare orde door de groep af. Dat is dus weer die persoonsgebonden aanpak. Elke eenheid zorgt ervoor dat de belangrijkste raddraaiers bekend zijn en volgt daarbij ook de jonge aanwas. Er zijn in het land diverse projecten die erop zijn gericht om doorgroei van de jonge aanwas naar de harde kern te voorkomen. Het is heel belangrijk om dat ook in de uitvoering voor elkaar te krijgen. 

De heer Bontes en de heer Oskam vroegen of er samenwerkingsverbanden bestaan tussen voetbalclubs en motorclubs. Uit analyses van de politie komt naar voren dat er in het algemeen geen sterke verwevenheid is tussen motorclubs, de Outlaw Motorcycle Gangs (OMG's) en supporters en de voetbalclubs. Slechts in incidentele gevallen wordt een hogere mate van betrokkenheid tussen OMG's en de harde kern van het voetbal gezien. Afgezien van een enkel geweldsdelict en een vermoeden van drugshandelcriminaliteit, is er voor zover nu bekend geen verdere criminele betrokkenheid tussen motorclubs en betaaldvoetbalclubs gesignaleerd. Een eventuele invloed van motorclubs op betaaldvoetbalclubs wordt door de politie vanzelfsprekend scherp gemonitord en incidenten worden onderzocht en aangepakt. De vaste commissie voor Veiligheid en Justitie heeft mij om een reactie gevraagd op het bericht in het Algemeen Dagblad van twee weken geleden, dacht ik, dat motorbendes infiltreren bij voetbalsupporters. Wij hebben dat in onderzoek. Ik zal daarover begin februari een brief naar uw Kamer sturen. 

De heer Dijkhoff noemde een belangrijk punt. Is een integrale aanpak mogelijk, gericht op de persoon van de hooligan, waarbij ook naar de feiten buiten het voetbal wordt gekeken? Het antwoord is ja. Een integrale aanpak is zeker mogelijk. Het programma Hooligans in Beeld haalt de leiders, de regisseurs, uit de anonimiteit. Deze aanpak loopt, afhankelijk van de kenmerken en achtergronden van de persoon, van preventie tot repressie. Hierbij is van belang dat men op lokaal niveau met de verschillende partners tot een maatwerkaanpak van deze personen komt. Daadwerkelijk doorpakken vergt durf, prioriteit, capaciteit en kennis van de partners. Hier kan nog meer in geïnvesteerd worden, zeg ik met nadruk. Ik hoop dat iedereen luistert. De komende jaren wordt de dadergerichte aanpak een zwaartepunt in het terugdringen van onveiligheid en overlast rond voetbal. 

Er is ook gevraagd welke criteria de burgemeesters hanteren bij hun maatregelen. Hoe wordt voorkomen dat er met twee maten gemeten wordt? In de wet zitten een aantal criteria waaraan voldaan moet worden, wil een maatregel opgelegd kunnen worden. De burgemeester is verantwoordelijk voor de handhaving van de openbare orde in zijn eigen gemeente en maakt de afweging of een bepaald feit ernstig is en of een bepaalde maatregel kan worden toegepast. 

In de nota naar aanleiding van het verslag is gesteld dat de kwalificatie van de gedragingen mede afhangt van de tijd en plaats. De heer Oskam vroeg daarnaar. Uiteraard is daarmee niet bedoeld dat misdragingen rond voetbalwedstrijden worden getolereerd. Laat dat duidelijk zijn. Ik heb er alle vertrouwen in dat onze burgemeesters verantwoord maatwerk leveren en wil hun daartoe juist alle ruimte geven. Dat heb ik ook naar aanleiding van het amendement-Van Dekken (33882, nr. 11) in de beantwoording in de eerste termijn gezegd. Er komen dus geen criteria voor burgemeesters. Dat is niet nodig. 

Dan kom ik bij de first offenders. Dat punt heb ik net, dacht ik, beantwoord. Dat was tenminste mijn bedoeling. Dat is gelukt. Mevrouw Helder en de heer Oskam vroegen nog of ik het criterium "ernstig" wil schrappen, zodat first offenders ook bij lichte feiten direct een maatregel kunnen krijgen. Mijn antwoord daarop is nee. Ik acht dat niet nodig. Om een first offender bij een licht feit direct een zware maatregel op te leggen, is niet proportioneel. Voor lichte feiten bij een first offender ligt het gezien de proportionaliteit in de rede dat de burgemeester een maatregel oplegt op grond van de APV. Het is aan de burgemeester om de maatregel op te leggen en ik laat dat ook aan hen in de driehoek over. De zwaarte van de maatregel is afhankelijk van alle omstandigheden van de situatie. 

De heer Van Nispen zei in het kader van het strafrecht dat veel gedragingen die te maken hebben met voetbalvandalisme reeds strafbaar zijn gesteld. Ik noem de volgende voorbeelden. Vernielingen en openlijke geweldpleging. Spreekkoren kunnen strafbaar zijn als het gaat om een strafbare belediging. Baldadigheid in het voetbalstadion of daarbuiten kan strafbaar zijn als straatschenderij. Het betreden van plaatsen door onbevoegden is ook strafbaar gesteld. Strafwaardig ordeverstorend gedrag, ook binnen een stadion, valt ook via het strafrecht aan te pakken. Daar mag geen misverstand over zijn. 

De heer Van Nispen (SP):

Herhaalt de minister precies wat ik daarover heb gezegd in mijn eerste termijn? Want natuurlijk weet ik dat het gooien van vuurwerk op het veld juridisch gezien vernieling op kan leveren. Maar mijn vraag daarover was nou juist — dat weet de minister volgens mij ook wel — de volgende. Als je vuurwerk op het veld gooit, is dat juridisch gezien vernieling. Maar je verstoort daarmee een voetbalfeest voor duizenden mensen, waarvan vervolgens ontzettend veel mensen last hebben, omdat er voortaan gefouilleerd zal worden, omdat er weer verplichte buscombi's gaan gelden et cetera. Het gooien van vuurwerk op het veld is zoals gezegd juridisch gezien weliswaar vernieling, maar zou het geen grond zijn voor hogere straffen dan wanneer je iets op straat vernielt, omdat daarvan geen duizenden mensen de dupe zijn? Dat was mijn algemene vraag op dit punt. 

Minister Opstelten:

Nu gaan we ons in de casuïstiek begeven. Ik denk dat elke situatie apart ter beoordeling is. Ik ga het de driehoek niet aandoen om nu te zeggen: in dit geval is het dit en in dat geval is het dat, of een combinatie daarvan. Ook in die situatie kan er een combinatie ontstaan van civielrecht, bestuursrecht en strafrecht. Dat kan. 

De heer Van Nispen (SP):

Dat is natuurlijk heel erg algemeen. Juridisch weten we allemaal hoe het zit. Ik had alleen gehoopt dat de minister zou willen benadrukken dat de ernst van dergelijke feiten, gepleegd in stadions of tijdens evenementen, waarmee een feest voor duizenden wordt verstoord, groot is. Misschien had de minister daar voorbeelden van kunnen geven. Dat is niet je in casuïstiek begeven, maar kijken hoe het gaat in de praktijk. Ik had gehoopt dat de minister daarover iets zou zeggen. 

Minister Opstelten:

Ik heb een aantal voorbeelden genoemd. Het strafrecht moet ook worden ingezet. Daar is geen misverstand over. De heer Van Nispen stelt voortdurend dezelfde vraag, namelijk of ik strafrecht wil inzetten. Dat wil ik niet alleen, dat wil het OM ook en de burgemeesters willen dat ook. Verder willen de voetbalclubs dat ook. Het gaat erom dat je met elkaar afweegt welke maatregelen je neemt en welke maatregelen effectief zijn in welke situatie, ten behoeve van de doelstelling om van het voetbal een feest te maken en die kleine groep notoire hooligans aan te pakken en op haar plaats te zetten. Dat is mijn missie, daar sta ik voor, met naar ik hoop vele anderen. 

De voorzitter:

De minister vervolgt zijn betoog. 

Minister Opstelten:

De heer Segers vroeg of we meer strafrecht willen inzetten. Uitgangspunt moet zijn dat het bewaken van het ordelijke verloop van voetbalwedstrijden, het voorkomen van wanordelijkheden en het weren van voetbalhooligans in de eerste plaats een taak is — laten we dat vasthouden — voor de voetbalclubs zelf en de KNVB. Daar begint het; die moeten hun verantwoordelijkheid nemen. Dat willen ze ook en dat doen ze ook. Voor het strafrecht is een rol weggelegd als de overlast en wanordelijkheden samengaan met het plegen van strafbare feiten. Uiteraard. Op dat moment dient het strafrechtelijke instrumentarium ten volle te worden ingezet en dat gebeurt ook. Het wetsvoorstel bevat daartoe ook enkele versterkingen. Het gaat om een evenwichtig en afgewogen toepassen van de verschillende instrumenten, afhankelijk van de concrete feiten en de omstandigheden van het geval. Dat vergt een goede afstemming tussen professionals. Daarin heb ik vertrouwen, zoals ik zei. 

De heer Bontes vroeg waarom er in aanvulling op een stadionverbod geen aanvullende boetes van de derde categorie worden opgelegd. Als een overlastpleger wordt vervolgd voor de strafbare feiten die hij heeft gepleegd, kan de rechter hem een stadionverbod opleggen. Daarnaast kan de rechter een straf opleggen, bijvoorbeeld een geldboete. De hoogte van die geldboete is afhankelijk van het strafbare feit waarvoor de overlastpleger wordt veroordeeld. 

Het punt van de digitale meldplicht hebben we, denk ik, helemaal besproken. De heer Van Nispen heeft gevraagd naar het internationaal uitreisverbod ... 

De heer Oskam (CDA):

Ik wil even ingaan op de digitale meldplicht. De KNVB heeft een evaluatie naar het ministerie gestuurd. De KNVB is er enthousiast over. Het ministerie heeft gezegd: wij beoordelen het ook als goed. Mijn vraag is wat we er nu verder mee gaan doen. Wat is de follow-up? Gaan we het uitrollen tot een volwaardig systeem dat we in Nederland gaan gebruiken? 

Minister Opstelten:

Ik heb daar uitvoerig op geantwoord, maar ik vind het zo belangrijk dat ik het wel drie of vier keer wil zeggen. Ik sta er positief tegenover. We hebben in maart een vergadering van de regiegroep onder leiding van de heer Van Gijzel. Wij zitten daarbij. Daar komt alles aan de orde en daar zullen we nadere afspraken maken. Ik zal de Kamer erover informeren wie wat doet, wat we doen, hoe we het doen en wanneer we het doen. Wat mij betreft, proberen we dit nu echt door te zetten. Ik wil erop wijzen dat we nu voor twee meldplichten gaan: de fysieke en de elektronische, oftewel de digitale. Laten we er nu met zijn allen iets van gaan maken. Ik vind het heerlijk om dit voortdurend te kunnen en mogen zeggen, want ik ben er wildenthousiast over. Dat ziet u. 

Ik kom bij het uitreisverbod, internationaal en nationaal. Burgemeesters zijn verantwoordelijk voor en gaan alleen over de openbare orde in hun gemeente. Voor sommige burgemeesters is dat heel lastig. We hebben in de wet de mogelijkheid geboden om daaraan iets te doen. Een burgemeester kan in een andere gemeente de openbare orde niet handhaven. Voor uitwedstrijden binnen Nederland maakt het wetsvoorstel het daarom mogelijk dat een burgemeester tevens namens een andere burgemeester een maatregel oplegt. Dat is een heel bijzondere mogelijkheid, maar effectief. Voor de betrokkenen geldt de maatregel dan in beide gemeenten. 

Voor uitwedstrijden buiten Nederland kan de KNVB landelijke stadionverboden opleggen die gelden voor alle voetbalwedstrijden in binnen- en buitenland waaraan een Nederlandse betaaldvoetbalorganisatie deelneemt. De ordeverstoorder mag bij een buitenlandse wedstrijd dus niet het stadion in. De strafrechter kan personen een meldplicht en een locatiegebod opleggen voor alle wedstrijden van een betaaldvoetbalclub in binnen- en buitenland. Daardoor wordt het voor deze personen feitelijk onmogelijk om uit te reizen. 

Tot slot vindt er in internationaal verband informatie-uitwisseling over supporters die meereizen naar uitwedstrijden plaats tussen de National Football Information Points. Eventueel meegereisde hooligans kunnen tijdig worden gesignaleerd, zodat hun de toegang tot het stadion wordt ontzegd. 

De heren Dijkhoff en Van Nispen vroegen daarover nog hoe het nu functioneert en hoe de samenwerking verloopt. Een burgemeester kan aan iedereen die in zijn gemeente de openbare orde verstoort een gebiedsverbod opleggen, ook aan een niet-ingezetene van Nederland. Tussen de verschillende National Football Information Points vindt informatie-uitwisseling plaats over supporters die meereizen naar uitwedstrijden. Eventueel meegereisde hooligans die het stadion niet in mogen en die de burgemeester niet op bepaalde plaatsen in de gemeente wenst te hebben, kunnen op basis van deze informatie tijdig worden gesignaleerd en worden tegengehouden zodra ze de gemeente binnen komen. Deze informatie-uitwisseling tussen de verschillende politieorganisaties van de Europese landen verloopt op zichzelf goed. Ik weet echter uit ervaring dat je dit niet moet onderschatten en dat je erbovenop moet blijven zitten. Vandaar dat ik dat ook zeg. 

Dan is er nog een aantal overige vragen. Ik begin met de vragen van mevrouw Helder over handhaving van de stadionverboden. 

De heer Van Nispen (SP):

Ik wil graag zeker weten dat ik dit punt goed begrijp. Mijn bezorgdheid betrof niet zozeer gebiedsverboden voor wedstrijden binnen Nederland, maar juist voor uitwedstrijden in Europa. Heb ik nou goed begrepen dat, laten we zeggen, de burgemeester van Eindhoven zelf een gebiedsverbod kan opleggen als PSV uit moet voetballen in Boekarest en daarvoor dus niet hoeft te wachten op een verzoek van de burgemeester uit dat andere land? Dan doel ik dus op een persoon die toch al een gebiedsverbod heeft op grond van een dossier. Geldt de meldplicht die daaraan gekoppeld is dan ook voor die uitwedstrijd binnen Europa? 

Minister Opstelten:

Het is iets ingewikkelder. Zo heb ik het ook gezegd. De strafrechter kan dat doen. In Nederland kan de burgemeester het ook samen met een andere burgemeester doen. De KNVB kan het voor iedereen doen. Die kan dus zeggen: die mijnheer komt niet bij wedstrijden van die club, in welk stadion dan ook. De strafrechter kan dat ook als zodanig aangeven. We hebben dus instrumentarium om dat voor elkaar te krijgen. We hebben een heel internationaal netwerk met allemaal National Football Information Points. Dat werkt op zichzelf goed, maar het is gewoon scherp zeilen, zeker als het internationaal is. De heer Van Nispen weet uit ervaring ook dat het belangrijk is dat de politiekorpsen van de beide steden, regio's of landen goed met elkaar informatie uitwisselen. Wat je met elkaar bepaalt, moet ook uitgevoerd en gehandhaafd worden. 

Ik was bij de vragen van mevrouw Helder. Hoe is het gesteld met de strafmaat voor het negeren van een stadionverbod en meldplicht? Wordt iemand met een stadionverbod toch in het stadion betrapt, dan doet de club of de KNVB hiervan aangifte bij de politie. Supporters die zich in strijd met een opgelegd civiel stadionverbod toch in of rondom een stadion ophouden, riskeren een gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden, een tweede stadionverbod en een geldboete. Overtreding van een door de burgemeester of officier van justitie opgelegde maatregel levert een strafbaar feit op waarvoor gevangenisstraf kan worden opgelegd. Overtreding van een door de rechter opgelegd stadionverbod leidt tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijke deel van de straf of vervangende hechtenis. 

Dan kom ik bij de vragen van de heer Van Nispen naar belemmeringen van de maatregelen voor supporters. Uiteraard deel ik de ambitie in het kader van het beleid Voetbal en Veiligheid. Dat voetbal weer een feest moet worden, staat hierin voorop. De goeden moeten zo min mogelijk lijden onder een kleine groep relschoppers. Dat is bij herhaling gezegd, maar het kan niet genoeg gezegd worden. Veel lokale vierhoeken zijn bezig toe te werken naar normalisatie en zijn zeer gecommitteerd. Dit betekent dat er wordt gewerkt aan goed gastheerschap, het verbeteren van de relatie met de supporters en het stevig aanpakken van notoire ordeverstoorders. Van belang is dat men op lokaal niveau tot een maatwerkaanpak komt. Wel zie ik dat de aanpak nog een extra impuls behoeft. Op dit moment zijn de landelijke partners bezig dit vorm te geven. 

De vraag van mevrouw Berndsen en de heer Van Nispen samen heb ik al beantwoord. 

De heer Segers zei: niet te snel te veel nieuwe maatregelen. Ik interpreteer zijn opmerking zo dat de heer Segers van oordeel is dat we niet ongelimiteerd nieuwe maatregelen moeten introduceren. Ik deel die opvatting totaal, maar er was reden voor aanpassingen en om daar niet een aantal jaren mee te wachten. De evaluatie heeft ook uitgewezen dat daar aanleiding toe was, dus we zijn er vandaag mee bezig. Ik wil nu niet verder gaan met nieuwe maatregelen, zoals blijkt uit mijn reactie. We moeten eerst de nieuwe regels de tijd gunnen door deze stevig uit te voeren en optimaal benutten wat mogelijk is en mogelijk wordt, en niet nu al nog weer verder gaan dan dit wetsvoorstel. 

Ik kom bij de vraag van de heer Segers over hoe wij waken voor de zorgvuldigheid van het optreden van de burgemeesters. Ik heb er al een paar dingen over gezegd, die ik nog even zal herhalen. De burgemeester is gehouden zijn besluit zorgvuldig en voldoende te motiveren, zoals opgenomen in de Algemene wet bestuursrecht. Hierbij maakt hij een zorgvuldige belangenafweging. Burgemeesters zijn er bovendien van doordrongen dat hun besluit de rechterlijke toets moet doorstaan. Ik heb dan ook geen reden om te betwijfelen dat de burgemeesters hun besluiten zorgvuldig zullen nemen. 

De heer Segers (ChristenUnie):

Ik meen mij te herinneren dat de minister in reactie op een vraag van mevrouw Berndsen zei dat hij bij de evaluatie specifiek zal kijken naar de rol van de burgemeester en dat hij met de VNG om de tafel gaat. Kan hij daar nog iets meer over zeggen? Wordt heel specifiek geëvalueerd of er op een goede manier gebruik wordt gemaakt van die burgemeestersbevelen? Wordt er niet te veel op het bordje van de burgemeester gelegd, wat hij niet helemaal waar kan maken? 

Minister Opstelten:

Ik vind als zodanig van niet. In deze wet zeker niet. De burgemeester is daarin de centrale figuur, samen met het Openbaar Ministerie, de politie en de voetbalclub. Bij de behandeling van de wet over preventief fouilleren in de Eerste Kamer, waar dezelfde vraag aan de orde kwam, heb ik toegezegd dat ik gaarne bereid ben om de zaak met de burgemeesters even goed op een rij te zetten en dat doe ik nu. Het WODC doet daartoe onafhankelijk onderzoek. Daarbij zijn betrokken de VNG, het Nederlands Genootschap van Burgemeesters en een paar bekwame hoogleraren die daar alle kennis van hebben. Eind 2015, begin 2016 komt dat rapport op tafel. Dan zal ik dat uiteraard toesturen. 

Voorzitter. Ik was net aangekomen bij de vraag van de heer Bontes waarom een stadionverbod niet automatisch leidt tot een gebiedsverbod. De burgemeester zal een zelfstandige afweging moeten maken of gedragingen die voor de KNVB of een voetbalclub reden zijn om een stadionverbod op te leggen, ook voldoende grondslag zijn voor een besluit van de burgemeester. Een eigen afweging blijft hier telkens aan de orde. 

De heer Dijkhoff vroeg of ik kan onderschrijven dat de wet als zodanig ook instrumenten biedt voor terugkerende Syriëgangers. De wet biedt instrumenten om verstoring van de openbare orde te voorkomen en te bestrijden. Wanneer jihadisten de openbare orde verstoren, kunnen deze bevoegdheden uiteraard ook jegens hen worden ingezet en dan zal dat ook gebeuren. Er zal echter bij deze groep lang niet altijd sprake van zijn dat zij de openbare orde verstoren. Om weerstand te kunnen bieden aan de bedreiging die van een bepaalde persoon uitgaat voor de nationale veiligheid, wordt een tijdelijke wet bestuurlijke maatregelen voorbereid. Zoals aangegeven in het Actieprogramma Integrale Aanpak Jihadisme kan daarbij worden gedacht aan een periodieke meldplicht en aan contactverboden. 

De heer Oskam heeft gevraagd naar het Pro Supporterprogramma en het terugdringen van alcoholgebruik in de Jupiler League. Het Pro Supporterprogramma is door Jupiler als sponsor van de eerste divisie, vandaar dat we spreken van de Jupiler League, in het leven geroepen om een bijdrage te leveren aan verantwoorde alcoholconsumptie onder supporters van teams in de Jupiler League. Uitbreiding naar de eredivisie is wel besproken. De clubs en de KNVB hebben daar echter niet voor gekozen en het is aan hen om daarover te beslissen. 

De dekking van camera's in en rond de stadions is een licentievoorwaarde die de KNVB stelt aan de clubs. De installatie moet voldoen aan een aantal criteria. De kwaliteit van de camera's verschilt per betaaldvoetbalorganisatie. Het OM en de politie kunnen desgewenst gebruikmaken van de beelden. In dit verband heeft mevrouw Helder gevraagd naar de uitvoering van de motie van de heer Oskam over het effectief kunnen gebruiken van camerabeelden bij de opsporing. Zoals bekend wordt er gewerkt aan een wetsvoorstel. Naar verwachting komt dit binnen enkele weken in de consultatie. 

De heer Oskam sprak over een Europese databank. De website van het NFIP is tot stand gekomen met behulp van een Europese subsidie. Die subsidie is gestopt. De website van het NFIP is verouderd en is aan vervanging toe. Door alle Europese informatiepunten, waaronder het Centraal Informatiepunt Voetbalvandalisme in Nederland, wordt samen op een internationaal niveau naar een oplossing gezocht. Financiering door alle aangesloten landen is niet haalbaar gebleken. Op dit moment vinden er gesprekken plaats met Interpol om de website daar onder te brengen, zo is mij gemeld. 

De heer Oskam heeft ook gevraagd naar de spotters. Uiteraard ben ik bereid om daar aandacht voor te vragen in Europees verband. Ik vind het belangrijk dat de Nederlandse politie bij Europese wedstrijden in Nederland ondersteund wordt door buitenlandse collega's. Een deel van de kosten die deze buitenlandse collega's maken, wordt gedragen door de politie in Nederland. Nederlandse collega's gaan ook mee naar wedstrijden in het buitenland ter ondersteuning van hun collega's aldaar. De politie zet overigens al spotters in tijdens wedstrijden in het Nederlandse betaald voetbal; dat zeg ik hierbij in antwoord op de vraag van de heer Bontes. 

De heer Van Dekken heeft gevraagd hoe ik ervoor kan zorgen dat onschuldige voetbalsupporters uit het Voetbal Volg Systeem worden gehaald. Op het Voetbal Volg Systeem is een strikt privacyreglement van toepassing. Naar mijn inzicht hoeven er geen zorgen over te bestaan dat supporters ten onrechte in het systeem geregistreerd blijven. 

De heer Van Dekken heeft ook gevraagd wat ik vind van het idee dat betaaldvoetbalorganisaties iedere twee jaar een actieplan moeten ontwikkelen waarin maatregelen staan ter verbetering van de gastvrijheid voor uitsupporters. Gastvrijheid voor uitsupporters vind ik net als vele anderen zeer belangrijk. Alle goede ideeën op dit vlak juich ik toe. Gastvrijheid is ook een van de speerpunten uit het Kader voor beleid Voetbal en Veiligheid. Gastvrijheid en service hebben ten doel om supporters te faciliteren, ergernissen weg te nemen of te voorkomen en te zorgen voor een aangename wedstrijdbeleving. Het Auditteam Voetbal en Veiligheid betrekt het aspect gastvrijheid bij de audits die het doet bij de betaaldvoetbalorganisaties en de betrokken partners. Op dit moment zijn de landelijke partners ook bezig om hier een uitvoeringsplan voor de komende jaren voor op te stellen. 

De heer Dijkhoff heeft gevraagd of een combiregeling door een burgemeester wordt gezien als een "zekerheidje"? Ik geloof dat ik hem nu letterlijk quote. Een van de ambities uit het Kader voor beleid Voetbal en Veiligheid is om het aantal combiregelingen te verminderen, juist om van voetbal weer een feest te kunnen maken door zo veel mogelijk generieke maatregelen te beperken. Per wedstrijd wordt lokaal bekeken wat het risicoprofiel van de wedstrijd is en of een combiregeling, in welke vorm dan ook — auto, bus of trein — noodzakelijk is. De verplichte combi is een belangrijke maatregel om bezoekende supporters beheersbaar en gepland in en uit het stadion te laten stromen en zal dus als er aanleiding voor is, ingezet blijven worden. 

De heer Segers vraagt hoe ik ervoor zorg dat de preventieve aanpak niet achterblijft bij de repressieve aanpak. De veiligheidspartners streven ernaar en zijn zeer gecommitteerd om van voetbal weer een feest te maken. In de visie van het Auditteam Voetbal en Veiligheid, waar ik mij graag bij aansluit, betekent normaliseren dat de veiligheidspartners preventief en repressief veiligheidsbeleid dienen te verbinden aan een meer op service gericht supportersbeleid. Dat vergt het opbouwen van vertrouwen tussen de veiligheidspartners, de supporters en de verenigingen, evenals relatiebeheer, overleg met supporters en het honoreren van redelijke supporterswensen die dienen te worden gecombineerd met streng optreden bij overtreding van gemaakte afspraken. Van belang is dat men op lokaal niveau komt tot een maatwerkaanpak. Preventieve en repressieve maatregelen dienen hierin te worden meegenomen. Wel zie ik dat de aanpak nog een extra impuls behoeft. Op dit moment zijn de landelijke partners bezig hieraan verder vorm te geven. Ik laat het aan deskundigen over of verslavingsbehandeling of aanpak van agressie standaard geboden is, zoals de heer Van Nispen vroeg. De door hem en mevrouw Berndsen genoemde achterliggende problematiek van alcohol en drugs en scholing en werk behoeft zeker aandacht. Lokale casusoverleggen, bijvoorbeeld in een Veiligheidshuis, en lokaal maatwerk kunnen bijdragen leveren aan een persoonsgerichte aanpak met aandacht voor zowel zorg als veiligheid. 

De heer Segers vroeg hoe wij weten dat niet ook mensen met een stadionverbod het stadion binnenkomen. De handhaving van de stadionverboden is primair een aangelegenheid van de clubs, van de bvo's. Zij treffen vele maatregelen. De meldplicht kan een belangrijk instrument zijn bij het handhaven van de stadionverboden. Daar hebben wij het uitvoerig over gehad. Mocht een persoon met een civielrechtelijk stadionverbod ondanks alle maatregelen toch in het stadion worden aangetroffen, dan doet de bvo of de KNVB aangifte. Ook de voetbaleenheid bij de politie controleert gericht op de eventuele aanwezigheid van stadionverbodhouders rond en in stadions. Ondanks al deze maatregelen kan het nog steeds incidenteel voorkomen dat iemand met een stadionverbod zich in het stadion bevindt. Dat is uiteraard niet de bedoeling van alle partijen, maar als het verbod ertoe leidt dat de betrokkene zich onopvallend gedraagt, heb je op dat moment pech gehad. Dan moet je de volgende keer ervoor zorgen dat je hem wel vangt. Laat ik het daarop houden. 

Dat zijn mijn antwoorden in de eerste termijn, voorzitter. 

De heer Segers (ChristenUnie):

Op dat laatste punt zou ik graag iets meer helderheid willen. Is het zo dat de minister uiteindelijk toe wil naar een digitale meldplicht en dat hij af wil van de fysieke meldplicht? Als dat niet het geval is: stel dat er een enorm tijdgat valt tussen de fysieke meldplicht bij een bureau en de wedstrijd, die veel later plaatsvindt, waarom zou dan een elektronische enkelband toch niet behulpzaam kunnen zijn? Nogmaals, dat is een suggestie van de VNG. 

Minister Opstelten:

Ik zeg nog een keer dat wij naar mijn mening nu moeten focussen op de twee meldplichten. Wij hebben daar jaren over gedaan en wij hebben altijd met de fysieke meldplicht geopereerd. Die blijft overeind; het is een keuze die men maakt. Van geval tot geval kan dit worden beoordeeld. Daarnaast hebben wij een nieuw instrument in ontwikkeling, waar eigenlijk alle partners enthousiast over zijn, namelijk de digitale meldplicht. Laten wij daarop koersen en niet nog een derde in de ring brengen, die zeer arbeidsintensief is. Laten wij nu focussen op de twee meldplichten. Dan creëren wij er met elkaar duidelijkheid over dat wij willen dat dit instrument een succes wordt. Dat vind ik heel belangrijk. 

De heer Segers (ChristenUnie):

Voor alle helderheid: de VNG zegt niet dat er een derde meldplicht of een derde variant komt. De enkelband is complementair aan de eerste. Als de minister niet af wil van de fysieke meldplicht, omdat die nodig blijft, zegt de VNG: zou het dan voor de handhaving niet handig zijn om met een elektronische enkelband te werken? 

Minister Opstelten:

Ik heb nog geen burgemeester gehoord die hier enthousiast over is. Ik ben echter bereid om aan de VNG uit te leggen waarom wij dit nu niet zouden moeten doen. Ik vind het gewoon geen effectief instrument. Het kost veel te veel tijd en is te ingewikkeld. Je laat je weer afleiden door er een nieuw instrument bij te halen, terwijl je nu moet investeren in de digitale meldplicht en in datgene wat je al hebt, te weten de fysieke meldplicht. 

De voorzitter:

Nog een heel korte interruptie van de heer Segers. 

De heer Segers (ChristenUnie):

Dank u wel, voorzitter, voor deze ruimhartigheid. De minister is bereid om het uit te leggen, maar is hij ook bereid om te luisteren naar de VNG zodat zij allereerst kan zeggen waarom het volgens haar complementair zou kunnen zijn en zou kunnen helpen? 

Minister Opstelten:

Ik hoef in dit verband niet zozeer naar de VNG te luisteren, als wel naar de burgemeesters in het regie-overleg onder leiding van de heer Van Gijzel. Die hebben er verstand van en die moeten het ook doen. Uiteraard luister ik veel en vervolgens geef ik mijn standpunt. 

De heer Van Dekken (PvdA):

Ik heb een vraag over het Voetbal Volg Systeem. Als ik een vrolijke wat fanatieke supporter van bijvoorbeeld FC Groningen of Feyenoord zou zijn en in een situatie terechtkom waar ik niets mee te maken heb, maar waardoor ik wel word genoteerd als hooligan en in het Voetbal Volg Systeem terechtkom, hoe kom ik er dan uit als ik aantoonbaar niets heb gedaan? Deze vraag stel ik namens een aantal supporters die mij hebben benaderd. Zij zitten er allemaal ten onrechte in. Hun privacy is geschonden en, sterker nog, het kan hun hun maatschappelijke carrière kosten. Klopt het echt dat zij onmiddellijk uit het voetbalvolgsysteem moeten worden gehaald of niet? 

Minister Opstelten:

Er is een strikt privacyreglement en ik ga ervan uit dat het goed wordt nageleefd. Ik heb er ook geen klachten over gehoord, maar ik kan dat punt ook in het regie-overleg aan de orde stellen. Het is een kwestie van uitvoering en we moeten ervoor zorgen dat niemand onverdiend in het systeem terechtkomt. Als dat gebeurt, moet hij er ook direct weer uit. Dat lijkt me simpel. 

De heer Van Dekken (PvdA):

Ik beschouw dat als een toezegging om nog eens heel kritisch te kijken naar de vraag of dat systeem echt wel werkt zoals we allemaal denken en geloven. 

Minister Opstelten:

Dat is altijd goed, zeker op dit punt. Je moet zeker niet in een dergelijk volgsysteem terechtkomen als je alleen maar naar je favoriete club gaat om de twee weken. 

Voorzitter, ik ben klaar met mijn beantwoording in eerste termijn. 

De voorzitter:

Ik dank u voor de beantwoording. Is er op dit moment behoefte aan een schorsing? Zo niet, dan gaan wij door en proberen wij de behandeling voor de dinerpauze af te ronden. Het woord is aan mevrouw Helder. 

Mevrouw Helder (PVV):

Voorzitter. Ik dank de minister voor de antwoorden. Ik maak nog een enkele opmerking over een paar puntjes, in de eerste plaats over de strafrechtelijke groepsaansprakelijkheid. De minister heeft gezegd dat dit een punt is waarbij wij elkaar regelmatig tegenkomen en elkaar raken, maar waarmee we nog niet verder zijn gekomen. Hij zei even later dat ik de bewijslast verder wil verlagen in die zin dat een hele groep strafrechtelijk aansprakelijk kan worden gesteld voor de strafverzwarende gevolgen van openlijke geweldpleging. Een dergelijke verregaande oprekking van de strafrechtelijke aansprakelijkheid die neigt naar een risicoaansprakelijkheid gaat het bestek van dit wetsvoorstel te buiten, aldus de minister. Dat heeft de minister heel goed gehoord. Ik heb toch nog hoop, want hij zei dat hij nog niet verder was gekomen. Het is dus werk in uitvoering en ik ga dan ook vrolijk verder met ons initiatiefwetsvoorstel. Dit is geen inhoudelijke afwijzing en dus komen wij daar nog over te spreken. 

Ten aanzien van de voorwaarde van ernstige verstoring van de openbare orde bij een first offender heb ik gekeken naar de tekst in de memorie van toelichting. Daarin staat dat naar aanleiding van de evaluatie de onderzoekers er daarnaast melding van maken dat door burgemeesters vooral bij voetbalgerelateerde overlast als problematisch wordt ervaren dat de bevoegdheden uit artikel 172a Gemeentewet niet kunnen worden ingezet tegen first offenders. Daaraan komt dit wetsvoorstel enigszins tegemoet, maar dan wel onder de voorwaarde dat er ernstige overlast moet zijn. Ik heb hierover in eerste termijn de vraag gesteld wie er bepaalt wat ernstig is. Het is inmiddels duidelijk geworden dat dat de burgemeester is. Waarom geven wij de burgemeester niet alle ruimte? Laten wij het woordje "ernstig" gewoon schrappen. De minister heeft gezegd dat dit niet nodig is, omdat een zware maatregel bij een first offender niet proportioneel is. Ik heb echter niet om een zware maatregel gevraagd. Het gaat om maatregelen en niet om straffen. Je zou dus kunnen zeggen dat de proportionaliteit niet speelt. Het gaat de PVV om de ruimte die burgemeesters in het geheel zouden moeten hebben. De burgemeesters zijn wijs genoeg om met die bevoegdheid om te gaan. Ik dien namens mijn fractie de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de burgemeester op basis van het wetsvoorstel 33882 een gebiedsverbod, groepsverbod of meldplicht kan opleggen aan een zogenoemde first offender, maar dat hierbij de voorwaarde geldt dat het moet gaan om een ernstige verstoring van de openbare orde; 

van mening dat de burgemeester ook bij minder ernstige verstoringen van de openbare orde een gebiedsverbod, een groepsverbod en/of een meldingsplicht moet kunnen opleggen; 

verzoekt de regering, het woordje "ernstige" uit het voorgestelde artikel 172a Gemeentewet te schrappen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Helder. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 17 (33882). 

Mevrouw Helder (PVV):

Ik maak een opmerking over de maximale duur van de vrijheidsbeperkende maatregel. Wanneer iemand voor de tweede maal een gebiedsverbod krijgt opgelegd, dient de rechter wat ons betreft de mogelijkheid te hebben om deze maatregel maximaal tien jaar op te leggen. De PVV heeft dit samen met het CDA en de PvdA naar voren gebracht in de inmiddels veelbesproken initiatiefnota. Derhalve heb ik namens mijn fractie het amendement van collega Oskam medeondertekend. In de memorie van toelichting — ik haak hier nog even op aan — staat dat de onderzoekers, na de evaluatie, concluderen dat de huidige termijnen van de maatregelen te kort zijn om effectief te zijn, met name als het gaat om voetbaloverlast. Dit amendement is hard nodig. 

Ik ga verder met een opmerking over het standpunt van de collega van de Partij van de Arbeid. In eerste termijn zijn hierover ook interrupties geweest. Diplomatiek gezegd is het standpunt van de PvdA-fractie uitermate teleurstellend en in plat Nederlands heet dit gewoon "je keutel intrekken". De aanleiding voor de initiatiefnota was namelijk al dat er in de huidige voetbalwet — ik citeer nu de initiatiefnemers, waaronder dus collega Van Dekken namens de PvdA — "… witte vlekken zitten, maar o.a. politieorganisaties, supportersverenigingen en de KNVB ook hebben aangegeven deze incidenten meer dan zat te zijn, …" Het aantal incidenten met voetbalgeweld is sindsdien alleen maar gestegen. Toch zegt de Partij van de Arbeid in eerste termijn van dit debat: die harde strafmaat van 2012 gaat er hier en nu niet in voor de Partij van de Arbeid. Jammer, zeg ik dan. 

Het laatste punt dat ik wil maken gaat over de strafmaat voor het negeren van een stadionverbod of een meldplicht. De minister legt in antwoord op de vragen van mijn fractie uit wat er inmiddels kan en wat er gebeurt. Dat was echter niet de vraag. Ik heb gezegd dat de opgelegde straffen als te laag worden beoordeeld en dat het negeren van een stadionverbod of een meldplicht velen een doorn in het oog is. Ik weet dat de minister niet over het opleggen van de straffen gaat — dat doet de rechter — maar wel over de bandbreedte die rechters hebben, want dat is gewoon wetgeving. Wat ons betreft krijgen clubs, burgemeesters en rechters meer ruimte zodat zij een hogere straf kunnen opleggen. Misschien gaat de minister hierop in tweede termijn nader in. Dat maakt dan wat ons betreft de cirkel rond. Ik verwijs naar de motie die ik net heb ingediend, want als je het woordje "ernstig" schrapt, is er in ieder geval meer ruimte voor de burgemeesters. 

De heer Van Nispen (SP):

Voorzitter. Het bezoeken van een voetbalwedstrijd moet een feest zijn. Vaak is het dat ook. Uit onderzoek blijkt dat 97% van de fans zich veilig voelt in het stadion. Dat mag ook weleens worden gezegd, al is het maar voor het evenwicht, want we hebben het hier vaak gehad over voetbalvandalisme en voetbalgerelateerd geweld. Er is nog steeds geweld, er zijn nog steeds hooligans en spreekkoren en er is nog steeds agressie in en rondom stadions. In eerste termijn heb ik de vrees uitgesproken dat het erger wordt. Dat moeten we zien te voorkomen, want voetbal moet een feest zijn. Ik ben dat heel erg eens met de minister, die dat expliciet uitgesproken heeft. Voetbal moet een feest zijn zonder al te veel repressieve maatregelen zoals clubcards, combi's, hekken en fouilleeracties. 

Laat ik een concreet voorbeeld geven van wat ik de afgelopen dagen zoal in mijn mailbox heb gehad. Een man uit Doetinchem, supporter van De Graafschap, schreef dat hij vorig jaar de wedstrijd Telstar-De Graafschap had bezocht. 300 supporters van De Graafschap hadden voor de wedstrijd zonder wanklank de plaatselijke horeca bezocht en na de wedstrijd in de kantine van Telstar een gezamenlijke afterparty gevierd. Iedereen, inclusief de media, sprak van pure reclame voor het voetbal. Dit jaar werd uitwedstrijd gespeeld, in Velsen. Bij de kaartverkoop werd bekend dat er een verplichte autocombi was met een omwisselpunt op 111 kilometer van Velsen. WTF! Ik hoef hier niet toe te lichten wat dat betekent; laat ik voor de Handelingen zeggen: hoezo? Omdat er vorig jaar Bengaals vuurwerk was afgestoken en er een vijftal supporters zwaar beschonken in het uit-vak stond. Eén procent voldeed dus niet helemaal aan de norm. Er zijn geen ernstige dingen gebeurd. Bij de evaluatie is daarop toch de nadruk gelegd, niet op alles wat goed is verlopen. Zo komen we nooit uit die vicieuze cirkel. Je moet goed gedrag ook belonen. De minister zei dat hij het aantal verplichte combi's wil terugbrengen, terugschroeven, maar ik heb nog niet gehoord hoe hij dat gaat doen. Hij wil vanavond geen casuïstiek, maar misschien wil hij toch reageren op dit voorbeeld of in zijn algemeenheid. Hoe gaan we die verplichte combi's terugdringen? 

Mijn tweede vraag gaat over het politievolgsysteem, waarover de heer Van Dekken ook vragen heeft gesteld. Niet alleen het individu, maar de hele club wordt daardoor inderdaad jarenlang achtervolgd. In het verleden kan er sprake zijn geweest van een gewelddadige harde kern, maar tien jaar later kan het zijn dat die harde kern allang niet meer komt, er geen nieuwe aanwas is en er dus al jaren geen problemen zijn geweest. Toch worden soms nog op grond van informatie uit het politievolgsysteem bepaalde maatregelen opgelegd die niet meer zo zinnig zijn, gezien de actualiteit en de ontwikkelingen. Wat vindt de minister hiervan? Ziet hij mogelijkheden om daaraan iets te doen? 

Over het strafrecht hebben we veel gesproken. Mensen die voetbalwedstrijden en andere evenementen versjteren zijn hooligans en criminelen die streng moeten worden aangepakt. We laten feestjes niet verpesten voor de goedwillende voetbalsupporter of de festivalbezoeker. Ik heb in de eerste termijn en in interrupties gevraagd om het strafrecht vaker in te zetten, maar vind het lastig om een en ander heel concreet te krijgen bij de minister. Dat hij toezeggingen heeft gedaan is misschien te veel gezegd. Hij heeft er wel bepaalde zaken over gezegd en opmerkingen over gemaakt. Ik zie er op termijn graag de resultaten van. Ook zie ik graag verandering in de verhouding tussen opgelegde civiele stadionverboden, 262 in het afgelopen jaar, en het slechts met mondjesmaat ingezette strafrecht, terwijl dat soms wel degelijk te rechtvaardigen was geweest. 

In de eerste termijn heb ik om een reactie gevraagd op de oproep van onder meer de KNVB om eerder een peloton rechercheurs in te zetten om eventuele gebeurtenissen door te rechercheren, dan een peloton van de ME. Dat is natuurlijk geen letterlijke eis aan de minister. Hij wordt er niet toe gemaand zich te bemoeien met de inzet van de politie. Natuurlijk moet de politie slim ingezet worden en moet er worden gedaan wat nodig is. De oproep moet dus niet te letterlijk worden genomen. Het doel moet zijn dat relschoppers worden aangepakt. Dat doe je door slim door te rechercheren met rechercheurs, niet met de ME. Zij horen eigenlijk niet thuis op het feestje dat een voetbalwedstrijd moet zijn. Daarop krijg ik graag nog een reactie van de minister. Ik heb een motie klaarliggen, maar ik denk niet dat ik die indien. De motie zou inhouden dat de Kamer uitspreekt dat voetbal weer een feest moet zijn, dat we de relschoppers moeten aanpakken en dat de generieke maatregelen zo veel mogelijk afgebouwd moeten worden. Via de motie zou de regering worden verzocht om daarop extra inspanningen te leveren. Ik dien deze motie niet is als de minister nog eens bevestigt dat hij een en ander ook zo ziet. 

De voorzitter:

Als de minister dat niet doet, kunt u de motie niet meer indienen. 

De heer Van Nispen (SP):

Dat realiseer ik mij. 

Heb ik het goed begrepen dat de minister over het uitreisverbod heeft gezegd dat we op grond van civielrechtelijke maatregelen en het strafrecht mensen bij wedstrijden kunnen weghouden, ook buiten Nederland? De samenwerking met de burgemeesters in Nederland wordt in het wetsvoorstel heel concreet geregeld door het toevoegen van een bepaling aan de Gemeentewet, maar dat geldt natuurlijk niet voor de internationale wedstrijden. Op basis van het bestuursrecht zou het niet kunnen. Het gaat mij erom dat hooligans kunnen worden weggehouden van de wedstrijden. Ook op dat punt zal ik echter geen motie indienen. 

Dat brengt mij bij de preventie. Wat brengt iemand tot dit wangedrag en hoe voorkomen wij recidive? De minister heeft positief gereageerd op de opmerkingen die ik in eerste termijn heb gemaakt. Je zou eigenlijk standaard moeten kijken wat er aan de hand is met iemand en hoe recidive voorkomen kan worden. Daarom dien ik de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat misdragingen in en rond het voetbalstadion meestal niet op zichzelf staan; 

overwegende dat personen die zich misdragen in veel gevallen problemen hebben in hun persoonlijke leven met drank, drugs en het beheersen van agressie; 

van mening dat er zo veel mogelijk moet worden ingezet op het voorkomen van toekomstig wangedrag; 

verzoekt de regering, ervoor te zorgen dat iedere relschopper naast de straf steeds zo veel mogelijk agressietherapie of verslavingsbehandeling opgelegd krijgt, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Nispen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 18 (33882). 

De heer Van Nispen (SP):

Ik heb al gezegd dat de SP dit een goede wet vindt. Er worden terechte aanpassingen voorgesteld. Het komt echter aan op de juiste toepassing in de praktijk en een goede samenwerking tussen clubs, de KNVB, de politie, het OM en de gemeenten. Kortom, met deze wet zijn we er nog niet. 

De heer Oskam (CDA):

Voorzitter. Ik dank de minister voor de beantwoording van mijn vragen. Ik heb twee amendementen ingediend. Ik heb al eerder gewezen op de wijzigingen in mijn amendementen. Voor de bestuurlijke maatregel hecht ik eraan om te zeggen dat de wens van de KNVB van drie jaar niet uit de lucht is komen vallen. Als een burgemeester 90 dagen te verdelen heeft voor een gebiedsverbod, een contactverbod of een meldplicht, worden daarmee drie seizoenen gedekt. Ik merk aan de beraadslagingen dat hier onvoldoende steun voor is. Daarom ben ik teruggegaan naar twee jaar. Daar was meer steun voor. Er is nog een aantal partijen dat erover twijfelt, maar met die twee jaar pak je twee voetbalseizoenen. Twee keer 34 wedstrijden, wat bekerwedstrijden en vriendschappelijke wedstrijden. Daarmee voorkom je dat de burgemeester achter de hooligans moet aanlopen, wat het idee van de minister was. De burgemeester moest iedere keer drie maanden verlengen tot een jaar. Nu hebben we er een jaar van gemaakt. Als je er twee jaar van maakt, is iemand in ieder geval twee seizoenen uit beeld, vooral omdat we nu ook uitwedstrijden kunnen meenemen. Wat dat betreft hoop ik op meer support voor deze maatregel. 

Collega Van Nispen zei het al: het allerbelangrijkste is de gezamenlijke aanpak van overheid, burgemeesters, politie en Openbaar Ministerie, samen met de KNVB en de betaaldvoetbalorganisaties, maar ook met de goedwillende supporters die moeten proberen om hun collega-supporters in de hand te houden. Samen moeten we het doen en dat is de enige manier waarop het kan slagen. Wij maken hier de tools, maar uiteindelijk moeten we het met elkaar doen. 

Ik kom op het punt van de digitale meldplicht. Het klopt dat de minister mijn vragen beantwoord heeft, maar ik hoopte dat er meer schwung in zou zitten. Ik merk dat de minister de proef van de KNVB een goed plan vindt, maar we moeten het nu wel vervolmaken. In maart gaan we daarover praten. Ik houd mijn hart vast, want ik hoop echt dat we in het nieuwe seizoen naast de fysieke meldplicht, ook in heel Nederland over de digitale meldplicht beschikken. Ik reken erop dat het ministerie van Veiligheid en Justitie daarin het voortouw neemt. Het moet effectief en efficiënt zijn. Het voordeel voor de politie is dat ze bij een digitale meldplicht veel minder capaciteit hoeft in te zetten. 

Ik wilde ook nog iets zeggen over de verhouding tussen het civiel recht en het strafrecht. Ik weet echter dat mevrouw Berndsen dat ook gaat doen, dus ik sluit mij bij voorbaat bij haar woorden aan. Als zij met dat punt komt, en wij gaan een switch maken richting het strafrecht, is het belangrijk dat we de effecten goed monitoren, zodat we over een paar jaar bij een evaluatie kunnen zeggen dat het een goede stap is geweest, dat het goed gezien is door de Kamer en door de verschillende partijen. Of misschien concluderen we dat het een verkeerde stap is geweest en moeten we het weer aanpassen. 

De heer Segers (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik dank de minister voor de beantwoording van onze vragen. Hij heeft zich een dienaar van de Kroon betoond door zijn voetbalvoorkeur te verbergen. Hij heeft niet over zijn clubliefde gesproken in de beantwoording. In eerste termijn hebben verschillende collega's daar iets minder geheimzinnig over gedaan. Vooral de heer Dijkhoff heeft daar mooie woorden over gesproken. Hem feliciteer ik met het feit dat het gat tussen de koploper en de nummer twee afgelopen weekend met twee punten is gegroeid. Maar dit terzijde. 

De voorliggende wet heeft een breed draagvlak en komt voort uit de praktijk. De KNVB heeft zich erachter geschaard. De burgemeesters gaan er werk van maken. Dat heeft de steun van de ChristenUnie-fractie; laat ik dat maar ronduit zeggen. Ik dank de minister voor de handreikingen die hij heeft gedaan. Hij proefde mijn zorgen op het vlak van de handhaving van de fysieke meldplicht. Daarover gaat het gesprek verder, ook met de burgemeesters. Als men zich 's ochtends moet melden en de wedstrijd 's avonds gespeeld wordt, ligt er een gat dat fraudegevoelig is en vatbaar voor het ontduiken van de meldplicht. Dat moeten wij niet willen. Nogmaals, wij gaan daar nog over spreken. Ook over de digitale meldplicht en de verdere ontwikkeling daarvan zullen wij verder spreken. Wij wachten dat af. 

Het amendement van collega Oskam heb ik ondertekend. Wij steunen de periode van twee jaar en het burgemeestersbevel dat in die periode kan worden opgelegd. Ik hoop dat dit bredere steun in de Kamer zal krijgen. 

Voorts heeft de minister gezegd dat de rol van de burgemeester uitgebreid geëvalueerd zal worden. Wij wachten die evaluatie af. Ook op dat punt hadden wij wat zorgen, maar de minister heeft een ruimhartige toezegging gedaan. Wij wachten een en ander af. 

Mijn fractie steunt het wetsvoorstel. Laten wij ervoor zorgen dat voetbal een mooi feest is en blijft. 

De heer Dijkhoff (VVD):

Voorzitter. Dit wetsvoorstel zet goede stappen in de mogelijke aanpak van hooligans. Het maakt de inzet effectiever. Mijn fractie steunt het aangepaste amendement van de heer Oskam. Ik hoop dat de meerderheid van de Kamer zich in dit amendement kan vinden, zodat burgemeesters de maatregelen effectiever kunnen opleggen en in de voetbalcontext meer kunnen doen dan een maatregel voor één jaar opleggen. 

De veelbesproken digitale meldplicht zien wij met belangstelling tegemoet. Het zal een stap moeten zijn naar effectieve handhaving. Het opleggen van een stadionverbod gebeurt al, maar het komt natuurlijk aan op de handhaving daarvan. 

Over het volgende punt is de laatste week enige discussie ontstaan, ook in de media. De minister gaf al aan dat de burgemeester altijd een eigen afweging moet maken. Dat is logisch; het is niet zo dat de KNVB iets vindt en dat de burgemeester dat blind overneemt. Er is nu onduidelijkheid over ontstaan of de burgemeester zich mag baseren op wat er in het stadion gebeurt. Als de KNVB op basis van de camera's in het stadion — die daar moeten hangen om überhaupt te mogen deelnemen aan de competitie — bepaalde zaken heeft geconstateerd en die ook heeft gedeeld met de overheid, dan mag de burgemeester naar mijn mening op grond van wat er in het stadion is gebeurd ook maatregelen als een gebiedsverbod opleggen. Daar schijnt verwarring over te zijn, ook in de wetsgeschiedenis. Ik vraag de minister om hierover duidelijkheid te verschaffen. Het zou raar zijn als iemand eerst buiten het stadion iets moet doen voordat de burgemeester daar maatregelen op kan baseren. 

Het einddoel is natuurlijk normalisatie. Collega Van Dekken zal daarover mede namens mij een motie indienen. "Normalisatie" is op zich al een vreemd woord, maar het betekent dat men gewoon op een gezellige, normale manier naar het stadion kan gaan als men niets kwaads in de zin heeft. Ik snap dat de minister zegt dat de combi's een zaak van de burgemeester zijn en dat hij daarover geen oordeel kan geven; de burgemeesters gebruiken dit middel als het nodig is, maar het mag niet te vaak gebeuren. Ik snap ook dat de minister niet kan zeggen dat hij liever recherche dan een hoop ME heeft, maar het is goed om te constateren dat het brede gevoel in de Kamer daar wel toe neigt. De manier waarop wij het debat voeren en de wijze waarop wij naar het probleem kijken, is volgens mij van belang voor de praktijk. Wij moeten constateren dat wij de eerste grote fase achter de rug hebben, de fase waarin wij het kaf van het koren moesten scheiden. In die fase hadden wij generieke, wat grove maatregelen nodig die iedere supporter raakten en waar iedereen last van had, om goed te kunnen filteren waar het probleem precies zat en bij wie. We moeten ook constateren dat het nu tijd is om naar fase 2 te gaan, waarin we gerichter de klojo's en de kwaadwillenden aanpakken en waarin het in het algemeen fijner en prettiger wordt om een wedstrijd te beleven en ernaartoe gaan. Immers, 97% van de supporters voelt zich al veilig. Dat is ook al veel beter dan het vroeger was. De meeste supporters doen ook verder geen kwaad, tenzij we heel erg veel kritiek gaan leveren op binnensmonds gemompelde krachttermen. 

De meeste mensen doen het goed en gaan op een goede manier naar voetbal. Voor hen moeten we er ook voor zorgen dat het nog beter wordt en veiliger. Ik wens hen allemaal heel veel plezier met de rest van de competitie, en de fans uit Eindhoven nog iets meer. 

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Voorzitter. Ik dank de minister voor de beantwoording. Het is prettig dat hij mij zo tegemoet heeft willen komen. 

Er zitten wijze mensen in de Eerste Kamer. Dat blijkt maar weer, want daar hebben ze ook al gevraagd naar onderzoek naar alle bevoegdheden die de burgemeesters hebben. Wij wachten dat onderzoek met belangstelling af. Het is jammer dat het pas eind van dit jaar komt, maar goed, beter een goed, gedegen onderzoek dan dat we er niets mee kunnen. 

Wij blijven echter wel zorgen houden over de verhouding tussen bestuursrecht en strafrecht. Dat punt zal wat mijn fractie betreft dan ook in dat onderzoek nader belicht moeten worden. In dat licht bezien vindt D66 dat er onderzoek moet plaatsvinden om een groter deel van het voetbalgerelateerde geweld via het strafrecht te behandelen. Daarom dien ik de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat voetbalvandalisme en ernstige overlast in veel gevallen gewoon strafbaar gedrag is; 

overwegende dat de verhouding tussen civiel- en strafrechtelijk opgelegde stadionverboden scheef lijkt; 

verzoekt de regering, onderzoek te doen naar de mogelijkheden om een groter deel van het voetbalgerelateerde geweld via het strafrecht te behandelen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Berndsen-Jansen en Oskam. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 19 (33882). 

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Ten slotte nog de pilots. Ik ben blij dat er wat meer positieve geluiden zijn bij deze tweede termijn dan er in eerste termijn waren. Kennelijk is nu wel duidelijk dat het een redelijk fraudebestendig instrument is. Ik had een motie voorbereid, omdat ik eigenlijk hoop dat de minister zo snel mogelijk dit digitale instrument wil gaan gebruiken. Ik zei het in een interruptie al: het is belangrijk, omdat het veel minder capaciteit van de politie vergt, aangezien het allemaal via de meldkamer kan gaan. 

De minister is positief, maar het duurt nog wel even voordat de regiegroep hierover spreekt. De minister zei begin maart. Voortvarendheid is echter wel geboden, dat hebben ook meerdere collega's al gezegd. Laten we nu toch proberen om dit instrument voor het nieuwe voetbalseizoen inzetbaar te hebben. Ik roep de minister dus op om er snelheid in aan te brengen en de Kamer te informeren, zodra hij met de regiegroep heeft overlegd. 

De heer Van Dekken (PvdA):

Voorzitter. De voetbalwet 2.0, zou ik bijna willen zeggen. Ik ben ontzettend blij om te constateren dat er in de Tweede Kamer een brede meerderheid is voor deze wet, een voetbalwet die trouwens mede vorm is gegeven door de initiatiefnota van mijzelf en de heren Ҫörüz en De Mos. In die zin dank ik de minister voor zijn werkzaamheden. 

Wij kunnen dus in totaal instemmen met de voetbalwet. Ik zou nog een opmerking maken over het Voetbal Volg Systeem, maar dat is al gedaan door de collega van de SP. 

Een ding wil ik nog wel zeggen en dat is niet onbelangrijk voor de bestrijding van geweld, met name in het amateurvoetbal. Mij is ter ore gekomen dat het project Naar een veiliger sportklimaat — ook geïnitieerd vanuit deze Kamer en natuurlijk door de minister — loopt tot 2016. Mijn fractie zou heel graag zien dat dit project ook na 2016 kon worden voortgezet, omdat het geweld in het amateurvoetbal bepaald niet voorbij is en omdat een heleboel amateurvoetbalclubs hierom vragen. Ik vraag de minister om een reactie daarop. 

Mijn collega van de VVD kondigde al aan dat ik mede namens hem een motie zou indienen voor de goedwillende supporters. 

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat naast de consequente aanpak van notoire relschoppers er gestreefd moet worden naar zo veel mogelijk voetbalplezier en voetbalbeleving voor de miljoenen welwillende voetbalfans; 

van mening dat deze fans gewoon moeten kunnen genieten van een wedstrijd zonder geconfronteerd te worden met clubkaartverplichtingen en verplichte combiregelingen; 

verzoekt de regering om met alle betrokken partners, waaronder in ieder geval de KNVB, voetbalclubs, gemeenten, politie, het Openbaar Ministerie en supportersverenigingen, in overleg te treden hoe er gekomen kan worden tot een meer open en publieksvriendelijk voetbal, en de uitkomsten van dit overleg voor 1 augustus 2015 naar de Kamer te sturen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter: 

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Dekken en Dijkhoff. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 20 (33882). 

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst. 

Minister Opstelten:

Voorzitter. Ik dank de geachte afgevaardigden voor hun bijdrage in tweede termijn. Een enkel verschil van inzicht op een aantal punten houdt soms onze belangen gescheiden, maar je weet het nooit, zeg ik tegen mevrouw Helder. Ik vind het buitengewoon goed dat wij hier met elkaar stevig staan voor dit zo belangrijke element van deze prachtige sport. Iedereen weet waar ik in het voetbal sta, zeg ik tegen de heer Segers. U kunt dat om de twee weken zien in De Kuip of op de Robin van Persie-tribune bij Excelsior, waar ik met mijn kleinzoons achter de goal het voetbal bekijk. 

Ik vond dat de heer Oskam het mooi zei: het is gewoon samen. Ik hoef niet alle partijen weer te benoemen, maar zoals hij zei moeten wij ook de supporters erbij betrekken en ruimhartig zijn tegenover de goede supporters. Dat doen wij elke keer en dat is belangrijk. De teams hebben de supporters nodig, maar wij doen het ook voor de supporters. Wij moeten ervoor zorgen dat die kleine groep die het voor de rest verpest, op alle fronten spijkerhard wordt aangepakt. Dat is mooi. Ik heb het gevoel dat we hier in de Tweede Kamer met elkaar een wet gaan vaststellen die een goed draagvlak heeft. Dat is heel belangrijk. 

Ik kom bij de vragen van de verschillende afgevaardigden. Tegen mevrouw Helder ga ik niet meer zeggen wat ons scheidt. Wat ons bindt is dat we gewoon even afwachten waar het initiatiefwetsvoorstel toe komt. Ik zal haar deze keer, namens het kabinet, als adviseur bedienen. Wat het advies zal zijn, zullen we op dat moment zien. Ik ga die situatie dus niet nog een keer herhalen. 

Ik kan wel iets zeggen over de motie op stuk nr. 17, waarin wordt verzocht het woord "ernstige" uit "ernstige overlast" te schrappen. Mijn antwoord is nee, want dat is er niet voor niets in gekomen. Dit gaat over proportionaliteit. Het stond er eerst niet in. We geven de burgemeesters, op hun verzoek, ruimere bevoegdheden en die worden nog verder verruimd in het amendement. Dat laat ik van ganser harte aan de Kamer over, maar ik ondersteun dat ook. Het is heel belangrijk dat we de burgemeesters daarin eensgezind steunen, maar daarom moet ik motie op stuk nr. 17 ontraden. Voor lichte feiten bij een first offender ligt het, gezien de proportionaliteit, in de rede dat de burgemeester een maatregel oplegt op grond van de APV. 

Ik kom bij het amendement-Oskam op stuk nr. 15. Waarom ik niet ben voor de maatregel van tien jaar, heb ik al aangegeven in de eerste termijn, dus ik kan het daarbij laten. Anders gaan we herhalen, zonder dat we iets nieuws in de discussie brengen. 

Ik kom bij de opmerkingen van de heer Van Nispen. Ik herhaal wat ik bij mijn opening heb gezegd: voetbal moet een feest zijn. De heer Van Nispen heeft dat ook zeer nadrukkelijk aangegeven. Over de gerichte combi's zeg ik nog een keer dat we generieke maatregelen zo veel mogelijk moeten beperken. Dat is belangrijk, maar ik wil niet ontkennen dat van tijd tot tijd een gerichte combimaatregel per bus, per auto of per trein noodzakelijk is, uit het oogpunt van handhaving van de openbare orde. Maar de richting waarin de heren Van Nispen en Dijkhoff spraken, is dezelfde als we allemaal doen. 

De heer Van Nispen had het ook over het Voetbal Volg Systeem. Tegen de heer Van Dekken heb ik al gezegd: het volgsysteem zullen we natuurlijk altijd beoordelen op zijn onvolkomenheden, als die er zijn. We moeten ons instrumentarium steeds beter bewaken. Dit punt is belangrijk voor de uitvoering. We hebben het hier over uitvoeringskwesties, maar die zijn wel essentieel. Niemand mag er last van hebben dat hij in zo'n systeem terechtkomt, terwijl hij gewoon om de twee weken in het stadion zit en aan het juichen is op het juiste moment. We denken daar dus hetzelfde over. 

De heer Van Nispen wil de resultaten zien. Ik ook, dus dat kunnen we delen. We hebben daar een monitor voor met het CIV-rapport dat elk jaar komt. Daar zitten die feiten in. In het debat stond centraal — de heren Oskam en Dijkhoff hebben het er ook over gehad — dat we met elkaar vinden dat we een bepaalde fase achter de rug moeten hebben. We moeten degenen aanpakken om wie het gaat, in een persoonsgerichte benadering. Dat is belangrijk. Ik zal proberen dat zichtbaar te maken in de resultaten van de aanpak van dit onderwerp die we jaarlijks presenteren. Dan hebben we het natuurlijk over het slim aanpakken van relschoppers. Dat moge duidelijk zijn. 

Ik kom bij de motie-Van Nispen op stuk nr. 18. Die moet ik wel ontraden. Ik hoor haar niet te ontraden, maar ik doe het wel. Van belang is dat men komt tot een maatwerkaanpak. Laten we hier in de wetgeving ruimte geven aan de autoriteiten die ervoor moeten zorgen dat het een feest wordt. Preventieve en repressieve maatregelen dienen hierin meegenomen te worden. Lokale casusoverleggen, bijvoorbeeld in een Veiligheidshuis, kunnen hieraan bijdragen. Ik ben wel bereid dit punt onder de aandacht te brengen van de samenwerkende partners. Ik sluit niet uit wat hier staat, maar ik adviseer de Kamer om hierover geen uitspraak in een motie te doen. Sterker nog, dat moet ik ontraden. Ik zal het wel meenemen in mijn overleg als zodanig. 

Dan kom ik bij de inbreng van de heer Oskam. In het amendement-Oskam c.s. op stuk nr. 16 gaat het over "tweejarig". Dat heb ik al benoemd en op mijn manier ondersteund. Twee seizoenen uit beeld is een helder verhaal. Dat kan heel goed en is ook proportioneel. Een gezamenlijke aanpak is de kern. Dat wil ik nog een keer onderstrepen. Een aantal leden heeft gesproken over een digitale meldplicht. We proberen hier vaart te maken. Dat doe ik met mijn enthousiasme, waar ik natuurlijk door iedereen voor wordt gewaarschuwd, de hele dag weer, met elk onderwerp. Maar ook ik kan geen ijzer met handen breken. Ik moet daarover met de andere partners goed en gedegen overleggen. Ik zal de Kamer in dat overleg volstrekt open meenemen. Het geeft mij een steun in de rug dat eenieder hier dit ook belangrijk vindt. Daarmee heb ik de vragen van de heer Dijkhoff en mevrouw Berndsen ook beantwoord. Ik ben blij dat hierover geen motie is ingediend, want een motie zal dit ook niet veranderen. Dat is nu eenmaal zo. Soms is het jammer dat zaken niet door moties kunnen worden veranderd, maar het is wel de werkelijkheid. 

Ik wil de heer Segers nog danken voor zijn uitdaging. Het is hem kennelijk niet bekend waar ik sta in voetballand. Hij is een van de weinigen, hoop ik. Ik heb het nu gezegd. Ik dank hem voor de steun en de wijze waarop hij dat heeft gezegd. 

Dan kom ik bij de inbreng van de heer Dijkhoff. Het is juist dat de burgemeester gebruik kan maken van de informatie van de clubs over gedragingen in het stadion om maatregelen te treffen. Het beleid van de burgemeester gaat niet over zijn of haar hele stad behalve het stadion. Dat gaat over alles. Hij heeft de afweging zelfstandig te maken en mag gebruikmaken van de informatie die de club heeft. Hij kan daar uiteraard ook om vragen. Daarover is geen enkel misverstand, dus wat mij betreft is die discussie, als die er al zou zijn, met uw instemming heden gesloten. Ik dank de heer Dijkhoff ook voor wat hij heeft gezegd over de ME en de recherche. Laten we daar ook duidelijk over zijn. Natuurlijk moeten we op een slimme manier rechercheren. Daarom zit het Openbaar Ministerie, in de vorm van de hoofdofficier of de verantwoordelijke officier van justitie, bij elke spannende wedstrijd om zijn of haar partijtje mee te blazen. Zo wordt niet alleen de openbare orde gehandhaafd, waar de burgemeester over gaat, maar krijgt ook de nazorg in het strafrecht een follow-up. Het is goed om dat zo te noemen in fase 2 van het proces. 

Mevrouw Berndsen kwam nog een keer terug op het punt van bestuursrecht/strafrecht. Ik heb helemaal niet de behoefte om dat verder te onderzoeken of dat aan te scherpen, want dat gebeurt al. Je moet ook uitkijken. Als je hier nu weer onderzoeken naar gaat entameren, zouden niet al te sterke partijen weleens kunnen zeggen: wij gaan eerst maar eens niks doen; wij wachten het onderzoek even af. Dat is bij sommigen een gewoonte als er een onderzoek loopt. Ik wil mevrouw Berndsen daarvoor waarschuwen. Op basis van de inhoud wil ik haar motie op stuk nr. 19 ontraden. 

Over de digitale meldplicht heb ik gezegd wat ik heb gezegd. Op dat punt vinden wij elkaar in de Kamer. 

Ik dank de heer Van Dekken voor zijn betoog. Ook hij had het nog een keer over het Voetbal Volg Systeem. Ik hoef niet te herhalen wat ik daar in eerste instantie over heb gezegd. 

Wat de heer Van Dekken zei over een veiliger sportklimaat, sprak mij aan. Ik vind dat heel belangrijk. Ik zal dit bespreken met mijn collega Schippers. Het is nog geen 2016; het loopt dus nog door. Of wij dit al dan niet voortzetten, moet ik even met de minister van VWS bespreken. Ik zou niet zo direct een aanleiding weten te vinden om het te stoppen. Mag ik het zo zeggen? Daarmee spreek ik echt uit mijn hart. De leden weten daarmee waar ik sta. Als het ineens wordt gestopt, weten zij aan wie het ligt. Edith Schippers vindt het niet erg dat ik dat zeg; ik weet namelijk een beetje wat zij vindt. Maar wij moeten dit ordelijk besluiten, evalueren en bekijken. 

Ik kom toe aan de motie op stuk nr. 20 van de leden Van Dekken en Dijkhoff. Ik zou gehoord dit debat zeggen: wie kan daar nou bezwaar tegen hebben? Ik niet. Dan zou je haar overbodig kunnen noemen, maar dat vind ik niet aardig ten opzichte van de indieners. Ik wil het daarom helemaal aan de wijsheid van de Kamer laten om deze motie te beoordelen. 

De algemene beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

Dank aan de minister voor de beantwoording van de vragen en voor zijn reactie op de moties. Ik dank u allen voor uw inbreng dan wel voor uw belangstelling. De stemming over de ingediende moties, de amendementen en het wetsvoorstel is volgende week dinsdag voorzien. 

Naar boven