Niet-dossierstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Nummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2020-2021 | 2020D39078 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Nummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2020-2021 | 2020D39078 |
Binnen de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking hebben de onderstaande fracties de behoefte vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en de Minister van Buitenlandse Zaken over onder andere de brief inzake Rapport «Het Nederlandse Wapenexportbeleid in 2019» (Kamerstuk 22 054, nr. 331).
De voorzitter van de commissie, De Roon
De adjunct-griffier van de commissie, Meijers
Inhoudsopgave |
blz. |
|
I |
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties |
2 |
Inbreng leden van de VVD-fractie |
2 |
|
Inbreng leden van de CDA-fractie |
3 |
|
Inbreng leden van de D66-fractie |
4 |
|
Inbreng leden van de GroenLinks-fractie |
5 |
|
Inbreng leden van de SP-fractie |
6 |
|
Inbreng leden van de PvdA-fractie |
9 |
|
II |
Antwoord/Reactie van de Minister |
10 |
III. |
Volledige agenda |
10 |
Inbreng leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie danken de ministers voor de toegezonden stukken. Zij hebben enkele vragen die niet onder een van de gestuurde stukken te scharen zijn.
Allereerst met betrekking tot de wapenexport naar Taiwan. Voorgenoemde leden hebben vernomen dat het huidige embargo op het leveren van militaire goederen aan Taiwan tot gevolg heeft dat de levering van bepaalde goederen, te weten radars, door een Nederlands bedrijf niet door kan gaan. Kan het kabinet aangeven hoe andere Europese landen omgaan met de levering van militaire goederen aan Taiwan? Als er landen zijn die een soepeler beleid hanteren, kan het kabinet in contact treden met deze landen en pogen tot een gezamenlijke Europese lijn te komen? Deelt het kabinet de opvatting dat beleid dat verschilt tussen landen kan leiden tot een ongelijk speelveld?
Daarnaast hebben de voorgenoemde leden enkele vragen over de leverantie van militair materieel aan de Verenigde Arabische Emiraten. Zij merken op dat Nederland geen uitvoervergunningen meer geeft voor goederen met deze eindbestemming en dat het kabinet zich hierbij beroept op de vermeende deelname van de Emiraten aan het conflict in Jemen. Kunnen de ministers toelichten in hoeverre het Nederlandse wapenexportbeleid met betrekking tot de Emiraten verschilt van dat van andere Europese landen? Op welke rapporten of stukken baseert het kabinet de genoemde onderbouwing om uitvoervergunningen te weigeren? In hoeverre wordt de onderbouwing van de beoordeling van uitvoervergunningen aan de Emiraten met regelmaat geactualiseerd? Klopt het dat hiermee ook het onderhoud en de modernisering van al eerder geleverde systemen in de knel komt? Kunnen de ministers een appreciatie geven wat dit doet met de reputatie van Nederlandse leveranciers als betrouwbare partner, niet alleen richting de Emiraten maar ook richting andere (toekomstige) klanten?
Rapport «Het Nederlandse Wapenexportbeleid in 2019»
De leden van de VVD-fractie hebben met veel interesse kennisgenomen van het rapport over het Nederlandse wapenexportbeleid. Zij hebben hier nog enkele vragen over. Zij lezen dat bij het beoordelen van aanvragen voor uitvoervergunningen van militair materieel er aansluiting gezocht wordt bij het Gemeenschappelijk Standpunt van de Europese Unie. Kunnen de ministers toelichten in hoeverre de Nederlandse beoordeling van aanvragen aanvullende eisen stelt, naast de uitgangspunten zoals opgenomen in het standpunt? Welke eisen zijn dit? Hoe wordt er in andere EU-landen omgegaan met deze aanvullende eisen? In hoeverre volgen andere Europese landen het Gemeenschappelijk Standpunt? In hoeverre wordt hierbij gestreefd naar verdergaande harmonisatie, waarvoor ook eerder door de Kamer middels moties de wens is uitgesproken?
Kunnen de ministers toelichten wat de gemiddelde doorlooptijd is van een aanvraag tot toekenning van een uitvoervergunning? In hoeverre is hierbij een verschil tussen uitvoervergunningen voor militair materieel en voor dual use-goederen?
Opvolging moties en toezeggingen aangaande het wapenexportbeleid
De leden van de VVD-fractie lezen dat er in de Raadswerkgroep COARM weinig draagvlak bleek te zijn voor een herziening van de criteria van het Gemeenschappelijk Standpunt om zo verdergaande harmonisatie te bewerkstelligen. Kan het kabinet toelichten welke lidstaten zich hiertegen hebben uitgesproken en welke argumentatie zij hierbij gaven? Welke lidstaten volgen op dit moment niet de uitgangspunten van het Gemeenschappelijk Standpunt met betrekking tot de uitvoer van dual use-goederen? Welke argumenten geven zij hiervoor? Welke impact heeft deze asymmetrische toepassing van het Gemeenschappelijk Standpunt met betrekking tot dual use-goederen op het gelijke speelveld tussen Nederlandse bedrijven en bedrijven uit lidstaten die het Standpunt hierbij niet hanteren?
Met betrekking tot het consultatiemechanisme vragen de voorgenoemde leden of de ministers kunnen toelichten welke lidstaten op dit moment geen actief gebruik maken van het consultatiemechanisme? Kunnen de ministers toelichten hoeveel aanvragen die in Nederland geweigerd zijn elders in de Europese Unie in een later stadium alsnog toegekend worden?
Inbreng leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie danken het kabinet voor het opstellen van het drieëntwintigste rapport Nederlandse wapenexportbeleid in 2019.
De leden van de CDA-fractie vragen de ministers of het Verenigd Koninkrijk is aangesloten bij het EU Gemeenschappelijk Standpunt inzake wapenexport in het geval een no deal-Brexit. Wanneer dat niet het geval is, vragen deze leden of dit onderdeel van de huidige onderhandelingen uitmaakt en het kabinet ervoor pleit het Verenigd Koninkrijk er toe aan te zetten zich aan te blijven sluiten bij het Gemeenschappelijk Standpunt.
De leden van de CDA-fractie vragen de ministers of en in hoeverre het embargo van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) uit 1992 nog van kracht is met betrekking tot «forces engaged in combat in Nagorno-Karabach». Deze leden vragen de ministers indien dat niet het geval is om eventuele leveringen aan beide strijdende partijen volledig te bevriezen en daarvoor te pleiten bij EU-collega’s.
De leden van de CDA-fractie vragen de ministers of en zo ja op welke wijze een toetsing bestaat of er achteraf sprake is geweest van verkeerd gebruik van geleverde materialen. Deze leden vragen de ministers dus of er een controlesysteem op geëxporteerde goederen bestaat. Tevens vragen deze leden of het trackrecord van een land onderdeel uitmaakt van het oordeel over een aanstaande levering.
Aangaande de levering aan Indonesië in juni van dit jaar constateren de leden van de CDA-fractie dat er weliswaar geen verband wordt gezien tussen de levering en het schenden van mensenrechten, en dat dat als zodanig in de analyse ook wordt bevestigd, maar dat dit niet te lichtzinnig opgevat dient te worden gezien de aandachtspunten die dit land heeft als het gaat om mensenrechtenschendingen. De leden van de CDA-fractie vragen de ministers hoe de afweging dan gemaakt wordt en welke meerwaarde het heeft om een dergelijk criterium toe te passen en hoe mensenrechten dan wel onder de aandacht kunnen worden gebracht van de betreffende overheid. Deze leden vragen de ministers of ze in contact staan en in gesprek zijn met Indonesië met betrekking tot deze context, waarbij in acht wordt genomen dat Indonesië een bondgenoot is waarmee we diplomatiek, maar wel op inhoud dergelijke gevoelige zaken moeten kunnen bespreken.
Aangaande de levering aan Qatar via Italië zoals gemeld in de brief van maart 2020 hebben de leden van de CDA-fractie een vraag aan de ministers. Qatar was in het verleden betrokken bij de oorlog in Jemen, sinds 2017 hebben ze zich teruggetrokken. Het kabinet onderkent het eventuele risico op een terugkerende betrokkenheid. Het kabinet is bovendien van mening dat het risico dat deze goederen zouden kunnen bijdragen aan de mensenrechtenschendingen in Jemen verwaarloosbaar is. De goederen zijn namelijk bestemd voor vaartuigen voor de Qatarese marine en dit dienstonderdeel was voor zover bekend niet betrokken bij de militaire operatie in Jemen. Echter, een groot probleem in de oorlog in Jemen voor de toegang van hulpmiddelen tot het land was de blokkade van de haven waardoor het hele land werd uitgehongerd. Daarvoor waren de marines van betrokken partijen verantwoordelijk. De leden van de CDA-fractie vragen de ministers in hoeverre de Qatarese marine betrokken was bij deze blokkade en in hoeverre de schepen die geleverd worden aan Qatar ingezet kunnen worden voor een eventuele zeeblokkade wanneer Qatar zich wederom in het conflict zou mengen.
Naar aanleiding van de inval van Turkije in Syrië heeft het kabinet in maart dit jaar geoordeeld dat de criteria voor wapenexport naar Turkije niet verder aangescherpt dienen te worden. Deze aanscherping wordt continue gemonitord. De leden van de CDA-fractie vragen de ministers of dat nog steeds het geval is, gezien de oplopende spanningen tussen Turkije en Griekenland, de oplopende spanning tussen Turkije en Cyprus en toenemende dreigende uitspraken van Turkije richting Armenië, en het oordeel wat dat betreft blijft staan, of dat aanscherping op bepaalde onderdelen inmiddels wel wenselijk is. Tevens vragen de leden van de CDA-fractie aan de ministers welke leveringen er aan Turkije gepland staan en in hoeverre dat maritieme onderdelen zijn.
Tenslotte vragen de leden van de CDA-fractie of de ministers merken dat de wereld van de wapenhandel verandert door de veranderende geopolitieke verhoudingen in de wereld. Deze leden vragen de ministers nader in te gaan op de veranderende houding van de Verenigde Staten in de wereld en de eventuele verandering in levering van militaire goederen en welke rol China pakt in de mondiale wapenhandel.
Inbreng leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de rapportage over het Nederlandse wapenexportbeleid in 2019 en hebben nog enkele vragen.
De leden van de D66-fractie lezen in de kabinetsreactie op de motie van de leden Van Ojik en Sjoerdsma (Kamerstuk 35 207, nr. 27) dat Nederland zich zal blijven inzetten voor EU-exportcontroleregelgeving ten aanzien van cybersurveillancegoederen in combinatie met mensenrechten. Het kabinet kondigt ook een nader onderzoek aan naar de aard en toepassingen van cybersurveillancegoederen. Kunnen de ministers toelichten hoe het nu staat met dit onderzoek? Welke EU-lidstaten steunen de Nederlandse inzet in de EU voor het opnemen van EU-exportcontroleregelgeving ten aanzien van cybersurveillancegoederen? Is het mogelijk dat de Chinese overheid cybersurveillancetechnologie in gebruik heeft afkomstig uit Nederland?
De aan het woord zijnde leden horen graag van de ministers op welke manier Nederland zich nu inzet om de toetsing en toekenning van vergunningsaanvragen voor de uitvoer van militaire goederen en van dual use-goederen volgens de criteria van het gemeenschappelijke standpunt 2008/944 verder in EU-samenwerkingsverband te laten plaatsvinden in plaats van enkel als nationale bevoegdheid? Is er al voortuitgang op de harmonisatie van wapenexportcontrole tussen de verschillende EU-lidstaten? Welke andere stappen richting een coherente en nauwere interpretatie van de acht criteria uit het gemeenschappelijk standpunt 2008/944, zoals het actief betrekken van mensenrechten bij de export van militaire goederen, kan Nederland samen met andere welwillende EU-lidstaten nemen?
De leden van de D66-fractie vragen de ministers waarom Nederland geen exportvergunningen afgeeft, maar een wapenembargo heeft richting Taiwan. Komt dit door internationale verplichtingen richting China? Zo ja, om welke internationale verplichtingen gaat dit? Zijn de ministers van mening dat de afspraak met China moet worden gemoderniseerd zodat Nederlandse bedrijven bijvoorbeeld radarsystemen naar Taiwan kunnen exporteren?
Inbreng leden van de GroenLinks-fractie
Cybersurveillance
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat de regering zich heeft ingespannen om cybersurveillancetechnologie onder de Dual Use-verordening van de EU te brengen, maar dat dit niet is gelukt. Wel is cybersurveillancesoftware inmiddels opgenomen in het Wassenaar Arrangement. De regering schrijft dat dit in de jaarlijkse herziening van de controlelijsten van de EU Dual Use-verordening zal worden opgenomen. Deze leden vragen of dit een zekerheid is, of een aanname.
Ook vragen de leden van de GroenLinks-fractie wat de regering precies bedoelt met dat de opname van cybersurveillancesoftware in het Wassenaar Arrangement de discussie over opname in de Dual Use-verordening positief zal beïnvloeden. Deze leden vragen of dit inmiddels is gebeurd en zo ja, tot welke vorderingen dat heeft geleid.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen op welke termijn de regering de motie Van Ojik/Sjoerdsma (Kamerstuk 35 207, nr. 27) gaat uitvoeren en in nationale wetgeving een vergunningplicht voor de export voor alle cybersurveillancetechnologie gaat invoeren, nu het niet is gelukt om voor 1 juli 2020 een Europese vergunningsplicht te regelen.
Beleid Turkije
Eind vorig jaar scherpte de regering het wapenexportbeleid voor Turkije aan in verband met de inval in Syrië. Lopende vergunningaanvragen zijn toen aangehouden en er werden stappen gezet om enkele reeds uitgegeven vergunningen in te trekken. De leden van de GroenLinks-fractie vragen naar de stand van zaken. Welke gesprekken zijn sinds de Turkse inval in Syrië met de Turkse regering gevoerd, bilateraal dan wel multilateraal, om de Turkse bezetting van Syrisch gebied ongedaan te maken?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of het beleid om alle nieuwe aanvragen voor wapenexportvergunningen voor Turkije aan te houden nog steeds van kracht is, en zo nee, waarom niet.
Toetsing mensenrechtencriterium
Het valt de leden van de GroenLinks-fractie op dat bij de beoordeling van het mensenrechtencriterium de regering vaak het argument aanwendt dat de te leveren goederen naar verwachting niet zullen worden ingezet ten nadele van mensenrechten of het humanitair oorlogsrecht, ook al is de mensenrechtensituatie in een land van bestemming, of diens deelname aan een internationaal conflict, zorgelijk. De leden van de GroenLinks-fractie vragen de regering vanaf welk punt mensenrechtenschendingen of schendingen van het humanitair oorlogsrecht zo fundamenteel zijn dat het leveren van militaire goederen aan dat land an sich de toets aan het mensenrechtencriterium niet kan doorstaan.
Materieelexport naar Egypte
Het heeft de leden van de GroenLinks-fractie hogelijk verbaasd dat de ministers goedkeuring hebben gegeven aan een vergunning voor € 114 miljoen aan militair materieel naar Egypte voor radar- en C3-systemen voor de Egyptische marine. Deze leden wijzen er ten overvloede op dat Egypte, naast dat het er een zeer zorgwekkend intern mensenrechtenbeleid op nahoudt, het VN-wapenembargo tegen de strijdende partijen in Libië schendt.
De leden van de GroenLinks-fractie lezen in de beantwoording van door hen eerder gestelde Kamervragen1 dat de ministers toch toestemming hebben gegeven, omdat het risico op omleiding, dat wil zeggen doorverkoop aan een strijdende partij in Libië, zeer klein is. Deze leden vragen waarom de ministers niet de mening is toegedaan dat wapenleveranties aan een land dat een VN-wapenembargo schendt an sich onwenselijk zijn en een verkeerd signaal afgeven.
De leden van de GroenLinks-fractie lezen in genoemde beantwoording van Kamervragen tevens dat de ministers geen garantie hebben verkregen van de Egyptische autoriteiten dat het materieel niet zal worden ingezet bij hernieuwde deelname van de Egyptische marine aan de burgeroorlog in Jemen. Sterker, zij lezen dat de ministers dit niet eens hebben geprobeerd te verkrijgen. Deze leden vragen waarom niet.
Voorts vragen de leden van de GroenLinks-fractie op basis van welke kennis of informatie de ministers denken te kunnen uitsluiten dat de Egyptische marine zich in de toekomst weer zal mengen in de burgeroorlog in Jemen, dan wel de burgeroorlog in Libië.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen hoe de regering het risico weegt dat Egypte haar dreigement om militair actief te worden in Libië om generaal Haftar te steunen zal waarmaken.
Inbreng leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hadden heel graag gedebatteerd in een algemeen overleg over het actuele wapenexportbeleid. De leden van de SP-fractie beschouwen het wapenexportbeleid als een essentieel of cruciaal onderdeel van het buitenlandbeleid. De daden zijn belangrijk, waarschijnlijk nog belangrijker dan de woorden.
Wapenhandel en corruptie
Corruptie is een wijdverbreid probleem en komt ook in de wereld van wapenexporteurs voor. Het mocht al niet, en de leden van de SP-fractie waren blij met de meerderheid van de Kamer voor de expliciete motie Karabulut van afgelopen februari (Kamerstuk 22 054, nr. 307). De leden van de SP-fractie waren ook tevreden met de steun van de regering, maar er was helaas onvoldoende draagvlak in de EU. Kunnen de ministers vertellen van wie de regering steun in de EU kreeg? Delen de ministers de teleurstelling van deze leden over de overige lidstaten die een expliciet anti-corruptiecriterium afwijzen? Is het te controleren dat corruptie een grond voor weigering is? De leden van de SP-fractie zijn tevreden met het verankeren van de motie in de toetsingsmechanismen. Ziet de regering mogelijkheden om de geest van de motie ook elders in het wapenexportbeleid van de EU in te brengen? Zo ja, waar? Wat is nodig om dat wel te doen? Ziet de regering in dit licht maatschappelijke druk als pré?
Assumptions of denial
De grote regionale oorlogen die in het Midden-Oosten woeden, in Jemen, Syrië en Libië (om er maar drie te noemen, Irak is in ieder geval de vierde en ze lijden allemaal onder directe en indirecte internationale deelname), hebben er in Nederland toe geleid dat wapenexporten naar die landen als een probleem worden gezien. Ook door onze regering. Het heeft ertoe geleid dat assumptions of denial zijn toegepast voor Turkije, Saoedi-Arabië en de Verenigde Arabische Emiraten. Met name de oorlog in Jemen is zeer gruwelijk gevonden en het lid Karabulut heeft zich in binnen- en buitenland ingespannen voor een wapenembargo. Is dit nu gelukt? Nee, het is niet gelukt, het gaat gewoon door. Zijn de assumptions of denial nog handhaafbaar of kunnen we ze aanscherpen?
Hoe minimaal de leden van de SP-fractie het ook vinden, het Nederlandse standpunt is als vooruitgang te beschouwen. De Nederlandse regering heeft met haar beleid ook een zekere positieve positie in vergelijking met de grote bondgenoten. Wapenexporten zijn een cruciaal element in de machtspositie van de buitenlandse politiek. Dat leidt tot een vraag aan beide ministers afzonderlijk. Hoe kijken zij terug op bijna vier jaar wapenexportbeleid? Zijn zij tevreden, waar zien zij verbetering? Denken zij dat verdere restrictiepolitiek mogelijk is, of gezien de machtsverhoudingen in de hele wereld en binnen de EU een niet te verwachten ontwikkeling?
Componenten
Het Jaarverslag 2019 meldt dat 87% van de exporten uit componenten bestaat. Daarbij gaat het ook om exporten aan Turkije, Saoedi-Arabië en Koeweit. De leden van de SP-fractie hebben op 20 februari 2019 met een motie aandacht gevraagd voor het componentenbeleid («verzoekt de regering om, Nederlandse bedrijven die componenten leveren voor grote wapensystemen die in een ander land worden gemaakt, te verplichten bij de vergunningaanvraag de eindbestemming te vermelden», Kamerstuk 22 054, nr. 306). In het licht van de assumptions of denial voor een aantal, hier eerder genoemde, landen is het voor de leden van de SP-fractie noodzakelijk te weten welke in Nederland geproduceerde componenten via andere landen uitgevoerd worden.
Dat geldt zeker voor de F-35»s die aan de VAE worden geleverd. Delen de ministers de mening dat het ongewenst is dat de VAE worden bewapend terwijl het land betrokken is bij de oorlog in Jemen en Libië? Zijn de ministers bereid dat Kamer te informeren over grote internationale leveranties waarbij Nederlandse componenten zijn opgenomen? Zijn de ministers tevens bereid, in het licht van de motie El Fassed c.s. (Kamerstuk 22 054, nr. 181), om de Kamer versneld te informeren over het verlenen van een vergunning voor de export van wapensystemen waarin componenten uit Nederland zijn opgenomen?
Grote orders voor Qatar, Indonesië en Egypte
Tegelijkertijd liggen hier, volgens de leden van de SP-fractie, een aantal zaken voor waarbij de regering besloten heeft grote orders voor Qatar, Indonesië en Egypte goed te keuren. De argumentatie daarbij is zwak, in de ogen van voornoemde leden. Omdat de leverantie voor de marines zijn van die landen en de marineleiding niet schuldig is aan mensenrechtenschendingen kan altijd hetzelfde bedrijf, een firma in het oosten des lands, miljoenen incasseren. De ervaringen in de genoemde regionale oorlog leren ons dat een dergelijk onderscheid niet te maken is. De regeringen van die landen zijn verantwoordelijk voor het hele beleid. Het feit dat de belangen van Thales prevaleren boven de aansprakelijkheid van de hele regering van genoemde landen is een ondermijning van het wapenexportbeleid. Je zou kunnen zeggen dat kritiek op de regeringen positief is, maar toch is het heel teleurstellend. De leden van SP-fractie overwegen een motie om dat zeker te stellen.
Als voorbeeld van de dubbelhartige houding wijzen de leden van de SP-fractie op de onderdrukking van een democratiseringsbeweging in West-Papoea in Indonesië. De afgelopen maanden zijn Papoea’s bezig met een vreedzame massamobilisatie om de mislukte autonomiewet niet te laten verlengen in 2021. Jakarta reageert hier nerveus op en reageert met meer troepen. Dat resulteert in het neerslaan van vreedzame studenten, activisten en andere activiteiten waar Papoea’s aan deelnemen. Is de regering bereid de repressieve situatie in West-Papoea te veroordelen in bilateraal en multilateraal verband, bijvoorbeeld in de VN Mensenrechtenraad? Dit voorbeeld geeft aan dat het wapenexportbeleid onvoldoende gebruikt wordt als drukmiddel op het niveau van democratie en mensenrechten in diverse landen.
De Egyptische order
De reuzenorder van Thales voor de Egyptische marine is een affront voor het hele wapenexportbeleid. 35 jaar hebben de NAVO-landen Turkije tot de tanden bewapend en nu het qua wapenproductie bijna helemaal zelfstandig is, gaan we meer regionale concurrenten bewapenen. Egypte heeft onlangs gedreigd een interventie te plegen in Libië omdat de door Turkije bewapende troepen van de Libische regering de stad Sirte en de positie van de Egyptisch/Russische protegé dreigen aan te vallen. In plaats van echte sancties toe te passen tegen Turkije, dat Libië ook ontwricht, wordt nu Egypte geholpen bij haar deel van de wapenwedloop. Deze decennialange exportpolitiek dreigt ons tot meer oorlog te brengen, in dit geval regionale oorlogen die dreigen op te schalen. Eerder dit jaar heeft de VN opgeroepen tot een staakt-het-vuren voor alle oorlogen, vanwege de pandemie. Delen de ministers de opvatting dat Nederland aansprakelijk is in de keten van verantwoordelijkheden? Nederland heeft naar het oordeel van de leden van de SP-fractie de verantwoordelijkheid om de bewapening van de betrokkenen niet verder op te voeren. Genoemde leden denken dat het argument van regionale spanningen genoeg reden is om het niet te doen. En dan hebben deze leden het maar niet over de (betwiste of verlaten) betrokkenheid bij de blokkade van Jemen. Dan zwijgen deze leden over de voortdurende repressie van de generaals van Cairo tegen de eigen bevolking. De afgelopen weken waren er onlusten in Alexandrië tegen het repressieve bewind en executies van politieke tegenstanders. Is het juist dat de order al is uitgevoerd? Zo nee, wanneer zal dat gebeuren? Is het juist dat er nog meer Egyptische fregatten van Nederlandse communicatieapparatuur moet worden voorzien? De leden van de SP-fractie overwegen een motie over deze orders.
Tot slot hebben de leden van de SP-fractie een aantal losse vragen:
– Kunnen de ministers aangeven op welke manier de Kamer verder geïnformeerd wordt over wapenexport gerelateerde aspecten van de Europese Vredesfaciliteit (EVF)?
– Kunnen de ministers in dat verband aangeven hoe het besluitvormingsproces is georganiseerd met betrekking tot de export van militaire goederen aan partnerlanden – zowel met betrekking tot de rol van de lidstaten afzonderlijk, als ook hoe tot een unaniem besluit gekomen wordt?
– Hoe wordt het parlement geïnformeerd over voorgenomen leveringen van militaire goederen in de context van de EVF?
– Is het mogelijk daarover versneld aan de Kamer te rapporteren?
– Welke extra veiligheidsmaatregelen zijn voorzien gegeven de context van wapenexporten aan fragiele staten, onder meer met het oog op staatsgrepen (Mali) of poreuze grenzen (in het algemeen, maar vooral in de Sahel) en talloze voorbeelden van wapens die worden omgeleid naar andere bestemmingen c.q. gebruikers?
– Kan de regering inzicht bieden in de wapenverkopen van Rusland en Turkije in de afgelopen vijf jaar aan Azerbeidzjan en Armenië?
Inbreng leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de stukken op de agenda voor het schriftelijk overleg Wapenexport en hebben nog een aantal vragen.
De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking schrijft onder meer: «[z]oals hierboven gesteld, kan ik u verzekeren dat ten aanzien van de door de dual-useverordening gecontroleerde cybersurveillancegoederen en -technologieën, het kabinet te allen tijde een gedegen mensenrechten-toets uitvoert op vergunningaanvragen en dat bedrijven en organisaties worden aangesproken op hun IMVO-beleid». Uit het rapport van Amnesty International «Out of Control: Failing EU laws for digital surveillance export» blijkt dat drie bedrijven uit Nederland, Frankrijk en Zweden digitale surveillancetechnologie hebben verkocht aan belangrijke spelers op het gebied van massasurveillance en openbare veiligheid in China. Het gaat dan bijvoorbeeld om biometrische technologie, zoals systemen voor gezichtsherkenning, maar ook om surveillance-camera’s. In sommige gevallen was de export rechtstreeks bestemd voor projecten van massasurveillance, met het risico dat het onder meer tegen Oeigoeren, Kazachen en andere minderheden wordt gebruikt waarbij fundamentele mensenrechten kunnen worden geschonden.
Het kabinet heeft ook aangegeven dat zij gesprekken voert met bedrijven waarvan bekend is dat zij in deze sector actief zijn, in het bijzonder wanneer genoemde goederen niet onder een vergunningplicht vallen, waarbij nadrukkelijk wordt gewezen op de risico’s die met hun bedrijfsactiviteiten gepaard gaan. Is het kabinet ook in gesprek gegaan met Noldus, het bedrijf dat in het Amnesty rapport aan de orde komt, over de betreffende levering van technologie aan China? Zo niet, waarom niet? Is het kabinet alsnog bereid om dit gesprek op korte termijn aan te gaan?
De leden van de PvdA-fractie delen het standpunt dat deze problematiek op Europese schaal en internationaal aangepakt dient te worden. Nu het niet gelukt is een vergunningplicht in EU-verband voor 1 juli in te stellen, vragen deze leden welke stappen er nu zullen gaan volgen in reactie op de zorgwekkende ontwikkeling en de gevolgen van de export van gezichtsherkenningstechnologie die is bestemd voor identificatiedoeleinden en voor etniciteitsherkenningstechnologie bij mensenrechtenschendingen.
De leden van de PvdA-fractie vinden het opmerkelijk en zorgelijk dat er geen voorbeeld is te vinden van geïdentificeerde Gender Based Violence (GBV) risico’s in afgekeurde wapenexportvergunningen, ondanks dat volgens de rapportage in principe wapenexportvergunningen ook getoetst worden op mogelijke schendingen van vrouwenrechten en op het risico om bij te dragen aan GBV conform artikel 7.4 van het Wapenhandelsverdrag. Kunnen de ministers aangeven op wat voor manier vergunningen worden getoetst op gendergerelateerde risico’s? Op welke wijze is getoetst of de landen van eindbestemming maatregelen nemen om deze risico’s te voorkomen?
De leden van de PvdA-fractie vinden het passend bij de focus van het algemene beleid voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking op het terrein van vrouwen en meisjes om duidelijkheid over de toepassing van de toets op gendergerelateerd geweld te verschaffen. Hoe denkt het kabinet over het in de jaarrapportage opnemen van een analyse van de risico’s op gendergerelateerd geweld in goedgekeurde vergunningsaanvragen en de wijze waarop wordt onderzocht of de landen van eindbestemming maatregelen nemen om deze risico’s te voorkomen?
Tot slot maken de leden van de PvdA-fractie zich zorgen over de verleende exportvergunningen naar Egypte. De leden begrijpen dat het hier om een zeer grote order voor het Nederlands bedrijfsleven gaat. Desondanks gaat het om een exportvergunning naar een land dat ondanks een wapenembargo militaire steun levert in het conflict in Libië. Bovendien is er op grote schaal sprake van mensenrechtenschendingen waarbij duizenden journalisten, mensenrechtenverdedigers en gewone burgers verdwijnen in gevangenissen of kazernes. Veelvuldig wordt de doodstraf uitgesproken, soms in massaprocessen, ook over minderjarigen. De regering in Egypte regeert op basis van een permanente noodtoestand, onder leiding van een generaal. Dit lijkt de leden strijdig met de criteria waarop wapenexportvergunningen worden getoetst. Kunnen de ministers iets verder ingaan op deze versoepeling van het wapenexportbeleid ten aanzien van Egypte?
Inzet Jaarvergadering Wereldbankgroep 2020. Kamerstuk 26 234, nr. 242 – Brief regering d.d. 02-10-2020, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, S.A.M. Kaag
Rapport «Het Nederlandse Wapenexportbeleid in 2019». Kamerstuk 22 054, nr. 331 – Brief regering d.d. 04-09-2020, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, S.A.M. Kaag
Opvolging moties en toezeggingen aangaande het wapenexportbeleid. Kamerstuk 22 054, nr. 315 – Brief regering d.d. 12-11-2019, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, S.A.M. Kaag
Reactie op de motie van het lid Karabulut c.s. over in kaart brengen welke Nederlandse bedrijven betrokken zijn bij mensenrechtenschendingen. Kamerstuk 32 735, nr. 286 – Brief regering d.d. 04-02-2020, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, S.A.M. Kaag
Reactie op moties aangaande het wapenexportbeleid. Kamerstuk 22 054, nr. 324 – Brief regering d.d. 21-02-2020, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, S.A.M. Kaag
Reactie op de nader gewijzigde motie van de leden van Ojik en Sjoerdsma over cybersurveillancetechnologie en exportcontrole (Kamerstuk 35 207, nr. 27). Kamerstuk 32 735, nr. 309 – Brief regering d.d. 16-07-2020, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, S.A.M. Kaag
Nadere invulling wapenexportbeleid Turkije. Kamerstuk 22 054, nr. 316 – Brief regering d.d. 25-11-2019
Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, S.A.M. Kaag
Toetsing aangescherpt wapenexportbeleid Turkije. Kamerstuk 22 054, nr. 325 – Brief regering d.d. 09-03-2020, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, S.A.M. Kaag
Afgifte vergunning voor export militair materieel naar Qatar. Kamerstuk 22 054, nr. 326 – Brief regering d.d. 09-03-2020, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, S.A.M. Kaag
Afgifte vergunning voor export militair materieel naar Indonesië. Kamerstuk 22 054, nr. 327 – Brief regering d.d. 12-06-2020, Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok
Afgifte vergunning voor export militair materieel naar Egypte. Kamerstuk 22 054, nr. 328 – Brief regering d.d. 10-07-2020, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, S.A.M. Kaag
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/nds-tk-2020D39078.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.