22 054 Wapenexportbeleid

Nr. 327 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN BUITENLANDSE ZAKEN EN VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 juni 2020

Conform het op 10 juni 2011 per brief gemelde aangescherpte wapenexportbeleid (Kamerstuk 22 054, nr. 165) en de motie van het lid El Fassed c.s. van 22 december 2011 over verlaging van de drempelwaarde voor de versnelde parlementaire controle bij specifieke wapenexportaanvragen naar € 2.000.000,– (Kamerstuk 22 054, nr. 181), ontvangt uw Kamer onderstaande informatie over een door Nederland afgegeven vergunning ter waarde van € 34.200.000,– voor uitvoer van militair materieel naar Indonesië.

Een Nederlands bedrijf heeft in juni 2020 een exportvergunning verkregen voor de uitvoer naar Indonesië van radar- en C3-systemen met inbegrip van software, gereedschap, test- en meetapparatuur en overige bijhorende diensten.

De ontvanger en eindgebruiker van deze radar- en C3-systemen is de Indonesische marine. De systemen zullen worden geïnstalleerd aan boord van een Indonesisch patrouillevaartuig. Het genoemde schip wordt ingezet ter bescherming en bewaking van de territoriale wateren en de exclusieve economische zone.

De aanvraag is getoetst aan de acht criteria van het EU Gemeenschappelijk Standpunt inzake wapenexport1. Deze toetsing, waarvan de essentie ten aanzien van de meest relevante criteria hieronder wordt weergegeven, leidde tot het afgeven van de vergunning op basis van de volgende argumenten:

Eerbiediging mensenrechten en naleving humanitair oorlogsrecht (criterium 2)

Toetsing aan criterium 2 is negatief bij het bestaan van een duidelijk risico dat de te leveren goederen gebruikt zullen worden voor binnenlandse onderdrukking, of bij het begaan van andere ernstige schendingen van mensenrechten en het humanitair oorlogsrecht.

De mensenrechtensituatie in Indonesië kent de nodige aandachtspunten. Bescherming van mensenrechten is grondwettelijk vastgelegd; naleving is echter op een aantal vlakken een punt van zorg. Voorbeelden hiervan zijn de positie van mensenrechtenverdedigers, de situatie in penitentiaire inrichtingen en de doodstraf.

Er bestaat echter geen verband tussen de huidige transactie en bovengenoemde punten van zorg, gelet op de eindgebruiker van de goederen (de Indonesische marine), die voor zover bekend niet betrokken is bij mensenrechtenschendingen, en het eindgebruik (patrouille territoriale wateren). Toetsing aan criterium 2 positief.

Handhaving regionale stabiliteit (criterium 4)

Toetsing aan criterium 4 is negatief indien er een duidelijk risico bestaat dat de te leveren militaire goederen ingezet zullen worden voor agressie jegens een ander land of het met kracht bijzetten van territoriale aanspraken.

Het patrouilleschip waarvoor de systemen in de huidige aanvraag voor zijn bestemd zal naar verwachting voornamelijk worden ingezet voor antismokkel- en antipiraterij-operaties, alsook voor andere legitieme maritieme ordehandhavingstaken zoals het patrouilleren van de vele maritieme grenzen van Indonesië.

Indonesië heeft een aantal lopende grensgeschillen, waaronder met Maleisië, Oost-Timor, Singapore en de Filipijnen. Deze geschillen worden via diplomatieke kanalen en/of internationaalrechtelijke mechanismen opgelost. Van escalatie is geen sprake.

Gelet op het bovenstaande bestaat er geen duidelijk risico dat de huidige transactie bijdraagt aan agressie of het met kracht bijzetten van territoriale aanspraken. Toetsing aan criterium 4 is positief.

Ten aanzien van de overige zes criteria gelden geen bijzonderheden, ook deze zijn als positief getoetst.

De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, S.A.M. Kaag


X Noot
1

8 GS 2008/944 van 8 december 2008

Naar boven