Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
|---|---|---|---|
| Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2024-2025 | 36602 nr. E |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
|---|---|---|---|
| Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2024-2025 | 36602 nr. E |
Vastgesteld 28 november 2024
Het voorliggende wetsvoorstel heeft de commissie aanleiding gegeven tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.
Inleiding
De leden van de fractie van BBB hebben met belangstelling kennisgenomen van de diverse wetsvoorstellen die onderdeel vormen van het Pakket Belastingplan 2025 en hebben een aantal vragen over het voorliggende wetsvoorstel. De leden van de JA21-fractie sluiten zich aan bij deze vragen.
De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA hebben kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel en hebben daarover enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het Belastingplan 2025 en hebben daarover een aantal vragen en opmerkingen. Het lid van de 50PLUS-fractie sluit zich aan bij de vragen over de btw op logies.
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel en hebben daarover een aantal vragen en opmerkingen. Het lid van de 50PLUS-fractie sluit zich daarbij aan.
De leden van de fractie van D66 hebben kennisgenomen van het Pakket Belastingplan 2025 en van de harde toezegging van de regering om af te zien op de afschaffing van het verlaagde btw-tarief op media, cultuur, kunst en sport. De leden van de fractie van D66 zijn tevreden dat de regering naar het duidelijke signaal van de leden van de Eerste Kamer heeft geluisterd. Zij hebben hierover nog vragen die zij tijdens het debat aan de orde zullen stellen. Daarnaast hebben zij ook een aantal schriftelijke vragen over onderhavig wetsvoorstel.
De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het Belastingplan 2025 en hebben daarover een aantal vragen en opmerkingen.
De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel en hebben daarover een aantal vragen en opmerkingen.
De leden van de PvdD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het Belastingplan 2025 en hebben daarover een aantal vragen en opmerkingen. De leden van de PvdD-fractie hebben ook vragen over de verbruikersbelasting, welke worden gesteund door de fracties van de BBB, GroenLinks-PvdA, het CDA, D66, de SP, CU, JA21, FVD, de SGP, Volt en OPNL.
De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel en hebben daarover enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de fracties van Volt en OPNL hebben kennisgenomen van het Belastingplan 2025 en hebben daarover gezamenlijk een aantal vragen en opmerkingen.
Het lid van de 50PLUS-fractie heeft met belangstelling kennisgenomen van de diverse wetsvoorstellen die onderdeel vormen van het Pakket Belastingplan 2025 en heeft een aantal vragen over het voorliggende wetsvoorstel.
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
Ramingen
Volgens de leden van de BBB-fractie is er bij de Algemene Financiële Beschouwingen en de behandeling van het Belastingplan in de Tweede Kamer uitgebreid stilgestaan bij het grote verschil tussen de Miljoenennota en de realisatie. Daaruit kwam het beeld naar voren dat trendmatig te conservatief wordt geraamd, aldus deze leden. Wanneer zij daar wat meer op inzoomen zien deze leden aan de inkomstenkant structureel hogere belastinginkomsten dan geraamd en anderzijds een overschatting van wat reëel uitgegeven kan worden. Het debat hierover in de Tweede Kamer heeft ertoe geleid dat er een motie is aangenomen die het kabinet oproept om de Algemene Rekenkamer onderzoek te laten verrichten naar de oorzaken van de grote verschillen.2 Tijdens de technische briefing van 18 november 2024 over het pakket Belastingplan 2025 werd aangegeven dat het niet goed mogelijk zou zijn om de financiële impact van fiscale maatregelen op individueel niveau op basis van nacalculatie te toetsen. Kan de regering dit nader toelichten? Het zou volgens de leden van de BBB-fractie toch goed mogelijk moeten zijn om dit wel te doen, net zoals bijvoorbeeld in het bedrijfsleven het geval is? Naast de discussie over het belang van betrouwbare ramingen, zou nagedacht kunnen worden over mechanismen waarbij overschotten achteraf (deels) worden teruggegeven via lagere lasten.
Bij de raming van opbrengsten van fiscale maatregelen hebben deze leden enkele concrete vragen. Zo lijkt er volgens deze leden bij de verhoging van accijns op tabak onvoldoende rekening te zijn gehouden met grenseffecten, waardoor een opbrengst in de praktijk op een verlies lijkt uit te draaien. Volgens recent onderzoek3 bedraagt het bedrag aan gemiste accijnsinkomsten 2,3 miljard euro. Dat is 1 miljard euro meer dan door het Ministerie van Financiën berekend. Graag een reactie van de regering.
Verder is er in dit belastingplan rekening gehouden met een budgettaire last bij het gedeeltelijk terugdraaien van de versobering van de 30%-regeling, die inmiddels een 27%-regeling is geworden. De evaluatie4 geeft aan dat de maatregel de schatkist per saldo geld oplevert en toch kost het terugdraaien van een versobering geld volgens de memorie van toelichting.5 De verklaring die daarvoor ongetwijfeld kan worden gevonden is die van eerste en tweede orde gedragseffecten. Nu volgens deze leden de begroting jaarlijks zo structureel afwijkt van de realisatie, is de vraag wellicht legitiem of niet toch ook naar die tweede orde gedragseffecten zou moeten worden gekeken of naar de effecten die maatregelen op andere terreinen teweegbrengen. Voor de expatregeling is dat mogelijk een hogere loon- en consumptiebelasting en voor de grenseffecten van accijns op tabak is dat wellicht de consumptiebelasting op andere producten die naast tabak over de grens worden gekocht. De leden van de BBB-fractie zien de laatste maanden regelmatig beelden van mensen die over de grens hun inkopen doen. Dat heeft toch ook impact op de begroting? Graag een reactie van de regering.
Belastingrente
Op 7 november 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland6 besloten dat de voor de heffing van vennootschapsbelasting berekende belastingrente van 8 procent te hoog is en moet worden verlaagd naar 4 procent. Dit op grond van strijdigheid met het evenredigheidsbeginsel. Het evenredigheidsbeginsel is relevant geworden, omdat de belastingrente vanaf 1 oktober 2020 wordt vastgesteld in het Besluit belasting- en invorderingsrente. Voorheen gebeurde dit in de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) en omdat dit een formele wet is, was geen toetsing aan de Grondwet en aan rechtsbeginselen mogelijk. Hierover hebben de leden van de BBB-fractie de volgende vragen:
1.
Klopt het dat overwogen wordt om sprongcassatie bij de Hoge Raad in te stellen, zodat zo snel als mogelijk juridische duidelijkheid ontstaat?
2.
Heeft deze uitspraak voor de heffing van vennootschapsbelasting ook gevolgen voor de heffing van inkomstenbelasting, waarvoor de belastingrente per 1 januari 2024 7,5 procent bedraagt?
3.
Volgens de leden van de BBB-fractie is het waarschijnlijk dat belastingplichtigen massaal bezwaar gaan indienen, net zoals destijds bij de box 3-heffing. Wat betekent dit voor de werkdruk bij de Belastingdienst (personeel en IT-systemen) en welke gevolgen heeft dit voor andere noodzakelijke wijzigingen in ons belastingstelsel?
4.
Kan de regering aangeven hoeveel bezwaarschriften inmiddels zijn ingediend? Overweegt de regering een massaal bezwaarprocedure, zoals bij box 3?
5.
Is er al enig globaal beeld van de financiële impact, mocht ook de Hoge Raad de belastingplichtige in het gelijk stellen? Zo nee, wanneer kan een indicatie van de mogelijke financiële impact gegeven worden?
6.
Overweegt de regering een wetswijziging waardoor de belastingrente weer vastgesteld wordt in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, net zoals voor 1 oktober 2020 het geval was?
Vrijstelling in box 3 voor bepaalde vermogensrechten in verband met het herstel van aardbevingsschade in Groningen en Noord-Drenthe
De leden van de BBB-fractie begrijpen de wens van de regering om de slachtoffers van de aardbevingsschade in Groningen en Noord-Drenthe tegemoet te komen en staan hier ook volledig achter. Tijdens de technische briefing van 18 november 2024 over het pakket Belastingplan is hier ook bij stilgestaan. Hoe beoordeelt de regering het risico dat hiermee een precedent wordt geschapen en er ook langs deze ingang nieuwe, gerechtelijke box 3-procedures gaan volgen? Heeft de regering overwogen om ter voorkoming van nieuwe juridische procedures op basis van het gelijkheidsbeginsel de gedupeerden langs een andere weg te compenseren via deze specifieke box 3-vrijstelling voor eventuele box 3- en/of toeslagen-nadelen? Zo ja, welke mogelijkheden zijn onderzocht? Zo nee, waarom niet?
Wet fiscaal kwalificatiebeleid rechtsvormen
De leden van de BBB-fractie begrijpen dat met de voorgestelde aanpassing in artikel 10a, zesde lid, Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en de voorgestelde uitbreiding van artikel 10a Wet op de vennootschapsbelasting 1969 met een negende en tiende lid, wordt beoogd de huidige toepassing van artikel 10a Wet op de vennootschapsbelasting 1969 in relatie tot onder huidig recht non-transparante open commanditaire vennootschappen en daarmee vergelijkbare buitenlandse rechtsvormen te continueren, na de wijziging van de kwalificatie van deze open commanditaire vennootschappen in een transparante commanditaire vennootschap.
Door het aanmerken als verbonden lichaam van de commanditaire vennootschap en daarmee vergelijkbare buitenlandse rechtsvormen en de niet vergelijkbare buitenlandse rechtsvormen die transparant zijn, zal een door een dergelijk lichaam verstrekte lening in beginsel zijn uitgesloten van de mogelijkheid van tegenbewijs onder artikel 10a, lid 3, onderdeel b, Wet op de vennootschapsbelasting 1969. Juist door de fiscale transparantie van deze entiteiten zal er namelijk geen sprake kunnen zijn van een compenserende heffing bij deze fictief als verbonden lichaam aangemerkte entiteiten. De leden van de BBB-fractie vragen of in dat geval toch weer mag worden gekeken naar een eventuele compenserende heffing bij de achterliggende participanten en verzoekt de regering hierover duidelijkheid te verschaffen.
Uit de beslisnota7 blijkt dat een buitenlandse commanditaire vennootschap die niet voldoet aan het fiscale beleggingscriterium geen fonds voor gemene rekening kan zijn. Kan de regering bevestigen of het beleggingscriterium voor de fondsen voor gemene rekening overeenkomt met dat van de huidige fiscale beleggingsinstelling? Indien het antwoord ontkennend luidt verzoeken deze leden de regering toe te lichten welk beleggingsbegrip dan wel van toepassing is.
Kan de regering aangeven op grond van welke bepaling in artikel 3 Wet op de vennootschapsbelasting 1969 een buitenlands fonds voor gemene rekening (geen commanditaire vennootschap) dat investeert in Nederlandse onroerende zaken, maar waarvan de activiteiten normaal vermogensbeheer te boven gaan, in de Nederlandse belastingheffing wordt betrokken? Is er een risico op een nieuw heffingslek?
Verhoging van de kansspelbelasting
De leden van de BBB-fractie verzoeken de regering te reageren op het risico dat een aantal bedrijven die actief zijn in de kansspelmarkt als direct gevolg van de voorgestelde stapsgewijze verhoging van de kansspelbelasting failliet zullen gaan. Kan de regering inzichtelijk maken wat de financiële gevolgen hiervan zijn voor de overheid (waaronder verplichting tot schadevergoeding en derving van belastinginkomsten)? Dit mede naar aanleiding van onderzoeken die zijn uitgevoerd door Atlas8 en KPMG.9
Diensten aan onroerende zaken
In het Belastingplan 2025 wordt het begrip investeringsdienst gedefinieerd. Hierbij wordt aangegeven dat hiervan sprake is in geval van een dienst aan een of meer onroerende zaken die deze meerjarig dient. Volgens de memorie van toelichting10 wordt hiermee aangesloten bij de definitie die in de jurisprudentie van het Hof van Justitie is gegeven aan het begrip investeringsgoed. Het begrip investeringsgoed is door het Hof van Justitie gedefinieerd in het arrest VNO.11 Volgens dat arrest kenmerken investeringsgoederen zich door hun duurzame aard en waarde en het feit dat de kosten normaliter niet als lopende uitgaven worden geboekt, maar over meerdere jaren worden afgeschreven. Uit het arrest Drebers12 volgt dat de economische levensduur van de goederen van belang is. De leden van de BBB-fractie constateren hierbij dat in de definitie zoals die wordt voorgesteld slechts een van de elementen terugkomt, namelijk het duurzame karakter of het gebruik van de dienst. Ook de duurzame waarde en of al dan niet op de dienst pleegt te worden afgeschreven zijn echter van belang, aldus deze leden. In de technische briefing werd aangegeven dat een belastingplichtige zich rechtstreeks op Europese jurisprudentie kan beroepen als dat voordelig is en dat dit nader zal worden uitgewerkt in een beleidsbesluit. Vooruitlopend daarop hebben de leden van de BBB-fractie een aantal vragen. Niet bij alle in de memorie van toelichting genoemde gevallen is aan die voorwaarden voldaan. Zo worden ook schilderwerk en kitten aangemerkt als investeringsdienst, terwijl deze niet in alle gevallen als zodanig voldoen aan het in het arrest VNO gedefinieerde begrip investeringsgoed. Graag een reactie van de regering.
Daarnaast hebben deze leden een tweetal vragen over de mogelijke negatieve impact op de geraamde belastingopbrengsten van het arrest Drebers.
1.
Stel een pand wordt verbouwd voor € 1.000.000, btw daarover (21%) is dan € 210.000. De Nederlandse regeling schrijft een herziening voor uitgaande van 5 jaar, dat is dus € 210.000/5 = € 42.000 per jaar. Met een rechtstreeks beroep op Drebers zou de herziening echter € 21.000 per jaar zijn (€ 210.000/10). Het bedrag halveert dus, maar de kortere, Nederlandse herzieningstermijn van 5 jaar blijft tegelijkertijd gelden. Je kunt dus na 5 jaar stoppen met betalen. Als men zich op het arrest Drebers beroept, loopt de Belastingdienst dus de helft van de verwachte opbrengst mis. Klopt dit?
2.
Mogelijk kan op grond van het arrest Drebers worden gesteld dat de drempel van 30.000 euro die volgens de Nederlandse regel per dienst moet worden toegepast, juist per investeringsgoed worden toegepast. Bij één verbouwingsdienst van meerdere appartementen kan de drempel dan per appartement worden toegepast en is dus veel minder vaak sprake van constructiebestrijding, met negatieve gevolgen voor de budgettaire opbrengst. Hoe kijkt de regering daar tegenaan?
De leden van de BBB-fractie wijzen erop dat de maatregel zal leiden tot een aanzienlijke lastenverzwaring voor het bedrijfsleven. De maatregel geldt niet alleen in geval van de genoemde constructies die men wenst te bestrijden, maar in alle gevallen waarin sprake is van een investeringsdienst waarvan het gebruik (btw belast of vrijgesteld) kan wijzigen of daadwerkelijk wijzigt. Deze lastenverzwaring beperkt zich naar de mening van deze leden niet tot het eerste jaar na invoering van deze maatregel. Daarnaast noopt het arrest Drebers naar de mening van deze leden tot heroverweging van de voorgestelde termijn van vijf jaar in bepaalde gevallen (een langere of kortere termijn kan ingevolge dat arrest geboden zijn in bepaalde situaties) en maakt dit de regeling nog complexer. Graag een reactie van de regering.
Opheffen meerdere posten verlaagd btw-tarief
Zoals genoegzaam bekend is de regering voornemens om de opheffing van het verlaagd btw-tarief voor media/boeken, cultuur en sport ongedaan te maken en te vervangen door alternatieve maatregelen in de heffing van btw bij de Voorjaarsbesluitvorming. Dit naar aanleiding van de aangenomen motie Inge van Dijk c.s.13 in de Tweede Kamer en de toezegging van de regering.14
Desalniettemin blijft de opheffing van het verlaagd btw-tarief onderdeel uitmaken van het Belastingplan 2025 zoals dat nu voorligt in de Eerste Kamer. Uit de toelichting in de technische briefing van 18 november 2024 hebben deze leden begrepen dat dit in principe betekent dat ontvangen vooruitbetalingen in 2025 voor diensten in 2026 (bijvoorbeeld een in 2025 gekocht concertticket voor een optreden in 2026) onderworpen zullen zijn aan het hoge btw-tarief totdat de alternatieve btw-maatregelen zijn ingevoerd. Klopt dit? Bij een bevestigende beantwoording hebben de leden van de BBB-fractie de volgende vragen:
1.
Betekent dit dat de ondernemers na invoering van de alternatieve btw-maatregelen de teveel in rekening gebrachte btw aan hun klanten dienen terug te betalen? Deze leden voorzien in dit geval grote uitvoeringsproblemen en een toename van de administratieve lasten.
2.
Is het mogelijk om hier een praktische oplossing (bijvoorbeeld via een beleidsbesluit) voor in te voeren, waardoor deze vooruitbetalingen voor diensten in 2026 ook in 2025 onderworpen zijn aan het lage btw-tarief?
3.
Zijn er overigens nog uitvoeringstechnische, juridische of budgettaire aspecten en in dit geval risico’s verbonden aan het terugdraaien van de opheffing van het verlaagd btw-tarief voor media, boeken, cultuur en sport?
Overdrachtsbelasting
Mede ter uitvoering van de motie-Van Rooijen15 in deze Kamer wordt de overdrachtsbelasting voor de verkrijging van woningen die voor de verkrijger niet als hoofdverblijf dienen, vanaf 1 januari 2026 belast met 8 procent overdrachtsbelasting. Vanaf 1 januari 2026 bestaan er dan drie tarieven voor de heffing van overdrachtsbelasting, naast een vrijstelling voor de verkrijging van een woning als hoofdverblijf waarbij de verkrijger aan de voorwaarden van de startersvrijstelling voldoet.
Is er al eens onderzoek gedaan naar de budgettaire gevolgen van het (wederom) invoeren van één algemeen geldend overdrachtsbelastingtarief zoals dat in het verleden gold, gecombineerd met een (niet fiscale) tegemoetkoming voor bijvoorbeeld starters? Indien dat niet het geval is, zou de regering dit dan willen doen? Welk uniform tarief overdrachtsbelasting zou mutatis mutandis dezelfde budgettaire opbrengst opleveren in vergelijking met de huidige tarieven en vrijstelling vanaf 2026? Leidt een algemeen lager overdrachtsbelastingtarief mogelijk tot uiteindelijk meer transacties en minder prijsopdrijvend effect? Zou een dergelijke aanpassing niet een vrij eenvoudig in te voeren, budgettair neutrale vereenvoudiging van ons belastingstelsel betekenen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van GroenLinks-PvdA
Volgens de leden van de fractie van GroenLinks-PvdA heeft de Raad van State in haar advies over de Miljoenennota van 2024 bepleit een «klimaatbegroting» te ontwikkelen.16 Kan de regering een totaaloverzicht geven van alle fiscale maatregelen in het Belastingplan, zowel naar budgettair beslag als CO2-effect die een positief, dan wel een negatief effect hebben op de voortgang van de energietransitie? Zoals voor het tarief voor waterstof, belasting voor personenauto’s, rode diesel, saldering, groen beleggen, energie-investeringsaftrek (EIA), willekeurige afschrijving milieu-investeringen (VAMIL), et cetera. Kan de regering daarbij ook het budgettaire effect inzichtelijk maken?
Deze leden benadrukken dat thans een dubbele belastingheffing plaatsvindt op (thuis)batterijen. De budgettaire opbrengst zal nihil zijn, omdat er nog van weinig batterijen sprake is. Dit zou zo spoedig mogelijk worden afgeschaft en is nu alleen gebeurd voor grotere opslagsystemen. Wanneer wordt deze dubbele heffing afgeschaft voor kleinverbruikers- en buurtbatterijen, elektrische auto’s (vehicle to grid), et cetera?
Het amendement van het lid Grinwis17 met als doel dat de giftenaftrek in de vennootschapsbelasting in stand blijft en dat de giftenaftrek in de inkomstenbelasting verruimd wordt, bepaalt volgens de leden van de fractie van GroenLinks-PvdA verder dat de maatregel mede gedekt wordt door gedurende twee jaar de aftoppingsgrens voor pensioen- en lijfrenteopbouw niet te indexeren. Dat betreft de geplande indexatie per 1 januari 2025 en 1 januari 2026. In feite is dat volgens deze leden in reële termen een verlaging van de maximale pensioenopbouw in 2025 en 2026. Hoe beoordeelt de regering dat de aftoppingsgrens voor pensioen- en lijfrenteopbouw in deze twee jaren niet wordt geïndexeerd? Dit mede in relatie tot het Pensioenakkoord en de kabinetsreactie op het IBO-rapport Pensioenopbouw in balans18 Graag een toelichting.
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
BTW-verhoging op logies
De leden van de VVD-fractie hebben hierover de volgende vragen, waarbij het lid van de 50PLUS-fractie zich aansluit.
Hoe beoordeelt de regering de constatering van de ABN AMRO Bank19 dat de door de regering geschatte belastingopbrengst mogelijk wordt overschat, aangezien een deel van de hotelgasten (lees: 40 procent) de btw kan terugvorderen?
Hoe beoordeelt de regering de conclusie uit de uitvoeringstoets van de Belastingdienst dat de afbakeningsproblematiek bij het opheffen van het verlaagd btw-tarief leidt tot complexiteitsstijging en meer juridische procedures? Welke stappen neemt de regering om deze problematiek te beperken?
Hoe voorkomt de regering dat het hebben van een gecombineerd aanbod, zoals het verhuren van een staplek voor een eigen tent of caravan (verlaagd btw-tarief) en het verhuren van een plek inclusief tent of caravan (niet-verlaagd btw-tarief) gaat leiden tot discussies tussen bedrijven en de Belastingdienst? Welke concrete maatregelen worden genomen om dit tegen te gaan?
Wat zijn de gevolgen van deze complexiteitsstijging voor ondernemers? Hoe worden zij ondersteund bij extra regeldruk en administratieve lasten? Wat zijn de gevolgen van het opheffen van het verlaagd btw-tarief voor de werkgelegenheid in de toeristische sector?
Wat betekent het opheffen van het verlaagd btw-tarief voor de positie van het midden- en kleinbedrijf binnen de toeristische sector? Wat is de impact van het opheffen van het verlaagd btw-tarief op vakantiewoningen op de middeninkomens?
Wat betekent het opheffen van het verlaagd btw-tarief voor de concurrentiepositie van Nederland in vergelijking met (buur)landen zoals Duitsland, België en Frankrijk? Heeft de regering een beeld van de mogelijke grenseffecten? Zo ja, hoe beoordeelt de regering die grenseffecten?
Welke concrete maatregelen acht de regering noodzakelijk om de concurrentiepositie van ondernemers in deze sector voor de toekomst op peil te houden? Hoe draagt het afschaffen van het verlaagd btw-tarief daaraan bij?
Welke verklaring heeft de regering voor de toenemende mate van particuliere vakantieverhuur? Valt de opheffing van het verlaagd btw-tarief ook onder de belastingregels voor particuliere verhuurders die via platforms zoals Airbnb een vakantiehuis verhuren en hoe wordt er omgegaan met platforms die zelf geen belasting afdragen?
Hoe beoordeelt de regering de risico’s dat hotels en vakantieparken dienen te bezuinigen op zaken als hygiëne en onderhoud als gevolg van de opheffing van het verlaagd btw-tarief? Kan de regering daarbij ingaan op het behoud van de concurrentiekracht?
Hoe ziet de regering de mogelijke impact van de afschaffing van het verlaagd btw-tarief op de investeringsruimte van hotels en vakantieparken in verduurzaming? Welke concrete maatregelen worden overwogen om investeringen in verduurzaming te stimuleren, mede in het licht van het Nationaal Programma Verduurzaming Industrie?
Is er een gedegen impactanalyse door de regering gedaan naar de effecten van het opheffen van het verlaagde btw-tarief voor logies? En zo ja, welke impactanalyse?
Heeft de regering een concreet plan klaarliggen om de ondernemingen bij de implementatie van de afschaffing van het verlaagd btw-tarief te ondersteunen op zaken als administratie en fiscale naleving? Zo nee, is de regering voornemens een dergelijk plan alsnog te ontwikkelen?
Heeft de regering een alternatieve dekking ingebouwd of overwogen om het risico op minder belastinginkomsten op te vangen, door bijvoorbeeld een daling van de winstbelasting?
Fiscaal kwalificatiebeleid rechtsvormen
Stel een investeerder participeert in een groot aantal (kleinere) fondsen en er moet ultimo 2024 besloten worden om al dan niet (te) herstructureren en, waar nodig, gebruik te maken van het overgangsrecht. Om gebruik te kunnen maken van het overgangsrecht is het nodig dat de fiscale kwalificatie vóór en na 1 januari 2025 duidelijk is. Doorgaans zal de fiscale kwalificatie vóór 1 januari 2025 duidelijk zijn. Voor de fiscale kwalificatie na 1 januari 2025 kan dit echter anders liggen.
Stel dat de hiervoor genoemde participant in de veronderstelling is dat na 1 januari 2025 het fonds kwalificeert als commanditaire vennootschap (en dus niet als fonds voor gemene rekening), de participatie inbrengt om gebruik te kunnen maken van het overgangsrecht (artikel XII Wet fiscaal kwalificatiebeleid rechtsvormen) en dat achteraf blijkt dat het fonds toch kwalificeert als fonds voor gemene rekening. Wat zijn dan de gevolgen voor het overgangsrecht? Op grond van welke rechtsfiguren zou deze investeerder de inbreng ongedaan kunnen maken? Moet dit via een wilsgebrek, bijvoorbeeld dwaling? Indien ongedaan making mogelijk is in een dergelijke situatie, kan dan worden toegezegd dat de Belastingdienst hieraan meewerkt?
Stel dat de hiervoor genoemde participant in de veronderstelling is dat na 1 januari 2025 het fonds kwalificeert als fonds voor gemene rekening, de participatie niet inbrengt en derhalve geen gebruik maakt van het overgangsrecht. Wat als achteraf blijkt dat het fonds toch kwalificeert als commanditaire vennootschap (en dus niet als fonds voor gemene rekening): wat zijn hiervan de gevolgen? Kan de participant dit achteraf nog herstellen?
Hebben de leden van de VVD-fractie het juist begrepen dat de kwalificatie van een rechtsvorm dusdanig feitelijk is dat het moeilijk is voor de Belastingdienst om op dit punt zekerheid vooraf te geven? Kan de Belastingdienst in alle situaties waarin de kwalificatie onduidelijk is of waarin participanten zekerheid willen vóór 1 januari 2025, zekerheid vooraf geven op de fiscale kwalificatie? Zo nee, waarom heeft de regering het amendement-Van Eijk ontraden?20
Indien bovenstaande situaties niet (eenvoudig) kunnen worden opgelost, is de regering dan voornemens om op zo kort mogelijke termijn en eventueel met terugwerkende kracht het overgangsrecht te herstellen of andere maatregelen te nemen ter voorkoming van ongewenste situaties die samenhangen met de nog steeds bestaande onzekerheid?
Stel een pensioenfonds neemt deel in een groot aantal (besloten) commanditaire vennootschappen en transparante fondsen. Per 1 januari 2025 verandert de definitie van het fonds voor gemene rekening, waardoor een deel van deze besloten commanditaire vennootschappen (die ook per 1 januari 2025 kunnen kwalificeren als fonds voor gemene rekening) en thans transparante fondsen waarin het pensioenfonds participeert, gaan kwalificeren als (non-transparant) fonds voor gemene rekening. Bij de beantwoording van vragen van de Tweede Kamer is aangegeven dat commanditaire vennootschappen (of naar buitenlands recht aangegane vergelijkbare samenwerkingsverbanden) waarin pensioenfondsen participeren en waarvan de fiscale transparantie behouden dient te blijven, terwijl deze commanditaire vennootschappen tevens kunnen kwalificeren als fonds voor gemene rekening (per 1 januari 2025), geherstructureerd moeten worden naar een «inkoopfonds». Hiervoor is middels een nota van wijziging aanvullend uitstel gegeven, mits bij de beherend vennoot of manager van een dergelijk commanditaire vennootschap de intentie tot herstructurering tot inkoopfonds al ultimo 2024 bestond. Kan de regering aangeven hoe dit voornemen aannemelijk moet worden gemaakt en wie dat voornemen moet hebben (commanditair vennoot, beherend vennoot, et cetera)? Kan de regering aangeven of het voornemen continu aanwezig moet zijn (zoals het geval is bij bijvoorbeeld de herinvesteringsreserve), of niet? Kan de regering aangeven of dit voornemen ook reëel moet zijn? Dat wil zeggen dat als de beherend vennoot verwacht dat het (nagenoeg) onmogelijk is om de commanditaire vennootschap (die per 1 januari 2025 in beginsel kwalificeert als fonds voor gemene rekening) te herstructureren naar een inkoopfonds, dit voornemen ook aanwezig kan worden geacht als het subjectieve voornemen bestaat indien dit in het belang blijkt te zijn van de commanditaire vennoten? En wanneer de aanpassing niet in het belang blijkt te zijn na het laten uitvoeren van onderzoek: kan dan de commanditaire vennootschap worden geacht nooit transparant te zijn geweest (en er dus geen sprake is van een dubbele sfeerovergang)?
Kan de regering aangeven wat de gevolgen zijn voor pensioenfondsen als het uiteindelijk niet lukt om de commanditaire vennootschap (die per 1 januari 2025 in beginsel kwalificeert als fonds voor gemene rekening) te herstructureren naar een inkoopfonds? Heeft dit gevolgen voor het beleggingsrendement van het pensioenfonds? Zo ja, heeft dit gevolgen voor de hoogte van huidige dan wel toekomstige pensioenuitkeringen van dit pensioenfonds?
Kan de regering aangeven of het schrappen van de zogenoemde «fonds voor gemene rekening-voorrangsregel» het probleem zou kunnen oplossen? Bijvoorbeeld door in de Wet aanpassing fonds voor gemene rekening en vrijgestelde beleggingsinstelling het in artikel II, onderdeel A, opgenomen artikel 2, vierde lid, in het vierde lid, na «gelden,» in te voegen «niet zijnde een commanditaire vennootschap»? Zo ja, wat zou de budgettaire derving zijn van een dergelijke aanpassing? Is bij de totstandkoming van de Wet fiscaal kwalificatiebeleid rechtsvormen en de Wet aanpassing fonds voor gemene rekening en vrijgestelde beleggingsinstelling bij de budgettaire raming rekening gehouden met belastingplicht van participaties van pensioenfondsen?
Bij bestaande fondsen met betrokkenheid van buitenlandse partijen is het commercieel gezien vaak niet mogelijk om tussentijds de fondsvoorwaarden aan te passen, teneinde vanaf 1 januari 2025 voor Nederland als fiscaal transparant te kwalificeren, blijkt volgens de leden van de VVD-fractie uit signalen uit de praktijk. Ook bij de opzet van nieuwe fondsen waarbij beoogd is dat deze voor Nederland als fiscaal transparant kwalificeren, is het bij betrokkenheid van buitenlandse partijen bezwaarlijk om het fonds als inkoopfonds vorm te geven, hebben de leden van de VVD-fractie uit de praktijk begrepen. Hierdoor zullen veel fondsen met betrokkenheid van buitenlandse partijen naar verwachting als zelfstandig belastingplichtig kwalificeren, terwijl deze in het buitenland doorgaans als transparant worden gezien. Dit leidt tot de problematiek van hybride mismatches waar uiteindelijk ook Nederlandse investeerders (zoals pensioenfondsen) door worden benadeeld die in deze fondsen investeren. Ook kan deelname door een Nederlandse investeerder in een buitenlands fonds als ongewenst worden aangemerkt gezien de hybride mismatches die het oproept. Kan de regering reflecteren op deze situaties? Hoe past het bij de oorspronkelijke bedoeling van de aanpassing van de kwalificatie van rechtsvormen om het bestaan van mismatches te beperken?
Daarnaast vragen de leden van de VVD-fractie aandacht voor de relevantie van de kwalificatie van de activiteiten van het fonds als ondernemen of beleggen voor de fiscale status van het fonds. Deze leden verzoeken de regering te laten weten of een dergelijk subjectief criterium niet tot veel rechtsonzekerheid leidt.
Samenloop kwijtscheldingswinstvrijstelling en verliesverrekeningsmaatregel
Bij de beantwoording van vragen van de Tweede Kamer21 is er een algemeen antwoord gegeven op de vraag of de Staat risico loopt aansprakelijk te worden gesteld op grond van onrechtmatige overheidsdaad. Er is gezegd dat de regering geen aanleiding heeft om te veronderstellen dat de Staat een risico loopt. Kan de regering reflecteren op de toepassing van de onrechtmatige overheidsdaad als de Belastingdienst een aanslag vennootschapsbelasting oplegt (toerekenbaarheid aan een bestuursorgaan) naar aanleiding van een kwijtscheldingswinst, waarop de kwijtscheldingswinstvrijstelling niet geheel van toepassing is door de samenloop tussen de kwijtscheldingswinstvrijstelling en de verliesverrekeningsmaatregel, waarbij vaststaat dat de onderneming niet failliet was gegaan als deze aanslag niet zou zijn opgelegd (causaliteit)? Zou het opleggen van een dergelijke aanslag in dat geval onrechtmatig zijn? Kan de regering aangeven op basis waarvan het veronderstelt dat de Staat geen juridisch risico loopt?
Door de inwerkingtredingsdatum van 1 januari 2025 kunnen er volgens de leden van de VVD-fractie gevallen zijn waar er wel sprake is van samenloop van de kwijtscheldingswinstvrijstelling en de verliesverrekeningsmaatregel in de periode van 1 januari 2022 tot en met 31 december 2024. Kan het kabinet toezeggen dat de Belastingdienst in de invorderingssfeer coulant om zal gaan met het verlenen van belastingaanslagen die opgelegd zijn of worden over de boekjaren 2022, 2023 of 2024 voor zover deze belastingaanslagen hoofdzakelijk zien op belaste kwijtscheldingswinst die op is gekomen door de samenloop van de kwijtscheldingswinstvrijstelling en de verliesverrekeningsmaatregel?
Kan de regering aangeven of er door de commissie-Ter Haar opmerkingen zijn gemaakt over de samenloop tussen de verliesverrekeningsmaatregel en andere wettelijke regelingen zoals de kwijtscheldingswinstvrijstelling? Zo ja, wat is er door de commissie-Ter Haar opgemerkt? Zo nee, kan de regering toezeggen dat het bij toekomstige commissies als opdracht zal worden meegegeven om rekening te houden met (complexe) samenloop tussen verschillende regels in het belastingrecht?
Earningsstripping-maatregel in relatie tot nationale koppen op bestaande fiscale wetgeving
In het onderdeel «economie en vestigingsklimaat» in het hoofdlijnenakkoord staat beschreven dat geen nieuwe nationale koppen op Europees beleid worden gezet en dat daar waar mogelijk bestaande nationale koppen worden geschrapt.22
Kan het kabinet een overzicht verstrekken met bestaande nationale koppen op Europees beleid in de Nederlandse fiscale wetgeving? Kan de regering daarbij toelichten of de achtergrond bij het invoeren van de betreffende nationale koppen nog steeds actueel is en gesteund wordt door de regering?
Een van de fiscale regelingen met een bestaande nationale kop betreft de earningsstripping-maatregel, zoals vastgelegd in artikel 15b Wet op de Vennootschapsbelasting 1969. Nederland heeft ervoor gekozen om met ingang van 2019 over te gaan tot een van de strengste implementaties van alle Europese lidstaten van de Europese richtlijn vanwege een bijkomend nationaal beleidsdoel. Van deze Europese richtlijn vindt momenteel een evaluatie plaats door de Europese Commissie. Graag ontvangen de leden van de VVD-fractie een reflectie van de regering ten aanzien van deze keuze voor de nationale kop bij de implementatie van deze richtlijn in het kader van de actuele doelstellingen van de regering op het gebied van het vestigingsklimaat.
Reikwijdte maatregel voorkomen heffingslek fiscale beleggingsinstelling (FBI)
De vastgoed-FBI wordt per 1 januari 2025 afgeschaft. In de nota van wijziging bij het Belastingplan 2025 is een mogelijkheid om die afschaffing (deels) te omzeilen «gedicht». Blijkens de toelichting ziet deze maatregel op het voorkomen dat een FBI juridisch indirect belegt in Nederlands vastgoed, maar hier economisch (materieel) direct in belegt. Dit is geïllustreerd met twee situaties, waarbij de FBI een winstdelende lening verstrekt en daarmee economisch gezien belegt in Nederlands vastgoed. In de toelichting wordt gesproken over een vergoeding van de schuldvordering die afhankelijk is van de inkomsten uit Nederlands vastgoed.
De wettekst spreekt over een schuldvordering met een vergoeding die «doorgaans rechtens dan wel in feite hoofdzakelijk verband houdt met inkomsten uit die in Nederland gelegen onroerende zaken». Het is niet duidelijk wat de reikwijdte is van het feitelijk verband houden met inkomsten uit onroerende zaken. De tekst lijkt ruimer dan de toelichting. Kan de regering bevestigen dat deze bepaling niet van toepassing is als een FBI een zakelijke lening verstrekt aan een rechtspersoon met uitsluitend Nederlands vastgoed, waarbij een vaste rentevergoeding in rekening wordt gebracht?
30%-regeling
De regering heeft gedeeltelijk voldaan aan de toezegging gedaan rondom de intrekking van de motie Geerdink c.s.,23 door de versobering van de 30%-regeling gedeeltelijk terug te draaien. Kan de regering aangeven waarom de versobering van de 30%-regeling niet geheel is teruggedraaid?
Kan de regering bevestigen dat Luxemburg per 1 januari 2025 een 50%-regeling invoert? Kan de regering bevestigen dat Italië een «impatriati-regime» heeft met vrijstellingen van 50% van het inkomen uit loondienst? Kan de regering bevestigen dat Frankrijk een «expatriate-regime» heeft? Kan de regering bevestigen dat België sinds 2022 een regeling heeft die veel gelijkenissen vertoont met de Nederlandse 30%-regeling? Kan de regering met deze Kamer een overzicht delen waarin deze regelingen worden vergeleken met de Nederlandse 30%-regeling aan de hand van i) het percentage van het inkomen dat is vrijgesteld, ii) het minimumsalaris en de cap op de regeling en eventuele uitzonderingen daarop, iii) de looptijd van de regeling, iv) eventuele andere fiscale voordelen die van toepassing (kunnen) zijn en telkens met een eindconclusie of de Nederlandse regeling op de hiervoor genoemde punten ruimer of beperkter is?
Kan de regering aangeven of personen die gebruik maken van de 30%-regeling over het geheel bezien en gemiddeld genomen de Nederlandse Staat meer geld opleveren dan het verleende belastingvoordeel, of juist meer geld kosten dan het verleende belastingvoordeel? Kan dezelfde vraag worden beantwoord maar dan op basis van een onderscheid tussen de groepen mensen die gebruik maken van de 30%-regeling i) met een salaris van rond 1 keer de salarisnorm, ii) met een salaris van rond 2 keer de salarisnorm, iii) met een salaris van rond 3 keer de salarisnorm en iv) met een salaris van 4 keer of meer de salarisnorm? Indien deze personen de Nederlandse Staat meer geld opleveren, waarom is dit dan niet meegenomen in de ramingen? Zijn deze ramingen op dit punt gebrekkig?
Fiscale oplossing eenverdieners
Hoe beoordeelt de regering de in de uitvoeringstoets beschreven risico’s met betrekking tot terugvorderingen bij een financieel kwetsbare doelgroep? In de uitvoeringstoets Belastingplan 2025 schrijft de Belastingdienst dat het moeilijk in beeld te brengen is wie recht heeft op de uitbetaling van de algemene heffingskorting. Welke concrete maatregelen neemt de regering om deze doelgroep goed in beeld te krijgen?
Diensten aan onroerende zaken
Hoeveel gevallen van investeringsdiensten in vastgoed vallen naar verwachting per jaar onder de voorgestelde btw-herzieningsregeling en leiden dus tot administratieve last voor ondernemers? Hoeveel van die gevallen zien op de bestrijding van de shortstay-structuren? Klopt het dat met deze regeling een nieuwe administratieve last (regeldruk) wordt ingevoerd? Klopt het voorts dat Nederland er ook voor kan kiezen dit onderdeel van de Europese richtlijn niet in te voeren («kop op Europese regelgeving»)? Is de regeling diensten aan onroerende zaken in overeenstemming met het Unierecht, gezien het recente arrest-Drebers?24
In de uitvoeringstoets Belastingplan 2025 wordt beschreven dat de maatregel is bedoeld om shortstay-constructies te bestrijden, maar dat de invoering van de maatregel het risico met zich meebrengt dat er andere constructies worden gevonden om onder de drempel van € 30.000,– te blijven. Hoe gaat de regering om met risico’s van deze aard en welke maatregelen overweegt de regering om te voorkomen dat nieuwe ontwijkingsconstructies ontstaan?
Hoe beoordeelt de regering de uitvoerbaarheid van deze maatregel? Welke stappen worden ondernomen om te zorgen dat de Belastingdienst voldoende capaciteit heeft voorafgaand aan de invoeringsdatum van 1 januari 2026?
Separaat tarief voor waterstof in de energiebelasting
De leden van de VVD-fractie lezen in de uitvoeringstoets dat de Belastingdienst nog geen duidelijk zicht heeft op de partijen die waterstof leveren en recht hebben op een verlaagd tarief.25 Hoe gaat de regering ervoor zorgen dat partijen in de waterstofmarkt tijdig op de hoogte zijn van deze nieuwe regeling? Hoe beoordeelt de regering de gevolgen van deze maatregel voor de handhaafbaarheid, gezien de extra complexiteit die dit voorstel met zich meebrengt?
CO2-heffing glastuinbouw
De leden van de VVD-fractie lezen in de uitvoeringstoets dat een toename van de werkzaamheden en controles is te verwachten.26 Hoe beoordeelt de regering de handhaafbaarheid en uitvoerbaarheid van deze regeling? Worden er concrete maatregelen getroffen om voldoende capaciteit te waarborgen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie, waarbij het lid van de 50PLUS-fractie zich aansluit
Visie
De wens om te komen tot een vereenvoudiging van ons belastingstelsel en toeslagenstelsel wordt politiek en maatschappelijk breed gedragen. De vraag is echter hoe daar te komen, aldus de leden van de CDA-fractie. De bouwstenennotitie biedt veel mogelijkheden voor een vereenvoudiging van ons belastingstelsel en toeslagenstelsel, maar deze leden zien het als een risico dat hier willekeurig uit wordt geshopt, zonder heldere visie op hoe het nieuwe belastingstelsel eruit zou moeten zien om het weer toekomstbestendig te maken. Naar de mening van de leden van de CDA-fractie ontbreekt het aan een «masterplan» met een daaraan voorafgaande grondige discussie over belastingbeginselen. Hierover heeft de CDA-fractie een drietal vragen:
1.
Hoe reflecteert de regering op het voorstel dat in de Tweede Kamer is gedaan om de komende jaren (tot 2027) de tijd te nemen voor een grondige hervorming van het belastingstelsel en toeslagenstelsel en in de tussenliggende periode zo min mogelijk nieuwe aanpassingen voor te stellen?
2.
In het belastingplan 2025 wordt het uitgangspunt dat de hypotheekrente alleen tegen het laagste tarief in de inkomstenbelasting dient te worden afgetrokken, verlaten. Omdat volgend jaar deze aftrek tegen 37,5 procent plaatsvindt en niet tegen het laagste inkomstenbelastingtarief van 36 procent, krijgen hogere inkomens een hogere aftrek dan lagere inkomens. Is dit ook expliciet de bedoeling van de regering geweest? Belangrijk is ook dat het moment dat in 2031 de eerste belastingplichtigen tegen de dertigjaarstermijn aanlopen, dichterbij komt, terwijl er nog veel aflossingsvrije hypotheken bestaan. Kan de regering op verzoek van de leden van de CDA-fractie met een visie op hypotheekrenteaftrek komen?
3.
Er zijn nog veel overige «heilige huisjes» die noodzakelijke keuzes in de weg kunnen staan. De leden van de CDA-fractie zijn in dit verband benieuwd naar de argumenten van de regering om niet in te gaan op het voorstel van senator Van Rooijen om voor de noodzakelijke hervorming van ons belastingstelsel – zoals ook bij eerdere hervormingen is gedaan – een onafhankelijke commissie van deskundigen in het leven te roepen.27
Omzetbelasting (btw)
De leden van de CDA-fractie vinden het een goed besluit om de verhoging van btw op sport, boeken, media, evenementen en cultuur terug te draaien. Naar aanleiding hiervan hebben zij nog wel enkele vragen.
1.
In het wetsvoorstel Belastingplan 2025 is overgangsrecht opgenomen. Door het besluit om de btw-verhoging op sport, boeken, media, evenementen en cultuur terug te draaien komt dit overgangsrecht volgens deze leden in een ander licht te staan. Het verhoogde btw-tarief is namelijk formeel nog steeds onderdeel van het Belastingplan, waardoor – zoals ook uit de technische briefing van 18 november 2024 bleek – het hogere btw-tarief in 2025 gaat gelden (overgangsrecht) en in 2026 weer ongedaan wordt gemaakt. Dit kan toch niet de bedoeling zijn? Welke mogelijkheden ziet de regering om het huidige (en ook in 2026 geldende) tarief van 9 procent btw ook in 2025 gewoon van toepassing te laten blijven?
2.
De leden van de CDA-fractie zetten ook vraagtekens bij de effecten van de verhoging van de btw op logies van 9 procent naar 21 procent in 2026. Volgens doorberekeningen van de ABN AMRO Bank heeft deze maatregel niet alleen nadelige gevolgen voor de sector zelf, maar zijn er ook andere nadelige economische gevolgen.28 Deze leden vragen naar aanleiding van deze analyse of deze maatregel niet «penny-wise, pound foolish» is. Niet alleen de hotelsector wordt namelijk getroffen door het lager verwachte aantal boekingen, maar daarmee ook de horeca, de schoonmaakbranche, de toeristische sector en de talloze toeleveranciers. Klopt het dat tegenover de geraamde belastinginkomsten van nu een veelvoud aan niet geraamde lagere belastinginkomsten komt te staan?
3.
Het valt de leden van de CDA-fractie op dat een deugdelijke impactanalyse van de gevolgen van de voorgenomen btw-maatregel voor logies door het ministerie zelf ontbreekt. Is de regering bereid om alsnog een dergelijke impactanalyse te doen en het parlement hierover bij de Voorjaarsnota te informeren?
4.
Uit de technische briefing over het pakket Belastingplan 2025 van 18 november 2024 werd duidelijk dat het huidige eenvoudige stelsel (9 procent btw voor alle logies) nu wordt vervangen door een complex stelsel waarin 2 posten worden opgenomen. Logeert iemand in zelf meegebrachte accommodatie (een tent of caravan of camper etc.), dan geldt een tarief van 9 procent btw. Voor overige accommodaties gaat het hogere tarief van 21 procent gelden. Klopt de aanname dat voor deze tweedeling is gekozen vanwege het feit dat hiermee mensen met lage inkomens worden ontzien? En als dit zo is, waarom is er dan niet voor gekozen om ook de groepsaccommodaties in het lage btw-tarief te laten? Dit zijn immers juist ook accommodaties die gehuurd worden door (groepen) kinderen en gezinnen met lage inkomens?
5.
Het is niet bekend tot hoeveel extra juridische procedures dit gaat leiden. Hoe schat de regering dit risico in en de daarmee verband houdende uitvoeringskosten?
6.
De verhoging van btw op logies wordt extra gevoeld in de grensregio’s. Met name boekingen van grote events zullen in deze regio’s eerder in België of Duitsland plaatsvinden, waar nog wel een gunstig btw-tarief geldt, aldus deze leden. Tijdens de technische briefing over het pakket Belastingplan 2025 werd dit probleem ook erkend. Hoe rijmt de regering deze maatregel in het kader van de aanpak en het rapport «Elke regio telt»?29
7.
Voor organisaties die te maken gaan krijgen met verhogingen van de btw die in 2026 wél worden doorgevoerd geldt ook onduidelijkheid over het overgangsrecht. Zo zijn bijvoorbeeld voor de huur van groepsaccommodaties in 2026 al in 2023 en 2024 overeenkomsten gesloten met onder andere scholen en verenigingen. Mocht de lijn van het overgangsrecht gevolgd worden, dan worden de organisaties die groepsaccommodaties verhuren verplicht om 21 procent btw af te dragen aan de Belastingdienst, terwijl ze in die overeenkomsten maar 9 procent btw hebben berekend. De hogere bedragen kunnen veelal niet worden doorberekend aan de huurders. Kan de regering verhelderen of het overgangsrecht ook geldt voor reeds in 2023 of 2024 gesloten overeenkomsten? Wordt hierbij – net als in 2018 toen een btw-verhoging voor groepsaccommodaties van 6 procent naar 9 procent werd doorgevoerd – een overgangsregeling getroffen voor groepen die al geboekt én aanbetaald hebben?
Giftenaftrek
De leden van de CDA-fractie zijn verheugd over het terugdraaien van de voorgenomen bezuinigingen op de giftenaftrek voor particulieren en voor bedrijven. De technische briefing over het pakket Belastingplan 2025 bracht deze leden echter toch weer wat in verwarring. Klopt het dat de giftenaftrek in de vennootschapsbelasting weliswaar blijft bestaan, maar dat de bezuiniging op het schenken uit bedrijven (de faciliteit in box 2) niet wordt teruggedraaid? Zo ja, wat is daarvan de reden?
De leden van de CDA-fractie vrezen dat met de huidige beperkingen een oprichting van nieuwe algemeen nut beogende instellingen (ANBI’s) in de toekomst feitelijk niet meer mogelijk zal zijn. Dit lijkt deze leden een zeer ongewenst (en hopelijk door de regering ook onbedoeld) neveneffect, gezien de waardevolle maatschappelijke bijdragen vanuit de vele vermogensfondsen die ons land rijk is. Van de branchevereniging van fondsen en foundations in de filantropie ontvingen deze leden ook het signaal dat dit besluit de keuze voor steward-ownership als vorm van bedrijfsopvolging fiscaal bemoeilijkt. Klopt dit en zo ja, welke oplossingen ziet de regering voor deze beide problemen?
Wil de regering overwegen om bij de verhoging van de kansspelbelasting een uitzondering te maken voor Nederlandse goede doelenloterijen, zodat de afdrachten aan sport, cultuur en andere maatschappelijke doelen op het huidige niveau kunnen blijven?
Goede doelen Nederland en het Interkerkelijk Contact in Overheidszaken (CIO) hebben een commissie van deskundigen onder voorzitterschap van dhr. Rinnooy Kan gevraagd om aan het eind van dit jaar een advies te geven over het vereenvoudigen van het stelsel van de giftenaftrek. Is de regering hierover met de genoemde organisaties in gesprek en zo ja, kan de regering de Kamer over de uitkomsten van dit gesprek informeren?
Box 3
De leden van de CDA-fractie benadrukken dat de huidige situatie met box 3 nog steeds in strijd is met Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Dit is een actueel en urgent probleem. Deze leden missen concrete plannen van de regering inzake box 3 en hebben hierover enkele vragen.
1.
De Hoge Raad heeft het over een tussenregime, waarbij zoveel als mogelijk aansluiting zou moeten worden gezocht bij het regime van 2001. Dat zou betekenen dat er geen aftrek van kosten mogelijk worden gemaakt voor de bepaling van het rendement in de tussenfase. Maar in 2001 is er rekening gehouden met een fictief rendement van 4 procent en dus niet, zoals nu de bedoeling is, met een werkelijk rendement. Hoe rijmt de regering in de huidige situatie, waarbij zoveel mogelijk rekening moet worden gehouden met het werkelijk rendement, het verbod van kostenaftrek door de Hoge Raad? Is dat houdbaar bij het EHRM? Of verwacht het kabinet een toename aan bezwaar- en beroepsprocedures tegen aanslagen tot aan het EHRM?
2.
Hoe verhoudt de rechtelijke macht zich hier volgens het kabinet tegenover de wetgevende macht en de verantwoordelijkheid van het Ministerie van Financiën?
3.
Het nieuwe systeem gaat volgens de regering op zijn vroegst gelden vanaf 2027. Hoe gaat de regering in de tussenliggende periode aan de uitvoeringsproblemen tegemoet komen?
Aardgasbelasting
De aardgasbelasting levert de schatkist momenteel zo’n 7 tot 8 miljard euro op. De leden van de CDA-fractie hebben hierover enkele vragen:
1.
Grootverbruikers betalen relatief minder aardgasbelasting dan kleingebruikers. Wat is daar de achtergrond van?
2.
De land- en tuinbouwsector lijkt voorop te lopen in de transitie naar elektrische energie. Welke bedrijfstakken of bedrijven blijven achter bij deze transitie? Kunnen deze leden daar inzicht in krijgen?
3.
Heeft een lagere aardgasbelasting voor grootverbruikers wellicht een averechts effect op de noodzakelijke transitie?
Hersteloperatie kinderopvangtoeslag
Volgens de leden van de CDA-fractie is het hele juridische proces voor rechtsherstel van slachtoffers van het toeslagenschandaal bureaucratisch, moeizaam en tijdrovend, ondanks aanvullende maatregelen van het vorige kabinet om de hersteloperatie te versnellen en te verbeteren. In 2023 is besloten tot een experimentele pilot met een alternatieve schaderoute via de Stichting (Gelijk)waardig Herstel (SGH). De regering heeft inmiddels aangegeven deze pilot te willen voortzetten onder aangescherpte voorwaarden. Kan de regering op verzoek van deze leden aangeven wat de huidige stand van zaken is, waaronder de voortgang en ervaringen met de SGH?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
Afschaffing verlaagd btw-tarief
1.
De regering is in de Tweede Kamer, tot vreugde van de leden van de fractie van D66, een harde verplichting aangegaan om een alternatief te vinden voor de afschaffing van het verlaagde btw-tarief voor media, cultuur, boeken en sport.30 Op dit moment zit de afschaffing van het verlaagd btw-tarief nog wel in dit huidige wetsvoorstel.31 Hierdoor zal voor bijvoorbeeld concertkaartjes die worden gekocht in 2025 voor gebruik in 2026 nog steeds het algemene tarief gelden in plaats van het verlaagde tarief.32 Is de regering het eens met de leden van de D66-fractie dat dit een probleem is? Indien ja, hoe wil de regering dit probleem oplossen? Wordt de te veel betaalde btw later verrekend? Is dit uitvoerbaar? Heeft de regering een inschatting hoeveel omzet hierdoor onbedoeld extra belast gaat worden? Indien ja, hoeveel in totaal en hoeveel per sector? Wanneer de alternatieve dekking geregeld is staat nog steeds de afschaffing verlaagd btw-tarief in het Belastingplan 2025. Hoe stelt de regering voor om het Belastingplan 2025 dan te wijzigen om de btw-verhoging eruit te halen?
2.
De regering verwacht door het afschaffen van het verlaagde btw-tarief op hotels en logies ongeveer 1,1 miljard euro op te halen.33 De ABN AMRO Bank stelt dat van de btw-verhoging op hotels in plaats van 910 miljoen euro ongeveer 285 miljoen euro zal ophalen, dit nog zonder rekening te houden met de consequenties die deze btw-verhoging zal hebben op de vennootschapsbelasting, waarop volgens de ABN AMRO Bank 147 miljoen euro zal worden misgelopen. De ABN AMRO Bank heeft daarnaast ook geschat dat er 111 miljoen euro vennootschapsbelasting vanwege grenseffecten bij het overige logies zal worden misgelopen.34 Hoe kijkt de regering naar deze alternatieve inschatting van de ABN AMRO Bank? Heeft de regering een reden om te geloven dat de inschatting van het Centraal Planbureau beter is dan die van ABN AMRO? Indien ja, welke reden? Hoe gaat de regering de tekorten die zullen optreden indien de inschatting van het Centraal Planbureau te laag blijkt te zijn, opvangen?
3.
De ABN AMRO Bank stelt in hun eigen onderzoek dat vooral de grensprovincies worden geraakt door het afschaffen van het verlaagde btw-tarief voor hotels en logies.35 Kan de regering een lijst opstellen die weergeeft wat de verwachte omzetdaling voor hotels en logies is per provincie? Heeft de regering een inschatting van de verwachte omzetdaling van andere sectoren die nauw verbonden zijn met het verblijf van toeristen, zoals horeca, excursies en detailhandel? Indien dat zo is: wat zijn deze omzetdalingen? Indien dat niet zo is: waarom heeft de regering dit onderzoek nog niet gedaan en is de regering van plan dergelijk onderzoek nog te doen? Indien het antwoord ja is: wanneer kan dit onderzoek verwacht worden? Indien de regering dit niet voornemens is te doen: waarom niet?
Situatie box 3 en vermogensbelasting
4.
Kan de regering een uitgebreide lijst opstellen van wat de totale kosten zijn van de uitspraken van de Hoge Raad over box 3, waarbij de misgelopen inkomsten uiteen worden gezet per jaar en per uitspraak? Wat zijn de totale kosten van deze uitspraken? Hoe zeker zijn deze inschattingen? Aangezien het onduidelijk is wat de daadwerkelijke rendementen zijn: hoe is de regering tot deze inschatting gekomen? Heeft de regering betrouwbaarheidsintervallen voor deze inschatting? Indien het antwoord ja is: wat zijn deze? Hoe gaat de regering deze kosten dekken indien deze hoger blijken te zijn?
5.
In een recente Kamerbrief heeft de regering aangegeven dat vanwege onvoldoende capaciteit bij de Belastingdienst, het lastig zal zijn om een nieuw stelsel in te voeren voor 1 januari 2027.36 Zal het voornemen van de regering uit het Hoofdlijnenakkoord om het aantal ambtenaren te verminderen hierop impact hebben?37 Graag met toelichting van de regering waarom wel of waarom niet. De regering is aan het onderzoeken of er alternatieve invoeringsmethoden zijn om een (gedeeltelijke) invoering op 1 januari 2027 alsnog mogelijk te maken.38 Kan de regering toelichten welke verschillende invoeringsmethoden worden onderzocht? Indien het antwoord ja is: welke? Indien dat nee is: wanneer kan de regering de uitkomst van dit onderzoek bekendmaken? Wat zullen de kosten zijn als de invoering van het nieuwe stelsel een jaar later ingevoerd wordt?
6.
Veel zzp’ers moeten elk kwartaal zelf hun btw-aangifte doen. Waarom wordt niet een vergelijkbare opzet gebruikt, waarbij box 3-belastingplichtigen gevraagd wordt om zelf hun eigen daadwerkelijke rendement door te geven? Zou een dergelijk systeem op korte termijn geïmplementeerd kunnen worden?
7.
De regering heeft een aantal maatregelen genomen om de uitspraken van de Hoge Raad over box 3 te dekken. Kan de regering een tabel opstellen, met daarin de verschillende maatregelen en hoeveel elke maatregel oplevert? Kan de regering daarnaast twee tabellen maken met de kosten van deze maatregelen per inkomensdeciel en per vermogensdeciel? Welke inkomens- en vermogensdecielen worden het hardst geraakt? Kan de regering reflecteren op de eerlijkheid van deze maatregel?
Werken moet lonen en toeslagen
8.
Tijdens de reflectie op de Miljoenennota 2025 en het Hoofdlijnenakkoord door het Centraal Planbureau en de Nederlandsche Bank (DNB) op 24 september jl. werd door de DNB aangeraden om het huidige toeslagenstelsel te versimpelen.39 De leden van de fractie van D66 zijn erg tevreden met de plannen van de regering om de kinderopvangtoeslag te vervangen door een ander financieringsstelsel en de huurtoeslag te versimpelen. Is de regering het eens met deze leden dat het toeslagensysteem verder vereenvoudigd moeten worden? Indien het antwoord ja is: welke concrete maatregelen wil de regering, naast de eerdergenoemde maatregelen, nemen om dit mogelijk te maken?
9.
In een recent onderzoek van het Instituut voor Publieke Economie werd voorgesteld om alle toeslagen te vervangen voor één simpele huishoudtoeslag.40 In dit onderzoek wordt beargumenteerd dat hierdoor de complexiteit van het toeslagenstelsel kan worden verminderd. Kan de regering reflecteren op dit voorstel? Zou dit voorstel, of vergelijkbare voorstellen, de capaciteitsproblemen bij de Belastingdienst kunnen oplossen?
10.
Zolang de complexiteit van het toeslagenstelsel niet wordt opgelost, kan het voor veel mensen lastig zijn om deze complexiteit te begrijpen. Daarom wordt al een tijdje een fiscale Ombudsman voorgesteld, die zou kunnen helpen bij de doorbraak van vastlopende problemen. Op 18 april 2024 is een advies voor de inrichting van fiscale rechtshulp gestuurd naar de Staatssecretarissen van Financiën.41 Gaat de regering verder met de invoering van een fiscale Ombudsman? Graag een toelichting. Indien de regering doorgaat met de invoering van een fiscale Ombudsman, waar zou de regering deze Ombudsman willen plaatsen?
11.
Er ligt een Bouwstenennotitie die opgesteld is door onafhankelijke deskundigen over het vereenvoudigen van het Belastingstelsel. Kan de regering inzichtelijk maken per wanneer zij welke vereenvoudigingen uitvoert?
12.
Verschillende overheidsinstanties en planbureaus hebben vastgesteld dat Nederland een krappe arbeidsmarkt heeft.42 De leden van de D66-fractie zijn van mening dat (meer) werken moet lonen en zouden daarom graag urenvoordeel zien, waarbij het aantrekkelijker wordt voor mensen in een deeltijdbaan om meer te gaan werken. Voor sommige werkenden loont extra werken vaak weinig, blijkt uit het onderzoek van het Instituut voor Publieke Economie.43 Dit instituut stelde vast dat voor een deel van de werkenden, de marginale belastingdruk voor sommige groepen soms wel boven de 80 procent kan zijn. De marginale belastingdruk zal komend jaar voor enkele groepen oplopen tot wel 94 procent.44 Is de regering het eens met deze leden dat dit een probleem is? Is de regering van plan dit probleem aan te pakken? Indien het antwoord bevestigend is: hoe? Worden er al stappen genomen in de wetsvoorstellen uit het pakket Belastingplan 2025 om deze problemen aan te pakken? Indien het antwoord ja is: welke?
13.
Kan de regering een tabel opstellen, met daarin per toeslag, het percentage niet-gebruik, terugvordering en nabetalingen van de desbetreffende toeslag per jaar van de afgelopen 10 jaar? Zijn er trends in deze percentages te vinden en zo ja, welke? Is de regering het eens met de leden van de D66-fractie dat het niet-gebruik van toeslagen verminderd moet worden? Wil de regering maatregelen nemen om het niet-gebruik van toeslagen te verminderen? Graag ontvangen deze leden een toelichting op dit punt.
14.
Wat doet de regering aan concrete inspanningen om belastingfraude en belastingontwijking te voorkomen?
Klimaatmaatregelen
15.
Kan de regering een tabel opstellen met daarin alle milieubelastingen die worden aangepast, hoeveel de aanpassing van elke maatregel kost of oplevert (in 2025, 2026, 2027 en structureel) en of deze maatregel een positieve of negatieve impact zal hebben op de uitstoot van CO2 of andere broeikasgassen? Indien mogelijk: zou de regering ook in de tabel kunnen toevoegen wat de verwachte verbetering of verslechtering van de uitstoot is?
16.
De regering is voornemens om de accijnsverlaging op brandstoffen te verlengen tot en met 31 december 2025. Een recent onderzoek van TNO heeft de verlaging van de accijns inefficiënt genoemd en stelde dat 98 procent van de kosten van deze maatregel niet bij de doelgroep van deze maatregel (kwetsbare huishoudens) terecht komt.45 Kan de regering twee tabellen maken waarin per inkomens- en vermogensdeciel de kosten van deze maatregel uiteen worden gezet? Waarom heeft de regering niet gekozen voor een exacte maatregel waarbij niet met name de rijkste Nederlanders het meest profiteren? Hoeveel extra CO2 zal worden uitgestoten door deze maatregel een jaar te verlengen? Heeft de regering het voornemen om deze maatregel na 2025 verder te verlengen?
17.
Kan de regering een tabel opstellen waarbij per inkomensdeciel de kosten van het verlagen van de energiebelasting in 2030 op aardgas uiteen wordt gezet? Hybride warmtepompen hebben op dit moment een gemiddelde terugverdientijd van 7 tot 8 jaar.46 Wat zal de terugverdientijd van een warmtepomp worden indien de voorgenomen verlaging van energiebelasting wordt aangenomen? Uit onderzoek blijkt dat warmtepompen vrijwel altijd een betere milieuprestatie hebben dan een cv-ketel op aardgas.47 Hoe gaat de regering ervoor zorgen dat het alsnog aantrekkelijk blijft om elektrisch te verwarmen?
18.
Hoeveel weegt een gemiddelde elektrische personenauto meer dan een vergelijkbare personenauto die rijdt op benzine of diesel? Hoeveel zou een eigenaar van een elektrische personenauto na 2030 meer moeten betalen dan een eigenaar van een vergelijkbare personenauto die op benzine rijdt? Indien elektrische auto’s meer motorrijtuigenbelasting moeten betalen dan auto’s op benzine of diesel, hoe zorgt de regering er dan voor dat elektrische auto’s voor consumenten aantrekkelijker blijven om aan te schaffen? Kan de regering inschatten wat de consequenties zijn van het verlagen van de korting op motorrijtuigenbelasting van 40 procent48 naar 25 procent voor emissievrije auto’s voor de verkoop van elektrische auto’s? Indien ja, hoeveel minder elektrische auto’s verwacht de regering dat door deze maatregel verkocht zullen worden? Indien nee, waarom heeft de regering hierover geen inschatting?
19.
Waarom heeft de regering ervoor gekozen om de energiebelasting op waterstof voor alle vormen van waterstof (zowel grijs, blauw en groen) lager te belasten en geen onderscheid te maken tussen de verschillende vormen? Zou een verschillend tarief voor de verschillende vormen van waterstof uitvoerbaar zijn? Indien dit niet het geval is, waarom niet?
20.
Het halen van de klimaatdoelstellingen raakt volgens de leden van de D66-fractie buiten zicht. Wat gaat de regering doen om middels fiscale maatregelen de milieu- en klimaatdoelen te halen?
Ondernemingsklimaat
21.
De leden van de D66-fractie vinden start-ups en scale-ups een belangrijk onderdeel van de innovatiecapaciteit van Nederland. In het Verenigd Koninkrijk zijn al een aantal maatregelen49 voor start-ups en scale-ups. Hoe kijkt de regering naar dit soort maatregelen? Zou de regering ook vergelijkbare maatregelen willen invoeren?
22.
Bij de behandeling van het Belastingplan 2024 is de motie Geerdink en Moonen50 aangenomen, met het verzoek om met een alternatief voorstel in het Belastingplan 2025 te komen voor de versobering van de 30%-regeling naar de 30/20/10%-regeling. De leden van de fractie van D66 zijn tevreden over het voorstel van de regering om de 30 procent-regeling bijna volledig te handhaven in de vorm van de 27%-regeling. Kan de regering een lijst opstellen waarbij de 30%-regeling wordt vergeleken met vergelijkbare maatregelen in andere Europese landen? Waarom heeft de regering gekozen om de 30%-regeling alsnog iets te versoberen naar de 27%-regeling?
Overige vragen
23.
Het amendement van Stoffer c.s.51 die de algemene heffingskorting overdraagbaar maakt tussen twee toeslagenpartners, zal ervoor zorgen dat de eenverdienersmaatschappij weer aantrekkelijker wordt gemaakt. Hoeveel werkenden zal Nederland door dit plan verliezen, doordat het aantrekkelijker wordt gemaakt voor één van de twee toeslagenpartners om te stoppen met werken? Wat zal de impact zijn van deze maatregel op de krapte van de arbeidsmarkt?
24.
De regering heeft het voornemen in dit wetsvoorstel «geven uit de vennootschap» af te schaffen, deze regeling maakte steward-ownership mogelijk, waarbij aandelen in feite aan de samenleving geschonken konden worden via een ANBI-stichting.52 Doordat deze regeling wegvalt moet ongeveer 40 procent aan dividend- en inkomstenbelasting worden betaald over de waarde van de gift. Waarom heeft de regering ervoor gekozen om voor te stellen «geven uit de vennootschap» af te schaffen? Recent onderzoek heeft laten zien dat Deense steward-owned bedrijven langer blijven bestaan en beter bezig zijn de lange termijn.53 Is de regering het eens met de leden van de D66-fractie dat bedrijfsstructuren die meer investeren voor de lange termijn een toegevoegde waarde kunnen zijn voor de Nederlandse economie? Is de regering voornemens om steward-ownership via een andere maatregel alsnog mogelijk te maken? Indien dit het geval is, graag een toelichting hoe de regering dit mogelijk gaat maken.
25.
In de afgelopen maand zijn er twee Staatssecretarissen van Financiën afgetreden, naar aanleiding hiervan hebben de leden van de D66-fractie enkele vragen. Zijn er hierdoor voorstellen van de regering die vertraging hebben opgelopen en zo ja, welke? Zal hierdoor de afhandeling van de toeslagenaffaire verdere vertraging oplopen en zo ja, hoeveel? Wat zal het effect zijn op het onderzoek dat wordt gedaan naar invoeringsmogelijkheden voor een nieuw stelsel voor box 3?
Wet Inkomstenbelasting 2001
26.
De leden van de D66-fractie lezen in het Belastingplan 2025 dat de hypotheekrenteaftrek voor midden- en hogere inkomens volgend jaar omhoog gaat. Dit staat haaks op de afbouw van de aftrek die de afgelopen jaren heeft plaatsgevonden. In 2025 bedraagt de maximale aftrek 37,48 procent (het tarief in de nieuwe tweede schijf). Het laagste aftrektarief is 35,82 procent (schijf 1). Was het de bedoeling van de regering om deze negatief geëvalueerde regeling te verruimen? Indien ja, waarom heeft de regering hiervoor gekozen? Indien nee, kan de regering toelichten waarom deze verruiming alsnog is ontstaan?
27.
Als de regering de hypotheekrenteaftrek niet verder wil versoberen, waarom is er dan niet voor gekozen om net als in de periode 2013–2022 de koppeling van het aftrekpercentage met de belastingtarieven los te laten?
28.
Wat zijn de te verwachte gevolgen van de verruiming van de hypotheekrenteaftrek voor de toch al oververhitte woningmarkt? Kan de regering inzichtelijk maken wat de effecten hiervan zullen zijn op de huizenprijzen en vindt de regering deze gevolgen wenselijk? Graag ontvangen de leden van de D66-fractie op dit punt een toelichting.
29.
Kan de regering toelichten waarom is gekozen voor deze maatregel, die specifiek gunstig is voor hoge inkomens? Kan de regering een tabel opstellen met de effecten per inkomens- en vermogensdeciel? Kan de regering reflecteren op de eerlijkheid van de verruiming van deze maatregel? Wat zijn de effecten op de toch al hoge vermogensongelijkheid in Nederland en vindt de regering deze gevolgen wenselijk?
30.
Wat zal het budgettaire beslag zijn van deze maatregel? Waar in de memorie van toelichting of een van de andere documenten behorend bij voorliggend wetsvoorstel is de verhoging van de hypotheekrenteaftrek toegelicht? Waarom, zo vragen deze leden, heeft de regering deze maatregel niet duidelijk laten terugkomen in van deze documenten? Was de regering zelf op de hoogte van de verhoging van de hypotheekrenteaftrek?
31.
Wat zal de reactie van de Europese Commissie zijn op deze maatregelen? Zeker gezien de toezegging van Nederland met betrekking tot het versneld afbouwen van de hypotheekrenteaftrek in het kader van het Herstel- en Veerkrachtplan aan de Europese Unie. Klopt het dat deze maatregel ertoe zou kunnen leiden dat mijlpalen niet gehaald worden en Nederland dus geld misloopt? Heeft de regering een inschatting hoeveel geld Nederland hierdoor kan mislopen? Indien ja, hoeveel?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
Algemene vragen over vermogensongelijkheid naar aanleiding van het Pakket Belastingplan 2025
1.
De leden van de SP-fractie maken zich zorgen over de extreme vermogensongelijkheid in Nederland en de kennelijke onwil van de regering daar iets tegen te ondernemen. Klopt het, zo vragen de voornoemde leden, dat deze regering in tegenstelling tot de vorige, niet wil sturen op vermogensongelijkheid en vermogensongelijkheid dus ook niet als een probleem ziet en zo ja, waarom?
2.
Klopt de indruk van de leden van de SP-fractie dat de regering afstand neemt van de belangrijkste bevindingen en conclusies van het IBO-rapport54 over vermogensongelijkheid, en de positieve appreciatie van dit rapport door het vorige kabinet dus niet deelt? In hoeverre onderschrijft deze regering de bevinding van het IBO-rapport dat de vermogensverdeling in Nederland «schever is dan eerder gedacht» en dat dat een probleem is dat implicaties zou moeten hebben voor (fiscaal) beleid?55 Het vorige kabinet schreef in een reactie op het IBO-rapport dat «het kabinet [erkent] dat een te scheve vermogensverdeling negatieve gevolgen heeft voor de economie en maatschappij als geheel. Het kabinet onderschrijft het inzicht vanuit het IBO dat een scheve vermogensverdeling een negatief effect heeft op kansengelijkheid.» Erkent en onderschrijft de regering dit eveneens of ontkent zij dit gezien zij niet wenst te sturen op vermogensongelijkheid?56
3.
Kan de regering een overzicht geven, inclusief de daarbij behorende bedragen in miljoenen euro’s, van alle in dit pakket Belastingplan opgenomen maatregelen die een verhoging van de belasting op vermogen (of inkomen uit vermogen) met zich meebrengen en van alle maatregelen die zullen leiden tot een verlaging van de belasting van vermogen? Tot welke verhoging dan wel verlaging van de belastingen op vermogen leidt dit per saldo?
4.
Kan de regering eenzelfde overzicht geven voor de gehele kabinetsperiode op basis van het hoofdlijnenakkoord en van het regeerprogramma?
Vragen over gevolgen arresten Hoge Raad inzake box 3
5.
Klopt het, zo vragen de leden van de SP-fractie, dat alles bij elkaar opgeteld de budgettaire gevolgen van de arresten van de Hoge Raad inzake box 3 het Rijk afgerond 14 miljard euro bedragen? Zo nee, wat is dan het precieze bedrag?
6.
Kan de regering de samenstelling van het totaalbedrag zo gedetailleerd mogelijk weergeven, uitgesplitst in deelbedragen gekoppeld aan verschillende (aspecten) van de arresten en als gevolg van het uitstel van de invoering van het wetsvoorstel Wet werkelijk rendement box 3?
7.
De leden van de SP-fractie hebben met zorg kennisgenomen van het feit dat de regering de tegenvaller van box 3 niet (volledig) wil dekken binnen diezelfde box 3, dus binnen de belastingen op vermogen. Deze leden kunnen de precieze en volledige dekking niet in de stukken terugvinden. Zij ontvangen graag een gespecificeerd overzicht van de dekking van het totale bedrag; dus welk deel van het totaalbedrag wordt uit welke post van de begroting (uitgaven- en inkomenskant) gedekt dan wel niet gedekt (waarmee het dus «in het saldo» loopt) en uitgesplitst voor elk jaar dat de compensatie met betrekking tot box 3 loopt.
8.
Klopt het dat het gebruikelijk is een probleem daar op te lossen waar het is ontstaan, dus in dit geval in box 3? Waarom is daar dan nu niet voor gekozen, zo vragen de leden van de SP-fractie. Hoe verhoudt zich deze keuze tot het trendmatige begrotingsbeleid?
9.
Klopt het, zo vragen de leden van de SP-fractie, dat volgens berekeningen van het Ministerie van Financiën ongeveer de helft van de box 3-compensatie terechtkomt bij mensen die meer dan drie keer modaal verdienen, en dat hierbinnen de grootste groep meer dan vier keer modaal verdient en dat naar deze laatste groep in totaal 5,9 miljard euro aan compensatie zal gaan?
Koopkrachtontwikkeling ten gevolge van Belastingplan 2025
10.
Kan de regering aangeven wat het belastingvoordeel dan wel -nadeel voor de verschillende inkomensgroepen – te weten: 1e =111 procent wettelijk minimumloon (WML), 2e = 111–177 procent WML; 3e = 177–270 procent, 4e = 270–400 procent WML; 5e = >400 procent WML – precies gaat worden als het gaat om de combinatie van het lagere tarief in de eerste schijf, het afbouwen van de algemene heffingskorting (AHK) vanaf een hoger inkomen, en de verlaging van het maximale bedrag van de AHK met 335 euro? Met andere woorden, wat zijn de gecombineerde inkomenseffecten van deze maatregelen per inkomenskwintiel in zowel absolute bedragen als in percentages?
11.
Wat zouden de inkomenseffecten zijn – op dezelfde wijze uitgesplitst – als de eerste van de twee hierboven genoemde maatregelen wel maar de laatste (de verlaging van de AHK met 335 euro) niet ingevoerd zouden worden?
12.
Kan de regering aangeven welke gevolgen de koppeling van de AHK aan het wettelijk minimumloon en de nieuwe manier van indexeren heeft op de verschillende inkomensgroepen?
Overige vragen wetsvoorstel Belastingplan 2025
13.
De leden van de SP-fractie vragen de regering uit te leggen waarom gekozen is om af te wijken van de onder vorige kabinetten ingezette koers om de hypotheekrenteaftrek te verlagen en van het principe om een uniform tarief waartegen de rente afgetrokken kan worden, te hanteren. Waarom is ervoor gekozen juist de midden en hogere inkomens een hogere hypotheekrenteaftrek te geven? Is dit omdat de regering wil denivelleren in plaats van nivelleren? Hoe verhoudt deze keuze zich tot het woningmarktbeleid van de regering? Is de regering het met de leden van de SP-fractie eens dat een verhoging van de hypotheekrenteaftrek in beginsel een prijsopdrijvend effect heeft? Klopt het dat de overheid door deze verhoging van de hypotheekrenteaftrek 400 miljoen euro misloopt, zo vragen voornoemde leden? Is daar bewust voor gekozen? Heeft de regering ook op enig moment overwogen een andere keuze te maken, dus de aftrek voor de hogere inkomens niet te verhogen om aldus die 400 miljoen euro elders te kunnen inzetten? Zo nee, waarom niet?
14.
Kan de regering aangeven, zo vragen de leden van de SP-fractie, hoe de kilometervergoeding voor vervoer per auto naar zorginstellingen (0,23 eurocent per km) moet worden verantwoord en of deze vergoeding geldt naast het forfait van extra vervoerskosten van 925 euro per jaar?
15.
De leden van de SP-fractie hebben met teleurstelling kennisgenomen van het feit dat de versobering van de expatregeling grotendeels wordt teruggedraaid. Kan de regering aangeven hoeveel het niet door laten gaan van het verlagen van het constant forfait van 30% naar 10% in 2025 en 2026 gaat kosten aan gederfde belastinginkomsten, welke opbrengst de verlaging naar 27% in 2027 naar verwachting gaat opleveren ten opzichte van de 30%, en welk effect de verhoging van de salarisnorm in 2027 hierop heeft?
16.
De leden van de SP-fractie zijn verheugd met het onder druk van de Eerste en Tweede Kamer genomen politieke besluit om de afschaffing van het verlaagde btw-tarief voor cultuur, sport en media zoals opgenomen in dit Belastingplan komend jaar weer terug te draaien door op zoek te gaan naar een alternatief. Maar deze leden vragen zich af in hoeverre dit ook een harde garantie geeft dat de voorgenomen btw-verhoging daadwerkelijk niet door zal gaan. Deze blijft immers deel van het Belastingplan en zal voorlopig van kracht zijn. Wat gebeurt er als er geen alternatief gevonden wordt? Klopt het dat voor alles wat op het gebied van sport, cultuur en media – wat onder het verlaagde tarief viel en dat in 2026 geconsumeerd wordt, maar al in 2025 betaald (zoals concertkaartjes in dat jaar gekocht) – wel al het hogere standaard btw-tarief zal gelden? Indien dit het geval is: is de regering het met de leden van de SP-fractie eens dat dus de btw-verhoging feitelijk voor in ieder geval een deel sowieso effectief wordt ingevoerd gedurende 2025?
17.
Kan de regering uitleggen waarom ervoor gekozen is om de tariefkorting emissievrije personenauto’s in de jaren 2026 t/m 2029 op 25 procent te zetten en niet te laten meewegen op basis van de belasting van onze wegen door hun hoge gewicht?
18.
Kan de regering aangeven of het verlagen van de energiebelasting op waterstof, nu gelijk aan aardgas, ook daadwerkelijk lager wordt als dit wordt gebaseerd op het laagste tarief voor elektriciteit? Hoe groot is het te verwachten verschil en wanneer gaat dit in?
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de ChristenUnie
1.
De leden van de fractie van de ChristenUnie constateren dat de regering in het voorjaar op zoek gaat naar een alternatieve dekking voor de btw-verhoging op boeken, sport en cultuur. Deze verhoging en het bijbehorende overgangsrecht maken echter nog steeds deel uit van het Belastingplan. Betekent dit dat ondernemers die vooruitbetalingen ontvangen over prestaties die in 2026 worden genoten, daarover 21 procent btw moeten afdragen totdat er een alternatieve dekking is gevonden?
2.
Hebben de leden van de ChristenUnie het juist dat deze ondernemers zelf verantwoordelijk zijn voor de terugbetaling van het te veel betaalde bedrag aan btw op het moment dat de btw-verhoging op boeken, sport en cultuur definitief van de baan is? Acht de regering dat uitvoerbaar? Wat kan zij doen om dit proces voor de betrokken sectoren te vergemakkelijken?
3.
Hoe beoordeelt de regering het risico dat consumenten de aanschaf van prestaties die in 2026 worden geleverd uitstellen totdat er duidelijkheid is over het btw-tarief dat daarop van toepassing is? Welke gevolgen zou zo’n gedragseffect kunnen hebben op de sport- en cultuursector?
4.
Volgens de leden van de fractie van de ChristenUnie maken groepsaccommodaties zich zorgen over de voorgenomen btw-verhoging op logies, omdat zij in sommige gevallen al vooruitbetalingen over 2026 hebben ontvangen. Daarbij hebben zij gerekend met het lage btw-tarief. Kan de regering toelichten of de eigenaren van deze accommodaties uiteindelijk 21 procent btw zullen moeten afdragen, waardoor het verschil tussen beide tarieven voor eigen rekening komt, dan wel nog verrekend moet worden met de huurder? Als dat het geval is, hoe beoordeelt zij dan de wenselijkheid en uitvoerbaarheid van de noodzakelijke verrekening?
5.
Omdat het amendement Grinwis is verworpen,57 is «steward ownership» in de toekomst niet langer mogelijk. Is de regering bereid om andere maatregelen te onderzoeken die het mogelijk maken dat bedrijven schenken aan goede doelen, zonder dat het nodig is om daarbij een deel van het bedrijf te verkopen om de dividend- en inkomstenbelasting te voldoen?
6.
Het amendement-Vermeer regelt dat de voorgenomen anti-fragmentatiemaatregel voor vastgoedondernemingen niet wordt ingevoerd.58 In de quick scan bij het amendement heeft de regering aangegeven dat het amendement negatieve gevolgen heeft voor de handhaafbaarheid en de fraudegevoeligheid. Kan de regering toelichten welke specifieke effecten zij voorziet nu het amendement is aangenomen?
7.
Hoe verhoudt het niet doorgaan van de anti-fragmentatiemaatregel zich tot de Europese ATAD1-richtlijn?
8.
Ziet de regering, zo vragen deze leden, mogelijkheden om met alternatieve maatregelen het probleem dat zij met de anti-fragmentatiemaatregel trachtte te ondervangen in de toekomst toch op te lossen, zonder daarbij vastgoedondernemers te raken, die geen gebruik maken van het opknippen van ondernemingen?
9.
De overdraagbaarheid van de algemene heffingskorting is door het amendement-Stoffer uitgebreid tot vrijwel alle eenverdienershuishoudens.59 Zoals deze leden lezen in het Factsheet Pakket Belastingplan 2025 waren er zorgen over de handhaafbaarheid en complexiteit van de oorspronkelijke maatregel. Kan de regering toelichten of het amendement deze zorgen doet afnemen, zoals in de quick scan bij het amendement lijkt te worden gesuggereerd, of bestaat deze zorg nog steeds?
10.
Kan de regering toelichten hoe het komt dat de verlaging van het algemene tarief van de overdrachtsbelasting in 2025 205 miljoen euro kost, in 2026 naar verwachting 49 miljoen euro oplevert en vanaf 2027 weer geld zal kosten, namelijk 108 miljoen euro structureel?
11.
Hebben de leden van de fractie van de ChristenUnie het goed begrepen dat het doel van de verlaging van de belasting op aardgas is om «de energierekening van huishoudens te verlagen»? Zo ja, waarom is er dan gekozen voor een verlaging van de belasting tot een verbruik van 170.000 m3, dat volgens deze leden veel meer is dan huishoudens gebruiken?
12.
Deze leden lezen in de uitvoeringstoets bij de wijzigingen van de glastuinbouwheffing dat er zorgen zijn over de uitvoerbaarheid van deze wetswijziging.60 Deze zorgen gaan met name over de vraag of de Belastingdienst in staat is deze wijzigingen uit te voeren. Kan de regering reageren op deze zorgen?
13.
Wat betekent de herinvoering van een tweede schijf in de inkomstenbelasting voor de marginale druk, als daarbij ook de verlaging van de algemene heffingskorting en de verhoging van de toeslagen en de arbeidskorting in acht worden genomen?
14.
Onderhavig Belastingplan koppelt de maximale hypotheekrenteaftrek niet meer aan de eerste, maar aan de tweede schijf van de inkomstenbelasting wat uitkomt op een verhoging van de hypotheekrenteaftrek voor hogere inkomens en een verlaging voor lagere inkomens. Kan de regering onderbouwen waarom deze maatregel nodig is?
15.
Welk verwacht effect heeft deze verhoging op de vraag naar woningen, en de verhouding tussen vraag en aanbod op de huidige woningmarkt? Zal deze verhoging, zo vragen deze leden, niet leiden tot een nog grotere druk op de woningmarkt?
16.
De leden van de fractie van de ChristenUnie benadrukken dat de verhoging van de hypotheekrenteaftrek strijdig is met de toezegging die Nederland heeft gedaan in het EU-herstelplan dat de hypotheekrenteaftrek versneld wordt afgebouwd tot circa 37 procent. Is de regering zich hiervan bewust?
17.
In het Hoofdlijnenakkoord is aangegeven dat de hypotheekrenteaftrek niet zou worden gewijzigd. Kan de regering toelichten waarom zij nu afwijkt van het Hoofdlijnenakkoord?61
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie
Fossiele subsidies
De leden van de PvdD-fractie zagen in bijlage 23 van de Miljoenennota een overzicht van fossiele subsidies (of «fossiele regelingen» of «fossiele voordelen»). De regering hanteert hierbij verschillende benaderingen. Volgens de inventarisatiebenadering betroffen de fossiele regelingen in 2024 28,5 miljard euro en volgens de externe kosten benadering in 2023 16,7 miljard euro of 21,3 miljard euro (afhankelijk van de berekeningsmethode). Naar aanleiding hiervan hebben de leden van de PvdD-fractie enkele vragen.
1.
Hoe verhouden deze bedragen zich tot de rond 39,7–46,4 miljard euro, zoals ingeschat door het CPB en het PBL voor de Miljoenennota 2024?62 Waar is de substantiële vermindering van de inschatting van de fossiele subsidies op gebaseerd? Welke regelingen – met welke financiële consequenties – zijn beëindigd? En welk gedeelte van de vermindering is te verklaren door een verandering in benaderingen?
2.
Welke van deze kosten van fossiele regelingen betreffen belastingmaatregelen? Deze leden ontvangen graag een lijst van de belasting gerelateerde maatregelen, met hun kosten.
3.
Welke plannen heeft de regering om de fossiele regelingen, inclusief belastingmaatregelen, verder te verlagen?
Aardgas uit hernieuwbare bronnen
De leden van de PvdD-fractie lezen in de memorie van toelichting dat er een vrijstelling voor gebruik van aardgas uit hernieuwbare bronnen wordt geïntroduceerd en het originele tariefpad uit de eerder aangenomen Wet fiscale maatregelen glastuinbouw wordt aangepast.63 Naar aanleiding hiervan hebben deze leden enkele vragen:
4.
Wat is de definitie van aardgas uit hernieuwbare bronnen? Welke bronnen vallen hieronder? Welke soorten gas vallen onder de definitie van «groen» gas?
5.
Welke fiscale maatregelen bestaan er voor «groen» gas (dus gas uit mestvergisting, slachtafval, overige biomassa et cetera)? Wat zijn de kosten per jaar van deze maatregelen?
6.
Welke subsidies bestaan er voor «groen» gas, met andere woorden gas uit mestvergisting, slachtafval, overige biomassa et cetera? Wat zijn de kosten per jaar voor deze subsidies?
7.
Geldt de vrijstelling alleen voor de glastuinbouw?
Armoede
In de memorie van toelichting lezen deze leden dat de regering armoede en kinderarmoede niet wil laten oplopen ten opzichte van 2024.64
8.
Kan de regering toelichten waarom er is gekozen voor deze doelstelling, in plaats van een doelstelling om armoede en kinderarmoede te verlagen?
Verlaagd btw-tarief op logies, culturele goederen en diensten
De leden van de PvdD-fractie verwelkomen de in de Tweede Kamer aangenomen motie-Van Dijk om bij de Voorjaarsnota een alternatieve invulling voor de afschaffing van de verlaagde btw-tarieven te presenteren.65 De Miljoenennota en het Belastingplan verhogen echter ook het kortdurend verstrekken van logies aan studenten en dak- en thuislozen.
9.
Welke concrete logies voor studenten en dak- en thuislozen betreft deze maatregel specifiek?
10.
Hoeveel studenten en dak- en thuislozen betreft deze belastingmaatregel en in welke mate beïnvloedt dit de marginale druk van deze groepen?
11.
Waarom heeft de regering voor deze maatregel met betrekking tot studenten en dak- en thuislozen gekozen?
Tariefkorting voor emissievrije personenauto’s
12.
Waarom is ervoor gekozen om de tariefkorting voor elektrische personenauto’s per 2026 tot 25 procent te verlagen?
13.
In het voorjaar van 2025 wordt deze maatregel opnieuw beoordeeld. Waarom is niet gewacht op deze beoordeling om deze maatregel uit te voeren?
14.
Is de regering bereid om de maatregel per 1 januari 2026 weer terug te draaien?
Separaat tarief voor waterstof in de energiebelasting
Terwijl een verlaagd tarief voor de levering van waterstof volgens deze leden wenselijk is, wordt in het voorstel geen onderscheid gemaakt naar de oorsprong van de waterstof. Het geldt voor zowel hernieuwbaar opgewekte, koolstofarme, als fossiel opgewekte waterstof.
15.
Wordt met deze maatregel in principe niet een nieuwe fossiele subsidie ontwikkeld?
16.
Welke plannen heeft de regering om dit ongewenste neveneffect van deze maatregel ongedaan te maken?
Fiscale oplossing voor eenverdieners
17.
Om de hierboven genoemde maatregel te implementeren zouden burgers een voorlopige aanslag moeten indienen. De leden van de PvdD-fractie vragen of er een eenvoudigere manier is om deze maatregel te implementeren?
Wijziging belastingschijven box 1 en de hypotheekrenteaftrek
18.
Wat is de visie van de regering op de hypotheekrenteaftrek?
19.
Kan de regering bevestigen dat het voorgestelde Belastingplan invloed heeft op de hypotheekrenteaftrek? Zo ja, hoe?
20.
Was dit een door de regering bedoeld effect? Zo nee, is de regering van plan dit effect terug te draaien? Graag ontvangen deze leden hierop een toelichting van de regering.
Verbruikersbelasting
De leden van de PvdD-fractie hebben ook enkele vragen over de Verbruikersbelasting, welke worden gesteund door de fracties van BBB, GroenLinks-PvdA, het CDA, D66, SP, CU, JA21, FVD, SGP, Volt en OPNL.
21.
In 2024 is de motie Visseren-Hamakers aangenomen die de regering verzocht om per 1 januari 2024 of zo snel mogelijk daarna een nultarief in de verbruiksbelasting in te voeren voor dranken die geen toegevoegde suikers bevatten.66 In de tussentijd is weliswaar de contourenbrief over de gedifferentieerde verbruiksbelasting gepubliceerd, maar het ontbreekt nog steeds aan concrete stappen. Dit jaar is de verkoop van dranken zonder toegevoegde suikers gedaald door de extra belasting en wordt het burgers hiermee nog steeds bemoeilijkt om een gezonde keuze te maken, aldus deze leden. Op vragen van de JA21-fractie geeft de Staatssecretaris op 25 november 2024 aan dat het kabinet zich nog beraadt op de wenselijkheid van een gedifferentieerde verbruiksbelasting.67
22.
Is de regering bereid om hangende deze overwegingen het al bestaande 0-tarief uit te breiden naar dranken zonder toegevoegde suikers en zo te voldoen aan de hierboven genoemde motie? Zo ja, is dit per 1 januari 2025 wel aan te passen en te financieren door een hogere belasting op dranken mét toegevoegde suikers? En zo nee, waarom niet? Indien dit praktisch onhaalbaar blijkt wegens bijvoorbeeld uitvoerbaarheidsbezwaren, kan de regering dan toezeggen te onderzoeken of deze maatregel kan worden opgenomen in de Voorjaarsnota 2025? Als deze opties volgens de regering niet tot de mogelijkheden behoren, wanneer zal het 0-tarief dan wel worden ingevoerd?
23.
Indien en voor zover de regering niet bereid is het 0-tarief toe te passen: kan de regering op verzoek van deze leden toezeggen in het eerste kwartaal van 2025 een besluit te nemen inzake de gedifferentieerde verbruiksbelasting? Zo niet, graag een toelichting.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het amendement van het lid Stoffer dat regelt dat de overdraagbaarheid van de algemene heffingskorting ook voor werkende eenverdieners gaat gelden.68 Dit amendement heeft pas gevolgen in 2028. In de tussentijd blijft de kloof tussen een- en tweeverdieners bestaan. Naar aanleiding van deze constatering hebben deze leden enkele vragen.
1.
Op welke wijze kan in de komende jaren, zolang er geen nieuw stelsel is, gewerkt worden aan verkleining van de hierboven beschreven kloof?
2.
Kan de regering toelichten hoe het komt dat juist voor eenverdieners een extreem hoge marginale druk kan ontstaan, met een maximum van 94 procent bij een inkomen van 45.000 euro?
3.
Ziet de regering mogelijkheden om in het komende jaar de extreem hoge marginale druk voor eenverdieners drastisch te verlagen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de fracties Volt en OPNL gezamenlijk
Nederlanders in het buitenland zijn meestal in hun woonland belastingplichtig en daarom niet onderworpen aan Nederlandse belastingen. Dit is volgens de leden van de fracties van Volt en OPNL grotendeels terecht en ook goed geregeld via belastingverdragen. Veel van deze Nederlanders stellen volgens deze leden wel prijs op het behoud van hun Nederlanderschap en een aantal van hen zou bereid zijn om, op vrijwillige basis, bij te dragen aan de Nederlandse overheidsuitgaven. Heeft de regering hier ooit onderzoek naar gedaan? Indien dit niet het geval is, is de regering bereid onderzoek te doen naar de haalbaarheid van een vrijwillig systeem?
De leden van de fracties van Volt en OPNL benadrukken dat de Minister van Financiën met de Tweede Kamer heeft afgesproken dat de btw-verhogingen op cultuur, media en sport in het belastingplan blijven staan, maar dat het kabinet in de Voorjaarsnota met een alternatieve dekking zal komen, na overleg met Tweede Kamerfracties. Naar aanleiding hiervan hebben deze leden een vraag: moet deze dekking volgens de regering ook binnen de btw-tarieven worden gevonden of mogen alternatieven uit andere bronnen komen?
Met de toevoeging van een extra schijf in box 1 van de inkomstenbelasting lijkt het zo te zijn dat er ook de facto een verschillend tarief gaat gelden voor de hypotheekrenteaftrek tussen de verschillende inkomensgroepen. Er is dus geen sprake meer van een vlakke aftrek hiervoor. Hebben de leden van de fracties van Volt en OPNL dit juist begrepen? Zijn deze effecten in de koopkrachtplaatjes meegenomen? In hoeverre is deze verruiming van de hypotheekrenteaftrek voor bepaalde categorieën inkomens compatibel met de landenspecifieke aanbevelingen voor Nederland en de te behalen milestones voor het Herstel- en VeerkrachtFonds? Loopt Nederland een risico dat dit zal leiden tot een verminderde betaling vanuit de Europese Unie?
Vragen en opmerkingen van het lid van de 50PLUS-fractie
1.
Volgens het lid van de 50PLUS-fractie tonen de «tabellen marginale druk»69 uitsluitend voorbeelden van huishoudtypen onder de AOW-leeftijd mét kinderen. Kan de regering op dezelfde wijze twee huishoudtypen weergeven in de werkzame leeftijd zonder kinderen (samenwonend en alleenstaand), alsmede twee huishoudtypen van gepensioneerden (samenwonend en alleenstaand) zonder kinderen? Ook van deze groepen is het volgens dit lid immers relevant om te weten of er knelpunten zijn in het verloop van de marginale druk en de optelsom van de regelingen waar zij recht op hebben.
2.
De tabellen marginale druk70 tonen aan dat de hoogste marginale druk wordt ervaren door middeninkomens. Deelt de regering de zienswijze dat de structuur van marginale tarieven in Nederland een N-vorm heeft, terwijl de economische theorie aantoont dat een optimale structuur van de marginale tarieven een U-vorm heeft?71
3.
Erkent de regering dat een U-vorm voor de structuur van marginale tarieven economisch veel doelmatiger is? Indien ja, is dit ook een streven van de regering?
4.
Is het mogelijk om de economische schade te bepalen van het feit dat de Nederlandse structuur van marginale tarieven het tegenovergestelde laat zien van wat de economische wetenschap als optimaal beschouwt? Indien nee, waarom niet?
5.
In de gegeven «tabellen marginale druk»72 valt het op dat de kolom kindgebonden budget bij de alleenstaande huishoudtypen anders wordt weergegeven dan voor de alleenverdienende en samenwonende huishoudtypen. Kan de regering hier een toelichting op geven?
6.
Is in 2025 nog steeds sprake van een alleenstaande ouderkop in het kindgebonden budget en zo ja, hoeveel bedraagt deze? Deelt u de analyse dat het kindgebonden budget op de huidige wijze fors bijdraagt aan de «straf op samenwonen» (d.w.z. een verlies aan toeslagen en inkomensafhankelijke kortingen bij beslissing tot samenwonen)?
7.
Als het lid van de 50PLUS-fractie spreekt over marginale druk dan bedoelt hij dat in termen van méér werken; maar er is in de praktijk toch ook sprake van een fors inkomenseffect dat wordt ervaren wanneer een alleenstaande gaat samenwonen? Mede in het licht van de tekorten op de woningmarkt, acht dit lid het interessant om dat cijfermatig inzichtelijk te maken op basis van enkele huishoudtypen. Is dat mogelijk?
8.
Volgens het lid van de 50PLUS-fractie ervaren gepensioneerden ook een zekere «straf op samenwonen»: een effect op de AOW-uitkering, op toeslagen en op inkomensafhankelijke kortingen, wanneer twee alleenstaande gepensioneerden gaan samenwonen. Kan dat, als aanvulling op voorgaande vraag, cijfermatig inzichtelijk worden gemaakt op basis van enkele huishoudtypen?
9.
Kan de regering aangeven welke hoogte van een algemene inkomensonafhankelijke belastingvrije voet gefinancierd zou kunnen worden met de opbrengst van het afschaffen van de algemene heffingskorting, de arbeidskorting, de inkomensafhankelijke combinatiekorting en de Ouderenkorting? Kunt u hierbij de inkomenseffecten weergeven voor inkomens vanaf 20.000 tot 120.000, per 10.000 euro?
10.
Kan de regering aangeven welke tariefsverlaging in de eerste schijf gefinancierd zou kunnen worden met de opbrengst van het afschaffen van de arbeidskorting, de inkomensafhankelijke korting en de Ouderenkorting? Kan hierbij het te verwachten effect op het arbeidsaanbod worden gegeven?
11.
Kan de regering een overzicht geven van de hoogte van de arbeidskorting voor werkenden in euro’s bij inkomens vanaf 0 tot het moment van volledige afbouw, per 1.000 euro?
12.
Kan de regering aangeven hoeveel gepensioneerden ten minste 1 euro arbeidskorting hebben ontvangen in 2020, 2021, 2022 respectievelijk 2024? Is hier een trend waarneembaar? Kan aangegeven worden hoeveel gepensioneerde ontvangers van arbeidskorting erbij zullen komen als de arbeidskorting voor gepensioneerden gelijk zou worden gesteld aan de arbeidskorting voor werkenden?
13.
Kan de regering de hoogte van de arbeidskorting weergeven bij inkomens van 10.000 tot het moment van volledige afbouw, van werkenden respectievelijk van gepensioneerden (indien de laatstgenoemde gebruik maken van de arbeidskorting)?
14.
Kan de regering op verzoek van het lid van de 50PLUS-fractie aangeven hoeveel euro er per saldo is besteed aan tariefverlaging in box 1 sinds 2020 en hoeveel er per saldo is besteed aan het uitbreiden of verhogen van de inkomensafhankelijke kortingen sinds 2020? Kan tevens de procentuele verhouding tussen deze twee methoden van lastenverlichting sinds 2020 gegeven worden?
15.
Acht de regering het verlagen van de marginale druk voor werkenden een belangrijk politiek doel? Waarom wordt er dan zoveel ingezet op een methode van lastenverlichting die, door de combinatie van snellere of langere afbouw, volgens dit lid juist weer bijdraagt aan het verhogen van de marginale druk?
16.
Tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen in de Eerste Kamer heeft de Minister van Financiën het volgende gezegd: «Als Kamerlid, maar ook daarvoor, was ik altijd een vurig voorstander van het verhogen van de arbeidskorting, omdat ik vond dat in het politieke debat werkenden, en vooral werkende middeninkomens, te veel werden vergeten. Dat is altijd mijn inzet geweest».73 Kan de regering erkennen dat deze enthousiaste inzet om de arbeidskorting te verhogen, niet alleen de koopkracht van de werkende middeninkomens heeft verbeterd maar dat dezelfde verhoging van de arbeidskorting ook de marginale druk voor deze groepen fors heeft verhoogd? Kan dit lid derhalve concluderen dat de Minister van Financiën ook «vurig voorstander» was van het verhogen van de marginale druk? Kan dit lid voorts concluderen dat de koopkrachtverbetering voor lage en middeninkomens belangrijker wordt geacht dan de prikkel om meer te werken of om hogerop te komen voor dezelfde groepen?
17.
Acht de regering het realiseren van een meer optimaal verloop van de structuur van de marginale tarieven wenselijk? Waarom wordt er dan disproportioneel ingezet op een methode van lastenverlichting die via de afbouw van de kortingen juist opwaartse effecten heeft op de marginale druk van werkende middeninkomens? Dit terwijl we volgens dit lid allemaal weten dat de lastenverlichting ook via tariefsverlaging gegeven kan worden, waarbij er juist een neerwaarts effect op de marginale druk optreedt?
18.
Erkent de regering dat inzet van middelen op de inkomensafhankelijke kortingen via de afbouwtrajecten, altijd bijdraagt aan een hogere marginale druk voor werkenden, terwijl een vergelijkbare inzet op tariefsverlaging juist bijdraagt aan een lagere marginale druk voor dezelfde groepen?
19.
Kan de regering op verzoek van het lid van de 50PLUS-fractie ten minste erkennen dat de grote inzet op het verhogen van de inkomensafhankelijke kortingen op gespannen voet staat met de doelstelling van lagere marginale druk en «werken moet meer lonen»?
20.
Het lid van de 50PLUS-fractie constateert dat elke regering met een keuze voor het verhogen van inkomensafhankelijke kortingen in plaats van tariefsverlaging, het credo «werken moet lonen» eigenlijk niet zo belangrijk vindt als het aankomt op de regelingen die er in dit verband het meest toe doen. Deelt de regering deze constatering en zo nee, waarom niet?
21.
Kan de regering inzicht geven in de aantallen starters op de woningmarkt die ouder zijn dan 35 jaar, die enkel vanwege de leeftijdsbeperking van 35 jaar, geen gebruik kunnen maken van het starterstarief (of startersvrijstelling) in de overdrachtsbelasting?
22.
Volgens de Belastingdienst zijn er 26 verschillende tarieven voor de werkgeversheffing Zorgverzekeringswet (ZVW) en de inkomensafhankelijke bijdrage ZVW.74 Kan de regering aangeven of deze grote verscheidenheid in tarieven een complicerende factor is of kan zijn voor werkgevers of voor individuele belastingbetalers? Zijn er voornemens om het aantal verschillende tarieven te verminderen? Indien nee, waarom niet? Indien ja, wat acht de regering in dit verband dan een wenselijke doelstelling?
23.
Kan aangegeven worden wat het btw-tarief is op vakantieparken respectievelijk hotels en particuliere verhuur in België, Duitsland en Frankrijk? Maken zij onderscheid in de btw-tarieven voor de genoemde vormen van logies?
24.
Is de regering bereid om alsnog een impactanalyse uit te voeren op de hogere btw voor logies?
25.
Dit lid verwijst naar tabel 1 van de nota naar aanleiding van het verslag van 12 april jongstleden, in het kader van de wijziging van de Wet minimumloon in verband met een bijzondere verhoging van het Wettelijk Minimumloon met 1,2 procent.75 Kan de regering aansluitend op deze tabel, in een aparte tabel tonen wat de nominale AOW-premie in euro’s zou zijn bij de gegeven inkomens, en wat de werkelijk betaalde premie in euro’s is voor de vier genoemde categorieën van werknemers en zelfstandigen? Deelt de regering de zienswijze van dit lid dat de grondslag voor de AOW-premieheffing wordt uitgehold of reeds is uitgehold?
26.
Kan de regering aangeven hoeveel AOW-premie er in totaal niet wordt betaald door de werknemers respectievelijk de zelfstandigen in deze inkomensgroepen?
27.
Deelt de regering de zienswijze van het lid van de 50PLUS-fractie dat er de facto sprake is van een bijna volledige AOW-premievrijstelling voor zelfstandigen met een inkomen tot 40.000 euro per jaar?
28.
Wat is de meest actuele opbrengst van het volledig en in een keer fiscaliseren van de AOW-premie?
29.
Het lid van de 50PLUS-fractie verzoekt de regering om een overzicht in een tabel, van de hoogte van de door de werkgever betaalde inkomensafhankelijke ZVW-premie bij lonen vanaf 5.000 euro oplopend met 5.000 tot 100.000 euro? Kan de regering hier tevens het belastingvoordeel (onbelast loon) tonen op basis van het geldende belastingtarief?
30.
Waarop is met betrekking tot het gewijzigde amendement-Jetten over middelen voor het vervolgonderwijs,76 precies de besparing gebaseerd bij het flexibiliseren van de AOW-leeftijd met meerdere jaren? Heeft de Sociale Verzekeringsbank of heeft de regering reeds een analyse gemaakt van de uitvoerbaarheid van deze maatregel? Hoe werkt deze maatregel in relatie tot het aanvullend pensioen?
31.
In het verlengde van voorgaande vraag: wat zijn de gevolgen voor ex-partners wanneer een individu besluit om zijn of haar AOW enkele jaren later te laten ingaan, als het genoemde amendement-Jetten dit mogelijk zou maken?
32.
Tijdens de Algemene Financiele Beschouwingen in de Eerste Kamer antwoordde de Minister van Financiën het volgende: «Als ik naar het koopkrachtplaatje kijk, dan ben ik zeer tevreden dat ook ouderen, of in ieder geval mensen die niet meer werken, erop vooruitgaan qua koopkracht. Ik denk dat dat een mooi resultaat is».77 Naar aanleiding hiervan heeft dit lid nog enkele vragen.
33.
Deelt de regering de zienswijze van dit lid dat gepensioneerden met een wat hoger aanvullend pensioen er niet of nauwelijks op vooruit zijn gegaan en dat de veranderde voorkeur voor het verhogen van de arbeidskorting in plaats van het verlagen van de belastingtarieven, voor deze groep een kostbare verandering is geweest?
34.
Kan de regering een overzicht geven van de gemiste indexatie bij de grote vijf pensioenfondsen ABP, PFZW, PME, PMT en Bouw sinds 2008?
35.
Heeft de regering begrip voor gepensioneerden die het verhogen van de arbeidskorting (voor werkenden) in plaats van verlaging van het tarief (voor iedereen), optellen bij de door hen gemiste indexatie en dit al jarenlang volgens dit lid beleven als een «dubbele klap»?
36.
Kan de regering aangeven wat de meest actuele totale grondslag is van box 2 en 3?
37.
Wanneer wordt het advies van de Raad van State verwacht over een nieuw stelsel voor box 3?
38.
Het lid van de 50PLUS-fractie heeft bij de Algemene Financiële Beschouwingen van dit jaar gepleit voor een adviescommissie die op afstand van de politiek adviseert over de komende belastinghervorming, zoals in het verleden vaker is voorgekomen (commissies Oort, Stevens en Dijkhuizen). Het antwoord van de Staatssecretaris van Financiën in dit debat heeft dit lid niet overtuigd. Kan de regering onderbouwen waarom zo’n commissie niet wenselijk is?
39.
Dit lid erkent dat er zeker geen sprake is van een gebrek aan actuele «bouwstenen» en fiscale plannen. Kan de regering erkennen dat er juist daarom behoefte is aan een adviescommissie die in staat is om het aantal keuzes voor de politiek te verfijnen en te beperken?
40.
Deelt de regering de zienswijze van dit lid dat een commissie van gezaghebbende fiscale deskundigen niet alleen ingezet kan worden om een volledig nieuw advies te geven, maar dat een dergelijke commissie ook de rol kan krijgen om de reeds bestaande «bouwstenen» en overige fiscale plannen tegen het licht te houden en daarover te adviseren?
41.
Erkent de regering dat een advies op basis van alle bestaande bouwstenen en rapporten toch zeker binnen een jaar of een halfjaar mogelijk moet zijn, al dan niet als spoedadvies?
De leden van de vaste commissie voor Financiën zien de reactie van de regering met belangstelling tegemoet en ontvangen de nota naar aanleiding van het verslag graag uiterlijk vrijdag 29 november 2024.
De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën, Van Ballekom
De griffier van de vaste commissie voor Financiën, De Man
Samenstelling:
Kroon (BBB) (ondervoorzitter), Van Wijk (BBB), Heijnen (BBB), Griffioen (BBB), Martens (GroenLinks-PvdA), Crone (GroenLinks-PvdA), Karimi (GroenLinks-PvdA), Van Gurp (GroenLinks-PvdA), Rosenmöller (GroenLinks-PvdA), Van Ballekom (VVD) (voorzitter), Geerdink (VVD), Vogels (VVD), Bovens (CDA), Bakker-Klein (CDA), Aerdts (D66), Moonen (D66), Van Strien (PVV), Visseren-Hamakers (PvdD), Baumgarten (JA21), Van Apeldoorn (SP), Holterhues (CU), Van den Oetelaar (FVD), Schalk (SGP), Hartog (Volt), Van Rooijen (50PLUS), Van der Goot (OPNL)
Persbericht: Miljardenverlies voor staatskas, Accijnsverhoging tabak zorgt voor record toename smokkel.
Evaluatie 30%-regeling, extraterritoriale kostenregeling & partiële buitenlandse belastingplicht 2016–2022, kunde, kosten en keuzes.
Zie: https://www.eerstekamer.nl/behandeling/20241114/voortzetting_behandeling/document3/f=/vmiddaosekwm.pdf, pagina 68.
Technische briefing Pakket Belastingplan 2025 van 18 november 2024, zie ook: https://www.eerstekamer.nl/commissievergadering/20241118_fin/verslag
Advies inrichting fiscale rechtshulp, https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/detail?id=2024D24470&did=2024D24470.
Zie: https://www.dnb.nl/media/tlzp2ktq/dnb-analyse-arbeidsmarktkrapte-het-nieuwe-normaal.pdf en https://www.uwv.nl/nl/kennis-en-cijfers/uwv-als-kennisorganisatie/ontwikkeling-arbeidsmarkt-van-zeer-krap-in-2023-naar-krap-in-2024.
Zie: https://publications.tno.nl/publication/34642065/6y3SMx/mulder-2024-vervoersarmoede.pdf.
European Corporate Governance Institute – Finance Working Paper No. 556/2018, https://papers.ssrn.com/sol3/papers.cfm?abstract_id=2725462.
Zie: IBO vermogensverdeling: «Licht uit, spot aan: de vermogensverdeling», https://open.overheid.nl/documenten/ronl-c2da23e05fef0df2b0cd79ff09c88c673d3b3e95/pdf.
Kabinetsreactie rapport IBO vermogensverdeling 20 september 2022, https://open.overheid.nl/documenten/ronl-21e1c8b208e2c93fb059ab91ae9f645caf793a57/pdf.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-36602-E.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.