36 560 VI Jaarverslag en slotwet Ministerie van Justitie en Veiligheid 2023

Nr. 9 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 4 juni 2024

De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister van Justitie en Veiligheid over het Jaarverslag Ministerie van Justitie en Veiligheid 2023 (Kamerstuk (Kamerstuk 36 360 VI, nr. 1).

De Minister van Justitie en Veiligheid heeft deze vragen beantwoord bij brief van 4 juni 2024. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De fungerend voorzitter van de commissie, Van Nispen

De griffier van de commissie, Brood

Vraag (1):

Hoeveel politieagenten waren er in 2023 inzetbaar in de operationele dienst, uitgesplitst op basisteamniveau, recherche, wijkteams en sturing?

Antwoord:

De inzetbaarheid is afhankelijk van diverse factoren, zoals verzuim, verlof, opleiding en training. Hierdoor verschilt de inzetbaarheid van dag tot dag. De bezetting is stabieler als maatstaf voor de aanwezige politiecapaciteit. In de bijlage staat een overzicht van de operationele bezetting. Deze operationele bezetting is opgesplitst per werksoort.

Vraag (2):

Hoeveel vacatures staan er op dit moment open bij de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) en kan dit antwoord worden uitgesplitst per functie?

Antwoord:

Er staan op 24 mei 2024 in totaal 261 vacatures voor ambtelijk personeel op de DJI-website www.werkenbijdji.nl. DJI heeft vacatures open staan in de vakgebieden beveiliging, begeleiding en bewaring, zorg, welzijn en behandeling en bedrijfsvoering en staf. Voor één vacature zijn soms meerdere banen beschikbaar. In totaal betreft de openstaande vacatureruimte 949,55 FTE waarvan 593 FTE executief personeel en 356,55 FTE niet-executief personeel.

Vraag (3):

Wat zijn de actuele kosten van de uitvoering van een taakstraf, inclusief loon- en prijsbijstelling?

Antwoord:

De huidige kostprijzen van de uitvoering van de taakstraf zijn € 1.128,55 voor stichting Reclassering Nederland en € 1.246,57 voor Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering en de Stichting Verslavingszorg GGZ. Het verschil in kostprijzen heeft onder andere te maken met verschillen in doelgroepen. Bij de nu lopende herijking van kostprijzen wordt bezien of voor alle drie de organisaties eenzelfde kostprijs gehanteerd kan worden. Het bedrag van de loon- en prijsbijstelling is nog niet vertaald naar de kostprijzen, maar zal tot een verhoging van circa 5,7% leiden. De vastgestelde kostprijzen zijn een gemiddelde van de kosten die voor taakstraffen worden gemaakt.

Vraag (4):

Wanneer kan het wetsvoorstel Bestuursrechtelijke aanpak online kinderpornografisch materiaal (Kamerstuk 36 377) in werking treden?

Antwoord:

De inwerkingtreding van de wet bestuursrechtelijke aanpak online kinderpornografisch materiaal is onder andere afhankelijk van de planning en de behandeling van de wet door de Eerste Kamer. Zodra de Eerste Kamer het wetsvoorstel heeft aanvaard, kunnen vervolgstappen richting de definitieve inwerkingtreding worden genomen.

Vraag (5):

Wat is de actuele bezetting op de Beperkt Beveiligde Afdelingen (BBA’s) en met hoeveel plekken zal naar verwachting de bezetting stijgen als gevolg van de capaciteitsmaatregelen bij DJI?

Antwoord:

Op 21 mei 2024 waren 149 van de 208 bruikbare BBA-plaatsen voor mannen bezet. Het is de verwachting dat het aantal bruikbare BBA-plaatsen de komende maanden zal stijgen. De bruikbare BBA-capaciteit zal in de komende maanden stijgen doordat er onder meer extra BBA-plaatsen beschikbaar komen na afronding van een verbouwing in PI Dordrecht in juli ’24.

Door gedetineerden eerder in aanmerking te laten komen voor plaatsing op de BBA zal de bezetting van de BBA naar verwachting nog met 50 tot 60 plaatsen stijgen. De verwachte stijging met 50 tot 60 plaatsen is gebaseerd op de berekeningen van cluster Analyse (DJI) die aan de kamerbrief ten grondslag liggen.

Vraag (6):

Hoeveel Verklaring omtrent het Gedrag (VOG)-aanvragen zijn in 2023 in totaal door Justis afgehandeld (reguliere VOG-aanvragen en VOG-P aanvragen) en hoeveel procent van de aanvragen is afgewezen?

Antwoord:

In 2023 zijn er 1.535.887 VOG’s voor natuurlijke personen en 11.729 VOG’s politiegegevens afgehandeld door de Dienst Justis. 0,13% van de VOG’s voor natuurlijke personen is geweigerd. Van de VOG’s politiegegevens is 0,49% geweigerd in 2023.

Vraag (7):

Hoe lang verblijft een tbs’er gemiddeld in tbs?

Antwoord:

De behandelduur bedraagt 8,7 jaar [1] en is niet gebaseerd op een gemiddelde.

De behandelduur is de middelste waarneming van het aantal personen dat in een bepaald jaar is ingestroomd. Dat betekent dat 50% korter zit dan 8,7 jaar en 50% langer. Deze manier van meten is, anders dan bij een gemiddelde, niet gevoelig voor capaiteitsuitbreidingen of dalingen en schommelingen in de instroom. Omdat deze personen in hetzelfde jaar zijn opgenomen, zijn de omstandigheden beter vergelijkbaar (zelfde inzichten in behandelmethodes, zelfde beleid/wetgeving).

[1] op basis van de personen die in 2014 een eerste opname hadden in een behandelkliniek.

Vraag (8):

Hoeveel strafbeschikkingen zijn er in 2023 uitgevaardigd? Tegen hoeveel van deze strafbeschikkingen is verzet aangetekend? Over hoeveel van deze strafbeschikkingen is een persbericht naar buiten gebracht door het Openbaar Ministerie (OM)?

Antwoord:

In 2023 is er in 42.226 misdrijfzaken een strafbeschikking door het OM (OMSB) opgelegd, hierop is in 3.253 zaken verzet aangetekend. In 47.481 overtredingszaken is door het OM een strafbeschikking opgelegd, waartegen in 4.534 zaken verzet is aangetekend. Het OM registreert niet hoe vaak een persbericht bij het opleggen van een strafbeschikking wordt uitgebracht.

Vraag (9):

Hoe veel tijd verstrijkt er gemiddeld tussen het aantekenen van verzet tegen een strafbeschikking en het behandelen van het verzet door de rechter?

Antwoord:

Van de misdrijfzaken zaken die in 2023 op zitting hebben gestaan naar aanleiding van verzet is de gemiddelde doorlooptijd, gemeten vanaf registratie verzet tot eerste zitting, 197 dagen. Van de overtredingszaken zaken die in 2023 op zitting hebben gestaan naar aanleiding van verzet is de gemiddelde doorlooptijd, gemeten vanaf registratie verzet tot eerste zitting, 568 dagen.

Vraag (10):

Hoeveel strafbeschikkingen zijn naar aanleiding van het ingesteld verzet gewijzigd, ingetrokken en/of laten vervallen door het OM?

Antwoord:

Van de in totaal 3.333 misdrijfzaken waarin in 2023 verzet is geregistreerd zijn inmiddels 310 zaken geseponeerd. In 132 zaken is er wederom een strafbeschikking, al dan niet aangepast, opgelegd. Van de 10.792 overtredingszaken waarin in 2023 verzet is geregistreerd zijn inmiddels 1.359 zaken geseponeerd. In 90 zaken is er wederom een strafbeschikking, al dan niet aangepast, opgelegd.

Vraag (11):

Welk deel van de strafbeschikkingen die door de rechter zijn behandeld kwam voort uit mislukte executie en welk deel kwam voort uit door of namens de verdachte ingesteld verzet?

Antwoord:

In 2023 heeft de rechter 4.397 misdrijfzaken behandeld voortkomend uit verzet of mislukte executie, 48% hiervan is naar aanleiding van mislukte executie.

In 2023 heeft de rechter 10.113 overtredingszaken behandeld voortkomend uit verzet of mislukte executie, 20% hiervan is naar aanleiding van mislukte executie.

Vraag (12):

In hoeveel zaken van de door de strafrechter behandelde verzetschriften tegen een strafbeschikking kwam de rechter tot vrijspraak?

Antwoord:

Van de 2.277 misdrijfzakenzaken die in 2023 op zitting hebben gestaan naar aanleiding van verzet kwam de rechter in 312 zaken tot vrijspraak.

Van de 8.136 overtredingszaken die in 2023 op zitting hebben gestaan naar aanleiding van verzet kwam de rechter in 827 zaken tot vrijspraak.

Vraag (13):

Wat zijn de gemiddelde executiekosten per strafbeschikking? En wat zijn de gemiddelde executiekosten per strafbeschikking die niet geëxecuteerd kon worden?

Antwoord:

In het kader van de begrotingsvoorbereiding worden ieder jaar de kostprijzen bij het CJIB bepaald voor alle productcategorieën in het PMJ model. Voor 2023 is voor het product strafbeschikking een integrale kostprijs bepaald van € 36,18. Of de beschikking wel of niet wordt voldaan is niet van invloed op de kostprijs van dit product, hierbij wordt geen onderscheid gemaakt of de strafbeschikking wel of niet is geëxecuteerd.

Vraag (14):

Zijn alle strafbeschikkingen die niet geëxecuteerd konden worden aangebracht bij de strafrechter? Zo nee, waarom niet? Wat is daar dan wel mee gebeurd? Zijn deze geseponeerd?

Antwoord:

In 2023 zijn er 4.240 misdrijfzaken opnieuw bij het OM aangeboden nadat de executie is mislukt, hiervan is (of wordt nog) 69% bij de rechter aangebracht, de overige zaken zijn afgedaan met een sepot, vaak als gevolg van verjaring.

In 2023 zijn er 10.084 overtredingszaken opnieuw bij het OM aangeboden nadat de executie is mislukt, hiervan is (of wordt nog) 34% bij de rechter aangebracht, de overige zaken zijn afgedaan met een sepot.

Vraag (15):

Hoeveel strafbeschikkingen heeft het OM uitgevaardigd waarin een ontzegging van de rijbevoegdheid werd opgelegd?

Antwoord:

In 2023 is in 4.233 misdrijfzaken en in 6.754 overtredingszaken een ontzegging van de rijbevoegdheid opgelegd.

Vraag (16):

In hoeveel zaken van meerderjarige verdachten tussen de 18 en 23 jaar is door de rechter bij de oplegging van de straf het jeugdstrafrecht toegepast? Welk deel is dit van het totaal in deze leeftijdsgroep? Kan dit over de afgelopen vijf jaar worden beantwoord?

Antwoord:

In de gehele periode 2019 t/m 2023 werd in ongeveer 47.400 zaken van verdachten tussen 18 en 23 jaar een straf en/of maatregel opgelegd. In ongeveer 3.300 van deze zaken werd het jeugdstrafrecht toegepast: dit gaat om 7% van die zaken.

Deze cijfers zijn indicatief. Ze geven een zo goed mogelijke representatie op basis van de informatie die op dit moment beschikbaar is uit de voor de Rechtspraak beschikbare management informatiesystemen. Bron: PSK, datum raadpleging 27-5-2024

Vraag (17):

Hoeveel zaken zijn er ingestroomd bij de wijkrechtbanken in (onder meer) Rotterdam, Amsterdam en Eindhoven?

Antwoord:

In 2023 zijn in totaal 530 zaken bij de wijkrechtbanken ingestroomd.

Vraag (18):

Hoeveel strafzaken zijn er in 2023 afgedaan omtrent hennepkwekerijen? Hoe zijn deze afgedaan?

Antwoord:

In 2023 zijn door de rechter in eerste aanleg 1.565 zaken afgedaan waarin artikel 3B van de Opiumwet ten laste was gelegd. In 1.260 zaken werd de verdachte schuldig bevonden, in 163 zaken werd de verdachte vrijgesproken en in 142 zaken was sprake van een ander eindvonnis zoals «ter terechtzitting gevoegd», «dagvaarding nietig» of «OM niet ontvankelijk». In geen enkele van de zaken was sprake van «ontslag van alle rechtsvervolging».

Toelichting:

  • Er is gekeken naar artikel 3B van de Opiumwet. Dit wetsartikel ziet op «te telen, te bereiden, te bewerken, te verwerken, te verkopen, af te leveren, te verstrekken of te vervoeren». Het is hiermee breder dan alleen «hennepkwekerijen».

  • Het betreft alle zaken waarin het feit voor de rechter is gekomen (ten laste is gelegd); dat wil niet zeggen dat het feit ook bewezen is verklaard.

  • Er zijn zaken waarin meerdere feiten ten laste zijn gelegd; in die gevallen kan de schuldig verklaring ook voor andere feiten zijn dan artikel 3B van de Opiumwet.

  • Deze cijfers hebben betrekking op het grondfeit. Voor zover dat juridisch mogelijk is, kan het daarbij zowel gaan om voorbereiding van het grondfeit, poging tot het grondfeit of het voltooide grondfeit. Daarnaast kan – voor zover dat juridisch mogelijk is – ook sprake zijn van deelneming aan het grondfeit (medeplegen, medeplichtigheid, uitlokking of doen plegen van het grondfeit). • Deze cijfers zijn indicatief. Ze geven een zo goed mogelijke representatie op basis van de informatie die op dit moment beschikbaar is uit de voor de Rechtspraak beschikbare management informatiesystemen.

  • Bron PSK, datum raadplegen 27-5-2024

Vraag (19):

Kan een toelichting gegeven worden op de campagne om mensen bewust te maken van social engineering? Volgen er meer bewustwordingscampagnes van risico’s in het digitale domein? Zo ja, welke zijn dit?

Antwoord:

Social engineering is het misbruiken van menselijke eigenschappen, zoals angst, vertrouwen, hebzucht en nieuwsgierigheid. Social engineering is een veel toegepaste techniek bij online criminaliteit om toegang tot systemen te krijgen, malware te installeren of in het bezit te komen van persoonlijke gegevens van slachtoffers. Met de «Laat je niet interneppen» campagne van de Ministeries van Justitie en Veiligheid en Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties, worden mensen bewust gemaakt over de toepassing van social engineering door online criminelen en worden zij voorzien van handelingsperspectieven. Het is belangrijk dat mensen alert blijven en de afzender controleren. Daarnaast is het Ministerie van Justitie en Veiligheid dit jaar van start gegaan met de «Dubbel beveiligd, is dubbel zo veilig» campagne om het gebruik van tweestapsverificatie te stimuleren. Beide campagnes maken onderdeel uit van de meerjarige overkoepelende rijksbrede campagne aanpak. Daarin werken de Ministeries van Justitie en Veiligheid, Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties en Economische Zaken en Klimaat nauw samen op het gebied van cybercrimepreventie en cybersecurity. Onder de gezamenlijke aanpak valt ook de «Doe je updates» campagne over het updaten van slimme apparaten van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat.

Vraag (20):

Kan een vertrouwenspersoon, zoals beschikbaar bij de Zuidelijke Land- en Tuinbouworganisatie (ZLTO), de land- en Tuinbouworganisatie Noord (LTO Noord) en HISWA-RECRON om kwetsbaarheid onder ondernemers te verminderen, ook aangesteld worden bij andere samenwerkingsorganisaties? Zo ja, kunt u toelichten in welke sectoren dit mogelijk zou zijn?

Antwoord:

Ja, een vertrouwenspersoon kan ook aangesteld worden bij andere samenwerkingsverbanden. Voor het functioneren van de vertrouwenspersoon binnen een branche heeft JenV een aantal voorwaarden gesteld, zoals de vaardigheden die relevant zijn om het werk goed te doen, de positionering van de vertrouwenspersoon in het netwerk en intentie tot borging bij de brancheorganisatie.

Een branche is kwetsbaar voor criminele inmenging als er een verhoogd risico op criminele activiteiten wordt geconstateerd. Ondernemers uit die branche kunnen nodig zijn voor het mogelijk maken van criminele activiteiten. Een vertrouwenspersoon levert, als laagdrempelig aanspreekpunt voor ondernemers, een bijdrage aan weerbaarheid. Hierom is JenV de mogelijkheden in verschillende branches aan het verkennen, bijvoorbeeld met de Koninklijke Horeca Nederland. De aanvraag voor een vertrouwenspersoon bij de Vereniging van Makelaars en Taxateurs is goedgekeurd.

Vraag (21):

Welke resultaten zijn in 2023 geboekt met het programma «Preventie met gezag»?

Antwoord:

Met het programma Preventie met Gezag willen we jongeren in een kwetsbare positie kansen bieden en grenzen stellen om te voorkomen dat ze in de criminaliteit terecht komen, daar verder in afglijden of doorgroeien. Dat doen we onder andere door langjarig met onze partners in te zetten op de specifieke doelgroep met kansrijke en bewezen effectieve interventies. De eerste 15 gemeenten zijn met Preventie met Gezag gestart in 2022.

De eerste rapportage over de resultaten van Preventie met Gezag in deze gemeenten wordt als onderdeel van de voortgangsrapportage van de aanpak van georganiseerde en ondermijnende criminaliteit voor de zomer aan uw Kamer gestuurd.

19 gemeenten van de 27 gemeenten hebben financiële middelen in 2023 ontvangen en 4 daarvan hebben in 2023 eerst een start kunnen maken met de uitvoering van de plannen. De aanvullende 8 gemeenten hebben de gelden grotendeels in 2024 ontvangen en zijn recent gestart met het feitelijk vorm geven van de aanpak.

Binnen de preventieve aanpak speelt de justitiële kant ook een belangrijke rol. Daarom hebben daarnaast de justitiële partners in 2023 geld ontvangen voor de versterking van hun inzet in de gemeenten. Dit zijn: politie, OM, Raad voor de rechtspraak, Reclassering, Jeugdzorg en de Raad voor de Kinderbescherming en de Zorg- en Veiligheidshuizen. Ook zij zijn in 2023 gestart met hun visie op de inzet voor Preventie met Gezag en hoe dit structureel goed in de eigen organisaties kan worden ingebed, in goede onderlinge samenhang en samenwerking.

Vraag (22):

Kan er een stand van zaken gegeven worden over het onderzoek naar drugsresten in rioolwater?

Antwoord:

In november 2023 is in opdracht van de Ministeries van Justitie en Veiligheid (JenV) en Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) het pilotonderzoek naar drugsresten in het riool van start gegaan. Het doel van het onderzoek, dat wordt uitgevoerd door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en het Trimbos Instituut, is om drugsgebruik in Nederland beter in kaart te brengen. Na deze eerste testweek hebben de afgelopen maanden nog twee meetmomenten plaatsgevonden. Deze metingen bestaan uit de analyse van monsters die bij vooraf geselecteerde rioolwaterzuiveringsinstallaties gedurende enkele dagen worden afgenomen. Er staan nog twee testweken gepland dit jaar. De laatste bemonsteringsweek vindt plaats in november 2024. Deze monsters en de gehele dataset worden vervolgens door het RIVM geanalyseerd. Het technische eindrapport van het RIVM wordt aan het eind van het eerste kwartaal van 2025 verwacht. Hierna vindt nog een nadere duiding van de resultaten van de pilotstudie door het Trimbos Instituut plaats. Afsluitend organiseren het RIVM en Trimbos onder andere een webinar om de opgedane kennis over drugsgebruik in Nederland te delen. In de eerste halfjaarbrief over de aanpak van georganiseerde criminaliteit wordt de Kamer over de uitkomsten van de pilotstudie geïnformeerd. Tussentijds komen er geen inhoudelijke onderzoeksresultaten beschikbaar.

Vraag (23):

Hoeveel kilo cocaïne is in 2023 onderschept in de Nederlandse havens?

Antwoord:

In 2023 is er door de Douane 56.858 kilo cocaïne onderschept in havens.

Vraag (24):

Hoeveel uithalers zijn er in 2023 geregistreerd?

Antwoord:

In Rotterdam zijn in 2023 452 personen aangetroffen op een haventerrein in Rotterdam (zijnde uithalers), waarvan 400 unieke personen. In Vlissingen zijn in 2023 in totaal 47 unieke uithalers aangehouden. Voor de overige plekken in het land waarop de uithalerswet van toepassing is (haven/luchthaven/spoorwegemplacement gelegen plaats voor distributie, opslag of overslag van goederen) zijn momenteel nog geen cijfers beschikbaar

Vraag (25):

Kunt u een overzicht geven welke projecten gefinancierd worden in Marokko, Tunesië, Nigeria en Irak?

Antwoord:

Het Ministerie van Justitie en Veiligheid werkt samen met o.a. het Ministerie van Buitenlandse Zaken aan de ontwikkeling van migratiepartnerschappen om terugkeer te bevorderen, irreguliere migratie tegen te gaan en bescherming van migranten te versterken. Sinds 2023 beschikt het Ministerie van Justitie en Veiligheid over non-ODA middelen bedoeld ter ondersteuning van deze inzet. Deze middelen kunnen breed worden ingezet, denk aan capaciteitsopbouw asiel, grensbeheer of terugkeer.

J&V financiert verschillende projecten via deze non-ODA middelen diverse landen. In Tunesië heeft J&V een project gefinancierd op het gebied van grensbeheer, te weten «Integrated Border Management Tunisia projejct, phase III, t.w.v. EUR 338.132 uitgevoerd door het International Centre for Migration Policy Dialogue (ICMPD). Dit project liep af in 2023.

Momenteel worden er in Marokko, Nigeria en Irak geen concrete projecten gefinancierd vanuit het Ministerie van J&V.

Vraag (26):

Kunt u een overzicht geven van de operationele betrokkenheid van Nederlands materieel of personeel in Marokko, Tunesië, Nigeria en Irak?

Antwoord:

Momenteel bestaat er geen operationele betrokkenheid in deze landen in de zin van missies en/of operaties, of van Nederlands materieel met betrekking tot grensbeheer of andere migratie gerelateerde onderwerpen.

Vraag (27):

Hoeveel financiering is gegaan naar grensbewaking en in welke landen?

Antwoord:

Het Ministerie van Justitie en Veiligheid werkt samen met o.a. het Ministerie van Buitenlandse Zaken aan de ontwikkeling van migratiepartnerschappen om terugkeer te bevorderen, irreguliere migratie tegen te gaan en bescherming van migranten te versterken. Sinds 2023 beschikt het Ministerie van Justitie en Veiligheid over non-ODA middelen bedoeld ter ondersteuning van deze inzet. Deze middelen kunnen breed worden ingezet, denk aan capaciteitsopbouw asiel, grensbeheer of terugkeer.

Verschillende projecten worden via de non-ODA middelen van het Ministerie van Justitie en Veiligheid gefinancierd op het gebied van grensbeheer. Deze projecten dragen steeds bij aan capaciteitsopbouw in deze landen op dit vlak:

Integrated Border Management (IBM) Tunisia project, phase III t.w.v. 338.132 euro: Nederlandse bijdrage aan een lopend project van ICMPD op het gebied van geïntegreerd grensmanagement. Overkoepelend doel van het project is capaciteitsopbouw van Tunesische grensautoriteiten, ter implementatie van de TUN nationale grensveiligheidsstrategie. Uitvoeringsorganisatie: ICMPD.

Strengthening National Coordination and Cooperation Mechanisms in the Field of Border Management – SYNCRON – t.w.v. 2 miljoen euro: Versterken van Turks grensmanagement in lijn met EU-standaarden, door technische capaciteitsopbouw en versterken van samenwerking en coördinatie tussen het centrale management niveau en lokaal niveau. Uitvoeringsorganisatie: ICMPD

International Border Management Conference t.w.v. 112.254 euro. De 6e editie conferentie vond plaats op 6–7 december 2023 in Istanboel, georganiseerd door ICMPD. Middels Nederlandse bijdrage konden voor Nederland belangrijke partnerlanden deelnemen aan de conferentie. Uitvoeringsorganisatie: ICMPD.

Vraag (28):

Is er operationele inzet of materieel van Nederland ingezet in grensbewaking in derde landen en zo ja wat en in welke?

Antwoord:

Vanuit de KMar vindt geen operationele inzet plaats in het kader van grensbewaking in derde landen. De KMar verzorgt wel trainingen in verschillende landen zoals uiteengezet in de beantwoording van vraag 138.

Vraag (29):

Hoe lang loopt het programma Weerbaar Bestuur nog? Is dit financieel geborgd?

Antwoord:

Het programma Weerbaar Bestuur heeft geen specifieke einddatum. De gelden voor de bredere versterking van de bestuurlijke weerbaarheid van het decentraal bestuur, waaruit het programma wordt gefinancierd, zijn structureel. Deze zijn met ingang van 2022 structureel door het Ministerie van Justitie en Veiligheid overgeboekt aan het Ministerie van Binnenlandse Zaken.

Het overgeboekte budget betreft in totaal € 10 miljoen per jaar. Hiervan gaat € 6,5 miljoen naar het programma. Het Ministerie van Binnenlandse Zaken legt op haar eigen begroting verantwoording af over de specifieke besteding van het volledige budget.

Vraag (30):

Wat is het percentage asielzoekers uit veilige landen, per jaar sinds 2020 en om hoeveel mensen ging het?

Antwoord:

In de onderstaande tabel is het aandeel weergegeven van de eerste asielaanvragen van personen die de nationaliteit van een veilig land van herkomst hadden binnen het totaal aantal eerste asielaanvragen. Tevens is het aantal personen uit een veilig land van herkomst opgenomen.

Opgemerkt moet worden dat 2020 een atypisch jaar is vanwege de reisbeperkingen tijdens de Covid-19-pandemie.

Vraag (31):

Kan er onderscheid gemaakt worden in de opvangsoort en voorzieningen tussen kansarme en kansrijke asielzoekers, en op basis van welke juridische kaders?

Antwoord:

De minimumnormen waaraan asielopvang moet voldoen zijn vastgelegd in de Opvangrichtlijn.

De Opvangrichtlijn is geïmplementeerd en vindt zijn weerslag in Nederlands recht in de Wet COA en de Regeling verstrekkingen Asielzoekers.

Het maken van onderscheid tussen kansarme en kansrijke asielzoekers is mogelijk, mits aan de minimumnormen van de Opvangrichtlijn, en dus ook de Wet COA en de Regeling verstrekkingen asielzoekers wordt voldaan. In de Regeling verstrekkingen asielzoekers is reeds opgenomen dat een wekelijkse financiële toelage niet hoeft te worden verstrekt aan een asielzoeker die afkomstig is uit een veilig land van herkomst, uitgezonderd alleenstaande minderjarige vreemdelingen of op wie de Dublinverordening als bedoeld in artikel 1 van de Vreemdelingenwet 2000 van toepassing is, uitgezonderd alleenstaande minderjarige vreemdelingen;

Eerder al is een dergelijk onderscheid gemaakt in de pilot versoberde opvang spoor 2 (asielzoekers afkomstig uit veilige landen van herkomst). Meer recentelijk is een onderscheid gemaakt in de opvangsoort en voorzieningen tussen asielzoekers met een kansarme asielaanvraag en asielzoekers met een kansrijke asielaanvraag middels de pilot procesbeschikbaarheidslocatie.

Vraag (32):

Hoeveel mensen zonder geldige verblijfsvergunning verblijven er in Nederland en wat is de voornaamste reden dat zij niet uitgezet kunnen worden naar landen van herkomst?

Antwoord:

Het WODC maakt periodiek een inschatting van het aantal in Nederland onrechtmatig verblijvende vreemdelingen. Uit dit onderzoek bleek dat de omvang van de populatie onrechtmatig in Nederland verblijvende vreemdelingen in de periode van medio 2017 tot medio 2018 waarschijnlijk tussen de circa 23.000 en circa 58.000 vreemdelingen lag. Het WODC verwacht in 2025 een nieuwe schatting van het aantal onrechtmatig in Nederland verblijvende vreemdelingen uit te brengen.

Het slagen van een uitzetting is afhankelijk van meerdere factoren, waaronder informatie over identiteit en nationaliteit van betrokkene, de beschikbaarheid van reisdocumenten en de mate van medewerking door landen van herkomst. Daarnaast kunnen nieuwe verblijfsaanvragen terugkeer (tijdelijk) ophouden. De opstelling van de vreemdeling kan van grote invloed zijn op deze factoren.

Bron: Tweede Kamer, vergaderjaar 2020–2021, 19 637, nr. 2688

Vraag (33):

Hoeveel kost het om een mini-Schengenzone te installeren?

Antwoord:

Hier is geen eenduidig antwoord op te geven, aangezien de kosten volledig afhangen van de vormgeving en samenstelling van een dergelijke mini-Schengenzone.

Vraag (34):

Welke juridische ruimte heeft u op dit moment om het criteria «veilig land» aan te passen?

Antwoord:

Het Nederlandse asielrecht vindt zijn oorsprong in het Vluchtelingenverdrag en het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EVRM). Sinds het gemeenschappelijk Europees asielstelsel wordt het ook in belangrijke mate bepaald door het recht van de Europese Unie.

In de huidige EU-Procedurerichtlijn, evenals in de recent aangenomen EU procedureverordening van toepassing met ingang van 12 juni 2026, wordt onderscheid gemaakt tussen de twee vormen van veilige landen, te weten «veilig land van herkomst» en «veilig derde land». Voor het aanpassen van de juridische criteria van deze concepten is aanpassing van het genoemd Unierecht nodig.

De feitelijke toepassing van deze concepten kan echter nationaal worden ingevuld binnen de juridische kaders van het Unierecht. Zo hebben lidstaten nationaal de bevoegdheid om op basis van informatiebronnen de situatie van derde landen te onderzoeken en waar van toepassing als veilig land van herkomst aan te merken.

Vraag (35):

Kunt u toelichten op basis van welke wetten en onder welke voorwaarden het zou zijn toegestaan om irreguliere migranten, waaronder asielzoekers, terug te sturen naar Duitsland of België?

Antwoord:

Op basis van bestaande verdragen tussen Nederland en Duitsland en Nederland en België inzake onder andere het overnemen van personen aan de grens, is het mogelijk dat Nederland illegale verblijvende derdelanders afkomstig uit Duitsland of België overdraagt aan deze landen. Dit geldt wederzijds. Voor personen die een asielverzoek hebben ingediend geldt een ander regime. Zij vallen onder de reikwijdte van de Dublin-verordening.

Vraag (36):

Hoe vaak worden tijdelijke asielvergunningen niet verlengd of omgezet in vergunningen voor onbepaalde tijd?

Antwoord:

Van de 21.620 afgehandelde aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd c.q. voor verlenging van de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd die in 2023 door de IND zijn beoordeeld, zijn er 20.210 ingewilligd. Dat betekent dat 1.410 aanvragen niet zijn omgezet naar een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd, dan wel zijn verlengd.

Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat vreemdelingen die in het bezit zijn van een asielvergunning voor bepaalde tijd in sommige gevallen om hen moverende redenen geen aanvraag doen voor verlenging of omzetting naar een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd, bijvoorbeeld omdat zij niet meer in Nederland woonachtig zijn. Deze zaken zijn niet in voornoemde aantallen opgenomen.

Vraag (37):

Kunt u uitgebreid toelichten wat gevolgen zijn van de intrekking van de Spreidingswet op de asielketen?

Antwoord:

Feitelijk betekent de beoogde intrekking van de Spreidingswet dat gemeenten na intrekking geen wettelijke taak meer hebben om asielopvang mogelijk te maken. Hierdoor gaat het creëren van opvangplekken door gemeenten net als voor de invoering van de Spreidingswet weer enkel op basis van vrijwilligheid.

Wat we op dit moment zien is dat er gemeenten zijn die hebben aangegeven een pas op de plaats te maken en het proces tot het mogelijk maken van opvang stop hebben gezet en of hun aanbod hebben ingetrokken. Ook het COA heeft reeds aangegeven deze signalen op te vangen en zich derhalve zorgen te maken over de gevolgen van het intrekken van de Spreidingswet voor het aantal opvangplaatsen.

Op dit moment is het nog niet mogelijk om goed te overzien welke gevolgen het intrekken van de Spreidingswet in zijn totaliteit zal hebben voor de asielketen. Dit is mede afhankelijk van andere maatregelen die eventueel in de beoogde asielcrisiswet zullen worden opgenomen en de opstelling van gemeenten. Tegelijkertijd erkennen veel bestuurders de noodzaak van het creëren van opvang en geven aan hun medewerking te blijven verlenen.

Vraag (38):

Op welke manier kan de opvang (nog) versoberd worden, binnen de huidige juridische kaders?

Antwoord:

De minimumnormen waaraan asielopvang moet voldoen zijn vastgelegd in de Opvangrichtlijn.

De Opvangrichtlijn is geïmplementeerd en vindt zijn weerslag in Nederlands recht in de Wet COA en de Regeling verstrekkingen Asielzoekers. Versobering van de opvang kan mits dit binnen die gestelde normen valt.

Vraag (39):

De terugkeercijfers waren in 2023 hoger dan in 2022, wat waren de terugkeercijfers?

Antwoord:

De inzet van het kabinet is om vreemdelingen zoveel mogelijk zelfstandig te laten vertrekken. In 2022 zijn 19.320 vreemdelingen die niet in Nederland mochten blijven vertrokken. Daarvan zijn ca. 8.360 vreemdelingen zelfstandig vertrokken en ca. 2.950 vreemdelingen gedwongen. Er zijn ca. 8.010 vreemdelingen zelfstandig zonder toezicht vertrokken.

In 2023 zijn 23.240 vreemdelingen die niet in Nederland mochten blijven vertrokken. Daarvan zijn ca. 10.200 vreemdelingen zelfstandig vertrokken en ca. 5.450 vreemdelingen gedwongen. Er zijn ca. 7.590 vreemdelingen zelfstandig zonder toezicht vertrokken.

Het ketenbreed vertrek is gebaseerd op de vertrekregistraties van de KMar, politie en DT&V. Het gaat hierbij niet alleen om afgewezen asielzoekers, maar ook om vreemdelingen die onrechtmatig in Nederland verblijven, vreemdelingen van wie de verblijfsvergunning is ingetrokken of niet meer geldig is en vreemdelingen aan wie door de KMar de toegang tot Nederland is geweigerd en die zijn vertrokken naar het land van herkomst of een ander land waar de toegang is gewaarborgd.[1]

[1] Bron: Ministerie van Justitie en Veiligheid, KMI+. Peildatum: 27 mei 2024. Cijfers zijn afgerond op tientallen.

Vraag (40):

Wat zijn de stappen die genomen worden om overlast in de gemeentelijke opvang tegen te gaan?

Antwoord:

Het Rijk heeft in juli 2023 een handelingsperspectief[1] opgesteld voor gemeenten om overlast door onaangepast gedrag van vluchtelingen uit Oekraïne in de gemeentelijke opvanglocaties (GOO) aan te pakken. Het bestaat uit 4 onderdelen: een huishoudelijk reglement, een maatregelenpakket bij overlast, een handreiking voor het opzetten van decentrale time-outlocaties en een klachtenprocedure voor ontheemden. Sinds oktober 2023 is in de Regeling opvang ontheemden uit Oekraïne (RooO) opgenomen dat gemeenten leefgeld mogen intrekken van ontheemden die de huisregels in ernstige mate overtreden of die ernstige vormen van geweld plegen. De gemeente kan verder de deelname aan recreatieve of educatieve activiteiten beperken, of een afwijkend regime op basis van de huisregels toepassen gedurende maximaal 8 uur per etmaal. Gemeenten hebben een mate van vrijheid in hoe invulling te geven aan de term «afwijkend regime», ontheemden kunnen bijvoorbeeld in een afzonderlijke ruimte worden opgevangen met andere voorzieningen. in elk geval dienen ontheemden voorzien te worden in hun fundamentele levensbehoeften zoals voedsel en onderdak.

[1] https://www.rijksoverheid.nl/documenten/publicaties/2023/07/11/handelingsperspectief-overlast-in-de-gemeente-opvanglocatie-goo

Vraag (41):

Hoe hoog bedraagt de uitkering van leefgeld indien iemand inkomen uit arbeid heeft?

Antwoord:

Een meerderjarige ontheemde met inkomsten uit arbeid heeft in principe geen recht op leefgeld. De burgemeester mag bij inkomsten uit arbeid de uitkering van het leefgeld stopzetten.

Indien de hoogte van het inkomen lager is dan de hoogte van de financiële verstrekkingen die anders aan de ontheemden zou zijn uitgekeerd, kan de burgemeester de verstrekkingen ook niet of slechts ten dele intrekken.

Vraag (42):

Met welke herkomstlanden heeft Nederland op dit moment terugkeerafspraken en welke voorwaarden/voordelen zijn daaraan geboden?

Antwoord:

Zoals eerder aan uw Kamer gemeld[1] zet het kabinet zich ervoor in om zoveel als mogelijk vreemdelingen zonder rechtmatig verblijf te laten terugkeren. In dat kader worden verschillende instrumenten ingezet om de terugkeersamenwerking te verbeteren, zowel in bilateraal, als in EU verband. Het kabinet zet onder andere in op het ontwikkelen van brede gelijkwaardige en duurzame partnerschappen met voor Nederland belangrijke landen van herkomst- en transit waar samenwerking op het gebied van terugkeer een onderdeel van kan zijn. De voortgang die is geboekt ten aanzien van het verbeteren van de terugkeersamenwerking binnen het brede partnerschap met Marokko is daar een goed voorbeeld van. Een ander voorbeeld is Nigeria, waarbij het partnerschap bijdraagt aan de continuering en versterking van de reeds goede samenwerking op terugkeer. Ook wordt er zowel in EU, als in Benelux verband, met landen gewerkt aan het sluiten van terug- en overname overeenkomsten (T&O). Op 9 januari jl. is er bijvoorbeeld een T&O gesloten tussen de Benelux en Mongolië. Ook wordt er met alle relevante derde landen op operationeel niveau gewerkt aan de terugkeersamenwerking.

[1] Vergaderjaar 2023–2024, KST 29 344, nr. 155

Vraag (43):

Hoe verloopt de regionale implementatie van de levensloopaanpak voor personen met verward gedrag en een hoog veiligheidsrisico en waar zitten er nog knelpunten?

Antwoord:

De Levensloopaanpak heeft de afgelopen periode landelijk een flinke groei doorgemaakt in aantal in de aanpak opgenomen personen. Inmiddels zijn ruim 600 personen opgenomen. De laatste drie regio’s die nog niet gestart zijn, treffen voorbereidingen om te beginnen. Hoewel sprake is van een aanzienlijke groei, zijn nog niet alle personen die tot de doelgroep behoren, daadwerkelijk in de aanpak opgenomen.

In de uitvoering van de Levensloopaanpak lopen de regio's tegen een paar forse knelpunten aan. Het belangrijkste knelpunt is het ontbreken van voldoende aanbod in passend verblijf en langdurig klinische opnamecapaciteit, zo schrijven de projectleiders in hun adviesrapport «Implementatie Levensloopaanpak» van 18 januari 2024.

Meer informatie over de voortgang van de implementatie van de levensloopaanpak, en de knelpunten treft uw Kamer aan in het adviesrapport Implementatie Levensloopaanpak.[1]

Aan het genoemde knelpunt werkt de regering middels verscheidene initiatieven.

Zo werken de Ministeries van Justitie en Veiligheid aan een gezamenlijke werkagenda om de aansluiting tussen de reguliere zorg en forensische zorg te verbeteren. Na de zomer wordt uw Kamer hierover geïnformeerd, zoals MRb heeft toegezegd in het twee-minuten-debat van 21 mei 2024.

Voor het ontbreken van passende huisvesting is het Wetsvoorstel versterking regie volkshuisvesting relevant. Dit wetsvoorstel regelt dat kwetsbare groepen mensen die kunnen uitstromen uit een intramurale voorziening, zoals een ggz-instelling, met voorrang voorrang een woning kunnen krijgen. Daarnaast wordt met de uitvoering van het programma Een Thuis Voor Iedereen nu al op verschillende manieren invulling gegeven aan hetgeen waar de motie toe oproept. Gemeenten werken aan het realiseren van woon-zorgvisies, waarin concrete plannen staan om passende huisvesting en benodigde zorg, ondersteuning en begeleiding aan huis te realiseren voor verschillende kwetsbare groepen, waaronder ook mensen met ggz-problematiek.

Ten aanzien van de aanpak van het ontbreken van specifieke langdurig klinische opnamecapaciteit wordt verwezen naar de brief van de Minister van VWS van 28 maart 2024 [1], waarin zij uw Kamer informeert hoe zij dit knelpunt gaat oplossen voor personen met zeer complexe (gedrags-)problematiek, waarbij naast zorg ook een bepaalde mate van beveiliging beschikbaar moet zijn.

Vraag (44):

Wat is de stand van zaken naar het onderzoek over de implicaties van de Europese Network and Information Security Directive (NIS2) en de De Critical Entities Resilience Directive (CER) EU-richtlijnen voor deze sector?

Antwoord:

De analyse van processen binnen de vitale sector Openbare Orde en Veiligheid loopt conform de cyclus vitaal, zoals die als onderdeel van de Aanpak vitaal is afgesproken [1]. De primair verantwoordelijke partijen voor deze processen vallen onder de zogenaamde «uitzonderingsclausule Nationale Veiligheid» die in zowel de NIS2 als CER richtlijn zijn opgenomen [2][3]. Dit maakt dat de betreffende richtlijnen in principe geen werking hebben voor overheidsinstanties die activiteiten uitvoeren op het gebied van nationale veiligheid, openbare veiligheid, defensie of rechtshandhaving. Onder deze noemer vallen onder meer de politie, veiligheidsregio’s en defensie. Deze uitleg is ook verwerkt in de recent (21 mei 2024) ter consultatie aangeboden wetsvoorstellen voor de implementatie van de NIS2 en CER-richtlijnen [4][5].

[1] Kamerstukken II 2022–2023, 30 821 nr. 182

[2] Richtlijn (EU) 2022/2555 van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2022

[3] Richtlijn (EU) 2022/2557 van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2022

[4] https://www.internetconsultatie.nl/cyberbeveiligingswet/b1

[5] https://www.internetconsultatie.nl/wetweerbaarheidkritiekeentiteiten/b1

Vraag (45):

Wanneer worden specifieke noodwetten gemoderniseerd?

Antwoord:

De Coördinatiewet uitzonderingstoestanden is momenteel in internetconsultatie. Mijn departement werkt in 2024 verder aan de modernisering van de Wet buitengewone bevoegdheden burgerlijk gezag en de Wet veiligheidsregio’s. Voor een volledig overzicht van het proces van de modernisering van specifieke noodwetten, verwijs ik naar de interdepartementale routekaart die ik op 10 oktober 2023 met Uw Kamer heb gedeeld [1].

[1] Kamerstukken II 2023/24, 29 668/26 956, nr. 70

Vraag (46):

Hoe wordt een centrale meldfunctie vormgegeven voor slachtoffers van Ongewenste Buitenlandse Inmenging (OBI) en hoe wordt dit onder de aandacht gebracht van eventuele slachtoffers?

Antwoord:

De centrale meldfunctie is operationeel sinds de zomer van 2023. Hierbij worden alle OBI-signalen die binnenkomen bij verschillende onderdelen van de Rijksoverheid op uniforme wijze geanonimiseerd. Vervolgens worden deze geanonimiseerde signalen op een centraal punt bijeengebracht, waar alle betrokken departementen en uitvoeringsorganisaties de ontvangen signalen analytisch duiden. Deze duiding draagt bij aan een integraal beeld van de dreiging. Indien van toepassing worden passende beleidsmaatregelen getroffen en, in geval van urgente casuïstiek, wordt voor operationele opvolging gezorgd. Door verschillende ingangen binnen de Rijksoverheid te blijven bieden aan personen die melding van OBI-activiteiten willen doen, houdt het kabinet de drempel voor burgers zo laag mogelijk om hun verhaal te doen. Deze mensen kunnen terecht bij organisaties binnen zowel het veiligheidsdomein als het sociale domein.

Het kabinet zal op korte termijn een OBI-communicatieaanpak starten om het doen van melding in geval van OBI bij potentiële doelwitten en doelgroepen onder de aandacht te brengen. Daarbij is van belang dat breed bekend is waarvoor de Nederlandse overheid staat, wat ze onwenselijk vindt en waar men terecht kan met een OBI-melding. In de communicatieaanpak zal ook een realistisch geluid doorklinken: het zal in de regel moeilijk zijn om alle vormen van OBI op casusniveau aan te pakken. Het doen van meldingen wordt echter te allen tijde aangeraden, om inzicht te krijgen in de omvang van de problematiek en om landen hierop aan te spreken.

Vraag (47):

Wanneer wordt de herziening van de Wet politiegegevens naar verwachting naar de Kamer gestuurd?

Antwoord:

Volgens de huidige planning wordt wetsvoorstel de tweede helft van 2025 aan de Tweede Kamer aangeboden. Dit wetsvoorstel gaat niet alleen in op de wijziging van de Wet politiegegevens, maar ook op de wijziging van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens.

Vraag (48):

Wat is het tijdsplan van de stelselwijziging voor het verbeteren en vereenvoudigen van de jeugdbeschermingsketen? Wanneer kan het wetsvoorstel hiervoor verwacht worden?

Antwoord:

Met het Programma Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming wordt gewerkt aan een vereenvoudiging en verbetering van de jeugdbescherming. Eén van de ontwikkelingen betreft de vormgeving van regionale veiligheidsteams waarin taken van Veilig Thuis, de Gecertificeerde Instellingen en (deels) de Raad voor de Kinderbescherming worden ondergebracht, gericht op kinderen en volwassenen bij wie sprake is van onveiligheid, huiselijk geweld en/of kindermishandeling.

Na de zomer van 2024 wordt de Kamer geïnformeerd over de voorkeursvariant voor het regionale veiligheidsteam. Vooralsnog zijn voor het Toekomstscenario na 2025 geen middelen beschikbaar. In het voorjaar van 2025 zal een politieke keuze voorliggen over de precieze inrichting van de stelselwijziging en kan het wetgevingstraject gestart worden. Naar verwachting zal het wetgevingstraject voor de stelsel- en structuurwijziging in de tweede helft van 2027 zijn afgerond.

Vraag (49):

Wat is het huidig aantal jeugdbeschermers? Hoeveel nieuwe jeugdbeschermers zijn erbij gekomen in 2023 en hoeveel in 2024? Hoeveel waren dat er in 2022? Kunt u een overzicht geven van het aantal jeugdbeschermers de afgelopen 10 jaar?

Antwoord:

In het kader van de motie Hijink wordt door het Ministerie van JenV met ingang van 1 december 2022 een monitor uitgevoerd naar onder meer de formatie aan jeugdbeschermers en jeugdreclasseerders. De Kamer wordt hier periodiek over geïnformeerd. Vóór deze periode zijn geen landelijke gegevens beschikbaar over de omvang van de formatie jeugdbeschermers en jeugdreclasseerders.

Formatie (fte) jeugdbeschermers en jeugdreclasseerders:

  • 1 april 2024: 2.405 fte

  • 1 mei 2023: 2.325 fte

  • 1 december 2022: 2.432 fte

De formatie is in de periode 1 december 2022 tot 1 april 2024 licht afgenomen. Doordat in dezelfde periode het aantal cliënten is gedaald, is de werkdruk voor de jeugdbeschermers en jeugdreclasseerders per saldo afgenomen. Naast jeugdbeschermers en jeugdreclasseerders worden door de GI’s in het kader van functiedifferentiatie ook nog ondersteunend jeugdbeschermers en jeugdreclasseerders ingezet om taken van de jeugdbeschermers en jeugdreclasseerders over te nemen.

Formatie (fte) ondersteunend jeugdbeschermers en jeugdreclasseerders:

  • 1 april 2024: 152 fte

  • 1 mei 2023: 142 fte

  • 1 december 2022: 100 fte

Deze aantallen zijn voor de afgelopen 10 jaar niet te geven vanwege het ontbreken van monitoringsgegevens over de periode voor 2022.

Vraag (50):

Wat maakt dat een vermoede betrokkenheid van statelijke cyberactoren ertoe leidt dat de afhandeling van rechtshulpverzoeken aan het Team High Tech Crime gemiddeld meer tijd in beslag neemt?

Antwoord:

Twee situaties kunnen mogelijk direct of indirect van invloed zijn op de afhandeltijd, wetende:

  • 1. De situatie waarin het Team High Tech Crime binnen een reeds lopend opsporingsonderzoek wordt geconfronteerd met de betrokkenheid van statelijke actoren.

  • 2. De situatie waarin bij het binnenkomende rechtshulpverzoek een betrokkenheid van statelijke actoren wordt vermoed (of verondersteld).

In beide situaties moet er een afgeschermd en inhoudelijk complex onderzoek worden uitgevoerd wat een groot beroep doet op de beschikbare capaciteit van het Team High Tech Crime. Daarnaast moet er bij een rechtshulpverzoek met vermoedelijke betrokkenheid van statelijke actoren ook afstemming plaatsvinden met het verzoekende land. Deze afstemming neemt eveneens veel tijd in beslag.

Vraag (51):

Wordt er, gezien de onderbezetting van Team High Tech Crime, actief iets aan de instroom gedaan binnen dit team en hoe zal dit de komende jaren weer op volle sterkte zijn?

Antwoord:

In het voorjaar 2023 heeft de politie een arbeidsmarktstrategie opgesteld gericht op werving, doorstroom en behoud van politiemedewerkers, zoals medewerkers bij het Team High Tech Crime. De politie zet alles op alles om nieuwe medewerkers te werven en op te leiden. Tegelijkertijd is de verwachting dat de druk op de politiecapaciteit zal aanhouden.

Vraag (52):

Hoe vaak zijn er de afgelopen vijf jaar, uitgesplitst naar jaar en type inzet, politiehonden ingezet?

Antwoord:

De jaarverantwoording politie bevat cijfers over de inzet van politiehonden vanaf 2020 en van de Arrestatie en Ondersteuningsteam-hond door de Dienst Speciale Interventies (DSI) vanaf 2021.

In de bijlage zijn de samengevoegde cijfers opgenomen die afkomstig zijn uit de jaarverantwoording 2022 en 2023.

Vraag (53):

Hoe vaak zijn er de afgelopen vijf jaar, uitgesplitst naar jaar en type inzet, politiepaarden ingezet?

Antwoord:

Cijfers over de inzet van de beredenen zijn weergegeven in de jaarverantwoording politie.

In de bijlage zijn de samengevoegde cijfers opgenomen die afkomstig zijn uit de jaarverantwoording 2022 en 2023.

Vraag (54):

Op welke manieren wordt er gewerkt aan een beter welzijn van politiehonden? Welke afspraken zijn er gemaakt?

Antwoord:

De inzet van de politiehonden geschiedt zo veilig mogelijk. Dierenwelzijn is daarbij een van de afwegingen. Bij de inzet van dieren wordt er steeds een afweging gemaakt of het te bereiken doel opweegt tegen het gevaar voor mens en dier.

In mei 2022 is het programma «de Koers Politiehonden» gestart. Daarin wordt onder andere aandacht besteed aan dierenwelzijn, certificeringseisen, aankoopbeleid, positieve trainingsmethoden, aangelijnd werken en het zoveel mogelijk beperken van het gebruik van de elektronische trainingshalsband.

Eind 2023 is besloten om de Koers Politiehonden nog minimaal drie jaar voort te zetten. Dit betekent dat de aandacht die er de afgelopen twee jaar is geweest om het werken met diensthonden te professionaliseren zal worden voortgezet.

Eén van de pijlers in dit programma is dierenwelzijn. Dit is onder meer terug te zien in:

  • het nieuwe leerlandschap dat voor het hondendomein wordt ontwikkeld, met daarin aandacht voor beloningsgerichte training en hoogwaardige verzorging;

  • verbeterde huisvesting van de diensthonden, onder meer door aandacht voor verrijking in de kennel;

  • het verder terugdringen van het gebruik van elektronische trainingshalsbanden;

  • verrichten van wetenschappelijk onderzoek in samenwerking met de Hogeschool Aeres naar een «duurzame diensthond»;

  • een verbeterde pensioenregeling voor diensthonden.

Vraag (55):

Op welke manieren wordt er gewerkt aan een beter welzijn van politiepaarden? Welke afspraken zijn er gemaakt?

Antwoord:

Zie antwoord op vraag 54: evenals bij politiehonden wordt de inzet van politiepaarden steeds gewogen of het te bereiken doel opweegt tegen het gevaar voor mens en dier.

De Bereden Politie hanteert verschillende maatregelen om het welzijn van politiepaarden te garanderen. Ze stelt strenge eisen aan de gezondheid en het karakter van paarden die voor politiewerk worden ingezet. Er zijn dierenverzorgers in dienst bij de Bereden Politie die zorgdragen voor de verzorging van de paarden en dierenartsen worden ingehuurd ten behoeve van de gezondheid van de paarden.

De paarden krijgen een uitgebreide opleiding. Hierbij is oog voor het individuele karakter en ontwikkeling van het betreffende paard. Daarbij is er in de opleiding ruimte waarin ruiters en paarden samen praktijkervaring opdoen en ook trainen voor inzet van de Mobiele Eenheid (ME).

Er wordt ook specifieke aandacht besteed aan de huisvesting van de paarden. Goede huisvesting omvat voldoende ruimte voor beweging, contact met soortgenoten en frisse lucht.

Vraag (56):

Kunt u een overzicht geven van de aantallen in rang per eenheid (dus hoeveel agenten, hoofdagenten, brigadiers, inspecteurs enzovoort) in de diverse eenheden?

Antwoord:

Het niveau van politiemedewerkers is vastgelegd in het Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP). De registratie van bezetting vindt dan ook plaats op basis van het LFNP en niet op basis van rang. De operationele bezetting van eind 2023 is in de bijlage per functieniveau weergeven. De Minister van Justitie en Veiligheid is op landelijk niveau verantwoordelijk voor de sturing op de personeelsopbouw van de politieorganisatie. De bezetting in de eenheden en teams is aan de korpschef en betreft interne bedrijfsvoering.

Vraag (57):

Kunt u in een tabel uiteenzetten wat de verdeling van de rangen op de verschillende teams zijn?

Antwoord:

Zie antwoord op vraag 56.

Vraag (58):

Kunt u inzichtelijk maken welk percentage bezetting door pensioen is uitgestroomd? En kunt u vervolgens aanduiden voor welke overige redenen de overige percentages zijn uitgestroomd?

Antwoord:

In 2023 stroomden 1.484 FTE uit de operationele politieorganisatie vanwege pensionering. Dit is 3,2% van de bezetting begin 2023 en betreft voorzienbare uitstroom.

De onvoorzienbare uitstroom was in 2023 1.423 FTE en is 3,1% van de bezetting begin 2023. Dit betreft bijvoorbeeld personeel dat vertrekt naar een andere werkgever. De uitval van aspiranten uit de opleiding bedroeg in 2023 347 FTE, 7,0% van de bezetting van aspiranten begin 2023.

Vraag (59):

Kunt u nader toelichten waarom het realiseren van de beoogde zijinstroom niet is gelukt?

Antwoord:

Gezien de capaciteitsproblematiek zette politie in 2023 extra in op zij-instroom. Dit betreffen operationele politiemedewerkers die niet via het primaire politieonderwijs de politieorganisatie instromen. In het begroting en beheerplan politie 2023 was 1.275 FTE aan zij-instroom opgenomen. Hiervan heeft de politie 1.251 FTE in 2023 gerealiseerd. Daarmee blijft de zij-instroom slechts 1,9% achter op de prognose. De prognose van de politie was ambitieus, zeker gezien de krappe arbeidsmarkt, en is net niet haalbaar gebleken. In het verleden is de zij-instroom bij de politie nog nooit zo hoog geweest als in 2023.

Vraag (60):

Kunt u nader toelichten waarom het aantal afgegeven toevoegingen in 2023 hoger was dan in 2022, door verhoogde asielinstroom? Is er ook een andere oorzaak te wijten aan de verhoging van het aantal toevoegingen?

Antwoord:

De toename in het aantal afgegeven toevoegingen in 2023 ten opzichte van 2022 is deels te verklaren door de verhoogde asielinstroom. Daarnaast hebben andere rechtsgebieden zoals woonrecht en strafrecht (verdachten) ook bijgedragen aan de stijging van het aantal toevoegingen.

Er zijn van 1 januari 2023 tot 1 januari 2024 in totaal 367.822 reguliere toevoegingen afgegeven, exclusief lichte adviestoevoegingen en toevoegingen voor mediation. Dit zijn 19.801 toevoegingen meer dan in 2022, een stijging van 5,7% ten opzichte van dat jaar. Het totale aantal toevoegingen, inclusief lichte adviestoevoegingen en mediationtoevoegingen, bedraagt 395.151. Dit zijn 23.411 toevoegingen meer dan in 2022.

De drie rechtsgebieden met de grootste absolute toenames zijn: asielrecht, met 8.467 toevoegingen meer dan in 2022; woonrecht, met een toename van 4.060 toevoegingen; en strafrecht (verdachten), met 7.508 toevoegingen meer dan in 2022. De subsidieregeling pakket rechtsbijstand herstelregelingen kinderopvangtoeslag 2023 valt om praktische redenen onder de groep Wonen.

Uit gesprekken met de Raad voor Rechtsbijstand blijkt dat er meerdere factoren zijn die wijzigingen in de aantallen toevoegingen op verschillende rechtsgebieden kunnen verklaren. Naast demografische factoren spelen ook economische factoren, internationale ontwikkelingen, wijzigingen in belastingwetgeving en veranderingen in wet- en regelgeving buiten het justitiële domein een rol bij de stijging of daling van het aantal toevoegingen.

De aantallen afgegeven toevoegingen zoals vermeld in het jaarverslag van Justitie en Veiligheid verschillen van die in het jaarverslag van de Raad voor Rechtsbijstand. Dit verschil komt doordat voor de financiering van de Raad voor Rechtsbijstand de aantallen over de periode van 1 september tot en met 31 augustus worden gehanteerd.

Vraag (61):

Kunt u nader toelichten waardoor het aantal klantcontacten bij het Juridisch Loket sinds 2022 bijna is verdubbeld, terwijl de uitgaven niet zijn verdubbeld?

Antwoord:

Een vergelijking met 2022 is niet te maken omdat de werkwijze rond telefonie in 2023 is veranderd. Sinds begin 2023 komt iedereen die belt met het Juridisch Loket terecht bij een landelijk belteam. Vervolgens wordt hij/zij doorgeschakeld naar de spoedlijn, wordt op een later moment door een juridisch adviseur teruggebeld of er wordt een afspraak ingepland bij de dichtstbijzijnde vestiging. Op deze manier ontstaan meer contactmomenten.

Overigens is er wel een flinke toename geweest in het aantal rechtzoekenden dat door het Loket is geholpen. Zowel via de telefoon als via inloopspreekuren en op afspraak is er een toename te zien. De komst van het gratis telefoonnummer (0800 8020) per 1 januari 2023 heeft daar aan bijgedragen. Het Loket heeft de formatie uitgebreid en kreeg hiervoor extra financiering.

Vraag (62):

Hoe is de grote toename van het aantal klantencontacten bij het Juridisch Loket te verklaren en hoeveel daarvan waren telefonische contacten?

Antwoord:

De toename in het aantal rechtzoekenden dat contact zoekt met het Juridisch Loket kan deels verklaard worden door de nieuwe werkwijze rond telefonie (zie het antwoord op vraag 61). Daarnaast hebben ook de introductie van een gratis telefoonnummer en ruimere openingstijden geleid tot een groter bereik.

In 2023 zijn 147.400 rechtzoekenden via de telefoon geholpen (88.400 via terugbelverzoeken en 59.000 via de spoedlijn). Daarnaast kwamen 71.700 rechtzoekenden langs bij de inloopspreekuren en werden 38.500 rechtzoekenden op afspraak geholpen. Ten slotte kreeg de website van het Juridisch Loket 5,1 miljoen unieke bezoekers. De grootste toename is te zien bij de fysieke dienstverlening.

Vraag (63):

Kan worden toegelicht waarom het aantal afgegeven toevoegingen in het bestuursrecht zoveel groter is dan geprognotiseerd?

Antwoord:

De afwijking tussen het geprognosticeerde en daadwerkelijke aantal toevoegingen in het bestuursrecht kan aan verschillende factoren worden toegeschreven.

De raming van het aantal toevoegingen in de JenV-begroting 2023 is gebaseerd op het jaarlijkse Prognosemodel Justitiële Ketens waarin de aantallen te verwachten toevoegingen per categorie worden ingeschat.[1] Het ramingsmodel is opgebouwd met gegevens uit het verleden en statistische verbanden tussen externe demografische, economische en maatschappelijke ontwikkelingen en ontwikkelingen in de verschillende justitieketens. Ook wordt rekening gehouden met de kwantitatieve effecten van nieuwe wet- en regelgeving en andere voorgestelde (beleids-)maatregelen. In de raming werd rekening gehouden met een (tijdelijk) effect van de coronacrisis op de ketens.

Het geraamde effect is uitgebleven. Daarnaast kunnen andere (autonome) factoren, zoals veranderingen in wet- en regelgeving buiten het justitiële domein en internationale ontwikkelingen, invloed hebben gehad op het aantal afgegeven bestuursrechtelijke toevoegingen.

[1] Kamerstukken II 2021/22, 24 587, nr. 843.

Vraag (64):

In hoeverre blijft de meerwaarde achter bij de kosten betreffende de Wet controle rechtspersonen (Wcr)? Wanneer verwacht men dat de verkenning is afgerond?

Antwoord:

De meerwaarde van de Wet controle op rechtspersonen is gelegen in het voorkomen van misbruik van rechtspersonen door middel van het signaleren van risico’s. Justis stelt hiervoor risicomeldingen en netwerktekeningen op. Het is vervolgens aan de ontvangers van de risicomeldingen om te bepalen of en welke interventie nodig is.

Bij de aanbieding van de evaluatie van deze wet (2022) heeft de Minister voor Rechtsbescherming laten weten dat de wet bijdraagt aan de informatiepositie van afnemers. Onderzoekers stellen dat aannemelijk is dat dit bijdraagt aan de kwaliteit van de uitvoering van opsporings- en handhavingstaken en daarmee aan het tegengaan van misbruik van rechtspersonen.

De wet is een toevoeging aan het bredere veld van wetgeving, maatregelen en organisaties die zich richten op de bestrijding van (met name) financieel-economische criminaliteit, al blijft het vooralsnog niet mogelijk om aan te geven hoe groot die toevoeging is en of die opweegt tegen de kosten van de uitvoering. Na deze evaluatie is verder verkend of de meerwaarde is te verbeteren door onder meer een financiële bijdrage aan afnemers van de producten te vragen en het gebruik beter meetbaar te maken. Die verkenning werd in 2023 afgerond. De uitkomst van deze verkenning wordt toegelicht in het antwoord op vraag 65.

Vraag (65):

Kunt u aangeven hoeveel het project gekost zal hebben, indien de uitkomst van de verkenning negatief zal zijn?

Antwoord:

Voor de verkenning in 2023, die volgde na de evaluatie van de uitvoering van de Wet controle op rechtspersonen, is 24.520 euro (exclusief BTW) gefactureerd. De verkenning levert een genuanceerd beeld op. Met Justis en afnemers is besproken om de meerwaarde van risicomeldingen te vergroten, zoals actieve afstemming van Justis met de ontvangers. Ook is onderzocht wat het meebetalen aan producten door afnemers kan betekenen. Dit kan leiden tot vraaguitval of tot werkbesparing als het vaker leidt tot minder tijdrovende producten in plaats van uitgewerkte meldingen. Een nadere uitwerking is nodig om de consequenties af te kunnen wegen.

Vraag (66):

Hoe vaak zijn in 2023 de bevoegdheden voortvloeiende uit de Innovatiewet Strafvordering ingezet?

Antwoord:

De verschillende nieuwe bevoegdheden voortvloeiende uit de Innovatiewet zijn door de betrokken organisaties vanaf 1 oktober 2022 meermalen ingezet. De pilots worden op dit moment door het Wetenschappelijk Onderzoeks- en Documentatiecentrum (WODC) geëvalueerd. Het evaluatierapport wordt voor 1 oktober 2024 aan uw Kamer toegezonden. De exacte aantallen van de toegepaste bevoegdheden uit de Innovatiewet worden in het evaluatierapport zichtbaar.

De Innovatiewet Strafvordering is op 1 oktober 2022 in werking getreden. De wet maakt het mogelijk om door middel van vijf pilots praktijkervaring op te doen met de nieuwe mogelijkheden die het nieuwe Wetboek van Strafvordering straks biedt. Deze mogelijkheden zijn opgenomen in het huidige Wetboek van Strafvordering (artikelen 553 t/m 574) en zien op nieuwe digitale bevoegdheden voor de opsporing (pilot gegevens na inbeslagname), extra bevoegdheden voor de hulpofficier van justitie (pilot hOvJ), audiovisuele registratie (pilot AVR), uitbreiding van mediation in het strafproces (pilot mediation) en prejudiciële procedure in het strafrecht.

Vraag (67):

Hoe kan worden verklaard dat in drie jaar tijd het bedrag dat jaarlijks wordt uitgegeven aan onrechtmatige detentie bijna is verdubbeld?

Antwoord:

Ten opzichte van het jaar 2020 is sprake van een stijging van 77%. Navraag bij de Raad voor de rechtspraak en het OM leert dat zij hier geen eenduidige verklaring voor hebben. Een deel van de stijging is mogelijk te verklaren doordat het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) in 2021 besloten de vergoeding te verhogen die mensen kunnen eisen als ze, achteraf bezien, onterecht in voorarrest hebben gezeten. Zo ging de vergoeding voor verblijf in een politiecel omhoog van € 105 naar € 130 per dag, terwijl vergoeding voor verblijf in een huis van bewaring is verhoogd van € 80 naar € 100 per dag.

Vraag (68):

Hoeveel van de onderuitputting bij politie, OM, Rechtspraak en DJI kan voor elk van deze organisaties worden verklaard vanuit de krapte op de arbeidsmarkt en hoeveel mensen zijn hierdoor niet geworven?

Antwoord:

Op het onderdeel Politie is een meevaller van € 10,5 mln. In 2023 kon een deel van de openstaande dossiers onder de Vangnetregeling veilig en gezond werken (incl. PTSS) nog niet worden afgehandeld. De politie had wel te maken met arbeidsmarktproblematiek. In de het jaarverslag van Justitie en Veiligheid is aangegeven de operationele bezetting (incl. aspiranten) eind 2023 1.297 fte lager was dan door de Politie begroot en 283 fte lager dan eind 2022.

Onderuitputting bij DJI is niet één-op-één toe te rekenen aan krapte op de arbeidsmarkt. Het ontbreken van personeel leidt o.a. tot vertragingen bij huisvesting en ICT projecten en daarmee onderuitputting. Middelen die bij DJI niet tot besteding zijn gekomen zijn geherprioriteerd binnen de begroting of zijn in het eigen vermogen terecht gekomen. Een overzicht van hoeveel vacatures er op dit moment open staan bij de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) is bij antwoord 2 opgenomen.

Het OM had over 2023 weliswaar geen onderuitputting, maar had wel te maken met arbeidsmarktproblematiek, onder andere bij de besteding van de ondermijningsgelden. Bij de tweede suppletoire begroting 2023 is om die reden een bedrag van € 13 mln. geretourneerd aan het departement. Indicatief had zonder arbeidsmarktproblematiek over 2023 gemiddeld circa 90 fte aan capaciteit meer kunnen worden ingezet.

De Rechtspraak kende in 2023 geen positief resultaat (onderuitputting), maar een resultaat van nagenoeg nihil. Ook de Rechtspraak merkt echter dat er sprake is van tekorten op de arbeidsmarkt. Net als bij andere organisaties zijn er lastig te vervullen functies op het terrein van IT, maar ook voor juridische en administratieve functies moeten veel meer inspanningen gedaan worden om te zorgen voor voldoende capaciteit. Dat zorgt ook voor vacatures die langer open staan.

Vraag (69):

Wat zijn de actuele kosten van het tenuitvoerleggen van respectievelijk een taakstraf, een gevangenisstraf en elektronische detentie per dag?

Antwoord:

Voor de kosten van een taakstraf wordt verwezen naar de beantwoording van vraag 3.

De kosten voor de tenuitvoerlegging van een gevangenisstraf in 2024 bedragen € 401 per dag.[1]

Er is momenteel geen sprake van elektronische detentie in de vorm van een door de rechter op te leggen hoofdstraf of als executiemodaliteit. Wel kan elektronische monitoring als controlemiddel worden toegepast in verschillende kaders, bijvoorbeeld als onderdeel van een voorwaardelijke veroordeling of als onderdeel van een schorsing van de voorlopige hechtenis. Voor elektronische monitoring maken zowel de reclassering als de Dienst Vervoer en Ondersteuning (DV&O) van de Dienst Justitiële Inrichtingen kosten.

In 2024 is de kostprijs voor elektronische monitoring door de reclassering € 24,73 en de kostprijs voor een enkelband van DV&O is € 33 in 2024.[2]

[1] Zie blz. 110 van de begroting van Justitie en Veiligheid 2024 (Kamerstukken II, vergaderjaar 2023–2024, 36 410 VI, nr. 2

Vraag (70):

Hoe zijn de zes miljoen euro extra structurele coalitieakkoord-middelen verdeeld tussen tolken en vertalers?

Antwoord:

Bij de verdeling van de extra middelen uit het Coalitieakkoord is € 6 mln. toegevoegd aan het gerechtskostenbudget om de toekomstige stijging van de tolk- en vertaaltarieven te kunnen opvangen. Er is daarbij geen onderscheid gemaakt tussen tolkkosten en vertaalkosten.

Vraag (71):

Welk deel van de inspanningen van de politie in de digitale wereld gaat naar zedenzaken? Kan dit worden beantwoord voor de afgelopen vijf jaar?

Antwoord:

De politie houdt geen specifieke registratie bij van de inspanningen in het digitale domein. Daarmee is niet aan te geven welk aandeel van de inspanningen toe te schrijven is aan zedenzaken.

In het algemeen geldt dat het politiewerk verandert als gevolg van de digitalisering van de samenleving. Hierdoor is het digitale domein – in meer of mindere mate – integraal onderdeel gaan uitmaken van het dagelijks werk van politiemedewerkers. Dit zien we ook terug binnen de aanpak van (online) seksuele misdrijven waar het digitale domein veelal een rol speelt, bijvoorbeeld doordat strafbaar gedrag online plaatsvindt en/of digitale sporen bewijsmiddelen zijn in het opsporingsonderzoek. Met middelen uit de motie Klaver c.s. is er vanaf 2020 structureel 15 miljoen euro beschikbaar gekomen voor een uitbreiding bij de zedenpolitie, de opleiding van zedenrechercheurs, in forensische opsporing en forensisch medisch onderzoek. Met deze investering wordt ook een versterking van de digitale expertise op het terrein van zeden bewerkstelligd.

Vraag (72):

Kunt u aangeven of vanuit het OM de verwachting is dat het uitgebleven bedrag van afpakopbrengsten over 2023 verwacht wordt alsnog in 2024 af te kunnen pakken? Zo niet, kunt u dan aangeven vanwaar er veel hoger geraamd is door het OM betreffende de afpakopbrengst en hoe u tegen deze miscalculatie aankijkt?

Antwoord:

De afpakopbrengsten zoals vermeld in het Jaarverslag van JenV zien op de incassoresultaten, voor het deel van de incasso dat naar de Staatskas vloeit1. Het OM is verantwoordelijk voor het sturen op beslag. De beslagresultaten voor 2023 tonen een zeer positief beeld. Dankzij gezamenlijke inspanningen met de bijzondere opsporingsdiensten en de politie is de beslagdoelstelling met 129% ruim behaald. Daarnaast laat de geschiedenis zien dat de beslagcijfers in de loop van de jaren nog met zo’n 30% aangroeien, het zogenoemde na-ijleffect. Een toename van beslag wordt pas na verloop van tijd zichtbaar in de incassoresultaten o.a. door de looptijden in de strafrechtelijke afpakzaken.

In de begroting van JenV voor 2023 waren de ramingen voor afpakken hoger dan de realisatie, omdat in 2023 geen grote schikking heeft plaatsgevonden. De ramingen weerspiegelen verwachte opbrengsten, wetende dat deze per jaar sterk kunnen verschillen. Ramingen zijn dus geen doelstellingen. Bij het opstellen van de ramingen wordt rekening gehouden met grote schikkingen die in het verleden zijn gerealiseerd. Afhankelijk van mogelijke nieuwe (grote) schikkingen, zijn de ramingen dus met een bepaalde onzekerheid omgeven; op voorhand is niet bekend wanneer een grote schikking zich voordoet en wat de omvang ervan zal zijn.

Vraag (73):

Kunt u een kosten-batenanalyse geven van het programma «Preventie met Gezag»?

Antwoord:

Gemeenten hebben de regie op de aanpak Preventie met Gezag (PmG) en sluiten daarmee aan op de lokale context met een samenhangend pakket aan maatregelen en interventies op diverse leefgebieden.

Dit maakt dat een maatschappelijke kosten-batenanalyse (mkba) van het programma complex is en dat dit een globaal beeld zal geven. De mogelijkheid van een dergelijke mkba wordt wel verkend.

Maatschappelijke kosten baten analyses zijn goed toe te passen op individuele interventies. Van een beperkt aantal interventies is een (financiële of meer kwalitatieve) mkba beschikbaar, zoals van de bewezen effectieve interventies «Alleen jij bepaalt wie je bent».[1] Hierin is onder meer aangegeven dat voor elke geïnvesteerde euro een maatschappelijke waarde van tussen € 19 en € 32 gerealiseerd wordt. Ook van de interventies Integrale Persoonsgerichte Toeleiding naar Arbeid is een meer globale mkba gemaakt[2], net als van de RIO, de re-integratie-officier.[3]

Ook krijgen we inzicht in de mogelijke baten van de aanpak door in te zetten op kansrijke en bewezen interventies. Om dit te stimuleren is een Landelijk kwaliteitskader effectieve interventies beschikbaar voor de aanpak van jeugdcriminaliteit dat voor de zomer naar de Kamer zal worden gezonden.[4]

[1] De maatschappelijke kosten en baten van Alleen jij bepaalt wie je bent. Andersson Elffers Felix, Baker Tilly Bert en AEF, 24 juni 2015.

[2] IPTA Impact stories. Jongeren over hun ervaring met IPTA-coaching. Onderzoek uitgevoerd door Kennisland en Ecorys, 2021.

[3] Onderzoek kosten en baten RIO. Eindrapportage kwalitatieve Mkba. Ecorys. 10 januari 2022.

[4] Het Kwaliteitskader formuleert richtlijnen en handvatten die door het Ministerie van Justitie en Veiligheid, gemeenten en andere organisaties zullen worden gebruikt bij het vormgeven en aanscherpen van hun preventieve aanpak tegen jeugdcriminaliteit. Het Kwaliteitskader is gebaseerd op bestaande inzichten, zoals bijvoorbeeld toegepast bij de certificering van interventies door het Nederlands Jeugdinstituut. Op deze manier zorgen we voor steeds effectievere aanpak van de (georganiseerde en ondermijnende) jeugdcriminaliteit.

Vraag (74):

Kunt u aangeven waaraan de extra 10,3 miljoen euro aan materiële uitgaven door de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) zijn uitgegeven?

Antwoord:

De hogere matëriele uitgaven in 2023 ten opzichte van de ontwerpbegroting worden voornamelijk veroorzaakt door indexaties als gevolg van prijsstijgingen.

Vraag (75):

Hoeveel aan justitiële inrichtingen verbonden scholen zijn gesloten de afgelopen 5 jaar? Wat was de reden van de sluiting van deze scholen? Op welke manier volgen justitiële jongeren nu hun onderwijs? Wat is er gebeurd met het geld dat hiervoor beschikbaar was gesteld? Komt dat ten goede aan onderwijs voor deze jongeren? Hoeveel aan justitiële inrichtingen verbonden scholen zijn er momenteel?

Antwoord:

Er zijn de afgelopen 5 jaar twee scholen gesloten. In 2020 is Justitiële Jeugdinrichting Het Keerpunt gesloten en in 2021 Justitiële Jeugdinrichting Juvaid.

Scholen zijn aan de Justitiële Jeugdinrichtingen (JJI’s) verbonden en worden bekostigd via het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW). De scholen bij JJI’s ontvangen voor de jongeren een vast bedrag per school en per leerling, dat vergelijkbaar is met scholen in het (voortgezet) speciaal onderwijs. Aanvullend ontvangen zij ook een bedrag per capaciteitsplek, om de continuïteit te kunnen waarborgen gezien de instroom moeilijk te voorspellen is. Voor de capaciteitsbekostiging heeft JenV voor elk jaar budget overgemaakt aan OCW. Het budget dat niet hiervoor wordt ingezet, wordt bij Najaarsnota teruggeboekt aan JenV.

Er zijn op dit moment één Rijks Justitiële Jeugdinrichting met drie locaties en twee particuliere Justitiële Jeugdinrichtingen. Zij hebben allen een school. Daarnaast komt er een nieuwe Justitiële Jeugdinrichting bij in Veenhuizen, genoemd de Haven; daar komt ook een school.

Naast het interne onderwijs kunnen jeugdigen in een verder gevorderd stadium van hun straf of maatregel ook in aanmerking komen voor het volgen van onderwijs buiten de inrichting.

Daarnaast zijn er inmiddels ook vijf Kleinschalige Voorzieningen voor Justitiële Jeugd (KVJJ’s) ingericht. Indien de jeugdigen onderwijs volgen tijdens hun verblijf in de Kleinschalige Voorziening Justitiële Jeugd vindt dat op scholen buiten de Kleinschalige Voorziening Justitiële Jeugd plaats.

Vraag (76):

Kunt u de posten «Overige bijdragen medeoverheden» en «Overige subsidies» verder specificeren en aangeven welke bestedingen niet als bijdrage, maar als subsidie zijn verricht? Kunt u, gelet op bovenstaande vraag, aangeven waarom er begroot is deze bestedingen als bijdrage te verrichten, maar men toch is overgegaan tot het verstrekken van subsidie?

Antwoord:

De raming op de post «Overige bijdragen medeoverheden» (van € 6,1 miljoen) betrof met name een bijdrage voor ondersteuning van ouders en kinderen die zijn gedupeerd door de kinderopvangtoeslagaffaire en met uithuisplaatsingen te maken hebben (gehad).

De realisatie op deze post van € 1,1 miljoen betreft een bijdrage aan gemeente Utrecht ten behoeve van een proeftuin in het kader van het Toekomstscenario Kind- en gezinsbescherming.

Op de post «Overige subsidies» waren in de ontwerpbegroting 2023 geen uitgaven geraamd, maar is wel € 7,5 miljoen gerealiseerd. Voor € 7,1 miljoen betrof dit een subsidie aan de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) ten behoeve van de bovengenoemde ondersteuning in verband met de kinderopvangtoeslagaffaire en uithuisplaatsingen, en voor € 0,3 miljoen een subsidie voor de Stichting Jeugdbescherming West ten behoeve van de ondersteuning van minderjarige terugkeerders uit IS-gebied.

Voor de genoemde besteding voor ondersteuning van gedupeerden die met uithuisplaatsing te maken hebben (gehad) was ten tijde van de ontwerpbegroting 2023 nog niet duidelijk welke financieringsvorm deze zou krijgen. Daarom was deze (met een lagere raming) als bijdrage aan medeoverheden begroot. Bij nader inzien is deze verstrekt aan de VNG. Aangezien dit een vereniging is en geen medeoverheid, heeft de besteding de vorm gekregen van een subsidie.

Vraag (77):

Hoeveel asielzoekers, bestaande uit eerste asielverzoeken, volgende asielverzoeken & nareizigers, zijn er in 2023 naar Nederland gekomen? Hoe verhoudt dit zich tot andere EU-landen en het EU-gemiddelde?

Antwoord:

Een overzicht van eerste asielverzoeken, volgende asielverzoeken en nareizigers voor de gehele EU en per EU-lidstaat is opgenomen in de bijlage.

Het nareisbeleid van EU-lidstaten valt onder de Europese Gezinsherenigingsrichtlijn (richtlijn 20223/86/EG). De invulling en uitvoering daarvan bepalen lidstaten deels zelf. Er zijn daarom geen onderling vergelijkbare gegevens beschikbaar.

In 2023 werden in Nederland door nareizigers 10.130 aanvragen ingediend voor asiel nareis.

Vraag (78):

Hoeveel asielzoekers, eerste asielverzoeken, volgende asielverzoeken en nareizigers, zijn er per jaar binnengekomen sinds 1975?

Antwoord:

Een overzicht van het aantal eerste asielverzoeken, volgende asielverzoeken en nareizigers sinds 1975 is opgenomen in de bijlage.

Vraag (79):

Kunt u een overzicht geven van de verschillende migratiestromen in 2023, onderverdeeld in arbeid, studie, asiel en gezinsmigratie?

Antwoord:

Het CBS publiceert jaarlijks gegevens over de immigratie naar migratiemotief (niet-EU/EFTA) en afgeleid migratiedoel (EU/EFTA). In de bijlage treft u de meest recente gegevens. Recentere gegevens zijn nog niet beschikbaar.

Vraag (80):

Wat was de bezetting van opvangcentra van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) in 2023? Wat was de bezetting van de noodopvang in 2023

Antwoord:

De gemiddelde bezetting in 2023 bij het COA (reguliere locaties, noodopvang en de tijdelijke gemeentelijke opvanglocaties) was 53.760 [1] personen.

De gemiddelde bezetting op de reguliere locaties was 30.250 personen.

De gemiddelde bezetting op de noodopvang locaties was ca. 19.030 personen.

De gemiddelde bezetting op de tijdelijke gemeentelijke opvanglocaties was ca. 4.480 personen.

[1] Bron: COA, cijfers afgerond op tientallen. Deze cijfers zijn exclusief de personen die gebruik maken van de decentrale opvang (HAR-regeling, Logeerregeling vergunninghouders etc.).

Vraag (81):

Wat waren de gemiddelde kosten per asielmigrant die in het jaar 2023 in de reguliere opvang verbleef?

Antwoord:

De gemiddelde kosten van een reguliere opvangplek in 2023 zijn 29.400 euro, deze kosten zijn gebaseerd op de beschikbare capaciteit en niet op basis van de werkelijke bezetting.

Vraag (82):

Wilt u een overzicht geven van alle asielzoekerscentra in Nederland, inclusief alle noodopvanglocaties, en hoeveel asielzoekers er op dit moment in alle COA-locaties verblijven en hun geslacht, leeftijd en land van herkomst? Wilt u dit uitsplitsen naar typen locaties?

Antwoord:

In de bijlage vindt u de bezetting op 24 mei 2024 op de locaties en de gevraagde uitsplitsing naar type opvang, geslacht, leeftijd en land van herkomst. Daarnaast kunt u op de locatiezoeker van het COA (https://www.coa.nl/nl/locatiezoeker) alle reguliere- en noodopvanglocaties van het COA terugvinden. Als er een nieuwe locatie opent, kan het enkele dagen duren totdat een locatie is opgenomen in de locatiezoeker. De op de locatie-zoeker genoemde capaciteit is het aantal mensen dat op de locatie mag verblijven conform de met de gemeente afgesloten overeenkomst.

Vraag (83):

Hoeveel opvangcentra zijn gedefinieerd als noodopvang? Wat waren de totale kosten van deze opvang? Wat zijn de gemiddelde kosten per asielzoeker die in deze noodopvang verbleef?

Antwoord:

Het COA heeft diverse opvanglocaties: het aantal en het type locaties (regulier, noodopvang, crisisnoodopvang, ook wel tijdelijke gemeentelijke opvang, of hybridevormen) wijzigen gedurende het jaar veelvuldig. Op januari 2023 waren er 253 fysieke operationele locaties (inclusief CNO). Eind 2023 waren dit er 303. Eind 2023 heeft het COA 154 locaties die aangemerkt zijn als noodopvang.

In de administratieve verantwoording van kosten van opvang wordt slechts gedeeltelijk verbijzonderd naar locatie (wel naar kostensoorten (materieel, personeel etc.)). Daarnaast is er inzicht in wat een opvangplek landelijk gemiddeld kost. Een noodopvangplek is gemiddeld twee keer zo duur als een reguliere opvangplek. De specifieke kosten van een noodopvangplek, zoals een hotel of cruiseschip, zijn afhankelijk van de lokale afspraken die worden gemaakt en variëren daarmee sterk per locatie. De totale kosten voor de opvang worden na afronding van de jaarrekening van het COA openbaar gemaakt, momenteel bevindt het jaarrekeningtraject zich in een afrondende fase.

Vraag (84):

Welke beloning kreeg de directeur/bestuur van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) en het COA?

Antwoord:

IND

De beloning van de Directeur-Generaal van de IND is opgenomen in de WNT-verantwoording van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

In de bijlage staan de betreffende waarden voor de beloning en de totale bezoldiging.

COA:

Het bestuur van het COA bestaat uit de bestuursvoorzitter en twee overige bestuursleden. De bezoldiging van het bestuur volgt het COA de Wet Normering Topinkomens (WNT). In 2022 bedraagt de bezoldiging van de bestuursvoorzitter € 201.000, voor de twee overige bestuursleden is dit € 172.000 respectievelijk € 141.000.

Voor 2023 is de jaarverantwoording van het COA nog niet definitief vastgesteld en gepubliceerd, maar past de bezoldiging van het bestuur van het COA binnen de WNT. Het bezoldigingsmaximum in 2023 voor het COA is € 223.000.

Vraag (85):

Welke beloning kregen de directeur/het bestuur van Vluchtelingenwerk, de directeur/het bestuur van Nidos in het jaar 2023?

Antwoord:

Vluchtelingenwerk Nederland (VWN)

Het bestuur van de stichting bestaat in 2023 uit twee bestuursleden: een bestuursvoorzitter en een bestuurslid, De bestuursvoorzitter van het bestuur van VWN ontving in het jaar 2023 een totale bezoldiging van € 163.364. Het bestuurslid ontving een totale bezoldiging van € 136.677. Geen van deze topfunctionarissen heeft een bezoldiging boven het individueel toepasselijke drempelbedrag ontvangen.

Nidos

De bestuurder van Nidos ontving in het jaar 2023 een totale bezoldiging van € 207.816. De voorzitter van de Raad van Toezicht van Nidos ontving in 2023 een totale bezoldiging van € 17.041. De overige vier leden van de Raad van Toezicht ontvingen bedragen van respectievelijk € 11.195, € 11.214, € 11.150 en € 11.225. Geen van deze topfunctionarissen heeft een bezoldiging boven het individueel toepasselijke drempelbedrag ontvangen.

Vraag (86):

Wat is de verklaring voor het feit dat de kostenrealisatie van Nidos-opvang bijna 100% hoger is dan begroot? Hoeveel alleenstaande minderjarige vreemdelingen (amv’ers) werden er in 2023 opgevangen bij Nidos? Hoeveel amv’ers zijn dit jaar in de opvang gekomen? Wat zijn de gemiddelde kosten per amv’er in 2023?

Antwoord:

Bij ontwerpbegroting 2023 was er € 125,3 mln. op de begroting van JenV begroot voor Nidos. Hier vallen zowel de begeleidingskosten als de verzorgingskosten onder. De begeleidingskosten zijn bedoeld voor de begeleiding van alle amv in Nederland, ook de jongeren die nog niet over een verblijfsstatus beschikken en bij het COA verblijven. Met de verzorgingskosten worden de kleinschalige opvang (kso) van Nidos, waar amv met een verblijfsstatus verblijven, en de opvang van amv in opvanggezinnen (owg) gefinancierd.

In 2023 gaat Nidos uit van een kostprijs van € 9.059 voor de begeleiding van één amv. De kostprijs van een kso-plek voor een amv bedroeg in 2023 € 62.700. Nidos heeft in 2023 gemiddeld 8.437 minderjarige pupillen begeleid. Daarnaast verbleven er in 2023 gemiddeld 64 jongeren in de verlengde opvang. In 2023 verbleven er gemiddeld 4.264 amv in de opvang (kso en owg) van Nidos. De overige jongeren die onder voogdij van Nidos staan (gemiddeld 4.259) werden door het COA opgevangen. In totaal is de kso-capaciteit van Nidos gegroeid met 669 plekken.

De werkelijke totale kosten voor Nidos zijn hoger dan begroot omdat de amv-instroom is toegenomen en daarmee ook het aantal jongeren wat door Nidos wordt begeleid. Daartoe is ook bij 1e suppletoire begroting de begroting voor Nidos verhoogd met € 286 mln. Het personeelsbestand van Nidos is in een korte tijd flink uitgebreid, waarbij Nidos ook gebruik heeft moeten maken van externe inhuur van jeugdbeschermers.

De werkelijke verzorgingskosten zijn in 2023 echter lager uitgevallen dan begroot. Dieze onderuitputting is bij 2e suppletoire begroting geboekt. Dit komt doordat er een tekort is aan deze plekken en de jongeren, die reeds over een verblijfsstatus beschikken, noodgedwongen langer bij het COA moeten verblijven. De verwachting is dat dit tekort aan opvangplekken bij Nidos ook in 2024 doorzet.

Vraag (87):

Welke subsidies zijn in de post «overige subsidies» verstrekt en aan wie? Vanwaar het grote verschil tussen de begroting en realisatie?

Antwoord:

Het verschil van € 14 mln. is veroorzaakt door de overheidsbijdrage voor EES op AAS € 9 mln. en voor het project Medische Opvang Ongedocumenteerden (MOO) € 5 mln. Vanuit administratieve vereisten zijn deze bijdrage alleen vanuit de budgetcode «Overige subsidies» mogelijk. De dekking voor deze posten stonden bij het sluiten van de boeken nog op de budgetcode «Versterking vreemdelingenketen».

De subsidies die in 2023 zijn betaald uit de post «overige subsidies» staan in de bijlage.

Vraag (88):

Vanwaar de aanvullende subsidie van 5,7 + 5 miljoen euro voor stichting Vluchtelingenwerk, zij werken toch voornamelijk met vrijwilligers?

Antwoord:

Vluchtelingenwerk Nederland (VWN) is een organisatie die werkt met veel vrijwilligers, maar heeft ook een organisatie met medewerkers in dienst die zich onder andere bezig houden met begeleiding en aansturen van de vrijwilligers, informatievoorziening en het volgen van de juridische ontwikkelingen binnen het migratiedomein. De exploitatiekosten van VWN worden daarmee ook voor een groot deel bepaald door de instroom en bezetting van asielzoekers. Elke asielzoeker ontvangt bij binnenkomst namelijk voorlichting over de asielprocedure en wat er van hen wordt verwacht. Een langer verblijf op de locatie vraagt meer begeleiding van VWN. Dit geldt ook voor de toenemende aanvragen voor gezinshereniging waarbij VWN ondersteunt. Verder was voor het regelmatig openen van noodopvanglocaties voldoende materiaal en menskracht nodig.

Begin 2023 heeft VWN aangegeven onvoldoende middelen te hebben om deze werkzaamheden te kunnen uitvoeren met het tot dan toe beschikbare budget en zijn aanvullende middelen beschikbaar gesteld.

Vraag (89):

Hoeveel Oekraïense vluchtelingen hebben bijgedragen aan hun eigen opvang (de totale uitgaven voor de opvang van Oekrainse vluchtelingen zijn 3,2 miljard euro)? Hoeveel euro hebben de vluchtelingen in totaal zelf bijgedragen?

Antwoord:

Ontheemden uit Oekraine dragen op verschillende manieren bij aan hun eigen opvang, maar betalen nog niet mee aan hun eigen opvang. Het Ministerie van JenV is voornemens de eigen bijdrage in te voeren voor ontheemden uit Oekraine en stemt de uitvoerbaarheid af met gemeenten en de VNG.

Vraag (90):

De ontvangsten uit de EU zijn 4,5 miljoen euro op migratie, hoe is dit in verhouding tot andere Europese lidstaten?

Antwoord:

Het is niet mogelijk om voor deze ontvangsten de verhouding tot ander Europese lidstaten aan te geven. Voor Nederland betreffen het ontvangsten in het kader van hervestigingsactiviteiten in opvolging van de jaarlijkse toezeggingen (pledges) in het kader van EU hervestigingsprogramma’s. Deze toezeggingen worden opgenomen in het nationaal AMIF programma. De ontvangsten hebben betrekking op de periode 2014–2020, de verantwoording daarover volgt om administratieve redenen geruime tijd nadat de hervestiging daadwerkelijk heeft plaatsgevonden.

Vraag (91):

Wat houdt het «rechtmatig en respectvol» begeleiden in van mensen tijdens het terugkeerproces?

Antwoord:

Rechtmatig en respectvol begeleiden van mensen in het terugkeerproces betekent dat conform de geldende wet- en regelgeving wordt gehandeld en er oog is voor de persoon in kwestie. Het uitganspunt is hierbij dat een vreemdeling in de gelegenheid wordt gesteld om zelfstandig te vertrekken. De vreemdeling kan hierbij terugkeer- en herintegratieondersteuning aangeboden krijgen. Indien geen medewerking verleend wordt aan vertrek of als er een risico op onderduiken bestaat wordt er ingezet op gedwongen terugkeer. Inbewaringstelling van vreemdelingen is aan de orde indien lichtere toezichtmaatregelen niet doeltreffend kunnen worden toegepast. Ook wordt hierbij rekening gehouden met de individuele omstandigheden van het geval.

Vraag (92):

Hoeveel zaken behandelen asieladvocaten gemiddeld per jaar?

Antwoord:

Deze vraag is niet direct te beantwoorden. Wel kan het aantal beroep en hoger beroepszaken in AA-zaken, VA-zaken en Dublin-zaken dat in een jaar bij rechtbank of Raad van State wordt ingediend worden weergegeven.

In 2023 werden 22.410 van dergelijke beroepen ingediend bij de Raad voor de Rechtspraak. Ook werden 3.650 hoger beroepen ingediend bij de Raad van State.

Vraag (93):

Wat is het aandeel jonge mannen (tussen de 18 en 35 jaar), in de Nederlandse asielinstroom? Hoe verhoudt zich dat tot de rest van de Europese Unie?

Antwoord:

Het aandeel jonge mannen tussen de 18 en 35 jaar in de Nederlandse asielinstroom in het jaar 2023 is 42%. Het aandeel jonge mannen tussen de 18 en 35 jaar voor de asielinstroom in de Europese Unie in het jaar 2023 is 39%. Het aandeel asielverzoeken in Nederland en de Europese Unie is berekend als het aantal asielaanvragen van mannen tussen de 18 en 35 jaar t.o.v. het totaal aantal asielaanvragen. De gegevens in Eurostat zien op het totaal aantal eerste asielaanvragen.

(Bron: Eurostat, peildatum: 28 mei 2024)

Vraag (94):

Hoeveel asielzoekers zijn afkomstig uit veilige landen? Hoeveel van hen is in aanraking gekomen met justitie en/of politie?

Antwoord:

Hierbij wordt verwezen naar het antwoord op vraag 285 naar aanleiding van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie en Veiligheid voor het jaar 2024.[1]

Van de eerste asielaanvragen die in 2022 zijn gedaan hadden 1.650 personen, ofwel 5%, de nationaliteit van een veilig land van herkomst. In 2023 hadden 1.950 personen, ook 5%, de nationaliteit van een veilig land van herkomst.

In 2022 zijn er in totaal 2.320 unieke vreemdelingen die dat jaar verbleven in COA-opvang of in een crisisnoodopvanglocatie verdacht van een misdrijf. In de top-15 nationaliteiten van 2022 kwamen 2 nationaliteiten voor die hoorden bij een veilig land van herkomst, te weten de Marokkaanse en Tunesische nationaliteit (zie tabel in de bijlage). Let wel dat een verdenking niet altijd betekent dat de misdaad daadwerkelijk is begaan door de betreffende vreemdeling. De rapportage over 2023 is nog niet verschenen.

Bronnen: JenV, peildatum 30 april 2024. Cijfers afgerond op tientallen; WODC-rapport «Incidenten en misdrijven door bewoners van COA- en crisisnoodopvanglocaties 2017–2022» (Tweede Kamer, vergaderjaar 2022–2023, 19 637, nr. 3124).

[1] Tweede Kamer, vergaderjaar 2023–2024, 36 410 VI, nr. 27

Vraag (95):

Hoeveel gezinsleden hebben asielzoekers vorig jaar gemiddeld later overkomen in het kader van nareis en hoeveel in de reguliere procedures voor gezinsvorming en gezinshereniging? Hoe verhouden deze aantallen zich tot andere EU-landen, in het bijzonder Denemarken

Antwoord:

In 2022 zijn door een houder van een verblijfstatus asiel gemiddeld 1,6 nareisaanvragen ingediend. Het gaat hier om het aantal ingediende nareisaanvragen en dus niet om het aantal ingewilligde aanvragen. Het aantal aangevraagde machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) nareis per jaar is gedeeld door het aantal ingewilligde eerste asielaanvragen in dat jaar. Er is dus geen sprake van een cohortcijfer.

Voor een nareisaanvraag geldt dat deze door de asielzoeker moet worden ingediend binnen drie maanden na verlening van diens verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Daarna komt het recht op nareis te vervallen.

Wel kan de toegelaten asielzoeker later nog een reguliere procedure voor gezinshereniging of gezinsvorming starten. Dit kan ook na enige jaren nog plaatsvinden nadat een asielzoeker een status voor onbepaalde tijd heeft gekregen of de Nederlandse nationaliteit. Vanwege de complexiteit kunnen hierover op dit moment geen betrouwbare cijfers worden geleverd. Wel kan een gemiddelde geleverd worden voor alle niet-Nederlandse referenten, ongeacht het verblijfsdoel: Voor 2023 is dit gemiddeld 1,6. Zie voor verdere toelichting het antwoord op vraag 96.

De gevraagde gegevens over nareis en reguliere gezinsmigratie in andere EU-lidstaten zijn niet beschikbaar bij Eurostat. Bovendien zouden deze gegevens onderling niet goed vergelijkbaar zijn omdat iedere lidstaat op eigen wijze invulling geeft aan het nareis- en reguliere gezinsmigratie-beleid.[1]

[1] Bron: IND, jaarstand is 202311.

Vraag (96):

Hoeveel partners en/of gezinsleden laat een in Nederland verblijvende vreemdeling gedurende zijn leven gemiddeld naar Nederland komen?

Antwoord:

De vraag «gedurende zijn/haar leven» kan niet worden beantwoord. Wel is de vraag te beantwoorden hoeveel partners c.q. gezinsleden niet-Nederlandse referenten gemiddeld in de periode 2016 tot en met 2023 naar Nederland hebben laten komen in het kader van reguliere gezinshereniging/gezinsvorming dan wel artikel 8 EVRM (familie- en gezinsleven). Dit is gemiddeld 1,4.

Vraag (97):

Hoeveel vreemdelingen zijn er door middel van gezinsmigratie sinds 2010 naar Nederland gekomen, uitgesplitst in nareis en regulier? Hoe verhouden deze cijfers zich tot de totale immigratie?

Antwoord:

In de bijlage wordt inzicht gegeven in de totale immigratie naar Nederland, de gezinsmigratie regulier voor zowel personen met de nationaliteit van een niet EU/EFTA land als personen met de nationaliteit van een EU/EFTA land, en het aantal ingediende aanvragen asiel nareis.

Vraag (98):

Hoeveel asielverzoeken heeft Nederland sinds 2010 ingewilligd? Wilt u daarbij onderscheid maken tussen eerste-, herhaalde aanvragen en nareis? Hoe verhoudt dit zich tot andere EU-landen?

Antwoord:

Om een vergelijking te kunnen maken met andere EU-landen is het inwilligingspercentage berekend als het aantal positieve beslissingen t.o.v. het totaal aantal beslissingen in Eurostat. Deze gegevens worden ieder kwartaal bijgewerkt. De gegevens in Eurostat zien op het totaal aantal afdoeningen van eerste asielaanvragen, herhaalde asielaanvragen en herplaatsing (relocatie). Daarnaast zijn Dublinafdoeningen niet in de Eurostat-cijfers opgenomen.

Het verschil in inwilligingspercentages tussen de verschillende lidstaten van de EU kan onder andere worden verklaard door de verschillen in nationaliteiten van de asielzoekers die asiel aanvragen en de subgroepen daarbinnen. Een aanzienlijk deel van de in Nederland behandelde asielaanvragen – meer dan bij andere lidstaten – bestaat uit aanvragen van verzoekers uit landen van herkomst met een hoog inwilligingspercentage. Voor het gemiddelde inwilligingspercentage over de jaren 2010 t/m 2023 per EU land wordt verwezen naar de bijlage.

Vraag (99):

Wat is het gemiddelde inwilligingspercentage in de Europese Unie sinds 2010?

Antwoord:

Het gemiddelde inwilligingspercentage in de Europese Unie over de jaren 2010 t/m 2023 is 41%[1].

Het inwilligingspercentage is berekend als het aantal positieve beslissingen t.o.v. het totaal aantal beslissingen. Deze gegevens worden ieder kwartaal bijgewerkt.

De gegevens in Eurostat zien op het totaal aantal afdoeningen van eerste asielaanvragen, herhaalde asielaanvragen en herplaatsing (relocatie). Daarnaast zijn Dublinafdoeningen niet in de Eurostat-cijfers opgenomen. (Bron: Eurostat, peildatum: 24 mei 2024)

[1] In de berekening van het gem. inwilligingspercentage van de Europese Unie over de jaren 2010 t/m 2023, wordt Kroatië niet meegenomen in de berekening voor de jaren 2010 en 2011. Reden hiervoor is dat er voor Kroatië alleen cijfers beschikbaar zijn vanaf het jaar 2012.

Vraag (100):

Wat is het totaal aantal vreemdelingen dat op basis van een verblijfsvergunning asiel in Nederland momenteel verblijft, uitgesplitst naar verblijfsvergunningen voor bepaalde en onbepaalde tijd?

Antwoord:

Op 1 november 2023 hadden er 132.150 vreemdelingen in Nederland een verblijfstitel voor een verblijfsvergunning asiel. Daarvan hadden 105.610 vreemdelingen een verblijfstitel voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd en 26.540 vreemdelingen een verblijfstitel voor een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd. Meer recente informatie is binnen de gestelde termijn niet beschikbaar.

Bron IND, Cijfers afgerond op tientallen.

Vraag (101):

Hoe vaak worden tijdelijke asielvergunningen niet verlengd of omgezet in vergunningen voor onbepaalde tijd?

Antwoord:

Van de 21.620 afgehandelde aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd c.q. voor verlenging van de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd die in 2023 door de IND zijn beoordeeld, zijn er 20.210 ingewilligd. Dat betekent dat 1.410 aanvragen niet zijn omgezet naar een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd, dan wel zijn verlengd.

Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat vreemdelingen die in het bezit zijn van een asielvergunning voor bepaalde tijd in sommige gevallen om hen moverende redenen geen aanvraag doen voor verlenging of omzetting naar een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd, bijvoorbeeld omdat zij niet meer in Nederland woonachtig zijn. Deze zaken zijn niet in voornoemde aantallen opgenomen.

Vraag (102):

Hoeveel vreemdelingen zijn dit jaar aantoonbaar teruggekeerd, uitgesplitst naar zelfstandig en gedwongen vertrek? Hoeveel vreemdelingen zijn zelfstandig zonder toezicht vertrokken?

Antwoord:

De inzet van het kabinet is om vreemdelingen zoveel mogelijk zelfstandig te laten vertrekken. In 2024, tot en met mei, zijn ca. 7.520 vreemdelingen die niet in Nederland mochten blijven vertrokken. Daarvan zijn ca. 2.480 vreemdelingen zelfstandig vertrokken en ca. 2.210 vreemdelingen gedwongen. Er zijn ca. 2.830 vreemdelingen zelfstandig zonder toezicht vertrokken.

Het ketenbreed vertrek is gebaseerd op de vertrekregistraties van de KMar, politie en DT&V. Het gaat hierbij niet alleen om afgewezen asielzoekers, maar ook om vreemdelingen die onrechtmatig in Nederland verblijven, vreemdelingen van wie de verblijfsvergunning is ingetrokken of niet meer geldig is en vreemdelingen aan wie door de KMar de toegang tot Nederland is geweigerd en die zijn vertrokken naar het land van herkomst of een ander land waar de toegang is gewaarborgd.[1]

[1] Bron: Ministerie van Justitie en Veiligheid, KMI+. Peildatum: 27 mei 2024. Cijfers zijn afgerond op tientallen.

Vraag (103):

Hoeveel en welke landen weigeren het toelaten van onderdanen in het kader van het terugkeer- en uitzettingsbeleid? Welke landen zijn dat? Welke maatregelen en/of sancties neemt Nederland tegen deze landen?

Antwoord:

Uw Kamer is eerder geïnformeerd over landen die wel en niet goed meewerken aan terugkeer[1].In de praktijk werken derde landen vrijwel altijd mee aan vrijwillig vertrek door het verlenen van consulaire bijstand aan eigen onderdanen. Ondanks de internationaal breed gedeelde consensus dat landen hun eigen onderdanen dienen terug te nemen, zijn er landen die niet of onvoldoende meewerken aan gedwongen terugkeer. Het is lastig om een eenduidige uitspraak te doen over welke landen wel of niet goed meewerken aan terugkeer. Er is er sprake van een glijdende schaal van enerzijds landen die zeer goed meewerken en anderzijds landen die nauwelijks meewerken en/of zeer passief of traag reageren op verzoeken in dat kader. Daarnaast verandert de mate van medewerking over de tijd, en kan het delen van specifieke landen een negatief effect hebben op de lopende trajecten waarmee het kabinet de terugkeersamenwerking probeert te verbeteren. Een voorbeeld waar de verbeterde contacten tot goede en constructieve samenwerking leiden is Marokko.

Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 42 zet het kabinet in op het verbeteren van de terugkeersamenwerking door afspraken te maken met deze derde landen. Voor landen die onvoldoende meewerken kan het kabinet inzetten op maatregelen in EU verband. Dat heeft sterk de voorkeur aangezien de gehele EU simpelweg meer gewicht in de schaal legt dan een enkele EU-lidstaat. Denk hierbij aan de mogelijkheid om visummaatregelen te treffen onder artikel 25bis van de Visumcode. Zo nam de JBZ-Raad – op voorstel van de Europese Commissie – in 2021 visummaatregelen tegen Gambia de terugkeersamenwerking verbeterde. Ook nam de JBZ-raad in 2024 maatregelen aan tegen Ethiopië[2], deze worden vanaf 1 juni 2024 geïmplementeerd. Daarnaast zijn er door de Europese Commissie voorstellen gedaan voor visummaatregelen tegen Bangladesh, Irak en Senegal. Binnen deze context werkt het kabinet met o.a. Ethiopië en Senegal aan het verbeteren van de terugkeersamenwerking.

[1] Vergaderjaar 2023–2024, KST 29 344, nr. 155

[2] Vergaderjaar 2023–2024, KST 29344, 19637; 29 344, nr. 3247

Vraag (104):

Welke stappen zijn er concreet gezet met landen die hun inwoners niet terugnemen als deze migranten geen recht hebben op verblijf in Nederland?

Antwoord:

Zie het antwoord op vraag 103.

Uw Kamer is eerder geïnformeerd over landen die wel en niet goed meewerken aan terugkeer[1].In de praktijk werken derde landen vrijwel altijd mee aan vrijwillig vertrek door het verlenen van consulaire bijstand aan eigen onderdanen. Ondanks de internationaal breed gedeelde consensus dat landen hun eigen onderdanen dienen terug te nemen, zijn er landen die niet of onvoldoende meewerken aan gedwongen terugkeer. Het is lastig om een eenduidige uitspraak te doen over welke landen wel of niet goed meewerken aan terugkeer. Er is er sprake van een glijdende schaal van enerzijds landen die zeer goed meewerken en anderzijds landen die nauwelijks meewerken en/of zeer passief of traag reageren op verzoeken in dat kader. Daarnaast verandert de mate van medewerking over de tijd, en kan het delen van specifieke landen een negatief effect hebben op de lopende trajecten waarmee het kabinet de terugkeersamenwerking probeert te verbeteren. Een voorbeeld waar de verbeterde contacten tot goede en constructieve samenwerking leiden is Marokko.

Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 42 zet het kabinet in op het verbeteren van de terugkeersamenwerking door afspraken te maken met deze derde landen. Voor landen die onvoldoende meewerken kan het kabinet inzetten op maatregelen in EU verband. Dat heeft sterk de voorkeur aangezien de gehele EU simpelweg meer gewicht in de schaal legt dan een enkele EU-lidstaat. Denk hierbij aan de mogelijkheid om visummaatregelen te treffen onder artikel 25bis van de Visumcode. Zo nam de JBZ-Raad – op voorstel van de Europese Commissie – in 2021 visummaatregelen tegen Gambia de terugkeersamenwerking verbeterde. Ook nam de JBZ-raad in 2024 maatregelen aan tegen Ethiopië[2], deze worden vanaf 1 juni 2024 geïmplementeerd. Daarnaast zijn er door de Europese Commissie voorstellen gedaan voor visummaatregelen tegen Bangladesh, Irak en Senegal. Binnen deze context werkt het kabinet met o.a. Ethiopië en Senegal aan het verbeteren van de terugkeersamenwerking.

[1] Vergaderjaar 2023–2024, KST 29 344, nr. 155

[2] Vergaderjaar 2023–2024, KST 29 344, 19 637; 29 344, nr. 3247

Vraag (105):

In hoeveel meer gevallen is terugkeer gerealiseerd in 2023 ten opzichte van eerdere jaren?

Antwoord:

De inzet van het kabinet is om vreemdelingen zoveel mogelijk zelfstandig te laten vertrekken. In 2023, zijn ca. 23.240 vreemdelingen die niet in Nederland mochten blijven vertrokken. Daarvan zijn ca. 10.200 vreemdelingen zelfstandig vertrokken en ca. 5.450 vreemdelingen gedwongen. Er zijn ca 7.590 vreemdelingen zelfstandig zonder toezicht vertrokken.

Het ketenbreed vertrek is gebaseerd op de vertrekregistraties van de KMar, politie en DT&V. Het gaat hierbij niet alleen om afgewezen asielzoekers, maar ook om vreemdelingen die onrechtmatig in Nederland verblijven, vreemdelingen van wie de verblijfsvergunning is ingetrokken of niet meer geldig is en vreemdelingen aan wie door de KMar de toegang tot Nederland is geweigerd en die zijn vertrokken naar het land van herkomst of een ander land waar de toegang is gewaarborgd.[1]

Zie voorts de tabel zoals opgenomen in de bijlage voor de aantallen ten opzichte van eerdere jaren.

[1] Bron: Ministerie van Justitie en Veiligheid, KMI+. Peildatum: 30 november 2023. Cijfers zijn afgerond op tientallen.

Vraag (106):

Hoeveel migranten vragen asiel aan in Nederland nadat zij enige tijd in een veilig derde land hebben gewoond? Wilt u dit uitsplitsen naar nationaliteit van de migrant en het veilige derde land waar zij hebben verbleven?

Antwoord:

Een veilig derde land betreft een derde land waar een asielzoeker voor zijn komst naar Nederland heeft verbleven, waarvan de vreemdeling niet de nationaliteit heeft en dat voor de vreemdeling als veilig wordt beschouwd. Dit is een andere betekenis dan een veilig land van herkomst.

Of er sprake is van een veilig derde land is afhankelijk van meerdere factoren, bijvoorbeeld of het land het non-refoulement beginsel respecteert en of de vreemdeling een band heeft met het betreffende land. Als op basis daarvan geoordeeld wordt dat het derde land voor de betrokken vreemdeling inderdaad als veilig kan worden aangemerkt, kan de asielaanvraag als niet-ontvankelijk worden beoordeeld.

De IND houdt in de geautomatiseerde informatie- en registratiesystemen niet gestructureerd bij in hoeveel gevallen een derde land voor een vreemdeling als veilig is aangemerkt. Wel houdt de IND in de geautomatiseerde informatie- en registratiesystemen bij hoeveel asielaanvragen als niet-ontvankelijk worden beoordeeld, maar niet op welke grond dat gebeurt.

Vraag (107):

Hoeveel gerechtelijke procedures van gemeentes of COA zijn er momenteel aanhangig tegen/voor een voorgenomen opvanglocatie voor asielzoekers in gemeenten?

Antwoord:

Dit antwoord is niet te geven. Het COA dient bij een gemeente een verzoek tot vergunning in voor het openen van een locatie. De betreffende gemeente verleent deze vergunning wel of niet. Daarmee is het COA derdebelanghebbende: gerechtelijke procedures worden ingediend bij de vergunningverlenende partij, in dit geval dus gemeenten.

Vraag (108):

Hoeveel bezwaarprocedures zijn er ingediend tegen een voorgenomen opvanglocatie?

Antwoord:

Dit antwoord is niet te geven. Het COA dient bij een gemeente een verzoek tot vergunning in voor het openen van een locatie. De betreffende gemeente verleent deze vergunning wel of niet. Daarmee is het COA derdebelanghebbende: gerechtelijke procedures worden ingediend bij de vergunningverlenende partij, in dit geval dus gemeenten.

Vraag (109):

In hoeveel gevallen is er in 2023 hoger beroep ingediend tegen een besluit in een vreemdelingenzaak? Wilt u dit uitsplitsen in soort migrant; asiel, studie, arbeid en gezinsmigrant?

Antwoord:

In 2023 werden 3.650 hoger beroepen ingediend tegen een asielbesluit. Het betrof 2.610 hoger beroepen tegen een besluit in de Algemene Asielprocedure en 1.050 hoger beroepen tegen een besluit in de Verlengde Asielprocedure.

In 2023 werden 930 hoger beroepzaken ingediend tegen een reguliere beslissing. Een uitsplitsing naar soort aanvraag is niet mogelijk.

Vraag (110):

Hoe vaak is het Nederlanderschap in 2023 verleend aan personen met een migratieachtergrond?

Antwoord:

Het Nederlanderschap kan worden verkregen van rechtswege (waaronder door adoptie), door optie, door naturalisatie (zelfstandige of medenaturalisatie) en door erkenning. Het verlenen van het Nederlanderschap door naturalisatie is de meest voorkomende manier. In 2022 is het Nederlanderschap door naturalisatie 47.235 keer verleend. [1] De aantallen over 2023 zijn momenteel nog niet beschikbaar.

[1] Bron: CBS

Vraag (111):

Hoe vaak is het Nederlanderschap in 2023 verloren?

Antwoord:

In 2022 zijn 135 personen het Nederlanderschap verloren.[1] De aantallen over 2023 zijn momenteel nog niet beschikbaar.

[1] Bron: CBS

Vraag (112):

Kan het EU-migratiepact, al dan niet tijdelijk, buiten werking worden gesteld en zo ja, hoe? Zo nee, wat moet er op Europees niveau gebeuren om buitenwerkingstelling alsnog mogelijk te maken?

Antwoord:

Het is niet mogelijk om zonder wijziging van de EU-Verdragen binding aan delen van EU-wetgeving zoals het EU-migratiepact, al dan niet tijdelijk, te beëindigen voor slechts een of enkele lidstaten. Wanneer definitieve beëindiging van het EU-migratiepact wordt beoogd voor alle lidstaten, moet een wetgevingstraject gestart worden waarmee de intrekking van die delen EU-wetgeving wordt onderhandeld. Zowel een gekwalificeerde meerderheid van lidstaten in de Raad als het Europees Parlement dienen dan in te stemmen met die intrekking.

Wel wordt het met de crisis-, overmachts- en instrumentaliseringsverordening (die onderdeel is van het Asiel- en Migratiepact en van toepassing wordt vanaf 2026) mogelijk voor een lidstaat om, in uitzonderlijke crisis- of overmachtssituaties met betrekking tot migratie, aanspraak te maken op tijdelijke flexibiliteit in de toepassing van onderdelen van de EU-wetgeving. Het gaat bijvoorbeeld om het kunnen verlengen van de maximale termijnen voor registratie van asielverzoeken, afhandeling van grensprocedures of het tijdelijk opschorten van Dublin-overdrachten. De vereisten waaronder sprake kan zijn van een dergelijke uitzonderlijke situatie staan beschreven in de verordening[1]. Indien een lidstaat van mening is dat hij zich in een dergelijke situatie bevindt, kan hij een beargumenteerd verzoek indienen bij de Commissie. De Commissie beoordeelt dit verzoek en doet afhankelijk van dat oordeel een voorstel voor tijdelijke flexibiliteit waarop de lidstaat aanspraak kan maken. De Raad (bestaand uit vertegenwoordigers van iedere lidstaat op ministerieel niveau) dient vervolgens met gekwalificeerde meerderheid met dit voorstel in te stemmen. Een dergelijk uitzonderingsregime kan maximaal drie maanden gelden en kan maximaal drie keer onder voorwaarden worden verlengd. De grondrechten en humanitaire normen dienen ook tijdens een erkende crisissituatie altijd te worden nageleefd, hier kan ook op worden gemonitord.

[1] http://data.europa.eu/eli/reg/2024/1359/oj

Vraag (113):

Hoe werkt het solidariteitsbeginsel volgens het EU-migratiepact?

Antwoord:

Met betrekking tot het solidariteitsmechanisme is een systeem met verplichte maar flexibele solidariteit afgesproken. De Europese Commissie zal elk jaar via een rapportage over de migratiesituatie in de EU aangeven welke lidstaten naar verwachting onder hoge migratiedruk komen, en aan welke aantallen herplaatsingen en financiële steun deze lidstaten behoefte hebben. De andere lidstaten dienen naar rato van inwonersaantal en BBP bij te dragen, maar mogen kiezen of zij dit in de vorm van herplaatsingen of in de vorm van een financiële bijdrage doen. Daarbij geldt een wettelijke minimumdrempel van 30.000 herplaatsingen per jaar op EU-niveau. Als lidstaten te weinig herplaatsingen toezeggen, worden, onder voorwaarden, Dublinoverdrachten naar de lidstaten die onder migratiedruk staan geschrapt. Dit kan maximaal oplopen tot het aandeel herplaatsingszaken waar een lidstaat voor verantwoordelijk zou zijn geweest. Voor een gedetailleerder toelichting op de werking van dit solidariteitsmechanisme wordt verwezen naar het verslag van de JBZ-raad van 8 en 9 juni 2023[1] en naar de Kamerbrief van 21 december 2023 over «Akkoord op hoofdlijnen over het EU Asiel- en Migratiepact» [2].

[1] Kamerbrieven II, vergaderjaar 2022–2023, 32 317, nr. 842

[2] Kamerbrieven II, vergaderjaar 2023–2024, 32 317, nr. 865

Vraag (114):

Hoe werkt de verdeling van asielzoekers waartoe de Europese Commissie besluit volgens het EU-migratiepact?

Antwoord:

Kortheidshalve wordt verwezen naar het antwoord op de gelijksoortige vraag over de werking van het solidariteitsmechanisme (vraag 113).

Vraag (115):

Welke verordeningen/richtlijnen vervallen bij de inwerkingtreding van het EU-migratiepact? Welke verordeningen/richtlijnen wijzigen van naam en inhoud? En in welke mate?

Antwoord:

De verorderingen/richtlijnen die vervallen/gewijzigd zijn, staan in de tabel in de bijlage. Ten aanzien van de mate van wijziging kan bericht worden dat sinds de publicatie van de oorspronkelijke Commissievoorstellen (2016 en 2020) met betrekking tot deze nieuwe wetgeving de Kamer met regelmaat geïnformeerd is over de inhoud, onder meer via toezending van de BNC-fiches, de geannoteerde agenda’s van de JBZ-Raden, de verslagen van deze bijeenkomsten, en de daarovergaande Commissiedebatten en schriftelijke overleggen.

Vraag (116):

Wat is er nodig om een opt-out van Nederland op het EU-migratiepact te realiseren? Wat is de procedure hiervoor en welke stappen zijn er nodig? Is het nog mogelijk gezien de delen van het EU-migratiepact die al in stemming zijn geweest?

Antwoord:

Een beëindiging van binding aan EU-wetgeving over asiel en migratie voor slechts één of enkele lidstaten vereist een wijziging van de EU-Verdragen waarvoor overeenstemming nodig is tussen alle lidstaten en daarna ook ratificatie door alle lidstaten, wat betekent dat nationale parlementen moeten goedkeuren (art. 48 VEU). De huidige EU-Verdragen en het overige EU-recht voorzien niet in een specifieke bepaling om een opt-out voor een EU-beleidsterrein te bewerkstelligen. Het EU-Verdrag kent alleen de mogelijkheid van een algehele terugtrekking uit de Unie (art. 50 VEU). Verdragswijziging is dus vereist.

Vraag (117):

Is de EU ooit met sancties gekomen bij lidstaten vanwege haar asielbeleid? Welke landen waren dit? Wat was de reden? Wat hielden de sancties in?

Antwoord:

De Europese Commissie houdt als hoedster van de Verdragen toezicht op de naleving van EU-wetgeving. Zij heeft verschillende instrumenten om daarvoor in te zetten. De Commissie kan overgaan tot inbreukprocedures, waarbij ultimo de Commissie een zaak aanspant tegen de betreffende lidstaat bij het Hof van Justitie EU (HVJEU). Het HVJEU zal vervolgens vaststellen of er inbreuk is gemaakt op het EU-recht. De lidstaat is verplicht de uitspraak van het EU-Hof uit te voeren. Indien de lidstaat dat niet doet, dan kan de Commissie de zaak opnieuw voor het EU-Hof brengen en een geldelijke sanctie vorderen (op basis van artikel 260 Verdrag van de Werking van de EU). De Commissie heeft bijvoorbeeld in 2015 een inbreukprocedure ingeleid tegen Hongarije vanwege de Hongaarse asielwetgeving die op meerdere onderdelen in strijd zou zijn met het EU-recht. In verschillende arresten[1] heeft HVJEU Hongarije gewezen op het niet nakomen van zijn verplichtingen uit de Procedurerichtlijn, de Opvangrichtlijn en de Terugkeerrichtlijn. De Commissie heeft het HVJEU op 12 november 2021 verzocht om financiële sancties te nemen ten aanzien van Hongarije wegens niet-naleving.

[1] Arresten d.d. 17 december 2020 (C-808/18), 16 november 2021 (C-821/19) en 22 juni 2023 (C-823/21).

Vraag (118):

Hoeveel terroristische aanslagen, pogingen of voorbereidingen daartoe, zijn er in 2023 verijdeld? Wilt u dit uitsplitsen naar ideologisch motief of soort terreur?

Antwoord:

In het jaarverslag van de AIVD (2023) staat dat westerse inlichtingen- en veiligheidsdiensten, waaronder de AIVD, zeker een tiental jihadistische aanslagplannen in Europa in 2023 hebben ontdekt en verijdeld. In vier zaken zijn na een ambtsbericht van de AIVD in Nederland mensen aangehouden. De verdenking was aanslagplanning of het voorbereiden van een aanslag, hetzij in Nederland, hetzij in het buitenland. De verijdelde aanslagplots varieerden van het voornemen om willekeurig mensen neer te steken, tot concrete voorbereidingen voor aanslagen op specifieke evenementen en gebouwen. Daarnaast geeft de AIVD aan dat door tijdig ingrijpen waarschijnlijk rechts-terroristisch geweld in 2023 is voorkomen, ook in Nederland.

Vraag (119):

Hoeveel personen zijn er in 2023 staandegehouden, aangehouden, gearresteerd, gedetineerd en/of veroordeeld voor terrorisme, of aan terrorisme gelieerde misdrijven?

Antwoord:

In 2023 (t/m november) zijn er 89 verdachten van terroristische misdrijven ingeschreven in het systeem van het OM. De overige cijfers kunnen niet uit de systemen worden afgeleid.

Het aantal personen dat onherroepelijk is veroordeeld voor terrorisme kan niet (geautomatiseerd) uit de informatiesystemen van de Rechtspraak en het OM worden afgeleid. Op 30 november 2023 zaten er circa 40 personen op de Terrorismeafdeling. Dit betrof naast terrorismeveroordeelden ook -verdachten.

Ten aanzien van cijfers omtrent nationaliteit geldt dat sinds enkele jaren informatie over dubbele nationaliteiten niet meer actief wordt bijgehouden in de Basisregistratie Personen (BRP).

Wel geldt, dat als bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) bekend is dat een persoon onherroepelijk is veroordeeld, de IND nader onderzoekt of de betreffende persoon in het bezit is van een of meer andere nationaliteiten. Indien uit onderzoek van de IND blijkt dat betrokkene een tweede nationaliteit heeft, dan start de IND altijd een intrekkingsprocedure op.

Sinds de inwerkingtreding van artikel 14, lid 2, Rijkswet op het Nederlanderschap is in 29 zaken besloten het Nederlanderschap in te trekken, op grond van deze bevoegdheid, waarvan negen intrekkingen definitief zijn (peildatum 1 december 2023).

Vraag (120):

Hoeveel personen, van de in 2023 voor terrorisme, of aan terrorisme gelieerde misdrijven staandegehouden, aangehouden, gearresteerde, gedetineerde en/of veroordeelde verdachten/daders, hadden/hebben de Nederlandse nationaliteit? Wilt u toelichten voor welke misdrijven zij precies worden verdacht en/of zijn veroordeeld?

Antwoord:

Zie antwoord op vraag 119.

Vraag (121):

Hoeveel personen, van de in 2023 voor terrorisme, of aan terrorisme gelieerde misdrijven staandegehouden, aangehouden, gearresteerde, gedetineerde en/of veroordeelde verdachten/daders, hadden/hebben een dubbele nationaliteit? Wilt u dit uitsplitsen naar soort nationaliteit en toelichten voor welke misdrijven zij precies worden verdacht en/of zijn veroordeeld?

Antwoord:

Zie antwoord op vraag 119.

Vraag (122):

Van hoeveel personen, van de in 2023 voor terrorisme, of aan terrorisme gelieerde misdrijven staandegehouden, aangehouden, gearresteerde, gedetineerde en/of veroordeelde verdachten/daders, is de Nederlandse nationaliteit ingetrokken/afgenomen? Wilt u toelichten voor welke misdrijven zij precies worden verdacht en/of zijn veroordeeld?

Antwoord:

Zie antwoord op vraag 119.

Vraag (123):

Is er op dit moment voldoende kennis en capaciteit voor anti- en contra-terrorisme activiteiten?

Antwoord:

Nederland heeft door de jaren heen (inter)nationaal en lokaal een robuust netwerk van samenwerkende organisaties met expertise en wettelijke bevoegdheden opgebouwd om aanslagen te voorkomen en extremisme en terrorisme tegen te gaan. De kennis en capaciteit bij verschillende organisaties, waaronder de gemeenten, maar ook de politie en de inlichtingen- en veiligheidsdiensten moeten de aankomende jaren behouden blijven. De dreiging tegen de nationale veiligheid is namelijk niet alleen groter geworden, de dreiging is ook meer complex. Naast de jihadistische dreiging is er bijvoorbeeld de dreiging van rechts-terrorisme en anti-institutioneel extremisme.

Het Rijksopleidingsinstituut Radicalisering (ROR) biedt daarom gemeenten en ketenpartners gerichte trainingen aan, ten behoeve van het herkennen van signalen van radicalisering in een zo vroeg mogelijk stadium zodat hierop op maat gemaakte interventies op kunnen plaatsvinden. Bovendien vindt radicalisering steeds meer online plaats. De komende jaren zullen we moeten blijven werken aan vraagstukken zoals de aanpak van terroristische content online en de aanpak van het anti-institutioneel extremisme. Maar ook op onderwerpen zoals veilige re-integratie van terrorismeveroordeelden na detentie en de samenwerking tussen het zorg- en veiligheidsdomein om bijvoorbeeld de dreiging van alleenhandelende daders tegen te gaan moeten we de aankomende jaren investeren. Om de opgebouwde samenwerkingsverbanden en expertise te behouden en in te kunnen spelen op de ontwikkelingen in de dreiging zijn de voor contraterrorisme beschikbare middelen ook de aankomende jaren onverkort nodig.

Vraag (124):

Is er op dit moment voldoende capaciteit op de terroristenafdelingen in de gevangenissen, zowel op het gebied van personele bezetting als op het gebied van de praktische organisatie?

Antwoord:

Er is op dit moment voldoende capaciteit op de terroristenafdelingen (TA). Op de TA kan het volledige dagprogramma voor deze doelgroep worden aangeboden.

Vraag (125):

Kunt u een schatting geven van de omvang en dreiging van de verschillende islamitische terroristische groeperingen in Nederland, waarbij met name wordt ingegaan op groeperingen zoals Islamitische Staat en de daaraan gelieerde groeperingen, Hamas, Hezbollah en Islamitische Jihad?

Antwoord:

Sinds het laatste Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland (DTN), dat op 12 december 2023 verscheen, is het niveau verhoogd van niveau 3 (aanzienlijk) naar niveau 4 (substantieel). Dat betekent dat de kans op een aanslag reëel is. Door het gewelddadige conflict in Israël en de Palestijnse gebieden, koranschendingen in verschillende Europese landen en de oproepen tot aanslagen van terroristische organisaties is de dreiging vanuit het jihadisme toegenomen.

Het mondiaal jihadisme vormt al jaren de grootste terroristische dreiging tegen Nederland. De beweging bestaat uit de jihadistische organisaties Al Qaida (AQ) en ISIS en aan hen gelieerde groepen, netwerken en alleenhandelende daders over de hele wereld, waaronder in Nederland. De toegenomen dreiging van door jihadistische netwerken aangestuurde aanslagen in Europa komt vooral van ISKP, de tak van ISIS die zijn oorsprong in Afghanistan vindt.

De grootste terroristische dreiging in Nederland gaat uit van personen en groepen die verbonden zijn aan ISIS, of die geïnspireerd worden door het jihadistische gedachtegoed van ISIS. In verschillende steden van Nederland bevindt zich een aantal kleinere of grotere netwerken dat het jihadistisch gedachtegoed van ISIS aanhangt. Het gaat hierbij in het totaal om zo’n vijfhonderd personen. Ook buiten de gekende jihadistische netwerken om kunnen personen radicaliseren, bijvoorbeeld onder invloed van online propaganda of door losse online contacten met jihadisten in Nederland of in het buitenland. Met name jeugdige, soms minderjarige en kwetsbare personen kunnen daarvoor vatbaar zijn. Hoewel de Nederlandse jihadistische beweging in zijn geheel minder actief lijkt dan enkele jaren geleden, is het gedachtegoed zelf niet verdwenen. Het blijft voorstelbaar dat iemand op individuele basis of in klein verband besluit over te gaan tot een geweldsdaad, bijvoorbeeld naar aanleiding van het aanhoudende gewelddadige conflict tussen Israël en de Palestijnse gebieden of incidenten die worden opgevat als godslastering.

Hamas, Hezbollah in Libanon en de Palestijnse Islamitische Jihad (PIJ) hebben geen van alle structurele banden met ISIS. Bovendien geldt voor al deze organisaties dat ze een ander ideologisch gedachtegoed kennen dan ISIS. Hamas en de PIJ zijn in essentie soennitisch-nationalistische bewegingen, die zo’n 40–45 jaar geleden zijn opgericht om Palestina te bevrijden. Hamas en PIJ zijn niet opgericht om een mondiaal kalifaat na te streven, zoals Al-Qaida en ISIS dat doen. Hamas en PIJ worden al sinds hun oprichting gesteund door het sjiitische regime van Iran en door het eveneens sjiitische Hezbollah in Libanon. In tegenstelling tot ISIS hebben Hamas, Hezbollah en PIJ voor zover bekend bij de NCTV geen aanslagen gepleegd of proberen te plegen in Nederland of tegen Nederlandse doelwitten elders. Wel gebruiken deze organisaties Europa voor financierings- en rekruteringsdoeleinden. Daarnaast hebben Hamas en Hezbollah aanhangers wereldwijd opgeroepen tot het plegen van aanslagen als reactie op de het conflict Israël en de Palestijnse gebieden. Dat vergroot de kans op aanslagen in Nederland.

Vraag (126):

Hoeveel terrorismeverdachten en of veroordeelde terroristen zijn er in 2023 naar Nederland gehaald? Hoeveel terrorismeverdachten en/of veroordeelde terroristen zullen er in 2024 naar verwachting naar Nederland worden gehaald?

Antwoord:

Het kabinet hanteert als uitgangspunt dat berechting van uitreizigers in de regio moet plaatsvinden. Het kabinet draagt samen met Europese partners bij aan accountability van ISIS strijders in Irak, onder andere door ondersteuning van Irak in de re-integratie en rehabilitatie van teruggekeerde Irakezen vanuit Syrië. Daarnaast ondersteunt het kabinet de internationale bewijsvergaring mechanismen. Dit is onder meer onderwerp geweest bij mijn bezoek aan Irak in mei 2022. Als straffeloosheid dreigt kan echter worden besloten – zo mogelijk – uitreizigers ter berechting naar Nederland over te brengen.

Het kabinet weegt, voordat eventueel wordt overgegaan tot het overbrengen van een uitreiziger naar Nederland, aan de hand van diverse belangen en risico’s in elke individuele casus verschillende omstandigheden en factoren waarbij de nationale veiligheid en het voorkomen van straffeloosheid een belangrijke rol spelen. Uiteraard worden daarbij ook de andere feiten en specifieke omstandigheden, zoals internationale betrekkingen, de veiligheidssituatie in het gebied en de veiligheid van de personen betrokken bij de eventuele overbrenging, meegewogen.

De Tweede Kamer is op 7 mei 2024 per brief geïnformeerd dat het kabinet twee van terroristische misdrijven verdachte Nederlandse vrouwen (hierna: verdachten) ter berechting heeft overgebracht naar Nederland om straffeloosheid te voorkomen. Na een zorgvuldig voorbereidingsproces, waarin alle relevante feiten en complexe omstandigheden in ogenschouw zijn genomen, zag het kabinet een mogelijkheid tot overbrenging met behulp van de Verenigde Staten. De twee kinderen van deze verdachten zijn eveneens naar Nederland overgebracht. De verdachten zijn bij aankomst in Nederland aangehouden ten behoeve van strafrechtelijke vervolging. De meereizende kinderen zijn overgedragen aan de Raad voor de Kinderbescherming. Met de overbrenging naar Nederland beoogt het kabinet te voorkomen dat deze twee verdachten straffeloos blijven. Hiermee geeft het kabinet tevens uitvoering aan de motie Van der Werf (D66) en Koekkoek (VOLT) die de regering verzoekt om zich maximaal in te spannen om ervoor te zorgen dat uitgereisde terrorismeverdachten hun straf niet ontlopen (Kamerstuk 29 754, nr. 600). In 2023 hebben deze overbrengingen van Nederlandse uitreizigers niet plaatsgevonden. De Tweede Kamer wordt periodiek middels de Rapportage Uitreizigers geïnformeerd over de laatste ontwikkelingen. De zesde rapportage wordt in juni aan uw Kamer verzonden.

Vraag (127):

Kunt u een overzicht geven van de belangrijkste maatregelen die in 2023 zijn genomen om terrorisme te bestrijden?

Antwoord:

Terrorisme en extremisme vormden de afgelopen jaren een constante dreiging voor onze democratische rechtstaat en nationale veiligheid. In 2023 nam de terroristische dreiging toe en werd het dreigingsniveau verhoogd van 3 naar 4. De kans op een aanslag in Nederland is daarmee van «voorstelbaar» naar «reëel» gegaan. Nederland heeft door de jaren heen (inter)nationaal en lokaal een robuust netwerk van samenwerkende organisaties met expertise en wettelijke bevoegdheden opgebouwd om aanslagen te voorkomen en extremisme en terrorisme tegen te gaan. Deze brede aanpak kan flexibel inspelen op ontwikkelingen in de dreiging, waardoor ook bij het kabinet en alle betrokken partners ook in 2023 in staat waren om te handelen naar het verhoogde dreigingsniveau. Het kader voor de aanpak is verankerd in de Nationale Contraterrorisme strategie 2022–2026.

Om maximaal voorbereid te zijn op een aanslag stelden we samen met publieke en private crisispartners het Landelijk Crisisplan Extreem Geweld en Terrorisme (LCP-EGT) op. De partners, betrokken bij terrorismebestrijding, acteren vanuit hun eigen verantwoordelijkheid en bevoegdheden.

De inzet op contraterrorisme bouwt voort op voorgaande jaren. In het bijzonder was er aandacht voor vroegsignalering en de aanpak van radicalisering in combinatie met psychosociale problematiek. Ook lag de focus op het online domein. Zo zet Nederland zich (internationaal) in om het verspreiden van terroristische content online tegen te gaan. In 2023 trad hiertoe de Uitvoeringswet terroristische online-inhoud in werking en startte de Autoriteit Online Terroristisch en Kinderpornografisch Materiaal (ATKM).

Opsporing, vervolging en berechting van terroristische misdrijven bleef prioriteit. Om uitdrukking te geven aan het gruwelijke karakter van terrorisme dienden we een wetsvoorstel in om het strafmaximum voor deelname aan een terroristische organisatie te verhogen van 15 naar 20 jaar.

We continueerden de inzet op de lokale aanpak en investeerden weer in kennis en bewustwording, onder andere door trainingen van het Rijksopleidingsinstituut tegengaan Radicalisering en advies van het Landelijk Steunpunt Extremisme. Voor het uitwisselen van informatie is het wetsvoorstel Wet gegevensverwerking persoonsgerichte aanpak radicalisering en terroristische activiteiten essentieel. Het voorstel is op 2 april jl. aangenomen door uw Kamer. De Eerste Kamer heeft op 30 april 2024 het verslag uitgebracht en in juni wordt de nota naar aanleiding van het verslag aan de Eerste Kamer aangeboden. Om veiligheidspartners en lokale professionals te helpen om signalen te onderkennen van radicalisering richting terrorisme rolden we de onlinesymbolenbank uit met rechts-extremistische en rechts-terroristische symbolen.

Om samenwerking en samenhang te bevorderen brengt de NCTV partners en hun kennis bijeen. Deze coördinerende taak heeft een stevige grondslag nodig. Het wetsvoorstel coördinatie terrorismebestrijding en nationale veiligheid voorziet hierin, in 2023 namen beide Kamers dit wetsvoorstel aan.

Vraag (128):

Hoe staan de kosten voor zelfstandig vertrek per vreemdeling in verhouding tot de kosten voor gedwongen vertrek per vreemdeling? Wat is het verschil hier tussen m.b.t. kosten?

Antwoord:

De DTenV is geen baten-lastendienst, daarom wordt er niet gewerkt met een kostprijsmodel en worden er geen kosten per vreemdeling berekend. Wel kan in algemene zin gesteld worden dat de kosten voor gedwongen vertrek aanzienlijk hoger zijn dan de kosten voor zelfstandig vertrek. Voor beide soorten van vertrek worden kosten gemaakt voor reis en verblijf, tolken en vertalers, medische kosten en vervoerskosten van DV&O. Bij gedwongen vertrek zijn de kosten voor vervoer door DV&O echter vaak hoger, omdat hier meestal extra beveiligd vervoer voor nodig is. Verder zijn de kosten bij gedwongen vertrek aanzienlijk hoger in verband met kosten voor escorts van de KMar, de detentiekosten van DJI en de kosten die gemaakt worden in verband met de inbewaringstelling van de vreemdeling.

Vraag (129):

Hoe kunt u verklaren dat het zelfstandig vertrek zonder toezicht in de vreemdelingenketen elk jaar verder afneemt?

Antwoord:

Bij de afname van het zelfstandig vertrek zonder toezicht spelen diverse factoren een rol. Zo worden er door landen van herkomst geen inreisvereisten meer gesteld in het kader van COVID-19, en is dit dus geen beletsel meer om het vertrek te effectueren. Voorts werpen verbeterde terugkeerrelaties met landen van herkomst hun vruchten af, met name in het geval van Marokko. Ook de intensivering van inbewaringstellingen leidt ertoe dat er meer aantoonbaar vertrek gerealiseerd wordt. Tot slot zijn de afgelopen periode relatief veel derdelanders afkomstig uit de Oekraïne met gebruikmaking van het remigratiebeleid vertrokken.

Vraag (130):

Over 2023 waren vreemdelingen die zelfstandig vertrek hadden zonder toezicht verantwoordelijk voor 33% van de totale terugkeer en verantwoordelijk voor 50% van de kosten, kunt u toelichten waarom deze kosten hoger liggen dan bij het gedwongen of zelfstandig vertrek?

Antwoord:

De vraag verwijst naar tabel 30 in het jaarverslag 2023 op pagina 87 en 88. Genoemde 50% betreft een maximale streefwaarde die binnen de vreemdelingenketen is afgesproken over 2023 en die in de begroting is opgenomen. Dit cijfer is geen verwijzing naar de impact van een bepaalde groep op de begroting in financiële zin. De in 2023 gerealiseerde 33% zelfstandig vertrek zonder toezicht is daarmee niet alleen goed, maar ook aanmerkelijk beter dan de streefwaarde van maximaal 50%.

In beantwoording van vraag 128 is een toelichting gegeven op verschil in kosten tussen gedwongen en zelfstandig vertrek. Daarop is het volgende aangegeven. De DTenV is geen baten-lastendienst, daarom wordt er niet gewerkt met een kostprijsmodel en worden er geen kosten per vreemdeling berekend. Wel kan in algemene zin gesteld worden dat de kosten voor gedwongen vertrek aanzienlijk hoger zijn dan de kosten voor zelfstandig vertrek. Voor beide soorten van vertrek worden kosten gemaakt voor reis en verblijf, tolken en vertalers, medische kosten en vervoerskosten van DV&O. Bij gedwongen vertrek zijn de kosten voor vervoer met DV&O echter vaak hoger, omdat hier meestal extra beveiligd vervoer voor nodig is. Verder zijn de kosten bij gedwongen vertrek aanzienlijk hoger in verband met kosten voor escorts van de KMar, de detentiekosten van DJI en de kosten die gemaakt worden in verband met de inbewaringstelling van de vreemdeling.

Vraag (131):

Wat is de gemiddelde wachttijd tussen ontvangst en begin behandeling van asielaanvragen, en hoe lang is dit gemiddeld voor nareisaanvragen?

Antwoord:

Voor zowel asiel als nareis en 8EVRM geldt dat deze informatie niet uit geautomatiseerde systemen kan worden gegenereerd. Deze vraag kan daarom niet worden beantwoord.

De IND vermeldt op haar website informatie over de wachttijd tussen ontvangst en begin van behandeling van de aanvraag, zie: https://ind.nl/nl/wanneer-begint-de-ind-met-mijn-nareisaanvraag. Voor asiel is de wachttijd voor een aanmeldgehoor momenteel drie tot vier maanden. Voor nareis is de wachttijd (tussen het indienen van de nareisaanvraag en het moment dat deze aanvraag in behandeling wordt genomen) momenteel 18 maanden.

Bron: IND, 28/05/2024

Vraag (132):

Met hoeveel maanden zal de gemiddelde opvangduur van vergunninghouders na vergunningverlening toenemen door het intrekken van de Spreidingswet?

Antwoord:

Het intrekken van de Spreidingswet heeft geen directe gevolgen voor de gemiddelde opvangduur van vergunninghouders. De duur van de opvang van vergunninghouders in een opvanglocatie is afhankelijk van de snelheid waarin gemeenten huisvesting voor vergunninghouders realiseren. Bestuurlijk is afgesproken dat de termijn waarbinnen vergunninghouders in gemeenten worden gehuisvest 14 weken betreft. Het aantal vergunninghouders dat na inwilliging meer dan 14 weken in de opvang verblijft neemt toe. Op 1 januari 2024 bevonden zich 15.360 vergunninghouders in de opvang (inclusief niet COA locaties), waarvan 9.130 langer dan 14 weken. Op 1 mei 2024 bevonden zich 19.060 vergunninghouders in de opvang (inclusief niet-COA locaties) waarvan 10.540 langer dan 14 weken.

Vraag (133):

Hoe hoog in de gemiddelde caseload bij jeugdbeschermers momenteel? Hoeveel is dat afgebouwd het afgelopen jaar?

Antwoord:

Nidos werkt met een caseload-richtlijn van gemiddeld 18 jongeren per jeugdbeschermer. In 2023 lag de werkelijke caseload van jeugdbeschermers in de maanden met een hoge instroom hier ver boven. De afgelopen maanden is het gemiddelde gedaald, maar de werkelijke caseload van jeugdbeschermers ligt nog steeds boven de 18.

Vraag (134):

Hoeveel jongeren wachten nog op een jeugdbeschermer? Is dat de afgelopen 2 jaar toegenomen of afgenomen?

Antwoord:

Geen enkele jongere wacht momenteel op een jeugdbeschermer. Hoewel er een tekort aan jeugdbeschermers bij Nidos is, lukt het dankzij de grote inspanning van Nidos om iedere jongere een jeugdbeschermer toe te wijzen. Wel ligt het aantal te begeleiden jongeren per jeugdbeschermer boven de caseloadnormering van gemiddeld 18, waardoor de aandacht en begeleiding die de jongeren van hun jeugdbeschermer ontvangen beneden de afgesproken kwaliteitsnormen ligt. Nidos bekijkt continu hoe het werk van de jeugdbeschermers zo goed mogelijk ingericht kan worden, zodat het contact met de jongeren en de veiligheid van de jongeren goed geborgd blijft.

Vraag (135):

Hoeveel zij-instromers zijn er ingestroomd als jeugdbeschermer in 2022, 2023 en 2024?

Antwoord:

In principe maakt Nidos geen gebruik van zij-instromers. Alle jeugdbeschermers bij Nidos dienen SKJ-geregistreerd te zijn.

Vraag (136):

Kunt u toelichten dat er wordt gesteld dat Verblijf en terugkeer (80K) niet tot besteding is gekomen afgelopen jaar?

Antwoord:

In 2023 bevond het beleid rondom verblijf en terugkeer voor ontheemden uit Oekraïne zich in de verkennende fase. In 2023 kwam hier geen concrete externe onderzoeksbehoefte uit voort. Het geraamde onderzoeksbudget is daarom in 2023 niet tot besteding gekomen.

Vraag (137):

Aan hoeveel vreemdelingen heeft het Return and Emigration Assistance from the Netherlands (REAN)-programma terugkeerondersteuning kunnen leveren in 2023?

Antwoord:

De Internationale Organisatie voor Migratie heeft in 2023 met het REAN-programma 1.860 personen ondersteund bij terugkeer naar het herkomstland. Dit is een toename van 450 personen ten opzichte van 2022. De cijfers zijn afgerond op tientallen.

Vraag (138):

Ondersteunt de Koninklijke Marechaussee (KMar) in derde landen en zo ja op welke wijze en in welke landen?

Antwoord:

De KMar ondersteunt in derde landen in het kader van migratiesamenwerking door het verzorgen van trainingen (capaciteitsopbouw). Er zijn trainingen over tegengaan documentfraude verzorgd in Jordanië, Libanon en Libië. Ook is er een training over bestrijding van mensensmokkel verzorgd in Libanon.

Vraag (139):

Kunt u aangeven waaruit de stijging in de energielasten ter waarde van 28 miljoen euro uit bestond? Viel het verbruik hoger uit, kocht men tegen ongunstigere tarieven in etc.?

Antwoord:

De hogere kosten in 2023 houden verband met de fors gestegen tarieven voor gas en elektriciteit, waarbij DJI in 2022 nieuwe en ongunstige tarieven moest vaststellen voor 2023 (inkoop verloopt Rijksbreed via categoriemanagement Energie). De hoogte van de energielasten wordt bepaald door de tarieven voor levering, transport, belastingen en het verbruik.

14 procent gasreductie in 2023

De tegenvaller had € 2 miljoen hoger kunnen uitvallen ware het niet dat DJI ook actief heeft bijgedragen aan de Europese afspraak in het kader van Save gas for a safe Europe. Vanaf 1 januari tot en met 31 december 2023 is er 1.519.972 m3 minder gas verbruikt ten opzichte van het historisch gemiddelde (14%).

Verouderde voorraad gebouwen

Het energieverbruik van DJI is in vergelijking met reguliere kantoren van het Rijk hoog. Niet alleen door het intensieve dagelijkse gebruik door justitiabelen en personeel (in tegenstelling tot kantoren is dit 24/7) maar ook door een verouderde voorraad die gekenmerkt wordt door achterstallig onderhoud. Om de kosten voor het energieverbruik te beheersen is voldoende financiering van de revitalisering van de gebouwelijke voorraad noodzakelijk. Hierbij kent DJI een afhankelijkheidsrelatie met het Rijksvastgoedbedrijf (eigenaar van de panden).

Vraag (140):

Kunt u aangeven vanwaar de kosten van het nieuwe voedingscontract 16 miljoen euro hoger uitvallen? Wordt dit veroorzaakt door een verhoging van de kwaliteit of liggen hier andere redenen aan ten grondslag? Heeft dit te maken in de diversiteit in maaltijden?

Antwoord:

In 2022 is een nieuw meerjarig contract afgesloten met een hogere voedingsdagprijs voor voeding van justitiabelen in Rijks(jeugd)inrichtingen. Er zijn drie gecontracteerde leveranciers die op dagelijkse basis de voeding voor justitiabelen verzorgen. De justitiele inrichtingen zijn gedurende het transitiejaar (van 1 juni 2022 tot medio 2023) geleidelijk overgaan op het nieuwe voedingscontract.

Een vaste voedingsdagprijs

Voorafgaand van het aanbestedingstraject is onafhankelijk marktonderzoek gedaan naar de kosten van voeding. Op basis van dit onderzoek is gekozen voor de meest sobere variant uit het onderzoek. Het nieuwe contract kent een vaste voedingsdagprijs op basis van het eerder genoemde onderzoek. Binnen die dagprijs worden de leveranciers uitgedaagd om de verspilling te minimaliseren (o.a. door het aanbieden van meer keuze). Inkopen buiten het contract komen niet meer voor. Bij jeugdigen maakt voeding ook onderdeel uit van het dagprogramma en wordt er gezamenlijk gegeten op de groep.

Forse prijsstijgingen voor voeding

De markt voor voedingsmiddelen kende de afgelopen jaren enorme prijsstijgingen. In het contract voor voeding is een jaarlijkse indexatie opgenomen. In 2023 betrof die gewogen indexatie 9% voor het contract voor de volwassenen en 10,33% voor jeugdigen. De indexatie bestaat uit ingrediënten (80%) en personeelskosten (20%). In 2024 wordt een indexatie verwacht van ca. 6%, ingaande op 1 juli.

Vraag (141):

Kunt u toelichten wat wordt verstaan onder «relatief arbeidsintensieve en daarmee dure producten»?

Antwoord:

De productcatalogus van IND omvat 30 producten verdeeld over de productgroepen: Asiel, Regulier, Naturalisatie en Ketenondersteuning. De toelichting «relatief arbeidsintensieve en daarmee dure producten» is gericht op bijvoorbeeld de Asiel producten die relatief meer capaciteitsinzet vergen dan andere producten. Zo vergt het de IND meer inzet van medewerkers om een product «spoor 4» af te handelen dan een product «Dublin claim». Doordat de afhandeling van deze producten meer tijd vergt, zijn de kosten per product (de kostprijs) ook hoger.

Vraag (142):

Kunt u aangeven vanwaar de hoeveelheid productieve uren voor medisch onderzoek de afgelopen jaren gestegen is, maar de hoeveelheid medische onderzoeken is afgenomen?

Antwoord:

De hoeveelheid productieve uren voor medisch onderzoek is gestegen doordat er een toename is van de complexiteit van de onderzoeken en er sprake is van uitbesteding van bepaalde kortdurende onderzoeken. Hierdoor wordt er gemiddeld meer tijd aan een complexe zaak besteed en zijn er in totaal minder onderzoeken door het NFI zelf uitgevoerd.

Vraag (143):

Kunt u aangeven vanwaar de hoeveelheid productieve uren voor medisch onderzoek de afgelopen jaren gestegen is, maar de hoeveelheid medische onderzoeken is afgenomen?

Antwoord:

De hoeveelheid productieve uren voor medisch onderzoek is gestegen doordat er een toename is van de complexiteit van de onderzoeken en er sprake is van uitbesteding van bepaalde kortdurende onderzoeken. Hierdoor wordt er gemiddeld meer tijd aan een complexe zaak besteed en zijn er in totaal minder onderzoeken door het NFI zelf uitgevoerd.

Vraag (144):

Kunt u aangeven vanwaar het volume VOG RP op de begroting zoveel hoger stond (en daarbij ook niet in lijn was met voorgaande jaren), om vervolgens zoveel lager dan begroot uit te vallen?

Antwoord:

Het aantal VOG’s voor rechtspersonen was begroot op 11.500 omdat de verplichting van een VOG voor rechtspersonen voor garagehouders (nieuw erkenningenstelsel van de RDW) in 2023 in werking zou treden. Dit is niet gebeurd. De inwerkingtreding is verscheidene malen uitgesteld. Op dit moment wordt uitgegaan van een inwerkingtredingsdatum van 1 juli 2025.

Vraag (145):

Kunt u aangeven vanwaar het volume Gedragsverklaring aanbesteden (GVA) op de begroting zoveel hoger stond (en daarbij ook niet in lijn was met voorgaande jaren), om vervolgens zoveel lager dan begroot uit te vallen?

Antwoord:

De begrote aantallen 2023 werden in maart 2022 geprognosticeerd, waarbij werd uitgegaan van de gerealiseerde aantallen voor 2021 (12.822). Er werd verwacht dat de groei zou aanhouden voor 2022 en 2023. Daarom werden in 2023 14.000 GVA’s begroot. Uiteindelijk bleek de groei niet voort te zetten. Dit was vooraf niet te voorzien.

Vraag (146):

Kunt u de stijging van ongeveer 25% van de omzet moederdepartement – departement JenV nader toelichten?

Antwoord:

In 2022 is de omzet van de overige onderdelen binnen JenV abusievelijk opgenomen onder de post «omzet overige departementen» voor ca. € 6,1 mln. Daarnaast is het meerjarenprogramma Toekomstvaste Informatiehuishouding (TIV) in het najaar van 2022 gestart en heeft in 2022 en 2023 een effect van in totaal ca. € 3,6 mln. De Loon en prijs indexatie over 2023 bedroeg 5,76% en heeft een effect van € 4,0 mln. Verder zijn er meer projectmatige opdrachten vanuit de opdrachtgevers en is de omzet daarop toegenomen.

Vraag (147):

Kunt u toelichten waarom specifiek bij Justid de gemiddelde loonsom per FTE benoemd wordt en bij andere agentschappen niet? Wordt dit mogelijk verklaard door de hoge loonsom per FTE (ruim 2x modaal)? Zo niet, welke verklaring is hier dan wel voor?

Antwoord:

Nee, dat is niet de verklaring. De doelmatigheidsafspraken zijn niet voor elk agentschap uniform, waardoor de toelichting in de agentschapsparagraaf kan verschillen per agentschap. De gemiddelde loonsom indicator is bij Justid onderdeel van de doelmatigheidsafspraken met de opdrachtgever. Het salaris van de medewerkers bij Justid is conform de afspraken uit de CAO Rijk. Overigens is in de agentschapsparagraaf van Justid de gemiddelde loonsom inclusief werkgeverlasten opgenomen.

Vraag (148):

Hoe is het mogelijk dat mw. Rijken voor 1 fte in dienst is in de functie van nationaal rapporteur Mensenhandel en seksueel geweld tegen kinderen, met een salaris van 187.000 euro, terwijl zij ook een fulltime dienstverband heeft als hoogleraar aan de Universiteit Tilburg? De vraag is ook, is zij enkel rapporteur of heeft zij ook de functie van directeur?

Antwoord:

«Mw. Rijken heeft naast haar fulltime baan als Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld Tegen Kinderen een aanstelling als hoogleraar aan Tilburg University voor 0,2 fte behouden. Zij wordt in haar functioneren als rapporteur ondersteund door een bureau, dat wordt geleid door een directeur.»

Vraag (149):

Wat is de stand van zaken omtrent de aangenomen motie over het opstellen van landelijke richtlijnen met betrekking tot de hulp aan dieren bij rampen en landelijke afspraken over de paraatheid, kennis, kwaliteit, training en inzet bij regio-overstijgende rampen (Kamerstuk 29 517, nr. 244)?

Antwoord:

Begin 2024 is een gezamenlijk traject met de veiligheidsregio’s en de dierenhulporganisaties Dierenbescherming en stichting IFAW van start gegaan. Hierbij zijn ook de politie, de bevolkingszorg en de Ministeries van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en Justitie en Veiligheid betrokken.

Dit traject heeft onder meer tot doel een eenduidig samenwerkingskader te realiseren die veiligheidsregio’s en dierenhulporganisaties kunnen gebruiken om hun samenwerking structureel vorm te geven. De verwachting is dat de eerste resultaten na de zomer 2024 worden gerealiseerd.

Vraag (150):

Wat is de stand van zaken omtrent de aangenomen motie over dieren een vaste plaats geven in crisisdraaiboeken en hier professionele dierenhulpverleners b? te betrekken (Kamerstuk 29 517, nr. 218)?

Antwoord:

Zie antwoord op vraag 149.

Bij de actualisatie van landelijke crisisplannen wordt er ook aandacht besteed aan het dierenwelzijn. Een voorbeeld is de betrokkenheid van dierenhulporganisaties bij de realisatie van het Landelijke Crisisplan Natuurbrand en het kader voor grootschalige opvang en evacuatie.

Vraag (151):

Hoe staat het met de uitvoering van de motie-Van Nispen/Westerveld (Kamerstuk 33 836, nr. 73) over het wettelijk vastleggen dat het uitgangspunt bij uithuisplaatsingen van broers en zussen «samen tenzij» moet zijn? Wat is er sinds het aannemen van de motie gebeurd? Hoe vaak worden broers en zussen niet samen geplaatst bij een uithuisplaatsing? Zijn daar cijfers van?

Antwoord:

Het wettelijk vastleggen van het uitgangspunt van samen plaatsen broers en zussen na uithuisplaatsing is onderdeel van het brede wetsvoorstel ter verbetering van de rechtsbescherming. Over de contouren van dit wetsvoorstel wordt uw Kamer dit najaar geïnformeerd.

Eerder heeft de Minister voor Rechtsbescherming door het WODC onderzoek laten doen naar hoe vaak broers en zussen bij een uithuisplaatsing gescheiden geplaatst worden. Over deze uitkomsten heeft Minister voor Rechtsbescherming uw Kamer op 22 maart 2022 geïnformeerd. In de periode 2015–2020 werd bij een steekproef van jeugdhulporganisaties 1.717 broers en zussen gezamenlijk uithuisgeplaatst, afkomstig uit 726 gezinnen. Van de 1.717 broers en zussen zijn 480 kinderen (28%) gescheiden geplaatst, waarvan 316 kinderen alleen en 164 met tenminste één broer of zus, maar niet met alle broers en zussen.

Vraag (152):

Welke voortgang is in 2023 gemaakt op het monitoren en naleven van mensenrechten aan de grenzen bij de inzet van Frontex?

Antwoord:

Voor het kabinet staat voorop dat de uitvoering van de taken en bevoegdheden door Frontex hand in hand moet gaan met de waarborging van fundamentele rechten. Frontex heeft hiervoor de afgelopen jaren reeds stappen in de goede richting gezet, zoals het vergroten en verduurzamen van de activiteiten van de grondrechtenadviseur van het Agentschap en de verbetering van het interne klachten- en monitoringsmechanisme. Dit geldt ook voor het aannemen van waarnemers.

Frontex heeft de afgelopen periode 46 op relevante vakgebied van de grondrechten ervaren waarnemers geworven. Zij worden vanuit Frontex ingezet tijdens de operationele missies. De waarnemers observeren de activiteiten van Frontex en documenteren de naleving van de toepasselijke normen op het gebied van de grondrechten. Zij houden ook toezicht op de procedures met betrekking tot grensbeheer en terugkeer en de omgeving waarin deze worden uitgevoerd. Ze beoordelen niet alleen de naleving van de grondrechten, maar spelen ook een belangrijke rol bij het signaleren van uitdagingen en risico's, evenals kansen voor de bevordering van het EU- en internationaal recht.

Het kabinet moedigt het Agentschap aan deze positieve ontwikkeling voort te zetten en daarbij ook de acties in het Actieplan mee te nemen dat door de Commissie in het kader van de Europese grens- en kustwacht (EGKW)-evaluatie zijn voorgesteld, en zal hier ook aandacht voor blijven vragen in de daarvoor geschikte EU-gremia, zoals de Raad van Bestuur van het Agentschap en de Raad.

Vraag (153):

Wat is de stand van zaken omtrent de aangenomen motie over aparte regels voor de inbeslagname van dieren waarbij het welzijn en de intrinsieke waarde van dieren worden gewaarborgd (Kamerstuk 35 892, nr. 25)?

Antwoord:

Tijdens de behandeling van de Wet aanpak dierenmishandeling en dierverwaarlozing op 11 mei 2023 is deze motie van leden Wassenberg, Graus en Futselaar ingediend. De motie vraagt om aparte regels voor de inbeslagname van dieren waarbij het welzijn en de intrinsieke waarde van dieren wordt gewaarborgd. Ik wil om te beginnen benadrukken dat inbeslaggenomen dieren niet als voorwerpen worden behandeld. Zo bevat de Wet Dieren specifieke regels over hoe er met dieren dient te worden omgegaan. Het belang van dierenwelzijn en het juist behandelen van inbeslaggenomen dieren staat buiten kijf.

In lijn met de motie zijn er aparte regels voor de inbeslagname van dieren. De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) zorgt ervoor dat in beslag genomen dieren op een dierwaardige manier bij de opslaghouder terechtkomen. De RVO hanteert daarbij aparte regels voor dieren en stelt eisen aan opslaghouders, onder andere met betrekking tot de verzorging en huisvesting. De opslaghouder ontfermt zich na een medische check over het welzijn en de gezondheid van het dier. Deze opslaghouders zijn partijen die gespecialiseerd zijn in de opvang van dieren. Zij zijn daarbij verplicht de Wet Dieren, en de daarop gebaseerde wetgeving, na te leven. In aanvulling daarop geeft het Openbaar Ministerie aan dat de intrinsieke waarde van dieren bij de inbeslagname en bewaring, in lijn met de motie Wassenberg c.s., daarbij vooropstaat. Dit is zichtbaar in bijvoorbeeld artikel 10 lid 2 van het Besluit inbeslaggenomen voorwerpen, waar speciale regels voor dieren staan. Zo wordt er onder andere rekening gehouden met de duur van de opvang.

Met bovenstaande uitleg hoop ik voldoende geïllustreerd te hebben dat het waarborgen van de intrinsieke waarde van dieren bij inbeslagname middels aparte regels daartoe adequaat geborgd is.

Vraag (154):

Hoe wordt irreguliere migratie teruggedrongen in de samenwerking met derde landen?

Antwoord:

Het kabinet werkt doorlopend aan partnerschappen met derde landen om irreguliere migratie tegen te gaan, terugkeer te bevorderen en bescherming van migranten te versterken, waarbij de Europese inzet en de bilaterale inzet in elkaars verlengde liggen. Afgelopen periode heeft het kabinet stappen gezet met partners als Marokko, Tunesië, Turkije, Egypte, en Nigeria. Ook de komende periode zullen worden benut om samenwerking met partnerlanden verder te ontwikkelen, bijvoorbeeld als het gaat om tegengaan van mensensmokkel- en handel, versterken van grensbeheer, bevorderen van terugkeer, en bescherming van migranten. Ook reguliere migratie en investeringen in menselijk kapitaal kunnen deel uitmaken van de inzet. Een concreet voorbeeld hiervan is de kleinschalige, tijdelijke pilot die Marokko en Nederland momenteel opzetten. Het kabinet zal de Europese Commissie voorts blijven oproepen om ambitieuze, brede en gelijkwaardige partnerschappen te ontwikkelen, en verwelkomt in dat verband de stappen die de Commissie zet t.a.v. Tunesië, Egypte, Libanon en Mauritanië. Eveneens verkent het kabinet momenteel samen met enkele andere EU-lidstaten hoe op een innovatieve wijze samengewerkt zou kunnen worden met derde landen op het terrein van migratie.

Vraag (155):

Welke projectideeën voor de Meerjarige Productie Prognose (MPP) zijn momenteel in ontwikkeling?

Antwoord:

De Meerjaren Productie Prognose (MPP) wordt gezien als een belangrijk en zorgvuldig sturings- en planningsinstrument dat voortdurend in ontwikkeling is. Dit proces wordt vormgegeven binnen de zogenoemde MPP werkgroep, waarin alle relevante partners van de migratieketen vertegenwoordigd zijn. Er wordt binnen deze werkgroep voortdurend gewerkt aan zowel functionele, methodologische als procesmatige ontwikkelingen.

Hierbij is ook de Nederlandse Organisatie voor toegepast-natuurwetenschappelijk onderzoek (TNO) betrokken. Met als doel vanuit hun onafhankelijke positie en kennis en kunde bij te dragen aan de doorontwikkeling van de MPP. Dit traject is op dit moment gaande en focust zich op het verder versterken van de navolgbaarheid, transparantie en onafhankelijkheid van de MPP.

Daarnaast wordt er binnen de MPP werkgroep gewerkt aan de verdere inhoudelijke ontwikkeling door middel van verbeteringen in de methodologie. Daarbij moet gedacht worden aan het verkennen van innovaties en modelverbeteringen, zoals seizoenspatronen, scenario-verkenningen en simulaties.

Vraag (156):

Hoeveel jeugdigen die worden veroordeeld hebben tevens een jeugdbeschermingsmaatregelen (ondertoezichtstelling)?

Antwoord:

Er wordt op landelijk niveau niet geregistreerd hoeveel jeugdigen die zijn veroordeeld tevens een jeugdbeschermingsmaatregel hebben. Door het CBS wordt wel gerapporteerd hoeveel jeugdigen die in een jaar op enig moment een jeugdbeschermingsmaatregel hadden, ook een jeugdreclasseringsmaatregel hadden in dat jaar. Van alle 0- tot en met 17-jarigen die in 2023 jeugdbescherming ontvingen, had 2,9% in hetzelfde jaar ook jeugdreclassering.

Andersom rapporteert het CBS niet hoeveel jeugdigen met een jeugdreclasseringsmaatregel ook een jeugdbeschermingsmaatregel hadden, maar op basis van de wel beschikbare gegevens kan daarvan wel een indicatie gegeven worden. Op peildatum 1 januari 2023 hadden 29.120 kinderen een maatregel van jeugdbescherming. Hiervan zouden dan circa 840 kinderen tegelijkertijd ook een jeugdreclasseringsmaatregel hebben (2,9%). Op 31 december 2022 waren er 4.900 jongeren met een jeugdreclasseringsmaatregel. Circa 17% (840/4.900) van alle jeugdigen met een jeugdreclasseringmaatregel heeft dan ook een jeugdbeschermingsmaatregel.

Bijlage tabellen bij antwoorden kamervragen verantwoording 2023

Vraag 1

Werksoorten

Bezetting eind 2023

Gebiedsgebonden politiezorg

20.504

Opsporing

10.480

Intake & service en meldkamer

5.453

Informatiefunctie

3.965

Beveiliging

2.651

Overige operationele functies

2.000

Leiding

1.024

Aspiranten

4.863

Operationele bezetting

50.939

Vraag 30

Jaar

2020

2021

2022

2023

Percentage aanvragen veilig land van herkomst

20%

9%

5%

5%

Aantal aanvragen veilig land van herkomst

2.720

2.100

1.650

1.950

Bron: J&V, peildatum 30 april 2024. Cijfers afgerond op tientallen.

Vraag 52

Soort

Soort code

Jaar

Aantal

Diensthond

HOND

2019

364

Diensthond

HOND

2020

340

Diensthond

HOND

2021

203

Diensthond

HOND

2022

142

Diensthond

HOND

2023

115

Vraag 53

Soort

Soort code

Jaar

Aantal

Inzet beredenen

BERE

2019

31

Inzet beredenen

BERE

2020

9

Inzet beredenen

BERE

2021

38

Inzet beredenen

BERE

2022

46

Inzet beredenen

BERE

2023

30

Vraag 56

Functieniveaus

Bezetting eind 2023

Assistent

3.279

Medewerker

4.840

Generalist

12.244

Senior

13.906

Expert

4.319

Specialist

6.401

Leiding

1.024

Anders

63

Aspirant

4.863

Operationele Bezetting

50.939

Vraag 77

 

Eerste asielverzoeken

Volgende asielverzoeken

EU-27

1.049.425

75.375

België

29.305

5.920

Bulgarije

22.390

115

Tsjechië

1.135

275

Denemarken

2.380

nnb

Duitsland

329.120

22.650

Estland

3.980

5

Ierland

13.220

50

Griekenland

57.900

6.325

Spanje

160.470

1.965

Frankrijk

145.210

21.080

Kroatië

1.635

115

Italië

130.565

5.255

Cyprus

11.660

nnb

Letland

1.625

75

Litouwen

510

65

Luxemburg

2.615

70

Hongarije

30

5

Malta

490

75

Nederland

38.370

1.390

Oostenrijk

55.630

3.055

Polen

7.720

1.775

Portugal

2.600

30

Roemenië

9.875

220

Slovenië

7.185

45

Slowakije

375

15

Finland

4.465

865

Zweden

8.960

3.935

Bron: Eurostat, geraadpleegd op 27 mei 2024.

Vraag 78

 

Eerste asielverzoeken

Volgende asielverzoeken

Asiel nareis

Totaal

1975

390

   

390

1976

470

   

470

1977

580

   

580

1978

770

   

770

1979

990

   

990

1980

1.330

   

1.330

1981

750

   

750

1982

1.215

   

1.215

1983

2.015

   

2.015

1984

2.605

   

2.605

1985

5.645

   

5.645

1986

5.865

   

5.865

1987

13.460

   

13.460

1988

7.485

   

7.485

1989

13.900

   

13.900

1990

21.210

   

21.210

1991

21.615

   

21.615

1992

20.345

   

20.345

1993

35.400

   

35.400

1994

52.575

   

52.575

1995

29.260

   

29.260

1996

22.855

   

22.855

1997

34.445

   

34.445

1998

45.215

   

45.215

1999

39.305

   

39.305

2000

43.560

   

43.560

2001

32.580

   

32.580

2002

18.665

   

18.665

2003

13.400

   

13.400

2004

9.780

   

9.780

2005

12.345

   

12.345

2006

14.465

   

14.465

2007

7.435

2.300

 

9.730

2008

13.405

1.870

 

15.275

2009

14.905

1.260

 

16.165

2010

13.335

1.815

 

15.155

2011

11.590

3.040

 

14.630

2012

9.715

3.455

 

13.170

2013

9.840

3.255

3.630

16.725

2014

21.810

2.725

5.355

29.890

2015

43.095

1.940

13.845

58.880

2016

19.370

1.655

11.815

32.840

2017

16.145

2.120

14.490

32.755

2018

20.510

3.565

6.465

30.540

2019

22.540

2.725

4.180

29.445

2020

13.720

1.595

3.865

19.180

2021

24.740

1.815

10.120

36.675

2022

35.535

1.530

10.925

47.990

2023*

38.375

1.390

10.125

49.890

Bron: CBS StatLine. Tot 2007 kon geen onderscheid worden gemaakt tussen eerste aanvragen, herhaalde aanvragen en nareizigers. Deze zijn bij elkaar opgeteld en vermeld bij eerste asielverzoeken. Vanaf 2013 zijn separate cijfers over nareizigers beschikbaar.

Vraag 79

Immigranten met een nationaliteit van een niet-EU/EFTA land, 2022 (Bron: CBS)

Arbeid: totaal

29.045

Gezin: totaal

39.615

Asiel

27.595

Studie

20.970

Tijdelijke bescherming

108.440

Overige migratiemotieven

4.910

Totaal

230.580

Immigranten met een nationaliteit van een EU/EFTA land, excl. de Nederlandse nationaliteit, 2021 (Bron: CBS)

Arbeid

38.860

Gezinsmigratie

29.350

Studie

21.125

Overig en onbekend

28.249

Totaal

117.570

Vraag 82

Locatie

Bezetting op 24 mei 2024

AALDEN – witte zandpad

499

AKERSLOOT – geesterweg

78

ALMELO – schouwburgplein

107

ALMELO – vriezenveenseweg

305

ALMERE – baltimoreplein

67

ALMERE – engelse mijl

1.219

ALMERE – markerkant 15

151

ALTEVEER GEM NOORDENVELD – melkweg

28

AMERSFOORT – barchman wuytierslaan

510

AMERSFOORT – de brand

151

AMERSFOORT – ruimtevaart

44

AMERSFOORT – terschellingkade

14

AMSTELVEEN – bouwerij

60

AMSTERDAM – aletta jacobslaan

147

AMSTERDAM – bloemstraat

44

AMSTERDAM – hogehilweg

860

AMSTERDAM – luttenbergweg

149

AMSTERDAM – oude haagseweg

85

AMSTERDAM – tafelbergweg

100

AMSTERDAM – westerhoofd

1.545

AMSTERDAM – willem de zwijgerlaan

300

AMSTERDAM – willinklaan

627

AMSTERDAM – wiltzanghlaan

66

APELDOORN – christiaan geurtsweg

22

APELDOORN – deventerstraat

397

ARNHEM – amsterdamseweg

50

ARNHEM – elderhofseweg

362

ARNHEM – Europaweg

153

ARNHEM – frombergstraat

22

ARNHEM – groningensingel

409

ARNHEM – nieuwe kade

870

ARNHEM – velperweg

19

ASSEN – balkenweg

87

ASSEN – de haar

554

ASSEN – graswijk

50

ASSEN – schepersmaat

993

BAARN – amsterdamsestraatweg

89

BAEXEM – exaeten

562

BALK – wikelerdyk

507

BARENDRECHT – zuider carnisseweg

60

BEEK GEM MONTFERLAND – sint jansgildestraat

37

BEEKBERGEN – schalterdalweg

159

BEETSTERZWAAG – beetsterweg

20

BERG EN DAL – zevenheuvelenweg

60

BERGEN NH – dorpsstraat

15

BERGEN OP ZOOM – gertrudisboulevard

18

BERGSCHENHOEK – tobias asserlaan

58

BLARICUM – rijksstraatweg

188

BLESKENSGRAAF CA – melkweg

83

BODEGRAVEN – goudseweg

100

BORGER – hoofdstraat

2

BOXMEER – spoorstraat

49

BREDA – dr. batenburglaan

29

BREDA – hooghout

6

BREDA – nassausingel

77

BRIELLE – voorstraat

5

BROEKHUIZENVORST – blitterswijckseweg

284

BRUMMEN – zutphensestraat

20

BUDEL – randweg-oost

1.467

BURGH-HAAMSTEDE – torenweg

18

BURGUM – elingsloane

644

CADIER EN KEER – pater kustersweg

96

CALLANTSOOG – abbestederweg

2

CAPELLE AAN DEN IJSSEL – barbizonlaan

88

CULEMBORG – bellweg

108

DALFSEN – haersolteweg

48

DE MEERN – meentweg

17

DEDEMSVAART – hoofdvaart

7

DEELEN – delenseweg

194

DELDEN – sportlaan

50

DELFT – kleveringweg

170

DELFT – manderspark

209

DELFZIJL – zwet

670

DEN HELDER – burg ritmeesterweg

559

DEN HELDER – doggersvaart

38

DEN HELDER – jacob van heemskerckstr

20

DEN HELDER – nieuweweg

367

DEURNE – vlierdenseweg

29

DEVENTER – deventerweg

59

DEVENTER – maagdenburgstraat

57

DIESSEN – esbeeksedijk

40

DIEVER – achterstraat

23

DIEVER – bosweg

50

DONGEN – de nestel

144

DRACHTEN – burmanialaan

12

DRACHTEN – noorderend

592

DRACHTEN – oprijlaan

223

DRACHTEN – ringweg

20

DRIEHUIS NH – duin- en kruidbergerweg

88

DRONTEN – vossemeerdijk

1.291

DROUWENERMOND – zuiderdiep

3

DRUTEN – scharenburg

104

DUIVEN – impuls

164

DUIVEN – nieuwgraaf

93

DWINGELOO – lhee

4

ECHT – pepinusbrug

414

EDE – galvanistraat

131

EELDE – burg. j.g. legroweg

81

EEMNES – goyergracht zuid

32

EERBEEK – prof. weberlaan

20

EGMOND-BINNEN – noordvelderweg

31

EINDHOVEN – anthony fokkerweg

44

EINDHOVEN – kanaaldijk-zuid

92

EINDHOVEN – keizersgracht

79

EINDHOVEN – sliffertsestraat

210

EMMEN – wilhelmsweg

711

ENSCHEDE – hengelosestraat

21

ENSCHEDE – vliegveldweg

500

EPE – dellenweg

271

ETTEN-LEUR – trivium

19

EXLOO – hoofdstraat

24

EXLOO – valtherweg

27

FARMSUM – hogelandsterweg

145

FRANEKER – burg j dijkstraweg

4

GELDROP – appelaar

54

GIETEN – verlengde asserstraat

75

GILZE – prinsenbosch

946

GOES – anthony fokkerstraat

444

GOIRLE – tilburgseweg

66

GORINCHEM – vroedschapstraat

281

GOUDA – groningenweg

207

GOUTUM – wergeasterdyk

110

GROESBEEK – kasteelhof

54

GRONINGEN – Europaweg

371

GRONINGEN – gideonweg

141

GRONINGEN – j.a. de bree-meijerstr

5

GRONINGEN – johan van zwedenlaan

17

GRONINGEN – koningsweg

20

GRONINGEN – oostersingel

8

GRONINGEN – peizerweg

80

GRONINGEN – pop dijkemaweg

3

GRONINGEN – protonstraat

60

GRONINGEN – rabenhauptstraat

8

GRONINGEN – sint-petersburgweg

110

HAAKSBERGEN – molenstraat

28

HAARLEM – conradkade

184

HAARLEM – laan van decima

91

HAARLEM – spaarndamseweg

139

HAARLEM – stationsplein

102

HAARLEM – toekanweg

150

HAASTRECHT – provincialeweg oost

80

HARDERWIJK – graaf ottolaan

769

HARLINGEN – nieuwe vissershaven

157

HEEG – it eilan

124

HEEMSERVEEN – jachthuisweg

704

HEERENVEEN – lariks

7

HEERHUGOWAARD – gildestraat

51

HEERHUGOWAARD – van noortwijklaan

596

HEERLEN – imstenrade

424

HEILOO – kennemerstraatweg

74

HELMOND – mierloseweg

40

HELMOND – nachtegaallaan

71

HELMOND – scheepsboulevard

23

HELMOND – torenstraat

50

HENDRIK-IDO-AMBACHT – noordeinde

219

HENGELO OV – bornsestraat

111

HENGELO OV – havezatenlaan

246

HENGELO OV – hazenweg

147

HILVERSUM – emmastraat

172

HOENDERLOO – woeste hoefweg

205

HOLTEN – burg van der borchstraat

3

HOOFDDORP – planeetbaan

500

HOOFDDORP – rijksweg a4

475

HOOGEVEEN – kinholtsweg

931

HOORN NH – westfriese parkweg

24

HUIS TER HEIDE UT – hobbemalaan

259

HUIZEN – mastspoor

4

HULST – kreekzoom

45

KAATSHEUVEL – dodenauweg

147

KAMPEN – cellesbroeksweg

19

KAMPEN – industrieweg

81

KAMPERLAND – patrijzenlaan

8

KATWIJK ZH – 1e mientlaan

560

KATWOUDE – wagenweg

226

KERKRADE – roda j.c. ring

19

KRIMPEN AAN DEN IJSSEL – haven

143

LANDSMEER – noordeinde

4

LEERSUM – hoogstraat

584

LEEUWARDEN – heliconweg

540

LEIDEN – boshuizerlaan

5

LEIDEN – doezastraat

3

LEIDEN – haagse schouwweg

327

LEIDEN – kaiserstraat

5

LEIDEN – smaragdlaan

120

LEIDEN – stalpaerthof

2

LEIDEN – van vollenhovenkade

4

LEIDERDORP – elisabethhof

89

LEKKERKERK – kerkweg

19

LEMELERVELD – ambachtsweg

104

LEUSDEN – philipsstraat

107

LIJNDEN – melbournestraat

245

LOCHEM – paasberg

61

LOOZEN – roskampweg

78

LUTTELGEEST – oosterringweg

974

MAASBREE – middenpeelweg

280

MAASSLUIS – govert van wijnkade

69

MAASTRICHT – B8

16

MAASTRICHT – forum

58

MAASTRICHT – francois de veijestraat

638

MAASTRICHT – limburglaan

41

MAASTRICHT – marienwaard

80

MAASTRICHT – sibemaweg

45

MARKELO – j. ooststraat

75

MEPPEL – zomerdijk

192

MIDDELBURG – laurens stommesweg

301

MIDDELBURG – podium

179

MUSSELKANAAL – de brink

425

NIETAP – frans halsstraat

7

NIEUWEGEIN – symfonielaan

197

NIJKERK – berencamperweg

16

NIJMEGEN – dommer v poldersveldtweg

420

NIJMEGEN – stieltjesstraat

125

NIJMEGEN – winkelsteegseweg

298

NOORDWIJKERHOUT – langelaan

35

NOOTDORP – gildeweg

122

NUENEN – jan van schijnveltlaan

49

NULAND – rijksweg

29

NUNSPEET – elspeterweg

100

ODOORN – boshof

8

ODOORN – hoofdstraat

18

OEGSTGEEST – mauritslaan

4

OEGSTGEEST – rhijngeesterstraatweg

176

OIRSCHOT – oerlesedijk

119

OISTERWIJK – duinenweg

72

OISTERWIJK – gemullehoekenweg

19

OISTERWIJK – kievitsblekweg

424

OMMEN – chevalleraustraat

39

OMMEN – strangeweg

33

OOSTERBEEK – nico bovenweg

119

OOSTERHOUT NB – beneluxweg

60

OOSTERHOUT NB – elschot

69

OOSTERWOLDE FR – rikkingahof

177

OSS – lievekamplaan

205

OSS – nelson mandelaboulevard

19

OSS – palestrinastraat

39

PAPENDRECHT – poldermolen

91

PAPENDRECHT – seringenstraat

50

PATERSWOLDE – groningerweg

4

PATERSWOLDE – mw. bahler-boermalaan

149

PUTTE – bosweg

83

RAAMSDONKSVEER – hoge veer

35

REKKEN – panovenweg

44

REUSEL – turnhoutseweg

38

RIDDERKERK – haven

90

RIJSBERGEN – bredaseweg

187

RIJSSEN – burg knottenbeltlaan

10

RIJSSEN – rozengaarde

7

RODEN – touwslager

12

ROERMOND – maalbroek

98

ROSMALEN – burgemeester burgerslaan

19

ROTTERDAM – aelbrechtskade

124

ROTTERDAM – hanrathstraat

2

ROTTERDAM – maashaven z.z.

110

ROTTERDAM – marconistraat

1.416

ROTTERDAM – schiehaven

167

ROTTERDAM – sint-jobshavenkade

91

ROTTERDAM – walenburgerweg

35

RUCPHEN – kozijnenhoek

116

SCHAGEN – priggeweg

247

SCHALKHAAR – frieswijkerweg

624

SCHIEDAM – buitenhavenweg

51

SCHIEDAM – hargalaan

40

SCHIJNDEL – heidebloemstraat

86

SCHIJNDEL – markt

147

SCHOORL – heereweg

2

’S-GRAVENDEEL – kilweg

390

’S-GRAVENHAGE – boterstraat

41

’S-GRAVENHAGE – jupiterkade

52

’S-GRAVENHAGE – kranenburgweg

4

’S-GRAVENHAGE – laan van meerdervoort

87

’S-GRAVENHAGE – molenstraat

39

’S-GRAVENHAGE – regulusweg

630

’S-GRAVENHAGE – zeekant

88

’S-HERTOGENBOSCH – gemaalweg

141

’S-HERTOGENBOSCH – pettelaarpark

250

SINT-OEDENRODE – koeveringsedijk

68

SITTARD – zurichstraat

286

SLIEDRECHT – industrieweg

54

SNEEK – jancko douwamastraat

589

SOEST – birkstraat

94

SPIER – oude postweg

67

SPIJKENISSE – industriestraat

25

SPRANG-CAPELLE – bevrijdingsweg

18

ST.-ANNAPAROCHIE – middelweg-west

418

STEIN – dieterenstraat

51

STELLENDAM – meester snijderweg

133

SWEIKHUIZEN – moorheide

244

TER APEL – ter apelervenen

2.567

TERNEUZEN – oostkant

81

TERNEUZEN – peter van anrooylaan

35

THOLEN – molenvlietsedijk

63

THORN – hoogstraat

9

TIEL – laan van westroijen

99

TILBURG – baden powelllaan

10

TILBURG – dokter bloemenlaan

60

TILBURG – stationsstraat

22

TYNAARLO – koopmansweg

28

UDEN – rondweg

291

UITHOORN – arthur van schendellaan

30

UITHUIZEN – dingeweg

226

UTRECHT – biltsestraatweg

328

UTRECHT – bizetlaan

39

UTRECHT – graadt van roggenweg

116

UTRECHT – joseph haydnlaan

546

UTRECHT – pahud de mortangesdreef

281

UTRECHT – ravellaan

40

VEENDAM – lloydsweg

99

VEENENDAAL – wageningselaan

227

VEENHUIZEN – oude asserstraat

44

VELDHOVEN – turfweg

192

VELP GLD – arnhemsestraatweg

140

VELP NB – intendanceplantsoen

600

VELSEN-NOORD – wijkermeerweg

294

VENLO – emmastraat

45

VIANEN UT – lage biezenweg

100

VLAARDINGEN – westlandseweg

38

VLEDDER – brink

128

VLISSINGEN – oosterhavenweg

567

VOERENDAAL – bergseweg

297

VOORSCHOTEN – veurseweg

173

VRIES – oude rijksweg

40

VRIES – sportlaan

27

WAALRE – willibrorduslaan

142

WADDINXVEEN – poolster

7

WAGENINGEN – bosrandweg

274

WAGENINGEN – het stek

116

WAGENINGEN – keijenbergseweg

353

WAGENINGEN – lawickse allee

45

WASSENAAR – duinrell

916

WERVERSHOOF – vok koomenweg

202

WESTERHAAR-VRIEZENVEENSE – webbinkstraat

5

WIERDEN – vlierdijk

15

WIERDEN – ypeloweg

56

WIJK AAN ZEE – relweg

4

WINSCHOTEN – mr. d.u. stikkerlaan

175

WINSUM GN – schouwerzijlsterweg

264

WINTERSWIJK – amstelstraat

426

WOLFHEZE – wolfhezerweg

123

ZAANDAM – rijshoutweg

546

ZANDVOORT – burg van alphenstraat

23

ZEEGSE – schipborgerweg

10

ZEEWOLDE – bosruiterweg

593

ZEIST – kampweg

397

ZEVENAAR – hunneveldweg

275

ZIERIKZEE – grachtweg

50

ZOETERMEER – rokkeveenseweg

618

ZUIDOOSTBEEMSTER – purmerenderweg

62

ZUIDWOLDE DR – hoofdstraat

43

ZUTPHEN – voorsterallee

734

ZWIJNDRECHT – veerweg

212

ZWOLLE – dokter van deenweg

45

ZWOLLE – hertsenbergweg

46

ZWOLLE – meeuwenlaan

286

ZWOLLE – stadionplein

19

Totaal

67.240

Type opvang

Bezetting op 24 mei 2024

Regulier

34.105

Noodopvang

27.889

Crisis Noodopvang / Tijdelijke Gemeentelijke opvang

5.194

onbekend/overig

52

Eindtotaal

67.240

Land van herkomst

Bezetting op 24 mei 2024

Afghanistan

1.349

Albanie

19

Algerije

386

Angola

63

Argentinie

2

Armenie

91

Azerbeidzjan

241

Bahrein

8

Bangladesh

45

Barbados

1

Belarus (Wit-Rusland)

111

Benin

48

Bolivia

2

Bondsrepubliek Duitsland

1

Bosnië en Herzegovina

12

Brazilie

7

Bulgarije

2

Burkina Faso

20

Burma

1

Burundi

40

Cambodja

4

Centraal-Afrikaanse Republiek

3

Chili

5

China

603

Colombia

1.090

Comoren

2

Cuba

27

Cyprus

1

Democratische Republiek Congo

5

Djibouti

9

Dominica

2

Dominicaanse Republiek

8

Duitsland

5

Ecuador

31

Egypte

640

El Salvador

90

Equatoriaal-Guinea

4

Eritrea

3.737

Estland

1

Ethiopie

790

Filipijnen

21

Frankrijk

2

Gabon

1

Gambia

569

Gazastrook en Westelijke Jordaanoever

63

Georgie

85

Ghana

72

Griekenland

8

Groot-Brittanie

2

Guatemala

2

Guinee

394

Guinee-Bissau

12

Guyana

4

Haiti

23

Honduras

10

India

64

Indonesie

6

Irak

4.162

Iran

2.242

Israel

72

Ivoorkust

68

Jamaica

27

Japan

1

Jemen

3.570

Joegoslavie

6

Jordanie

234

Kameroen

112

Kazachstan

54

Kenya

71

Koeweit

59

Kongo

129

Kongo Kinshasa

1

Kosovo

7

Kyrgyzstan

13

Land onbekend

735

Laos

2

Libanon

204

Liberia

61

Libie

388

Litouwen

1

Madagaskar

4

Malawi

9

Maleisie

5

Mali

43

Marokko

308

Mauretanie

11

Mauritius

2

Mexico

15

Moldavie

341

Mongolie

14

Mozambique

4

Myanmar

89

Namibie

7

Nederland

18

Nepal

7

Nicaragua

66

Niger

16

Nigeria

1.963

Noord-Korea

10

Noord-Macedonie

8

Noorwegen

1

Oekraine

235

Oezbekistan

77

Oman

1

Pakistan

1.281

Palau

1

Palestijnse Autoriteit

101

Panama

1

Perlis

1

Peru

62

Polen

3

Portugal

1

Qatar

4

Rusland

782

Rwanda

29

Saudi-Arabie

207

Senegal

45

Servië

21

Sierra Leone

583

Singapore

1

Soedan

1.089

Somalie

3.308

Sovjetunie

10

Spanje

2

Sri Lanka

114

Statenloos

81

Suriname

9

Swaziland

2

Syrie

27.156

Tadzjikistan

67

Tanzania

38

Thailand

3

Timor Leste

1

Togo

7

Trinidad En Tobago

31

Tsjaad

17

Tunesie

141

Turkije

4.400

Turkmenistan

26

Turks- en Caicoseilanden

3

Uganda

734

Uruguay

1

Venezuela

341

Verenigde Arabische Emiraten

81

Verenigde Staten

3

Vietnam

13

Zaire

6

Zambia

7

Zimbabwe

56

Zuid-Afrika

31

Zuid-Korea

1

Zuid-Soedan

20

Zuidwest Afrika

1

Totaal

67.240

Leeftijd Categorie

Bezetting op locatie

op 24-05-2024

0 t/m 3

2.279

4 t/m 11

5.047

12 t/m 17

8.012

18 t/m 24

13.710

25 t/m 29

10.149

30 t/m 34

8.196

35 t/m 39

6.253

40 t/m 44

4.817

45 t/m 49

3.665

50 t/m 54

2.378

55 t/m 59

1.341

60 t/m 64

687

65+

706

Totaal

67.240

Geslacht

Bezetting op locatie

op 24-05-2024

Mannelijk

49.209

Vrouwelijk

18.011

Onbekend

20

Totaal

67.240

Vraag 84

Beloning plus ontkostenvergoeding (belast

Voorzieningen t.b.v. beloningen betaalbaar op termijn

Totale bezoldiging in 2023

Individueel toepasselijk bezoldigingsmaximum

€ 167.740

€ 22.509

€ 190.249

€ 223.000

Vraag 87

Subsidie

Subsidie ontvanger

Griekenland 2020–2023

Stichting Movement on the Ground

MOO (Medische Opvang Ongedocumenteerden)

Stichting A.S.K.V.

project Uitvinders 2022

Nationale Stichting ter Bevordering van Vrolijkheid

Welcoming Equality 2023–2025

Federatie COC Nederland

EES op AAS

Schiphol Nederland

Kunstlab 2023–2025

Nationale Stichting ter Bevordering van Vrolijkheid

Supporting unaccompanied Migrant children at the Greek Borders / Contibution 2023

International Organization For Migration IOM

LIV 2023

Stichting FIER

Beschikking Rode Kruis 2022

Rode Kruis

Vraag 94

Nationaliteit (veilig land in top 15)

Aantal verdachten

Percentage van het totaal aantal verdachten

Marokkaanse

400

17%

Tunesische

140

6%

Overige nationaliteiten1

1.780

77%

Totaal

2.320

100%

Bron: WODC-rapport «Incidenten en misdrijven door bewoners van COA- en crisisnoodopvanglocaties 2017–2022» (Tweede Kamer, vergaderjaar 2022–2023, 19 637, nr. 3124).

X Noot
1

Hierin kunnen ook verdachten zitten met een nationaliteit van een veilig land van herkomst die buiten de top 15 valt. De aantallen zijn echter klein. De groep van overige nationaliteiten kan binnen de gestelde termijn niet verder worden uitgesplitst.

Vraag 96

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Eindtotaal

1,6

1,3

2,1

1,4

1,1

1,2

1,4

1,6

1,4

Vraag 97

jaar

immigratie totaal (a)

waarvan gezinsmigratie regulier

met niet-EU/EFTA nationaliteit (b)

met EU/EFTA nationaliteit (c)

2010

154.432

18.780

18.480

2011

162.962

18.285

20.440

2012

158.374

14.890

21.075

2013

164.772

15.975

22.170

2014

182.949

17.190

23.655

2015

204.615

17.250

23.905

2016

230.739

20.130

25.640

2017

234.957

24.315

26.805

2018

243.737

26.915

29.085

2019

269.064

29.660

32.955

2020

220.853

21.285

29.390

2021

252.528

29.615

29.350

2022

403.108

39.615

nnb

2023*

332.864

nnb

nnb

Bron: CBS Statline. Tabellen: (a) «Bevolkingsontwikkeling; regio per maand»; (b) «Immigranten niet EU/EFTA; migratiemotief, sociaaleconomische categorie»; (c) «Immigranten EU/EFTA afgeleid migratiedoel, sociaaleconomische categorie».

In de CBS-tabel «Immigranten niet EU/EFTA; migratiemotief, sociaaleconomische categorie» wordt nareis asiel meegeteld bij het migratiemotief asiel en kan dit niet separaat worden weergegeven. Wel zijn gegevens beschikbaar over het aantal aangevraagde verblijfsvergunningen voor asiel nareis vanaf 2013. Deze verblijfsvergunning wordt in beginsel door de nareiziger bij de IND aangevraagd na inreis in Nederland.

jaar

Aanvragen asiel nareis

2013

3.630

2014

5.355

2015

13.845

2016

11.815

2017

14.490

2018

6.465

2019

4.180

2020

3.865

2021

10.120

2022

10.925

2023*

10.125

Bron: CBS StatLine, tabel «Asielverzoeken; nationaliteit, vanaf 1975»

Vraag 98

Onderstaande tabel geeft inzicht in het gemiddelde inwilligingspercentage over de jaren 2010 t/m 2023 per EU land.

Tabel 1: Het gemiddelde inwilligingspercentage over de jaren 2010 t/m 2023 per EU land. Uitzondering is Kroatië, voor dit land is het gemiddelde inwilligingspercentage berekend als percentage over de jaren 2012 t/m 2023. (Bron: Eurostat, peildatum: 24 mei 2024)

Land

gem. inwilligingspercentage

België

40%

Bulgarije

54%

Tsjechië

27%

Denemarken

50%

Duitsland

45%

Estland

47%

Ierland

49%

Griekenland

32%

Spanje

38%

Frankrijk

23%

Kroatië

22%1

Italië

44%

Cyprus

37%

Letland

35%

Litouwen

37%

Luxemburg

43%

Hongarije

30%

Malta

56%

Nederland

59%

Oostenrijk

51%

Polen

29%

Portugal

51%

Roemenië

35%

Slovenië

35%

Slowakije

49%

Finland

46%

Zweden

43%

X Noot
1

Let wel dat ervoor Kroatië geldt dat er voor de jaren 2010 en 2011 geen cijfers bekend zijn.

Het gemiddelde inwilligingspercentage voor Kroatië is berekend als percentage over de jaren 2012 t/m 2023.

Vraag 105

Jaar

Zelfstandig vertrek

Gedwongen vertrek

Zelfstandig vertrek zonder toezicht

Totaal ketenbreed vertrek

2010

3.770

8.110

11.160

23.040

2011

4.180

6.710

10.660

21.550

2012

4.130

6.040

10.710

20.880

2013

3.670

4.860

7.310

15.840

2014

4.130

4.390

7.490

16.010

2015

4.650

4.410

7.550

16.610

2016

6.510

6.410

11.990

24.910

2017

2.870

6.120

12.020

21.000

2018

3.580

6.090

12.060

21.730

2019

5.320

6.870

13.940

26.130

2020

5.520

4.200

9.770

19.490

2021

4.730

5.120

8.710

18.560

2022

8.360

2.960

8.010

19.320

2023

10.200

5.450

7.590

23.240

Bron: Ministerie van Justitie en Veiligheid, KMI+. Peildatum: 27 mei 2024

Cijfers zijn afgerond op tientallen.

Vraag 115

 

Huidige

Migratiepact

Hervestiging

N.v.t.1

Verordening (EU) 2024/1350 van het Europees Parlement en de Raad van 14 mei 2024 tot vaststelling van een Uniekader voor hervestiging en toelating op humanitaire gronden, en tot wijziging van Verordening (EU) 2021/1147

     

Opvang

Richtlijn 2013/33/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot vaststelling van normen voor de opvang van verzoekers om internationale bescherming

Richtlijn (EU) 2024/1346 van het Europees Parlement en de Raad van 14 mei 2024 tot vaststelling van normen voor de opvang van verzoekers om internationale bescherming2

     

Kwalificatie

Richtlijn 2011/95/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 inzake normen voor de erkenning van onderdanen van derde landen of staatlozen als personen die internationale bescherming genieten, voor een uniforme status voor vluchtelingen of voor personen die in aanmerking komen voor subsidiaire bescherming, en voor de inhoud van de verleende bescherming

Verordening (EU) 2024/1347 van het Europees Parlement en de Raad van 14 mei 2024 inzake normen voor de erkenning van onderdanen van derde landen of staatlozen als personen die internationale bescherming genieten, voor een uniforme status voor vluchtelingen of voor personen die voor subsidiaire bescherming in aanmerking komen, en voor de inhoud van de verleende bescherming, tot wijziging van Richtlijn 2003/109/EG van de Raad en tot intrekking van Richtlijn 2011/95/EU van het Europees Parlement en de Raad

     

Dublin/AMMR

Verordening (EU) nr. 604/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend

Verordening (EU) 2024/1351 van het Europees Parlement en de Raad van 14 mei 2024 betreffende asiel- en migratiebeheer, tot wijziging van de Verordeningen (EU) 2021/1147 en (EU) 2021/1060 en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 604/2013

     

Procedure

Richtlijn 2013/32/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende gemeenschappelijke procedures voor de toekenning en intrekking van de internationale bescherming

Verordening (EU) 2024/1348 van het Europees Parlement en de Raad van 14 mei 2024 tot vaststelling van een gemeenschappelijke procedure voor internationale bescherming in de Unie en tot intrekking van Richtlijn 2013/32/EU

     

Screening

N.v.t.

Verordening (EU) 2024/1352 van het Europees Parlement en de Raad van 14 mei 2024 tot wijziging van Verordeningen (EU) 2019/816 en (EU) 2019/818, met het oog op de invoering van de screening van onderdanen van derde landen aan de buitengrenzen

     
 

N.v.t.

Verordening (EU) 2024/1356 van het Europees Parlement en de Raad van 14 mei 2024 tot invoering van de screening van onderdanen van derde landen aan de buitengrenzen en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 767/2008, (EU) 2017/2226, (EU) 2018/1240 en (EU) 2019/817

     

CrisisVo

N.v.t.

Verordening (EU) 2024/1359 van het Europees Parlement en de Raad van 14 mei 2024 betreffende de aanpak van crisis- en overmachtsituaties op het gebied van migratie en asiel en tot wijziging van Verordening (EU) 2021/1147

     

Eurodac

Verordening (EU) nr. 603/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 26 juni 2013 betreffende de instelling van «Eurodac» voor de vergelijking van vingerafdrukken ten behoeve van een doeltreffende toepassing van Verordening (EU) nr. 604/2013 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend en betreffende verzoeken van rechtshandhavingsinstanties van de lidstaten en Europol om vergelijkingen van Eurodac-gegevens ten behoeve van rechtshandhaving, en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1077/2011 tot oprichting van een Europees Agentschap voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht

Verordening (EU) 2024/1358 van het Europees Parlement en de Raad van 14 mei 2024 betreffende de instelling van «Eurodac» voor de vergelijking van biometrische gegevens om de Verordeningen (EU) 2024/1351 en (EU) 2024/1350 van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn 2001/55/EG van de Raad doeltreffend toe te passen en om illegaal verblijvende onderdanen van derde landen en staatlozen te identificeren en betreffende verzoeken van rechtshandhavingsinstanties van de lidstaten en Europol om vergelijkingen van Eurodac-gegevens ten behoeve van rechtshandhaving, tot wijziging van de Verordeningen (EU) 2018/1240 en (EU) 2019/818 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 603/2013 van het Europees Parlement en de Raad

     

Grensterugkeer

N.v.t.

Verordening (EU) 2024/1349 van het Europees Parlement en de Raad van 14 mei 2024 tot vaststelling van een terugkeergrensprocedure en tot wijziging van Verordening (EU) 2021/1148

X Noot
1

Met n.v.t. (niet van toepassing) wordt aangegeven dat de desbetreffende verordening van het EU-migratiepact geen verordening is onder de nu nog geldende set verordeningen/richtlijnen van het Gemeenschappelijk Europees asielstelsel (GEAS).

X Noot
2

Richtlijn 2013/33/EU wordt voor de lidstaten die zijn gebonden door de onderhavige richtlijn ingetrokken met ingang van 12 juni 2026 (artikel 36).

Naar boven