29 344 Terugkeerbeleid

Nr. 155 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 januari 2024

In het commissiedebat vreemdelingen- en asielbeleid van 20 december jl. (Kamerstuk 19 637, nr. 3199) heb ik toegezegd uw Kamer te informeren over de terugkeersamenwerking van Nederland met derde landen. In deze brief doe ik die toezegging gestand door in te gaan op de verschillende factoren die van invloed zijn op effectieve terugkeer, hoe gekomen wordt tot een oordeel over de mate van medewerking van derde landen aan terugkeer, evenals op de instrumenten die het kabinet inzet om terugkeersamenwerking met derde landen te verbeteren.

Factoren daadwerkelijk vertrek

Verschillende factoren dragen bij aan het realiseren van daadwerkelijk vertrek zowel aan de zijde van Nederland, als derde landen en de vreemdeling. Medewerking van de vreemdeling is essentieel. Vreemdelingen die daartoe bereid zijn, en kunnen aantonen wie zij zijn, kunnen vrijwel altijd terugkeren. Daarnaast zijn er vreemdelingen zonder rechtmatig verblijf die Nederland niet willen verlaten en niet bereid zijn mee te werken aan terugkeer, dan kan worden overgegaan tot gedwongen vertrek. De vreemdeling kan ook dit proces frustreren door bijvoorbeeld uit beeld te verdwijnen, opvolgende asielprocedures te starten en/of niet mee te werken aan de nationaliteitsvaststelling.

Een andere belangrijke factor is de medewerking van derde landen. In de praktijk werken derde landen vrijwel altijd mee aan vrijwillig vertrek. Voor vreemdelingen in het gedwongen vertrekproces vraagt de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) het vermoedelijke land van herkomst de nationaliteit vast te stellen, en vervolgens een vervangend reisdocument voor terugkeer te verstrekken. In de regel is de samenwerking goed als een herkomstland voortvarend meewerkt aan verzoeken van de DT&V. Ondanks de internationaal breed gedeelde consensus dat landen hun eigen onderdanen dienen terug te nemen, zijn er landen die niet of onvoldoende meewerken aan gedwongen terugkeer.

Het is lastig om een eenduidige lijst te maken van landen die wel of niet goed meewerken aan terugkeer. Eerder is er sprake van een glijdende schaal van enerzijds landen die zeer goed meewerken en anderzijds landen die nauwelijks meewerken en/of zeer passief of traag reageren op verzoeken in dat kader. Daarnaast verandert de mate van medewerking over de tijd, en kan het delen van specifieke landen een negatief effect hebben op de lopende trajecten waarmee het kabinet de terugkeersamenwerking probeert te verbeteren.

Instrumentarium

Het kabinet zet zich ervoor in om zoveel als mogelijk vreemdelingen zonder rechtmatig verblijf te laten terugkeren. In dat kader worden verschillende instrumenten ingezet om de terugkeersamenwerking te verbeteren, zowel in bilateraal, als in EU verband. Het kabinet zet onder andere in op het ontwikkelen van brede gelijkwaardige en duurzame partnerschappen met voor Nederland belangrijke landen van herkomst- en transit waar samenwerking op het gebied van terugkeer een onderdeel van kan zijn. De voortgang die is geboekt ten aanzien van het verbeteren van de terugkeersamenwerking binnen het brede partnerschap met Marokko is daar een goed voorbeeld van1. Een ander voorbeeld is Nigeria, waarbij het partnerschap bijdraagt aan de continuering en versterking van de reeds goede samenwerking op terugkeer. Ook wordt er zowel in EU, als in Benelux verband, met landen gewerkt aan het sluiten van terug- en overname overeenkomsten (T&O). Op 9 januari jl. is er bijvoorbeeld een T&O gesloten tussen de Benelux en Mongolië. Ook wordt er met alle relevante derde landen op operationeel niveau gewerkt aan de terugkeersamenwerking.

Voor landen die onvoldoende meewerken kan het kabinet inzetten op maatregelen in EU verband. Dat heeft sterk de voorkeur aangezien de gehele EU simpelweg meer gewicht in de schaal legt dan een enkele EU-lidstaat. Denk hierbij aan de mogelijkheid om visummaatregelen te treffen onder artikel 25bis van de Visumcode. Zo nam de JBZ-Raad – op voorstel van de Europese Commissie – in 2021 visummaatregelen tegen Gambia, waardoor de terugkeersamenwerking verbeterde. Daarnaast zijn er door de Europese Commissie voorstellen gedaan voor visummaatregelen tegen Bangladesh, Ethiopië, Irak en Senegal. Binnen deze context werkt het kabinet met o.a. Ethiopië en Senegal aan het verbeteren van de terugkeersamenwerking. Ook zet het kabinet zich ervoor in om in de herziening van het Algemeen Preferentieel Stelsel, waaronder bepaalde ontwikkelingslanden tariefpreferenties genieten, een koppeling op te nemen met terugkeersamenwerking.

Tevens wordt regelmatig een combinatie van verschillende instrumenten ingezet. Zo werkt Nederland via operationele, diplomatieke en EU wegen aan een verbetering van de samenwerking met derde landen als Guinee en Somalië. Als laatste merkt het kabinet op dat er ook landen zijn waarvoor het handelingsperspectief om met name gedwongen vertrek te bevorderen zeer beperkt is. Bijvoorbeeld wanneer er niet of nauwelijks diplomatieke relaties met het land zijn of omdat vreemdelingen bij terugkeer reëel risico lopen op ernstige schade zoals op dit moment het geval is bij Syrië.

Het kabinet zet zich via deze sporen blijvend in om de terugkeersamenwerking met landen van herkomst te behouden dan wel te verbeteren zodat vreemdelingen zonder rechtmatig verblijf een toekomst buiten Nederland tegemoet kunnen gaan.

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, E. van der Burg


X Noot
1

Tweede Kamer, vergaderjaar 2023–2024, 30 573, nr. 207

Naar boven