35 420 Noodpakket banen en economie

Nr. 531 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 december 2023

Met deze brief informeer ik uw Kamer mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen en de Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst over het rapport van de aanjager problematische schulden voor ondernemers. De heer Bruno Tideman is in september 2022 als aanjager aanpak problematische schulden voor ondernemers aangesteld voor een periode van een jaar. Zijn opdracht was het versterken van de regievoering over de aanpak van problematische schulden van ondernemers en het aanjagen van oplossingen voor problematische schuldensituaties van door de coronacrisis getroffen ondernemers. Het kabinet weet dat ondernemers een moeilijke periode achter de rug hebben en begrijpt dat de weg naar herstel in deze tijd extra uitdagend is. We zijn daarom blij om het rapport van de heer Tideman te ontvangen. Namens het Kabinet wil ik de heer Tideman hartelijk danken voor het rapport en de inzichten die hieruit voortkomen. In deze brief vindt uw Kamer een reactie op dit rapport en de daarin opgenomen aanbevelingen. Deze brief richt zich hoofdzakelijk op de aanbevelingen die ondanks de demissionaire status van het kabinet direct kunnen worden uitgevoerd. Daarnaast informeer ik uw Kamer via deze brief ook over de tussentijdse aanbevelingen van de aanjager uit het voorjaar 2023 die, gezien hun noodzaak, al door het kabinet in gang zijn gezet. Met deze brief acht ik daarmee de motie van het lid Graus1 en de motie van het lid De Jong c.s.2 afgedaan. In de bijlage van deze brief zijn alle aanbevelingen van de aanjager met een reactie van het kabinet opgenomen.

Aanleiding en stand van zaken

Tijdens de coronacrisis hebben veel ondernemers een zware tijd doorgemaakt omdat hun onderneming direct of indirect geraakt werd door maatregelen die zijn genomen ter bescherming van de volksgezondheid. Het kabinet is ondernemers dan ook erkentelijk voor bijdrage die zij hebben geleverd in deze ongebruikelijke tijd. Om getroffen ondernemers hierin te ondersteunen heeft het kabinet een steunpakket geïntroduceerd. Dit betrof regelingen als de Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL), Noodmaatregel Overbrugging voor Werkgelegenheid (NOW) en belastinguitstel. Het effect hiervan is zichtbaar geweest met een historisch laag aantal faillissementen tijdens deze periode3. De steunmaatregelen zijn beëindigd met het eindigden van de coronacrisis. Sinds 1 april 2022 moeten ondernemers weer voldoen aan hun belastingverplichtingen. Daarnaast moeten ondernemers die van het betalingsuitstel gebruik hebben gemaakt deze coronabelastingschuld vanaf 1 oktober 2022 in termijnen aflossen, evenals eventueel te veel ontvangen TVL en NOW-subsidies. Het kabinet ziet dan ook dat sinds eind 2022 het aantal faillissementen weer oploopt. We begrijpen de zorgen die hiermee gepaard gaan omdat faillissementen niet alleen zakelijke gevolgen hebben, maar ook persoonlijke uitdagingen met zich meebrengen. Hoewel het aantal faillissementen momenteel stijgt is het aantal nog altijd relatief laag in verhouding tot het totale aantal ondernemingen en de historische faillissementscijfers van voor de coronaperiode. Achter de statistieken schuilen menselijke verhalen van veerkracht, opoffering en vastberadenheid. We willen de persoonlijke inspanning die ondernemers brengen erkennen, en begrijpen dat schulden niet alleen financiële lasten zijn, maar ook emotioneel belastend zijn.Het kabinet is zich bewust van de uitdagingen waarmee ondernemers momenteel worden geconfronteerd. We volgen de ontwikkelingen zorgvuldig om, indien nodig, gepaste maatregelen te kunnen nemen. Het kabinet streeft naar het bieden van een evenwichtige benadering tussen het voorkomen van faillissementen en het ondersteunen van ondernemers en het faciliteren van een gezonde en veerkrachtige economie.

Voortgang van de (terug)betaling

Sinds 1 oktober 2022 hebben ongeveer 266.000 ondernemers een betalingsregeling gekregen voor het aflossen van hun totale (corona)belastingschuld tot 1 april 2022, dus ook voor eventuele belastingschulden van vóór de coronacrisis. Zij mogen die schuld in beginsel in 60 maandelijkse termijnen aflossen. Daarnaast moeten zij voldoen aan hun nieuw opkomende verplichtingen. Niet alle ondernemers blijken echter in staat om de ontstane schulden af te lossen. In de Kamerbrief van 16 oktober jl. is toegelicht dat inmiddels 34.000 ondernemers niet meer deelnemen aan de betalingsregeling (bijvoorbeeld doordat deze ingetrokken is) en er ongeveer 60.000 ondernemers zijn met een betalingsachterstand4. Op peildatum 25 september 2023 hebben nog ongeveer 193.000 ondernemers een betalingsregeling voor coronabelastingschulden. Uw Kamer ontvangt in april 2024 de volgende periodieke rapportage over de stand van zaken van de betalingsregeling coronabelastingschuld, en in de tussentijd als daar aanleiding toe is.

Veel ondernemers zijn persoonlijk aansprakelijk voor hun schulden; zij zijn extra kwetsbaar. Ondernemers en ondernemingen die op dit moment geconfronteerd worden met een betalingsachterstand en die hun schulden niet kunnen betalen, kunnen wanneer aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan in aanmerking komen voor sanering van hun schulden. De Belastingdienst neemt nog tot 1 april 2024 genoegen met hetzelfde uitkeringspercentage dat aan concurrente crediteuren wordt aangeboden. Hierdoor wordt de kans vergroot dat andere schuldeisers willen meewerken aan een akkoord. Per 15 november is deze regeling aangepast, juist om bedrijfsbeëindiging via turboliquidatie verder te faciliteren.5

Ondernemers die een te hoog bedrag aan TVL-subsidie hebben ontvangen, dienen dit terug te betalen. In de laatste integrale voortgangsrapportage steunpakket met focus op NOW, TVL en fiscale steun6 staat vermeld dat 5% van de terugbetalingsregelingen voor de TVL is afgesloten voor een periode van meer dan 24 maanden. Bij de voorbereiding voor de begrotingsbehandeling is geconstateerd dat dit onjuist is opgenomen in de voortgangsrapportage.

Van de ondernemers met een betalingsregeling voor de TVL heeft 52% een betalingsregeling voor de duur van twee jaar getroffen. Daarnaast is 11% van de betalingsregelingen getroffen voor een duur variërend tussen 1 tot en met 24 maanden en 37% wordt met maatwerk vastgesteld. Hierbij wordt rekening gehouden met de omstandigheden van de ondernemer. Deze maatwerk-betalingsregelingen variëren in looptijd tussen de 25 tot en met 60 maanden.

Tussentijdse aanbevelingen (voorjaar 2023)

Voordat de aanjager zijn definitieve rapport heeft opgesteld, heeft de aanjager in mei 2023 het kabinet voorzien van een tussentijds rapport met daarin een aantal voorlopige bevindingen. Dit zodat het kabinet met enkele bevindingen al direct aan de slag kon gaan.

Activeringscampagne

In zijn voorlopige bevindingen heeft de aanjager geadviseerd om ondernemers te activeren door snel te starten met (nog) gerichte(re) communicatie bijvoorbeeld via een (social)mediacampagne. Deze aanbeveling is vanuit de Belastingdienst direct opgepakt, zoals ook in de gezamenlijke voortgangsrapportage coronasteunmaatregelen7 is gemeld. Dit heeft geleid tot een communicatiecampagne voor hulp aan ondernemers op verschillende sociale media. In samenwerking met de Kamer van Koophandel (KVK), VNO-NCW en Geldfit Zakelijk is een boodschap geformuleerd en is beeldmateriaal gemaakt.

De campagne was gericht op ondernemers met betalingsproblemen, hun directe omgeving en hun fiscaal dienstverleners, om aan te geven dat ondernemers met financiële problemen hulp kunnen krijgen. Voor hulp werd op dat moment vooral verwezen naar Geldfit Zakelijk. De campagne is verspreid onder verschillende stakeholders, met de vraag om de tekst en de beelden te gebruiken in hun nieuwsbrieven. Ook KVK, VNO-NCW, MKB Nederland, Instituut Midden- en Kleinbedrijf, SZW, NVVK8 en VNG9 hebben berichten geplaatst in nieuwsbrieven en/of sociale media. De effectiviteit hiervan was terug te zien in de daling van het aantal ondernemers die nog geen enkele actie hadden ondernomen. Waar dit voor de zomer nog circa 50 à 60 duizend ondernemers betrof, is dit over de zomer gedaald tot ongeveer 35.000.

Verlenging van het saneringsbeleid

De aanjager heeft bij de voorlopige bevindingen ook aandacht gevraagd voor een eventuele verlenging van de tijdelijke versoepeling van het saneringsbeleid van de Belastingdienst. De versoepeling houdt in dat dat de Belastingdienst bij saneringen genoegen neemt met hetzelfde uitkeringspercentage dat aan concurrente schuldeisers toekomt. Deze versoepeling is inmiddels verlengd van 1 oktober 2023 tot 1 april 2024.10 Vanuit monitoringscijfers is gebleken dat de toename van het aantal saneringsverzoeken bij de Belastingdienst later is gestart dan eerder verwacht. Met deze verlenging van de versoepeling neemt de slagingskans van saneringsakkoorden toe, omdat het voor concurrente schuldeisers aantrekkelijker wordt om eraan deel te nemen: zij ontvangen immers een hoger bedrag dan voorheen. Hierdoor is de kans groter dat in de kern levensvatbare ondernemingen blijven bestaan.

Kwijtscheldingsbeleid van het UWV

In de tussenrapportage heeft de schuldenaanjager al enkele voorlopige aanbevelingen gedaan die ondertussen onderdeel zijn geworden, of al onderdeel waren, van staand beleid of reguliere dienstverlening van het UWV. De aanjager heeft bijvoorbeeld het UWV bevraagd op haar kwijtscheldingsbeleid. Mede naar aanleiding van vragen en opmerkingen van herstructureringsdeskundigen en insolventieadvocaten, alsmede naar aanleiding van de aanbeveling van de schuldenaanjager in de tussentijdse rapportage, heeft het UWV haar kwijtscheldingsbeleid aangepast. Het gaat hierbij om een procesmatige aanpassing om sneller tot een oordeel te komen.

Samenvatting van de aanbevelingen die direct kunnen worden opgepakt

Informatie schuldhulpverlening via accountants

De aanjager raadt aan om hulpverlening vanuit het rijk die beschikbaar is voor het saneren of reorganiseren van een bedrijf bij ondernemers duidelijker aan de man te brengen door te bevorderen dat accountants die voor ondernemers met financiële problemen werken hen hierop te wijzen. Via het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat wordt deze mogelijkheid onderzocht om ondernemers op deze hulpverlening te wijzen via de branche vereniging voor accountants.

Persoonlijke contact bij invordering van schulden door de Belastingdienst

Daarnaast raadt de aanjager aan om bij de (dwang)invordering van de schulden te streven naar zoveel mogelijk persoonlijke contactmomenten met de ondernemer met schulden. Bij deze contactmomenten dient de ondernemer gewezen te worden op de hulpverlening die beschikbaar is en moet aan de ondernemer toestemming gevraagd worden voor het delen van diens contactgegevens met organisaties die de ondernemer warm kunnen doorverwijzen. Vanzelfsprekend streeft de Belastingdienst naar zoveel mogelijk persoonlijk contact met ondernemers, zeker wanneer desbetreffende zaken zoveel impact hebben. Gezien de grote aantallen ondernemers bij wie sprake is van het niet (tijdig) betalen van een belastingschuld, kan dit niet in alle gevallen. Verder kunnen bij het delen van contactgegevens formeelrechtelijke aspecten spelen die nader in kaart zouden moeten worden gebracht. Uiteraard doet de Belastingdienst er alles aan om ondernemers met betalingsproblemen zorgvuldig te ondersteunen. Met name door het bieden van handelingsperspectief, door ze bijvoorbeeld te wijzen op de mogelijke versoepelingen in de betalingsregeling voor coronabelastingschuld of door te wijzen op de mogelijkheden die een saneringsverzoek biedt. Bij schriftelijke aankondigingen van dwangmaatregelen en in contact met de Belastingtelefoon worden ondernemers verder op weg geholpen door te verwijzen naar de KVK en gemeente (voor problematische schulden) en in het kader van de begeleiding van de corona-regeling ook naar Geldfit Zakelijk.

Persoonlijke contact bij invordering van schulden door het UWV

Het UWV handelt in lijn met de aanbeveling. Dit doet zij onder andere door bij de terugvordering van te veel uitgekeerde NOW-subsidie in te zetten op zo veel mogelijk persoonlijk contact met werkgevers die (een deel van) de NOW voorschotten moeten terugbetalen. Er wordt op diverse manieren contact gezocht met de werkgevers. Dit gebeurt indien nodig meermaals, zowel per brief, via het digitale kanaal van het UWV en telefonisch. Ook voordat het UWV een vordering overdraagt aan de deurwaarder, neemt het UWV telefonisch of per brief contact op. Daarbij heeft het UWV een schulddienstverleningsteam dat in contact treedt met werkgevers met schulden om met hen indien nodig specifieke afspraken te maken rondom het terugbetalen van hun NOW schulden. Dit team verwijst werkgevers ook door naar andere (schuldhulp)organisaties en desgewenst naar de gemeentelijke schuldhulpverlening.

Persoonlijke contact bij invordering van schulden door RVO

Ook de RVO begrijpt dat in een tijd van hoge inflatie, hoge energieprijzen en lagere koopkracht het terugbetalen van TVL lastig kan zijn. Daarom heeft RVO ruime betalingsregelingen en is extra maatwerk mogelijk. Hiervoor is persoonlijk contact met de ondernemer essentieel.

RVO biedt ondernemers zo veel mogelijk maatwerk, flexibiliteit en persoonlijk contact aan, indien zij (een deel) van het verkregen voorschot aan TVL terug moeten betalen. Zo kan een ondernemer kiezen voor een terugbetaaltermijn van 6, 12, 18 of 24 maanden. Ook is een tijdelijke uitstel van betaling mogelijk en worden bedragen kleiner dan vijfhonderd euro kwijt gescholden. Indien dat nog steeds niet past bij de situatie van de ondernemer zijn er maatwerkoplossingen mogelijk tot een termijn van vijf jaar. Tussentijds kan een ondernemer ook zijn betalingsregeling aanpassen. Met elke ondernemer die moet terugbetalen wordt persoonlijk contact opgenomen. Dit gebeurt per brief, email en telefonisch. Indien na minimaal 6 pogingen van persoonlijk contact zoeken geen reactie van een ondernemer komt, gaat RVO over tot de overdracht van de vordering aan het CJIB. Meestal zijn er dan al enkele maanden verstreken. Zodra de overdracht naar het CJIB heeft plaats gevonden verstuurt RVO nog een ansichtkaart naar de ondernemer met een laatste aanbod om een betalingsregeling af te sluiten met RVO. In circa 10% van de gevallen sluit de ondernemer dan alsnog een betalingsregeling.

Vorderingsoverzicht Rijk en Betalingsregeling Rijk

Ook onderstreept de aanjager het belang om voortgang te maken met het project Vorderingenoverzicht Rijk en een gezamenlijke Betalingsregeling Rijk. Het doel van het Vorderingenoverzicht Rijk is om mensen de mogelijkheid te bieden een overzicht van hun actuele betalingsverplichtingen aan overheidsorganisaties in te zien. Zo weten mensen welke vorderingen open staan en kunnen zij op basis daarvan de noodzakelijke of gewenste acties ondernemen. De Betalingsregeling Rijk is erop gericht om te komen tot één betalingsregeling voor vorderingen bij de Rijksoverheid. De Betalingsregeling Rijk biedt een concreet en laagdrempelig handelingsperspectief in de fase voorafgaand aan de deurwaarder vanuit de gedachte: één overheidsdebiteur, één schuldenlast en één afloscapaciteit. Over beide initiatieven heeft de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen uw Kamer op 6 oktober jl. geïnformeerd dat de ambitie is dat alle partijen betrokken bij de clustering Rijksincasso11 eind 2025 bij het Vorderingenoverzicht Rijk zijn aangesloten. Het streven is dat al deze partijen in 2027 de mogelijkheid bieden om een gezamenlijke betalingsregeling aan te gaan.12 Tot die tijd zijn er betalingsregelingen per organisatie mogelijk.

Verder noemt de aanjager de pilot die de NVVK samen met het Waarborgfonds saneringskredieten is gestart een goed initiatief. Deze pilot onderzoekt de mogelijkheid van verbreding van het Waarborgfonds saneringskredieten voor ondernemers. Met een saneringskrediet lost een (gemeentelijke) kredietbank de schulden van de ondernemer bij verschillende schuldeisers in één keer af waardoor de ondernemer nog maar één schuldeiser heeft. Doel van deze pilot is om de behoefte te peilen en de feitelijke risico’s in kaart te brengen op (gemiddeld) hogere kredieten. Deze pilot loopt tot en met 31 december 2024.

Ook is een aanbeveling van de aanjager om het griffierecht van de Wet Homologatie Onderhands Akkoord (WHOA) te verlagen. Zoals is aangekondigd in een brief van de Minister voor Rechtsbescherming aan de Tweede Kamer van 27 juni jl., zal ervoor worden gezorgd dat zowel verzoeken tot homologatie van een akkoord op grond van de WHOA als verzoeken tot afwijzing van een dergelijk akkoord onder hetzelfde lagere griffierecht komen te vallen.13

Tot slot

Het kabinet begrijpt de diepgaande zorgen van veel ondernemers over de hoge energieprijzen, inflatie in het algemeen, en een uitdagende arbeidsmarkt. De impact op ondernemers kan overweldigend zijn, zeker wanneer zij daarnaast kampen met coronaschulden. Daarom worden de ontwikkelingen op dit gebied op de voet gevolgd, we zijn ons bewust zijn van de menselijke kant van deze uitdagingen. De inzet van het kabinet is erop gericht alle ondernemers met schulden te bereiken en waar mogelijk faillissementen van levensvatbare bedrijven te voorkomen. Tegelijk is het onvermijdelijk dat er bedrijven zijn die, om welke reden dan ook, in een toestand komen waarbij schuldeisers niet meer betaald kunnen worden en het ondernemingsmodel niet (meer) levensvatbaar is. Een faillissement is soms onvermijdbaar en tegengaan daarvan is dan ook geen doel op zichzelf. Het kabinet onderkent dat hoewel faillissement bij onze economie horen het voor ondernemers en hun gezinnen enorme impact kan hebben. Het stopzetten van een bedrijf, hoe noodzakelijk ook, heeft namelijk diepgaande persoonlijke gevolgen. We realiseren ons dat schulden niet alleen financiële obstakels zijn, maar ook emotionele lasten met zich meedragen. Het kabinet spant zich in om de impact van faillissementen zo veel mogelijk te beperken door goede begeleiding en hulpverlening aan ondernemers.

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, M.A.M. Adriaansens

BIJLAGE: AANBEVELINGEN IN DE EINDRAPPORTAGE VOORZIEN VAN REACTIE

De aanjager schulden doet in zijn eindrapportage verschillende aanbevelingen voor een verbeterde schuldhulpverlening aan ondernemers. Deze bijlage informeert de kamer over deze aanbevelingen en de reactie van het kabinet hierop.

1.

Verplicht de Belastingdienst om krachtens de Wgs (structurele) betalingsachterstanden van zelfstandige ondernemers te melden aan de gemeenten.

Reactie:

Voor iedereen met geldzorgen, ook voor zelfstandig ondernemers, is het cruciaal dat financiële problemen vroegtijdig gesignaleerd worden en hulp beschikbaar is. Om mensen met beginnende schuldenproblematiek sneller in beeld te hebben is per 1 januari 2021 de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs) gewijzigd, waardoor vroeg signalering duidelijker verankerd is in de wet. Naast signalen van de zorgverzekeraars, energiebedrijven, woningverhuurders en drinkwaterbedrijven biedt de wet mogelijkheden om via pilots te verkennen of aanvullende signalen de vroeg signalering verbeteren.

De Belastingdienst en Dienst Toeslagen onderzoeken de mogelijkheden om deel te nemen aan een experiment waarbij signalen over betalingsachterstanden bij de Belastingdienst en Dienst Toeslagen worden gedeeld met deelnemende gemeenten. Onderzocht wordt of deze signalen voorspellers zijn van problematische schulden en er op die manier een nieuwe groep mensen met schulden in beeld komt bij gemeenten. Daarnaast wordt bij uitvoering van de pilot gekeken naar de uitvoeringstechnische (on)mogelijkheden bij de Belastingdienst, Dienst Toeslagen en de deelnemende gemeenten. Voorwaarde is dat deelnemende gemeenten over voldoende capaciteit beschikken om die signalen daadwerkelijk te kunnen behandelen en contact te zoeken met de burger. De Belastingdienst en Dienst Toeslagen komen voor het einde van het jaar met een voorstel voor SZW voor een concept-ministeriële regeling om te zorgen voor de juridische basis en inkadering van het experiment. Om tot een uitvoerbare regeling te komen wordt gezamenlijk uitgewerkt hoe op een veilige, proportionele en effectieve wijze gegevensdeling plaats kan vinden en hoe goede informatie en dienstverlening geboden kan worden aan de mensen die het betreft.

2.

Bevorder dat accountants ondernemers met financiële problemen voor wie zij werken (schriftelijk) wijzen op de mogelijkheden van het saneren of reorganiseren van bedrijfsactiviteiten en de hulpverlening die daarvoor beschikbaar is.

Reactie:

Via het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat wordt de mogelijkheid onderzocht om een informatie campagne te starten in samenwerking met de brancheverenigingen voor accountants om ondernemers te wijzen op de beschikbare hulpverlening.

3.

Streef bij de (dwang)invordering van de schulden naar zoveel mogelijk persoonlijke contactmomenten met de ondernemer met schulden. Bij deze contactmomenten dient de ondernemer gewezen te worden op de hulpverlening die beschikbaar is en aan de ondernemer toestemming gevraagd worden voor het delen van diens contactgegevens met organisaties die de ondernemer warm kunnen doorverwijzen.

Reactie:

De belastingdienst begrijpt het belang van persoonlijk contact met ondernemers, maar gezien de aantallen is het voor de Belastingdienst onmogelijk om persoonlijke contactmomenten te hebben in alle gevallen waarin sprake is van het niet (tijdig) betalen van een belastingschuld. Bij het delen van contactgegevens kunnen juridische belemmeringen spelen die nader in kaart zouden moeten worden gebracht.

Bij schriftelijke aankondigingen van dwangmaatregelen en in contact met de Belastingtelefoon wordt handelingsperspectief geboden in de vorm van de verwijzing naar KVK en gemeente (voor problematische schulden) en in het kader van de begeleiding bij de coronaschulden ook naar Geldfit Zakelijk.

Het UWV zet bij de terugvordering van te veel uitgekeerde NOW-subsidie in op zo veel mogelijk persoonlijk contact met werkgevers die (een deel van) de NOW voorschotten moeten terugbetalen. Er wordt op diverse manieren contact gezocht met de werkgevers. Dit gebeurt indien nodig meermaals, zowel per brief, via het digitale kanaal van UWV en telefonisch. Voordat het UWV een vordering overdraagt aan een gerechtsdeurwaarder, neemt het UWV telefonisch of per brief contact op. Daarbij heeft het UWV een schulddienstverleningsteam dat in contact treedt met werkgevers met schulden om met hen indien nodig specifieke afspraken te maken rondom het terugbetalen van hun NOW schulden. Dit team verwijst werkgevers ook door naar andere (schuldhulp)organisaties en desgewenst naar de gemeentelijke schuldhulpverlening.

4.

Organiseer (regionale) vangnetten voor ondernemers met (financiële) problemen in de vorm van een netwerk van de belangrijkste private en (semi)publieke organisaties die een rol spelen bij de voorlichting, advisering en schuldhulpverlening aan ondernemers (waaronder de gemeente).

Reactie:

In deze aanbeveling verwijst de aanjager naar het advies Dienstbare Dienstverlening uit zomer 2022 van het Nederlands Comité voor Ondernemerschap. De aanbeveling van de aanjager sluit daarmee aan op een al lopend traject binnen het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat voor een verbeterde dienstverlening aan het mkb. De aanbeveling van de aanjager wordt in dit traject zoveel mogelijk meegenomen. Besluitvorming op het gebied van dienstverlening is aan het nieuwe kabinet.

5.

Zorg voor een ondernemersgericht toegangspunt tot dit ecosysteem waar de ondernemer met (financiële) problemen zich online kan aanmelden voor een kosteloos gesprek, advies en warme doorverwijzing binnen het achterliggende netwerk of de gemeentelijke schuldhulpverlening.

Reactie:

Een centraal, onafhankelijk, online toegangspunt is een waardevolle aanvulling op de bestaande toegangspunten tot het ecosysteem rond de ondernemer. Een goed voorbeeld hiervan is Ondernemer Centraal van de gemeente Utrecht en het ondernemersloket in Lelystad. Ondernemers kiezen hun eigen toegangspunt, online of persoonlijk. In een goed functionerend ecosysteem komen zij altijd in één stap via warme doorverwijzing op de juiste plek terecht. Dit vraagt om goede samenwerkingsafspraken, een infrastructuur voor warme doorverwijzing en kennis van elkaars dienstverlening, met helder onderscheid tussen triage (eerste lijn) en hulpverlening (tweede lijn).

Het is goed om hierbij uit te gaan van een ecosysteem waarin ondernemers terecht kunnen voor zowel schuldhulp als generieke ondersteuning en versterking van ondernemerschap. Deze aanbeveling raakt eveneens aan de verbeterde publieke dienstverlening voor het mkb met minder versnippering waar door het Ministerie van economische zaken en klimaat momenteel aan wordt gewerkt. Daarnaast biedt het Ondernemersklankbord een vergelijkbare dienst. Eventuele versterking of uitbreiding is aan een volgend kabinet.

6.

Zorg dat zelfstandige ondernemers met schulden in het hele land ondersteuning kunnen krijgen bij het bijwerken of reconstrueren van hun boekhouding en (7) Zorg voor een voucherregeling om deze ondernemers in staat te stellen hun boekhouding alsnog bij te laten werken.

Reactie:

Het onderhouden van een boekhouding wordt gezien als de eigen verantwoordelijkheid van de ondernemer, het kabinet ziet daarom geen noodzaak om hierin structureel te voorzien. Een dergelijke (financiële) ondersteuning van de bedrijfsvoering van ondernemers werkt marktverstorend ten opzichte van ondernemers die hun zaken in deze wel op orde hebben.

In veel gemeenten is in samenwerking met plaatselijke hogescholen en het Ondernemersklankbord een Zaak-aanpak beschikbaar voor ondernemers die een Bbz14 aanvraag doen. Wanneer een onvoldoende bijgehouden boekhouding een knelpunt vormt bij de Bbz-aanvraag, wordt deze door inzet van studenten via de Zaak bijgewerkt.

8.

Maak in een zo vroeg mogelijk stadium een financiële prognose om de levensvatbaarheid en/of financierbaarheid van de onderneming te beoordelen volgens een eenduidige methodiek.

Reactie:

Er wordt met experts gekeken of de huidige werkwijze bij de levensvatbaarheidstoets eenvoudiger kan. Ook voor het saneringskrediet voor ondernemers is een toets op levensvatbaarheid en afloscapaciteit van belang. De discussie over het betalen van de kosten staat vaak in de weg aan de totstandkoming van een succesvolle regeling. Een op te stellen handreiking gegevensuitvraag Bbz kan van dienst zijn bij het bevorderen van meer uniformiteit in het Bbz bij het uitvoeren van de levensvatbaarheidtoets. Deze handreiking wordt dit najaar nog verwacht.

9.

Roep een voucherregeling in het leven voor de kosten van het opstellen van deze prognose.

Reactie:

De beoordeling hiervan is aan een nieuw kabinet.

10.

Haal de Bbz kredietverlening weg bij de gemeenten en breng deze onder bij een landelijke opererende, professionele kredietverstrekker die saneringskredieten kan verstrekken aan ondernemers in zwaar weer.

Reactie:

Het advies om de Bbz kredietverlening weg te halen bij gemeenten en in plaats daarvan onder te brengen bij een landelijke opererende, professionele kredietverstrekker vergt wetswijziging en is daarom ter beoordeling aan het nieuwe kabinet. Hierbij dienen wel een paar zaken te worden opgemerkt. Enerzijds dat dit voorstel gefocust is op sanering van schulden, terwijl sanering via een Bbz-lening bedrijfskapitaal alleen onder bepaalde voorwaarden kan en maar een klein onderdeel vormt van de bedoeling van de bijstand in de vorm van bedrijfskrediet. Er kan ook behoefte aan bedrijfskrediet zijn voor dringend noodzakelijke investeringen waarvoor onvoldoende middelen beschikbaar zijn. Anderzijds wordt opgemerkt dat zolang de kredieten van overheidswege met publiek geld worden gefinancierd er ook aandacht voor zal moeten zijn dat verstrekking binnen de staatssteunkaders gebeurt met aandacht voor marktconformiteit. Een gestandaardiseerd levensvatbaarheidsonderzoek kan ertoe leiden dat de zelfstandig ondernemer niet in aanmerking komt voor een bedrijfskrediet net zomin als bij voorliggende professionele kredietverstrekkers.

In het Bbz is een levensvatbaar bedrijf of zelfstandig beroep immers het bedrijf of zelfstandig beroep waaruit de zelfstandige naar verwachting na bijstandsverlening een inkomen zal verwerven dat, samen met het overige inkomen, toereikend is voor de voortzetting van het bedrijf of zelfstandig beroep en voor de voorziening in het bestaan. In het Bbz-levensvatbaarheidsonderzoek telt overig inkomen en partnerinkomen mee bij de beoordeling of sprake is van een levensvatbaar bedrijf of zelfstandig beroep. Daardoor is de norm lager/socialer dan bij voorliggende professionele geldverstrekkers waar overig inkomen of partnerinkomen niet meetelt en waar alleen wordt gekeken of het bedrijf of zelfstandig beroep rendeert. Bij een gestandaardiseerd levensvatbaarheidsonderzoek dat voor iedereen gelijk is, dat wordt gehanteerd door alle geldverstrekkers, ligt het in de rede dat de levensvatbaarheidtoets dan een hogere drempel krijgt om een bedrijf aan te merken als levensvatbaar bedrijf. Overig inkomen en partnerinkomen zullen daarbij evenals in de Participatiewet in principe altijd meetellen zolang als het Bbz een bijstandsuitkering is.

11.

Breid de pilot van het waarborgfonds saneringskredieten uit tot voorliggende financieringsvoorzieningen.

Begin van dit jaar is een pilot gestart naar de mogelijkheid van verbreding van het Waarborgfonds saneringskredieten voor ondernemers. Met een saneringskrediet lost een (gemeentelijke) kredietbank de schulden van de ondernemer bij verschillende schuldeisers in één keer af waardoor de ondernemer nog maar één schuldeiser heeft. Met het wijzigen van de aflosperiode in de Msnp15 en de duur van het Wnsp-traject per 1 juli 2023 naar anderhalf jaar is ook de aflosperiode voor dir saneringskrediet anderhalf jaar waar dit voorheen drie jaar was. Doel van deze pilot is om de behoefte te peilen en de feitelijke risico’s in kaart te brengen op (gemiddeld) hogere kredieten. Deze pilot loopt tot en met 31 december 2024.

12.

Maak het voor particulieren (fiscaal) aantrekkelijk om risicodragend kapitaal te verstrekken bij bedrijfssaneringen of cofinanciering te doen.

Reactie:

Dit betreft nieuw beleid en beoordeling hiervan is daarom aan een nieuw kabinet.

13.

Maak de TOA-regeling toegankelijker.

Reactie:

Deze mogelijkheid is in de tussentijdse rapportage van de aanjager onderzocht. Het Time-out-arrangement (TOA) in zijn huidige vorm loopt af in het voorjaar van 2024 Gezien deze geringe resterende tijd past een eventuele aanpassing op de TOA niet meer binnen deze termijn. Daarom wordt een aanpassing op de TOA aan een nieuw kabinet overgelaten. Wel wordt er onderzocht of de TOA toegankelijk kan blijven voor ondernemers over het hele jaar 2024 binnen de gestelde financiële kaders.

De TOA is een mogelijkheid tijdens een WHOA traject. De toegankelijkheid en gebruik van de TOA is daarmee afhankelijk van de toegankelijkheid van de WHOA. Informatie over de WHOA wordt gecommuniceerd via de website van de KVK en via het ondernemersplein van de KVK. Uit de data van de website blijkt dat de informatie goed gevonden wordt. De WHOA pagina’s van kvk.nl worden door ruim 18.500 unieke bezoekers gevonden, in relatie tot het aantal WHOA-uitspraken is dit een goede score en kan geconcludeerd worden dat de regeling voldoende onder de aandacht is. Hiermee is invulling gegeven aan de toezegging uit het debat van 22 november 2022 om te toetsen of de website van de WHOA voldoende is of dat er meer communicatie nodig is om de regeling onder de aandacht te brengen.16

14.

Verlaag het griffierecht van de WHOA.

Reactie:

Deze aanbeveling neemt het kabinet over. Zoals is aangekondigd in een brief van de Minister voor Rechtsbescherming aan de Tweede Kamer van 27 juni jl., zal ervoor worden gezorgd dat zowel verzoeken tot homologatie van een akkoord op grond van de Wet homologatie onderhands akkoord (WHOA) als verzoeken tot afwijzing van een dergelijk akkoord onder hetzelfde lagere griffierecht komen te vallen.17

15.

Financier WHOA Quick Scans.

Reactie:

De aanjager doelt hier op het mogelijk maken om het TOA-krediet te gebruiken voor het financieren van een WHOA Quickscan. Deze aanbeveling is daarmee opgenomen in aanbeveling 13, daarom verwijs ik voor het antwoord naar reactie op aanbeveling 13. Daarnaast benoemt de aanjager hier het gebruiken van een subsidie of een voucher. De beoordeling hiervan laat ik aan een nieuw kabinet.

16.

Verzamel structureel data over de effectiviteit van (financiële) ondersteuning van ondernemers met problematische schulden.

Reactie:

Dit is tevens een onderdeel dat wordt meegenomen in het traject voor verbeterde mkb dienstverlening dat loopt binnen het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat. Dit is daarom aan een nieuw kabinet.

17.

Professionaliseer en reguleer de schuldhulpverlening van ondernemers.

Reactie:

Binnen de reguliere schuldhulpverlening wordt op dit moment door het Ministerie van SZW samen met VNG, Divosa en NVVK gewerkt aan een verbeterplan basisdienstverlening. Doel van dit plan is om de kwaliteit van de schuldhulpverlening te verbeteren. In de basisdienstverlening worden verschillende elementen beschreven. Het doel van de basisdienstverlening is om het aantal schuldregelingen jaarlijks te verdubbelen. Indien het aantal schuldregelingen op geleidelijke schaal wordt verdubbeld, is de verwachting dat de kabinetsdoelstelling om het aantal huishouden met problematische schulden te halveren per 2030 dichterbij komt. Met het aanbieden van de elementen van basisdienstverlening worden de verschillen tussen gemeenten ten opzichte van bereik en aanbod verkleind. Verbetering van de kwaliteit van de schuldhulphulpverlening aan ondernemers maakt onderdeel uit van dit traject.Uw Kamer is op 16 november jl. geïnformeerd over de basisdienstverlening voor schuldhulpverlening.18

18.

Breid de pilot toevoeging Wsnp uit met een toevoeging voor de uitvoering van een schuldenregeling in het kader van de Msnp.

Reactie:

De Wet op het consumentenkrediet biedt de mogelijkheid aan bepaalde beroepsgroepen, zoals accountants, advocaten en (Wsnp19)-bewindvoerders om schuldbemiddeling uit te oefenen. Daarnaast hebben gemeenten de mogelijkheid om een instelling te mandateren om schuldbemiddeling uit te voeren. In het geval van ondernemers zou dit bijvoorbeeld een schuldhulpverlenende instelling kunnen zijn, gespecialiseerd op ondernemers met schulden.

De Tweede Kamer heeft begin 2023 een motie aangenomen waarbij deze aanbeveling aansluit van Kamerlid Ceder (Christen Unie) die de regering verzoekt om samen met betrokken partijen te verkennen of de bestaande pilot toevoeging verzoek Wsnp uitgebreid kan worden met de mogelijkheid om een stagnerend minnelijk traject vlot te trekken met behulp van het stelsel van toevoegingen.20 In deze pilot is door de schuldhulpverlening en Wsnp-bewindvoerders ingezet om een Wsnp-verzoek op te stellen en in te dienen om zo de doorstroom naar de Wsnp te verbeteren. De verkenning met betrekking tot deze motie loopt nog.

19.

Experimenteer met de Msnp voor ondernemers om best practices te ontwikkelen.

Reactie:

Gemeenten/schuldhulpverleners maken gebruik van de Msnp en ondersteunen ondernemers bij een oplossing voor hun problematische schulden met behoud van de onderneming. Het ophalen van goede voorbeelden en het leren van elkaars ervaringen maakt onderdeel uit van de aanpak van het programma Verbinden Schuldendomein van de VNG. Ook de NVVK pilot saneringskredieten voor ondernemers in samenwerking met het Waarborgfonds saneringskredieten is een belangrijk voorbeeld.

20.

Maak mogelijk dat ondernemers die een Msnp traject doorlopen een afkoelingsperiode kunnen vragen.

Reactie:

Als een ondernemer (natuurlijk persoon) naast zijn privé schulden persoonlijk aansprakelijk is voor zakelijke schulden dan staat de weg naar de schuldhulpverlening open en daarmee ook de weg naar een minnelijke schuldregeling (Msnp). Inzet van het breed moratorium, oftewel een afkoelingsperiode om orde op zaken te stellen, behoort dan ook tot de mogelijkheden. Het breed moratorium is onlangs geëvalueerd. De komende periode zal hier verder naar worden gekeken, in samenhang met het dwangakkoord in artikel 287a Faillissementswet.

Voor de Belastingdienst geldt dat zodra hij in het kader van een aanstaand Msnp traject (een afschrift van) een zogenoemde stabilisatie-overeenkomst van een schuldhulpverlener ontvangt, de Belastingdienst in beginsel geen dwanginvorderingsmaatregelen neemt voor een periode van maximaal 8 maanden. Als er al invorderingsmaatregelen zijn genomen schort de Belastingdienst deze op, zo nodig in overleg met de schuldhulpverlener. Daarnaast vindt in beginsel geen verrekening meer plaats. Dit is vergelijkbaar met een afkoelingsperiode.

Via de landelijke convenanten die door de NVVK met alle grote overheidspartijen zijn afgesloten (waaronder de Belastingdienst), is het nu al mogelijk voor hulpverleners om voor de hulpvrager om maximaal 8 maanden schuldenrust in de stabilisatiefase te verzoeken. Ook de ontwikkeling van een Landelijke pauzeknop moet bijdragen aan het creëren van schuldenrust. Via de pauzeknop vraagt een inwoner met schulden aan schuldeisers om de schulden te «pauzeren» zodat deze niet verder oplopen door incassomaatregelen. Voor de inwoner ontstaat rust waardoor de begeleiding sneller kan starten. Dit zorgt voor motivatie bij mensen met schulden om zich aan te melden bij schuldhulpverlening.

21.

Stel het dwangakkoord ex artikel 287a Fw open voor rechtspersonen bij wie sprake is van persoonlijke aansprakelijkheid van de betrokken ondernemer.

Reactie:

Het dwangakkoord in artikel 287a Faillissementswet is een akkoordregeling voor natuurlijke personen waarbij de rechter één of meer schuldeisers die op onredelijke gronden weigeren mee te werken aan een buitengerechtelijke schuldregeling, alsnog aan deze regeling kan binden. Als een ondernemer (natuurlijk persoon) naast zijn privé schulden persoonlijk aansprakelijk is voor zakelijke schulden dan staat de weg naar de gemeentelijke schuldhulpverlening open.Weigerachtige schuldeisers die niet willen meewerken aan een minnelijke schuldregeling kunnen vanuit de schuldhulpverlening via een dwangakkoord door de rechter gedwongen worden mee te werken aan een schuldregeling. Deze aanbeveling roept op om het dwangakkoord voor natuurlijke personen breder mogelijk te maken, ook zonder gemeentelijk voortraject. De achterliggende gedachte is dat voor sommige natuurlijke personen, bijvoorbeeld zzp-ers en kleine ondernemers, dit een betere en snellere oplossing kan zijn om van hun schulden af te komen dan een Msnp of Wsnp, terwijl schuldeisers meer en soms sneller zekerheid krijgen over hoeveel zij op hun vordering mogen verwachten. Ter sanering van deze schulden kan het een mogelijkheid bieden om tot een overeenkomst ((dwang)akkoord) tussen schuldeisers en de schuldenaar te komen, zo nodig met tussenkomst van de rechter en tegen de wil van een minderheid van de schuldeisers. Deze mogelijkheid zal verder worden onderzocht.

22.

Beoordeel het dwangakkoord van ondernemers ex artikel 287a Fw door dit te vergelijken met wat de schuldeisers in een faillissement zouden ontvangen.

Reactie:

De rechter beoordeelt bij toepassing van het dwangakkoord op grond van artikel 287a Faillissementswet onder meer of de uitwerking van het schuldregelingsvoorstel (Msnp) een gunstiger resultaat heeft voor de schuldeisers dan in de situatie dat de wettelijke schuldsaneringsregeling (Wsnp) van toepassing zou zijn. Een vergelijk wordt in de praktijk dus al gemaakt. Echter is dat sinds 1 juli 2023 niet langer gebaseerd op 3 jaar maar op 18 maanden omdat voor de standaardduur van zowel een Msnp als een Wsnp-traject sindsdien 18 maanden geldt. De aanjager geeft aan dat een termijn van 18 maanden voor ondernemers te kort kan zijn om een passend schuldregelingsvoorstel op te baseren. Hij stelt voor om niet naar de verwachte Wsnp uitkomst te kijken, maar het voorgestelde akkoord te vergelijken met hetgeen de schuldeisers in een faillissement van de ondernemer zouden ontvangen. In de WHOA geldt het «no creditor worse off»-principe, kort gezegd dat geen enkele schuldeiser slechter af mag zijn dan in een faillissement. Dit criterium zou ook kunnen worden toegepast bij een dwangakkoord voor natuurlijke personen. Deze mogelijkheid zal verder worden verkend bij het onderzoek naar de verbetering van het dwangakkoord.

23.

Beslis zo snel mogelijk op kwijtscheldingsverzoeken, (24) Hanteer de menselijke maat en (25) Lever bij kwijtschelding maatwerk voor zover dat binnen de kaders van beleid en regelgeving mogelijk is, wees niet rigide.

Reactie:

Iedere mogelijkheid tot persoonlijk contact met de ondernemer en effectieve doorverwijzing naar beschikbare hulp moet hiertoe worden aangegrepen. Ook dit is een aanbeveling waaraan al zoveel mogelijk uitvoering wordt gegeven en het kabinet onderschrijft deze aanbeveling. Hier bestaat ook een raakvlak met de verbetering van de overheidsdienstverlening zoals onder andere opgenomen in de actieagenda mkb-dienstverlening.

In het betreffende hoofdstuk worden opmerkingen gemaakt over de (werkwijze van de) Belastingdienst. Omdat het gaat om niet nader geduide signalen is het op dit moment niet mogelijk om hierop adequaat te reageren. Uiteraard staat de Belastingdienst open voor signalen en gaat de Belastingdienst met de heer Tideman in gesprek over de achtergrond van de signalen.

De beoordeling van verzoeken om kwijtschelding (en sanering) is bij de Belastingdienst altijd maatwerk. Ook roept de tijdelijke instructie saneringen op tot een «welwillende blik».

Ten onrechte ontvangen NOW-subsidie dient te worden terugbetaald. Het gaat immers om subsidie die ten onrechte is verstrekt omdat de uiteindelijke omzetdaling lager was dan eerder door de werkgever was ingeschat of omdat de loonsom is gedaald. Naast dat het UWV een ruim terugbetalingsbeleid hanteert, kan een werkgever het UWV wel verzoeken om de openstaande NOW-schulden (deels) kwijt te schelden, zodat de onderneming met een gezonde financiële basis kan worden voortgezet of om de onderneming op een nette manier te beëindigen. Hoewel het UWV in principe terughoudend omgaat met dergelijke verzoeken, heeft het UWV een kwijtscheldingsbeleid opgesteld dat specifiek ziet op kwijtschelding van NOW-schulden. Het UWV toetst elk verzoek inhoudelijk aan de gestelde voorwaarden. Deze voorwaarden heeft het UWV op haar website gepubliceerd. Mede naar aanleiding van vragen en opmerkingen van herstructureringsdeskundige en insolventieadvocaten, alsmede naar aanleiding van de aanbeveling van de schuldenaanjager in de tussentijdse rapportage, heeft het UWV het reeds bestaande beleid voor (geheel of gedeeltelijk) kwijtschelden van NOW-schulden recentelijk beperkt aangepast. Ten opzichte van het eerdere beleid ligt de nadruk nu meer op een inhoudelijke toetst (in combinatie met het voldoen aan noodzakelijke voorwaarden) in plaats van een formele toets (op grond van de WHOA). Met deze proceswijziging maakt het UWV geen onderscheid meer in verzoeken die al dan niet onderdeel uitmaken van een WHOA-traject. In de praktijk betekent dit dat het UWV waarschijnlijk binnengekomen verzoeken tot kwijtschelding sneller inhoudelijk zal toetsen. Deze inhoudelijke toets is niet gewijzigd.

26.

Wees creatief bij oplossingen die zelfstandig ondernemers in staat stellen hun eigen woning te behouden.

Reactie:

Het Bbz voorziet al in mogelijkheden om de eigen woning te behouden en mogelijkheden om er een hypotheek op te vestigen bij wijze van zekerheid voor de terugbetaling van het bedrijfskrediet. Daarnaast kunnen gemeenten en gemeentelijke kredietbanken saneringskredieten verstrekken als er sprake is van overwaarde op de eigen woning van de ondernemer. De overwaarde dient dan als zekerheid van het saneringskrediet.

(Aanbeveling 27 betreft aantal punten, zie hieronder de reactie per punt)

27.

Geef gevolg aan mijn aanbevelingen aan de Belastingdienst, het UWV en RVO.

  • Schaal de bezetting op en verbeter de dienstverlening. Zorg voor speciale behandelteams die dit soort kwijtscheldingsverzoeken behandelen. Het is belangrijk dat de kwantiteit en de kwaliteit wordt geborgd.

Reactie:

De Belastingdienst onderschrijft deze aanbeveling. Tegelijkertijd is het, gezien de grote aantallen ondernemers (en burgers) en de beperkte capaciteit waarmee de Belastingdienst te maken heeft, niet mogelijk om iedereen persoonlijk te benaderen. Ook is het niet mogelijk om te werken met speciale behandelteams. De krapte op de arbeidsmarkt is hierbij van invloed, waarbij de inzet gericht blijft op het vinden van voldoende gekwalificeerd personeel. In het licht van de beperkt beschikbare capaciteit wordt onderzocht of het meest urgente werk nog efficiënter kan worden georganiseerd, waarbij het belang van de ondernemers niet uit het oog wordt verloren. Op dit moment worden verzoeken van ondernemers (bijvoorbeeld om uitstel van betaling of sanering) al met prioriteit boven andere werkzaamheden in behandeling genomen.

  • Wees daadwerkelijk welwillend en bied ruimte voor maatwerk, dat recht doet aan de bijzondere omstandigheden van de ondernemer.

  • Neem niet direct een afwijzende beslissing, maar biedt eerst gelegenheid voor overleg. Geef ondernemers gelegenheid om eventuele omissies recht te zetten en eventueel te komen tot een aanpassing van het aanbod.

Reactie:

De Belastingdienst onderkent de wens om maatwerk te leveren en zal daar waar nodig en mogelijk ook naar streven, zonder het belang van rechtsgelijkheid uit het oog te verliezen. Gezien de aantallen ondernemers (en burgers) waarmee de Belastingdienst te maken heeft, is het niet mogelijk in alle gevallen persoonlijk contact te hebben met mensen met schulden.

  • Zorg voor via de e-mail bereikbare aanspreekpunten met deskundigheid en doorzettingsmacht voor intermediairs en schuldhulpverlening. Zorg dat documentatie (zoals Excelbestanden) digitaal kan worden aangeleverd. Dit bevordert de snelheid en dit soort stukken laten zich niet altijd goed printen.

Reactie:

De technische en organisatorische mogelijkheden worden verkend om met intermediairs en schuldhulpverleners beter en directer verbonden te zijn, zoals dat al voor bewindvoerders geldt.

  • Neem de kwijtscheldingswinst mee in de saneringsakkoorden.

Reactie:

Op 1 januari 2022 zijn de verliesverrekeningsregels van artikel 20, tweede lid van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 aangepast. Deze aanpassing kan ertoe leiden dat na de totstandkoming van een saneringsakkoord (zoals een WHOA-akkoord) aan een onderneming een belastingaanslag wordt opgelegd waarin de kwijtscheldingswinst wordt belast. Deze aanslag maakt geen onderdeel uit van het saneringsakkoord en moet alsnog voldaan worden. Er zijn bij de Belastingdienst gevallen bekend waarin deze problematiek speelt. De aanbeveling benadrukt het belang om te onderzoeken of, en zo ja hoe, voor deze situaties een oplossing kan worden gevonden. Zoals toegezegd bij de Nota naar aanleiding van het nader verslag bij de Fiscale verzamelwet 2024, wordt nader bezien of en zo ja, op welke wijze, al dan niet geclausuleerd, nadere maatregelen moeten worden getroffen. De budgettaire aspecten en de uitvoeringsaspecten worden in de afweging betrokken. Het kabinet streeft ernaar de Tweede Kamer hierover in het eerste kwartaal van 2024 nader te informeren.

  • Wees voorspelbaar en niet te strikt bij de afbakening van dwangcrediteuren in een WHOA-akkoord. Hiermee wordt onnodige onrust bij deze groep van crediteuren voorkomen.

Reactie:

De Belastingdienst onderschrijft in het algemeen de behoefte aan voorspelbaar beleid dat ruimte laat voor maatwerk in dit verband.

  • Vraag als het UWV en RVO het advies van de Belastingdienst (en volg dat advies) over WHOA-akkoorden die worden voorgesteld. De Belastingdienst is meer ervaren in behandeling kwijtscheldingsverzoeken.

Reactie:

Op dit moment vindt er geen afstemming plaats tussen de Belastingdienst en het UWV over de afhandeling van lopende kwijtscheldingsverzoeken. Noch over ieders inhoudelijke beoordeling van de ingediende financiële stukken van het bedrijf dat een kwijtscheldingsverzoek heeft ingediend. Noch over het uitwisselen van informatie over het al dan niet instemmen met een kwijtscheldingsverzoek. Hoewel het zeker leerzaam en nuttig kan zijn om kennis en ervaringen uit te wisselen. Ten aanzien van het laatste punt is het belangrijk om op te merken dat het UWV en Belastingdienst als schuldeisers verschillende posities innemen. De Belastingdienst is in bepaalde situaties een preferente schuldeiser, het UWV is dat voor NOW schulden niet. Dit kan ertoe leiden dat het innemen van verschillende standpunten aangewezen kan zijn. Daarnaast is een nauwere samenwerking op niveau van concrete casuïstiek gecompliceerd als gevolg van privacywetgeving. Een volgend kabinet zou eventueel kunnen kijken naar verdere mogelijkheden voor samenwerking in combinatie met de privacywetgeving.

Er bestaat wel een mogelijkheid om te komen tot afstemming van de uitkomsten van betalingsregelingen van de Belastingdienst, RVO en het UWV in specifieke cases mits de betrokken werkgevers hiervoor toestemming geven. Voor dat doel hebben de Belastingdienst, RVO en het UWV een casuïstiektafel ingericht. Eventuele oplossingen moeten wel passen binnen de bestaande kaders van wet- en regelgeving en beleid van de betrokken overheidspartijen.

28.

Maak voortgang met project Vorderingenoverzicht Rijk, en 29. Maak voortgang met een gezamenlijke Betalingsregeling Rijk.

Reactie:

De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen heeft uw Kamer op 6 oktober jl. geïnformeerd dat de ambitie is dat alle partijen betrokken bij de clustering Rijksincasso21 eind 2025 bij het Vorderingenoverzicht Rijk zijn aangesloten. Het streven is dat al deze partijen in 2027 de mogelijkheid bieden om een gezamenlijke betalingsregeling aan te gaan. Tot die tijd zijn er betalingsregelingen per organisatie mogelijk.

30.

Maak voortgang met het project DDAS (Datadelen op Armoede en Schulden).

Reactie:

Het Ministerie van SZW is in gesprek met de VNG, als penvoerder van het project DDAS, over de subsidiëring van de vervolgfases van het project Datadelen op Armoede en Schulden (DDAS). Het doel van het project is om een eenduidige en landelijke uitvraag van cijfers met betrekking tot de gemeentelijke schuldhulpverlening mogelijk te maken. Fases 3 en 4 behelzen onder andere een gestandaardiseerde set aan definities en een gestandaardiseerde uitvraag van schuldendata bij gemeenten. De inzet is om fases 3 en 4 begin 2024 van start te laten gaan.

31.

Voer geen rigide of complexe wetgeving in die het herstructureren of doorstarten van bedrijven bemoeilijkt.

Reactie:

Er kunnen goede redenen zijn, zoals de bescherming van werknemers, om met een bepaald wetsvoorstel te komen, zoals de Wet overgang van ondernemingen in faillissement. Doel van dit voorstel is om werknemers beter te beschermen, terwijl voor ondernemers meer duidelijkheid ontstaat over welke werknemers mee overgaan na een doorstart in faillissement. Bij het ontwerpen van een wetsvoorstel wordt vanzelfsprekend ook gekeken naar de gevolgen voor ondernemingen, bijvoorbeeld in het kader van een doorstart in faillissement.

De aanbeveling sluit in algemene zin aan bij het traject voor verbeterde mkb dienstverlening waar het advies van het comité voor ondernemerschap was om bij de ontwikkeling van nieuwe regelingen en regelgeving te beredeneren vanuit de behoefte van de ondernemer. De verdere uitwerking van nieuwe beleid op dit thema komt toe aan een nieuw kabinet.

32.

Ontwikkel regelgeving of beleid om de instroom van kwetsbare zelfstandigen te beperken en hun zelfredzaamheid en veerkracht te vergroten.

Reactie:

Het kabinet kan zich vinden in de aanbeveling om de instroom van kwetsbare zelfstandigen te beperken en hun zelfredzaamheid en veerkracht te vergroten. Eerder constateerde het kabinet dat de verschillen tussen werknemers en (kwetsbare) zelfstandigen groot zijn. Het kabinet zet in op het gelijker maken van het speelveld tussen werknemers en zelfstandigen, en op minder verschillen in (fiscale)behandeling tussen werknemers met een vaste (duurzame) arbeidsrelatie en werknemers met een flexibel contract. Naar verwachting vermindert dit de instroom van kwetsbare zelfstandigen en maakt het de stap naar loondienst gemakkelijker. Dit heeft het kabinet gemeld in haar brief rondom arbeidsmarktbeleid.22 Voorstellen uit dit brede pakket rondom het bieden van meer zekerheid aan flexwerkers en het verduidelijken van de scheidslijn tussen werknemers en zelfstandigen en het vergemakkelijken van het opeisen van rechten door kwetsbare zelfstandigen zijn reeds in internetconsultatie geweest (wetsvoorstel meer zekerheid voor flexwerkers) of recent gegaan (wetsvoorstel verduidelijken beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden). De daadwerkelijke toepassingen hiervan zijn echter aan het nieuwe kabinet.

33.

Stimuleer dat startende zelfstandigen een basiscursus ondernemerschap doorlopen.

Reactie:

De KVK biedt ondernemers uitgebreide informatie over het hebben en onderhouden van een bedrijf. Daarnaast voorziet de markt in ruime mate in informatie, hulpmiddelen en opleidingen om (aspirant)ondernemers te helpen een deugdelijke bedrijfsvoering op te zetten. Het is niet aan de overheid om hierin te interveniëren.

34.

Verplicht iedere startende zelfstandige om een voorlopige aanslag voor de Inkomstenbelasting aan te vragen.

Reactie:

Het doel van de aanbeveling is om ervoor te zorgen dat startende ondernemers «bij blijven» met de financiële verplichtingen die uit hun bedrijfsvoering voortvloeien. Het invoeren van een voorlopige aanslag voor de inkomstenbelasting voor startende ondernemers leidt tot een aanvullende administratieve last. Het vraagt daarnaast een goed inzicht in de te verwachten inkomsten in het eerste levensjaar van de onderneming. Aanpassing van de voorlopige aanslag vergt een inspanning van de ondernemer zelf: hij moet opnieuw aangifte doen met inachtneming van de gewijzigde omstandigheden/verwachtingen. De financiële positie van de ondernemer wordt daarmee niet per definitie overzichtelijker. Mede gezien het aantal kleine ondernemers met schulden, is het de vraag of deze ondernemers met een verplichting geholpen zijn. Ook is het een inbreuk op de autonomie van ondernemers. Op vrijwillige basis is het aanvragen van een voorlopige aanslag uiteraard al mogelijk.


X Noot
1

Kamerstuk 35 420, nr. 502.

X Noot
2

Kamerstuk 35 420, nr. 391.

X Noot
4

Kamerstukken II 31 066/35 420, nr. 1300.

X Noot
6

Kamerstuk 35 420, nr. 528.

X Noot
7

Kamerstuk 35 420, nr. 528.

X Noot
8

Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet, branchevereniging voor schuldhulp en financiële dienstverlening.

X Noot
9

Vereniging Nederlandse Gemeenten.

X Noot
10

Kamerstuk 31 066 en 35 420, nr. 1277.

X Noot
11

Het betreft: de Belastingdienst, het CAK, het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB), de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO), Rijksdienst voor Ondernemende Nederland (RVO), de Sociale Verzekeringsbank (SVB), Dienst Toeslagen en het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (het UWV).

X Noot
12

Kamerstuk 24 515, nr. 724.

X Noot
13

Brief van de Minister voor Rechtsbescherming aan de Tweede Kamer van 27 juni 2023, Kamerstukken II 2022/23, 29 279, nr. 800, p. 4.

X Noot
14

Besluit bijstandverlening zelfstandigen.

X Noot
15

Minnelijke schuldsanering natuurlijke personen.

X Noot
16

Toegezegd op 22 november 2022 tijdens Begroting Economische Zaken en Klimaat (XIII).

X Noot
17

Brief van de Minister voor Rechtsbescherming aan de Tweede Kamer van 27 juni 2023, Kamerstukken II 2022/23, 29 279, nr. 800, p. 4.

X Noot
18

Kamerstuk II, 2023/24, 24 515, nr. 730.

X Noot
19

Wet schuldsanering natuurlijke personen.

X Noot
20

Kamerstukken II, 2022/23, 24 515, nr. 678.

X Noot
21

Het betreft: de Belastingdienst, het CAK, het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB), de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO), Rijksdienst voor Ondernemende Nederland (RVO), de Sociale Verzekeringsbank (SVB), Dienst Toeslagen en het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (het UWV).

X Noot
22

Kamerstuk II 29 544 nr. 1176.

Naar boven