35 420 Noodpakket banen en economie

25 295 Infectieziektenbestrijding

Nr. 30 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 mei 2020

De ingrijpende maatregelen die nationaal en internationaal worden genomen om de verspreiding van COVID-19 in te dammen zorgen voor ongekende economische terugval en trekken ook een zware wissel op de Nederlandse land- en tuinbouwsector en de visserij- en aquacultuursector. Hoe langer de crisis aanhoudt, hoe nijpender de financiële situatie voor agrarische ondernemers en vissers wordt. Het economisch belang van de sectoren reikt verder dan dat van de primaire producent en heeft betrekking op de hele agri- en foodketen. Het behoud van economisch sterke en toekomstbestendige ketens is cruciaal voor het behoud en de verdere ontwikkeling van de Nederlandse kennis en duurzame innovatie. Kennis en innovatie die wereldwijd verspreid wordt. Met deze brief informeer ik uw Kamer over de impact van de crisis op de land-, tuinbouw en visserijsectoren en de acties die het kabinet in dit kader onderneemt rondom de COVID-19-crisis, zoals toegezegd in het debat op 22 april jl. (Handelingen II 2019/20, nr. 69, debat over ontwikkelingen rondom het coronavirus)

Achtergrond

De acute vraaguitval als gevolg van het sluiten van horecagelegenheden, het verbod op het houden van evenementen en bijeenkomsten en het dringende advies om zoveel mogelijk thuis te werken hebben ertoe geleid dat delen van de sector die voornamelijk leveren aan de food servicesector te maken hebben met grote omzetverliezen. Hetzelfde geldt voor bedrijven die hun export stil zien vallen door soortgelijke of strengere maatregelen ter bestrijding van COVID-19 op de belangrijkste exportmarkten of door hoge transportkosten als gevolg van het wegvallen van vrachtvolume in passagierstoestellen of hogere prijzen voor containers, zoals bij de exporteurs van paprika’s. Bovendien valt deze vraaguitval voor een aantal sectoren zoals de sierteelt samen met de periode van het jaar waarin een groot deel van de jaarlijkse omzet gerealiseerd moet worden.

Eén van de elementen die de land- en tuinbouwsector onderscheiden van andere sectoren is dat deze sector niet de flexibiliteit heeft om de productie snel aan te passen aan de vraag. De sectoren hebben immers te maken met dieren en planten die doorgroeien volgens eigen cycli. Teelten of dieren kunnen niet zomaar uitgezet of aangepast worden als de vraag wegvalt. Als de overheidsmaatregelen ingetrokken worden en de vraag weer aantrekt hebben teelten en dierlijke productie een lange opstarttijd nodig. Dit betekent dat naast de doorlopende vaste kosten (w.o. afschrijving, huur, rentelasten, personeelskosten in vast dienstverband) ook de operationele kosten voor productie doorlopen, ook als de vraag is uitgevallen. De lagere omzet kan dus niet of nauwelijks worden opgevangen door het verlagen van de kosten. Bovendien is voor een aantal producten vanwege de beperkte houdbaarheid geen alternatieve toepassingsmogelijkheid (of bestemming met waarde) voorhanden en is vernietiging soms het enige alternatief. Ook dit draagt bij aan substantiële inkomstenderving.

Het is bemoedigend om te zien dat in deze periode van crisis agrarische ondernemers creatieve initiatieven ontplooien om hun producten dichter bij de consument in hun regio te brengen en dat meer consumenten de weg ontdekken naar landwinkels in de buurt om rechtstreeks producten te kopen van de boer. Ook vinden ze nieuwe afzetkanalen met initiatieven. Toch is dat onvoldoende om de vraaguitval ten gevolge van nationale en internationale maatregelen op te vangen.

Steunmaatregelen

Nationaal

Generiek

Om de economische gevolgen van de COVID-19-crisis het hoofd te kunnen bieden heeft het kabinet op 17 maart jl. een pakket noodmaatregelen voor banen en economie aangekondigd1. Van een groot aantal generieke maatregelen kunnen ook de land- en tuinbouwsector en de visserijsector gebruik maken. Het gaat bijvoorbeeld om de Tegemoetkoming Ondernemers Getroffen Sectoren COVID-19 (TOGS), die uitgebreid is met een aantal voor de land- en tuinbouwsector relevante sectoren (multifunctionele landbouw), en de verschillende fiscale maatregelen, waaronder een tijdelijke uitstel van betaling van de heffing van de energiebelasting en/of de heffing van Opslag Duurzame Energie (ODE). Daarnaast staat de Garantstelling Ondernemingskredieten voor Corona-werkkapitaalkredieten ook open voor grote bedrijven in de primaire land- en tuinbouw en in de visserij en aquacultuur.

Sectorspecifiek

Onderdeel van het pakket noodmaatregelen voor banen en economie is de tijdelijke verruiming van de regeling Borgstelling MKB-Landbouwkredieten met een faciliteit voor kortlopende kredieten (BL-C). De regeling is op 18 maart jl. opengesteld. In mijn brief aan uw Kamer van 15 april jl. heb ik uw Kamer geïnformeerd over de uitbreiding van de BL-C met MKB-visserij- en aquacultuurkredieten en de verlaging van de provisiekosten2. Verder is besloten om de maximale looptijd van de BL-C borgstelling te verlengen van 2 naar 4 jaar en is het LNV-garantieplafond opgehoogd van € 120 naar € 300 miljoen. Hierdoor kan sectorbreed meer krediet worden verstrekt onder de BL-C garantstelling. Dit geeft bedrijven en banken ook meer tijd om de financiële klappen van de coronacrisis te boven te komen. Tot 6 mei 2020 zijn bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) 40 BL-C aanvragen ingediend en daadwerkelijk verleend3.

Niettegenstaande de hierboven genoemde generieke en sectorspecifieke maatregelen heeft het kabinet geconstateerd dat de bestaande noodmaatregelen zoals de NOW in specifieke situaties onvoldoende soelaas bieden. Derhalve heb ik uw Kamer geïnformeerd dat er een aanvullende tegemoetkoming komt voor de sierteelt, onderdelen van de voedingstuinbouw en fritesaardappelen en dat hiervoor in totaal € 650 miljoen beschikbaar is4. Bij de uitwerking van de regeling is veelvuldig overleg gevoerd met de betrokken sectoren via de Crisisorganisatie Corona Tuinbouw5 en de Brancheorganisatie Akkerbouw, om te zorgen dat de regeling aansluit bij de behoefte.

De regeling is via een spoedprocedure voor goedkeuring aan de Europese Commissie voorgelegd. Zodra de Europese Commissie akkoord is, zal ik uw Kamer hierover informeren. Gedupeerde ondernemingen en telers kunnen wel vanaf 7 mei 2020 bij RVO.nl alvast hun aanvraag indienen. Aanvragen worden na goedkeuring van de regeling door de Europese Commissie en publicatie in de Staatscourant afgehandeld.

Europees

Voorschotbetaling

Zoals eerder deze maand aan uw Kamer op 7 en 17 april jl. per brief gemeld6, vindt het kabinet het derogatievoorstel van de Europese Commissie voor voorschotbetalingen van het GLB voor de Nederlandse situatie ontoereikend om boeren te helpen om hun liquiditeitsproblemen tijdig te overbruggen. De vroegst mogelijke datum van uitbetaling van de voorschotten is 16 oktober 2020 en het maximum percentage aan voorschot bedraagt 70%.

Omdat veel boeren nu liquiditeitsproblemen hebben of mogelijk snel zullen gaan krijgen, is in overleg met de Europese Commissie gekeken of op grond van de de-minimis-verordening al vanaf 1 juli 2020 een nationale vooruitbetaling van 80% van de directe inkomenssteun kan plaatsvinden. Dit is zo spoedig als mogelijk nadat de GLB-aanvragen voor de directe inkomenssteun bij RVO.nl binnen zijn. De Europese Commissie is hiermee schriftelijk akkoord gegaan.

Met deze betaling wordt in de meeste gevallen de GLB-inkomenssteun vijf maanden nationaal voorgefinancierd. De betalingen vinden gewoonlijk immers grotendeels in december plaats. Met de vooruitbetaling is een bedrag gemoeid van ruim € 500 miljoen (80% van de totale inkomenssteun). Het rentevoordeel voor de boer dat voortvloeit uit deze regeling wordt verantwoord onder de de-minimis-steunregeling. Dit is toegestaan, indien deze rente en het eventueel voordeel van andere steun onder de de-minimis per ondernemer niet meer dan € 20.000 bedraagt in een periode van drie jaar. Een voorschotbetaling van 80% bedraagt een forfait van € 300 per subsidiabele hectare.

De boer zal voor een eerdere uitbetaling een aanvraag moeten indienen bij RVO.nl en daarbij een zogeheten de-minimis verklaring moeten overleggen, waaruit blijkt dat de boer niet meer dan de genoemde € 20.000 aan steun geniet in drie jaar. De openstellingsperiode zal zijn van 18 mei tot 15 juni 2020.

Boeren die de maximale de-minimis ruimte al hebben gebruikt, wat overigens niet of nauwelijks wordt verwacht, of er geen gebruik van kunnen maken, zullen in voorkomend geval een beroep kunnen doen op de tijdelijk verruimde Borgstelling Landbouw (BL-C). Zij kunnen in dat geval terugvallen op een overbruggingskrediet waar de overheid tot 70% voor garant staat en waarvoor door de financier een lagere provisie (de helft minder) wordt gerekend dan bij de reguliere Borgstelling Landbouw.

Tot slot zal RVO.nl in geval van uitstaande vorderingen, deze zoals te doen gebruikelijk met de betaling verrekenen. Wanneer boeren hierdoor onverhoopt in de problemen komen, zal RVO.nl kijken of maatwerk mogelijk is door een betalingsregeling aan te bieden.

Inzet instrumenten GMO-verordening

Zoals ik uw Kamer in mijn brief van 31 maart jl. berichtte7, heeft Nederland, net als de andere lidstaten, de Europese Commissie opgeroepen om, waar nodig, alle instrumenten in te zetten die de Verordening inzake de Gemeenschappelijke Marktordening (Vo. (EU) 1308/2013, de GMO-verordening) biedt om ernstige marktverstoringen tegen te gaan. De Europese Commissie is inmiddels aan een deel van de wensen van Nederland en andere lidstaten tegemoet gekomen.

Naar verwachting wordt steun voor particuliere opslag op 7 mei opengesteld voor vlees van runderen van 8 maanden en ouder, schapen- en geitenvlees, boter en magere melkpoeder, en kaas (van zowel koeien- als geitenmelk). Hiermee wordt steun verleend voor de kosten van het tijdelijk opslaan van deze producten met als doel herstel van het marktevenwicht waardoor prijsstabilisatie en zelfs mogelijk prijsherstel kan optreden. In totaal is hiervoor een bedrag beschikbaar van ongeveer € 76 miljoen voor de hele EU. Bij particuliere opslag worden producten voor een vaste periode van enkele maanden uit de markt gehaald, maar blijven de producten eigendom van de producent en komen aan het einde van die periode weer voor hen beschikbaar voor afzet op de markt.

Ten tweede wordt voor boter en magere melkpoeder naast private opslag ook ingezet op de automatisch vanaf 1 maart jl. openstaande maatregel van publieke interventie. Bij publieke interventie worden de producten tegen een vaste prijs opgekocht door de Europese Commissie (de zogenaamde interventieprijs). In Nederland liggen de prijzen voor magere melkpoeder en boter momenteel nog boven deze interventieprijs, daarom is er door marktdeelnemers nog geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid tot publieke interventie. Ook de mogelijkheid tot publieke interventie draagt bij aan markt- en prijsstabilisatie.

Ook heeft de Commissie de in de GMO-verordening opgenomen mogelijkheid van het zogenaamde crisiskartel geactiveerd voor zuivel, aardappelen en een aantal sierteeltproducten. Deze maatregel maakt het mogelijk dat bij ernstige marktverstoringen het kartelverbod uit artikel 101, eerste lid van het Verdrag op de Werking van de EU, niet van toepassing is op overeenkomsten en besluiten van landbouwers, (unies van) verenigingen van landbouwers, of (unies van) erkende producentenorganisaties, en erkende brancheorganisaties in de landbouw, mits deze overeenkomsten en besluiten de goede werking van de interne markt niet ondermijnen en uitsluitend tot doel hebben om de betreffende sector te stabiliseren. Het gaat hierbij om vrijwillige afspraken. Prijsafspraken en afspraken over marktverdeling vallen niet onder de maatregel. Deze maatregel geldt voor een periode van een half jaar (met de mogelijkheid van verlenging met maximaal nog een half jaar). In hoeverre van deze mogelijkheid in Nederland gebruikt zal worden, valt te bezien. Voor bepaalde sierteeltproducten kan gezamenlijke productieplanning wenselijk zijn. Ik heb mij vooral sterk gemaakt voor deze mogelijkheid voor de zuivelsector, met name vanwege het risico dat door COVID-19 melkverwerkende fabrieken tijdelijk zouden moeten sluiten en coördinatie binnen de zuivelketen nodig zou kunnen zijn over de levering en verwerking van de rauwe melk. De nu opgestelde maatregel voor de zuivel komt maar ten dele hieraan tegemoet: alleen afspraken over beperking van het productievolume van rauwe melk zijn mogelijk.

Ten vierde zijn de regels ten aanzien van de operationele programma’s van erkende producentenorganisaties in de groenten en fruit sector op een aantal onderdelen versoepeld om conformiteitsproblemen voor de producentenorganisaties te voorkomen, en wordt het daarnaast mogelijk voor producentenorganisaties om meer budget in te zetten voor aanvullende crisismaatregelen.

Tenslotte heeft de Commissie de regels versoepeld ten aanzien van een aantal controles in het kader van de diverse GLB-verordeningen, waaronder de GMO-verordening, en daarnaast ook termijnen waarbinnen bepaalde activiteiten afgerond zouden moeten zijn verschoven. Hiermee komt de Commissie lidstaten tegemoet die door COVID-19 en maatregelen om deze pandemie te bestrijden anders in de problemen zouden komen door normaliter geldende eisen en termijnen.

Ik ben blij met deze maatregelen van de Commissie. Dat neemt niet weg dat ik ook vind dat het pakket aan maatregelen op EU-niveau nog niet compleet is. Zo ben ik van mening dat ook voor kalfsvlees (vlees afkomstig van runderen jonger dan 8 maanden) op Europees niveau maatregelen nodig zijn. Ik vind het belangrijk dat eventuele steunmaatregelen voor de kalfsvleessector hand in hand gaan met verbetering van het dierenwelzijn. Ten algemene is het van belang dat de Europese Commissie en de lidstaten de ontwikkelingen in de verschillende landbouwsectoren nauwgezet monitoren om te kunnen ingrijpen als in sectoren (ook andere dan de hiervoor genoemde) problemen ontstaan of verergeren.

Het is goed om te beseffen dat het budget van de Europese Commissie voor maatregelen op grond van de GMO-verordening beperkt is. Desalniettemin ben ik er nog niet van overtuigd dat inzet van de landbouwcrisisreserve nodig is.

Situatie in de dierlijke sectoren

Situatie en maatregelen sector

De dierlijke sectoren worden in meer of mindere mate getroffen door de gevolgen van binnenlandse en buitenlandse maatregelen die genomen zijn om de verspreiding van COVID-19 in te dammen. Vraaguitval en de daarmee samenhangende prijsdaling doet zich het sterkst voor bij de afzet van pluimveevlees (waaronder eendenvlees), zuivel, geitenbokjesvlees, schapenvlees, kalfsvlees, pluimveevlees, kooieieren en pelzen van nertsen.

Waar mogelijk hebben sectoren zelf maatregelen genomen om het aanbod of de productie te beperken, of om alternatieve afzetmogelijkheden te zoeken. Zo wordt een deel van de geitenbokjes nog afgemest en het vlees ingevroren opgeslagen. Desalniettemin zien steeds meer geitenhouders zich genoodzaakt geitenbokjes op jonge leeftijd te laten slachten voor petfood.

In de kalversector worden minder kalveren geslacht. Hierdoor blijft het aantal kalveren per bedrijf gelijk, maar worden dieren wel ouder en groter. Dit zou kunnen leiden tot dierenwelzijnsproblemen. De sector heeft aangegeven dat dit wordt opgelost door de zwaarste kalveren te laten slachten zodat de rest voldoende ruimte heeft en problemen met dierenwelzijn worden voorkomen. De kalversector is zelf verantwoordelijk voor het voorkómen van dierenwelzijnsproblemen en de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) handhaaft indien nodig. Vanwege het gebrek aan kalverplaatsen en liquiditeitsproblemen is de import van kalveren sinds eind maart afgenomen. In week 16 was het aantal geïmporteerde kalveren 50% van het aantal in dezelfde week in 2019. De kalversector heeft mij verzekerd de kalveren uit de Nederlandse melkveehouderij te blijven opzetten.

In de pluimveevleessector heeft een aantal vleeskuikenshouders op vrijwillige basis besloten om tijdelijk geen nieuwe vleeskuikens op te zetten. De eendensector heeft besloten om voorlopig geen nieuwe broedeieren in te leggen. Dat betekent dat er geen eendagskuikens meer uitkomen en worden geplaatst in stallen. Daarnaast wordt een aantal moederdieren vroegtijdig geslacht. De huidige mestronde op de eendenmesterijen wordt nog afgerond waarbij de eenden worden geslacht. Daarna zullen de eendenmesterijen en de slachterij stil komen te liggen. Zolang het vlees niet kan worden afgezet naar de horeca in Nederland en in de EU, wordt het ingevroren. De eendensector neemt hiermee een maatregel om de gevolgen van de crisis voor de keten te beperken, zoals ik heb aangegeven in antwoorden op vragen van de Partij voor de Dieren8. De broedeisector heeft geprobeerd om partijen eendagskuikens die niet konden vertrekken wegens het uitvallen van vluchten naar bestemmingen in derde landen elders te plaatsen en heeft besloten om voorlopig geen nieuwe broedeieren uit te broeden voor afzet naar deze bestemmingen. KLM heeft inmiddels aangekondigd dat zij per 1 mei 2020 de vluchten naar de een aantal bestemmingen hervat heeft.

Na de aanvankelijk omvangrijke problemen worden de knelpunten in de paardensector geleidelijk aan minder. In goed overleg met de NVWA begint de exportcertificering van fok- en renpaarden weer op gang te komen. Knelpunten in de regelgeving voor het chippen van veulens in het kader van I&R worden opgelost door een tijdelijke verruiming van de periode waarin dat moet gebeuren tot een leeftijd van 9 maanden.

Zoals ik in antwoord op vragen van de Partij voor de Dieren op 28 april jl.9 heb aangegeven, heb ik geen wettelijke mogelijkheden om, als crisismaatregel, aan dierlijke sectoren verplichte productiebeperkende maatregelen op te leggen omdat COVID-19 geen besmettelijke dierziekte is. Mededingingsregels staan niet toe dat branche- en producentenorganisaties hun leden een bindend advies geven over beperking van de productie.

Voor betreft de aangehouden motie van het lid Ouwehand10 over het stilleggen van de import van kalfjes, begrijp ik de zorg over het welzijn van de kalfjes goed en zal ik hiervoor aandacht vragen bij de Europese Commissie, door onder andere te pleiten voor vermindering van de transporttijd zoals hiervoor gemeld. Het is echter niet mogelijk om de import van gezonde dieren uit Europa te verbieden omdat Europa een interne markt kent. Het is evenmin mogelijk om een invoerverbod in te stellen op pluimveevlees uit landen als Brazilië, Thailand en Oekraïne om een overaanbod te voorkomen, zoals het Nederlandse pluimveevleesbedrijfsleven via de Europese koepelorganisaties aan de Europese Commissie heeft gevraagd (zie ook aangehouden motie Kamerstuk 25 295, nr. 291 van het lid Ouwehand). Aan het toepassen van vrijwaringsmaatregelen door de Europese Commissie zijn strikte eisen verbonden. Zo dient bewezen te worden dat er ernstige schade is die veroorzaakt is door een sterke stijging van de import. Dat lijkt hier vooralsnog niet aan de orde, maar ik zal hierover navraag doen bij de Europese Commissie. Uit cijfers van de Europese Commissie over de import van pluimveevlees in de eerste twee maanden van 2020 blijkt dat de import uit Oekraïne, Brazilië en Thailand respectievelijk met –32,3%, –13,9 en –20,4% is gedaald. Het effect van nationale maatregelen van landen op de COVID-19-crisis zijn grotendeels van latere datum en nog niet zichtbaar in deze cijfers. De Europese Commissie monitort markten en staat klaar indien noodzakelijk om maatregelen te nemen.

Dierenwelzijn

De zorg voor het welzijn en de gezondheid van de dieren moeten we ook in deze tijden goed met elkaar regelen. Een mogelijk knelpunt is het transport van dieren binnen Europa en daarbuiten. Alle Europese landen hebben afgesproken dat de essentiële goederenstromen ongehinderd door kunnen gaan, daar vallen diertransporten ook onder. Zo zijn bij grensposten green lanes ingericht voor essentiële transporten. De NVWA houdt daarnaast bij waar problemen te verwachten zijn, houdt de lijst met beperkende maatregelen up-to-date en maakt deze openbaar. Bij het goedkeuren van exporten van dieren wordt door de NVWA mede aan de hand van deze lijst beoordeeld of voldaan kan worden aan de transport- en rusttijden die gelden volgens de EU wetgeving voor diertransporten.

Een andere zorg is dat door arbeidstekorten bij slachthuizen – waardoor er minder dieren geslacht zouden kunnen worden – en door een afname van de afzet van dierlijke producten, stallen overvol raken en het welzijn van dieren in het geding komt. Tot op heden zijn de slachthuizen in samenspraak met de NVWA en sectoren er goed in geslaagd om de aangeboden dieren te slachten.

Tevens is er regelmatig overleg met vertegenwoordigers van onder andere dierentuinen, dierenwelzijnsorganisaties, ondernemers uit de gezelschapsdierenbranche en organisaties die toezien op proefdierenwelzijn, over de effecten van de genomen maatregelen in het kader van COVID-19. De zorgen op deze bedrijven rondom uitval van arbeidskrachten en ziekteverzuim zijn er nog steeds, maar veel organisaties vinden oplossingen voor deze problemen. Dat is een compliment waard. Een aantal organisaties heeft het financieel zwaar. Deze organisaties kunnen net als andere dierlijke sectoren gebruik maken van het generieke noodpakket economie en banen. Dierentuinen en kinderboerderijen willen graag heropenen en zijn hiervoor de voorbereidingen aan het treffen om dit te kunnen doen binnen de anderhalve meter samenleving.

Zoönose

Over zoönose en de mogelijke relatie met dieren heb ik uw Kamer eerder geïnformeerd via het verslag van de informele Landbouw- en Visserijraad en een overzicht van maatregelen in de landbouw, tuinbouw en visserij.11, en de bief van 22 april jl. over COVID-19 en mogelijke relatie met dieren. Recentelijk heeft uw Kamer ook een brief ontvangen over Infectie van nertsen met SARS-CoV-2. COVID-19 wordt veroorzaakt door een besmetting met het virus SARS-CoV-2. De verspreiding gaat van mens tot mens. Er zijn nu geen aanwijzingen dat dieren een rol spelen in de verspreiding van het virus onder mensen. Er zijn recent wel bevindingen gerapporteerd dat dieren besmet kunnen worden met SARS-CoV-2. Het gaat om huisdieren van COVID-19-patiënten, dieren in wetenschappelijk onderzoek en nertsen. Op en rond de besmette nertsenbedrijven is onderzoek gestart. Ik informeer uw Kamer spoedig (eind deze week of begin volgende week) en nauwgezet in een separate brief over de eerste bevindingen van dit onderzoek op de nertsenbedrijven.

Toezicht door de NVWA

Om de continuïteit van de voedselvoorziening te waarborgen, zijn keuringswerkzaamheden door de NVWA op slachthuizen in de afgelopen weken doorgegaan. Dit geldt ook voor keuringen ten behoeve van de import van onder meer voedingsmiddelen. Ook de certificering van levende dieren en producten voor het EU-handelsverkeer en voor derde landen vindt zoveel mogelijk doorgang. Deels vindt deze certificering op afstand plaats. Deze ruimte heeft de Europese Commissie vanaf 31 maart jl. geboden12. Onder het voorbehoud van voldoende beschikbare capaciteit voert de NVWA een aantal werkzaamheden voor exportcertificering, die niet op afstand kunnen worden gedaan, waaronder fokrunderen, schapen en geiten, paarden en bijzondere diersoorten (dierentuinen) inmiddels weer op locatie uit. Voor paarden zijn hiervoor enkele centrale locaties aangewezen waar de exportcertificering kan plaatsvinden. Voor het kunnen waarborgen van diergezondheid en dierenwelzijn is bij de genoemde diersoorten certificeren op afstand niet mogelijk. Uiteraard staat voorop dat het ter plaatse uitvoeren van controles ter certificering door de medewerkers van de NVWA op een veilige manier moet kunnen plaatsvinden conform de richtlijnen van het RIVM. Als daarvan op een bedrijf geen sprake is, zal de NVWA daar (tijdelijk) geen werkzaamheden uitvoeren.

Situatie in de Visserij- en aquacultuursector

De coronacrisis heeft ook een grote impact op de visserij- en aquacultuursector. Op grond van de recentelijk gewijzigde Verordening voor het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV) is het mogelijk om aanvullende steunmaatregelen te nemen, waaronder een regeling de tijdelijke stopzetting van visserijactiviteiten (stillegregeling). Deze verwacht ik op korte termijn, medio mei, open te kunnen stellen.

Verder nemen de Producentenorganisaties voor de garnalenvisserij, en voor de platvis en kreeftjesvisserij wekelijks aanvoerbeperkende maatregelen. In grote lijnen ligt de vloot voor de helft van de tijd aan de kant. Op deze wijze wordt marktstabilisatie nagestreefd. Dit geldt niet voor de grote vriestrawlers op haring, makreel, en dergelijke. Deze lijken minder (mondiale) vraaguitval te ondervinden of doen hun diepgevroren producten in de reguliere vriesopslag. Voor wat betreft het startende aalseizoen, waarvoor nu geen vraag is, en de stagnerende afzet van kweekaal, loopt overleg met de Europese Commissie naar alternatieve maatregelen.

Arbeidsmarkt

De COVID-19-crisis zorgt voor werkgevers in de land- en tuinbouw voor de nodige uitdagingen om aan de benodigde arbeiders te komen. Voor de crisis werd veel werk in de Nederlandse land- en tuinbouw gedaan door arbeidsmigranten van binnen de EU. Het is voor deze arbeiders niet altijd mogelijk om ongehinderd naar Nederland te komen en weer terug te reizen door de grote variatie aan maatregelen in de landen waar deze arbeidsmigranten doorheen reizen. De Europese Commissie heeft lidstaten opgeroepen om toegang te blijven verlenen aan werknemers die in andere lidstaten werkzaam zijn en monitort op dit moment hoe lidstaten hiermee omgaan. Nederland heeft al sinds het begin van de crisis dit punt op de Europese agenda gezet.

Ondanks deze ontwikkelingen slagen werkgevers in de land- en tuinbouw er nog in om voldoende arbeid in te zetten. Het vaak in de media gesuggereerde beeld van enorme tekorten aan arbeid in landbouw gaat op dit moment in Nederland niet op. Het is echter wel noodzakelijk dat werkgevers de arbeidsmigranten goede en veilige arbeidsvoorwaarden moeten blijven bieden om de benodigde arbeid vast te blijven houden. Recentelijk in de media getoonde uitwassen zijn uit den boze. Mijn collega van SZW heeft onlangs een brief naar uw Kamer gestuurd over het opzetten van een aanjaagteam ter bescherming van arbeidsmigranten.

Vooruitblik 1,5 m samenleving en scenario’s

Protocollen voor 1,5 meter samenleving

Op dit moment onderzoekt het kabinet wat nodig is om de anderhalvemetersamenleving goed in te richten. Het kabinet heeft alle sectoren opgeroepen te komen met plannen waarin zij aangeven hoe zij hun activiteiten voort kunnen zetten binnen de geldende richtlijnen van het RIVM. De sectoren is gevraagd deze plannen te overleggen aan de departementen die voor hen gewoonlijk als aanspreekpunt gelden. Vanuit het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) is hierover contact met de stakeholders en brancheorganisaties. Voor de LNV-sectoren zijn er knelpunten onder meer bij huisvesting en vervoer van arbeiders, de capaciteit van pluktreintjes, en het laden en lossen van vee. Een interdepartementale werkgroep bekijkt de aangeleverde protocollen en geeft advies bijvoorbeeld over conformiteit aan de RIVM-richtlijnen of over het te doorlopen proces voor totstandkoming (bijvoorbeeld betrokkenheid van werknemers).

Scenario’s en transitie

Het Centraal Planbureau (CPB) heeft in vier scenario’s de economische impact geschetst van het coronavirus in 2020 en 2021. Alle scenario’s resulteren een recessie, het BBP krimpt in 2020 met 1,2% tot 7,7%. Het IMF spreekt van een negatieve BBP-groei van 7,5 procent. Uit de scenariostudies komt naar voren dat de sector landbouw, bosbouw en visserij op korte termijn bovengemiddeld geraakt wordt door de crisis. Bij een duur van de contactbeperkende maatregelen van 3 maanden bevinden de schattingen voor de toegevoegde waarde ontwikkeling zich tussen –2% en –10%. Hierbij is geen rekening gehouden met de effecten op schakels in de ketens. De Nederlandse landbouw als centrale sector heeft een grotere impact op het BBP dan de omvang van de primaire productie alleen zou doen vermoeden.

Om de ingezette transitie naar een meer duurzame land- en tuinbouwsector voort te kunnen zetten is het belangrijk dat bedrijven kunnen investeren. Het is vooralsnog onduidelijk hoeveel reserves bedrijven in de sectoren hebben om de nadelige gevolgen van corona te overbruggen, ook omdat het onzeker is hoe lang deze crisis nog zal voortduren. Het is op dit moment uiteraard ook nog onduidelijk wat de lange termijn gevolgen van de crisis zijn voor private investeringen in de verduurzaming van de sector. Ik laat hiernaar door mijn ministerie onderzoek doen, mede in het kader van de aanpak duurzame agrofinanciering

Daarnaast zal deze coronacrisis ook lange termijn effecten hebben, wat een grote impact kan hebben op de land- en tuinbouw. Hierover wordt binnen het Ministerie van LNV al over nagedacht en ik wil hier graag te zijner tijd ook met uw Kamer gedachten over uitwisselen.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten


X Noot
1

Kamerstuk 35 420, nr. 2.

X Noot
2

Kamerstuk 35 420, nr. 24.

X Noot
3

Bloembollen 3; glasbloemen 21; glasgroente 3, potplanten 13, visserij en aquacultuur: 0.

X Noot
4

Kamerstuk 35 420, nr. 24.

X Noot
5

Aan het overleg met Crisisorganisatie Corona Tuinbouw nemen de volgende organisaties deel: Anthos, AVAG, gemeente Westland, Glastuinbouw Nederland, Greenport Holland, GroentenFruit Huis, Greenports Nederland, KAVB, LTO Nederland, NFO, Plantum, PZH, Rabobank, Royal FloraHolland, Topsector Tuinbouw & Uitgangsmateriaal, VBN en VGB.

X Noot
6

Kamerstuk 35 420, nr. 16 en Kamerstukken 22 112 en 35 420, nr. 2868.

X Noot
7

Kamerstukken 21 501-32 en 35 420, nr. 1230.

X Noot
8

Aanhangsel Handelingen II 2019/20, nr. 2613.

X Noot
9

Aanhangsel Handelingen II 2019/20, nr. 2613.

X Noot
10

Kamerstuk 25 295, nr. 292.

X Noot
11

Kamerstukken 21 501-32 en 35 420, nr. 1230.

X Noot
12

UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2020/466 VAN DE COMMISSIE van 30 maart 2020 betreffende tijdelijke maatregelen ter beperking van risico’s voor de gezondheid van mensen, dieren en planten en voor het dierenwelzijn tijdens bepaalde ernstige storingen van de controlesystemen van de lidstaten als gevolg van de coronavirusziekte (COVID-19).

Naar boven