35 420 Noodpakket banen en economie

Nr. 24 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 april 2020

In de eerdere brief van 7 april jl. heeft het kabinet een noodpakket samengesteld met een aantal generieke instrumenten voor liquiditeits- en loonkostensteun, waarvan ook de land- en tuinbouwsector en de visserijsector gebruik kunnen maken (Kamerstuk 35 420, nr. 16). In de brief van 11 april jl. heeft het kabinet aangegeven te zullen blijven monitoren hoe het pakket van generieke instrumenten economisch uitwerkt en te werken aan oplossingen voor knelpunten in de liquiditeits- en kostenkant (Kamerstukken 21 501–32 en 35 420, nr. 1230). Het kabinet heeft geconstateerd dat de bestaande noodmaatregelen zoals de NOW in specifieke situaties onvoldoende soelaas bieden, namelijk een combinatie van:

  • situaties waarin de productie doorgaat terwijl er nauwelijks omzet wordt gemaakt, en

  • situaties waarin producten slecht of niet houdbaar zijn vanwege bederfelijkheid en waarvoor geen of beperkte alternatieve toepassingsmogelijkheden zijn, en

  • situaties waarin bedrijven in de periode maart, april, mei een grote seizoenspiek hebben in productie, personele bezetting en omzet.

Bovengenoemde combinatie doet zich voor in de sierteelt en in onderdelen van de voedingstuinbouw. Daarom werkt het kabinet aan een regeling om hen tegemoet te komen. Ondernemers die in de periode maart, april, mei 2020 ten opzichte van de gemiddelde omzet in dezelfde periode in de drie voorgaande jaren 2017–2019 een forse omzetderving hebben komen in aanmerking voor een financiële compensatie om onder andere onvermijdelijke seizoensgebonden loonkosten te kunnen blijven betalen. Uitgangspunt is dat de eerste 30% van de omzetderving onder ondernemersrisico valt en dat de staat de resterende 70% van de schade voor een aanzienlijk deel compenseert. De verwachte uitgaven bedragen circa € 600 miljoen.

Ook bij telers van fritesaardappelen doet deze combinatie zich voor. Het kabinet komt daarom ook voor hen met een compensatieregeling. Telers krijgen een compensatie voor de hoeveelheid fritesaardappelen die zij nog in opslag hebben liggen. De vergoeding wordt vastgesteld op basis van 1 miljoen ton aardappelen, die niet meer verwerkt kunnen worden tot frites dit seizoen. De vergoeding zal 40% bedragen van de gemiddelde marktwaarde van deze fritesaardappelen over de periode september 2019 t/m februari 2020. De verwachte uitgaven bedragen circa € 50 miljoen.

Uitvoering

De totale vergoeding per bedrijf kan worden uitbetaald wordt geplafonneerd, om zeker te stellen dat alle bedrijven die aanspraak maken ook daadwerkelijk steun kunnen ontvangen. Beide regelingen zullen worden uitgevoerd door de RVO. Er volgt op korte termijn informatie over de nadere uitwerking en de wijze waarop bedrijven zich aan kunnen melden.

Verruiming van de Borgstelling MKB-landbouwkredieten

Tevens wil ik van de gelegenheid gebruik maken uw Kamer te informeren dat op 10 april de Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 9 april 2020, nr. WJZ/20098271, houdende wijziging van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies en de Regeling openstelling EZK- en LNV-subsidies 2020 in verband met de tijdelijke uitbreiding van titel 2.5. Borgstelling MKB-landbouwkredieten tot MKB-visserij- en aquacultuurkredieten vanwege de uitbraak van het coronavirus in de Staatscourant gepubliceerd is. Samengevat gaat het over de volgende verruiming: ook voor visserij- en aquacultuurbedrijven die kampen met liquiditeitsproblemen als gevolg van de uitbraak van het coronavirus, heeft het kabinet besloten dat zij gebruik kunnen maken van een tijdelijke verruiming van regeling Borgstelling MKB-Landbouwkredieten (BL-C) voor tijdelijke kredietfaciliteiten. Daarmee staat het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) borg voor de door de banken verleende kredieten aan agrarisch ondernemers. Deze maatregel geldt met terugkerende kracht vanaf 18 maart 2020. Tevens heeft het kabinet besloten om de provisiekosten voor de BL-C te halveren, dit eveneens met terugkerende kracht en geldt voor bedrijven in de primaire land- en tuinbouw en in de visserij en aquacultuur. Daarmee worden de financieringslasten voor MKB-ondernemers die kortlopende kredieten afsluiten verminderd. De provisiekosten zijn van 3% verlaagd naar 1,5%, respectievelijk van 1,0% naar 0,5% voor startende ondernemers en overnemers.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

Naar boven