Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2019-2020 | 35301 nr. 3 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2019-2020 | 35301 nr. 3 |
Vastgesteld 6 november 2019
De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister van Buitenlandse Zaken over de nota van 17 september 2019 inzake de Homogene Groep Internationale samenwerking 2020 (HGIS-nota 2020) (Kamerstuk 35 301, nr. 2).
De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 30 oktober 2019. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, Pia Dijkstra
De griffier van de commissie, Van Toor
1
Klopt het dat de Pijler 1 de financiering van het Fonds Verantwoord Ondernemen (FVO) uit het budget van Offical Development Assistance (ODA-budget) toegekend wordt?
Antwoord:
Dit is correct.
2
Klopt het dat de Pijler 2 financiering van het FVO uit het non-ODA-budget toegekend wordt?
Antwoord:
Nee, zowel pijler 1 als 2 worden vanuit het ODA-budget toegekend.
3
Hoeveel subsidie uit Pijler 1 van het FVO is er voor dit jaar aangevraagd?
Antwoord:
Er zijn dertien aanvragen ontvangen voor pijler 1 voor een totaal bedrag van € 5.514.117.
4
Hoeveel subsidie uit Pijler 1 van het FVO is er voor dit jaar toegekend?
Antwoord:
De ontvangen pijler 1 aanvragen zijn momenteel in behandeling en zijn nog niet toegekend. De eerste toekenningen worden rond half december verwacht.
5
Hoeveel subsidie uit Pijler 2 van het FVO is er voor dit jaar aangevraagd?
Antwoord:
Er zijn acht aanvragen ontvangen voor pijler 2, voor een totaalbedrag van € 3.535.624.
6
Hoeveel subsidie uit Pijler 2 van het FVO is er voor dit jaar toegekend?
Antwoord:
Acht aanvragen zijn toegekend voor een totaal bedrag van € 3.459.224.
7
Kunt u per Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO)-convenant aangeven hoeveel subsidie er is aangevraagd en hoeveel er is toegekend voor zowel Pijler 1 als Pijler 2 van het FVO?
Antwoord:
Voor pijler 1 zijn de aanvragen momenteel in behandeling bij RVO, de eerste toekenningen worden de komende maanden verwacht. Het is niet mogelijk om aan te geven hoeveel subsidie er is aangevraagd per convenant, aangezien de pijler 1 projecten zich richten op samenwerkingsverbanden.
Voor pijler 2 zijn de volgende bedragen toegekend:
Convenant Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Beleggen Pensioenfondsen: 600.000 EUR (aangevraagd: 600.000)
Convenant Duurzaam Bosbeheer: 298.200 EUR (aangevraagd: 298.200)
Convenant Voedingsmiddelensector: 436.074 EUR (aangevraagd: 436.074)
Convenant Duurzame Kleding en Textiel: 337.750 EUR (aangevraagd: 337.750)
Convenant Verantwoord Goud: 284.900 EUR (aangevraagd: 284.900)
Convenant Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Beleggen in de verzekeringssector: 512.500 EUR (aangevraagd: 587.500)
Convenant Verantwoorde Metaalketens: 525.000 EUR (aangevraagd: 525.000)
IMVO-initiatief TruStone: 464.800 EUR (aangevraagd: 466.200)
Deze bedragen betreffen toekenningen van subsidie voor meerdere jaren (2019–2023 of voor de looptijd van het convenant).
8
Welk bedrag uit Pijler 1 van het FVO is op dit moment toegekend aan projecten gerelateerd aan de IMVO-convenanten?
Antwoord:
Zie antwoord vraag 7.
9
Welk bedrag uit Pijler 1 van het FVO is op dit moment aangevraagd aan projecten gerelateerd aan de IMVO-convenanten?
Antwoord:
Zie antwoord vraag 7.
10
Hoeveel subsidie is er nog over uit Pijler 1 voor de resterende looptijd van het FVO?
Antwoord:
Conform de beleidsregels van het Fonds Verantwoord Ondernemen (Stcrt. 2019, nr. 12517) wordt het Fonds Verantwoord Ondernemen (FVO) jaarlijks opengesteld. Ook de subsidieplafonds worden jaarlijks bepaald. Begin 2020 zal het FVO weer opengaan, met een nader te bepalen subsidieplafond (art. 3).
11
Hoeveel subsidie is er nog over uit Pijler 2 voor de resterende looptijd van het FVO?
Antwoord:
Zie vraag 10: De subsidieplafonds worden jaarlijks bepaald. Begin 2020 zal het FVO weer opengaan, met een nader te bepalen subsidieplafond.
12
Worden de nul netto ontbossingsdoelen in 2030 gehaald?
Antwoord:
De New York Declaration on Forests (2014) is een vrijwillige, niet-juridisch bindende verklaring opgesteld door overheden, bedrijven en het maatschappelijk middenveld met als doelstelling per 2030 een einde te maken aan ontbossing. De belangrijkste uitdagingen zijn de bescherming van primair bos, het herstel van gedegradeerd land en het beschikbaar komen van de hiervoor benodigde financiële middelen. Ondanks toenemende politieke wil en ambitie is het onzeker of het doel in 2030 zal zijn behaald.
13
Hoeveel middelen gaan er naar het tegengaan van ontbossing?
Antwoord:
Er wordt via verschillende kanalen direct en indirect en in toenemende mate uit OS-middelen bijgedragen aan het tegengaan van ontbossing en landdegradatie.
Nederland steunt verschillende activiteiten op het gebied van bossen en duurzaam landschapsbeheer, zoals via het Working Landscapes-programma van Tropenbos en in samenwerking met het Initiatief Duurzame Handel (IDH). Om duurzaam bosbeleid te bevorderen wordt daarnaast steun verleend aan de implementatie van FLEGT en REDD+. Aan deze specifieke op bossen gerichte activiteiten zal in 2020 ten minste € 25 miljoen worden besteed.
Daarnaast zal het Dutch Fund for Climate and Development (DFCD), dat in de periode 2019–2022 stortingen voor een totaal van € 160 miljoen ontvangt, naar verwachting ook een belangrijke bijdrage leveren aan het tegengaan van ontbossing.
Nederland draagt voorts bij aan de strijd tegen ontbossing via de Global Environment Facility (GEF) en het Groene Klimaatfonds (GCF).
Binnenkort zal de Kamer per brief worden geïnformeerd over de versterkte inzet op het tegengaan van ontbossing.
14
Hoeveel middelen worden er in het Green Climate Fund gestopt?
Antwoord:
Voor de eerste vier jaar (2016–2019) heeft Nederland € 100 miljoen aan het Groene Klimaatfonds toegezegd. Op de VN-klimaattop afgelopen september heeft Nederland € 120 miljoen voor de komende vier jaar (2020–2023) toegezegd.
Voor de eerste vier jaar beliep het totaal van de toezeggingen USD 10,3 miljard. Het is nog niet zeker hoeveel het totaal van de toezeggingen voor de komende vier jaar zal belopen, maar het zal naar verwachting om een bedrag in dezelfde orde van grootte gaan.
15
Gaan de financiële doelen van het Green Climate Fund worden gehaald?
Antwoord:
Er zijn nooit financiële doelen voor of door het Groene Klimaatfonds (GCF) gesteld. GCF is een van de kanalen voor de beschikbaarstelling van de USD 100 miljard per jaar (vanaf 2020) die de rijke landen hebben toegezegd voor klimaatactie in ontwikkelingslanden. Internationaal is afgesproken dat een «aanzienlijk», maar niet gespecificeerd deel van deze 100 miljard via GCF zou lopen.
16
Komt Nederland haar toezegging voor het Green Climate Fund na?
Antwoord:
Ja.
17
Spreekt Nederland andere landen van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) aan op verantwoordelijkheden met betrekking tot het Green Climate Fund?
Antwoord:
Nederland spoort wereldwijd landen aan hun klimaatambitie te verhogen. Wat de rijke landen betreft gaat het dan ook om hun steun aan klimaatactie in ontwikkelingslanden. De meeste donoren van GCF hebben laten weten hun bijdrage te zullen verhogen. Nederland juicht dit toe, maar acht het vooral van belang dat rijke landen hun bijdrage aan de internationale klimaatfinanciering vergroten. Verhoging van de bijdrage aan GCF is daartoe een van de mogelijkheden.
18
Welk deel van de begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (BHOS) (Kamerstuk 35 300 XVII) wordt besteed aan Nederlandse bedrijven (ODA en non-ODA)?
Antwoord:
Vanuit artikel 1.1 Duurzaam handels- en investeringssysteem, incl. MVO zijn de volgende ODA bedragen beschikbaar voor Nederlandse bedrijven:
Subsidies
Fonds bestrijding kinderarbeid (FBK): € 6,7 miljoen
Fonds verantwoord ondernemen (FVO): € 5,5 miljoen
Vanuit artikel 1.2 Versterkte Nederlandse handels- en investeringspositie zijn de volgende non-ODA bedragen beschikbaar voor Nederlandse bedrijven:
Subsidies
Programma’s internationaal ondernemen: € 17,9 miljoen. Dit betreft: Starters International Business (SIB), Partners for International Business (PIB) en Demonstratieprojecten, haalbaarheidsstudies en investeringssubsidies (DHI).
Leningen
Dutch Trade and Investment Fund (DTIF): € 17,4 miljoen
Garanties
Dutch Trade and Investment Fund (DTIF): In het DTIF is een bedrag van € 140 miljoen beschikbaar aan garanties voor Nederlandse bedrijven.
Vanuit artikel 1.3 Versterkte private sector en arbeidsmarkt in ontwikkelingslanden zijn de volgende ODA bedragen beschikbaar voor Nederlandse bedrijven:
Subsidies
Ontwikkelingsrelevante Infrastructuurontwikkeling (ORIO): € 40 miljoen
Ontwikkelingsrelevante infrastructuurontwikkeling in ontwikkelingslanden (DRIVE): € 20 miljoen
Private Sector Investeringsprogramma (PSI): € 10 miljoen
Fonds duurzame ontwikkeling en voedselzekerheid (FDOV): € 10 miljoen
Sustainable Development Goals Partnerschapsfaciliteit (SDGP): € 7,5 miljoen
Demonstratieprojecten, haalbaarheidsstudies en investeringsstudies (DHI): € 4 miljoen
Leningen
Dutch Good Growth Fund (DGGF) onderdeel 1 (RVO): € 25 miljoen
Garanties
In het DGGF is een bedrag van € 675 miljoen beschikbaar aan garanties voor Nederlandse bedrijven.
Voor DRIVE is jaarlijks een garantiebedrag van € 55 miljoen beschikbaar.
Vanuit artikel 2.1 Voedselzekerheid zijn de volgende ODA bedragen beschikbaar voor Nederlandse bedrijven:
Subsidies
Fonds duurzame ontwikkeling en voedselzekerheid (FDOV): € 15 miljoen
Sustainable Development Goals Partnerschapsfaciliteit (SDGP): € 5 miljoen
Vanuit artikel 2.2 Water is het volgende ODA bedrag beschikbaar voor Nederlandse bedrijven:
Subsidies
Fonds duurzaam water (FDW): € 7,5 miljoen
19
Welk deel van de BHOS-begroting wordt besteed via het maatschappelijk middenveld?
Antwoord:
Bij de inzet van ODA-middelen wordt niet gestuurd op kanalen. BHOS kiest de partner waarmee het desbetreffende beleidsdoel naar verwachting het beste kan worden bereikt. Achteraf is duidelijk via welk kanaal is gefinancierd. In 2018 ging 18,1% van het budget direct naar NGO’s. Een deel van de directe uitgaven aan multilaterale uitgaven landt uiteindelijk ook bij NGO’s.
20
Welk deel van de BHOS-begroting wordt besteed via multilaterale organisaties?
Antwoord:
Bij de inzet van ODA-middelen wordt niet gestuurd op kanalen. BHOS kiest de partner waarmee het desbetreffende beleidsdoel naar verwachting het beste kan worden bereikt. Achteraf is duidelijk via welk kanaal is gefinancierd. In 2018 ging 42,5% van het budget direct naar multilaterale organisaties. Een deel van de directe uitgaven aan multilaterale uitgaven landt uiteindelijk ook bij NGO’s.
21
Kunt u concreet aangeven welke maatregelen u hanteert om de doelstelling te halen om 0,7% van het Bruto Nationale Inkomen (BNI) aan ontwikkelingssamenwerking te besteden tegen 2030?
Antwoord:
Het kabinet trekt jaarlijks honderden miljoenen euro’s meer uit voor ontwikkelingssamenwerking dan onder het vorige kabinet was voorzien: het Regeerakkoord corrigeert voor de kasschuiven van het vorige kabinet en daarbovenop wordt nog eens € 1 miljard extra toegevoegd aan de BHOS-begroting voor deze kabinetsperiode, verdeeld over de jaren 2018–2021. De BHOS-nota «Investeren in perspectief» (Kamerstuk 34 952, nr. 1) stelt dat om alle
benodigde maatregelen te kunnen nemen om zoveel mogelijk bij te dragen aan de SDGs, stappen moeten worden gezet die passen binnen de herbevestiging van de internationale afspraak in EU- en VN-verband om weer toe te werken naar een ODA-budget van 0,7% van het BNI in 2030. De intensiveringen uit het Regeerakkoord zijn belangrijke stappen tijdens deze kabinetsperiode. Een mogelijke extra vervolgstap tijdens deze kabinetsperiode wordt integraal op de daartoe geëigende momenten bekeken in het licht van humanitaire en ontwikkelingssituaties, de Rijksbrede prioriteiten en binnen de afgesproken budgettaire kaders.
22
Is er een concrete strategie voor het behalen van de Duurzame Ontwikkelingsdoelstellingen (SDG’s) in 2030 in Nederland en daarbuiten?
Antwoord:
Nederland werkt sinds 2016 aan het behalen van de Duurzame Ontwikkelingsdoelen (SDG’s) volgens een plan van aanpak (Kamerstuk 26 485, nr. 232). Het plan beschrijft de ambitie, verantwoordelijkheden en stappen om de SDG’s te behalen in Nederland. De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking coördineert de uitvoering van de SDG-agenda door Nederland, waarbij departementen verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de onderdelen die op hun beleidsterrein liggen (Kamerstuk 33 625, nr. 213). De BHOS-nota «Investeren in Perspectief» (Kamerstuk 34 952, nr. 1) geeft de bijdrage van Nederland aan het behalen van de SDG’s buiten onze grenzen weer.
23
Om de SDG’s te halen moeten ontwikkelingslanden zeker 20% van hun Bruto Binnenlands Product uit belastingopbrengsten halen, hoe stimuleert u dit?
Antwoord:
Vanuit de begroting voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking wordt technische assistentie gefinancierd ter versterking van fiscaal beleid en handhavingscapaciteit in ontwikkelingslanden. Nederland besteedde hier in 2018 ongeveer EUR 8 miljoen aan, terwijl het in 2015 nog om ongeveer EUR 3 miljoen ging. Met deze toename geeft Nederland gehoor aan het Addis Tax Initiative, de oproep aan donorlanden tijdens de Financing for Development-conferentie van 2015 om hun bestedingen aan technische assistentie binnen een bestek van 5 jaar te verdubbelen. Nederland biedt technische assistentie bilateraal via de belastingdienst en het International Bureau of Fiscal Documentation en via multilaterale kanalen. Inmiddels leverde het mede door Nederland ondersteunde OESO/UNDP programma Tax Inspectors Without Borders (TIWB) ontwikkelingslanden de afgelopen vier jaar bijna USD 500 miljoen extra belastinginkomsten op.
Deze technische assistentie is er onder meer op gericht om ontwikkelingslanden in staat te stellen nieuwe internationale standaarden voor de aanpak van belastingontwijking te implementeren en toe te passen. Deze standaarden zijn bijvoorbeeld ontwikkeld in het OESO/G20 Base Erosion and Profit Shifting (BEPS) project, en voor fiscale gegevensuitwisseling zoals overgekomen in het Global Forum on Transparency and Exchange of Information for Tax Purposes). Dankzij deze nieuwe handhavingsinstrumenten zullen de belastingopbrengsten in ontwikkelingslanden naar verwachting verder toenemen.
24
Hoeveel draagt Nederland in 2020 in totaal bij aan organisaties van de Verenigde Naties? Welk deel daarvan is vrijwillig? Welk deel is ODA-toerekenbaar? Kunt u een overzicht verschaffen in de vorm van een tabel?
Antwoord:
In onderstaand overzicht zijn opgenomen de verplichte en vrijwillige bijdragen aan organisaties van de Verenigde Naties door de verschillende ministeries. Onder de vrijwillige bijdragen is rekening gehouden met de zogenaamde Algemene Vrijwillige Bijdrages en met thematische activiteiten via de betreffende VN-organisaties.
organisatie |
verplicht |
vrijwillig |
totaal |
wv ODA |
---|---|---|---|---|
International Impartial and Independent Mechanism (IIIM) |
1,00 |
1,00 |
0,00 |
|
VN contributie |
34,50 |
34,50 |
0,00 |
|
VN vredesmissies |
99,00 |
99,00 |
0,00 |
|
International Labour Organisation (ILO) |
5,70 |
13,63 |
19,33 |
17,05 |
International Tribunal for the Law of the Sea (ITLOS); International Seabed Authority (ISA) |
0,40 |
0,40 |
0,00 |
|
UN Environment Programme (UNEP) |
0,26 |
10,83 |
11,09 |
7,36 |
World Health Organisation (WHO) |
6,70 |
21,30 |
28,00 |
22,00 |
UN Population Fund (UNFPA) |
71,00 |
71,00 |
71,00 |
|
UNAIDS |
20,00 |
20,00 |
20,00 |
|
UNWOMEN |
6,59 |
6,59 |
6,59 |
|
UN High Commissioner for Refugees (UNHCR) |
33,00 |
33,00 |
33,00 |
|
UN Relief and Works Agency for Palestine refugees (UNWRA) |
13,00 |
13,00 |
13,00 |
|
World Food Programme (WFP) |
45,97 |
45,97 |
45,97 |
|
UN Industrial Development Organisation (UNIDO) |
2,00 |
2,00 |
2,00 |
|
UN Development Programme (UNDP) |
56,60 |
56,60 |
56,60 |
|
UNICEF |
110,00 |
110,00 |
110,00 |
|
UN Educational, Scientific and Cultural Organisation (UNESCO) |
4,40 |
4,40 |
2,64 |
|
World Intellectual Property Organisation (WIPO) |
0,40 |
0,40 |
0,00 |
|
International Atomic Energy Agency (IAEA) |
7,30 |
7,30 |
0,00 |
|
UN-Office for the Coordination of Humanitarian Affairs (UN-OCHA) |
62,05 |
62,05 |
62,05 |
|
International Organisation for Migration (IOM) |
0,60 |
0,60 |
0,60 |
|
International Telecommunication Union; Universal Postal Union; World Tourism Organisation |
2,60 |
2,60 |
0,00 |
|
Office of the UN High Commissioner for Human Rights (OCHCR) |
7,70 |
7,70 |
4,00 |
|
Food and Agriculture Organisation (FAO) |
8,10 |
15,90 |
24,00 |
3,88 |
World Meteorological Organisation (WMO) |
0,90 |
0,90 |
0,00 |
|
Totaal |
179,96 |
438,57 |
618,53 |
398,74 |
25
Waarom steunt Nederland de oproepen van diverse OESO-landen om ook hulp aan middeninkomenslanden ODA-toerekenbaar te maken doorgaans niet?
Antwoord:
Hulp aan middeninkomenslanden kan al gerapporteerd worden als ODA. Volgens de definitie van de Wereldbank zijn landen met een BNI per capita tussen de USD 1.026 en USD 12.375 middeninkomenslanden. Vrijwel al deze middeninkomenslanden (m.u.v. EU-lidstaten) staan al op de OESO/DAC-lijst voor ODA ontvangende landen.1 Landen met een BNI per capita hoger dan USD 12.375 zijn volgens de definitie van de Wereldbank hoge-inkomenslanden. Deze landen staan niet op de OESO/DAC-lijst voor ODA ontvangende landen. Hulp aan hoge inkomenslanden kan niet als ODA worden gerapporteerd.
26
Welk deel van thema 5 bestaat uit werkelijke handelsbevordering?
Antwoord:
In de HGIS nota is weergegeven dat de totale uitgaven voor het beleidsthema 5 (duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen) 545,7 miljoen euro is. In de tabel op pag. 24 is nader omschreven waar dit bedrag uit bestaat. Voor wat betreft handelsbevordering bestaat dit uit de jaarlijkse RVO opdracht (84 miljoen) en uit publiek private samenwerking periode 2017–2021 (10 miljoen).
Op 545,7 miljoen is dat ca 17%.
27
Kunt u een uitsplitsing geven van het budget van beleidsartikel 01.02 «Bescherming en bevordering van mensenrechten» volgens de zes prioriteiten, namelijk: vrijheid van meningsuiting en internetvrijheid, vrijheid van religie en levensovertuiging, gelijke rechten voor vrouwen en meisjes, mensenrechtenverdedigers, gelijke rechten voor LHBTI’s en internationale rechtsorde & strijd tegen straffeloosheid?
Antwoord:
Een uitsplitsing van de besteding per prioriteit ontvangt uw Kamer in de jaarlijkse Mensenrechtenrapportage (die uw Kamer rond mei toekomt, laatstelijk op 29 mei 2019, Kamerstuk 32 735, nr. 245).
28
Kunt u aangeven hoe de intensivering van het Mensenrechtenfonds van 36,2 miljoen euro (Kamerstuk 32 735, nr. 227) zich de laatste en volgende jaren vertaalt in het beleidsartikel 01.02 «Bescherming en bevordering van mensenrechten»?
Antwoord:
De intensivering van het mensenrechtenbeleid bestaat uit € 7,4 miljoen in 2018 en € 9,6 miljoen per jaar in 2019, 2020 en 2021 onder beleidsartikel 01.02. Inhoudelijk is de intensivering toegelicht in Kamerstuk 32 735, nr. 227. Een uitsplitsing van de besteding per prioriteit, ontvangt uw Kamer in de jaarlijkse Mensenrechtenrapportage (die uw Kamer rond mei toekomt, laatstelijk op 29 mei 2019, Kamerstuk 32 735, nr. 245).
29
Kunt u, aangezien er in het kader van de intensivering van het mensenrechtenbeleid is nadrukkelijk aandacht is voor o.a. vrijheid van religie en levensovertuiging, aangeven welk percentage van het mensenrechtenfonds hiervoor wordt aangewend?
Antwoord:
Een uitsplitsing van de besteding per prioriteit, waaronder vrijheid van religie en levensovertuiging, ontvangt uw Kamer in de jaarlijkse Mensenrechtenrapportage (die uw Kamer rond mei toekomt, laatstelijk op 29 mei 2019, Kamerstuk 32 735, nr. 245). Voor de vrijheid van religie en levensovertuiging is in 2018 € 3.345.217 uitgegeven via het Mensenrechtenfonds, dat in totaal € 52.428.822 omvatte, dus 6,4%.
30
Heeft de Arctische Raad een secretariaat? Draagt Nederland daar financieel aan bij?
Antwoord:
De Arctische Raad heeft een secretariaat dat wordt gefinancierd door de acht Arctische landen. Nederland draagt hieraan niet financieel bij.
31
Wordt de manier waarop een land omgaat met dissidente stemmen en/of groepen de mogelijkheid hebben om hun onvrede te uiten meegenomen in de Early Warning & Early Action-investeringen?
Antwoord:
In veel situaties heeft de ruimte voor dissidente stemmen en/of groepen invloed op de risico’s op gewapend conflict. Respect voor mensenrechten als vrijheid van meningsuiting, organisatie en vergadering draagt bij aan het geweldloos kanaliseren van verschillende opvattingen binnen een samenleving. Uiteraard wordt hiernaar gekeken bij het kiezen van de landenfocus in het kader van Early Warning & Early Action.
32
Aan welke regio's of landen geeft Nederland prioriteit in zijn inzet op Early Warning & Early Action?
Antwoord:
Nederland kijkt voor zijn inzet op Early Warning & Early Action met bijzondere aandacht naar de regio’s die in ons geïntegreerd veiligheidsbeleid prioriteit hebben gekregen. Dit betreft met name de regio’s rond de EU (Oost-Europa, het Midden-Oosten, Noord-Afrika, de Sahel en de Hoorn van Afrika) en de omgeving van de Caribische gebiedsdelen. Verder wordt een afweging gemaakt op basis van onder meer de geïdentificeerde conflictrisico’s, de risico’s voor de lokale bevolking, de risico’s voor Nederlandse belangen en de invloed die Nederland mogelijk uit kan oefenen op de conflictdynamiek.
33
Kunt u aangeven welke investeringen zijn afgevallen of veranderd nu het beleidsartikel 04.03 «Rechtstaatontwikkeling, wederopbouw, vredesopbouw, versterkte legitimiteit van democratische structuren en tegengaan van corruptie» is veranderd in «veiligheid en rechtstaatsontwikkeling»?
Antwoord:
De investeringen zijn niet veranderd met uitzondering van specifieke sociaaleconomische wederopbouw projecten. Deze zullen niet meer worden geïnitieerd onder dit beleidsartikel aangezien deze projecten al onder andere thema’s worden uitgevoerd (zoals voedselzekerheid, water, werkgelegenheid).
De benaming van het beleidsartikel is aangepast om het in lijn te brengen met de beleidsnota BHOS Investeren in Perspectief (2018). Over de invulling van het veiligheid en rechtsorde thema bent u geïnformeerd per brief van 14 december 2018 met de Theories of Change (ToC) voor de thematische prioriteiten van het ontwikkelingsbeleid en de geografische focus binnen de bilaterale samenwerking.
34
Klopt het dat de daling van het budget «Veiligheid en rechtstaatontwikkeling» te wijten is aan een afsplitsing van 172 miljoen euro (in 2019) naar het nieuwe beleidsartikel «04.02 Opvang en bescherming in de regio en migratiesamenwerking»? Kunt u ook de intensivering van 44 miljoen euro voor artikel «04.03 Veiligheid en rechtstaatsontwikkeling» – ten opzichte van het begrote bedrag in 2018 – toelichten?
Antwoord:
Het nieuwe beleidsartikel 04.02 Opvang en bescherming in de regio en migratiesamenwerking dat vanaf 2019 in de begroting is opgenomen bestaat uit twee onderdelen waarvan een deel afkomstig is van artikel 4.3.
Alleen het eerste onderdeel, «Opvang in de regio», stond voorheen als instrument onder dat artikelonderdeel. De realisatie bedroeg in 2018 € 196 miljoen (inclusief een eenmalige ophoging van € 50 miljoen). Voor de «EU Facility for Refugees in Turkey» (FRIT), is voor 2019 voor € 138 miljoen en voor 2020 voor € 128 miljoen begroot.
Het tweede onderdeel, «migratiesamenwerking», stond voorheen opgenomen op de BHOS-begroting onder artikel 5.3. Hiervan bedroeg de realisatie in 2018 € 33,5 miljoen en er was voor 2019 en 2020 34 miljoen opgenomen.
Er is derhalve geen sprake van een intensivering op artikel «04.03 Veiligheid en rechtstaatsontwikkeling».
35
Waar komen de uitgaven ter bevordering van dataverzameling en -analyse inzake migratiestromen precies terecht?
Antwoord:
Deze uitgaven komen terecht bij de International Organization for Migration (IOM), en meer in het bijzonder bij de Displacement Tracking Matrix (DTM). DTM is een systeem voor het verzamelen, verwerken en verspreiden van data en informatie over migratie.
36
Kunt u uw strategische beleidscommunicatie nader toelichten? Welke doelgroepen worden bedoeld en via welke kanalen worden zij benaderd en bereikt?
Antwoord:
Het ministerie richt zijn communicatie op het algemeen geïnteresseerd publiek en diverse stakeholders (zoals ondernemers, kennisinstellingen, andere overheden en buitenlandse doelgroepen). Met de inzet van de communicatie informeren we en gaan we in dialoog met de verschillende doelgroepen over het beleid van het ministerie. Hiervoor zetten we verschillende kanalen in zoals media-woordvoering, TV programma’s zoals Floortje en de ambassadeurs, online kanalen zoals diverse websites (waaronder rijksoverheid.nl), twitteraccounts, Facebook, Instagram, Linkedin en podcasts. Daarnaast ook offline kanalen zoals het programma In gesprek met BZ.
37
Wat bedoelt u met «internationaliseringsprogeamma’s», temeer aangezien de term «internationalisering» in de pagina’s over beleidsthema 7, waarnaar wordt verwezen, nergens voorkomt?
Antwoord:
Het internationaal cultuurbeleid is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de Ministers van BZ, BHOS en OCW. De uitgaven komen ten laste van de drie respectieve begrotingen. Het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie ontvangt zowel van BZ als OCW financiering voor de uitvoering van een internationaliseringsprogramma gericht op de positionering van de Nederlandse creatieve sector, alsmede voor een tweede programma waarbij ontwerp(denken) wordt ingezet voor het adresseren van stedelijke uitdagingen in een viertal doellanden van het beleid.
38
Hoe gaat het kabinet het gebruik van ODA als hefboom voor private investeringen in ontwikkelingslanden verder stimuleren, conform de motie van het lid Stoffer? (Kamerstuk 35 000 XVII, nr. 50)?
Antwoord:
In de brief Internationaal financieren in perspectief van februari 2019 (Kamerstuk 34 952, nr. 44) heeft het kabinet een overzicht gepresenteerd van bestaande en voorgenomen regelingen en programma’s op financieringsgebied, die mede dienen om het gebruik van ODA als hefboom voor private investeringen in ontwikkelingslanden conform de motie-Stoffer te stimuleren. Daarnaast draagt Nederland bij aan een aantal arrangementen met ontwikkelingsbanken, gericht op het mobiliseren van private financiering, zoals revolverende fondsen van IFC en verschillende programma’s van FMO. Tenslotte levert Nederland een wezenlijke bijdrage aan innovatieve initiatieven als het Health Insurance Fund, het IDH Farmfit Fund en de Private Infrastructure Development Group. Nederland blijft erop inzetten via dit type programma’s private financiering te mobiliseren.
Internationaal stimuleert Nederland de inzet van ODA als hefboom, door als relatieve koploper ervaringen te delen en beleid te ontwikkelen. Ook steunt Nederland fora en organisaties die publieke en private partijen bijeen brengen. Belangrijke internationale fora zijn de OESO, de Financing for Development conferenties, en platforms als Convergence en het Global Impact Investors Network.
39
Wat is het verwachte rendement van het gebruik van ODA als hefboom voor private investeringen in ontwikkelingslanden?
Antwoord:
Dit valt in zijn algemeenheid niet aan te geven. De hefboom kan sterk verschillen naar gelang bijvoorbeeld het financieel instrument, land en sector.
40
Is er bij het van gebruik van ODA als hefboom voor private investeringen in ontwikkelingslanden rekening gehouden met het verschil in rendement tussen landen met een verschillende ontwikkelingsstatus?
Antwoord:
Ja. Bij de vormgeving van programma’s wordt rekening gehouden met type land, sector en de investering. De mate van concessionaliteit per programma of investering is altijd zo klein mogelijk om optimale besteding van OS-gelden te waarborgen en marktverstoring te vermijden.
41
Hoe zorgt het kabinet ervoor dat het gebruik van ODA als hefboom voor private investeringen wordt ingezet om de meest kwetsbare groepen en de minst ontwikkelde landen te bereiken?
Antwoord:
Bij de keuze voor programma’s en financieringsvormen staan de BHOS-beleidsdoelen centraal. Belangrijk is dat er altijd ontwikkelingscriteria worden gehanteerd die maken dat een bijdrage wordt geleverd aan duurzame inclusieve groei. Het kabinet wil bijdragen aan enerzijds opschaling van succesvol gebleken benaderingen en anderzijds het uittesten van programma’s die de private sector stimuleren om zich op nieuwe terreinen te begeven.
42
Wat is de laatste stand van zaken rondom de Dutch Female Entrepreneurship Academy?
Antwoord:
De «Dutch Female Entrepreneurship Academy» is nog in ontwikkeling. Naar verwachting zal de eerste editie van de «Dutch Female Entrepreneurship Academy» begin 2020 plaatsvinden. Het doel van de «Dutch Female Entrepreneurship Academy» is vrouwelijke ondernemers (startups en MKB) te informeren, stimuleren en motiveren om internationaal zaken te gaan doen en (meer) gebruik te maken van het beschikbare handelsintrumentarium. Dit zal bestaan uit verschillende samenhangende activiteiten zoals seminars en workshops gericht op verbeterde toegang tot financiering, netwerken, know-how en zichtbaarheid. Met verschillende (vrouwelijke) ondernemersnetwerken wordt gesproken over de inhoudelijke invulling en vorm.
43
Hoe wil en gaat u uitvoering geven aan de motie van het lid Stoffer (Kamerstuk 35 000, nr. 50)?
Antwoord:
Zie antwoord op vraag 38.
44
Welk deel van alle inspanningen in het kader van privatesectorontwikkeling staat niet in het kader van de SDG’s?
Antwoord:
Alle inspanningen in het kader van privatesectorontwikkeling staan in het kader van de SDG’s. De zeventien SDG’s zoals overeengekomen in de Verenigde Naties zijn de internationale leidraad voor het BHOS-beleid en staan daarmee ook centraal binnen het beleid gericht op privatesectorontwikkeling.
Het kabinet draagt via verschillende programma’s en kanalen bij aan het bereiken van de SDG’s in ontwikkelingslanden. Hierbij wordt specifiek de lokale private sector betrokken en gestimuleerd, om de impact te maximaliseren. Deze interventies zijn soms direct en specifiek gericht op een bepaald subthema binnen de SDG’s, maar hebben altijd tot doel om bij te dragen aan duurzame en inclusieve economische groei in ontwikkelingslanden.
45
Hoe betrekt Nederland de eigen private sector bij het oplossen van maatschappelijke uitdagingen in ontwikkelingslanden? Welke partners worden en zijn hierbij gekozen?
Antwoord:
De SDG’s en daartoe behorende ambities vormen wereldwijd een grote opgave. Er zal fors geïnvesteerd moeten worden om deze doelen in 2030 te behalen, ook vanuit de private sector. Het Nederlandse bedrijfsleven heeft veel kennis en kunde in huis op het gebied van onder andere landbouw, watermanagement en klimaatadaptatie. Het aanwenden van deze kennis voor het bereiken van de SDG’s biedt dan ook internationale kansen voor de Nederlandse private sector zelf. Het kabinet zet zich er voor in dat meer Nederlandse bedrijven hun activiteiten gaan richten op de realisatie van de SDG’s. Deze betrokkenheid komt op verschillende manieren tot stand. Via verschillende regelingen wordt het Nederlandse bedrijfsleven gestimuleerd om bij te dragen aan het bereiken van de SDG’s. Dit gebeurt bijvoorbeeld via de SDG Partnerschap Faciliteit, waarmee publiek-private partnerschappen worden gestimuleerd om maatschappelijke vraagstukken in ontwikkelingslanden aan te pakken. Daarnaast zijn er verschillende fondsen waar de private sector terecht kan voor specifieke ondersteuning. Voorbeelden hiervan zijn het Fonds Bestrijding Kinderarbeid en het Fonds Verantwoord Ondernemen waarmee het bedrijfsleven ondersteund wordt om problemen in de productieketen aan te pakken en het Innovatiefonds met een spoor specifiek gericht op het Nederlandse MKB. Via al deze kanalen worden partners gekozen die het beste in staat zijn om bij te dragen aan de SDG’s. Dit kunnen zowel kleinere als grotere bedrijven zijn.
46
Welke financiële instrumenten binnen de BHOS-begroting zoals genoemd in de HGIS-nota worden uitgekeerd uit het ODA-budget?
Antwoord:
De HGIS nota geeft in bijlage 4 en 6 een overzicht van de ODA en non-ODA verdeling binnen de artikelen. De BHOS-begroting 2020 vermeldt in de tabel «budgettaire gevolgen van beleid» voor de artikelen 1 t/m 5 de verdeling van budgetten over de financiële instrumenten voor de komende jaren. Behoudens enkele uitzonderingen (zie hierna), zijn alle opgenomen budgetten ODA. Binnen artikelonderdeel 1.1 (MVO en beleidsondersteuning en contributies internationaal ondernemen), 2.3 (klimaatprogramma’s) en 4.1 (noodhulpprogramma’s) staan de non-ODA budgetten specifiek benoemd. De budgetten onder artikelonderdeel 1.2 zijn volledig non-ODA en binnen artikel 1.3 is een bedrag van € 4 miljoen wat als non-ODA kwalificeert (voornamelijk de bijdrage internationale organisaties aan ILO). Ten slotte kwalificeert een deel van de uitgaven aan de UNESCO (art. 5.2) ook als non-ODA.
47
Welke financiële instrumenten binnen de BHOS-begroting zoals genoemd in de HGIS-nota worden uitgekeerd uit het non-ODA-budget?
Antwoord:
De HGIS nota geeft in bijlage 4 en 6 een overzicht van de ODA en non-ODA verdeling binnen de artikelen. Binnen de volgende artikelonderdelen van de BHOS-begroting staan de non-ODA budgetten specifiek benoemd: 1.1 (MVO en beleidsondersteuning en contributies internationaal ondernemen), 2.3 (klimaatprogramma’s) en 4.1 (noodhulpprogramma’s). De budgetten onder artikelonderdeel 1.2 zijn volledig non-ODA en binnen artikel 1.3 is een bedrag van € 4 miljoen wat als non-ODA kwalificeert (voornamelijk de bijdrage internationale organisaties aan ILO). Ten slotte kwalificeert een deel van de uitgaven aan de UNESCO (art. 5.2) ook als non-ODA.
48
Wat is het totaal aan ODA-gelden dat beschikbaar is voor 2019 en 2020 voor financiële instrumenten binnen de BHOS-begroting?
Antwoord:
Het totale beschikbare ODA-budget binnen de BHOS-begroting voor 2019 is € 2.885,1 miljoen en voor 2020 € 2.942,8 miljoen.
49
Wat is het totaal aan non-ODA-gelden dat beschikbaar is voor 2019 en 2020 voor financiële instrumenten binnen de BHOS-begroting?
Antwoord:
Het totale beschikbare non-ODA budget binnen de BHOS begroting voor 2019 is € 148,3 miljoen en voor 2020 € 136,3 miljoen.
50
Kunt u aangeven hoeveel ODA er gaat naar de inzet op werkgelegenheid en private sectorontwikkeling? Hoeveel hiervan gaat naar Nederlandse bedrijven? Van elke euro ODA die voor Nederlandse bedrijven beschikbaar is, hoeveel is een lening en hoeveel is een gift (percentage)? Kunt u een overzicht maken van de veranderde begrotingsartikelen en hoeveel ODA deze nieuwe begrotingsartikelen precies omhelzen? Hoeveel miljoen euro ODA wordt gesubsidieerd aan (welke?) Nederlandse bedrijven in 2020 en hoe staat dat in verhouding tot voorgaande en toekomstige jaren? Kunt u daarbij ook een overzicht maken waar deze Nederlandse bedrijven hun investeringen doen – uitgesplitst in lage- midden- en hoge inkomenslanden, en welk deel via of naar midden- en kleinbedrijf (MKB) gaat, en welk deel via of naar multinationals?
Antwoord:
Voor privatesectorontwikkeling (BHOS-begroting artikel 1.3), inclusief werkgelegenheid, is voor 2020 € 399,2 miljoen ODA-middelen beschikbaar. Van dit bedrag is € 116,5 miljoen beschikbaar voor het Nederlandse bedrijfsleven. Hiervan wordt € 91,5 miljoen (78,5%) beschikbaar gesteld als subsidie en is € 25 miljoen (21,5%) beschikbaar als lening. Het overige gedeelte dat is gereserveerd voor privatesectorontwikkeling wordt ingezet via andere organisaties, waaronder multilaterale organisaties en NGO’s. Deze bedragen zijn in lijn met voorgaande jaren.
De onderstaande ODA-instrumenten staan open voor het Nederlandse bedrijfsleven en zijn vraaggestuurd. Hierdoor kan geen uitspraak worden gedaan over hoeveel miljoen euro bij het Nederlandse bedrijfsleven terecht komt.
Subsidies
Ontwikkelingsrelevante infrastructuurontwikkeling (ORIO): € 40 miljoen
Ontwikkelingsrelevante infrastructuurontwikkeling in ontwikkelingslanden (DRIVE): € 20 miljoen
Private Sector Investeringsprogramma (PSI): € 10 miljoen
Fonds duurzame ontwikkeling en voedselzekerheid (FDOV): € 10 miljoen
Sustainable Development Goals Partnerschapsfaciliteit (SDGP): € 7,5 miljoen
Demonstratieprojecten, haalbaarheidsstudies en investeringsstudies (DHI): € 4 miljoen
Lening
Dutch Good Growth Fund (DGGF) onderdeel 1 (RVO): € 25 miljoen
Hiernaast zijn garanties beschikbaar voor DGGF (totale garantieplafond € 675 miljoen) en voor DRIVE (jaarlijks garantieplafond van € 55 miljoen).
Het instrumentarium voor het bedrijfsleven staat open op 70 landen. Deze landen behoren tot de categorie lage- en middeninkomenslanden en fragiele staten. Bij de toekenning van aanvragen zal zoveel mogelijk worden ingezet op besteding van de middelen in de focusregio’s.
Het instrumentarium staat open voor het midden- en kleinbedrijf en multinationals. Doordat in 2020 aanvragen kunnen worden ingediend voor het instrumentarium, is vooraf niet te bepalen welk deel van het budget naar het midden- en kleinbedrijf of multinationals gaat en in welke landen het bedrijfsleven zal investeren.
Zie voor de veranderde begrotingsindeling het antwoord op vraag 75.
51
Hoe kan het Nederlandse bedrijfsleven concreet profiteren van het Global Center on Adaptation?
Antwoord:
Het Global Center on Adaptation (GCA), een internationale instelling waarvoor Nederland als gastheer optreedt, is in 2017 opgericht mede vanuit het besef dat Nederland op het gebied van klimaatadaptatie veel kennis en expertise in huis heeft waar andere landen van kunnen profiteren. Nederland kent een actieve bedrijvensector die grenzen verlegt bij het vinden van innovatieve oplossingen voor de uitdagingen die klimaatverandering stelt. Hoewel het GCA zich niet exclusief richt op Nederlandse bedrijven, kan het een goede ingang zijn voor Nederlandse bedrijven om hun kennis en kunde te etaleren. Internationaal doen zich voor Nederlandse bedrijven kansen voor, met name op het gebied van landbouw, watermanagement, stedelijke ontwikkeling, en infrastructuur en transport.
52
Is er sprake van een klimaatcampagne? Of is er sprake van verschillende klimaatcampagnes van verschillende ministeries?
Antwoord:
Er is een Rijksbrede klimaatcampagne. De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking coördineert de uitvoering hiervan in nauwe samenwerking met de Minister van Economische Zaken en Klimaat. Alle ministeries dragen ieder vanuit hun verantwoordelijkheid bij aan het uitvoeren van onderdelen van deze campagne. Het brede werkveld van de Rijksbrede klimaatdiplomatie is beschreven in een Kamerbrief d.d. 13 september 2019 (Kamerstuk 31 793, nr. 189).
53
Kunt u meer details geven over uitgaven via het nationaal klimaatfonds in 2018, 2019 en 2020 en daarbij ook ingaan op de verdeling tussen adaptatie en mitigatie? Klopt het dat er sprake was van onderbesteding in 2018?
Antwoord:
Het in het Regeerakkoord (Bijlage bij Kamerstuk 34 700, nr. 34) aangekondigde «nationaal klimaatfonds» heeft op twee manieren vorm gekregen: via een ophoging met € 40 miljoen van het Access to Energy Fund (AEF) in 2018 en via (gerealiseerde resp. voorziene) stortingen van € 40 miljoen per jaar in het nieuwe Dutch Fund for Climate and Development (DFCD) in de jaren 2019–2022.
Het AEF richt zich op de bevordering van toegang tot hernieuwbare energie en geldt dus als mitigatie. Het DFCD, dat na een tenderprocedure medio 2019 van start is gegaan, richt zich vooral op water, klimaat-slimme landbouw, bossen en herstel van ecosystemen. De fondsmanager heeft als opdracht minstens 50% van de middelen te besteden aan adaptatie. Gezien de opzet van het fonds is het vertrouwen gerechtvaardigd dat de werkelijke bestedingen aan adaptatie de 50% ruim zullen overschrijden.
Er is noch in 2018, noch in 2019 sprake geweest van onderbesteding.
54
Hoe ondersteunt Nederland concreet «MKB-bedrijven met (banen-) groeipotentieel»? Kunt u een paar concrete voorbeelden delen?
Antwoord:
Nederland ondersteunt met verschillende programma’s het MKB met (banen-) en groeipotentieel. Het Dutch Good Growth Fund (DGGF) biedt starters en sociale ondernemers nieuwe financieringsvormen (werkkapitaal en financiering in de keten) en technische assistentie. Ook met Orange Corners neemt Nederland lokaal initiatief om jonge mensen in Afrika en het Midden-Oosten te helpen ondernemer te worden. Via programma’s als Local Employment in Africa for Development (LEAD) en PUM Netherlands Senior Experts krijgen jonge ondernemers coaching aangeboden. Daarnaast neemt Nederland deel aan een innovatief fonds voor jong ondernemerschap van de African Development Bank.
55
Is de bijdrage aan het bevolkingsfonds van de Verenigde Naties (UNFPA) (deels) geoormerkt of anderszins voorzien van een specifieke wens van de zijde van het kabinet inzake de bestemming?
Antwoord:
De bijdrage aan UNFPA is deels geoormerkt voor specifieke activiteiten en deels ongeoormerkt. Voor 2020 bedraagt de ongeoormerkte (core) bijdrage aan UNFPA € 33 miljoen. Daarbovenop is er een thematisch-geoormerkte bijdrage van € 25 miljoen. voor het UNFPA Supplies-programma waarmee wereldwijde toegang tot middelen ter bevordering van gezinsplanning wordt vergroot. Tenslotte is er een geoormerkte bijdrage aan verschillende projecten van in totaal € 13 miljoen aan UNFPA.
56
Klopt het dat in het kader van Samenspraak en Tegenspraak ook maatschappelijke organisaties in Nederland en niet alleen in lage- en middeninkomenslanden worden gefinancierd? Kunt u hiervan een overzicht geven?
Antwoord:
Onder Samenspraak en Tegenspraak worden 25 allianties van (Nederlandse) maatschappelijke organisaties gefinancierd die programma’s uitvoeren om organisaties in lage- en lage middeninkomenslanden te versterken op het gebied van pleiten en beïnvloeden.
Een overzicht van deze allianties is u toegestuurd op 30 januari 2015 – (Bijlage bij Kamerstuk 33 652, nr. 150).
57
Hoe geeft u invulling aan de ambitie om ngo’s in Nederland te versterken op het gebied van pleiten en beïnvloeden?
Antwoord:
Zoals onder vraag 56 beantwoord worden Nederlandse organisaties gefinancierd voor het uitvoeren van programma’s om organisaties in lage- en lage middeninkomenslanden te versterken op het gebied van pleiten en beïnvloeden. Het versterken van organisaties in Nederland is geen apart onderdeel van mijn ambitie.
58
Welke Theories of Change hanteert u ten aanzien van Nederland?
Antwoord:
Met betrekking tot Nederland hanteer ik geen onderscheidende Theory of Change.
59
Wat is de reden dat ODA uitgaven aan «seksuele en reproductieve gezondheid en rechten en HIV/AIDS» in 2020 dalen ten opzichte van 2018 en 2019?
Antwoord:
Als gevolg van een aantal amendementen (zie hieronder) werd het budget voor SRGR voor 2018 en 2019 incidenteel verhoogd. Het betreft hier dus geen verlaging van het budget van 2020, maar incidentele verhogingen van het budget in 2018 en 2019.
Daarnaast wordt ten behoeve van UNICEF, voor een periode van drie jaar (2020 t/m 2022), jaarlijks 5 miljoen Euro overgeheveld van begrotingsartikel SRGR (artikel 3.1.) naar het begrotingsartikel voor financiering van internationale organisaties (artikel 5.1). Dit is een technische aanpassing, de bijdrage aan UNICEF voor SRGR blijft onveranderd, maar wordt nu uit een ander begrotingsartikel gefinancierd.
De amendementen ter verhoging van het SRGR-budget in 2018 en 2019 zijn:
Kamerstuk 35 000 XVII, nr. 22 (€ 10 miljoen extra inzet op Family planning)
Kamerstuk 35 000 XVII, nr. 24 (€ 5 miljoen extra inzet op TB-bestrijding)
Kamerstuk 35 000 XVII, nr. 18 (€ 7 miljoen extra inzet op kindhuwelijken)
Kamerstuk 35 000 XVII, nr. 23 (€ 2 miljoen extra inzet op Female Genital Mutilation)
Kamerstuk 34 300 XVII, nr. 25 (ruim € 3 miljoen extra inzet op het Global Fund to fight Aids, TB and Malaria in 2019)
60
Wat is de reden dat ODA uitgaven aan «Maatschappelijk Middenveld» in 2020 dalen ten opzichte van 2018 en 2019?
Antwoord:
Het huidige subsidiekader eindigt op 31 december 2020. Het uitgavenritme verandert gedurende de loop van projecten – de ervaring leert dat de uitgaven vaak afnemen naarmate het project in een eindfase komt. Er is echter geen sprake van een korting op het huidige subsidiekader.
61
Hoe wordt een «veilige en verantwoorde digitale omgeving voorwaarde om digitalisering te verzilveren» in de praktijk tot uitvoering gebracht?
Antwoord:
Cyberveiligheid, economische veiligheid, het borgen van mensenrechten en (data)privacy zijn belangrijke thema’s voor het realiseren van een veilige en verantwoorde digitale omgeving, zowel in Nederland als in landen waar we mee samen werken. In de Internationale Cyberstrategie, de Geïntegreerde Buitenland- en Veiligheidsstrategie, de Nederlandse Cybersecurity Agenda en de China-notitie is uitgewerkt op welke manier Nederland hier daadwerkelijk vorm aan geeft.
De Digitale Agenda voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking van deze zomer (Kamerstuk 34 952, nr. 65) beschrijft de Nederlandse inzet op dit gebied voor zover van belang voor het realiseren van de BHOS doelstellingen. Vanuit het BHOS-beleid richt Nederland zich bijvoorbeeld op het ondersteunen van overheden in ontwikkelingslanden op het gebied van wet- en regelgeving en van maatschappelijke organisaties ten behoeve van hun eigen digitale veiligheid en het vergroten van vrijheid online. Ook steunt Nederland de discussie over de verantwoorde omgang met data door overheden, bedrijven en organisaties.
62
Kunt u concreet de interventies om digitalisering te benutten en te faciliteren toelichten? Kunt u ook toelichten of Nederland investeert in een veilige en verantwoorde digitale omgeving? Kunt u het budget aangeven dat hierin wordt geïnvesteerd? Kunt u ook aangeven of deze investeringen – of een gedeelte ervan – worden toegerekend aan ODA?
Antwoord:
De inzet om digitalisering in het BHOS-domein te benutten en te faciliteren is concreet uitgewerkt in de Digitale Agenda voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (Kamerstuk 34 952, nr. 65). Hoofdstuk 6 gaat specifiek in op de inzet voor een veilige en verantwoorde digitale omgeving, binnen de bij vraag 61 genoemde kaders en de BHOS-nota. Ter illustratie: om de digitale weerbaarheid van het maatschappelijke middenveld te vergroten, ondersteunt Nederland het Digital Defenders Partnership en The Spindle. Het Digital Defenders Partnership ondersteunt maatschappelijke organisaties en mensenrechtenverdedigers in het omgaan met on- en offline digitale bedreigingen t.a.v. hun veiligheid en werk. Via het jaarlijkse innovatiefestival en workshops attendeert The Spindle maatschappelijke organisaties op de risico’s en kansen die digitalisering met zich meebrengen. Verder steunt Nederland projecten die digitale veiligheidstrainingen en (financiële) ondersteuning in noodsituaties geven aan mensenrechtenverdedigers, zoals Shelter City, Frontline Defenders en Access Now.
Het totale budget (ODA) ten behoeve van deze activiteiten bedraagt € 6,6 miljoen in 2020.
63
In de opsomming waar posten op versterkt worden ontbreekt mensenrechten, is dit een omissie?
Antwoord:
Zoals aangegeven in de Kamerbrief over de intensivering van het postennet van 8 oktober 2018 (Kamerstuk 32 734, nr. 31), is met de versterking ten behoeve van beleidsthema’s als «instabiliteit rond Europa», «migratie» en «veiligheid» specifieke aandacht voor mensenrechten en voor het maatschappelijk middenveld. In de brief is ook per post aangegeven waar er expliciet een mensenrechtenelement verbonden is aan de intensivering. Vrijwel alle posten die versterkt zijn, hebben daardoor meer capaciteit voor het actief onderhouden van relaties met maatschappelijke organisaties en het bevorderen van de mensenrechten.
64
Kunt u een overzicht verschaffen van alle vak-attachés per post?
Antwoord:
Dat overzicht is als volgt:
Ambassade |
Ministerie |
Aantal |
---|---|---|
Abu Dhabi |
2 |
|
BZK |
1 |
|
DEF |
1 |
|
Accra |
2 |
|
DEF |
1 |
|
LNV |
1 |
|
Addis Abeba |
6 |
|
DEF |
1 |
|
JenV |
4 |
|
LNV |
1 |
|
Algiers |
2 |
|
DEF |
1 |
|
LNV |
1 |
|
Amman |
5 |
|
BZK |
3 |
|
DEF |
1 |
|
JenV |
1 |
|
Ankara |
7 |
|
BZK |
2 |
|
DEF |
1 |
|
JenV |
2 |
|
LNV |
2 |
|
Athene |
1 |
|
DEF |
1 |
|
Atlanta CG |
1 |
|
EZ |
1 |
|
Bagdad |
1 |
|
DEF |
1 |
|
Bamako |
1 |
|
DEF |
1 |
|
Bangkok |
2 |
|
JenV |
2 |
|
Beiroet |
3 |
|
DEF |
2 |
|
JenV |
1 |
|
Belgrado |
1 |
|
JenV |
1 |
|
Berlijn |
12 |
|
BZK |
1 |
|
DEF |
5 |
|
EZ |
1 |
|
IENW |
1 |
|
JenV |
1 |
|
LNV |
3 |
|
Boedapest |
1 |
|
LNV |
1 |
|
Boekarest |
2 |
|
JenV |
1 |
|
LNV |
1 |
|
Bogota |
2 |
|
JenV |
1 |
|
LNV |
1 |
|
Brasilia |
2 |
|
FIN |
1 |
|
LNV |
1 |
|
Brussel |
2 |
|
JenV |
2 |
|
Brussel PV EU |
46 |
|
BZK |
4 |
|
DEF |
7 |
|
EZ |
6 |
|
FIN |
7 |
|
IENW |
6 |
|
JenV |
6 |
|
LNV |
3 |
|
OCW |
1 |
|
SZW |
3 |
|
VWS |
3 |
|
Brussel PV NAVO |
16 |
|
BZK |
2 |
|
DEF |
14 |
|
Buenos Aires |
1 |
|
LNV |
1 |
|
Cairo |
8 |
|
BZK |
1 |
|
DEF |
5 |
|
JenV |
1 |
|
LNV |
1 |
|
Canberra |
2 |
|
DEF |
1 |
|
JenV |
1 |
|
Caracas |
2 |
|
DEF |
2 |
|
Dakar |
3 |
|
DEF |
3 |
|
Dhaka |
1 |
|
JenV |
1 |
|
Dubai CG |
3 |
|
BZK |
1 |
|
JenV |
2 |
|
ERBIL CG |
1 |
|
BZK |
1 |
|
Geneve PV |
1 |
|
VWS |
1 |
|
Guangzhou CG |
1 |
|
JenV |
1 |
|
Hanoi |
1 |
|
LNV |
1 |
|
Istanbul |
4 |
|
BZK |
2 |
|
DEF |
1 |
|
JenV |
1 |
|
Jakarta |
2 |
|
BZK |
1 |
|
EZ |
1 |
|
Kaboel |
1 |
|
DEF |
1 |
|
Khartoum |
1 |
|
JenV |
1 |
|
Kiev |
4 |
|
BZK |
1 |
|
JenV |
2 |
|
LNV |
1 |
|
Kigali |
1 |
|
LNV |
1 |
|
Lagos Consulaat-Generaal |
1 |
|
JenV |
1 |
|
Lima |
1 |
|
DEF |
1 |
|
Lissabon |
2 |
|
JenV |
2 |
|
Londen |
8 |
|
BZK |
1 |
|
DEF |
2 |
|
EZ |
2 |
|
JenV |
2 |
|
LNV |
1 |
|
Madrid |
5 |
|
DEF |
2 |
|
JenV |
2 |
|
LNV |
1 |
|
Manilla |
1 |
|
JenV |
1 |
|
Moskou |
7 |
|
BZK |
1 |
|
DEF |
2 |
|
FIN |
1 |
|
JenV |
2 |
|
LNV |
1 |
|
Mumbai CG |
3 |
|
EZ |
3 |
|
Nairobi |
5 |
|
DEF |
3 |
|
JenV |
1 |
|
LNV |
1 |
|
New Delhi |
6 |
|
DEF |
2 |
|
EZ |
1 |
|
LNV |
2 |
|
VWS |
1 |
|
New York CG |
2 |
|
EZ |
2 |
|
New York PV |
3 |
|
DEF |
3 |
|
Oslo |
3 |
|
DEF |
3 |
|
Ottawa |
1 |
|
DEF |
1 |
|
Panama-Stad |
2 |
|
JenV |
2 |
|
Paramaribo |
2 |
|
BZK |
1 |
|
JenV |
1 |
|
Parijs |
7 |
|
BZK |
1 |
|
DEF |
2 |
|
EZ |
1 |
|
JenV |
2 |
|
LNV |
1 |
|
Peking |
14 |
|
BZK |
1 |
|
DEF |
3 |
|
EZ |
1 |
|
FIN |
1 |
|
IENW |
2 |
|
JenV |
3 |
|
LNV |
2 |
|
VWS |
1 |
|
Pretoria |
2 |
|
JenV |
1 |
|
LNV |
1 |
|
PV OESO |
1 |
|
LNV |
1 |
|
PV UNESCO |
1 |
|
OCW |
1 |
|
Rabat |
5 |
|
BZK |
1 |
|
JenV |
1 |
|
LNV |
1 |
|
OCW |
1 |
|
SVB |
1 |
|
Riyadh |
1 |
|
LNV |
1 |
|
Rome |
4 |
|
DEF |
1 |
|
JenV |
3 |
|
Rome PV |
1 |
|
LNV |
1 |
|
San Francisco CG |
1 |
|
EZ |
1 |
|
Santo Domingo |
1 |
|
JenV |
1 |
|
Sao Paulo CG |
1 |
|
EZ |
1 |
|
Seoul |
3 |
|
EZ |
2 |
|
LNV |
1 |
|
Shanghai CG |
1 |
|
EZ |
1 |
|
Singapore |
1 |
|
FIN |
1 |
|
Straatsburg PV |
1 |
|
JenV |
1 |
|
Taipei NTIO |
1 |
|
EZ |
1 |
|
Teheran |
2 |
|
DEF |
1 |
|
LNV |
1 |
|
Tel Aviv |
1 |
|
DEF |
1 |
|
Tirana |
1 |
|
JenV |
1 |
|
Tokio |
4 |
|
DEF |
1 |
|
EZ |
2 |
|
LNV |
1 |
|
Toronto CG |
1 |
|
EZ |
1 |
|
Tripoli |
1 |
|
DEF |
1 |
|
Tunis |
2 |
|
BZK |
1 |
|
DEF |
1 |
|
Vilnius |
1 |
|
DEF |
1 |
|
Warschau |
3 |
|
DEF |
2 |
|
LNV |
1 |
|
Washington |
27 |
|
BZK |
3 |
|
DEF |
13 |
|
EZ |
4 |
|
IENW |
1 |
|
JenV |
2 |
|
LNV |
3 |
|
VWS |
1 |
|
Wenen |
3 |
|
DEF |
3 |
|
Yangon |
2 |
|
LNV |
2 |
|
Totaal |
300 |
65
Kunt u nader ingaan op de International Development Association (IDA)-kasschuif? Wat is de reden dat de kasschuif van 2020 en 2021 naar 2019 niet heeft geleid tot hogere netto ODA-uitgaven in 2019 dan oorspronkelijk was gepland, terwijl deze wel lijken te leiden tot lagere netto ODA-uitgaven in 2020 dan oorspronkelijk gepland?
Antwoord:
Er is sprake van twee samenhangende IDA-verschuivingen op de begroting van het Ministerie van Financiën waarvan de verschuiving van 2020 het effect van de verschuiving van 2019 in dat jaar opheft. De eerste betreft een termijnbetaling van de Nederlandse bijdragen aan de 17e en de 18e middelenaanvullingen voor het Wereldbankonderdeel International Development Association (IDA). Een bedrag van € 145,4 miljoen, die gepland was voor januari 2019, is per abuis eind december 2018 betaald. Dit heeft geen gevolgen voor de totale Nederlandse bijdrage, maar zou zonder de tweede verschuiving wel hebben gezorgd voor een lager ODA-percentage in 2019. Daarnaast is in 2019 de contributiebijdrage voor de Wereldbank, die voor 2020 stond gepland, reeds betaald in 2019. Er wordt € 156,4 miljoen uit 2020 en € 23,5 miljoen uit 2024 betaald in 2019. De reden hiervoor was het optimaliseren van het kasritme voor de staat.
Per saldo leidt dit ertoe dat het ODA-percentage in 2018 hoger is uitgekomen dan gepland (0,61% in plaats van 0,59%), het percentage in 2019 gelijk is gebleven (0,57%), en in 2020 iets lager is dan eerder voorzien (0,53% in plaats van 0,55%). De mutaties hebben geen gevolgen voor het totale ODA-budget over de jaren.
66
Kunt u toelichten waarom de kasschuif (2018–2019) IDA-Wereldbank van 145,4 miljoen euro niet wordt weergegeven onder puntje G (Kasschuif IDA) en hoe deze uitgave zich verhoudt tot de andere uitgaven die worden weergegeven in puntje H (Overige) van bijlage 3 van de HGIS-nota 2020 (p.54)? Kunt u ook aangeven waarom het beleidsartikel 04.50.09 «IDA» (onderdeel Wereldbank) in het HGIS-jaarverslag van 2018 (p.41), slechts met 86,1 miljoen euro werd gemuteerd, terwijl een kasschuif van 145,4 miljoen euro werd toegevoegd aan IDA (onderdeel Wereldbank)? Kunt u toelichting geven over de resterende 59,3 miljoen euro?
Antwoord:
Onder regel «G» wordt de Kasschuif IDA gepresenteerd die per saldo over de jaren op «0» uitkomt. Daarnaast is onder regel «H» het effect voor 2019 van de in 2018 gedane betaling aan de Wereldbank verwerkt. Het effect in 2018 is in deze tabel niet zichtbaar.
De € 86,14 miljoen is de per saldo mutatie voor multilaterale ontwikkelingsbanken en -fondsen. Tegenover de verhoging van € 145,36 miljoen staat een verlaging van € 59,22 miljoen doordat de bijdragen voor IDA18 in 9 jaar werden betaald in plaats van 6 jaar, waardoor de betaling in 2018 voor IDA lager uitviel. Zie ook Jaarverslag Financiën, Kamerstuk 35 200 IX, nr. 1.
67
Wat bedoelt u in dit geval met «uitgangspunt»?
Antwoord:
De 0,7% van het BNI is een internationaal overeengekomen uitgangspunt als bijdrage aan ODA. Daarnaast is in het Regeerakkoord «Vertrouwen in de toekomst» bepaald dat het BNI en de ontwikkeling hiervan het uitgangspunt is voor de berekening van het ODA-budget.
68
Wat is reden dat het ODA percentage voor 2020 uitkomt op 0.53% van het BNI terwijl in de HGIS-nota 2019 nog werd uitgegaan van een percentage van 0.55% voor 2020?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 65.
69
Wat is de reden dat, in het onderste deel van de tabel op pagina 54, vanaf 2020 de netto ODA niet meer gelijk is aan de «Bruto ODA» min de «geraamde aflossingen op ODA-leningen» min de «geraamde ontvangsten OS»?
Antwoord:
De uitgaven voor deze leningen en ontvangsten (OS) zijn bij verstrekking meegeteld in de ODA-prestatie. Wanneer deze leningen worden afgelost of als er budget terugkomt, kan het budget wel worden uitgegeven als ODA-budget, maar tellen deze niet meer mee in de prestatie. Dat zou tot een dubbeltelling leiden. Onder de netto ODA-prestatie wordt dus verstaan het totaal van alle ODA-relevante uitgaven in een bepaald jaar (bruto ODA-prestatie), gecorrigeerd voor aflossingen en ontvangsten van gelden die in het verleden als ODA-uitgave zijn gekwalificeerd.
70
Is het het afgelopen jaar voorgekomen dat een uitgave is gedaan waarvan de bedoeling was dat deze ODA-toerekenbaar was, waarvan later werd vastgesteld dat dit toch niet het geval was? Kunt u dit toelichten?
Antwoord:
Nee dit is niet voorgekomen. De OESO/Development Assistance Committee (DAC) toetst de jaarlijkse rapportage van Nederland over ODA-uitgaven aan de hand van gedetailleerde handleidingen over de afbakening welke uitgaven wel of niet ODA-toerekenbaar zijn. De definities worden in internationaal OESO/DAC-verband vastgesteld en waar nodig bijgesteld door een speciale werkgroep bij de OESO/DAC (genaamd Working Party on Statistics (WP-STAT)). Nederland hanteert de richtlijnen conform deze afspraken.
71
Kunt u toelichten wat er wordt bedoeld met de opmerking dat het betalingsritme voor de Wereldbank wordt aangepast? Wat is de reden hiervan?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 65.
72
Klopt het dat bij afschaffing van de reserveringen voor exportkredietverzekeringen (EKI), het budget van 149,3 miljoen euro is opgevoerd als een structurele korting op ontwikkelingssamenwerking? Klopt het dat de nieuwe berekeningswijze van het BNI in 2014 is opgevoerd als een, stapsgewijs ingevoerde, structurele korting (ESA-korting) die nu 263,7 miljoen euro bedraagt? Klopt het dat in 2014 een ruilvoetkorting is ingesteld van 49 miljoen euro op ontwikkelingssamenwerking? Klopt het dat het Ministerie van Buitenlandse Zaken momenteel het enige ministerie is dat een ruilvoetkorting heeft? Klopt het dat voorgaande kortingen samen met de 1.000 miljoen euro van de taakstelling Rutte/Asscher sinds 2014 stapsgewijs zijn opgebouwd tot een bedrag van 1,462 miljard euro dat sinds 2019 structureel vastligt en voor onbepaalde duur zal worden afgetrokken van het budget voor ontwikkelingssamenwerking?
Antwoord:
De maatregelen van kabinet Rutte II tellen inderdaad structureel op tot een bedrag van € 1,462 miljard per jaar zoals ook toegelicht onder tabel 3. Dit betreft de afschaffing van de reservering voor EKI, het niet doorvertalen van ESA 2010, de ruilvoetkorting en taakstelling.
Daarnaast heeft het huidige kabinet de kasschuiven van het kabinet Rutte II gecorrigeerd en zijn in deze kabinetsperiode (2018–2021) extra middelen toegevoegd van in totaal 1 miljard euro.
73
Welk verschil maakt het niet doorvertalen van de European System of Accounts 2010 (ESA 2010)-regels voor het ODA-budget in 2020? Vindt u dit eerlijk tegenover ontwikkelingslanden? Bent u van plan om het ODA-percentage in de toekomst te koppelen aan de bijgestelde BNI-statistieken?
Antwoord:
De maatregelen van kabinet Rutte II tellen op tot een bedrag van € 1,462 miljard structureel per jaar, het niet doorvertalen van de ESA-2010 maakt daarvan integraal deel uit.
Het kabinet trekt jaarlijks honderden miljoenen euro’s meer uit voor ontwikkelingssamenwerking dan onder het vorige kabinet was voorzien: het Regeerakkoord corrigeert voor de kasschuiven van het vorige kabinet en daarbovenop wordt nog eens € 1 miljard extra toegevoegd aan de BHOS-begroting voor deze kabinetsperiode, verdeeld over de jaren 2018–2021.
Het Regeerakkoord «Vertrouwen in de toekomst» bepaalt dat de ontwikkeling van het BNI het uitgangspunt is voor de berekening van het ODA-budget. De bronnenrevisie in 2018 leidde tot een structurele verhoging van het ODA-budget.
74
Tot welk jaar zal 150 miljoen euro per jaar in mindering worden gebracht op het ODA-budget in verband met de EKI-schuldkwijtschelding? Bent u van plan dit in de toekomst te veranderen?
Antwoord:
De verlaging van € 150 miljoen in verband met de EKI-schuldkwijtschelding is structureel en onderdeel van de maatregelen van het vorige kabinet. Er is geen einddatum.
75
Waarom bedragen de ODA-uitgaven in het kader van het Dutch Good Growth Fund (DGGF) – anders dan in 2018 – in 2019 en 2020 nul?
Antwoord:
DGGF is verschoven van subartikel 1.4 naar 1.3 en is nu omwille van de logica (onderdeel privatesectorontwikkeling) opgenomen in de totale raming dit subartikel in de HGIS2020 nota. In hoofdstuk 17 (BHOS) van de Rijksbegroting is in artikel 1.3 wel de uitsplitsing opgenomen.
Voor 2019 en 2020 staat jaarlijks € 50 miljoen geraamd voor DGGF voor de drie DGGF onderdelen tezamen.
76
Hoeveel landen telt u op pagina’s 59 tot en met 64? Vindt u dat sprake is van focus, met name vergeleken met de spreiding van uitgaven tijdens kabinet Rutte II?
Antwoord:
In bijlage 5 van de HGIS-nota worden 27 landen genoemd. Voor deze landen geldt dat er sprake is van een naar de ambassade te delegeren budget. De Kamerbrief over de focusregio’s van 13 november 2018 (Kamerstuk 34 952, nr. 33) geeft het overzicht van de bilaterale, op een specifiek land gerichte, inzet van OS-middelen. De brief noemt de betreffende landen en beschrijft het karakter van de beoogde relatie, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen een viertal varianten: brede SDG-relatie, OS-inzet op specifieke doelen, OS-bijdrage binnen breder buitenlandbeleid en afbouw van het bilaterale landenprogramma.
Vanwege de verschuiving van het geografische zwaartepunt naar de regio’s Sahel, Hoorn van Afrika en MENA (Midden-Oosten en Noord-Afrika) is er inderdaad sprake van meer focus in de uitgaven. Deze verschuiving betreft niet alleen gedelegeerde budgetten maar ook centrale bestedingen. Zoals aangegeven in de Kamerbrief van 5 juni 2019 (Kamerstuk 35 000 XVII, nr. 68) is de geografische verschuiving inmiddels in volle gang en wordt de bilaterale hulpinspanning over de volle breedte van het beleid meer op de focusregio’s gericht.
77
In welke landen heeft het kabinet in 2019 ODA-toerekenbare uitgaven gedaan? Kunt u dit middels een tabel inzichtelijk maken?
Antwoord:
De ODA toerekenbare uitgaven voor het jaar 2019 zijn nog niet beschikbaar omdat het jaar nog in uitvoering is. In het jaarverslag over 2019 zullen de gegevens over de landen, als spiegel op bijlage 5 in de HGIS nota 2019, worden gepubliceerd.
78
Zijn er uitgaven die krachtens de normen van de OESO Commissie voor Ontwikkelingssamenwerking) (DAC) ODA-toerekenbaar kunnen zijn, maar door het kabinet niet tot ODA worden gerekend?
Antwoord:
Nee, het uitgangspunt is dat ODA-uitgaven conform de richtlijnen van OESO-DAC uit het ODA-budget worden gefinancierd. Er is een categorie uitgaven die niet op kasbasis uit het ODA-budget wordt gefinancierd, maar waarvan de uitgaven worden toegerekend aan ODA (zoals eerstejaars opvang van asielzoekers uit DAC-landen en EU-uitgaven). Voor elk van deze toerekeningen zijn afspraken gemaakt op welke manier deze toerekening aan ODA plaatsvindt en rechtdoet aan de specifieke kenmerken van deze uitgaven, bijvoorbeeld op basis van langjarige gemiddelden. Deze afspraken passen binnen de richtlijnen van OESO-DAC.
79
Welk percentage van de ODA-uitgaven is en wordt gedaan in de focusregio’s van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking? Welk percentage is derhalve ten goede gekomen aan activiteiten in of met betrekking tot landen die geen deel uitmaken van de focusregio’s? Kunt u dit inzichtelijk maken in de vorm van een tabel?
Antwoord:
Verwacht wordt dat BHOS ODA-uitgaven in 2020 voor 26% gedaan zullen worden in de focusregio’s, voor 27% buiten de focusregio’s en voor 47% «wereldwijd» of «geografisch (nog) niet gespecificeerd» vanwege de aard van de uitgaven. De Kamerbrief over verschuiving naar de focusregio’s (Kamerstuk 35 000 XVII, nr. 68) geeft hierover meer informatie. Definitieve informatie over bestedingen in 2019 is momenteel nog niet beschikbaar, maar zal worden gepubliceerd in het HGIS jaarverslag 2019.
Focusregio Sahel |
7% |
Focusregio Hoorn van Afrika |
11% |
Focusregio's Midden-Oosten & Noord-Afrika |
8% |
Focus regio's |
26% |
Overig Afrika |
15% |
Overig Azië |
9% |
Overige landen |
3% |
Niet focus regio's |
27% |
Wereldwijd/niet gespecificeerd |
47% |
Totaal |
100% |
80
Is Suriname het enige overige land?
Antwoord:
Voor de gedelegeerde budgetten is Suriname het enige «overige land».
81
Kunt u toelichten hoe het Nederlandse bedrijfsleven bijdraagt aan klimaatadaptatie en klimaatmitigatie in ontwikkelingslanden? Hoe zorgt u ervoor dat bij van de Nederlandse bedrijven dergelijke initiatieven aansluiten op de prioriteiten aldaar?
Antwoord:
Nederlandse bedrijven zijn in tal van ontwikkelingslanden actief op het gebied van adaptatie en mitigatie. Voor zover ze dat geheel op eigen kracht doen is er geen garantie dat hun activiteiten en investeringen aansluiten op lokale prioriteiten. Als ze daarentegen partner zijn in klimaatrelevante programma’s gefinancierd uit de begroting van ontwikkelingssamenwerking, zoals op het gebied van water, klimaat-slimme landbouw en hernieuwbare energie, maken ze deel uit van een benadering die rekening houdt met de lokale prioriteiten zoals de NDC’s, maar die ook acht slaat op de doelen van Parijs, de SDG’s en ESG-risico’s (environmental, social and governance safeguards).
82
Is de voor 2019 verwachte private klimaatfinanciering nog steeds 470 miljoen euro, zoals vermeld in de HGIS-nota 2019?
Antwoord:
Ja, de voor 2019 verwachte private klimaatfinanciering bedraagt nog steeds € 460 miljoen zoals vermeld in de HGIS nota. Deze schatting is medio 2018 gedaan op basis van bestaande activiteiten waarbij sprake is van publiek-private samenwerking, plus een inschatting van het succes van multilaterale banken bij de mobilisatie van private financiering. Er zijn sedertdien geen nieuwe gegevens ontvangen die nopen tot bijstelling van deze schatting. In het HGIS-jaarverslag 2019 zal worden gerapporteerd over de daadwerkelijk gemobiliseerde private klimaatfinanciering.
83
Is de voor 2019 verwachte publieke klimaatfinanciering nog steeds 460 miljoen euro, zoals vermeld in de HGIS-nota 2019?
Antwoord:
Ja, de voor 2019 verwachte publieke financiering bedraagt nog steeds 470 miljoen euro zoals vermeld in de HGIS nota. Deze schatting is vrij recent – medio 2018 – gedaan. Daarna werd het bedrag niet meer bijgesteld. In het HGIS-jaarverslag 2019 wordt gerapporteerd over de daadwerkelijk gerealiseerde publieke klimaatfinanciering.
84
Hoeveel procent van de totale Nederlandse klimaatfinanciering gaat naar adaptatie?
Antwoord:
Het percentage van de publieke klimaatfinanciering dat naar adaptatie gaat verschilt van jaar tot jaar. In 2018 ging 44% naar adaptatie. Daarnaast wordt ongeveer 33% besteed aan programma’s die zowel actief zijn op mitigatie als op adaptatie, maar waarvoor een onderverdeling niet te maken is.
Ook voor de met publieke middelen gemobiliseerde private klimaatfinanciering is geen onderverdeling in mitigatie en adaptatie beschikbaar. De nadruk ligt daar op mitigatie.
85
Kunnen bedrijven ook gebruikmaken van of in aanmerking komen voor Nederlandse klimaatmiddelen zonder samenwerking aan te gaan met een non-profitpartij?
Antwoord:
Uit de BHOS-begroting draagt Nederland bij aan de internationale klimaatfinanciering. Het gaat daarbij om investeringen in klimaat in de zogenaamde non-annex 1 landen uit het VN Klimaatverdrag (UNFCCC). Deze investeringen kunnen volledig gedaan worden met publieke middelen of met private investeringen die met publieke middelen zijn gemobiliseerd. Er is dus altijd sprake van een publieke component, maar niet noodzakelijkerwijs van samenwerking met een (andere) non-profitpartij.
86
Bent u bereid het Nederlandse bedrijfsleven een actieve rol te geven bij de uitvoering van projecten in het kader van klimaatadaptatie en -mitigatie in ontwikkelingslanden?
Antwoord:
Ja. Nederland wil de komende jaren blijven werken aan geleidelijke stijging van de publieke en private klimaatuitgaven.
Het BHOS-instrumentarium is steeds meer gericht op publiek-private samenwerking ten behoeve van alle SDG’s. Voor klimaat zijn bijvoorbeeld Climate Investor One, het Dutch Fund for Climate and Development en het Initiatief voor Duurzame Handel ingericht op het faciliteren van private investeringen. Ook instrumenten als DRIVE en de SDG-Partnerschapsfaciliteit faciliteren klimaatrelevante activiteiten.
87
Wanneer is een uitgave precies «klimaatrelevant»?
Antwoord:
Een uitgave is klimaatrelevant wanneer zij beoogt bij te dragen aan de vergroting van weerbaarheid tegen de gevolgen van klimaatverandering (klimaatadaptatie) en/of aan het tegengaan van klimaatverandering (klimaatmitigatie). Indien een activiteit klimaatadaptatie en/of klimaatmitigatie als hoofddoelstelling heeft, wordt 100% van de uitgaven aangemerkt als klimaatrelevant. Indien een activiteit klimaatadaptatie en/of klimaatmitigatie als nevendoelstelling heeft, wordt 40% van de uitgaven aangemerkt als klimaatrelevant.
88
Welk deel van alle in de HGIS-nota vermelde uitgaven is klimaatrelevant?
Antwoord:
Het totale HGIS-budget voor 2020 komt uit op ca. € 5,9 miljard, waarvan ca. € 4,5 miljard als Official Development Assistance (ODA) geldt. De verwachte publieke klimaatfinanciering ten behoeve van ontwikkelingslanden bedraagt in 2020 € 570 miljoen.
Hierbij verdient vermelding dat in de verwachte publieke klimaatfinanciering niet het klimaatrelevante deel van de Nederlandse bijdrage aan het Europese Ontwikkelingsfonds (EOF) is meegenomen, noch het klimaatrelevante deel van de Nederlandse EU-toerekening in zoverre die ODA betreft. De reden hiervoor is dat niet Nederland, maar de EU over deze klimaatfinanciering rapporteert aan het VN-Klimaatverdrag (UNFCCC). Het klimaatrelevante deel van de Nederlandse bijdrage aan EOF en de Nederlandse EU-toerekening zou op ca. € 113 miljoen uitkomen (20% van de Nederlandse bijdrage aan EOF ad € 234,28 miljoen plus 20% van het ODA-gedeelte van het aan de HGIS toegeschreven Nederlandse aandeel van de begroting van de Europese Commissie ad € 329,87 miljoen).
89
Waarop is de prognose gemobiliseerde private financiering gebaseerd?
Antwoord:
Deze is gebaseerd op een inschatting van het verwachte succes van publiek-private activiteiten bij de mobilisatie van private financiering. De inschatting houdt rekening met de verwachte hoogte van de publieke bijdrage in een bepaald jaar en met resultaten van activiteiten uit het verleden.
90
Welk percentage van de totale publieke klimaatfinanciering (570 miljoen euro) gaat naar projecten met Rio Marker 1, en welk percentage naar projecten met Rio Marker 2?
Antwoord:
De totale verwachte publieke klimaatfinanciering van € 570 miljoen in 2020 is een indicatie op hoofdlijnen. Het is niet mogelijk om vooraf aan te geven welk percentage van de verwachte klimaatuitgaven wordt gerealiseerd in projecten met een Rio Marker 1 dan wel 2 voor adaptatie en/of mitigatie.
91
Wat is de reden dat de verwachte klimaatuitgaven onder Voedselzekerheid zijn toegenomen in vergelijking met de HGIS-nota 2019 (van 95 miljoen euro naar 130 miljoen euro), terwijl het totale budget onder dit begrotingsartikel gelijk is gebleven (339,3 miljoen euro)?
Antwoord:
Het wordt steeds duidelijker dat klimaatverandering verstrekkende gevolgen heeft voor voedselzekerheid in ontwikkelingslanden. Hierdoor komt aanpassing aan klimaatverandering steeds centraler te staan binnen de inzet op voedselzekerheid. Steeds meer activiteiten gaan expliciet aandacht geven aan klimaat of nemen klimaatverandering als uitgangspunt, waardoor vaker een Rio Marker 1 dan wel 2 kan worden toegekend. Zodoende kwalificeert een groter deel van het totale budget als klimaatuitgaven.
92
Wat is de reden dat de klimaatuitgaven onder het begrotingsartikel «Water» zijn toegenomen ten opzichte van de HGIS-nota 2019 (van 70 miljoen euro naar 105 miljoen euro), terwijl het totale budget onder dit artikel gelijk is gebleven (193.7 miljoen euro)?
Antwoord:
Het wordt steeds duidelijker dat klimaatverandering verstrekkende gevolgen heeft voor watervoorziening, sanitatie en waterveiligheid in ontwikkelingslanden. Hierdoor komt aanpassing aan klimaatverandering steeds centraler te staan binnen de inzet op watervoorziening, sanitatie en waterveiligheid. Steeds meer activiteiten gaan expliciet aandacht geven aan klimaat of nemen klimaatverandering als uitgangspunt, waardoor vaker een Rio Marker 1 dan wel 2 kan worden toegekend. Zodoende kwalificeert een groter deel van het totale budget als klimaatuitgaven.
93
Kunt u een aantal voorbeelden noemen van uitgaven onder begrotingsartikel «sociale vooruitgang» die worden geteld als klimaatuitgaven?
Antwoord:
Voorbeelden van lopende activiteiten onder het begrotingsartikel «sociale vooruitgang» waarvan de uitgaven in 2020 ten dele zullen worden meegeteld als klimaatuitgaven zijn:
– Female Leadership and Opportunities for Women (FLOW) 2016–2020/Action Aid (activiteit nummer 28317)
– Strategisch Partnerschap Pleiten en Beinvloeden met HIVOS (activiteit nummer 27552)
– Strategisch Partnerschap Pleiten en Beinvloeden met Oxfam Novib (activiteit nummer 27538)
– Strategisch Partnerschap Pleiten en Beinvloeden Fair, Green and Global Alliance (activiteit nummer 27534)
Meer informatie over deze activiteiten is te vinden op www.openaid.nl (waarna gezocht kan worden op activiteit nummer).
94
Kunt u een aantal voorbeelden noemen van projecten onder het begrotingsartikel «Vrede, veiligheid en duurzame ontwikkeling» die worden meegeteld als klimaatuitgaven?
Antwoord:
Voorbeelden van reeds lopende activiteiten onder het begrotingsartikel «Vrede, veiligheid en duurzame ontwikkeling» waarvan de uitgaven in 2020 ten dele zullen worden meegeteld als klimaatuitgaven zijn:
– Nederlandse Rode Kruis (NRK) Response Preparedness II (activiteit nummer 28677)
– Dutch Relief Alliance (DRA) Joint Response Sudan 2019–2021 (activiteit nummer 4000002100)
– Hydroponic agriculture Jordan (activiteit nummer 29549)
Meer informatie over deze activiteiten is te vinden op www.openaid.nl (zoek op activiteit nummer).
95
Kunt u een toelichting geven over de inzet van publieke financiële middelen voor de mobilisatie van private financiële middelen?
Antwoord:
Zie antwoord op vraag 38.
96
Kunt u nadere details geven over de 65 miljoen euro aan private klimaatfinanciering die is gemobiliseerd via Nederlandse klimaatfondsen en programma's?
Antwoord:
De € 65 miljoen aan verwachte private financiering in de prognose voor 2020 betreft de verwachte private hefboom van Nederlandse programma’s met een publiek-private component zoals Geodata4Water; Aqua for All; Faciliteit Duurzaam Ondernemen en Voedselzekerheid; FMO Staatsfondsen (Acces to Energy, MASSIF, Infrastructure Development Fund); Solidaridad; Dutch Good Growth Fund; Dutch fund for Climate and Development; en Mobilising More for Climate. Ook relevante programma’s met een publiek-private component van de Nederlandse ambassades tellen mee in deze rubriek.
97
Kunt u de instrumenten toelichten die inzetten op de toegang tot werk en de vergroting van leertrajecten in regio’s waar veel vluchtelingen verblijven? Kunt u aangeven hoeveel ODA hieraan wordt uitgegeven, uitgesplitst in land/ regio en type investeringen?
Antwoord:
Voor de opvang van vluchtelingen in de regio is € 128 miljoen. structureel per jaar beschikbaar. Vanaf 2019 zijn deze middelen zichtbaar op Art 4.2 BHOS. Deze ODA- middelen worden ingezet voor het geven van perspectief aan zowel vluchtelingen als (kwetsbare) gastgemeenschappen, met name in acht focus landen (Egypte, Ethiopië, Irak, Jordanië, Libanon, Kenia, Oeganda en Soedan). In 2020 wordt door middel van twee instrumenten gewerkt aan het bieden van bescherming, stimuleren van werkgelegenheid en verbeteren van onderwijs: bijdragen middels het partnerschap Prospects en subsidies via het subsidiekader voor Migratie & Ontwikkeling.
Via het Prospects partnerschap worden programma’s van IFC, ILO, UNHCR, UNICEF en de Wereld Bank gefinancierd. In 2020 zijn de uitgaven begroot op € 123 miljoen (indicatieve planning: 6 miljoen in Egypte; 11 miljoen in Ethiopië; 9 miljoen in Irak; 16 miljoen in Jordanië; 17 miljoen in Libanon; 10 miljoen in Kenia; 6 miljoen in Sudan; 11 miljoen in Oeganda; 37 miljoen aan regionale activiteiten gericht op de genoemde landen).
Via het subsidiekader worden projecten van NGO’s gefinancierd waarvan de totale begrote uitgaven € 5 miljoen zijn. Dit betreft projecten in Libanon, Irak, Jordanië, Kenia, Oeganda en Turkije.
98
Kunt u inzicht geven in de exacte werking van de nieuwe toerekening systematiek voor het berekenen van de ODA-kosten voor de eerstejaarsopvang van asielzoekers? Kunt u ook aangeven waarom een grotere/kleinere instroom van asielzoekers niet tot een evenredige vermeerdering/vermindering van opvangbezetting leidt?
Antwoord:
Kosten voor de eerstejaarsopvang van asielzoekers uit DAC-landen, dit zijn landen die volgens de OESO-DAC gelden als ontwikkelingslanden, worden aan ODA toegerekend. De toerekening kan worden gesplitst in een deel dat vanuit het Ministerie van Justitie en Veiligheid (JenV) aan ODA wordt toegerekend en een deel dat vanuit het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) aan ODA wordt toegerekend.
Het JenV-deel bestaat uit kosten voor opvang door het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) en het Nidos, dat zorgt voor de voogdij en opvang van alleenstaande minderjarige vreemdelingen. De toerekening hiervan wordt berekend op basis van een afgesproken prijs per opvangplaats vermenigvuldigd met de bezetting in de opvang. Voor de opvang en de kosten daarvan is het niet zozeer relevant om te weten hoeveel mensen er per jaar instromen, maar vooral hoeveel mensen er gemiddeld in een jaar in de opvang verblijven. Voor deze mensen moet er opvang, eten en gezondheidszorg geregeld worden. De bezetting bij het COA wordt berekend op basis van registraties op individueel niveau. Van een individuele asielzoeker worden maximaal de kosten van de eerste twaalf maanden in de opvang aan ODA toegerekend.
De afgesproken prijs van een opvangplek is geschoond voor kosten van vastgoed in eigendom en overhead, welke volgens de OESO-DAC richtlijnen niet aan ODA mogen worden toegerekend.
De kosten voor conform kabinetsraming bij COA bestelde, maar in de realisatie onbenutte capaciteit («leegstand binnen de bestelling») worden toegerekend aan ODA. Hieraan liggen efficiency overwegingen ten grondslag. Het is relatief duur om bij een te lage bestelling in een lopend jaar extra opvangplekken te creëren.
Daarnaast worden onder het JenV-deel een deel (80%) van de kosten van rechtsbijstand aan asielzoekers bij de Raad van de Rechtsbijstand, een deel (80%) van de tolkenkosten bij de IND en de kosten van voorlichting door Vluchtelingenwerk Nederland (VWN) toegerekend aan ODA.
Het OCW-deel bestaat uit de geraamde kosten voor primair en voortgezet onderwijs van asielzoekerskinderen in de leeftijd van 4 tot 15 jaar, inclusief kosten voor bijzondere bekostiging. Ook uitgaven aan het leerplusarrangement voortgezet onderwijs en het gemeentelijk onderwijs achterstandenbeleid voor asielzoekerskinderen worden aan ODA toegerekend.
Een grotere of kleinere instroom van asielzoekers hoeft niet tot een evenredige vermeerdering of vermindering van opvangbezetting te leiden, omdat de bezetting niet alleen afhankelijk is van de instroom, maar ook van de verblijfsduur van een asielzoeker. Hoe langer, gegeven een bepaalde instroom, de verblijfsduur van een asielzoeker is, des te hoger wordt ook de bezetting in de opvang. Voor de toerekening aan ODA speelt verder mee dat niet alle asielzoekers uit DAC-landen afkomstig zijn, en dat kosten na een periode van 12 maanden niet mogen worden toegerekend. Het werken met bezettingscijfers in plaats van met instroomcijfers heeft als voordeel dat het tot minder schokken in de toerekening leidt.
99
Kunt u aangeven hoeveel ODA-middelen in 2020 and 2021 worden afgedragen aan de begroting van de EU? Kunt u aangeven aan welke EU-programma’s en fondsen deze ODA ten goede komt? Kunt u aangeven welk percentage van Nederlandse ODA-middelen die naar Europese fondsen gaan worden gebruikt voor «migratie-gerelateerde» zaken, zoals grensbeveiliging, migratiemanagement, terugkeer etc.? Kunt u aangeven hoe en waarmee Nederland kan meten of deze bestedingen ontwikkelingsrelevant zijn?
Antwoord:
Van de jaarlijkse afdrachten aan de EU-begroting wordt binnen HGIS momenteel jaarlijks € 330 miljoen toegerekend aan ODA. Deze ODA-middelen komen vooral ten goede aan programma’s voor internationale samenwerking gefinancierd uit het begrotingshoofdstuk van de Europese Commissie «Global Europe». Daarnaast draagt Nederland bij aan het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF), dat buiten de EU-begroting staat. De bijdrage voor het EOF bedraagt in 2020 € 234 miljoen. De Europese Commissie bepaalt op basis van OESO/DAC-regels in hoeverre een bepaald programma aan ODA valt toe te rekenen. Voor alle externe instrumenten tezamen geldt dat deze in de periode 2014–2017 voor 94% aan ODA waren toe te rekenen. Het is niet precies aan te geven welk percentage van de Nederlandse ODA-middelen wordt besteed aan migratie-gerelateerde zaken, omdat de Europese Commissie er niet in percentages over rapporteert. Op het gebied van migratie zijn met name het EU Emergency Trustfonds voor Afrika, het Madad trustfonds en de Facility for Refugees in Turkey (FRIT) van belang.
100
Kunt u een overzicht geven van alle indicatoren waaraan projecten die gefinancierd worden met ODA-middelen via het EU-noodtrustfonds (EUTF) worden getoetst? Kunt u een overzicht bieden van alle beschikbare evaluaties van projecten uit het EUTF? Kunt u aangeven of alle projecten uit het EUTF worden getoetst op ontwikkelingsrelevantie en ontwikkelingsimpact?
Antwoord:
De programma’s gefinancierd uit het EUTF dragen bij aan één of meer van de volgende strategische doelen: de verbetering van economisch perspectief en werkgelegenheid, verbetering van migratiemanagement, het versterken van goed bestuur en conflictpreventie en het vergroten van weerbaarheid en bescherming van vluchtelingen, ontheemden en gastgemeenschappen. Per doelstelling zijn verwachte resultaten geformuleerd die worden gemeten aan de hand van 41 indicatoren. Begin volgend jaar wordt een algehele evaluatie van het EUTF verwacht door de Europese Commissie. De evaluaties tot op heden zijn te vinden op de openbare website van het EUTF2. Toerekening aan ODA vindt plaats op basis van de OESO/DAC-criteria voor officiële ontwikkelingshulp.
101
Kunt u een overzicht verschaffen van alle middelen die beschikbaar zijn voor opvang in de regio in de op pagina 72 genoemde landen?
Antwoord:
Nederland werkt in partnerschap met de Wereldbank, IFC, UNHCR, UNICEF en ILO en via een subsidiebeleidskader met ngo’s aan onderwijs, werk en bescherming voor mensen die langdurig ontheemd zijn in acht landen in de focusregio’s: in Libanon, Jordanië, Irak en Egypte en in Oeganda, Kenia, Ethiopië en Soedan. Het kabinet heeft structureel 128 miljoen euro per jaar beschikbaar gesteld voor opvang in de regio. In het jaar 2020 wordt naar verwachting € 123 miljoen aan het partnerschap bijgedragen (indicatieve planning: 6 miljoen in Egypte; 11 miljoen in Ethiopië; 9 miljoen in Irak; 16 miljoen in Jordanië; 17 miljoen in Libanon; 10 miljoen in Kenia; 6 miljoen in Sudan; 11 miljoen in Oeganda; 37 miljoen aan regionale activiteiten gericht op de genoemde landen). Via het subsidiekader worden projecten van NGO’s gefinancierd waarvan de totale begrote uitgaven € 5 miljoen zijn. Dit betreft projecten in Libanon, Irak, Jordanië, Kenia, Oeganda en Turkije.
102
Welke uitgaven zijn in 2019 of worden in 2020 gedaan in het kader van grensbeheer en het tegengaan van documentfraude?
Antwoord:
Nederland levert in 2019 en 2020 een bijdrage van in totaal 4 miljoen euro aan de oprichting en training van een mobiel grensbeheer team in Niger, bestaande uit 250 Nigerese politieagenten (Compagnie Mobile de Contrôle des Frontières). NL financiert dit project gezamenlijk met Duitsland, dat een bijdrage van 6 miljoen euro levert. Ook heeft Nederland 7 Kmar-trainers in dit project ingezet, voor een training van twee weken.
Daarnaast levert Nederland een civiele bijdrage van maximaal 15 functionarissen aan EU-capaciteitsopbouwmissies EUCAP Sahel Niger en EUCAP Sahel Mali, die zich onder meer richten op grensbeheer.
Sinds 2018 geeft Nederland in Libië trainingen inzake grensbeheer en tegengaan van documentenfraude aan de Libische autoriteiten. De trainingen zijn gekoppeld aan de EU-advies missie EUBAM Libië en worden verzorgd door trainers van het Expertisecentrum Identiteitsfraude en Documenten (ECID) van KMaR. Voor dit trainingsprogramma wordt in 2018 en 2019 in totaal 195.050 euro uitgegeven. Voor 2020 zijn vooralsnog geen trainingsactiviteiten gepland.
Daarnaast is er vanuit de begroting van Justitie en Veiligheid ook inzet op deze onderwerpen.
103
Kunt u activiteiten in het kader van de bestrijding van mensensmokkel en -handel, voorlichting en bevordering van terugkeer uitsplitsen in concrete activiteiten en projecten?
Antwoord:
De overheid publiceert deze gegevens op een publiek toegankelijke website: https://www.osresultaten.nl/thema/opvang-in-de-regio-en-migratie#migration_management
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35301-3.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.