26 485 Maatschappelijk verantwoord ondernemen

Nr. 232 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 september 2016

Hierbij bied ik u, mede namens de Minister van Economische Zaken, de Minister en Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, een brief aan met het plan van aanpak inzake de implementatie van de Duurzame Ontwikkelingsdoelen.

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.M.J. Ploumen

NEDERLAND ONTWIKKELT DUURZAAM

Plan van aanpak inzake implementatie SDGs

Samenvatting

1. Nederland heeft de ambitie en streeft er naar alle door de regeringsleiders van de lidstaten van de Verenigde Naties vastgestelde Duurzame Ontwikkelingsdoelen (SDGs)1 in 2030 te behalen. Begin 2016 is een start gemaakt met de implementatie door middel van een nulmeting van het rijksbeleid met het samenvatten van bestaand en aangekondigd rijksbeleid per elk van de 169 te behalen subdoelen en een analyse aan de hand van de wereldwijd vastgestelde lijst van 230 indicatoren in het kader van de Monitor Duurzaam Nederland. Door meteen een nulmeting uit te voeren maakt Nederland een in Europa relatief voortvarende start. Bij brief van 24 mei 2016 is de Tweede Kamer hierover en over de verdere plannen geïnformeerd en op 22 juni heeft er een Algemeen Overleg over plaatsgevonden.2

2. De vraag waar Nederland staat wordt tevens behandeld in enkele externe rapporten die in 2016 zijn verschenen. Het Planbureau voor de Leefomgeving concludeert dat voor veruit de meeste leefomgeving-gerelateerde SDG-subdoelen reeds nationale beleidsdoelen bestaan; deze zijn echter veelal gericht op 2020, terwijl de SDGs het ambitieuzere 2030 als einddatum hebben. Het Brabants Centrum voor Duurzame Ontwikkeling Telos concludeert dat Nederlandse steden ten opzichte van Europese steden in hun duurzaamheidsscore onderling minder variëren en gemiddeld zijn. De Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling oordeelt de startpositie van Nederland aan de hand van de helft van de subdoelen als «very good». De Bertelsmann Stiftung en het Sustainable Development Solutions Network zetten Nederland aan de hand van een derde van de SDG-indicatoren op nummer 8 van 149 landen. In alle externe rapporten doet Nederland het goed op onder andere gezondheid, eerlijk werk, economische groei en drinkwater-sanitatie. Dat geldt nog niet voor de luchtkwaliteit langs drukke stedelijke wegen en veehouderijen, deelname van vrouwen in leiderschapsfuncties, het aandeel hernieuwbare energie en biodiversiteit. Hoewel het eerste beeld dus positief is dient wel opgemerkt te worden dat een behoorlijk deel van de noodzakelijke data nog ontbreekt. Het CBS komt na een eerste globale en snelle inventarisatie tot de conclusie dat ongeveer 35% gedekt is met informatie binnen en buiten het CBS en ook de externe rapporten zich op tot een deel van de subdoelen of indicatoren beperkt hebben.

3. Op basis van de nulmeting en externe rapporten moet per subdoel worden bepaald of er een leemte is met het in 2030 te bereiken resultaat en zo ja, welke dat is. Bij sommige subdoelen is dat eenvoudig, bijvoorbeeld voor 12.3 over halvering van de voedselverspilling, omdat er al nationale (en Europese) definities, doelen, monitoringsafspraken en zelfs een multi-stakeholder partnership Champions 12.3 zijn. Veel subdoelen moeten nationaal worden omgezet, bijvoorbeeld 1.2 over halvering van de nationale armoede. Hierbij mag volgens de VN-resolutie rekening worden gehouden met nationale relatieve omstandigheden, zoals groei of krimp van bevolking, economie, mobiliteit, landbouwareaal en globalisering.

4. Vervolgens moeten conform paragraaf 55 van de SDG-resolutie op de beleidsterreinen waar leemten zijn geconstateerd additionele nationale (sub)doelen worden geformuleerd, waarbij rekening gehouden kan worden met de nationale omstandigheden. Dat kan bestaan uit het doortrekken van het thans vaststaande eindjaar naar 2030, maar vaker zal beleid opnieuw bezien moeten worden. Anders dan de eerste inventarisatie per subdoel zal in dat nieuwe beleid moeten worden uitgegaan van de ondeelbaarheid, onderlinge verbondenheid en coherentie van de SDGs. In plaats van een defensieve of afwachtende houding heeft Nederland de uitgelezen kans nu geleidelijk dwarsdoorsnijdende transities in te zetten om schokken en daarmee gepaard gaande kosten in de toekomst te verminderen: van fossiel naar hernieuwbaar, van lineair naar circulair, van negatieve naar positieve waardeketens, van sturen op alleen financieel kapitaal naar meerdere kapitalen en van een gesegmenteerde naar holistische kijk op stad en land. Op dit punt ligt het voor de hand om aanvullende analyses te vragen aan de drie planbureaus.

5. Alle actoren in het bedrijfsleven, de financiële sector, de kenniswereld, het maatschappelijk middenveld en bij de overheden hebben hun rol te spelen om deze ambitieuze agenda te verwezenlijken. Hun eigen profiel ontwikkelt zich steeds duurzamer blijkens vele soorten indexen, benchmarks en rapportages. Daarnaast zijn er partnerschappen, zoals Energieakkoord, Green, City en Health Deals, ketenakkoorden, IMVO-convenanten, New Urban Agenda e.v.a. Zowel het eigen profiel als de partnerschappen verdienen verder te worden aangejaagd. Daartoe zijn platforms opgericht (Global Goals Charter) en campagnes opgezet (Global Goals Accelerator, 17 Doelen Die je Deelt), maar ook bestaande initiatieven zetten zich hier voor in (Springtij, WorldConnectors). Zowel duurzaamheidsgegevens als partnerschappen zijn opgeslagen in verspreid voorkomende databases. Hun bijdrage aan de SDGs kan worden beoordeeld door ontsluiting met portals en harmonisatie van criteria en indicatoren. Communicatie via de actoren is nodig ten behoeve van het nieuwe perspectief voor de burger.

6. Nederland kiest voor een pragmatische implementatie van de SDGs, zowel inhoudelijk als procesmatig. Inhoudelijk is er geen dictaat van boven naar beneden, maar een geïntegreerde stimulans van onder naar boven met stippen aan de horizon. Procesmatig wordt – behoudens enkele lichte voorzieningen – uitgegaan van huidige instellingen, werkverdelingen en beleidsinitiatieven. Bij alle actoren is veel gaande, ook onder termen als «maatschappelijk verantwoord» en «impact». Daardoor heeft een nationale duurzame ontwikkelingsstrategie of een nationaal SDG implementatieprogramma op dit moment weinig toegevoegde waarde. Belangrijker is het te weten hoe het met de voortgang en doelbereik staat in de relatief korte periode van 15 jaar. Daarom zal er jaarlijks in samenspraak tussen de belanghebbenden wel een Nationale Rapportage worden opgesteld. Nederland heeft zich aangemeld om haar eerste rapportage te presenteren tijdens het High Level Political Forum van de Verenigde Naties medio juli 2017.

7. De politieke verantwoordelijkheden voor de Nederlandse implementatie zijn inhoudelijk belegd waar deze op grond van het Regeerakkoord liggen. De lichte coördinatie door de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking blijft voortbestaan tot de Kabinetsformatie 2017, waarin een meer definitieve belegging moet plaatsvinden. De informatie naar de Staten-Generaal loopt door middel van de Nationale Rapportage mee in het proces rondom de jaarlijkse Verantwoordingsbrief in mei.

8. De organisatorische structuur van de implementatie blijft op hoofdlijnen ongewijzigd, dat wil zeggen een netwerk tussen de ministeries via de focal points, een hoge functionaris met gelijke opdracht (zij het met verbeterde titel) en een kernteam van 5 personen. Kleine verbeteringen zijn inschuiven van de meest betrokken ministeries in het kernteam en installatie van een klein secretariaat. Met en in de SER, het breedste en bekendste platform in Nederland, wordt besproken hoe de nationale dialoog tussen alle belanghebbenden over prioriteiten en partnerships daar te concentreren is.

Inleiding

9. Voor een goed begrip wordt de achtergrond van de Duurzame Ontwikkelingsdoelen hier kort weergeven. In 1972 werd een VN-conferentie in Stockholm georganiseerd met de naam «Human Environment», waarin 26 beginselen werden aangenomen die alle in de 17 SDGs zijn terug te vinden, behalve de vrijwaring van nucleaire wapens en massale vernietiging. In de Algemene Vergadering van 1983 werd de World Commission on Environment and Development opgericht. Voorzitter Brundtland presenteerde in 1987 haar rapport «Our Common Future», waarin voor het eerst de bredere term Duurzame Ontwikkeling werd gelanceerd, bestaande uit een balans people-planet-profit en een gerichtheid op toekomstige generaties. In 1992 werd de Agenda 21 aanvaard op de Earth Summit in Rio de Janeiro.

10. In 2000 aanvaardden de wereldleiders de Millennium Development Goals (MDGs), die de grootste problemen in de armste ontwikkelingslanden in 15 jaar moesten halveren. Het ging om doelen op de terreinen armoede, honger, primair onderwijs, milieu (inclusief drinkwater en sanitatie), gender en sterfte onder kinderen, moeders en ten gevolge van overdraagbare ziekten. Er zijn veel Millenniumdoelen gehaald: de armoede in de wereld is gehalveerd, 90% van de kinderen in ontwikkelingslanden krijgt basisonderwijs, kindersterfte is bijna gehalveerd, malaria en tuberculose zijn een halt toegeroepen en 2,3 miljard mensen hebben toegang gekregen tot schoon drinkwater. Er is nog veel te doen: moedersterfte is nog steeds te hoog, evenals de werkloosheid onder vrouwen en jongeren, één miljard mensen heeft nog geen toegang tot sanitaire voorzieningen, de wereldwijde uitstoot van broeikasgassen is veel te hoog en de biodiversiteit holt achteruit. Hiaten zijn gebrek aan een rechtenbenadering, aandacht voor ongelijkheid, naast Official Development Assistance (ODA) geen aanvullende financiering, naast overheden geen andere actoren, weinig coherentie tussen beleidsterreinen en te weinig aandacht voor oorzaken gelegen in het beleid van de rijke landen zelf.

11. Het bredere proces van Duurzame Ontwikkeling was inmiddels voortgezet, in 2002 in Johannesburg en in 2012 opnieuw in Rio de Janeiro. Daar werd besloten de twee processen (weer) bij elkaar te brengen. De SDGs zijn derhalve een fusie van beide processen en er werd nog een derde proces bij gevoegd, namelijk dat van de Guiding Principles on Business and Human Rights en Global Compact (mensenrechten, arbeid, milieu en anti-corruptie).

12. Bij de Post-2015 Agenda stond de vraag centraal: als in 15 jaar gemiddeld de helft van de wereldproblemen kunnen worden opgelost, waarom lossen we dan niet in de komende 15 jaar de andere helft op? De doelen worden dan «No Poverty», «Zero Hunger», «Good Health», «Gender Equality» en «Clean Water» overal voor iedereen in 2030. De succeslijn kon om drie redenen echter niet zomaar worden doorgetrokken.

  • a. Niet elke MDG was gehaald. Milieuvervuiling nam toe ten gevolge van het succes bij de andere doelen. Voor voedselvoorziening werden ten behoeve van veeteelt bossen gekapt of verbrand, werden zeeën met sleepnetten overbevist en werd gekookt op gas en olie. Voor veel langere transportroutes werden kolencentrales gebouwd, stookolie geraffineerd en oude dieselauto’s gebruikt.

  • b. De MDGs zijn gehaald dankzij ontwikkeling en sterke daling van de armoede in China, India en Brazilië. In veel Afrikaanse landen is halvering van de problemen niet bereikt en zijn en zijn grote groepen achtergebleven.

  • c. De westerse consumptie- en productiepatronen zijn onduurzaam. In de steeds verder geliberaliseerde vrijhandel worden natuurlijke grondstoffen in ontwikkelingslanden onder slechte werkomstandigheden gewonnen, in China en India in vervuilende fabrieken verwerkt en in het westen met verspilling van water, voedsel en energie geconsumeerd, zonder deze schade («externaliteiten») in de prijzen te verdisconteren, nog los van andere externaliteiten in westerse landen zelf zoals verzuring, fijnstof, dierziekten, gebruik van antibiotica, waardoor het welzijn van dier en mens in het geding kan komen

13. Vanwege deze relativeringen zijn over de hele linie ambitieuze doelen gesteld met het overkoepelend motto Leave No One Behind. Voor het eerst in de geschiedenis van de VN is er een alomvattende en samenhangende aanpak van de grote mondiale uitdagingen vastgesteld. Er zijn 17 doelen, onderverdeeld in 169 subdoelen en 230 indicatoren. Alle landen hebben zich hier op het hoogste politieke niveau aan gecommitteerd. Niet alleen de Duurzaamheidsdoelen (inclusief klimaat) en Businessdoelen, maar nu ook de Ontwikkelingsdoelen (armoede, voedsel, gezondheid, onderwijs, gender) gelden voor alle landen, dus ook voor Nederland. Daarnaast zijn voor het eerst de doelen voor vrede, veiligheid en goed bestuur uitgewerkt en is een apart doel over het tegengaan van ongelijkheid opgenomen. Nederland moet monitoren en jaarlijks rapporteren wat zij in binnenland en buitenland doet om de doelen te verwezenlijken.

Uitgangspositie

14. Om de vraag te kunnen beantwoorden hoe Nederland de (sub)doelen in 2030 gaat halen moet eerst de uitgangspositie worden bepaald. Dat gebeurt op drie manieren: (1) een beschrijving van het geldende en reeds aangekondigde rijksbeleid, (2) het nationaal monitoren van de stand van zaken aan de hand van indicatoren en (3) het gebruik van externe rapporten.

15. Acht ministeries hebben samen een SDG-inventarisatie van het rijksbeleid gemaakt. Voor elk van de 169 subdoelen is het bestaande en voorgenomen rijksbeleid samengevat. Dit is het belangrijkste eerste resultaat van de groep van ministeriële focal points. Het is een openbaar gemaakt document van 66 bladzijden, waarmee Nederland in Europa het voorbeeld geeft. De lijst wordt regelmatig geactualiseerd en over de tekst wordt overleg gevoerd met belanghebbenden. De VNG onderzoekt of zij lokale aanvullingen kan geven. Hieronder volgt de samenvatting van het rijksdocument.

Samenvatting rijksbeleid per SDG

SDGs

Internationaal

Nationaal

Lokaal

Actieplan Inclusieve Ontwikkeling (20 acties). Innovatieve financiering ontwikkelingssamenwerking.

Nationaal sociaalzekerheidsstelsel (wettelijk minimumloon, bijstand, volks- en werknemersverzekeringen).

Dit jaar wordt € 1,1 mld beschikbaar gesteld om de koopkracht van de laagste inkomens te ondersteunen.

Structureel 100 miljoen voor intensivering armoede- en schuldenbeleid + structureel 100 miljoen voor specifiek kinderarmoede.

Gemeenten voeren primair armoedebeleid.

Structureel € 90 mln/jaar extra uit middelen voor intensivering armoede- en schuldenbeleid + structureel 85 mln/jaar uit middelen voor kinderarmoede.

Ondersteuning maatschappelijke organisaties.

Bijzondere bijstand.

Nota «NL inzet wereldwijde voedselzekerheid». Bijdragen aan WFP, UNICEF, programma’s en partnerlanden.

Aichi targets.

Nagoya geratificeerd.

Voedselagenda: gezond, ecologisch, robuust. Aandacht voor eiwitten en eetlust bij ouderen. Rijksnatuurvisie.

Centrum Genetische Bronnen Nederland.

Subsidie pilot verspilde groenten in soep voor 163 lokale Voedselbanken.

€ 150 mln in geneesmiddelen via Product Development Partnerships.

Uitzending zorgverleners.

Indirecte steun via RIVM-netwerken.

Landelijke Nota Gezondheidszorg. Nationaal Programma Preventie. Aanpak suïcides, alcohol, roken, drugs en asbest. Ziekteverzekering voor ieder.

Wet publieke gezondheid is basis voor 4-jaarlijks lokale nota’s over gezonde leefstijl (gewicht, sport).

Subsidies voor GGD’s en instituten als Rutgers.

Holland Scholarship Programme voor hoger onderwijs.

Moocs aanbod.

NICHE en NFP beheerd door EP-Nuffic.

Leer plicht. Gratis primair en secundair, toegang tot tertiair onderwijs. Curriculum in Onderwijs2032. Aandacht meisjes, laaggeletterden en taalachterstanden.

Handreikingen voor samenwerkende gemeenten, bibliotheken, taalaanbieders en NGOs.

Bilaterale en multilaterale genderdiplomatie en financiële bijdragen.

Algemene Wet Gelijke Behandeling. College Rechten Mens. Hoofdlijnenbrief Emancipatiebeleid. 70% vrouwen werkt, 53% financieel zelfstandig, 30% leidinggevend.

Gemeenten voeren beleid om de arbeidsparticipatie en de economische zelfstandigheid van vrouwen te bevorderen.

Internationale Water Ambitie.

Integraal waterbeheer (kwantiteit, kwaliteit, omgeving) in Nationaal Waterplan 2 en Deltaprogramma.

Gemeenten moeten aansluiting op openbare riolering garanderen en waterschappen vervolgens op de afvalwaterzuivering.

10 prioriteiten uit het Strategic Energy & Technologie Plan van de EU Energie Unie.

Europese ambitie om aandeel hernieuwbaarheid voor de EU als geheel op 27% in 2030 te brengen.

Betaalbare, betrouwbare en moderne energiedienst is verzekerd. Energieakkoord: jaarlijks 1,5% energiebesparing, 100 PJ energiebesparing in 2020 en 14% en respectievelijk 16% hernieuwbare energie in 2020 en 2023.

Gemeenten participeren in infrastructuur en onderhandelen met grootverbruikers als woningcorporaties.

Agenda Hulp, Handel en Investeringen.

Beleidsbrief Ondernemen voor Ontwikkeling.

Wereldtop 20 Aid4Trade.

Naleving ILO-verdragen, Decent Work Agenda.

Wereldnr. 6 productiviteit.

Absolute ontkoppeling groei vs. Emissies/grondstoffen m.u.v. energie. Programma Groene Groei.

Duurzaam inkomend toerisme.

Bestuurlijke afspraken met wethouders om 134.000 «verdwenen» jongeren terug naar onderwijs of werk te brengen.

Europees 5de positie in innovatie o.a. dankzij topsectorenbeleid.

Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport.

Kredietverlening aan bedrijven stijgt.

Bedrijvenbeleid, Kennis- en innovatie agenda’s (TKI’s), Publiek-private samenwerking, MKB Innovatiestimulering (MIT), Startup Delta.

MKB samenwerkingsagenda’s Rijk-Regio, Green Deals

Nieuwe financieringsconstructies kunnen beter aansluiten bij gedifferentieerd beeld van donoren en landen.

Door minimumloon en progressieve belastingen is ongelijkheid relatief laag.

De 20% rijksten hebben 2,5 maal inkomen van de 20% armsten.

 

Smart Urban Regions of the Future.

Urban Agenda for the EU, Pact of Amsterdam en partnerships.

UNESCO trustfund.

Woonakkoord 2013. Agenda Stad en City Deals. Nationale Omgevingsvisie. Nat. Sam. Programma Luchtkwaliteit. MJP Infrastructuur, Ruimte en Transport. Deltaprogramma (waterveiligheid, -beschikbaarheid en klimaatbestendigheid).

Bestuursakkoord over opvang asielzoekers in gemeenten.

Slimme verstedelijking, groei stagnatie krimp, en leegstand.

Global Alliance Climate-Smart Agriculture.

Blue Growth and Food Security.

OESO-FAO Guidance for Responsible Agricultural Supply Chains.

Global Agenda for Sustainable Livestock.

Global Partnerships on Nutrient Management en Marine Litter.

Rijksbreed Programma Circulaire Economie. Natuurlijk Kapitaal 2013. Landelijk Afvalbeheerplan.

Duurzaam Door.

Voedselverspillingsdoel.

Verduurzaming veehouderij.

Maatschappelijk Verantwoord Inkopen door alle overheden.

Veel voedselinitiatieven: (Beter Leven Keurmerk, Question Mark, Herenboeren, weidevarken, natuur-inclusieve landbouw).

Nederland ondertekende Parijs-akkoord en ratificeert zo snel mogelijk.

EU 2030 klimaatenergie pakket. Ten minste 40% broeikasgasreductie in 2030 t.o.v. 1990.

ETS wordt nu aangescherpt. Onderhandelingen gestart over verdeling nationale niet-ETS. Nationale Adaptatiestrategie 2016.

Klimaatverbond.

Nederlandse Klimaatcoalitie met ambitie klimaatneutraal in 2050.

Actieve deelname in OSPAR, UNCLOS, IMO.

Global Partnership on Oceans.

Mariene Strategie NL-deel Noordzee.

Aanwijzing Natura 2000 gebieden in nationale EEZ.

 

Ondersteuning Global Land Outlook.

14 Wildlife Deals op Haagse conferentie.

Natuurvisie.

Deltaplan Zoetwater.

Nederlands Natuurpact.

Natura 2000 gebieden.

Natuur Netwerk Nederland.

Natuurvisie.

 

Ondersteuning fragiele landen in Zuid- en Oostflanken Europa. Capaciteitsopbouw dmv projecten en detacheren civiele experts waaronder politie; EU «Genocide Netwek»; Ondersteuning van in NL gevestigde Hoven en Tribunalen. Geneefse Group of Friends of RtoP.

Veiligheidsagenda, waarin aandacht voor ondermijnende criminaliteit als corruptie, witwassen, ontnemen crimineel vermogen; uitbuiting, kinderporno, cybercriminaliteit en mensenhandel

Wereldnr. 5 open overheid.

Toetsing grondrechten; Ketenbrede aanpak van internationale misdrijven.

Regioburgemeesters, OM, politie en Belastingdienst vormen teams.

Addis Tax Initiative.

Actieplan Beleidscoherentie voor Ontwikkeling (8 thema’s).

Open access kennis.

Centrum bevordering import OS-landen.

Dutch Good Growth Fund.

Veel bestaande en nieuwe partnerschappen worden ondersteund door de doelen, platforms, campagnes en diverse instrumenten.

 

16. In maart 2016 zijn op mondiaal niveau 230 indicatoren vastgesteld. Beseft dient te worden dat voor veel van de indicatoren (nog) geen nationale data beschikbaar zijn. Het Centraal Bureau voor de Statistiek komt na een eerste globale en snelle inventarisatie tot de conclusie dat ongeveer 35% gedekt is met informatie binnen en buiten het CBS. Dat is vergelijkbaar met de ons omringende landen en de Verenigde Staten. Het verder dichten van de nationale datakloof vraagt investering en samenwerking met andere partijen. Het CBS is voornemens in het najaar 2016 in het kader van de Monitor Duurzaam Nederland een eerste publicatie over de 17 SDGs uit te brengen. Conform paragraaf 57 van de SDG-resolutie vindt op basis van deze publicatie een consultatieronde met belanghebbenden plaats over de indicatoren. In de kabinetsreactie op het rapport van de Tijdelijke commissie Breed welvaartsbegrip worden ingegaan op de verdere afstemming met de Monitor Duurzame Ontwikkeling.

17. Januari 2016 is het Planbureau voor de Leefomgeving op verzoek van de Ministeries van Buitenlandse Zaken, Economische Zaken en Infrastructuur & Milieu uitgekomen met een beleidsstudie naar de 41 subdoelen die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving.

PBL-rapport, classificatie en clustering SDGs, blz. 25

PBL-rapport, classificatie en clustering SDGs, blz. 25

Het PBL trekt de volgende conclusie: «De implementatie van de SDGs in Nederland kan voortbouwen op bestaande doelstellingen, beleidsprogramma’s en rapportages, maar deze vergen nog wel de nodige aanpassing. Allereerst dient het nationale ambitieniveau te worden vastgesteld, bestaande uit een heldere langetermijnvisie, en ondersteund door nieuwe en aangepaste nationale doelstellingen voor 2030. Cruciaal voor een succesvolle implementatie is vervolgens het afstemmen van de inspanningen en verantwoordelijkheden van de diverse ministeries en decentrale overheden, het bewaken van de samenhang in het beleid, en het betrekken van andere actoren zoals burgers, bedrijven en NGOs bij het vaststellen en implementeren van de visie en doelstellingen. Een periodieke nationale monitoringsrapportage dient ten slotte om voortgang te rapporteren en – afhankelijk van de politieke ambitie – verantwoording af te leggen over de achterliggende ontwikkelingen of zelfs doelmatigheid van het beleid te rapporteren.»

18. In het kader van het Nederlandse EU-voorzitterschap met medefinanciering van het Ministerie van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties heeft het Brabants Centrum voor Duurzame Ontwikkeling Telos een rapport «Towards Sustainable EU Cities» gepubliceerd. Aan de hand van 85 duurzaamheidsindicatoren, die redelijk aansluiten bij de SDG-indicatoren, wordt geconcludeerd dat 31 Nederlandse steden onderling in hun score minder variëren dan 114 Europese steden. Net als het landelijke beeld scoren Scandinavische en Duitssprekende steden hoger en Zuid-Europese steden lager dan de Nederlandse.

19. Medio juli 2016 presenteerde de OESO het rapport «Measuring distance to the SDGs targets». Het gaat om een pilot met 6 lidstaten aan de hand van de uitgebreide «country performance reviews» en algemene studies die zijn uitgevoerd. Gewerkt is met 86 indicatoren voor 73 subdoelen.

OESO-rapport, Nederland blz. 28–29

OESO-rapport, Nederland blz. 28–29

Algehele conclusie over de uitgangspositie van Nederland: «very good».

Van de 73 subdoelen voor 2030 heeft Nederland er nu al 11 bereikt en 4 bijna, waaronder de subdoelen 3.1. Moedersterfte terugdringen, 3.6. Tegen 2020 het aantal doden en gewonden in het verkeer halveren, 6.a. Samenwerking en capaciteitsopbouwende ondersteuning voor ontwikkelingslanden uitbreiden op het gebied van water en sanitatie, 8.2. Tot meer economische productiviteit komen door diversificatie, technologische modernisatie en innovatie, 8.4. De efficiëntie van productie en consumptie van hulpbronnen verbeteren en streven naar ontkoppeling van economische groei en achteruitgang van het milieu, 12.2. Het duurzaam beheer en het efficiënte gebruik van natuurlijke hulpbronnen realiseren en 16.a. Versterken van de relevante nationale instellingen, ook via internationale samenwerking, om geweld te voorkomen en misdaad te bestrijden.

Nederland heeft de laagste scores op de subdoelen 5.1. Discriminatie van vrouwen en meisjes beëindigen, 7.a. Het versterken van internationale samenwerking op het gebied van hernieuwbare energie, 15.a. Financiële hulpbronnen mobiliseren en verhogen om biodiversiteit en ecosystemen te vrijwaren en duurzaam te gebruiken en 16.7. Ontvankelijke, inclusieve, participatieve en representatieve besluitvorming op alle niveaus garanderen.

20. Ook medio juli publiceerden de Bertelsmann Stiftung en het Sustainable Development Solutions Network (SDSN) de «SDG Index & Dashboards». Er zijn 149 landen gescoord op afstand tot de SDGs. Uit bestaande mondiale indexen zijn 77 indicatoren herleid.

Bertelsmann/SDSN-rapport, Nederland blz. 253–254

Bertelsmann/SDSN-rapport, Nederland blz. 253–254

Score Nederland: nummer 8 van 149 landen (78,9 punten), direct na 4 Scandinavische en 3 Duitssprekende landen (deels vanwege nummer 5 op Human Development Index, 5 op Global Competetiveness Index, 7 op Subjective Wellbeing, 11 op GDP per capita en 36 op Environmental Performance Index).

Hoogste scores absoluut en in verhouding tot de top 7: Graanopbrengst: 9,1 t/ha. Verkeersdoden: 3,4 per 100.000. Logistieke Prestatie Index: 4.2 van 5. Kwaliteit van algehele infrastructuur: 6.3 van 7. Internetgebruik: 93%. Zuivering afvalwater: 98,8%. Corruptie Perceptie Index: 87 van 100. ODA: 0,76% van GNI. Uitgaven aan gezondheid, onderwijs en R&D: 21% GDP.

Laagste scores absoluut en in verhouding tot de top 7: Duurzame stikstof management index: 0,7 van 1,0. CO2 uit brandstoffen en elektriciteit: 1,5 MtCO2/TWh. Hernieuwbare energie in eindconsumptie in 2010: 4,3%. Niet-hergebruikt huishoudelijk afval: 1,6 kg/ persoon/jaar. CO2 emissies uit energie: 10,1 tCO2/capita. Kwetsbaarheid voor klimaatverandering 0,22 van 1,0. Overbevissing 69,2%.

DUURZAME ONTWIKKELING

21. Duurzame ontwikkeling kent een heldere definitie uit het Brundtland-rapport: een ontwikkeling die voorziet in de behoeften van de huidige generatie, zonder dat daarmee de behoeften van de toekomstige generaties, zowel hier als in andere delen van de wereld, in gevaar worden gebracht. Ontwikkelde landen scoren steeds beter op het hier en nu, maar dat lukt hen alleen ten koste van elders en later. De SDGs beogen in 2030 ook elders en later op orde te hebben gebracht. Aan de termen «impact» (finance) en «maatschappelijk verantwoord» (ondernemen, inkopen) dient geen andere betekenis te worden toegekend en de SDGs zijn daar allemaal onder te brengen, ook het breed welvaartsbegrip. Het woord «ontwikkeling» duidt op een voortgaand proces. Iets verandert niet van de ene op de andere dag van onduurzaam in duurzaam. Een ontwikkelingsfase is overstappen van respect voor mens en milieu (bijvoorbeeld door naleving van de OESO-richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen en publiceren van Duurzaamheidsverslagen) naar inclusieve groene groei als missie. Duurzame ontwikkeling kent verschillende verschijningsvormen. Het kan gaan om het stimuleren van initiatieven van derden door middel van vrijwilligerswerk, filantropie en subsidies. Ook kan het gaan om het verbeteren van de eigen bedrijfsvoering, al dan niet met behulp van NEN-normering. Maar meestal wordt gedoeld op het uiteindelijke doel: aanpassen van de eigen missie.

22. Nederland heeft de ambitie alle SDGs in 2030 te bereiken. Gelet op de beperkte periode die nog resteert, zullen nieuwe initiatieven aan alle in de vorige paragraaf beschreven elementen moeten voldoen. Dat kan als bedrijfsleven, financiële sector, kennisinstellingen, maatschappelijke groepen en overheden samenwerken, onderlinge coherentie nastreven, transparant opereren, aan lange termijn waarde creatie doen (in plaats van korte-termijn-financialisering) en alle externe effecten internaliseren.

23. Voor het bepalen van de startpositie was het nuttig alle (sub)doelen af te lopen, maar ze zijn niet voor niets bij elkaar gebracht, ze zijn ondeelbaar. Rijtjes als de 5 P’s (People, Planet, Prosperity, Peace, Partnerships) en de 6 Cs (Financial, Manufactured, Intellectual, Human, Social-Relational & Natural Capital) helpen om beperkte lijstjes compleet te maken en tot ontkokering te komen. De ondeelbaarheid blijkt uit de onderlinge afhankelijkheid van de doelen. Er zijn onomkeerbare afhankelijkheden: slecht onderwijs (doel 4) leidt tot sociale uitsluiting (doel 8) en gebrekkige aanpak van klimaatverandering (doel 13) leidt tot toename van ziekten (doel 3). Er zijn daarnaast omkeerbare afhankelijkheden, bijvoorbeeld zodra landgebruik voor biomassa (doel 7) op gespannen voet komt te staan met voedselzekerheid (doel 2) en zodra economische groei (doel 8) geen gelijke tred houdt met energiezekerheid (doel 7). Tussen de doelen moet eerder aan «mutual gains» dan aan compromissen worden gedacht. Het ligt voor de hand het voedselprobleem (doel 2) te combineren met een wateraanpak (doel 6) in een partnerschap (doel 17). Elk beleidsinitiatief moet worden afgelopen op tegenstrijdige en assisterende (sub)doelen, hier en elders, met name in ontwikkelingslanden. Van de kenniswereld mag verwacht worden hiervoor een hanteerbaar instrument te ontwikkelen.

24. Het kan nuttig zijn een verdere analyses over strategische beginselen te maken, maar gekozen wordt voor het operationeel aan de slag te gaan op basis van wat er in Nederland al is. Veel van de thema’s waaronder de SDGs gebracht kunnen worden hebben al een eigen implementatietraject. Een goed voorbeeld is het klimaatakkoord van Parijs, waaronder SDG 13 valt. Onder de subsectoren voor mitigatie vallen SDGs 2, 7, 9 en 11 en onder adaptatie SDGs 3, 6 en 14. Het rijksbrede programma Circulaire Economie (SDG 12) kan door hergebruik van producten en materialen en verschuiving van fossiel naar biobased tevens substantieel bijdragen. Ook is er bijzondere aandacht voor gender (5), mensenrechten (16), bossen, ecosystemen, conflict en migratie (15 en 16). Alle reden om de deze en andere implementatietrajecten goed op elkaar af te stemmen.

25. Het ene doel is niet belangrijker dan het andere. Van een menukaart en krenten uit de pap halen kan evenmin sprake zijn. Maar het kan wel zo zijn dat er in de tijd prioriteiten worden gesteld. Op mondiaal niveau is voor 2016 het thema «leave no one behind» gekozen, waaromtrent Nederland en Kenia op de HLPF 2016 een succesvolle side-meeting hebben georganiseerd. Ook wordt mondiaal voorrang gegeven aan het dwarsdoorsnijdende genderdoel (SDG 5). Nederland legt zich primair toe op doelen waarop we een eventuele leemte voorzien. Belanghebbenden kunnen zich focussen op de niche waarin zij actief zijn. Voor het Nederlandse bedrijfsleven treden duurzame consumptie en productiepatronen (SDG 12) sterk naar de voorgrond, bijvoorbeeld in de voedselketen.

SCHAALNIVEAUS

26. De mondiale implementatie van de SDGs wordt hier niet behandeld. Over de jaarlijkse bijeenkomst van het High Level Political Forum en multilaterale mondiale processen daaromheen wordt elders bericht. Dit neemt niet weg dat de nationale implementatie tot buiten de landsgrenzen strekt, zelfs tot op het mondiale niveau. Daarbij kan gedacht worden aan de internationale waardeketens van bedrijven en de uitwisseling van kennis en ervaring over nationale implementatie met andere landen en multilaterale organisaties (VN, OESO). Het voornemen bestaat de Nationale Rapportage 2016 te presenteren op het HLPF 2017.

27. De implementatie van de SDGs in de Europese Unie is essentieel voor het welslagen van de nationale implementatie. Een belangrijk deel is immers vervlochten met het zogenaamde acquis communautaire. De Europese Commissie – in de persoon van de Eerste Vicepresident van de Europese Commissie – werkt momenteel ook aan een nulmeting en zal in oktober 2016 met een «overkoepelende» mededeling komen over de implementatie van de SDGs via interne en externe beleidsinstrumenten samen. Parallel hieraan wordt de European Consensus on Development in het licht van de SDGs herzien. De Hoge Vertegenwoordiger presenteerde op 28 juni 2016 de EU Global Strategy voor het buitenlandse en veiligheidsbeleid waarin de link tussen implementatie SDGs en Europese veiligheid is gelegd. Het Nederlandse EU-voorzitterschap in de eerste helft van 2016 bood kans vaart te zetten achter de Europese processen. Dankzij gecombineerde raadswerkgroepen, een workshop met lidstaten (19 april), een Multi-Stakeholder Dialogue over partnerschappen (30–31 mei) en agendering op de Raad Algemene Zaken is het gelukt het onderwerp stevig op de agenda te zetten. De Mededeling waar de Commissie dit najaar mee komt zal door het inkomende Slowaakse Voorzitterschap (en aansluitend het Maltese Voorzitterschap) en het Europese Parlement in behandeling worden genomen.

28. Op rijksniveau weten veel programma’s zich gesteund door één of meer SDGs. Een hele brede is «Groene Groei: voor een sterke, duurzame economie», waarin bewindspersonen zich stellen voor de domeinen energie, biobased economy, biodiversiteit (EZ), bouw (WenR), klimaat, afval als grondstof, mobiliteit, water (IenM) en internationale coördinatie van milieubeleid en duurzaamheid (BHOS). Andere programma’s zijn Circulaire Economie, Toekomstagenda Milieu, Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (IenM), het Nationaal Programma Preventie (VWS) en nog vele anderen.

29. Veel programma’s en projecten van gemeenten, provincies en waterschappen passen eveneens in de duurzame ontwikkelingsdoelen. Deze zullen worden geïnventariseerd parallel aan het rijksbeleid. Lokaal is het verstandig onderscheid te maken tussen stedelijke en landelijke gemeenten. Van de Nederlandse inwoners woont 82% in stedelijk gebied. Voor steden bestaat specifiek SDG 11, dat dwars door de andere doelen heen snijdt: inclusief, veilig, veerkrachtig en duurzaam (in de smalle betekenis). De subdoelen gaan over huisvesting, vervoer, stadsplanning, erfgoed, (water)rampen, luchtkwaliteit, afvalbeheer en groene en open ruimte. De uitkomsten van de Habitat III conferentie van de VN eind dit jaar zullen in nauw verband hiermee moeten worden geïmplementeerd in de door AkzoNobel geïnitieerde Urban Agenda. In het gedecentraliseerde Nederlandse bestuur bekleden burgemeesters bij uitstek de positie om leiding te geven aan een coherente en integrale SDG-implementatie op de kortste afstand tot de participerende burger.

BELANGHEBBENDEN

30. Paragraaf 74 onder d van het VN-besluit houdt in dat de uitvoering en evaluatie open, inclusief, participatief en transparant voor alle mensen moeten zijn. In doel 17 wordt gesproken van het betrekken van alle belanghebbenden. Verdere definities worden niet gegeven, dus het is aan de lidstaat hier invulling aan te geven. In de Nederlandse negen topsectoren wordt uitgegaan van drie groepen belanghebbenden: bedrijfsleven, kennisinstellingen en overheden. Buiten de topsectoren worden ook maatschappelijke organisaties erbij betrokken (scholen, kerken, vakbonden en andere belangengroepen voor onder andere medische hulp, mensenrechten, milieu, ontwikkelingswerk en vrede). Steeds vaker wordt de financiële sector als aparte aandachtsgroep genoemd.

31. Bedrijfsleven. In Nederland is voorgerekend dat AEX-genoteerde bedrijven circa 30% beter op de markt scoren als ze duurzaam zijn. Het wekt daarom geen verwondering dat Nederlandse multinationals hoog scoren op de Dow Jones Sustainability Index. Duurzame bedrijven hebben zich gegroepeerd in onder andere MVO Nederland (2.250 partners), Global Compact Netherlands (124 ondertekenaars), De Groene Zaak (181 bedrijven), de Natural Captains (29 bedrijven) en de Dutch Sustainable Growth Coalition (8 multinationals). Deze organisaties hebben de SDGs enthousiast aanvaard als de concretisering van hun doelstellingen. Vanuit hun organisaties hebben de bedrijven vele initiatieven ontwikkeld.

32. Financiële sector (banken, verzekeraars, (pensioen)fondsbeheerders, beleggers, investeerders, filantropen en de toezichthouder De Nederlandse Bank, de Nederlandse Investeringsinstelling (NLII) en het Nederlandse Investerings Agentschap (NIA). Er zijn duurzame banken van het eerste uur: ASN Bank en Triodos Bank. Om de kapitaalmarkt te verduurzamen is de Vereniging van Beleggers voor Duurzame Ontwikkeling opgericht met een sterke nadruk op benchmarks, ook voor beursgenoteerde bedrijven. Een toenemende groep actoren behoort tot de niche «impact finance», aanvankelijk tegen slavenarbeid, wapentransacties en door de VN-gesanctioneerde gebieden, maar recenter is het breed uitgewaaierd naar de SDGs. De Maatschappelijke Alliantie Nederland (MAN) en Put Your Money Where Your Meaning Is Community (PYMWYMIC) zijn organisaties van bedrijvenfamilies, filantropen en investeerders die ook in die richting gaan. De volgende stap is dat de niche «mainstream» wordt en de SDGs verdisconteren in hun gebruikelijke criteria (due dilligence, risk assessment, business case). Vanuit de financiële sector is hiertoe een viertal initiatieven genomen:

  • Medio november 2015 startten de Nederlandse Vereniging van Banken, vakbonden FNV en CNV en belangengroepen Oxfam Novib, Amnesty International en PAX met ondersteuning van de IMVO-commissie van de SER gesprekken over een dit jaar nog te sluiten convenant over de rol die banken kunnen spelen bij het voorkomen van mensenrechtenschendingen. De onderhandelingen van dit convenant zijn in een finale fase. De rijksoverheid (Ministers van Financiën en voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking) is partij bij dit convenant.

  • De Nederlandse Bank heeft duurzaamheid in het vaandel gezet, publiceerde een studie Tijd voor Transitie, is bezig een Platform voor Duurzame Financiering op te richten met (de koepels van) banken, pensioenfondsen en verzekeraars en komt binnenkort met een onderzoek naar duurzaam beleggen door pensioenfondsen.

  • In juni 2016 zijn de verzekeraars, via het Verbond van Verzekeraars, begonnen met een proces bij de SER om te komen tot een convenant. Dit convenant zal ook in het bijzonder aandacht besteden aan de SDGs en de intentie is dat het zowel thema’s op duurzaamheid in smalle zin als mensenrechten zal beslaan. NGOs en de rijksoverheid (Ministers van Financiën en voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking) zullen partij bij dit convenant zijn.

  • In juni 2016 lanceerden de banken, fondsen en verzekeraars de SDG Investing Agenda om begin december 2016 de marktblokkades en -kansen in kaart te brengen, met praktische voorstellen te komen voor de rijksoverheid en De Nederlandse Bank en tot een versnelling te komen.

33. Kennisinstellingen. De complexiteit van de samenhang tussen de SDGs vraagt om de ontwikkeling van kennis. Uit het RELX SustainabilityScienceReport blijkt dat over duurzaamheid de mondiale groei van wetenschappelijke artikelen twee keer sterker dan gemiddeld is, met accent op de planeet. De samenwerking is intensiever, maar het onderzoek is minder interdisciplinair. De Nederlandse organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek heeft via WOTRO samen met verschillende partners een route binnen de Nationale Wetenschapsagenda geïnitieerd met als thema: «Sustainable Development Goals voor inclusieve mondiale ontwikkeling». Diverse universiteiten en hogescholen zijn betrokken bij deze nieuwe agenda, maar hebben ook eigen SDG-initiatieven (bijvoorbeeld SDG Challenge! Van Erasmus, RSM en KPN, SDG-programma Centre for Sustainable Development Studies UvA en TU Delft Global Initiative). Een aantal instellingen participeert in het Global Goals Charter. Ook kennisinstituten als Deltares en TNO zijn actief.

34. Maatschappelijke organisaties. In Nederland wonen individuele burgers, die zich vroeger binnen hun zuilen organiseerden en tegenwoordig in een rijk geschakeerd palet: wijkverenigingen, school gebonden ouderactiviteiten, sportclubs, vakverenigingen, religieuze bewegingen, jongerengroepen (binnen of buiten onderwijsverband), de Consumentenbond, de Woonbond, organisaties op het gebied van gezondheid, onderwijs, natuur en milieu, ontwikkelingssamenwerking en vele anderen. Op het gebied van de SDGs voeren de ontwikkelingsorganisaties onder leiding van Partos, Woord en Daad en Max van der Stoel Foundation tussen november 2015 en november 2016 een plan uit genaamd «Ready for Change; Global Goals at home and abroad». Het is verbonden aan het EU-voorzitterschap van Nederland en wordt gefinancierd door de Europese Commissie. Na twee Nederlandse seminars op 10 december 2015 en 21 januari 2016 werd op 19 mei 2016 een internationale conferentie georganiseerd, waarin een rapport met aanbevelingen op de beleidsterreinen van vele ministeries werd aangeboden. Springtij Forum wordt elk jaar in september op Terschelling georganiseerd en staat dit jaar geheel in het teken van de SDGs, evenals bijeenkomsten gedurende het jaar. De vakbonden hebben met gezondheidsorganisaties, de Woonbond, MVO Nederland, de Sociale Alliantie en Natuur & Milieu het initiatief genomen voor een Sociaal Duurzame Agenda.

35. Overheden. In algemene zin is de overheid een bijzondere partner. Zij heeft enkele monopolies: regelgeving, rechtspraak, marktmeester door toezicht en erkenning, buitenlandse vertegenwoordiging, belastingheffing en infrastructuur. Hoewel alle belanghebbenden vooraf in het besluitvormingsproces hebben geparticipeerd, heeft de overheid de handtekening onder de SDGs gezet. Daarom bestaat er consensus dat de rijksoverheid ook primair de coördinatie van de implementatie voert en daarbij uiteraard weer alle belanghebbenden betrekt. Elders in deze notitie is uiteengezet hoe de rijksoverheid deze rol invult.

  • De rijksoverheid is zelf een belangrijke marktspeler (inkoop, aanbesteding, investering). Nagegaan wordt hoe een nieuwe impuls kan worden gegeven aan verduurzaming van het inkopen en het garantie-instrumentarium.

  • Na de «Millennium Municipality» champagne heeft VNG International de Global Goals Municipality Campaign gelanceerd. Een aantal doelen als SDG 11 (duurzame stad) en SDG 16 (effectieve, afrekenbare en inclusieve instituties) treft de gemeenten in het bijzonder, maar alle doelen zijn van toepassing. VNG International voert een negental projecten in het buitenland uit, samen met Nederlandse gemeenten. Daarnaast zijn grotere en kleinere gemeenten actief in nationale en internationale programma’s, zoals Amsterdam Circular Economy, Rotterdam Climate Initiative, The Hague Peace & Justice, Utrecht 2040 en Duurzaam Eindhoven.

  • Het Interprovinciaal Overleg focust op provinciale deelname in de implementatie van het Klimaatverdrag en heropleving van de binnensteden.

  • De Unie van Waterschappen wil een grote rol spelen in het buitenland met kennis (onder andere via de OESO) en investeringen (vooral klimaatadaptatie via de Nederlandse Waterschapsbank) en in het binnenland met energie, grondstoffen en kwaliteit (mest, gewasbeschermingsmiddelen, geneesmiddelen, microplastics).

INSTRUMENTEN

36. Juridische instrumenten (wetten, contracten/convenanten, gedragscodes in de branche) voorzien onder andere in borging van een gelijk speelveld en aanpak van «free riders». Interessant blijft de «top runners» variant, waarin de prestaties van de koplopers tot norm worden verheven en aan de overigen een periode (bijvoorbeeld 5 jaar) wordt gegund de achterstand in te lopen. Van bedrijven en overheden wordt in toenemende mate verwacht dat zij bij hun beslissingen breder toetsen dan op de financiële effecten. Bedrijfs- en markteffecten, werkgelegenheid, milieu, uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid, nalevingkosten en administratieve lasten worden steeds meer bij de afweging betrokken. Op het bijeenbrengen van al deze aparte toetsen in één kader wordt steeds vaker aangedrongen, waarbij de SDGs worden verwelkomd als meest veelomvattend kader. Rapportages van belanghebbenden over hun prestaties worden steeds integraler. Het kan gaan over de jaarlijkse prestaties of om initiatieven. Steeds meer bedrijven publiceren duurzaamheidsverslagen, mede dankzij het werk van het Global Reporting Initiative (GRI). Een stap verder is geen onderscheid meer te maken met het jaarlijkse Bestuursverslag. De EU-richtlijn Bekendmaking Niet-Financiële Informatie (milieu, sociaal, mensenrechten, corruptie) voor bedrijven met meer dan 500 werknemers maakt hier een begin mee. De Monitoring Commissie komt met een herziening van de Nederlandse Corporate Governance Code op dit vlak. De Algemene Rekenkamer geeft voor de periode 2016–2020 gehoor aan de oproep van de VN om een rol te spelen bij de monitoring van de overheidsuitgaven op de SDGs. Met betrekking tot initiatieven als investeringen of informeren van klanten en investeerders kan gedacht worden aan Environmental, Social Corporate Governance (ESG) en ook daar is een tendens naar integratie met de reguliere besluitvorming, waarbij het kader van het International Integrated Reporting Framework (IIRF), het Natural Capital Protocol en het Social Capital Protocol behulpzaam zijn.

37. Tot de financiële instrumenten behoren crowdfunding, fondsen (aandelen, obligaties, vastgoed, sector, groen), sparen, beleggen, hypotheken, bedrijfskrediet, subsidies en belastingvoordelen. Een veelgehoorde vraag aan de overheid is om stabiele financiële instrumenten in te zetten; de huidige duurzame «potjes» zijn doorgaans te snel leeg (zonnepanelen). Omgekeerd zeggen de grote fondsen en investeerders dat zij te weinig goede projecten aangedragen krijgen. Een oplossing is de financiering te laten verzorgen door de overheid in de eerste fase van de projectontwikkeling, nationale en internationale ontwikkelingsbanken in de tweede fase van opschaling en commerciële partijen in de derde marktfase. Omdat de fasen vaak door elkaar heen lopen is gemengde («blended») publiek-private financiering eerder regel dan uitzondering.

38. Met technologische instrumenten wordt bedoeld het op systematische manier toepassen van nieuwe, natuurwetenschappelijke of andere georganiseerde kennis ten behoeve van praktische doeleinden. In Nederland zullen de 17 uitstekende kenniscentra van universiteiten, steden en bedrijven zich heel snel als één netwerk voor technologische vooruitgang moeten gaan groeperen om de hoge scores die nu al in Europa worden gehaald – bijvoorbeeld voor innovatie – over de hele linie vast te houden. De nadruk zal moeten liggen op scale-ups en disruptieve innovaties op de SDG-terreinen.

39. Tenslotte zijn er communicatieve instrumenten. Over de SDGs wordt nu al veel passieve en actieve voorlichting gegeven, zij het aan belanghebbenden, niet aan het grote publiek. Gewerkt wordt met open bronnen en data, die daarom goed kunnen worden gedeeld. Een voorbeeld is het portaal Duurzaam Financieel. Informatietechnologie als internet-of-things opent nieuwe mogelijkheden, met inbegrip van beveiliging en privacy, om de SDGs te realiseren, zoals onderwijs, waarschuwingssystemen en energiebesparing.

COHERENTIE

40. In alle gevallen blijft gelden dat een doel slechts haalbaar is in combinatie met de andere 16 doelen. Er moet sprake zijn van beleidscoherentie, niet alleen om rekening te houden met de belangen van ontwikkelingslanden, maar ook met het oog op op milieubescherming, werkgelegenheid en alle andere doelen. De regeringsleiders hebben daarom in paragraaf 71 van de VN-resolutie bepaald dat de SDGs ondeelbaar en onderling met elkaar gelinkt zijn. De doelen vormen derhalve samen de breedst denkbare agenda voor de samenleving in de komende 15 jaar, waarvan bekend is dat grote transities moeten gaan plaatsvinden.

41. Hoewel de nationale lidstaten het primaire niveau zijn om de SDGs te realiseren, zijn ze niet haalbaar zonder tussen alle schaalniveaus (mondiaal, Europees, nationaal en lokaal schaalniveau. De samenwerking moet niet op een hiërarchische wijze plaatsvinden, maar in netwerken. De politieke verantwoordelijkheid en democratische controle moeten daarin een nieuwe weg vinden.

42. Voor het behalen van de SDGs is het van belang dat de vijf hierboven beschreven groepen belanghebbenden ook onderling samenwerken en elkaar aanvullen. SDG 17 gaat niet alleen in op het wereldwijd partnerschap voor duurzame ontwikkeling, maar ook op bestaande en nieuwe multi-stakeholderpartnerschappen op andere niveaus. Uit praktijkstudies blijkt dat voorwaarden voor succes zijn dat partners een strategische match hebben, dat er leiderschap in de samenwerking zit, dat het partnerschap een simpel doel en impact heeft, dat de goede mensen worden ingezet, en dat het momentum en tijdelijkheid goed gekozen zijn.

43. Ook voor de juridische, financiële, fysieke en communicatieve instrumenten geldt dat zij slechts in een slimme mix tot een sterk resultaat leiden. Elk instrument kent zijn limiteringen, maar in combinatie werken ze zodanig krachtig dat het «tipping point» wordt gepasseerd. Bekende voorbeelden zijn het stoppen met roken en het dragen van autogordels.

44. Vervolgens is er nog een samenhang tussen de doelen, de schaalniveaus, de belanghebbenden en de instrumenten is ook weer samenhang nodig. Bij het aangaan van initiatieven is de kans op succes nog groter als al deze samenhangen in ogenschouw worden genomen. Door de complexiteit zal dit eerder gebeuren bij grotere dan bij kleinere initiatieven.

Initiatieven

45. Op basis van de nulmeting en externe rapporten kan nog niet zomaar per subdoel bepaald worden wat de precieze leemte is met het in 2030 te bereiken resultaat. Bij sommige subdoelen is dat eenvoudig, bijvoorbeeld voor 12.3 over halvering van de voedselverspilling, omdat er al precieze nationale (en Europese) definities, monitoringsafspraken en zelfs een multi-stakeholder partnership Champions 12.3 zijn. Veel subdoelen moeten nog preciezer nationaal worden omgezet om de leemte te kunnen bepalen, bijvoorbeeld voor 1.2 over halvering van de nationale armoede. Hierbij mag volgens de VN-resolutie rekening worden gehouden met de nationale omstandigheden. Relevante externe factoren zijn groei of krimp van bevolking, economie, mobiliteit, landbouwareaal, globalisering, etc.

46. Vervolgens moet worden bezien of het huidige en aangekondigde beleid (met inbegrip van het doortrekken van een vaststaand eindjaar naar 2030) de geconstateerde leemten vult. Zo niet, dan is additioneel beleid nodig, waarbij rekening gehouden kan worden met de nationale omstandigheden. In plaats van een defensieve of afwachtende houding heeft Nederland de uitgelezen kans om door slimmere herprioritering tegen nu nog relatief geringe kosten een sprong voorwaarts te nemen met een werkelijke transitie via dwarsdoorsnijdende concepten: van fossiel naar hernieuwbaar, van lineair naar circulair, van negatieve naar positieve waardeketens en van een gesegmenteerde naar holistische kijk op stad en land.

47. Zowel de nationale doelen, de leemten als eventueel additioneel beleid zullen door de desbetreffende ministeries geformuleerd moeten worden. Meer dan voorheen zal rekening moeten worden gehouden met de ondeelbaarheid, onderlinge verbondenheid en coherentie van de SDGs. Het ligt voor de hand verkennende analyses te vragen aan de drie planbureaus, die iets kunnen zeggen over doelbereik en het benodigde aanvullende beleid. Voor het eind van het jaar 2016 moeten de ministeries het overzicht van leemten, additioneel beleid en analysevragen gereed hebben, daarbij voortbouwend op de inventarisatie van het rijksbeleid die al in het voorjaar heeft plaatsgevonden.

48. Naast overheidsbeleid zijn er initiatieven van de belanghebbenden die de SDGs dichterbij brengen of juist dankzij één of meer SDGs zijn genomen. In het eerste geval ontwikkelen bedrijven, de financiële sector, kennisinstellingen en maatschappelijke groepen verder in duurzame richting. Belanghebbenden kunnen meer dan de overheid een keuze uit de SDGs maken, maar ook voor hen geldt dat zij geen krenten uit de pap kunnen halen en dat de SDGs onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. In de jaarlijkse rapportages wordt in toenemende mate aan de SDGs gerefereerd. In de methodes die gehanteerd worden zal een convergentie moeten plaatsvinden om uitspraken over landelijke trends te kunnen doen. In het tweede geval zetten twee of meer belanghebbenden een partnerschap op.

Naar verwachting zijn er al tienduizenden partnerschappen in uitvoering en vele honderden in voorbereiding. De beste manier om daar inzicht in te krijgen is het opzetten van een database met portal. Er bestaan al databases en portals, maar ze zijn klein en versnipperd. De grootste is die van RVO met meer dan 10.000 partnerschappen. Het gaat nu om het opzetten van een alle initiatieven en partners dekkend systeem. Er zijn twee manieren om de database te vullen: top-down en bottom-up. Het is zinvol met het eerste te beginnen, zodat er een uitnodigende en gevulde database beschikbaar is. Daarna komen de invullingen, die individueel en dynamisch zijn (de invullers houden hun gegevens zelf up-to-date). Een uitkomst moet zijn dat de financiële sector de vulling kan gebruiken voor het vinden van goede projecten en omgekeerd.

49. Ten behoeve van de totstandbrenging van SDG-partnerschappen is al in 2014 het Global Goals Charter met 75 leden opgericht. Er zijn een Stichtingsbestuur, Stuurgroep, Secretariaat en Website (www.globalgoalscharter.org). Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft een bijdrage verstrekt aan het Global Goals Charter, door «in kind» een hoofd van het secretariaat te detacheren en een eenmalige bijdrage in de kosten van de website en een conferentie te verlenen. Een eerste partnerschap is het in 2015 gestarte «Maternal and Newborn Health Innovations Project» van The Philips Foundation, samen met UNICEF, Concern Worldwide, Maker en Gearbox, voorgezeten door het Ministerie van Gezondheid van Kenia. Philips Research Africa verzorgt de know-how en financiering die er toe moet leiden dat in 2018 innovatieve, goedkope en lokaal gebouwde gezondheidsapparatuur is ontwikkeld en opgeschaald. Een ander partnerschap is het New Urban Agenda stakeholders platform met 60 leden onder trekkerschap van AkzoNobel. Het gaat in eerste instantie om de voorbereiding van Habitat III in Quito (oktober 2016) en daarna om de concrete nationale implementatie.

50. Springtij Forum is een grote jaarlijkse duurzaamheidsconferentie op Terschelling, omgevormd naar de 17 SDGs, en uitgegroeid naar een kweekvijver van talrijke kleinere initiatieven, partnerschappen, projecten en bijeenkomsten gedurende het jaar. Zie verder www.springtij.nu.

51. Er zijn veel platforms en campagnes die gericht zijn op ontwikkeling, overdracht en draagvlakverbreding van visie en kennis op het terrein van duurzame ontwikkeling. Hier hangen geen partnerschappen onder teneinde één of meer van de SDGs te bereiken, maar ze verdienen wel vermelding. Landsbrede voorbeelden zijn het Platform Duurzame en Solidaire Economie, het Platform Duurzaamheid, het Platform Duurzame Gebiedsontwikkeling, de Global Goals Accelerator, 17 Doelen Die Je Deelt en vele anderen.

52. Er zijn nationale overeenkomsten die onder een of meer SDGs te brengen zijn:

  • Nationaal Onderwijsakkoord 2013 tussen Stichting voor het Onderwijs met 7 aangesloten grote koepelorganisaties en de overheid. Door middel van onderwijskwaliteit, beste onderwijsgevenden, arbeidsvoorwaarden, proactieve overheid en besturing van en binnen onderwijs moet Nederland tot de top vijf van de wereld gaan behoren.

  • Energieakkoord voor Duurzame Groei 2013 tussen meer dan 40 organisaties. Door middel van energiebesparing, duurzame energie en klimaatmaatregelen moeten betaalbare en schone energie, meer banen en economische kansen tot stand worden gebracht.

  • Sociale Agenda voor de Arbeidsmarkt 2013 tussen de Stichting voor de Arbeid en de overheid. Door middel van afspraken over flexwerk, werk-naar-werk, ontslag, WW en pensioen wordt het vertrouwen in de economie op korte termijn en stimulering van de arbeidsmarkt op lange termijn hersteld.

  • Ketenakkoorden, betreffende de fosfaatkringloop in 2011 (20 partijen) en de kunststofkringloop in 2013 (91 partijen).

  • Initiatief Duurzame Handel helpt internationale handelsketens verduurzamen door het bouwen van resultaatgerichte coalities van (internationale) bedrijven, NGOs, overheden en andere partners en is onder meer actief op het gebied van cacao, electronica, katoen, koffie, palmolie, soja, tin en tropisch hardhout.

  • IMVO-convenanten. De eerste is op 4 juli 2016 gesloten tussen 75 partners in de Kleding en Textiel branche, opdat consumenten er verzekerd van kunnen zijn dat 30% en uiteindelijk 80% van de kleding die zij kopen voldoet aan criteria van duurzame ontwikkeling. Er zijn meer convenanten in de maak, als eerste in de bancaire sector.

  • Uitvoeringsagenda Duurzame Veehouderij (2009) Het samenwerkingsverband UDV werkt aan een toonaangevende Nederlandse veehouderij in 2023 die met behoud van concurrentiekracht, produceert met respect voor mens, dier, milieu waar ook ter wereld.

  • Alliantie Verduurzaming Voedsel (2014). Dit samenwerkingsverband van verschillende organisatie in de voedselketen heeft als doel om de voedselketen te verduurzamen.

53. Een hele reeks partnerschappen tussen bedrijven, instellingen, NGOs en overheden is tot stand gekomen onder de term deals. Deze hebben vaak een beperktere dekking, bijvoorbeeld per regio of stad. Enkele bekende categorieën zijn:

  • Green Deals (meer dan 200 stuks). De gekozen 9 sectoren komen goed overeen met 9 SDGs en zijn ook goed met de 9 topsectoren te verenigen. Recente Green Deals betreffen Elektrisch Vervoer 2016–2020, Biomassa-Biogas, Geothermie Brabant en Groene Daken. Zie verder www.greendeals.nl.

  • City Deals (44 in uitvoering, 26 in voorbereiding en 32 nieuwe voorstellen). Deze zijn het middel om de doelstelling van Agenda Stad te halen. Er zijn 11 thema’s gekozen, die goed in lijn met de SDGs liggen. Zie verder www.agendastad.nl.

  • Health Deals (loket geopend op 16 november 2015). Het gaat om concrete zorgvernieuwingen waarbij het niet wil lukken om de toepassing verder te krijgen dan bijvoorbeeld het lokale ziekenhuis, de zorginstelling of de regio.

54. De overheid kent subsidieregelingen die tal van duurzame ontwikkelingsprojecten in binnenland en buitenland mogelijk maken, vaak in de beginfase. De geldstroom loopt doorgaans via de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). Veel van de 11.479 projecten zijn onder verscheidene SDGs te brengen en worden uitgevoerd door meerdere partners. In de nexus energie-water-voedsel zijn er 3.122 projecten, bijvoorbeeld gericht op de teelt (duurzaamheidssprong open teelten, cradle-to-cradle bij telers en teeltstrategie voor verzilting).

55. VNO-NCW, MKB Nederland en LTO Nederland hebben medio juni 2016 het initiatief NL Next Level gelanceerd voor een brede en duurzame welvaart en kansen voor iedereen. In de komende maanden komen zij met voorstellen gericht op onder andere klimaatverandering, duurzame energievoorziening, vrede en veiligheid, Nederland als Sustainable Urban Delta, ondernemerschap, vernieuwend financieren, bruisende binnensteden, innovatie, digitalisering en mainports. Ook hierin zijn de SDGs helder terug te vinden.

56. Samenvattend mag gezegd worden dat er veel initiatieven lopen en in voorbereiding zijn. Waar het aanvankelijk nog ging om kennisuitwisseling en samenwerking, wordt de blik steeds meer gericht op het afspreken, leveren en meten van concrete resultaten. Hiertoe zal een gestandaardiseerde methode moeten worden aangereikt. De Nederlandse accountants hebben hun rapportages verbreed van economie naar mens en milieu en hebben aangegeven de indicatoren van de SDGs als uitgangspunt te willen gaan nemen bij integrale rapportages. Op die manier wordt het mogelijk een landelijk beeld te krijgen van de bijdrage van de initiatieven aan het bereiken van de doelen.

Aanpak

57. Bij de implementatie wordt de volgende planning aangehouden:

Periode

Actie

Partijen

Voortgang

Feb–nov 2016

«Ready for Change?»

Partos, WD, FMS

Loopt

Feb–mei 2016

Inventarisatie Nederlands rijksbeleid

Focal Points

Gereed en gepubliceerd

Feb–jul 2016

Institutionaliseren Global Goals Charter

Initiatiefnemers

en BZ

Gereed en functionerend

Apr–nov 2016

SDG Indicatorenrapportage MDN

Consultatie

CBS

Loopt

In voorbereiding

Jun–sep 2016

Springtij 2016 met SDG-opzet

Initiatiefnemers en EZ/IenM

Loopt

Jun–dec 2016

Inventarisatie Nederlands lokaal beleid

VNG, IPO, UvW

Loopt

Jun–dec 2016

SDG Investing Agenda

Initiatiefnemers en BZ/FIN/DNB

Loopt

Jul–okt 2016

Opzetten SDG website

OneWorld e.a.

Loopt

Sep–nov 2016

Najaarsconferentie SDGs over de beleidstekorten en communicatiezaken

BZ, EZ, IenM, Charter e.v.a.

In voorbereiding

Sep–dec 2016

Inrichting SER-platform SDGs

Partijen

In voorbereiding

Okt–dec 2016

Inventarisatie SDG partnerschappen met behulp van database en portal

Volgt

In voorbereiding

In 2017

Monitor Duurzaam Nederland: Verkenningendeel

CPB, PBL, SCP

In overleg

April 2017

Jaarlijkse voortgangsrapportage aan Staten-Generaal

Ministerraad

In voorbereiding

2020

Evaluatie en bijstelling

Ministerraad

In planning

2025

Evaluatie en bijstelling

Ministerraad

In planning

2030

Eindrapportage

Ministerraad

In planning

58. De politieke verantwoordelijkheden blijven inhoudelijk zoals ze nu belegd is bij de bewindspersonen. De lichte coördinatie hiervan is neergelegd bij de Minister voor Buitenlandse handel en Ontwikkelingssamenwerking. Tijdens de Kabinetsformatie 2017 zal deze functie meer definitief belegd moeten worden.

59. Vanuit het uitgangspunt van blijvende politieke verantwoordelijkheid bij de betrokken bewindspersonen biedt de jaarlijkse rapportage aan de Staten-Generaal ter gelegenheid van het Verantwoordingsdebat een goede gelegenheid voor de jaarlijkse parlementaire rapportage over de implementatie van de SDG.

60. De implementatie van de SDGs is een proces van alle belanghebbenden gezamenlijk, dus niet slechts een overheidsproces met inspraak, maar een samenwerkingsvariant. Alle betrokken partijen noemen als meest voor de hand liggende organisatie om overkoepelend samen te werken de Sociaal-Economische Raad, omdat deze zijn activiteiten heeft verbreed, in processuele zin van overleg en advies tot borging van afspraken en in materiële zin van sociaal-economische naar duurzame terreinen (bijv. Energieakkoord en de IMVO-convenanten). Met en in de SER wordt besproken hoe de nationale dialoog over prioriteiten en partnerships daar te concentreren is.

61. Alle belanghebbenden zijn van mening dat het een juist uitgangspunt is de verantwoordelijkheden te laten waar ze zijn en zoveel mogelijk gebruik te maken van bestaande instituties. Tegelijk acht iedereen de agenda dermate omvangrijk dat een centraal punt zou moeten blijven bestaan dat initiatieven stimuleert, inventariseert en rapporteert, zodat er overzicht over het geheel bestaat en onderlinge verbindingen worden gelegd. Deze taken moeten worden voortgezet om er een succes van te maken en vloeien voort uit de verplichtingen van de VN-resolutie van 25 september 2015. Veel nationaal en Europees beleid gaat in 2020 een nieuwe fase in. Het ligt voor de hand dan tevens te evalueren of een dergelijk centraal punt nog nodig is.

Bijlage 1. SDG-documenten

  • Verenigde Naties, Algemene Vergadering, resolutie 70/1, «Transforming our world: the 2030 Agenda for Sustainable Development», New York 25 september 2015.

  • Verenigde Naties, Economisch en Sociaal Comité, Statistische Commissie, «Report of the Inter-Agency and Expert Group on Sustainable Development Goal Indicators», New York 8–11 maart 2016.

  • Verenigde Naties, Economische Commissie voor Europa, Uitvoerend Comité, Regional Forum on Sustainable Development, «Regional Survey on Planning, Implementation, Follow-up and Review of the Sustainable Development Goals, Summary of replies as of 2 May 2016», Geneve 10 mei 2016.

  • Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling, «Measuring distance to the SDGs targets. A pilot assessment of where OECD countries stand», Parijs juli 2016.

  • European Political Strategy Centre, «Sustainability Now! A European Vision for Sustainability», Brussel 20 juli 2016.

  • Bertelsmann Stiftung en Sustainable Development Solutions Network:

    • «Sustainable Developments Goals. Are the rich countries ready?», juli 2015;

    • «SDG Index & Dashboards», juli 2016.

  • Nationale SDG rapportages Duitsland, Estland, Finland en Frankrijk, juni 2016.

  • Brief van 24 mei 2016 van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking – mede namens 5 ambtgenoten – over de Global Goals, Tweede Kamer 2015–2016, 33 625.

  • Planbureau voor de Leefomgeving, «Sustainable Development Goals in Nederland. Bouwstenen voor leefomgevingsbeleid voor 2030», Den Haag januari 2016.

  • Adviesraad Internationale Vraagstukken, «Ondernemen in het licht van de nieuwe duurzame ontwikkelingsdoelen, daadkracht door de Dutch diamond», Den Haag januari 2016.

  • Brabants Centrum voor Duurzame Ontwikkeling Telos, «Toward Sustainable EU Cities», Tilburg maart 2016.

  • www.rijksoverheid.nl, «Duurzame Ontwikelingsdoelstellingen; inventarisatie nationale implementatie», versies 17-05-2016 en 06-06-2016.

  • Kaleidos Research,

    • «Wait-and see or take the lead?», 11-12-2015.

    • «Global goals, local action?», 29-01-2016.

    • «Small business, global impact? Approaches of Dutch SMEs tot the Sustainable Development Goals», 11-05-2016.

    • «National strategies supporting the implementation of Agenda 2030», PFD, June 2016.

  • Partos, Foudation Max van der Stoel, Woord en Daad, «Ready for change? Global Goals at home and abroad», 19-05-2016.

  • Enkele artikelen:

    • Willemijn Brouwer, «Key conditions for successful collaboration in Business-NGO partnerships in international development», master thesis 30-01-2016, Global Campact.

    • Daphne van Esveld, «Country Case Study Netherlands», WRI.

    • Ingeborg Niestroy, «How are we getting ready?», Deutsches Institut fur Entwicklungspolitik 2016.

Bijlage 2. SDG-evenementen

Conferenties:

10-12-2015 Partos, Are you ready to change?, Dudok Den Haag.

15-01-2016 Partos, Nieuwe doelen, nieuwe perspectieven, Pakhuis de Zwijger Amsterdam.

21-01-2016 Café Beaulieu on SDGs, Brussel.

16-02-2016 EESC, Agenda 2030 and social accountability, Brussel.

17-02-2016 PBL Academielezing, Europese Transitie Agenda, Koninklijke Schouwburg Den Haag.

18-02-2016 De Groene Zaak, Jaarvergadering over SDGs, Spaces Den Haag.

08-03-2016 Amsterdam Economic Board, Circulair Economy, Amsterdam.

22/23-03-2016 Impact Summit Europe, Vredespaleis Den Haag.

04-04-2016 Pakhuis de Zwijger, SDG 5 over Vrouwen en Meisjes, Amsterdam.

06-04-2016 B-Corp, Celebrate the Changemakers, Kromhouthal Amsterdam.

14-04-2016 Sociale Duurzaamheid o.l.v. Ton Heerts, Spaces Den Haag.

19-04-2016 EU-workshop SDG implementation, Brussel (georganiseerd door NL voorzitterschap).

20-04-2016 PYMWYMIC, Impact Days, The Grand Amsterdam.

22-04-2016 Duurzame Jonge 100, Java Eiland Amsterdam.

25-04-2016 Spreek Smakelijk, lancering VoedselPoort.

02-05-2016 OESO-WRI Workshop SDG Implementation, Parijs.

11-05-2016 GlobalCompact Network Netherlands, Malietoren Den Haag.

19-05-2016 Partos, FMS, Woord en Daad, Ready for Change, NEMO-congres.

30/31-05-2016 Multistakeholder symposium on SDGs, EC Brussel (georganiseerd door NL-voorzitterschap).

03-06-2016 Enactus, National Competition SDGs, Jaarbeurs Utrecht.

10-06-2016 Unilever, Sustainable Living Plan, Weena Rotterdam.

13-06-2016 Pakhuis de Zwijger, SDG 12 Duurzame Productie en Consumptie, Amsterdam.

14-06-2016 Vereniging van Nederlandse Gemeenten, interne SDG-bijeenkomst, Den Haag.

15-06-2016 VNO-NCW Broodje B, interne bijeenkomst over duurzaam ondernemen, Den Haag.

16-06-2016 Lancering Next Level door VNO-NCW-MKB-LTO.

16-06-2016 GrondstoffenPoort over SER-advies Circulaire Economie.

17-06-2016 Studievereniging Storm, Refugee crisis or Climate Crises?, Utrecht.

22-06-2016 Young ICT Professionals Challenge, Delft.

27/29-06-2016 Universiteit van Amsterdam, «Critical perspectives on Governing by SDGs».

01-07-2016 Zonnekracht, Klimaat & Energie, Hoofddorp.

04-07-2016 Ondertekening IMVO Convenant Kleding en Textiel, Nieuwspoort.

05-07-2016 MKB Innovatie Top 100, Kamer van Koophandel Amsterdam.

05-07-2016 Global Goals Accelerator, 7 SDG-bijeenkomsten in diverse steden.

06-07-2016 OESO-seminar on SDG pilot, Parijs.

07-07-2016 EESC, Next steps for a sustainable European future, Brussel.

08-09-2016 Duurzaamheid.nl, 17 doelen die je deelt, Westergastheater Amsterdam.

22/24-09-2016 Springtij Forum, Terschelling.

28-09-2016 Amsterdam Capital Week, Capital Impact Event, vml. Shell-toren Amsterdam.

04-11-2016 Eneco, MVO/Global Impact Grote bedrijven netwerk, Rotterdam.

11-11-2016 Plan Nederland, Wereldmeisjesdag, Amsterdam.

21-11-2016 AIESEC, Youth Speak Forum, Amsterdam.

08-12-2016 SDG-event, Rotterdam.

Gesprekken: Tien ministeries; Interdepartementale groep SDG focal points; Programma Groene Groei

Internationale Water Ambitie; Raad voor Ondernemend Nederland; Rijkswaterstaat; SER, algemeen en Commissie IMVO; Adviesraad voor Internationale Vraagstukken, Commissie Ontwikkelingssamenwerking; Planbureaus CPB, PBL en SCP; Centraal Bureau voor Statistiek

Commissie MER Internationaal; VNG International en alle sectoren; Interprovinciaal Overleg; Unie van Waterschappen; Global Goals Charter; Dutch Sustainable Growth Coalition; Initiatief Duurzame Handel; WorldConnectors; Jury SDG Challenge; Sustainability Challenge Foundation, IPMS-cursus Driebergen; Green Deals, waaronder Platform Biodiversiteit, Ecosystemen & Economie; Vereniging van Nederlandse Banken, ING, ABN AMRO, Rabo, Triodos en NIBC; Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants, Deloitte, Ernst & Young, KPMG en PwC; Vereniging van Beleggers voor Duurzame Ontwikkeling; Duurzaamheid.nl; OneWorld; 1%Club; Kaleidos Research; Impact Hub Amsterdam; New World Campus Den Haag; Clingendael; Index Foundation; Ocean Clean-Up.

Vragen: In de VN-resolutie staat dat de nationale implementatie zal voortbouwen op bestaande platforms en processen en de nationale rapportage de rapporteringsoverlast voor nationale administraties zoveel mogelijk zal beperken; welke acht u geschikt? De indicatoren zullen worden aangevuld door nationale indicatoren; door wie en hoe moet dit plaatsvinden? Welke partnerschappen zijn gesloten of in onderhandeling die een of meer van de SDGs bevatten (omschrijving, partners, afspraken)? Wat is er inhoudelijk en processueel in Nederland nodig om de 17 doelen in 2030 te bereiken? Moet er een overkoepeld platform en een overkoepelende coordinator zijn? Zo ja, kan dit in een bestaande context of moet er iets nieuws komen?


X Noot
1

De officiële VN-term luidt in het Engels «Sustainable Development Goals» en in het Nederlands «Duurzame Ontwikkelingsdoelstellingen», in beide gevallen afgekort tot «SDGs». Voor de publiciteitscampagne heeft de VN in het Engels de term «Global Goals» gelanceerd, in het Nederlands «Werelddoelen». In Nederland komt «Global Goals» vaker voor dan in het buitenland. Aan elke term worden beperkte interpretaties gegeven: «duurzaam» als groen-plus, «ontwikkeling» als Derde Wereld en «global» als alleen mondiaal en onbekende inhoud. De ons omringende landen hebben voor vertaling van de officiële term gekozen: Objectifs de Développement Durable, Nachhaltige Entwicklungsziele en Duurzame Ontwikkelingsdoelen. Ter wille van interne en externe eenduidigheid wordt hier de Vlaamse keuze gevolgd.

X Noot
2

Kamerstuk 33 625, nr. 213.

Naar boven