35 282 Wijziging van onder meer de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met het stellen van voorschriften ten behoeve van de toegankelijkheid van het hoger onderwijs en met betrekking tot taal in het hoger en middelbaar beroepsonderwijs (Wet taal en toegankelijkheid)

Nr. 60 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 december 2019

Op woensdag 11 december jongstleden is het plenair debat gevoerd over het Wetsvoorstel taal en toegankelijkheid (Handelingen II 2019/20, nr. 35). Hierbij ontvangt u een korte, schriftelijke reactie op de (gewijzigde) amendementen die na het debat en heden voor 15.00 uur zijn ingediend, alsmede op enkele amendementen die tijdens het debat onbesproken bleven of een nadere reactie behoeven.

Amendement met Kamerstuk 35 282, nr. 23, lid Van der Molen

  • Betreft: Amendement dat regelt dat eisen die op grond van het met het wetsvoorstel voorgestelde artikel 1.3, zesde lid, worden gesteld aan de invulling van de inspanningsverplichting tot het bevorderen van de Nederlandse uitdrukkingsvaardigheid, in het accreditatiekader worden verankerd.

  • Reactie: Tijdens het debat heb ik aangegeven dat ik dit amendement ontraad. Ik heb er begrip voor dat het CDA het van belang acht dat, indien er eisen gesteld worden ten aanzien van de uitdrukkingsvaardigheid, ook duidelijk is op welke wijze er de hand aan wordt gehouden dat instellingen deze eisen in de praktijk uitvoeren en dat de uitdrukkingsvaardigheid daadwerkelijk wordt bevorderd. Omdat nu nog niet bekend is wat voor eisen er op grond van artikel 1.3, zesde lid, gesteld zullen worden, is echter nog niet goed te overzien welke toetsing in de rede ligt. In geval van eisen die betrekking hebben op de inhoud van het curriculum van de opleiding kan bijvoorbeeld een andere vorm van toezicht passend zijn dan in geval van extra-curriculaire eisen.

    Ik kan uw Kamer echter wel toezeggen dat op het moment dat de algemene maatregel van bestuur wordt uitgewerkt, met aandacht zal worden gekeken naar de passende manier voor toezicht en handhaving van de gestelde eisen. Met het reeds ingediende amendement nr. 24 van het lid Van der Molen zou worden geregeld dat de algemene maatregel van bestuur ter uitwerking van artikel 1.3, zesde lid, wordt voorgehangen aan de Kamer. Ik heb aangegeven het oordeel over dat amendement aan de Kamer te laten. Amendement nr. 23 blijf ik om de voornoemde redenen echter ontraden.

Amendement met Kamerstuk 35 282, nr. 45, lid Bisschop

  • Betreft: Amendement waarmee de inspanningsverplichting tot het bevorderen van de uitdrukkingsvaardigheid in het Nederlands van studenten niet van toepassing is op niet-bekostigde instellingen voor hoger onderwijs.

  • Reactie:

    Huidig artikel 1.3, vijfde lid, van de WHW betreft een plicht voor zowel bekostigde als niet-bekostigde instellingen. Eerder heb ik aangegeven dat ik die plicht de Nederlandse uitdrukkingsvaardigheid te bevorderen beschouw als een kwaliteitseis, verbonden met de erkenning van opleidingen om graden te mogen verlenen. De plicht hangt dus samen met de accreditatie, niet met de bekostiging. Dat de plicht voor instellingen met dit wetsvoorstel voortaan ook ziet op anderstalige studenten, maakt dit niet anders. Ik ontraad daarom dit amendement.

    Het in het wetsvoorstel opgenomen zesde lid van artikel 1.3, is specifiek van toepassing op Nederlandstalige studenten; in geen enkel geval kunnen dus bij algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld, voor bekostigde noch voor niet-bekostigde instellingen, als het gaat om het bevorderen van de uitdrukkingsvaardigheid van anderstalige studenten.

    Tijdens het debat heb ik in reactie op een vraag van de heer Bisschop per abuis toegelicht dat de inspanningsverplichting tot het bevorderen van de uitdrukkingsvaardigheid in het Nederlands niet voor het niet-bekostigde onderwijs geldt. Zoals ook uit mijn reactie op het amendement van de heer Bisschop blijkt, is dit wel het geval.

Amendement met Kamerstuk 35 282, nr. 47, lid Baudet

  • Betreft: Amendement dat regelt dat met het wetsvoorstel ingevoerde meerwaarde-criterium voor anderstalig onderwijs, wordt vervangen door het noodzaak-criterium.

  • Reactie: Ik heb er bewust voor gekozen om met dit wetsvoorstel de overstap van noodzaak naar meerwaarde te maken. Daarom ontraad ik dit amendement.

Gewijzigd amendement met Kamerstuk 35 282, nr. 48 t.v.v. nr. 26, leden Westerveld en Van den Hul

  • Betreft: Plicht tot opstellen van instellingsbeleid over uitdrukkingsvaardigheid in het Nederlands, in plaats van uitwerking van de inspanningsverplichting bij algemene maatregel van bestuur.

  • Reactie: Zoals ik in het debat heb aangegeven, ontraad ik dit amendement.

Amendement met Kamerstuk 35 282, nr. 49 t.v.v. nr. 46, leden Wiersma en Van der Molen

  • Betreft: Amendement dat het mogelijk maakt voor een instelling die toestemming aanvraagt voor een capaciteitsfixus op een opleiding of anderstalig traject, om tevens toestemming te vragen om binnen de capaciteitsfixus een maximum te stellen aan het aantal toe te laten niet-EER-studenten.

  • Reactie: Zoals ik in het debat heb aangegeven, heb ik begrip voor hetgeen met dit amendement wordt geregeld. Ook het oordeel over dit amendement laat ik aan de Kamer.

Gewijzigd amendement met Kamerstuk 35 282, nr. 50 t.v.v. nr. 21, lid Van der Molen

  • Betreft: Het laten vervallen van de mogelijkheid om bij ministeriële regeling opleidingen uit te zonderen van bij amvb gestelde regels over de uitdrukkingsvaardigheid in het Nederlands.

  • Reactie: Zoals in het debat aangegeven laat ik het oordeel over dit amendement aan de Kamer.

Gewijzigd amendement met Kamerstuk 35 282, nr. 51 t.v.v. nr. 12, lid Futselaar

  • Betreft: Het vervangen van de vereiste toestemming vooraf voor het vaststellen van een capaciteitsfixus door een toets achteraf.

  • Reactie: Zoals ik tijdens het debat heb aangegeven, ontraad ik dit amendement.

Amendement met Kamerstuk 35 282, nr. 52 t.v.v. nr. 20, leden De Graaf en Beertema

  • Betreft: Het amendement regelt dat alle bacheloropleidingen in het Nederlands zijn en stelt een verplicht eindniveau Nederlands wettelijk verplicht.

  • Reactie: Dit amendement is tijdens het debat ingediend maar abusievelijk niet bij die gelegenheid behandeld. Dit amendement maakt anderstalig onderwijs, met name voor bacheloropleidingen, praktisch onmogelijk. Ik vind dit onwenselijk, en veel te vergaand. Ik ontraad daarom dit amendement.

Tweede lezing wetsvoorstel

In verband met het relatief grote aantal amendementen dat is ingediend op veelal dezelfde onderdelen van het wetsvoorstel, wil ik de Kamer verzoeken om met gebruik van artikel 105 van het Reglement van Orde van de Tweede Kamer, in te stemmen met een tweede lezing van het wetsvoorstel.

Daarmee zou op dinsdag 17 december aanstaande de stemming over de amendementen plaatsvinden, en bij voorkeur op donderdag 19 december aanstaande de stemming over de eindtekst van het wetsvoorstel. Dit biedt de gelegenheid om na te gaan of ten gevolge van de bij stemming aangenomen amendementen technische reparatie van het wetsvoorstel is vereist en deze op woensdag 18 december bij technische nota van wijziging door te voeren.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven

Naar boven