Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2019-2020 | 34952 nr. 110 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2019-2020 | 34952 nr. 110 |
Vastgesteld 23 april 2020
De algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over de brief van 3 maart 2020 over Humanitaire Hulp en Diplomatie 2019 – 2020 (Kamerstuk 34 952, nr. 108), over de brief van 6 december 2019 over additionele bijdragen uit noodhulpmiddelen 2019 (Kamerstuk 33 625, nr. 290), over de brief van 29 november 2019 over uitvoering VN Veiligheidsraadresolutie 2417 (2018) Conflict en Honger (Kamerstuk 34 952, nr. 98) en over de brief van 9 maart 2020 over de rapportage bestrijding grensoverschrijdend gedrag bij hulp- en ontwikkelingsorganisaties (Kamerstuk 35 300 XVII, nr. 55).
De vragen en opmerkingen zijn op 24 maart 2020 aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking voorgelegd. Bij brief van 10 april 2020 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, De Roon
Adjunct-griffier van de commissie, Meijers
Inhoudsopgave
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties |
2 |
Algemeen |
2 |
Humanitaire Hulp en Diplomatie 2019–2020 |
2 |
Additionele bijdragen uit noodhulpmiddelen 2019 |
36 |
Rapportage bestrijding grensoverschrijdend gedrag bij hulp- en ontwikkelingsorganisaties |
37 |
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Algemeen
De leden van de VVD-fractie danken de Minister voor de gestuurde brieven met betrekking tot de noodhulpstrategie en in het bijzonder de rapportage over de bestrijding van grensoverschrijdend gedrag bij hulp- en ontwikkelingsorganisaties. Zij hebben hier nog enkele vragen over.
De leden van de CDA-fractie maken van deze gelegenheid gebruik om de Minister kracht en wijsheid te wensen in deze uitzonderlijke tijden.
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over Humanitaire Hulp en Diplomatie. Zij willen waardering uitspreken voor allen die onder deze moeilijke omstandigheden de meest kwetsbare mensen in de wereld bijstaan, waaronder in het bijzonder de ambtenaren alsook de NGO’s. De leden hebben naar aanleiding van de eerdergenoemde brief, de overige geagendeerde stukken en de actuele ontwikkelingen nog enkele vragen.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met bezorgdheid kennisgenomen van de kabinetsbrief over Humanitaire Hulp en Diplomatie 2019–2020.
De leden van de SP-fractie hebben de onderliggende stukken gelezen en bestudeerd en hebben daarover de volgende vragen en opmerkingen.
De leden van de PvdA-fractie hebben belangstelling en instemming kennisgenomen van de geagendeerde brieven. Toch zijn er nog een aantal vragen.
De leden van de fractie van de ChristenUnie in de Tweede Kamer hebben met belangstelling kennis genomen van de stukken op de agenda van dit schriftelijk overleg.
De leden van de SGP-fractie zijn in algemene zin positief over de inzet van de regering binnen de pijlers van noodhulp, humanitaire actie en diplomatie. Zij steunen de inzet op het vlak van geestelijke gezondheidszorg, «conflict en honger» (VN Veiligheidsraad resolutie 2417), en de bescherming van vrouwen en meisjes in onder meer Syrië en de Democratische Republiek Congo die kwetsbaar zijn voor sekse gerelateerd geweld.
Humanitaire Hulp en Diplomatie 2019–2020
De leden van de VVD-fractie hechten er waarde aan om te benadrukken dat het verlenen van hulp aan mensen die in humanitaire nood verkeren een dringende noodzaak is in een tijd waarin het aantal mensen dat deze hulp nodig heeft stijgt. Het verlenen van noodhulp is een van de kernthema’s waarop wat betreft de voorgenoemde leden in het ontwikkelingssamenwerkingsbeleid gefocust zou moeten worden. Zij hebben echter wel enkele vragen over de prioritering en focus van de middelen die hiervoor beschikbaar zijn.
De voorgenoemde leden menen dat betere aansluiting van de inzet op noodhulpmiddelen bij de Nederlandse buitenlandstrategie ervoor zorgt dat de beleidscoherentie van het buitenlandbeleid vergroot wordt en de geleverde noodhulp efficiënter terecht komt. Concreet zou dit betekenen dat er binnen het bestaande budget meer focus wordt gelegd op het verlenen van noodhulp ter bestrijding van humanitaire crises rondom Europa, zoals (de regio rondom) Syrië. Hiermee wordt niet alleen noodhulp verleend aan mensen die op dit moment in Syrië in dringende humanitaire nood verkeren, maar kan ook de opvang van vluchtelingen uit Syrië in de regio beter verleend worden. Op dit moment bedraagt de crisis-specifieke bijdrage aan Syrië slechts 15% van het noodhulpbudget. Deelt de Minister de observatie dat een focus van het noodhulpbeleid op het ledigen van de noden rondom Europa ervoor zorgt dat het noodhulpbeleid beter aansluit bij de buitenlandstrategie?
1. Antwoord van het kabinet:
Het beleid voor humanitaire hulp en diplomatie is integraal onderdeel van het buitenlandbeleid en het ontwikkelingsbeleid. De uitgangspunten ervoor – verwoord in de beleidsnota «Investeren in perspectief»(2018) (Kamerstuk 34 952, nr. 1) – zijn uitgewerkt in de Kamerbrief «Mensen Eerst» (Kamerstuk 34 952, nr. 62). Leidend zijn en blijven het humanitair imperatief (verlichting van het lijden van de meest kwetsbaren in getroffen gebieden) en de principes van noodhulpverlening: humaniteit, onpartijdigheid, onafhankelijkheid en neutraliteit. Voor de toekenning van fondsen – zoals voor hulp in en rond Syrië – geldt een afwegingskader. In dat verband levert Nederland bijvoorbeeld een bijdrage aan het zogenoemde «pooled fund» voor deze crisis. Nederlandse noodhulp voor Syrië loopt verder via de ongeoormerkte bijdragen aan onder andere OCHA, UNHCR, UNICEF en WFP. Ook via de Dutch Relief Alliance draagt Nederland bij aan de humanitaire hulpverlening in Syrië. Naast deze noodhulp investeert Nederland in steun aan Syrische vluchtelingen en gastgemeenschappen via programma’s voor opvang in de regio.
Alle activiteiten in het kader van de COVID-19 respons passen binnen de kaders geschetst in de kamerbrief en de nota «Investeren in Perspectief». Daarmee is de gevraagde aansluiting gegarandeerd.
Is zij bereid om, in het licht van de ontwikkelingen rondom de afspraken tussen de Europese Unie en Turkije over vluchtelingenstromen, de verdeling van noodhulpmiddelen tegen het licht te houden? Zo ja, wordt hierbij een verschuiving binnen het noodhulpbudget richting verbeterde opvang in (de regio rondom) Syrië overwogen?
2. Antwoord van het kabinet:
Nee. Nederland draagt samen met de andere EU lidstaten substantieel bij aan het verbeteren van opvang van Syrische vluchtelingen. Ook vanuit noodhulp gebeurt dat. Noodhulp blijft echter ingezet worden op basis van een wereldwijde afweging van noden. Het humanitaire imperatief en de humanitaire principes zijn daarin leidend. Tevens blijft Nederland zich, bovenop het noodhulpbudget, ook met het opvang in de regio-budget inzetten in de buurlanden van Syrië voor het perspectief bieden aan vluchtelingen en kwetsbare gastgemeenschappen evenals aan intern ontheemden. Dit vindt plaats complementair aan EU-steun aan Turkije en de regio rondom Syrië middels respectievelijk het FRIT en het Madad-fonds. In totaal wordt tot en met 2023 vanuit het opvang in de regio-budget ruim EUR 300 miljoen geïnvesteerd in de Syrië-regio.
Door de huidige coronacrisis voelen wij ook hier in Nederland hoe nauw mensen over de hele wereld met elkaar in verbinding staan. Een virus discrimineert niet. Er is een veelheid aan humanitaire rampen waar noodhulp nodig is. Het afgelopen jaar heeft 1 op de 45 mensen noodhulp nodig gehad. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister of de mondiale coronacrisis betiteld wordt als een humanitaire ramp en worden de middelen die voor noodhulp beschikbaar zijn ingezet om het coronavirus te bestrijden en de gevolgen daarvan op te vangen elders in de wereld. Deze leden vragen de Minister inzicht te geven van de huidige uitgaven binnen de begroting voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking aan de gevolgen van het coronavirus.
3. Antwoord van het kabinet:
De verspreiding van het corona-virus kan in veel ontwikkelingslanden verstrekkende gevolgen hebben en voor veel mensen een humanitaire noodsituatie betekenen.
Nederland stelt daarom per direct EUR 100 miljoen beschikbaar ten behoeve van het bestrijden van de COVID-19 pandemie in ontwikkelingslanden. Deze bijdrage komt bovenop de al eerder toegezegde EUR 5 miljoen voor WHO en ruim EUR 6 miljoen voor het Rode Kruis via het appeal van IFRC. De bijdragen uit het steunpakket van EUR 100 miljoen zijn bedoeld voor preventie in de armste landen (15 miljoen), het lenigen van humanitaire noden (35 miljoen) en de sociaaleconomische weerbaarheid en macro-economische stabiliteit van lage-inkomenslanden (50 miljoen). Deze steun wordt zo veel mogelijk verleend via bestaande financieringskanalen en coördinatiestructuren, zoals het IMF, de Wereldbank, VN-organisaties, het Rode Kruis en de Nederlandse DRA. Over de precieze uitwerking en details van dit steunpakket informeer ik uw Kamer zo spoedig mogelijk.
Verder geeft Nederland ook in 2020, via de reguliere BHOS begroting, ongeoormerkte steun aan het Central Emergency Relief Fund (CERF), dat USD 10 miljoen heeft bijgedragen aan het WHO Strategic Preparedness and Response Plan, USD 5 miljoen via UNICEF en USD 60 miljoen aan het Global Humanitarian Response Plan. Ook andere multilaterale partners zoals UNICEF en UNHCR ondersteunen o.a. met de Nederlandse ongeoormerkte bijdragen de COVID-19 respons.
In deze context vragen de leden van de CDA-fractie in welke mate er noodhulp wordt geboden in vluchtelingenkampen in het Midden-Oosten en in de focusregio's ter bestrijding van de gevolgen van de coronacrisis.
4. Antwoord van het kabinet:
Om bij te dragen aan de bestrijding van COVID-19 en aan het dempen van de gevolgen ervan is een pakket van steunmaatregelen opgesteld van EUR 100 miljoen. Conform de uitgangspunten van het noodhulpbeleid zijn deze bijdragen niet geoormerkt en is het humanitaire deel van dit pakket additioneel aan het reeds bestaande noodhulpbudget (Kamerstuk 34 952, nr. 108). Aangenomen mag worden dat – gezien de precaire situatie in delen van het Midden-Oosten – een deel van de middelen daar wordt aangewend.
Naast de noodhulp die wordt geboden in landen als Syrië wordt er vanuit het budget voor opvang in de regio ruim EUR 300 miljoen bijgedragen aan steun voor vluchtelingen en kwetsbare gastgemeenschappen in Jordanië, Libanon en Irak. De focus ligt daarbij op onderwijs, bescherming en werkgelegenheid. Zie ook antwoord op vragen 1, 2 en 3.
Tevens vragen deze leden de Minister om de Kamer te informeren over de mate van verspreiding van het coronavirus binnen de landen van de Development Assistance Committee van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO/DAC).
5. Antwoord van het kabinet:
De situatie is hoogst dynamisch. Het ministerie houdt de cijfers nauwlettend in de gaten. WHO heeft een dashboard waar dagelijks de situatie op mondiaal niveau gevolgd kan worden. https://experience.arcgis.com/experience/685d0ace521648f8a5beeeee1b9125cd
De Verenigde Naties hebben een VN-noodfonds aangekondigd, deze leden vragen de Minister hoeveel er in dat noodfonds zit en tegen welke voorwaarden daaruit wordt uitgekeerd. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister of steun aan mensen in middeninkomenslanden waar geen sociaalvangnet is wanneer kleine zelfstandigen baan of inkomen verliezen deel uitmaakt van de doelstellingen van dit VN-fonds en wanneer dat niet het geval is de Minister dat zelf als onderdeel van hulp vorm gaat geven.
6. Antwoord van het kabinet:
De VN lanceerde op 25 maart jl. een wereldwijd humanitair responsplan voor de COVID-19 uitbraak (Global Humanitarian Response Plan COVID-19), gericht op de armste landen en de meest kwetsbare mensen. Gecoördineerd door OCHA brengt dit plan de appeals van de WHO, WFP, IOM, UNDP, UNFPA, UN-Habitat, UNHCR en UNICEF, en NGO’s samen. Dit zijn organisaties waar Nederland, met uitzondering van UN-Habitat, ongeoormerkte bijdragen aan geeft. Zie ook het antwoord op vraag 3.
Op 30 maart jl. werd door de VN opgeroepen tot een steunpakket van USD 2,5 biljoen (USD 2.500 miljard). Tot USD 1 biljoen uit het steunpakket moet beschikbaar komen voor de opkomende economieën via het International Monetair Fonds (IMF). Daarnaast moet nog eens USD 1 biljoen aan schulden worden kwijtgescholden. Dit is o.a. bedoeld ter ondersteuning van mensen die baan of inkomen zijn verloren. De resterende USD 500 miljard aan steun moet vrijkomen via een multi-donor trust fonds voor de gezondheidszorg.
De precieze modaliteiten van dit laatste steunpakket worden op dit moment uitgewerkt.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister in hoeverre noodhulpprogramma's zoals voedselvoorziening en het leveren van medicijnen aan crisisgebieden in het gedrang komen nu het mondiale luchtverkeer zwaar gereduceerd is.
7. Antwoord van het kabinet:
Zoals u weet ondersteun ik het Wereld Voedsel Programma (WFP) met een ongeoormerkte bijdrage. Het WFP zal binnen het Global Humanitarian Response Plan (GHRP) focussen op diensten rondom aanvoerketens, logistiek en infrastructuur die nodig zijn voor transport van humanitaire benodigdheden, zodat de andere humanitaire en medische partners hun taken in het plan kunnen uitvoeren. Voor voedselvoorziening wordt er ook gekeken naar alternatieven die minder transport vergen, zoals cash-based transfers.
Andere partners zijn nog bezig om in kaart te brengen hoe hun projecten en programma’s geraakt worden door de COVID-19 pandemie. De eerste signalen wijzen er op dat de levering van medicijnen en medische hulpmiddelen inderdaad onder druk komt te staan.
De leden van de CDA-factie vragen de Minister hoe de prioriteitenagenda van het Nederlandse Noodhulpbeleid zoals geschetst in de brief van begin maart beïnvloed wordt door de uitgebroken coronacrisis. Deze leden vragen de Minister of er aandacht blijft voor vrouwen en meisjes in conflictgebieden, het bestrijden van seksuele uitbuiting, extra aandacht voor mensen met een beperking, versterken van het middenveld en innovatieve projecten in noodhulp.
8. Antwoord van het kabinet:
De prioriteitenagenda, inclusief MHPSS, Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten (SRGR), bescherming en empowerment van vrouwen en meisjes en mensen met een beperking, onderwijs, en preventie en aanpak van seksuele exploitatie, misbruik en intimidatie in de humanitaire sector (SEAH) van het Nederlandse noodhulpbeleid (Mensen Eerst1), zal niet wijzigen. Extra financiering wordt ingezet voor de crisis als gevolg van de COVID-19 pandemie. VN-instituties – waar een groot deel van de ongeoormerkte fondsen naartoe gaat – blijven ook inzetten op bestaande crises, juist omdat de COVID-19 pandemie de mensen die daarin getroffen zijn extra kan raken. Het Global Humanitarian Response Plan COVID-19 zal inzetten op landen en regio’s die al gebukt gaan onder crises en complementair zijn aan bestaande responsplannen. Ook daarin blijft er aandacht voor kwetsbare groepen.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister in hoeverre er internationaal zicht blijft op bestaande en nieuwe crises naast de coronacrisis, te denken valt aan gewapende conflicten en natuurrampen. Deze leden vragen de Minister de verantwoordelijkheid te nemen om ervoor te zorgen dat humanitaire rampen die niet volop in de media zijn, maar zich wel voltrekken en alleen maar versterkt worden door de coronacrisis in samenspraak met haar internationale collega’s bestreden blijven worden.
9. Antwoord van het kabinet:
Binnen het budget voor humanitaire hulp is er specifiek ruimte voor het reageren op acute crises. Dit zal bestaande financieringen dus niet raken. De exacte invulling van bestaande programma’s zal door de pandemie en alle bijkomende restricties mogelijk wel aangepast worden.
Nederland ondersteunt met ongeoormerkte bijdragen het CERF en het START-fonds, dat wordt beheerd door een netwerk van 41 internationale humanitaire NGO’s. Deze twee fondsen richten zich met name op ondergefinancierde of onderbelichte humanitaire rampen. Zie ook het antwoord op vraag 3.
De crisis in Jemen wordt betiteld als de grootste mondiale humanitaire crisis. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister in hoeverre de internationale noodhulp aan Jemen in stand blijft.
10. Antwoord van het kabinet:
Humanitaire hulp in Jemen wordt al jaren onder moeilijke omstandigheden gegeven. De humanitaire gemeenschap blijft zich inzetten om de operationele context te verbeteren zodat de hulpverlening kan worden voortgezet, ook in de context van COVID-19. In Jemen zijn nog geen gevallen van COVID-19 geregistreerd (3 april 2020). Prioriteit is op dit moment een goede voorbereiding op een mogelijke uitbraak van COVID-19. De WHO probeert samen met de verschillende autoriteiten in het noorden en het zuiden hier invulling aan te geven. Een enorme uitdaging, aangezien de gezondheidssector al in een erbarmelijke staat verkeert. VN- en hulporganisaties, ondersteund door donoren, zijn vastbesloten ondanks additionele uitdagingen zoals reisbeperkingen en het afschalen van internationale staf, de reguliere hulpverlening op een zo verantwoorde manier voort te zetten. Daarbij zal ook in samenwerking met ontwikkelingspartners worden ingezet op verdere ondersteuning van het gezondheidssysteem.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister om aan te geven hoe de gezondheidszorg en infrastructuur (Global Health) hoger op de agenda komt te staan en op welke manier de noodhulpmiddelen kunnen bijdragen aan het versneld verbeteren van gezondheidssystemen in ontwikkelingslanden. Dit is niet alleen vanuit altruïstisch belang maar ook vanuit eigen belang, omdat we op de wereld nauw met elkaar in verbinding staan.
11. Antwoord van het kabinet:
Tijdens de ebola-epidemie in 2014–2015 is gebleken dat toegang tot bijvoorbeeld moeder- en kindzorg sterk afnam, omdat alle aandacht op het bestrijden van de ebola-epidemie was gericht. Ook tijdens de huidige COVID-19 crisis is het dus van groot belang dat, naast noodmaatregelen, bestaande projecten en programma’s die zich richten op kwetsbare groepen worden voortgezet. De WHO roept hier ook nadrukkelijk toe op. Door steun te geven aan het WHO Global Strategic Preparedness and Response Plan, het door de Secretaris-Generaal van de VN gelanceerde Global Humanitarian Response Plan en de appeals van de Rode Kruis- en Halve Maanbeweging, maar ook aan andere multilaterale kanalen op het terrein van gezondheid – zoals de Global Financing Facility (GFF), het Global Fund to fight AIDS, TB and Malaria (GFATM) en de GAVI Vaccine Alliance – probeert het kabinet dit risico zoveel mogelijk te beperken. De genoemde organisaties stemmen hun steun zoveel mogelijk af op de grootste noden op landenniveau. Bovendien streven zij er alle naar om dit op een zo duurzaam mogelijke manier te doen en zoveel mogelijk bij te dragen aan de versterking van nationale systemen.
De COVID-19 crisis zal waarschijnlijk vanzelf leiden tot meer politieke aandacht voor Global Health en Health Emergencies. Ik maak me hier zelf ook hard voor, onder meer vanuit mijn rol als lid van de Global Preparedness Monitoring Board (GPMB).
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister, die extra geïnvesteerd heeft in de bestrijding van Tuberculose, nauwlettend te volgen hoe de testen met TB-vaccins werken in het remmen van de verspreiding van het Corona virus. Wanneer dat het geval is vragen deze leden de Minister om te investeren in de productie van dit vaccin.
12. Antwoord van het kabinet:
Momenteel vinden de eerste klinische onderzoeken plaats naar de werking van TB-vaccins (BCG) tegen COVID-19. Dit gebeurt niet alleen in Nederland, maar ook in Australië, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk. De resultaten van deze onderzoeken worden uiteraard nauwlettend gevolgd. Afhankelijk van de resultaten zal Nederland, in overleg met Europese lidstaten en de WHO besluiten over de eventuele verdere productie.
Net als andere sectoren wordt de ontwikkelingshulp-sector hard geraakt door de huidige crisis. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister om in kaart te brengen hoe de huidige crisismaatregelen de OS-sector raken. Deze leden vragen de Minister of er door Nederland gefinancierde projecten niet meer uitgevoerd kunnen worden als gevolg van maatregelen die genomen worden overal ter wereld.
13. Antwoord van het kabinet:
Ik onderhoud contact met de maatschappelijke organisaties die een subsidierelatie hebben met het Ministerie van Buitenlandse Zaken om te vernemen hoe organisaties geraakt worden door de COVID-19 crisis. Veel organisaties zijn de gevolgen nog beter aan het inventariseren en in kaart aan het brengen. Afstand en problemen met (digitale) bereikbaarheid van lokale partnerorganisaties betekenen dat dit soms enige tijd kost. Sommige partners zoeken naar mogelijkheden om bij te dragen aan de COVID-19 respons. Veel partners geven aan dat activiteiten binnen door Nederland gefinancierde projecten zullen worden vertraagd of moeten worden aan aangepast, sommige substantieel. Een aantal activiteiten kan mogelijk niet meer (volledig) worden uitgevoerd. Reisrestricties, onvoorziene kosten van bescherming en evacuatie van personeel, tekort aan materialen door gestokte aanvoer en lokale overheidsfondsen die nu voor crisisrespons moeten worden aangewend, zijn enkele uitdagingen waar partnerorganisaties door deze crisis voor komen te staan.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister tevens te inventariseren hoe de organisaties en bedrijfsvoering van de ontwikkelingsorganisaties worden getroffen door de crisismaatregelen. Deze leden vragen indien nodig aan te geven of ontwikkelingsorganisaties aanspraak kunnen maken op het economische noodplan om er voor te zorgen dat ze niet omvallen.
14. Antwoord van het kabinet:
Er is regelmatig contact met de maatschappelijke organisaties waarmee een subsidierelatie bestaat over hoe zij geraakt worden door de COVID-19 crisis. Veel organisaties zijn de gevolgen nog aan het inventariseren. Veel van de vaak gelijksoortige vragen van organisaties zal ik op korte termijn beantwoorden via een mededeling op de website van de rijksoverheid. Werkgevers in de sector ontwikkelingssamenwerking kunnen in aanmerking komen voor de Tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid (NOW), mits ze aan de voorwaarden van deze regeling voldoen. Zij kunnen zich daarvoor wenden tot het UWV.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister of de aanvraagprocedure zoals die nu ingezet is voor Power of Voices gewoon doorgaat en dat de daarvoor gereserveerde middelen ondanks de crisis beschikbaar zullen blijven. Deze leden vragen de Minister bovendien welke aanpassingen in de procedure worden gemaakt, want samenwerking met en consultatie van Zuidelijke partners wordt onmogelijk gemaakt als bijvoorbeeld de huidige reisrestricties langer dan tot eind mei blijven gelden. Deze leden vragen de Minister om problemen in kaart te brengen en daarbij alternatieven te formuleren voor de aanvraagprocessen van ontwikkelingsorganisaties.
15. Antwoord van het kabinet:
De procedure voor de beoordeling van de aanvragen onder het beleidskader Versterking Maatschappelijk Middenveld gaat op dit moment volgens planning. Tegelijkertijd ben ik aan het onderzoeken hoe de procedure na de eerste fase van drempeltoets, beoordeling en de selectie zodanig aangepast kan worden dat, ondanks de huidige en mogelijk ook toekomstige (reis)restricties, de programma’s op een verantwoorde en zinvolle wijze uitgewerkt kunnen worden en daarmee per 1 januari 2021 van start kunnen gaan. De verdere werkwijze zal naar betreffende geselecteerde potentiële strategische alliantie-partners gecommuniceerd worden na bekendmaking van de selectie (eind mei/begin juni). De verdeling en toekenning van de middelen zal zoals bekend pas plaatsvinden na selectie.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister naar de beschermingsmogelijkheden voor hulpverleners van NGO’s. Deze leden vragen de Minister om specifiek in te gaan op voorradigheid van beschermingsmaterialen, bijvoorbeeld voor hulpverleners in vluchtelingenkampen waar het coronavirus is uitgebroken, maar ook ontheffing van belastingen en reisrestricties zodat operaties kunnen blijven doorgaan.
16. Antwoord van het kabinet:
Beschikbaarheid en bevoorrading van beschermingsmaterialen is wereldwijd een groot probleem, te meer in regio’s getroffen door conflict en natuurrampen waar lokale markten ontwricht zijn. Ook reisrestricties bemoeilijken de voortgang van humanitaire operaties, evenals bevoorrading. De WHO probeert door prioritering van landen hulpgoederen op de juiste plekken te krijgen. Op dit moment inventariseren we samen met onze internationale partners welke restricties het werk van de hulporganisaties belemmeren, hoe hulporganisaties hiermee omgaan en welke maatregelen nodig zijn.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister verder wat de mogelijkheden zijn voor garantstelling als het om al lopende subsidies en projecten gaat zoals het Mensenrechtenfonds en het Addressing Root Causes-fonds, alsook verlenging van de subsidieperiode en de mogelijkheden om afgesproken plannen en strategieën aan te passen aan de nieuwe situatie. Deze leden vragen de Minister of door de coronacrisis bestaande projecten en subsidies worden bedreigd in hun continuïteit. Deze leden vragen de Minister daarbij specifiek in te gaan op de continuïteit on the ground maar ook bij de hoofdkantoren van de organisaties zelf.
17. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet zal, zoals ook aangegeven bij vraag 13 en 14 van deze beantwoording, per fonds kijken wat de meest wenselijke aanpak is.
De leden van de CDA-fractie vragen voorts of bestaande crisisregelingen en privileges die voor ambassadepersoneel opengesteld worden ook voor NGO’s met uitgezonden personeel on the ground gelden of gaan gelden. Deze leden denken dan aan repatriërings-, financierings-, en beveiligingsmogelijkheden.
18. Antwoord van het kabinet:
Er zijn in het kader van COVID-19 geen speciale crisisregelingen voor ambassadepersoneel. Wel wordt in nauw overleg met ambassades gekeken of het nodig is om uitgezonden medewerkers en/of hun familieleden te repatriëren. Uitgezonden Nederlandse medewerkers van NGO’s kunnen, net als andere Nederlanders, door de ambassades ter plekke worden geïnformeerd over de omstandigheden in het land, bijvoorbeeld door de BZ informatieservice en/of de BZ Reisapp. Het is aan de medewerkers van NGO’s om in overeenstemming met de organisaties die hen uitzenden te bepalen of zij terugkomen naar Nederland of dat ze kunnen blijven. Doorgaans gebeurt dit in goed overleg met de Nederlandse ambassade ter plaatse. Nederlanders in het buitenland die problemen hebben met terugkeer naar Nederland als gevolg van de COVID-19 crisis kunnen contact opnemen met het 24/7 contact center van het Ministerie van Buitenlandse zaken.
De leden van de CDA-fractie hebben uit de sector vernomen dat de coronacrisis door bepaalde autoritaire overheden gebruikt lijkt te worden voor repressie van kritisch maatschappelijk middenveld. Deze leden vragen de Minister of zij ook dergelijke berichten ontvangt en in hoeverre ze in staat is om daar diplomatieke acties tegen te ondernemen.
19. Antwoord van het kabinet:
Ja, ik heb dergelijke zorgwekkende berichten ontvangen. Op dit moment inventariseren we samen met onze internationale partners welke maatregelen er worden genomen in de strijd tegen COVID-19 en wat eventuele negatieve effecten zijn voor het maatschappelijk middenveld. Verschillende internationale spelers hebben al opgeroepen tot strikte naleving van internationale mensenrechtenstandaarden in de bestrijding van deze pandemie. Ik steun deze oproepen. Ook zal Nederland, waar mogelijk in multilateraal verband, samen met gelijkgezinde landen en onze internationale partners aandacht vragen voor disproportionele maatregelen en negatieve effecten op het maatschappelijk middenveld. Nederland zal onder meer benadrukken dat genomen maatregelen tijdelijk moeten zijn en teruggedraaid moeten worden zodra de feitelijke situatie in een land geen logisch verband meer heeft met de eerder genomen maatregelen.
De leden van de D66-fractie maken zich grote zorgen over de wereldwijde verspreiding van het coronavirus. Zij vragen zich af welke impact dit zal hebben op gebieden die al voorafgaande aan de verspreiding van het virus in een noodsituatie verkeerden. In twee derde van de landen waarvoor de Minister voor 2020 specifieke bijdragen heeft vrijgemaakt, zijn al ziektegevallen door COVID-19 bevestigd.2 Dat geldt ook voor Colombia, waar ruim anderhalf miljoen Venezolaanse vluchtelingen verblijven3, en voor Bangladesh, waar meer dan 700.000 Rohingya vluchtelingen uit Myanmar verblijven.4 De aan het woord zijnde leden beseffen zich dat wanneer het coronavirus binnendringt in dergelijke regio’s, de gevolgen desastreus kunnen zijn.
Kan de Minister informatie verschaffen over de impact van het coronavirus in deze fragiele landen?
20. Antwoord van het kabinet:
Zie tevens het antwoord op vraag 5 voor actuele cijfers over de verspreiding van COVID-19. Hoewel de officieel geregistreerde ziektegevallen door COVID-19 op het moment van dit schrijven (3 april 2020) nog relatief laag zijn, kan COVID-19 potentieel desastreuze gevolgen hebben in de reeds bestaande crisissituaties in landen als Colombia en Bangladesh. De anderhalf miljoen vluchtelingen en irreguliere migranten in Colombia zijn medisch vaak al ernstig verzwakt, de al schaarse hulpverlening in het land zal verder onder druk komen te staan. Snelle verspreiding ligt op de loer door dichtbevolkte opvangkampen. Honderden Venezolanen zijn in de afgelopen weken teruggekeerd naar Venezuela vanwege de erbarmelijke omstandigheden in Colombia en opkomende xenofobie. De al kwetsbare stabiliteit in de regio is door de COVID-19 crisis nog verder onder druk komen te staan. In de dichtbevolkte Rohingya-vluchtelingenkampen in Bangladesh, met slechte sanitaire en medische voorzieningen, zal een uitbraak rampzalige gevolgen hebben. Hulporganisaties zijn begonnen met noodplannen, waaronder het klaarmaken van specialistische zorg, maar de hiertoe beschikbare voorzieningen zijn gebrekkig. Hulporganisaties houden in de noodplannen onder meer rekening met de beperkte communicatiemogelijkheden in de vluchtelingenkampen en de aanstaande moessonperiode in Bangladesh.
De Wereldgezondheidsorganisatie werkt met de betrokken autoriteiten aan nationale noodplannen en kaart daarbij de noden aan van deze kwetsbare groepen.
Kan de Minister een eerste appreciatie geven van de internationale hulpinspanningen en in het bijzonder de Nederlandse alsook de Europese hulpinspanningen, in het licht van de corona-uitbraak? Worden er extra bedragen vrijgemaakt om de meest kwetsbaren te ondersteunen?
Kan de Minister aangeven hoe lokale hulpverleners ondersteund worden in het doorzetten van hun werkzaamheden? Worden zij daarbij zelf voldoende beschermd tegen eventuele risico’s op besmetting?
21. Antwoord van het kabinet:
Solidariteit is van groot belang in deze respons. Daarom is het bemoedigend dat de VN is gekomen met een geconsolideerd Global Humanitarian Response Plan. De Europese Commissie en verschillende EU-lidstaten hebben in een vroeg stadium bijdragen gedaan aan de WHO voor de strijd tegen COVID-19 en werken aan een gezamenlijke Europese aanpak voor kwetsbare derde landen. Deze zal worden voorgelegd aan de extra informele Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking op 8 april. De Nederlandse inzet is uiteen gezet in de geannoteerde agenda die uw Kamer separaat toeging (Kamerstuk 21 501-04, nr. 228). Zie ook de antwoorden op vragen 3 en 4 voor de Nederlandse bijdragen aan de bestrijding van COVID-19.
Elke hulporganisatie, zowel VN als NGO, heeft een eigen verantwoordelijkheid om het personeel te beschermen. Voor zover bekend, hebben diverse hulporganisaties maatregelen genomen zodat de verlening van humanitaire hulp door hun personeel op een verantwoordelijke manier voortgezet kan worden. Deze maatregelen betreffen onder meer het gebruik van mondkapjes, extra handen wassen, physical distancing en waar mogelijk werken op afstand. Deze organisaties ondersteunen hun personeel veelal ook medisch en psychosociaal, in sommige gevallen op afstand. Voor personeel met hoge gezondheidsrisico’s zijn veelal individuele afspraken gemaakt.
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het bericht dat de Palestijnse autoriteiten de noodtoestand hebben uitgeroepen in de Westelijke Jordaanoever.5
In hoeverre heeft dit invloed op de door Nederland gefinancierde activiteiten van de VN-organisatie voor Palestijnse vluchtelingen (UNRWA)?
22. Antwoord van het kabinet:
UNRWA heeft niet alleen op de Westelijke Jordaanoever te maken met de impact van maatregelen om de verspreiding van COVID-19 in te dammen. Ook in Libanon, Jordanië, Syrië en de Gazastrook gelden restrictieve maatregelen. Alle scholen in deze gebieden zijn gesloten. Op één na zijn alle UNRWA gezondheidsklinieken nog wel open en ook enkele aanverwante diensten (zoals het ophalen van afval) worden nog uitgevoerd. Om aan de crisis het hoofd te kunnen bieden heeft UNRWA de donoren voor de komende drie maanden om USD 14 miljoen additionele financiering gevraagd. Dit geld is bedoeld om de klinieken van extra beschermend en hygiënemateriaal te voorzien en om de scholen en leraren te helpen het thuisonderwijs te bevorderen.
De leden van de D66-fractie zijn blij dat de Minister in 2019 gehoor heeft gegeven aan de oproep van Filippo Grandi – Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen – om meer steun te verlenen aan de buurlanden van Venezuela, door middelen beschikbaar te stellen voor het Humanitair Responsplan voor Venezuela, evenals additionele bijdragen voor de opvang van vluchtelingen in Colombia.
In het kader van de «Financiële Inzet» van het kabinet voor Humanitaire Hulp & Diplomatie 2019–2020, hebben de leden van de D66-fractie enkele vragen aan de Minister over de geplande uitgaven voor 2020. In de crisis-specifieke bijdragen voor 2020 wordt voor negen landen geld begroot. Kan de Minister toelichten hoe de keuze voor deze negen landen tot stand is gekomen?
In Colombia verblijven ruim anderhalf miljoen Venezolaanse vluchtelingen.6 De aan het woord zijnde leden lezen in de Kamerbrief dat de situatie in de regio zich verergert. Kan de Minister toelichten waarom Venezuela alsook Colombia niet is opgenomen in de lijst met crisis-specifieke bijdragen? Hoe verhoudt dit besluit zich tot de door de Minister geconstateerde verergerende situatie in Venezuela en de omringende landen?
23. Antwoord van het kabinet:
De rechtstreekse bijdragen uit het BHOS-budget aan de hulpverlening in chronische crises worden bepaald op basis van vijf criteria:
– Het risico op menselijk lijden (de INFORM Global Risk Index)
– Het absolute aantal mensen in nood
– De absolute omvang van het appeal van de ICRC
– De absolute omvang van het appeal van de VN (HRP)
– Het financieringstekort op het Humanitarian Response Plan (HRP) van vorig jaar
Het aantal crises waarvoor een bijdrage wordt bepaald, is afhankelijk van het beschikbare budget voor chronische crises. Op basis van de afwegingen volgens de hiervoor beschreven methodiek ontvangt Venezuela in 2020 geen bijdrage uit het chronische crisisbudget. De Dutch Relief Alliance gebruikt een vergelijkbare methode met als extra criterium de toegevoegde waarde die de alliantie heeft in de respons op een specifieke crisis (lokale capaciteit etc.)
De bijdrage aan de respons in Venezuela in 2019 werd gedaan uit het acute crisisbudget. Het acute crisisbudget is een reservering die ik aanhoud op de BHOS-begroting om te kunnen besteden aan een onverwachte natuurramp of een piek in een conflict. De Dutch Relief Alliance en het Nederlandse Rode Kruis hebben binnen hun subsidie een vergelijkbare reserve.
We monitoren de situatie in Venezuela en de regio nauwgezet. De crisis in Venezuela en de omringende landen is door de dalende olieprijs en de uitbraak van COVID-19 verergerd. Naar verwachting publiceert OCHA in april het Venezuela Humanitarian Response Plan 2020, waarin ook de COVID-19 respons zal worden opgenomen. Mocht de situatie daar aanleiding toe geven zullen we een eventuele nieuwe bijdrage aan Venezuela of de omringende landen uit het acute crisisbudget overwegen. Daarnaast zal een deel van de additionele ongeoormerkte bijdragen aan onder meer CERF en ICRC in het kader van de COVID-19 uitbraak ook in deze landen besteed worden.
Het is zorgwekkend dat, nog voor de uitbraak van het coronavirus, de verwachting was dat 167,6 miljoen mensen humanitaire hulp nodig zouden hebben in 2020, een toename ten opzichte van 2019. Het wereldwijde VN-appeal voor 2020 is met 28,8 miljard dollar dan ook hoger dan het jaar daarvoor. De leden van de GroenLinks-fractie vragen zich in deze context af waarom de geplande Nederlandse bestedingen aan humanitaire hulp terugvallen van 387,5 miljoen euro in 2019 naar 370,8 miljoen euro? Welke mogelijkheden ziet de Minister om, gezien de humanitaire noden, het budget voor noodhulp nog aan te vullen met nieuwe middelen?
24. Antwoord van het kabinet:
Voor 2019 was het reguliere budget voor humanitaire hulp bepaald op EUR 370 miljoen. Gedurende het jaar zijn middelen vrijgevallen op de Rijksbegroting die zijn toegevoegd aan het budget voor humanitaire hulp. De totale uitgaven aan humanitaire hulp waren hierdoor hoger dan het reguliere budget.
Mede in het licht van de toegenomen noden als gevolg van de COVID-19 uitbraak wordt bezien of er in 2020 opnieuw meer middelen kunnen worden vrijgemaakt voor humanitaire hulp. Van de EUR 100 miljoen aan additionele middelen voor COVID-19 response, is een substantieel deel bestemd voor humanitaire hulp. Zie ook het antwoord op vraag 3.
De Europese Commissie deed reeds een bijdrage ter hoogte van EUR 113,5 miljoen aan de Wereldgezondheidsorganisatie ten behoeve van de strijd tegen COVID-19. In de komende dagen zal de Europese aanpak verder gestalte krijgen. Daarbij zullen onder andere bestaande middelen worden geheroriënteerd.
Deze leden maken zich ook grote zorgen over de gevolgen van het Covid-19 virus voor ontwikkelingslanden en de mogelijkheid dat het virus zelf en de economische gevolgen van de nijpende wereldwijde recessie tot een grote toename van het aantal mensen in humanitaire nood zal leiden. Wat onderneemt het kabinet om deze landen te helpen met de voorbereiding op een mogelijke uitbraak van het virus en wordt hier extra budget voor vrijgemaakt? Welke lessen kunnen hierbij worden getrokken uit de ebolacrisis van 2014–15 in West-Afrika? Wordt er op internationaal vlak gewerkt aan het beschikbaar maken van essentiële medische goederen en beschermingsmiddelen voor arme landen?
25. Antwoord van het kabinet:
Doordat tijdens de ebolacrisis in 2014–2015 het zorgsysteem sterk onder druk kwam te staan en alle aandacht was gericht op het bestrijden van de epidemie, nam de toegang tot bijvoorbeeld moeder- en kindzorg sterk af. Ook tijdens de huidige COVID-19 crisis is het van groot belang dat, naast noodmaatregelen, bestaande programma’s die zich richten op kwetsbare groepen worden voortgezet. Deze benadering krijgt zeer veel prioriteit in de door Nederland ondersteunde Global Health Initiatives zoals de Gavi Vaccine Alliance, Global Fund to fight AIDS, TB and Malaria (GFATM) en de Global Financing Facility (GFF). Ook bleek de impact van ebola op de mentale gezondheid van individuen en gemeenschappen groot. Nederland speelt een voortrekkersrol bij het integreren van geestelijke gezondheid en psychosociale steun in de noodhulp alsmede activiteiten gericht op herstel en wederopbouw.
Voor wat betreft de specifieke Nederlandse bijdrage aan de bestrijding van Covid-19, zie ook het antwoord op vraag 3.
Het kabinet, meer in het bijzonder de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, heeft de afgelopen jaren bijgedragen aan het versterken van responscapaciteit wereldwijd, door actief te participeren in de Global Health Security Agenda. Het ging hierbij vooral om wereldwijde samenwerking op het terrein van antimicrobiële resistente en laboratoriumveiligheid. Ook heeft Nederland (via RIVM en IGZ) een aantal landen ondersteund bij het implementeren van de International Health Regulations (via de zogenaamde WHO Joint External Evaluations).
Op welke manier wordt er gewerkt aan het voorkomen van en voorbereiden op een uitbraak van het virus in reeds bestaande vluchtelingenkampen?
26. Antwoord van het kabinet:
Verschillende partnerorganisaties zijn hier op dit moment mee bezig. Het Global Humanitarian Response Plan voor COVID-19 wordt momenteel geïmplementeerd en Humanitarian Response Plans voor individuele crises worden geactualiseerd. Om de uitdagingen van COVID-19 het hoofd te bieden is de VN-Vluchtelingenorganisatie UNHCR bezig lopende programma’s voor paraatheid en respons aan te passen en voort te zetten. Zo wordt er overgeschakeld op telewerken en op hulpverlening waarbij voldoende afstand in acht wordt genomen. Samen met regeringen, de WHO en VN-landenteams bevordert UNHCR verder dat vluchtelingen en ontheemden worden meegenomen in nationale maatregelen, in het bijzonder in programma’s gericht op gezondheid en op water en sanitatie. UNHCR heeft intern de situatie aangemerkt als «Level 2 emergency». Dat maakt sneller verloop van procedures mogelijk, zoals voor de selectie van uitvoeringspartners, de inkoop van medicijnen en beschermingsmateriaal, het opzetten van shelter- en quarantainevoorzieningen, en het opschalen van diensten voor water, sanitatie en hygiëne en gezondheid. Verder wordt uiteraard zoveel mogelijk ingezet op het voortzetten van de lopende operaties.
Op welke manier kan en gaat Nederland een bijdrage leveren aan het beschermen en ondersteunen van kwetsbare groepen in landen die zullen worden getroffen door de economische gevolgen van de wereldwijde uitbraak?
27. Antwoord van het kabinet:
Een mondiale en gecoördineerde aanpak van de crisis is nodig. Iedere dag dat we wachten heeft een prijs, vooral voor de meest kwetsbare groepen. Nederland heeft reeds aan het begin van de COVID-19 crisis financiële middelen ter beschikking gesteld. De urgentie en omvang van de crisis nopen tot intensivering van die inzet. Daarom werd op 2 april jl. een aanvullende en meer substantiële bijdrage van EUR 100 miljoen beschikbaar gemaakt ten behoeve van het bestrijden van de COVID-19 pandemie in ontwikkelingslanden en de consequenties daarvan. Zie antwoord op vraag 3. Daarin kiest Nederland zoveel mogelijk voor bestaande financieringskanalen en coördinatiestructuren. Deze bijdragen zijn bedoeld voor preventie in de armste landen, het lenigen van humanitaire noden en de sociaaleconomische weerbaarheid en macro-economische stabiliteit van lage-inkomenslanden. In lijn met mijn beleid gaat mijn aandacht daarbij ook uit naar kwetsbare groepen die extra geraakt worden, onder wie vrouwen, meisjes en jongeren en gemarginaliseerde groepen.
Hoe kijkt de Minister naar recente ontwikkelingen in Kameroen, waar het totale aantal interne en internationale vluchtelingen inmiddels is opgelopen tot meer dan 1,1 miljoen volgens de VN-vluchtelingenorganisatie UNHCR? Is het kabinet van plan om in 2020 een crisis-specifieke bijdrage te doen voor de humanitaire situatie in Kameroen? Op welke manier kan het kabinet zich op diplomatiek vlak inzetten om te pogen om het geweld in de Engelstalige regio’s een halt toe te roepen?
28. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet beziet de situatie in Kameroen zowel in het licht van het aanhoudende interne geweld als van de langzamerhand verslechterende regionale situatie. Intern wordt Kameroen geteisterd door geweld in de Engelstalige westelijke regio’s en in het uiterste noorden van Kameroen. Regionaal staat Kameroen onder druk van ontwikkelingen in en rondom het Tsjaadmeer, en in het bijzonder in Noordoost-Nigeria. Tevens ervaart Kameroen druk als gevolg van de aanhoudende onrust in de Centraal Afrikaanse Republiek. Door dit aanhoudend geweld, zowel intern als extern, kunnen vluchtelingen niet terugkeren en/of neemt het aantal vluchtelingen en intern ontheemden in Kameroen snel toe. Als gevolg hiervan is sprake van een toenemende vraag naar humanitaire hulp.
Volgens de criteria op basis waarvan besloten wordt over de toewijzing voor crisis-specifieke bijdragen (INFORM Global Risk Index, aantal mensen in nood, omvang VN-appeal, omvang ICRC-appeal en financieringstekort voorgaand VN-appeal) is geen bijdrage aan Kameroen voorzien in 2020. De Nederlandse flexibele, ongeoormerkte bijdragen aan diverse VN-organisaties en fondsen, waaronder aan het Central Emergency Response Fund (CERF) en diverse hulporganisaties kunnen onder meer ingezet worden voor Kameroen. Zo alloceerde het CERF in februari 2020 ruim EUR 8 miljoen ten behoeve van de situatie rondom vluchtelingen en ontheemden in Noordwest- en Zuidwest-Kameroen.
Het kabinet zet zich in EU-verband diplomatiek in voor een de-escalatie van het geweld in de Engelstalige regio's. Het belang van respect voor mensenrechten staat hierbij altijd centraal. In oktober 2019 bracht de EU een verklaring uit over de situatie in Kameroen. Hierin is het optreden van de autoriteiten, in met name de Engelstalige regio's, krachtig veroordeeld. Tevens riep de EU de autoriteiten op tot het aangaan van een duurzame dialoog met de oppositie, in de hoop het geweld in de Engelstalige regio’s zodoende een halt toe te roepen.
Deze leden merken op dat klimaatverandering steeds grotere humanitaire gevolgen heeft. Is de Minister het eens met deze stelling en dat het daarom van belang is om humanitaire hulp en interventies op het gebied van klimaatadaptatie beter te integreren? Zo ja, welke stappen kan het kabinet nemen om dit te bewerkstelligen?
29. Antwoord van het kabinet:
Klimaatverandering treft de meest kwetsbare mensen en maatschappijen het hardst. Het is daarom van groot belang te investeren in het vergroten van de weerbaarheid van deze mensen en maatschappijen. Nederland stelt hiervoor middelen voor duurzame ontwikkeling ter beschikking. Tegelijkertijd wordt humanitaire hulp «vergroend», zowel wat betreft de aansluiting van humanitaire hulpacties op langere termijn ontwikkelingen als wat betreft de milieuvriendelijkheid van de verstrekte hulpgoederen (bijvoorbeeld milieuvriendelijk verpakkingsmateriaal).
Ook de sprinkhanenplaag in Oost-Afrika kan ten dele worden verklaard door de gevolgen van klimaatverandering, met verwoestende gevolgen voor tientallen miljoenen boeren en hun families. Op welke manier heeft Nederland bijgedragen en gaat Nederland bijdragen aan de bestrijding van deze plaag? Klopt het dat de VN hebben gevraagd om USD 153 miljoen voor het bestrijden van de crisis en dat verschillende donoren tot dusverre USD 107 miljoen beschikbaar hebben gesteld? Kan Nederland een additionele bijdrage leveren? Welke gevolgen heeft de dreigende uitbraak van het Covid-19 virus voor de bestrijding van de sprinkhanenplaag en hoe kan de internationale gemeenschap helpen in deze nieuwe context?
30. Antwoord van het kabinet:
De Food and Agriculture Organization (FAO) heeft de donorgemeenschap gevraagd een bedrag van in totaal USD 153 miljoen beschikbaar te stellen voor het Special Fund for Emergency and Rehabilitation (SFERA). Dit fonds wordt ingezet voor zowel de bestrijding van de plaag als het herstel van «livelihoods» van kleine boeren. Nederland heeft net als een twintigtal andere donoren positief gereageerd op deze call en heeft EUR 1 miljoen aan additionele middelen beschikbaar gesteld. Daarnaast heeft CERF EUR 10 miljoen bijgedragen aan het fonds. Het fonds zal op basis van toezeggingen per begin april 2020 bijna USD 110 miljoen bevatten. Ook heeft de DRA begin april een verzoek ingediend voor een Joint Response (JR) à EUR 4 miljoen in Somalië en Ethiopië. Voor deze JR heeft de DRA de programmering aangepast aan de ontwikkelingen rondom COVID-19.
De uitbraak van COVID-19 zal er naar verwachting toe leiden dat alle projecten en programma’s geraakt zullen worden, inclusief landbouw en voedselzekerheid. Dit roept op tot urgent handelen. Nederland zet hierbij in op gecoördineerd, bij voorkeur multilateraal, optreden. Dit komt effectieve en snelle inzet van middelen ten goede. Nederland is derhalve zoveel mogelijk aangesloten bij internationale steunverzoeken en kiest zo veel mogelijk voor een gecoördineerde en flexibele inzet.
Deze leden zijn verheugd dat de Minister de positie van Eminent Person voor de Grand Bargain heeft waarbij men onder andere inzet op verbeterde samenwerking met lokale actoren. Op welke manieren is de Minister van plan om zich ook in te zetten voor het versterken van de capaciteiten van lokale organisaties? Is zij bereid om zich in te zetten voor meer meerjarige financiering voor lokale organisaties?
31. Antwoord van het kabinet:
Lokale organisaties moeten hun eigen capaciteitsontwikkeling en versterking kunnen bepalen, organiseren en financieren. De Grand Bargain-gemeenschap werkt eraan dat flexibele en meerjarige financiering van donoren via het systeem wordt doorgegeven aan lokale organisaties. Ook moet het versterken van de capaciteit van lokale organisaties op lange termijn een gezamenlijke prioriteit zijn voor humanitaire- en ontwikkelingsactoren. Als Eminent Person speel ik hierbij een aanjagende rol.
Allereerst merken de leden van de SP-fractie op dat de huidige humanitaire situatie, die ook nog eens zal verergeren volgens de Global Humanitarian Overview, al zeer ernstig is en met de COVID-19 pandemie waarschijnlijk alleen nog maar verder zal verslechteren. De genoemde leden vragen zich af of het kabinet ingaat op de appeal van de Wereldgezondheidsorganisatie die zegt $ 675 miljoen nodig te hebben voor de bestrijding van het corona-virus?7 En gaat het kabinet ervoor zorgen dat als er middelen worden vrijgemaakt uit het budget voor humanitaire hulp, deze in eerste instantie gaan naar de meest kwetsbaren?
32. Antwoord van het kabinet:
In reactie op het appeal van de WHO heeft Nederland de bijdrage aan het Contingency Fund for Emergencies van deze organisatie verhoogd van EUR 1 miljoen naar EUR 6 miljoen. Daarnaast heeft CERF een bijdrage aan het appeal van de WHO gedaan van USD 10 miljoen, waarvan grofweg 6% aan Nederland kan worden toegerekend (USD 600.000).
Alle bijdragen uit het budget voor humanitaire hulp, ook die in relatie tot COVID-19, zijn gebaseerd op het humanitaire imperatief: hulp moet gaan naar hen die de hulp het hardst nodig hebben.
Zie voor een volledig overzicht van de Nederlandse bijdragen aan de bestrijding van COVID-19 tevens het antwoord op vraag 3.
Heeft de Minister in kaart wat de kwetsbaarheden zijn in de partnerlanden op het gebied van gezondheidszorg?
33. Antwoord van het kabinet:
Onze themadeskundigen werken op posten in landen waar gezondheid en SRGR een prioriteit is. Van deze landen zijn de algemene kwetsbaarheden in het gezondheidssysteem bekend. Daarnaast heeft de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) in bijna alle landen een landenkantoor, die goede contacten met de overheid onderhouden en zicht hebben op de status van de gezondheidszorg in die landen. Op basis van de huidige situatie en de robuustheid van het gezondheidssysteem heeft de WHO landen ingedeeld in risicocategorieën.8 Wat de uiteindelijke impact van COVID-19 op deze verschillende landen zal zijn is natuurlijk niet te voorspellen, maar het is duidelijk dat bijvoorbeeld de IC-capaciteit in de betreffende landen zeer beperkt is. Daarom is het belangrijk om in deze landen juist flink in te zetten op primaire preventie en bescherming van mensen die werkzaam zijn in de (basis)gezondheidszorg. Tijdens deze crisis moeten we ook oog blijven houden voor de toegankelijkheid van algemene gezondheidszorg om extra ziekte en sterfte op andere terreinen te voorkomen.
Inmiddels is op overvolle eiland Lesbos corona geconstateerd. De leden van de SP-fractie vragen zich af op welke manier de regering uitvoering geeft aan de motie van het lid Voordewind9 om kinderen naar het vasteland te brengen?
34. Antwoord van het kabinet:
Vooralsnog zijn er geen vluchtelingen of irreguliere migranten besmet met het COVID-19 virus op de Griekse eilanden. Wel is een aantal eilandbewoners positief getest op het virus: acht op Lesbos, één op Chios, één op Samos, één op Kos. De Griekse autoriteiten hebben maatregelen genomen om een uitbraak op Lesbos te voorkomen, zoals het niet toelaten van nieuwe aankomsten op de hotspots, beperking van de bewegingsvrijheid van irreguliere migranten, het treffen van extra hygiënemaatregelen, opschorting van activiteiten, instelling van een avondklok, voorlichting en het opzetten van «medical units». Niettemin is de situatie kwetsbaar vanwege de overbevolking en de gebrekkige gezondheidszorg. Kwetsbare groepen, zoals alleenstaande minderjarigen, verdienen extra aandacht. Daar heeft de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid ook voor gepleit tijdens de JBZ Raad van 13 maart jl., conform de motie van het lid Voordewind. Het kabinet roept ertoe op dat een substantieel deel van extra aangekondigde Europese financiering voor Griekenland moet worden besteed aan het verbeteren van de omstandigheden van AMV’s. Daarnaast heeft Nederland de Europese Commissie verzocht om AMV´s te ondersteunen waar mogelijk.
Voorts vragen de leden van de SP-fractie zich af, of het kabinet gezien de ernst van de pandemie, ook toe zou moeten naar een verhoging van het humanitaire budget om solidariteit over de grenzen heen te kunnen realiseren?
35. Antwoord van het kabinet:
Zie antwoord op vraag 24.
Dan hebben de leden van de SP-fractie ook nog vragen over de brief van de Minister van 3 maart 2020, vooral met betrekking tot de actuele crises die speciale aandacht krijgen: Syrië, Jemen, Bangladesh en Venezuela (en bij uitbreiding Caribisch Nederland). Allereerst vragen de leden zich in het algemeen af welke sancties voor welke landen nu van kracht zijn die de bestrijding van de pandemie bemoeilijken? Deelt de Minister de mening van de genoemde leden dat dergelijke sancties nu niet passend zijn? Zo ja, welke stappen gaat zij ondernemen voor sanctieverlichting? Zo nee, waarom niet?
36. Antwoord van het kabinet:
Het tegengaan van de impact van sancties op humanitaire doeleinden, waaronder levering van medische goederen, is een belangrijke prioriteit van de VN en de EU, zeker ook in deze crisisperiode. Vooralsnog heeft het kabinet geen signalen van bedrijven of hulporganisaties gekregen dat specifieke sancties die in Nederland van kracht zijn de bestrijding van het COVID-19 virus belemmeren. Juist vanwege het belang van de voortzetting van humanitaire hulp kennen de meeste EU- en VN-sanctieregimes uitzonderingen en ontheffingsgronden voor humanitaire doeleinden. Ook heeft de EU als beleid dat sancties in principe zo gericht mogelijk moeten zijn op specifieke personen, entiteiten en organisaties verantwoordelijk voor schendingen van het internationaal recht en/of ernstige mensenrechtenschendingen en worden brede economische sancties in principe vermeden om de bevolking zoveel mogelijk te ontzien.
Desondanks worden er in de praktijk, onder meer rondom transacties met een humanitair doel en import van hulpgoederen, problemen ervaren in de humanitaire respons richting landen waartegen sancties gelden. Financiële instellingen wereldwijd zijn huiverig om transacties te verzorgen naar sommige landen, ook als die een humanitair doel hebben. Ze maken daarbij een eigen risicoafweging omtrent het al dan niet uitvoeren van transacties. Naast het feit dat financiële instellingen een transactie niet mogen uitvoeren wanneer dit onder geldende regelgeving is verboden, kunnen financiële instellingen ook weigeren een transactie uit te voeren wanneer zij zelf de risico’s te hoog achten. Hierbij kunnen zij verschillende aspecten laten meewegen, waaronder de eigen verantwoordelijkheid om te voldoen aan regelgeving omtrent sancties, (indirecte) financiering van terrorisme of witwassen.
Om kennis bij financiële instellingen en humanitaire organisaties over sanctieregimes te vergroten hebben de Europese Commissie en EDEO voor verscheidene EU-sanctieregimes aanvullende guidance uitgebracht met uitleg hoe gebruik gemaakt kan worden van uitzonderingen en ontheffingsgronden in sanctieregimes. Verschillende lidstaten, waaronder Nederland, organiseren dialogen tussen financiële instellingen en NGO’s om derisking door de financiële sector terug te dringen.
Dan met betrekking tot Syrië. Politieke en diplomatieke druk om het aantal toegangspoorten voor humanitaire hulp weer omhoog te krijgen is broodnodig. Wat doet de Minister in samenwerking met de Minister van Buitenlandse Zaken om ervoor te zorgen dat in aanloop tot de stemming over vernieuwing van VN resolutie 2165 op 10 juni 2020 de druk weer opgevoerd wordt?
37. Antwoord van het kabinet:
De humanitaire situatie in Syrië is dramatisch en de dreiging van COVID-19 brengt additionele zorgen met zich mee. Het is op dit moment van groot belang dat de grensovergangen naar Syrië open blijven voor het vervoer van humanitaire hulpgoederen en hulpverleners, zowel naar Noordwest-Syrië vanuit Turkije als naar Noordoost-Syrië vanuit Koerdisch Irak, zodat de hulp zoveel mogelijk mensen in nood in Syrië kan bereiken.
De Nederlandse humanitaire diplomatie ten behoeve van noodhulp in Syrië heeft meerdere vormen, van gesprekken met humanitaire partners om effectieve hulp mogelijk te maken, tot gezamenlijke acties met gelijkgezinde landen waaronder demarches, artikelen in de media en discussies achter gesloten deuren. Zo speelt Nederland een actieve rol in de International Syria Support Group in Genève die via de Humanitarian Taskforce zorg draagt voor het bevorderen van humanitaire toegang en de bescherming van burgers. Daarbij gaat het zowel om de verlenging van de «cross-border» hulp vanuit Turkije naar Noordwest Syrië als om het mogelijk maken van «cross-line» hulp vanuit Damascus, in lijn met het humanitair imperatief.
Zo wordt ook doorlopend uitvoering gegeven aan motie van het lid van Raan c.s. (Kamerstuk 32 623, nr. 286) door aan te dringen op respect voor humanitaire principes en dat partijen humanitaire toegang vergroten. Zie voor verdere details over humanitaire diplomatie ten behoeve van noodhulp in Syrië ook de beantwoording op recente Kamervragen hierover (Aanhangsel Handelingen II 2019/20, nr. 2329).
Dan de situatie in Jemen. De leden van de SP-fractie vragen zich af wat de Minister precies bedoelt met «misbruik door strijdende partijen» van humanitaire hulp (p.5) en wat wordt er gedaan om de toevoer van voedingsmiddelen door het World Food Programme (WFP) weer op te starten? Tevens vragen de leden zich af wat nu de stand van zaken is met betrekking tot de financiering voor de noodhulp voor Jemen, waarvan volgens de Minister maar iets meer dan helft van wat nodig is, beschikbaar is gesteld? Is de Minister bereid om extra geld uit te trekken, net als zij heeft gedaan voor Syrië?
38. Antwoord van het kabinet:
Humanitaire hulp in Jemen wordt al jaren onder moeilijke omstandigheden gegeven. De operationele ruimte is met name in Noord-Jemen altijd beperkt geweest, maar is de afgelopen maanden drastisch verslechterd. De hulpverlening wordt daar door de Houthi’s op allerlei manieren tegengewerkt. Er is sprake van overdreven bureaucratie, corruptie en intimidatie van hulpverleners. Hulporganisaties geven aan onvoldoende toegang te hebben tot hulpbehoevenden en niet onafhankelijk te kunnen opereren. In het licht van die complexe operationele context moest het WFP de hulpverlening tijdelijk opschorten.
De andere VN- en hulporganisaties staan onder een vergelijkbaar grote druk. De humanitaire gemeenschap is bereid risico’s te aanvaarden om de miljoenen mensen in Noord-Jemen die afhankelijk zijn van noodhulp te blijven bedienen. Die risico’s en de impact ervan worden voortdurend in kaart gebracht. Daaruit blijkt dat hulp niet komt bij de mensen die het nodig hebben en dat hulpverleners groot gevaar lopen. Voor bepaalde delen van Jemen geldt dat de risico’s een onaanvaardbaar niveau hebben bereikt. Om deze naar een acceptabel en beheersbaar niveau terug te brengen heeft de VN, in nauwe samenwerking met ngo’s en de donorgemeenschap, besloten dat aan een aantal minimumvereisten moet worden voldaan om op verantwoorde wijze hulp te blijven geven. De situatie wordt nauwlettend gemonitord en tegelijkertijd wordt via diplomatieke kanalen druk uitgeoefend op de strijdende partijen om de humanitaire ruimte te verbeteren.
In 2019 werd het VN-responsplan voor Jemen met een totale omvang van USD 4,19 miljard voor 86% financieel gedekt. Voor 2020 is door gebrek aan toegang om de noden te inventariseren nog geen HRP opgesteld. Nederland zal net als in 2019 ook in 2020 een geoormerkte bijdrage doen voor de crisis in Jemen en onder meer via de Dutch Relief Alliance bijdragen. Over mogelijke additionele bijdragen aan deze crisis zal gedurende het jaar worden besloten op basis van de humanitaire noden en beschikbare financiële middelen.
Met betrekking tot de situatie in Venezuela vinden de leden van de SP-fractie de situatie erg zorgelijk. In de brief van de Minister wordt al gesteld dat de situatie verslechtert, maar dit zal waarschijnlijk nog verder verergeren met de komst van de pandemie. In een situatie waarin een derde van de bevolking honger heeft, zullen mensen niet snel allemaal binnen blijven.10 Zijn er mogelijkheden voedselprogramma’s op te schalen, vragen de leden van de SP-fractie?
39. Antwoord van het kabinet:
De verslechterende situatie in Venezuela door de uitbraak van COVID-19 wordt specifiek uitgelicht in de overkoepelende strategieën tegen COVID-19 van de VN en WHO. De situatie in Venezuela is momenteel al precair en zal de komende tijd naar verwachting verder verslechteren.
De aanwezige hulpprogramma’s voor Venezuela worden momenteel voor zover mogelijk opgeschaald. Op korte termijn brengt OCHA het Venezuela Humanitarian Response Plan 2020 (HRP) uit, dat poogt humanitaire assistentie te bieden aan Venezolanen in nood. Dit plan omvat ook voedingsondersteuningsprogramma’s, al is de omvang hiervan nog niet bekend. De grote afwezige in het HRP blijft voorlopig echter het WFP, dat nog altijd geen akkoord met het regime heeft bereikt over de publicatie van gegevens over voedselzekerheid als onderdeel van het VN Needs Assessment, en daarmee ook geen toestemming heeft voor het opstarten van een hulpprogramma om deze noden te adresseren. Dit is een groot punt van zorg ten aanzien van de capaciteit van de internationale gemeenschap om de groeiende voedselcrisis het hoofd te kunnen bieden.
Toegang tot en binnen het land blijft een heikel punt. Brandstoftekorten en wegblokkades hebben significante impact op het werk van hulporganisaties en de kwetsbare bevolking is onder de huidige restricties bovendien niet in staat zich naar de reguliere distributiepunten te begeven. Dit maakt de distributie van voedsel en hulpgoederen onder de Venezolaanse bevolking een groeiend punt van zorg.
Nederland pleit bilateraal en in EU verband voor onbelemmerde toegang van het WFP en andere hulporganisaties tot Venezuela.
De leden van de SP-fractie zijn blij dat er vorig jaar extra geld beschikbaar is gesteld voor opvang van vluchtelingen uit Venezuela voor Caribisch Nederland. In het verslag van het werkbezoek van de Eerste Kamer en Tweede Kamer aan Curaçao en Bonaire (10 januari jl.) valt te lezen dat het Rode Kruis niet betrokken is bij beleidsvorming voor opvang van vluchtelingen, en dat wel nodig acht.11 De leden van de SP-fractie vragen zich af of Nederland hier een bemiddelende rol in kan spelen?
40. Antwoord van het kabinet:
Nederland verleent op een aantal terreinen bijstand aan Curaçao en Aruba bij het ontwikkelen en verbeteren van enkele vormen van opvang. Hierover heeft de Minister van BZK uw Kamer op 23 maart jl. geïnformeerd (Kamerstuk 33 845, nr. 41). De opvang van vreemdelingen betreft echter, gelet op de staatkundige verhoudingen binnen het Koninkrijk, een aangelegenheid van de Landen. Het is dan ook aan Curaçao en het Rode Kruis om – zonder tussenkomst van Nederland – het gesprek te voeren over de opvang van vreemdelingen. Indien Curaçao en het Rode Kruis gezamenlijk een beroep doen op de regering van Nederland om dergelijke gesprekken te faciliteren, dan zal de regering dit overwegen. Momenteel is dit niet aan de orde.
De brief van de Minister over Noodhulp is gezonden voordat de coronacrisis en de daaruit voortvloeiende maatregelen van kracht werden. Het kan het niet anders dan dat deze crisis wereldwijde impact zal hebben, waarbij juist mensen hard geraakt worden die nu al in een moeilijke positie verkeren. In een goed georganiseerd land als Nederland zijn de gevolgen van het coronavirus al enorm ingrijpend en is de druk op de gezondheidszorg al groot.
De leden van de PvdA-fractie maken zich grote zorgen om het effect van een corona-uitbraak in fragiele staten als Zuid-Soedan, Jemen of Syrië, of landen waar de voedselonzekerheid groot is zoals in Ethiopië of Kenia. Welke acties vinden er op dit moment al plaats om vitale infrastructuur ten behoeve van basis levensbehoeften in de meest kwetsbare landen te ondersteunen? Is de Minister van plan, al dan niet in internationaal verband, extra budget vrij te maken om deze landen te ondersteunen in hun medische zorg?
41. Antwoord van het kabinet:
Zie antwoord op vraag 3. De Nederlandse steun is zowel voor humanitaire als ontwikkelingsactiviteiten bestemd.
Is het mogelijk onder deze omstandigheden flexibiliteit te geven aan hulporganisaties om huidige humanitaire hulpprogramma’s aan te passen in respons op de pandemie? En zo ja, is de Minister hierover al in overleg met de verschillende organisaties?
42. Antwoord van het kabinet:
De Nederlandse humanitaire bijdragen aan de VN en hulporganisaties zijn veelal ongeoormerkt en flexibel inzetbaar. Aanpassingen van de voorgenomen besteding met het oog op COVID-19 zijn dus mogelijk mits de bijdragen worden ingezet ten behoeve van humanitaire hulpverlening. Dit wordt in gesprek met de betreffende organisaties benadrukt. Ik ben in nauw contact met betreffende organisaties. We weten elkaar goed te vinden in deze zware tijd.
Klopt het bericht dat de VN een apart noodfonds lanceert om de gevolgen van de Corona-crisis op te vangen? En is de Minister bereid een bijdrage te leveren aan dit fonds?
43. Antwoord van het kabinet:
Zie antwoord op vraag 6. In het additionele steunpakket van EUR 100 miljoen dat ik op 2 april jl. aankondigde, is een bijdrage voorzien voor dit fonds. Hier zal nog verder over worden gesproken met de VN.
De leden van de PvdA-fractie merken op dat de huidige omstandigheden het vast ook moeilijk zullen maken voor hulpverleners om van en naar de landen te reizen waar hun organisaties werkzaam zijn. Ziet de Minister mogelijkheden om hulporganisaties te ondersteunen om op afstand risico’s in kaart te brengen en op die manier hulpverlening ter plaatse te versterken?
Op welke manier worden lokale hulpverleners, in het kader van het continueren van de noodhulpverlening, ondersteund om hun hulp voldoende beschermd voort te zetten?
44. Antwoord van het kabinet:
Internationale organisaties hebben vaak ervaring met het bieden van ondersteuning op afstand aan partnerorganisaties om hun activiteiten voort te zetten. Dit omvat ondersteuning op afstand voor risicobeheer. Daarnaast hebben lokale organisaties financiering nodig voor hun eigen capaciteitsontwikkeling en risicobeheer. Zie ook het antwoord op vraag 31.
De wereldwijde maatregelen zullen ook gevolgen hebben voor de medische evacuatie – indien nodig – van Nederlandse hulpverleners. Wat zijn de mogelijkheden om de medische evacuaties voor hulpverleners van Nederlandse noodhulporganisaties naar Nederland te waarborgen? En hoe zit het voor de door hen uitgezonden hulpverleners met een andere dan Nederlandse nationaliteit?
45. Antwoord van het kabinet:
Over medische evacuaties beslissen werkgevers en/of verzekeraars. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken kan eventueel faciliteren bij het verkrijgen van landingsrechten of andere noodzakelijke contacten met buitenlandse autoriteiten. Op het moment zijn Nederlandse evacuaties niet aan de orde. Met het convenant Bijzondere Bijstand Buitenland werken Nederlandse luchtvaartmaatschappijen, reisorganisaties, alarmcentrales, het verbond van verzekeraars en de rijksoverheid nauw samen om gestrande Nederlandse reizigers wereldwijd te helpen bij het organiseren van een veilige terugkeer naar Nederland. Eventuele overcapaciteit op een vlucht wordt aangeboden aan gestrande reizigers van EU lidstaten. Ook Nederlandse werknemers van NGO’s kunnen op die manier toegang krijgen tot de vluchten georganiseerd in het kader van dit convenant. Dat geldt eveneens voor NGO-medewerkers met een EU nationaliteit anders dan de Nederlandse. Bij medewerkers met een niet-EU nationaliteit die zelf of via hun ambassade niet in staat zijn een terugkeer naar het eigen land te organiseren, wordt pragmatisch gekeken naar de mogelijkheid om gebruik te maken van eventuele overcapaciteit op vluchten georganiseerd in het kader van het convenant, met inachtneming van de geldende nationale en Europese regelgeving. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken staat hierover reeds in contact met enkele Nederlandse noodhulporganisaties.
De leden van de PvdA-fractie willen ook vragen naar de gevolgen van de coronacrisis voor de beschikbaarheid van middelen en menskracht voor noodhulp wereldwijd. Hoe draagt Nederland bij aan de bescherming tegen een corona-uitbraak van de meest kwetsbaren die afhankelijk zijn van noodhulp, zoals migranten in opvangkampen in Bangladesh, Libië, Griekenland en elders? Is er hierbij bijzonder aandacht voor de meest kwetsbare groep, te weten (wees)kinderen? Is het de Minister bekend of Unicef dan wel een of meerdere andere NGO’s met aanvullende initiatieven gaan komen voor deze bijzonder kwetsbare groep?
46. Antwoord van het kabinet:
De COVID-19 responsplannen van VN-organisaties zoals UNICEF zijn een aanvulling op en intensivering van de responsplannen die eerder zijn gemaakt en onderdeel zijn van het Humanitaire Response Plan (HRP) of Regional Refugee Response Plan (RRRP). In die plannen hebben organisaties rekening gehouden met de specifieke noden van kwetsbare groepen. In vrijwel alle responsplannen is de Gender & Age Marker gebruikt bij de bepaling van behoeften en activiteitenplanning. Er zitten nog wel aanzienlijke verschillen in de mate waarbij rekening is gehouden met verschillen in behoeften van de diverse groepen, mannen, vrouwen, kinderen en ouderen. Zie ook antwoord op vraag 8 en vraag 9.
De leden van de PvdA-fractie zouden ook graag willen weten of de Minister in gesprek is met de collega’s van de Financiën en Justitie & Veiligheid over de negatieve impact van anti-terrorismemaatregelen op het verlenen van humanitaire hulp? Welke maatregelen kan de Minister nemen om deze negatieve impact te voorkomen, zodat humanitaire hulp verleend kan blijven worden op basis van de humanitaire waarden (onafhankelijkheid, menslievendheid, neutraliteit en onpartijdigheid) en de beginselen van humanitair oorlogsrecht in acht nemend?
47. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet zet zich ervoor in dat contraterrorisme-maatregelen in lijn met internationaal recht, inclusief humanitair oorlogsrecht, worden opgesteld. Humanitaire hulp moet ongehinderd doorgang kunnen vinden. Desondanks geven hulporganisaties aan inperkende effecten van contraterrorisme-maatregelen op humanitaire hulpverlening te ervaren. Dit verschilt per land, aangezien staten zelf de verantwoordelijkheid hebben voor de uitvoering. Humanitaire organisaties geven aan vooral moeilijkheden te ondervinden bij de toegang tot financieel verkeer, ondanks het feit dat bijvoorbeeld EU-sanctiemaatregelen gericht op contraterrorisme uitgebreide uitzonderingen en ontheffingsregelingen kennen om humanitaire hulpverlening niet in de weg te staan.
Om de impact op humanitaire hulpverlening zoveel mogelijk te beperken en tegelijkertijd de effectiviteit van contraterrorisme-maatregelen niet te ondermijnen, is een dialoog tussen alle betrokken partijen belangrijk. Hierbij worden de overheid, hulporganisaties, andere landen, EU-instellingen, en de financiële sector betrokken. Nederland heeft, net als het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk, een ronde tafel dialoog opgezet waar betrokken partijen kennis uitwisselen en samen naar praktische oplossingen zoeken.
Het tegengaan van de mogelijk negatieve impact van contraterrorisme-maatregelen op humanitaire hulpverlening is tevens een belangrijke prioriteit van de VN en de EU. In internationaal verband onderstreept Nederland in relevante gremia het belang van de naleving van het internationaal recht en de bescherming van het humanitaire hulpverlening in lijn met humanitaire principes.
De leden van de PvdA-fractie merken op dat in de brief de Dutch Relief Alliance als samenwerkingspartner wordt genoemd van de Grand Bargain afspraken. Hoe apprecieert de Minister de inspanningen van de VN-organisaties en andere stakeholders binnen het humanitaire systeem?
48. Antwoord van het kabinet:
De leden van de Dutch Relief Alliance (DRA) doen samen met het Ministerie van Buitenlandse Zaken belangrijk werk om de Grand Bargain-afspraken na te komen. De DRA werkt samen met andere NGO-partners binnen de Grand Bargain om de implementatie te bevorderen. De humanitaire organisaties van de VN, de Rode Kruis- en Rode Halve Maanbeweging, NGO's en andere donoren die de Grand Bargain hebben ondertekend, blijven de Grand Bargain afspraken ook binnen hun eigen instellingen en collectief binnen het humanitaire systeem uitvoeren.
De leden van de PvdA-fractie zijn benieuwd hoe het initiatief dat de Minister samen het Internationale Rode Kruis opzet over risicodeling tussen donoren en humanitaire organisaties er uit ziet. In welke fase is de Minister? Welke risico’s wil de Minister met dit initiatief ondervangen? En met welk concreet doel?
49. Antwoord van het kabinet:
Humanitaire hulp verlenen in een kwetsbare context brengt altijd risico's met zich mee. Dit omvat persoonlijke veiligheidsrisico's, financieringsrisico's, politieke risico's, reputatierisico's en gegevensrisico's. Donoren en VN-organisaties passen risicobeheersmaatregelen toe, mede vanuit wettelijke verplichtingen. Voor lokale organisaties die uitvoering geven aan de humanitaire hulp is het niet eenvoudig aan al deze maatregelen te voldoen, waardoor de hulp soms belemmerd wordt. Het doel van het initiatief van Nederland en ICRC inzake risicodeling is om te komen tot een beter begrip van risico's binnen het humanitaire systeem om zodoende een aantal van deze risico's beter te verdelen tussen de verschillende actoren.
Kan de Minister aangeven welke stappen de Dutch Relief Alliance (niet zijnde VN-organisaties) neemt om de gender age marker (hierna GAM) structureel op te nemen in het design, implementatie en monitoring en evaluatie van de joint responses, zo vragen de leden van de PvdA-fractie? Wat levert monitoring via de GAM bij VN-organisaties tot nu toe op? Wat voor gegevens komen daaruit?
50. Antwoord van het kabinet:
De leden van de DRA houden in de bepaling van de noodhulpbehoeften en in de planning van activiteiten reeds rekening met de verschillende behoeften van vrouwen, meisjes, mannen en jongens. De DRA-leden gebruiken daarvoor tot nu toe verschillende, organisatiespecifieke genderinstrumenten. De regering is in overleg met de DRA-leden en heeft hun gevraagd om gebruik te gaan maken van de Gender with Age Marker (GAM), die na een lange testfase en afstemming met VN-organisaties en NGO’s door de VN is ingevoerd. Het voordeel van deze marker is dat deze overeenkomt met de GAM die door de EU (ECHO) wordt gebruikt. Het gebruik van dezelfde GAM door alle humanitaire organisaties biedt als voordeel dat scores en resultaten tussen organisaties vergeleken kunnen worden. Met de DRA-leden is afgesproken dat zij geleidelijk over zullen gaan naar de gezamenlijke GAM, die wereldwijd wordt gebruikt.
De GAM is door de VN in 2019 ingevoerd. De GAM kan en moet worden toegepast bij de analyse van noden en bij de uitvoering van de activiteiten. Omdat de GAM-scores per project dienen te worden ingevoerd in het Financial Tracking System van de VN, biedt het de mogelijkheid voor goede, externe monitoring. Analyse van GAM-rapportages, eind 2019, laten aanzienlijke verschillen zien in de toepassing van het GAM-instrument door de verschillende VN-organisaties en NGO’s. Ook zijn er grote verschillen in toepassing van de GAM per land: in Syrië is bijvoorbeeld bij 68% van de goedgekeurde projecten die onderdeel zijn van het HRP de GAM toegepast, in Palestina bij 80% en in Bangladesh bij 76% van de projecten. In Zuid-Soedan is dat echter maar bij 19% van de projecten gebeurd en in Niger maar bij 4% van de projecten. Verdere analyse van het gebruik van de GAM schetst het beeld dat bij de behoeftebepaling de verschillen in behoeften van mannen, vrouwen, kinderen en ouderen redelijk goed in kaart worden gebracht, maar dat dit minder vaak wordt vertaald in specifieke activiteiten.
De GAM biedt goed inzicht in de mate waarin op land- en organisatieniveau rekening wordt gehouden met gender- en leeftijdsverschillen en het biedt de regering handvatten om een discussie met partners te voeren op basis van feitelijke data.
Hoe kunnen (andere) humanitaire organisaties die gebruiken voor het ontwerpen en het uitrollen van de joint responses?
51. Antwoord van het kabinet:
Zie vraag 50. De GAM wordt inmiddels door de VN en een groot aantal NGO’s gebruikt bij individuele projecten. Per land worden door de IASC gender taskforce analyses gemaakt van de toepassing van de GAM van alle activiteiten die onderdeel zijn van het HRP. Deze analyses zijn inmiddels beschikbaar voor Burkina Faso, Irak, Niger, Nigeria en Venezuela.
Hoe voorkomt het ministerie dat de GAM alleen wordt gebruikt als «score instrument» voor het verkrijgen van fondsen? Is er bijvoorbeeld – gelet op de richtlijn dat zoveel mogelijk lokale organisaties in the lead moeten zijn – ruimte voor en (financiële) begeleiding van lokale organisaties om geleerde lessen rond gender sensitief programmeren te delen en hun processen aan te passen waar nodig?
52. Antwoord van het kabinet:
Met de GAM kan worden bepaald hoe de dimensies van gender/geslacht en leeftijd worden meegenomen in noodhulpprogrammering. De marker toetst op 12 onderdelen, 4 bij de behoeftebepalingsfase en 8 tijdens de monitorings- en evaluatiefase. Net als bij andere markers is er een risico dat organisaties de GAM gebruiken om te «scoren». Bij de GAM is dat risico echter beperkt. De indicatoren van deze marker en de regels voor toepassing ervan maken namelijk onafhankelijke analyses en toetsing mogelijk, bijvoorbeeld door de gender taskforce van de IASC. Zo geeft de analyse van de toepassing van de GAM op activiteiten die onderdeel zijn van het HRP voor Burkina Faso bijvoorbeeld aan dat bij 20% van de activiteiten een goede analyse is gemaakt, bij 5% een beperkte en bij 74% een analyse ontbreekt.
De GAM wordt zowel door VN-organisaties als NGO’s gebruikt, ook door lokale NGO’s. De capaciteitsopbouw van lokale NGO’s is geen doel op zich van de GAM. Het is wel belangrijk dat lokale organisaties in staat zijn om gender-sensitief te programmeren. De VN heeft daarvoor een specifiek programma: GENCAP (gender capacity builing) met speciale adviseurs. In de humanitaire paraatheidprogramma’s die Nederland financiert via NRK, DRA en START is gender-sensitief programmeren een onderdeel.
Gezien de gewijzigde omstandigheden na de brief van 3 maart 2020 zouden de leden van de PvdA-fractie graag willen weten of er mogelijkheden zijn om in het restant van 2020 het noodhulpbudget aan te vullen met nieuwe middelen, tot op of boven het niveau van in ieder geval 2017, en zo ja welke? Is de Minister hierover ook in overleg met andere donoren, inclusief de Europese Commissie?
53. Antwoord van het kabinet:
Zie antwoord op vraag 24 ten aanzien van mogelijkheden voor additionele middelen voor humanitaire hulp. Of er later in het jaar nog extra middelen vrijgemaakt zullen worden, zal afhangen van het verloop van de COVID-19-pandemie en de beschikbare financiële ruimte.
De leden van de ChristenUnie-fractie zijn zich ervan bewust dat het onderwerp van dit overleg, namelijk het verlenen van humanitaire hulp in noodsituaties wereldwijd, op ingrijpende manier bepaald zal gaan worden door de wereldwijde noodsituatie die zich nu nog steeds aan het ontwikkelen is als gevolg van de verspreiding van het coronavirus. Op dit moment krijgen ook welvarende landen met een goede gezondheidszorg door de snelle verspreiding van het virus te maken met humanitaire noodsituaties, waarin er tekorten dreigen in medische hulpmiddelen en ziekenhuisbedden. De coronacrisis laat ook zien hoe kwetsbaar onderling verbonden de landen in de wereld met elkaar zijn. Dat laatste onderstreept volgens deze leden alleen maar het belang van internationale noodhulp; inderdaad is wat goed is voor de wereld, ook goed voor Nederland. Nederland trekt enorme bedragen uit om de schade die corona aanricht op te vangen en te verzachten. Deze leden zijn van mening dat dit niet ten koste zou moeten gaan van het budget dat Nederland jaarlijks uittrekt voor humanitaire hulp. Is de Minister dat met hen eens, zouden zij willen weten.
54. Antwoord van het kabinet:
De bedragen die Nederland uittrekt om de schade die COVID-19 in Nederland aanricht op te vangen en te verzachten gaan niet ten koste van het budget voor humanitaire hulp voor 2020. Ook voor humanitaire hulp wordt in het licht van de additionele noden door het COVID-19 virus extra geld uitgetrokken. Zie ook het antwoord op vraag 3.
Ook willen zij de Minister vragen of er goed zicht is op de vraag hoe groot het risico is op een grote corona-uitbraak in Afrika?
55. Antwoord van het kabinet:
Dit risico is groot. We zien op dit moment de aantallen al snel toenemen. Grote zorg is dat de maatregelen die een land als Nederland heeft kunnen nemen, zoals physical distancing niet uit te voeren zullen zijn in bijvoorbeeld sloppenwijken en mogelijk grote sociaaleconomische consequenties zullen hebben voor de mensen in ontwikkelende landen. We moeten zien te voorkomen dat COVID-19 vele levens eist maar ook dat de maatregelen tegen COVID-19 ernstige gevolgen hebben.
Veel over dit virus is nog onduidelijk. De Wereldgezondheidsorganisatie is samen met Afrikaanse landen bezig om te kijken welke maatregelen het beste kunnen worden getroffen. Belangrijk hierbij is dat de medische voorzieningen vaak slecht zijn en er onvoldoende capaciteit van gezondheidspersoneel is. Noodgedwongen zal de aandacht daarom moeten gaan naar preventie en primaire respons.
De leden van de ChristenUnie-fractie stellen met instemming vast dat de Minister het tot onderdeel van haar beleid heeft gemaakt om door middel van politieke en diplomatieke inspanningen noodhulpverlening volgens de humanitaire principes mogelijk te maken. Deze leden stellen echter ook vast dat er binnen de grenzen van de Europese Unie een humanitaire crisis plaatsvindt waar de noodhulpverlening ook niet onbelemmerd plaatsvindt. Zij doelen daarmee op de situatie op de Griekse eilanden voor de Turkse kust waar de zogenoemde hot spots zijn ingericht. Al sinds 2016 zijn de voorzieningen daar in omvang en kwaliteit onder de maat, ondanks de miljarden steun die de Griekse overheid hiervoor gekregen heeft. Deze leden willen daarom een overzicht ontvangen van de besteding van de jaarlijkse steun aan Griekenland hiervoor, met een nadere specificering van het geld dat voor de genoemde hot spots is bestemd. Kan de Minister dit verstrekken?
56. Antwoord van het kabinet:
De Europese Unie heeft sinds 2.015 EUR 2,42 miljard beschikbaar gesteld om de Griekse autoriteiten te ondersteunen op het terrein van migratie en de omstandigheden voor vluchtelingen en irreguliere migranten in Griekenland te verbeteren. Dat gebeurt met name via internationale organisaties en NGO’s. Een deel van deze steun is ingezet om de opvangfaciliteiten te verbeteren op de eilanden en het vasteland. Er zijn specifieke projecten voor de eilanden, maar veel van deze projecten zijn regio-overstijgend. Het is daarom moeilijk te zeggen hoeveel geld specifiek voor de hotspots bestemd is. Op de website van de Europese Commissie is een overzicht van alle projecten te zien.12
Nu zijn er maatschappelijke organisaties nodig om mensen te voorzien van elementaire levensbehoeften als zeep en luiers voor kinderen. Deze leden zijn van mening dat gezien de Europese steun het op de eerste plaats niet nodig zou moeten zijn dat maatschappelijke organisaties dergelijke diensten zouden moeten verlenen, en ten tweede dat anderen in staat gesteld zouden moeten worden deze taken beter uit te kunnen voeren. In dat verband vragen deze leden zich af hoe het staat met de uitvoering van de motie van het lid Voordewind c.s. waarin de regering onder meer verzocht wordt, binnen de EU en de VN aan te dringen op verbeteringen van de humanitaire opvang en begeleiding, met name op Lesbos en Samos, en tevens een focus aan te brengen binnen de bestaande financiële bijdrage zodat (Nederlandse) NGO’s in staat worden gesteld de ernstigste nood te lenigen (Kamerstuk 33 625, nr. 281).
De leden van de ChristenUnie-fractie zouden ook willen weten wat de reactie is geweest op de verschillende aanbiedingen die de Minister heeft gedaan om de Griekse autoriteiten te ondersteunen om structurele verbeteringen door te voeren inzake opvang en het versnellen van asiel- en terugkeerprocedures. Welk gebaar overweegt de Minister bovenop de al geleverde bijdrage te maken?
57. Antwoord van het kabinet:
Nederland ondersteunt de Griekse autoriteiten zowel bilateraal als via de EU om structurele verbeteringen, zoals het versnellen van asielprocedures, het verbeteren van de opvangomstandigheden en het bevorderen van terugkeer van mensen die geen recht hebben om te verblijven, door te voeren. In dat licht verwelkomt het kabinet het Actieplan van de Europese Commissie van 4 maart jl. om Griekenland hierbij te ondersteunen. De EUR 700 miljoen die beschikbaar zijn gesteld vanuit het Actieplan zullen worden ingezet om grensmanagement en opvang(capaciteit) te verbeteren en gezondheidsdiensten en (vrijwillige) terugkeer te faciliteren. Daarmee kunnen structurele verbeteringen op de Griekse eilanden worden bewerkstelligd.
Daarnaast helpt Nederland om de meest acute humanitaire noden te verlichten, bijvoorbeeld door humanitaire organisaties in staat te stellen snel en flexibel te reageren in noodsituaties. Nederland verleent bijvoorbeeld ongeoormerkte steun aan diverse organisaties – zoals UNHCR – die een belangrijke rol spelen in de huidige humanitaire respons in Griekenland.
Ook heb ik besloten via het Nederlandse Rode Kruis (NRK) EUR 500.000 beschikbaar te stellen om het regionale appeal van de Internationale Federatie van Rode Kruis en Rode Halve Maanverenigingen (IFRC) te ondersteunen. Een deel van dit IFRC-plan betreft humanitaire activiteiten in Griekenland, waaronder in en rondom de opvangfaciliteiten op de eilanden. De Nederlandse bijdrage zal onder meer ingezet worden om acute noden op het gebied van water- en sanitaire voorzieningen, gezondheidszorg en bescherming te lenigen. Daarnaast heeft Nederland maart jl. op verzoek van Griekenland 71 generatoren, 4.300 kussens, 6 tenten en 1.900 nooddekens ter beschikking gesteld voor de hulpverlening aan vluchtelingen en irreguliere migranten.
Nederland blijft in gesprekken met de EU en in Griekenland actieve VN-agentschappen zoals UNHCR en IOM aandringen op het verbeteren van de humanitaire situatie van irreguliere migranten en vluchtelingen in Griekenland. Waar dit zinvol en opportuun is roept Nederland op daarbij zoveel mogelijk gebruik te maken van de inzet van NGO’s.
Deze leden waarderen het project om geestelijke en psychosociale nood van gestrande vluchtelingen te helpen lenigen, maar is de Minister het met hen eens dat dit niet kan zonder dat in voldoende mate in basisvoorzieningen wordt voorzien?
58. Antwoord van het kabinet:
Psychosociale hulp en geestelijke gezondheid is een basisvoorziening die geïntegreerd moet zijn in het totaalpakket van de humanitaire respons. Dit is ook de uitkomst van de internationale conferentie die Nederland oktober jl. heeft georganiseerd over geestelijke gezondheid en psychosociale steun in noodsituaties. Dit houdt in dat niet eerst gezorgd wordt voor water, voedsel, onderdak en scholing, maar de hulpverlening vanaf het begin oog heeft voor geestelijke noden als gevolg van de crisis en hoe geestelijke gezondheid en psychosociale hulp direct kan worden meegenomen in de humanitaire respons.
Gezien de acute nood op de eilanden vragen deze leden wat Nederland nu kan doen, nu er daar circa 40.000 migranten vastzitten? Op welke manier wordt er uitvoering gegeven aan de motie van het lid Voordewind met betrekking tot het evacueren van de 2.500 kwetsbare asielkinderen van de eilanden naar het vaste land (Kamerstuk 32 317, nr. 588)?
59. Antwoord van het kabinet:
Zoals vaker met uw Kamer gewisseld, is het kabinet voorstander van het doorvoeren van structurele verbeteringen, zoals het versnellen van de asielprocedures, het verbeteren van de opvangomstandigheden en het bevorderen van terugkeer van mensen die geen recht hebben om te blijven. De primaire verantwoordelijkheid om deze veranderingen door te voeren ligt bij de Griekse autoriteiten. Nederland ondersteunt de Griekse autoriteiten zowel bilateraal als via de EU om verbeteringen door te voeren, en draagt bij om de acute nood te verlichten. Dat gebeurt bijvoorbeeld door humanitaire organisaties in staat te stellen snel en flexibel te reageren in noodsituaties. Nederland verleent daartoe ongeoormerkte steun aan diverse organisaties – zoals UNHCR – die een belangrijke rol spelen in de huidige humanitaire respons in Griekenland.
Zie voor overige Nederlandse bijdragen aan het verlichten van de humanitaire noden in Griekenland tevens het antwoord op vraag 57. Daarnaast verwelkomt het kabinet het Actieplan van de Europese Commissie van 4 maart jl. om Griekenland hierbij te ondersteunen. Het kabinet vindt dat een substantieel deel van de direct beschikbare EUR 350 miljoen besteed moet worden aan het verbeteren van de omstandigheden van AMV’s. Daar heeft de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid ook op aangedrongen tijdens de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken op 13 maart jl. conform de motie van het lid Voordewind c.s. Daarnaast heeft Nederland de Europese Commissie verzocht om AMV’s te ondersteunen waar mogelijk.
Ook willen de genoemde leden weten wat de uitkomsten zijn van het overleg tussen de EU en Turkije over de opvang van de vluchtelingen in Turkije en aan de Grieks/Turkse grens? Heeft de UNHCR voldoende middelen om deze vluchtelingen aldaar bij te staan? Hoe kan NL een bijdrage leveren aan het vergroten van de toegang voor hulpverleners tot het Grieks/Turkse grensgebied en tot de Griekse eilanden?
60. Antwoord van het kabinet:
De besprekingen van de Hoge Vertegenwoordiger met Turkije over de situatie aan de Grieks-Turkse grens lopen nog. Er wordt in het bijzonder gesproken over migratie, humanitaire hulp aan Syrië en vluchtelingen in Turkije. Daarbij komen technische en financiële modaliteiten van de EU-Turkije Verklaring aan de orde. Het kabinet wacht de uitkomst van deze gesprekken tussen Turkije en de EU af. Gelet op het succes van de Verklaring in onder andere het verminderen van verdrinkingen op zee en op de blijvende migratiedruk is het van belang dat de Verklaring ook in de toekomst leidend blijft.
De irreguliere migranten / vluchtelingen die verbleven bij de Turks-Griekse grens zijn met hulp van de Turkse autoriteiten vertrokken en bevinden zich voor zover bekend op dit moment in quarantainefaciliteiten in de Turkse plaats Edirne. De terugtrekking is volledig. Er verblijven momenteel geen irreguliere migranten of vluchtelingen meer in het grensgebied. Dit wordt door onder andere de EU Delegatie in Ankara bevestigd.
In het kader van de pijler in het beleid om noodhulpverlening beter mogelijk te maken, vragen deze leden de Minister wat Nederland en de EU in het algemeen kunnen doen om de toegang voor hulpverleners tot crisisgebied te vergroten.
61. Antwoord van het kabinet:
Nederland zet zich in internationaal verband in voor ongehinderde humanitaire hulpverlening. In diverse gremia pleit Nederland voor naleving van het humanitair oorlogsrecht dat hulpverleners beschermt in de context van gewapende conflicten. Zo initieerde Nederland de unaniem aangenomen VN Veiligheidsresolutie 2417 dat het opzettelijk tegenhouden van levensreddende hulp veroordeelt als een oorlogsmisdaad.
Ook spreekt Nederland strijdende partijen hierop aan. Bijvoorbeeld in Jemen waar konvooien regelmatig worden tegengehouden en hulpverleners niet veilig hun werk kunnen doen.
Daarnaast ondersteunt Nederland het trainen van hulpverleners in het voeren van humanitaire onderhandelingen.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen zich af waarom het kabinet in tijden van oplopende crises en toenemend aantal vluchtelingen en ontheemden (166,5 miljoen, dat is 34 miljoen meer dan ingeschat voor 2019) in 2018 17,5 miljoen minder uitgaf aan humanitaire hulp dan het jaar daarvoor? En waarom geldt dat ook voor 2019?
62. Antwoord van het kabinet:
In 2017 bedroeg het oorspronkelijke budget voor humanitaire hulp EUR 340,4 miljoen (zie Kamerstuk 32 605, nr. 194). Gedurende het jaar is additioneel budget toegekend uit meevallers op de Rijksbegroting, voor een totaalbedrag van EUR 66 miljoen. De totale uitgaven in 2017 bedroegen EUR 405 miljoen.
Voor 2018 was, door het aflopen van het Noodhulpfonds per 31 december 2017, aanvankelijk alleen het reguliere budget van EUR 205 miljoen beschikbaar voor humanitaire hulp. Middels een intensivering van EUR 140 miljoen is dat verhoogd naar EUR 345 miljoen. Gedurende het jaar zijn daar nog vrijgevallen middelen op de Rijksbegroting bijgekomen, waardoor het totaal aan uitgaven uitkwam op EUR 387,5 miljoen. Voor 2019 bedroeg het reguliere budget EUR 370 miljoen. In de tweede helft van het jaar zijn opnieuw additionele middelen beschikbaar gekomen, waardoor de uitgaven op een totaal van EUR 387,5 miljoen uitkwamen.
Hoewel het reguliere budget voor humanitaire hulp dus is toegenomen, varieert het uiteindelijke niveau van uitgaven mede afhankelijk van de ontwikkeling van de budgettaire ruimte en de beleidsmatige keuzes die worden gemaakt over de inzet daarvan.
Wat de Dutch Relief Alliance (DRA) betreft, zouden deze leden willen vragen of de Minister duidelijk kan maken wat de bestedingen waren voor de DRA in 2018 en 2019? En is zij bereid voor 2020 het budget voor de DRA te verhogen van 60 miljoen naar 70 miljoen gezien de stijging van de noden?
63. Antwoord van het kabinet:
Met de DRA is afgesproken dat voor de jaren 2018–2021 een jaarlijks budget van EUR 60 miljoen ter beschikking wordt gesteld. Dit budget is onderverdeeld in financiering voor noodhulp in chronische en acute crises en voor humanitaire innovatie.
Op initiatief van de DRA, werd in 2018 budget uit 2019 naar voren gehaald ter hoogte van EUR 1,8 miljoen voor acute crises, waardoor de DRA in 2018 over in totaal EUR 61,8 miljoen beschikte (zie Kamerstuk 34 952, nr. 62).
Conform amendement Voordewind (Kamerstuk 35 000 XVII, nr. 17) werd het budget van DRA in 2019 verhoogd met EUR 10 miljoen. Op initiatief van de DRA, is tevens EUR 2 miljoen van het budget van 2020 naar 2019 gehaald, voor Syrië, Irak en Afghanistan. Hierdoor beschikte de DRA in 2019 over een totaal van EUR 72 miljoen.
Het op 2 april aangekondigde steunpakket van EUR 100 miljoen ten behoeve van het bestrijden van de COVID-19 pandemie in ontwikkelingslanden wordt deels via de DRA besteed. Zie verder antwoord op vraag 3.
Bij de behandeling van het wetsvoorstel strafbaarstelling verblijf in een terroristisch gebied (Kamerstuk 35 125) is de motie van de leden Van der Graaf en Sjoerdsma aangenomen die het hulpverleners en journalisten mogelijk moet maken binnen 24 uur toestemming te krijgen om naar terroristisch gebied af te reizen (Kamerstuk 35 125, nr. 19). Hoe verloopt dit in de praktijk, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie? Wat betekent deze wet voor de hulpverlening in Idlib en met name voor de uitvoering van VNVR-resolutie 2165? Op welke manier voert Nederland, ook in EU-verband, de druk op om toegang voor noodhulp in dit gebied juist te verbeteren?
64. Antwoord van het kabinet:
Het wetsvoorstel wordt momenteel behandeld door de Eerste Kamer en heeft derhalve nog geen consequenties voor de hulpverlening in specifieke gebieden. Ten aanzien van de inspanningen van Nederland ten behoeve van de toegang voor noodhulp in Idlib verwijs ik naar het antwoord op vraag 37.
Wat gaat deze wet overigens betekenen voor hulpverleners die werken in Gaza wat onder controle staat van de terroristische organisatie Hamas?
65. Antwoord van het kabinet:
Het wetsvoorstel wordt momenteel behandeld door de Eerste Kamer en er is dus nog geen sprake van terroristische gebieden waar de wet op van toepassing zou zijn. Volgens het huidige wetsvoorstel zal na aanname van de wet aanwijzing van een terroristisch gebied plaatsvinden bij algemene maatregel van bestuur. Over de eventuele consequenties in specifieke contexten kunnen derhalve op dit moment nog geen uitspraken worden gedaan.
De leden van de SGP-fractie waarderen de bijdrage voor het Augusta Victoria Ziekenhuis in Oost-Jeruzalem voor essentiële zorg voor en behandeling van kankerpatiënten, waarmee invulling gegeven wordt aan de motie van het lid Stoffer.13 Tegelijk zijn deze leden zeer kritisch over de voortzetting van financiële steun aan UNRWA. Op basis waarvan is gekozen voor voortzetting van de steun, terwijl eerder forse tekortkomingen in management en organisatie zijn geconstateerd? Ziet de Minister het uitblijven van overeengekomen veranderingen als directe aanleiding voor het (opnieuw) stopzetten van steun?
66. Antwoord van het kabinet:
In het Kamerstuk 33 625, nr. 290: «Additionele bijdragen uit noodhulpmiddelen 2019» heeft het kabinet toegelicht waarom is besloten de financiering aan UNRWA te hervatten. De initiële opschorting van de financiering heeft het kabinet gedaan totdat de VN opheldering kon geven over de aantijgingen en toereikend had opgetreden. Afgelopen jaar heeft Nederland een aanjagende rol gespeeld t.a.v. het onafhankelijke onderzoek van de VN en de noodzakelijke managementverbeteringen bij UNRWA. Uit het onderzoek is geen fraude of misbruik van donorgelden geconstateerd. De VN en UNRWA hebben inmiddels de nodige vervolgacties genomen. Op basis van de initiële conclusies van het onderzoek is het hoger management van UNRWA opgestapt of ontslagen. Mede op Nederlands aandringen heeft de Secretaris-Generaal van de VN zich gecommitteerd aan hervormingen en een nieuwe Commissaris-Generaal aangesteld. Een grondig verbeterplan, inclusief monitoringsafspraken, zijn in november 2019 besproken tijdens de halfjaarlijkse vergadering van UNRWA’s adviesorgaan en door de gezamenlijke donoren verwelkomd. De EU en enkele andere donoren hebben op basis hiervan besloten hun financiering te hervatten. Nederland zal samen met andere donoren de implementatie van de hervormingsplannen nauwlettend volgen. Hervatting van de hulp is ook conform eerdere handelwijze bij UNEP en UNAIDS. Gezien de aanhoudende humanitaire noden in UNRWA’s genoemde mandaatgebieden, de cruciale rol die UNRWA speelt in het lenigen van die noden en de slechte liquiditeitspositie van UNRWA, vindt het kabinet voortzetting van de hulp dan ook gerechtvaardigd.
De leden van de SGP-fractie roepen de Minister op de financiering aan UNRWA hoe dan ook stop te zetten zolang deze organisatie haatzaaien in Palestijnse lesmethoden (mede) mogelijk blijft maken en families van veroordeelde Palestijnen financieel blijft ondersteunen. Bij dat laatste geldt ook nog eens dat de hoogte van uitkeringen samenhangt met de duur van de straf – een uiterst onwenselijke situatie en zelfs potentieel perverse prikkel.
67. Antwoord van het kabinet:
Zie graag antwoorden op Kamervragen ingezonden op 3 augustus 2018 (Aanhangsel Handelingen II 2017/18, nr. 3030) voor de kwestie UNRWA; zie graag de antwoorden op vragen begroting Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking 2020 (Kamerstuk 35 300 XVII, nr. 11) voor de kwestie uitkering aan gevangenen.
De leden van de SGP-fractie vragen aandacht voor de gevolgen van het coronavirus – en soortgelijke epidemieën – voor de inzet binnen de Nederlandse en Europese noodhulp. In instabiele landen met een gebrekkig gezondheidzorgsysteem, zoals Zuid-Soedan, Noord-Korea, Jemen, Irak, Syrië en Kenia, kan het virus desastreuze gevolgen hebben. Ook organisaties zoals het Rode Kruis vragen daar nadrukkelijk aandacht voor. Wat is in algemene zin de inzet om besmettingsrisico’s voor (Nederlandse) hulpverleners te minimaliseren en toegang tot goede medische zorg te bevorderen?
68. Antwoord van het kabinet:
De ernst van de mogelijke impact van dit virus op instabiele landen onderken ik volledig. Ik ondersteun o.a. het Contingency Fund for Emergencies dat een bijdrage levert aan het Global Preparedness and Response Plan van de WHO. Via dit mechanisme worden o.a. maskers, veiligheidsbrillen en schorten beschikbaar gesteld. Ook vraag ik nadrukkelijk aandacht voor de impact van deze pandemie niet alleen op gezondheidssystemen, maar ook voor het welzijn van mensen, hun psychosociale gezondheid en sociaaleconomische consequenties, zowel internationaal als in onze nationale media.
Op 2 april jl. heb ik verder een additioneel steunpakket van EUR 100 miljoen beschikbaar gesteld in de strijd tegen COVID-19. Zie ook het antwoord op vraag 3.
Besmettingsrisico’s bij hulpverleners voorkomen is primair de verantwoordelijkheid van de organisaties die deze hulp verstrekken.
Hoeveel (extra) budget wordt, of kan worden vrijgemaakt, voor verbetering van de medische zorg in genoemde en soortgelijke instabiele landen?
69. Antwoord van het kabinet:
Medische zorg in de in vraag 67 genoemde en soortgelijke instabiele landen wordt voornamelijk verleend via humanitaire organisaties. De Nederlandse humanitaire bijdragen zoals genoemd in het antwoord op vraag 3 zullen hier onder meer voor worden ingezet.
Wil de Minister zich ook diplomatiek inzetten voor voortzetting van noodzakelijke (levensreddende) noodhulp door organisaties als ZOA in Irak en andere landen waar sprake is of kan zijn van een «lock down», zo vragen deze leden?
70. Antwoord van het kabinet:
Diplomatieke acties ten behoeve van het voortzetten van de meest urgente en levensreddende noodhulp in landen als Irak worden gecontinueerd, onder andere via gesprekken met autoriteiten ten behoeve van het vinden van gepaste en veilige regelingen zodat hulpgoederen en humanitaire hulpverleners kunnen worden ingezet waar zij het hardst nodig zijn. Hierover is contact met verschillende organisaties, zowel (I)NGO’s, VN en Rode Kruis en met relevante overheidsinstanties.
Ook in vluchtelingenkampen zoals Moria op Lesbos in Griekenland is het gezondheidszorgsysteem vaak zeer gebrekkig. De leden van de SGP-fractie pleiten ervoor dat op deze plaatsen wezenlijke verbetering van levensomstandigheden – al dan niet via extra hulp in natura naast de tienduizenden toegezegde dekens – samen dient te gaan met extra budget voor toereikende medische zorg. Heeft het de volle aandacht en prioriteit van de regering om, samen met internationale partners, een uitbraak van het coronavirus in vluchtelingenkampen te voorkomen dan wel zo vroeg en krachtig mogelijk in te dammen?
71. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet deelt de zorgen over de mogelijke gevolgen van de verspreiding van het coronavirus in de opvangkampen op de Griekse eilanden. Op het moment zijn er op de Griekse eilanden nog geen besmettingsgevallen bekend onder vluchtelingen of irreguliere migranten. Wel is op 1 april jl. bekend geworden dat een vrouw in het vluchtelingenkamp Ritsona (75 km van Athene) besmet is met COVID-19. In het kamp zijn ondertussen 63 mensen getest op COVID-19, waarvan 20 mensen positief. Geen van deze 20 vertoont symptomen, en allen zijn in quarantaine geplaatst. De komende dagen zullen nog meer mensen in Ritsona worden getest. Ook in het kamp Malakasa bij Athene is een persoon positief getest op COVID-19. Hier worden dezelfde maatregelen genomen. Griekenland is, net als andere Europese lidstaten, bezig om passende maatregelen te treffen in de strijd tegen het COVID-19 virus. Hierbij zijn de opvangfaciliteiten op de Griekse eilanden een aandachtspunt.
De Griekse autoriteiten hebben specifieke maatregelen getroffen om de kans op een uitbraak op de Griekse eilanden te verkleinen. Zo worden nieuwe aankomsten niet toegelaten tot de hotspots; zijn asielprocedures, registratie en beroep tijdelijk opgeschort; is er actieve bewustwording en informatievoorziening aan irreguliere migranten en vluchtelingen; zijn gezamenlijke ruimtes gesloten en worden activiteiten tijdelijk gestaakt. Niettemin is de situatie kwetsbaar, in het bijzonder vanwege het gebrek aan gezondheidszorg en ondermaatse sanitaire voorzieningen en hygiëne in de overvolle opvanglocaties.
De Europese Commissie, UNHCR, IOM en andere hulporganisaties ondersteunen waar mogelijk om de gezondheidszorg te versterken en preventie te bevorderen onder vluchtelingen en irreguliere migranten. Mocht er sprake zijn van een besmetting in één van de kampen, dan wordt de patiënt overgeplaatst naar het lokale ziekenhuis, en wordt haar of zijn directe omgeving in quarantaine geplaatst. De capaciteit van de ziekenhuizen op de eilanden is een punt van zorg.
Daarnaast helpt Nederland om de meest acute humanitaire noden te verlichten, bijvoorbeeld door humanitaire organisaties in staat te stellen snel en flexibel te reageren in noodsituaties. Nederland verleent bijvoorbeeld ongeoormerkte steun aan diverse organisaties – zoals UNHCR en IOM – die een belangrijke rol spelen in de huidige humanitaire respons in Griekenland.
Ook stelde ik via het Nederlandse Rode Kruis (NRK) EUR 500.000 beschikbaar om het regionale appeal van de Internationale Federatie van Rode Kruis en Rode Halve Maanverenigingen (IFRC) te ondersteunen. Een deel van dit IFRC-plan betreft humanitaire activiteiten in Griekenland, waaronder in en rondom de opvangfaciliteiten op de eilanden. De Nederlandse bijdrage zal onder meer worden ingezet om acute noden op het gebied van water- en sanitaire voorzieningen, gezondheidszorg en bescherming te lenigen. Daarnaast heeft Nederland maart jl. op verzoek van Griekenland 71 generatoren, 4.300 kussens, 6 tenten en 1.900 nooddekens ter beschikking gesteld voor de hulpverlening aan vluchtelingen en irreguliere migranten.
In geval van calamiteiten kunnen lidstaten gebruik maken van Europese crisismechanismen, waarmee om acute in kind assistentie kan worden verzocht. Op deze manier zou door Griekenland ook om extra medische hulp kunnen worden gevraagd. Momenteel is daar in relatie tot COVID-19 nog geen sprake van. Het kabinet volgt de ontwikkelingen nauwlettend.
De leden van de SGP-fractie benadrukken het belang van het consequent en structureel aansluiten op, en versterken van, lokale organisaties in landen waar noodhulp geboden is. Deze organisaties zijn namelijk meestal goed verankerd in het lokale en nationale systeem voor rampenmanagement, en kunnen tevens een schakel zijn in internationale «opschaling». Kan de Minister toelichten welke activiteiten er ook in Europees- en VN-verband worden ondernomen om de capaciteit (en het budget) van juist ook lokale organisaties duurzaam te versterken?
72. Antwoord van het kabinet:
Zie antwoord op vraag 31.
Ter bevordering van lokalisatie wordt een significant deel van de crisisspecifieke bijdragen via de Country Based Pooled Funds (CBPF’s) van de VN gealloceerd. De CBPF’s zijn belangrijke financieringsmechanismes voor het bevorderen van lokalisatie van humanitaire hulp, omdat het directe toegang tot financiering biedt voor lokale organisaties.
De leden van de SGP-fractie vragen de Minister extra te investeren in digitale technologieën, zoals data-analyse, die kunnen helpen tijdig en op afstand de risico’s rondom bijvoorbeeld (natuur)rampen of virusuitbraken in kaart te brengen en hulpverlening aan te sturen. Uiteraard dienen digitale oplossingen gebruiksvriendelijk te zijn voor hulpverleners in de dagelijkse praktijk. Wat is de inzet op dit vlak?
73. Antwoord van het kabinet:
Concrete innovatieve projecten die NL ondersteunt op het gebied van digitale technologieën zijn:
– OCHA Centre for Humanitarian Data: Nederland steunt het werk van het in Den Haag gevestigde OCHA Centre for Humanitarian Data dat zich momenteel richt op het visualiseren van data over COVID-19, het voorspellen van de impact met name op vluchtelingenkampen, en het adviseren over het veilig delen van data omtrent COVID-19. Het centrum werkt samen met Johns Hopkins University voor het ontwikkelen van modellen.
– Zero Hunger Lab: het door Nederland gesteunde Zero Hunger Lab van Universiteit Tilburg gebruikt hun datamodellen ten behoeve van het waarborgen van voedselzekerheid in crisisgebieden. Men brengt voedselbehoefte en -productie in kaart en de effecten van een crisis hierop. De resultaten adviseren autoriteiten en hulporganisaties over te nemen maatregelen en te verlenen voedselhulp.
Additionele bijdragen uit noodhulpmiddelen 2019
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de additionele bijdragen aan noodhulporganisaties. Zij hebben hier nog enkele vragen over. De voorgenoemde leden wijzen erop dat het verleden heeft aangetoond dat sommige landen hun bijdrage aan noodhulporganisaties verminderen op het moment dat blijkt dat andere landen een proportioneel groter aandeel leveren. Dit is bijvoorbeeld met de vaststelling van de bijdragen aan het VN-noodhulpfonds CERF gebeurd. Kan de Minister toezeggen dat de toegenomen bijdragen aan diverse noodhulporganisaties gepaard gaan met een toegenomen inzet om ook andere landen aan te sporen het Nederlandse voorbeeld te volgen? Hoe zorgt de Minister ervoor dat als gevolg van toenemende bijdrage van de Nederlandse regering andere landen niet juist besluiten om hun bijdrage te verlagen?
74. Antwoord van het kabinet:
Het besluit additioneel bij te dragen aan organisaties wordt genomen op basis van de financieringsbehoefte van die organisaties. De bijdragen verdringen daardoor geen bijdragen van anderen, maar stellen organisaties in staat te reageren op toegenomen noden (UNHCR), hulp te blijven bieden bij verminderde inkomsten zonder afnemende noden (UNRWA), hulp te blijven bieden bij verslechterde humanitaire toegang (ICRC) of in verslechterde omstandigheden (Soedan en Jemen).
Wat betreft het Central Emergency Response Fund (CERF) kan vermeld worden dat het totaal aan bijdragen sinds 2018 fors gestegen is, bij een gelijkblijvende bijdrage van Nederland. Dit is o.a. het gevolg van bijdragen van nieuwe donoren, zoals de Verenigde Arabische Emiraten en Korea en door de verhoging van bijdragen van een aantal bestaande donoren (het Verenigd Koninkrijk met een drie keer zo hoge bijdrage in 2019, en Duitsland, waarvan de bijdrage sinds 2013 is vervijfvoudigd). Het aandeel van de Nederlandse bijdrage in het totale budget van het CERF is derhalve gedaald van ongeveer 12% in 2018 tot zo’n 6% in 2020 (stand per 26 maart 2020).
Rapportage bestrijding grensoverschrijdend gedrag bij hulp- en ontwikkelingsorganisaties
De leden van de VVD-fractie verwelkomen de rapportage over de bestrijding van grensoverschrijdend gedrag bij hulp- en ontwikkelingsorganisaties. Zij hebben hier nog enkele aanvullende vragen over. Wat is de ratio achter de keus om de inzet op het realiseren van onafhankelijke structuren ter bescherming van slachtoffers te richten op Bangladesh en Jordanië? Is deze inzet genomen op basis van signalen dat met name daar gezien de opvang van vluchtelingen, misbruik en grensoverschrijdend gedrag plaatsvindt?
75. Antwoord van het kabinet:
De keuze voor Bangladesh en Jordanië is gemaakt op basis van o.a. de omvang van het Nederlandse hulpprogramma, bestaande samenwerkingsrelaties met partners en het bestaan van een basiscoördinatiestructuur gericht op het voorkomen en de aanpak van seksueel grensoverschrijdend gedrag in de humanitaire respons. Er zijn geen signalen dat het probleem in genoemde landen groter of kleiner is dan elders.
Kan de Minister een overzicht delen van alle gevallen van grensoverschrijdend gedrag, bijvoorbeeld in de vorm van meldingen bij het meldpunt, die sinds de inzet van het nieuwe beleid hiertegen bekend zijn geworden? Welke maatregelen zijn getroffen naar aanleiding van de 31 meldingen over integriteitskwesties die in 2019 gedaan zijn?
76. Antwoord van het kabinet:
Jaarlijks wordt over de malversaties en het bijbehorende sanctiebeleid gerapporteerd aan de Kamer in de bijlage bij het departementaal jaarverslag van Buitenlandse Zaken en Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. In de departementale jaarverslagen wordt een numerieke telling opgenomen over het totaal aantal ontvangen vermoedens, de niet bewezen vermoedens en vermoedens die nog in onderzoek zijn (inclusief het jaar van oorsprong). Voor de meldingen over grensoverschrijdend gedrag bij partnerorganisaties wordt consistent dezelfde numerieke telling aangehouden als bij malversaties. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft op basis van de meldingen grensoverschrijdend gedrag bij partnerorganisaties in 2019 geen aanleiding gezien om sanctiemaatregelen te treffen.
Zijn er op dit moment organisaties die een dergelijke melding hebben moeten doen, maar nog steeds subsidie ontvangen? Zo ja, welke organisaties zijn dat?
77. Antwoord van het kabinet:
Het doen van een melding is een verantwoordelijkheid en verplichting van de partnerorganisatie. Dit is expliciet als SEAH-bepaling opgenomen in de model subsidiebeschikking die het Ministerie van Buitenlandse Zaken afsluit met iedere partnerorganisatie. Op basis van de meldingen grensoverschrijdend gedrag bij partnerorganisaties in 2019 was er voor het ministerie geen aanleiding om (subsidie/financiële) sanctiemaatregelen te treffen.
Tot slot vernemen de leden van de VVD-fractie graag welke conclusies de Minister trekt uit het feit dat er tot dusver 31 meldingen over integriteitskwesties vanuit hulporganisaties zijn gedaan, maar er nog geen meldingen zijn gedaan over integriteitskwesties vanuit bedrijven die met het ministerie een financieringsrelatie onderhouden.
78. Antwoord van het kabinet:
Het doen van een melding is zoals al aangegeven een verantwoordelijkheid en verplichting van de partnerorganisatie. Dit is expliciet als SEAH-bepaling opgenomen in de model subsidiebeschikking die BZ afsluit met iedere partnerorganisatie. Ook bedrijven worden aangemerkt als partnerorganisatie als zij een subsidiebeschikking van BZ hebben ontvangen. BZ blijft de dialoog met alle partnerorganisaties (incl. bedrijven) voeren over grensoverschrijdend gedrag, opdat het bewustzijn groeit en de drempel om te melden wordt verlaagd.
De leden van de CDA-fractie ondersteunen het doorlopend beleid dat de Minister voert in de aanpak van grensoverschrijdend seksueel gedrag binnen de OS sector. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister aan te geven of er op basis van de integriteitstoets die inmiddels wordt afgenomen bij het aangaan van financieringsrelaties er relaties niet zijn aangegaan. Tevens vragen deze leden of de Minister verslag kan doen van de ombudsfunctie die ze in het leven heeft geroepen wanneer zich daar zaken voordoen. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister hoeveel zaken er gemeld zijn bij het meldpunt integriteit en hoe daarop gehandeld is.
79. Antwoord van het kabinet:
De integriteitstoets is erop gericht om ex-ante te beoordelen of organisaties een stelsel van processen en waarborgen rondom integriteit hebben, zodat er sprake is van een werkomgeving waar voor dit onderwerp, indien relevant, gepaste acties kunnen worden genomen vanuit de organisatie die (mogelijk) middelen van het Ministerie van Buitenlandse Zaken ontvangt. Wanneer dit voldoende uit de aangeleverde documentatie en toelichting vanuit de organisatie blijkt, is financiering in beginsel mogelijk. Dit is echter slechts één van de vereisten die noodzakelijk is voor de financiering. Organisaties die niet voldoen aan de criteria t.a.v. integriteit, worden niet gefinancierd.
Op dit moment is het Ministerie van Buitenlandse Zaken een pilot gestart in Bangladesh en Jordanië ter invulling van een ombudsfunctie in samenwerking met lokale organisaties. Gegeven de COVID-19 crisis loopt de uitvoering daarvan helaas vertraging op.
Tot slot juichen de leden van de SP-fractie toe dat Heineken de problemen rondom de brandpromoters serieus oppakt, maar zij hebben nog een aantal vragen. Zijn de audits van de onafhankelijke experts openbaar? Of zijn de resultaten op een andere manier te controleren? Zo nee, waarom niet? Op welke vlakken is er sprake van verbetering en waar liggen de prioriteiten voor verbetering in 2020? Is er een onafhankelijk klachtenmechanisme toegankelijk voor de brand promoters? Zo ja, hoeveel klachten zijn er sinds de start van het nieuwe beleid al binnengekomen? Zo nee, komt dat er nog?
80. Antwoord van het kabinet:
De BHOS-commissie heeft in februari 2019 een brief ontvangen aangaande de activiteiten die Heineken onderneemt om de veiligheid van brandpromotors te waarborgen. Onderdeel van deze brief waren de audits van de onafhankelijke experts (Partner Africa, Impactt en Arche) die hiervoor de SMETA-methodologie hebben gebruikt. Het rapport over 2018 en de eerste vervolgrapporten van de onafhankelijke experts zijn gepubliceerd op de website van Heineken.14 Gedurende 2019 heeft Heineken de onafhankelijke audits van zijn outsourcing-activiteiten doorgezet samen met Partner Africa, Impact en Arche. De samenvattingen van deze rapporten (geschreven door de externe partijen) zullen binnenkort op de website van Heineken gepubliceerd worden.
De uitkomsten van de externe audits geven Heineken de mogelijkheid verbeteringen door te voeren. Heineken heeft een robuust due diligence proces ontwikkeld welke in lijn is met de UN Guiding Principles.15
De meeste brandpromotors worden uitbesteed door externe bedrijven. Het werk met deze toeleveranciers is een prioriteit waarop Heineken verbeteringen wil doorvoeren. In dit kader is een nieuwe en striktere Supplier Code aangenomen. In 2020 zal Heineken het Supplier Code proces verder versterken om verantwoord ondernemen, inclusief naleving van mensenrechten, te waarborgen.16
Heineken gebruikt het «speak up» klachtensysteem, welke toegankelijk is voor iedereen die een klacht wil indienen. Dit systeem wordt beheerd door een externe partij (Navex/Ethicspoint).17
In dit systeem is een aparte categorie gereserveerd voor «Harassment of Brand Promoters». In 2020 heeft Heineken via dit mechanisme 6 klachten ontvangen van brandpromotors, waarvan 5 te maken hadden met intimidatie en 1 met inkomen.
De leden van de PvdA-fractie zijn positief over de wijze waarop de Minister werk maakt van een veiliger omgeving, zowel intern als bij partnerorganisaties. In de brief van 9 maart jongstleden valt te lezen dat het meldpunt (seksueel) overschrijdend gedrag binnen het Ministerie van Buitenlandse Zaken reeds 31 klachten heeft ontvangen, waarvan 19 afgerond. Dat klinkt op zichzelf hoopvol.
Voor bedrijven, die evengoed partnerschappen met hetzelfde ministerie aangaan, geldt echter dat zij een meldplicht hebben bij RVO. Klopt het, zo vragen de leden, dat in dit geval het niet de slachtoffers maar de bedrijven zijn die zich moeten melden? Waarom is er voor dit onderscheid gekozen?
81. Antwoord van het kabinet:
Een melding maken is een verantwoordelijkheid van de partnerorganisatie. Dit is expliciet als clausule opgenomen in het contract dat RVO afsluit met partnerorganisaties. Dit sluit niet uit dat ook slachtoffers kunnen melden bij RVO. Partnerorganisaties blijven zelf verantwoordelijk voor de interne opvolging van de melding.
De leden van de SGP-fractie zijn positief over de inspanningen die het maatschappelijk middenveld levert om naar aanleiding van de Rapportage bestrijding grensoverschrijdend gedrag bij hulp- en ontwikkelingsorganisaties werk te maken van het verbeteren van integriteit. Zo presenteren de koepelorganisaties Partos en Goede Doelen Nederland een breed pakket aan maatregelen, waaronder een online cursus integriteit en een sectorspecifieke referentiecheck op integriteit. Deze leden moedigen de Minister aan om samen met deze (koepel)organisaties te blijven werken aan verdere transparantie en vooruitgang op dit terrein.
82. Antwoord van het kabinet:
De Minister bedankt de leden van de SGP-fractie en toont waardering voor de voortgang die Partos en Goede Doelen Nederland hebben getoond.
Updated Country Preparedness and Response Status for COVID-19 as of 30 March 2020 https://www.who.int/who-documents-detail/updated-country-preparedness-and-response-status-for-covid-19-as-of-30-march-2020
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34952-110.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.