34 767 Regels in verband met de uitbreiding van het toezicht op nieuwe zorgaanbieders (Wet toetreding zorgaanbieders)

34 768 Wijziging van diverse wetten in verband met de invoering van de Wet toetreding zorgaanbieders (Aanpassingswet Wet toetreding zorgaanbieders)

D BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 mei 2020

Op 11 februari jl. heeft de Tweede Kamer met algemene stemmen de wetsvoorstellen Wet toetreding zorgaanbieders (Wtza) en de Aanpassingswet Wet toetreding zorgaanbieders (AWtza) aangenomen. Deze wetsvoorstellen verbeteren het toezicht van de Inspectie op de gezondheidszorg en jeugd (IGJ) op aanbieders en bevorderen de bewustwording van aanbieders van de (kwaliteits)eisen die aan de zorgverlening zijn gesteld en de verantwoordelijkheid die zij hiervoor dragen.

In de memorie van antwoord aan uw Kamer is toegezegd de concepten van de algemene maatregel van bestuur (AMvB) op grond van de Wtza (Uitvoeringsbesluit Wtza), de AMvB houdende de uitzonderingen op de doelgroep van de transparante financiële bedrijfsvoering en jaarverantwoording (Wijziging Besluit Uitbreiding en Beperking werkingssfeer WMG) en de AMvB acute zorg aan u voor te leggen. Bijgevoegd treft u deze concepten. Deze concepten worden tegelijkertijd aan de Tweede Kamer voorgelegd.

Eerder streefden we naar een inwerkingtreding per 1 januari 2021. Vanwege de corona-pandemie zijn wij later met de internetconsultatie en informele voorhang van de AMvB Wtza en Wijziging BUB WMG. We streven nu naar een inwerkingtreding per 1 juli 2021, uiteraard afhankelijk van de besluitvorming door uw Kamer, waar de wetsvoorstellen (A)Wtza nu voorliggen. Daarnaast is vanwege de corona-pandemie ook besloten de internetconsultatie van het voorgenomen wetsvoorstel Integere bedrijfsvoering zorgaanbieders, dat voortbouwt op de (A)Wtza, in het vierde kwartaal van dit jaar te laten plaatsvinden. Dit betekent dat het wetsvoorstel in het voorjaar van 2021 kan worden aangeboden aan de Tweede Kamer.

Hierbij stellen wij u in de gelegenheid uiterlijk 3 juli 2020 uw eventuele opmerkingen over bijgevoegde drie concept-AMvB’s1 kenbaar te maken. Dit is nodig om een inwerkingtreding van 1 juli 2021 te kunnen bewerkstelligen.

Hieronder vraag ik uw aandacht voor een aantal relevante aspecten van de drie concept-AMvB’s.

Concept-Uitvoeringsbesluit Wtza

Het concept-Uitvoeringsbesluit Wtza regelt de uitzonderingen bij de meldplicht (nieuwe en bestaande aanbieders), vergunningplicht en onafhankelijk intern toezicht. Daarnaast versterkt dit conceptbesluit de positie van het onafhankelijk intern toezicht. Ook bepaalt dit conceptbesluit in welke gevallen een verklaring omtrent gedrag (VOG) wordt opgevraagd en voor welke natuurlijke personen.

Om het verstevigde onafhankelijk intern toezicht uitvoerbaar, werkbaar en proportioneel te laten zijn, is in het concept-Uitvoeringsbesluit Wtza een extra uitzondering opgenomen voor zeer kleine instellingen die met 10 of minder zorgverleners medisch specialistische zorg verlenen en voor kleinere ambulante instellingen die met 25 of minder zorgverleners Zvw- of Wlz-zorg verlenen, niet zijnde medisch specialistische zorg of persoonlijke verzorging, begeleiding en/of verpleging. Hier gaat het om de kleinere eerstelijnsinstellingen, zoals huisartspraktijken, fysiotherapiepraktijken en tandartspraktijken.

Zoals de Tweede Kamer heeft verzocht in de motie van de leden Bergkamp en Dik-Faber2 is met Per Saldo c.s. gesproken over ouderinitiatieven. Ouderinitiatieven zijn uitgezonderd van de Wmcz 2018, omdat de zeggenschap van cliënten al goed is verankerd. Overwogen is of het aangewezen is om ouderinitiatieven ook uit te zonderen van de vergunningplicht en de verplichting tot het instellen van een onafhankelijk intern toezichthouder. Reden om een zorgaanbieder van de vergunningplicht uit te zonderen is als voor die zorgaanbieder op grond van andere zorgwetgeving al een toereikend wettelijk toelatingsregime geldt. Dit is bij ouderinitiatieven niet aan de orde. Daarbij verschilt een onafhankelijk intern toezichthouder van een cliëntenraad. Een onafhankelijk intern toezichthouder is, zoals het woord «onafhankelijk» ook duidt, bedoeld als een belangrijke countervailing power voor het bestuur. Juist bij ouderinitiatieven gaat het om kwetsbare cliënten. Naar verwachting hebben de cliënten en vertegenwoordigers in het bestuur het allerbeste voor met hun cliënten, maar dit wil niet per se zeggen dat bijvoorbeeld de governance van de instelling op orde is. Dit kan hierom geen reden zijn om voor dit soort Wlz-instellingen een uitzondering te maken voor de verplichting van een interne toezichthouder.

Door het amendement Bergkamp c.s.3 is het mogelijk de doelgroep die over een vergunning dient te beschikken op basis van een risico-analyse uit te breiden zodat in een bepaalde (risico)zorgsector de vergunningplicht ook geldt indien geen sprake is van medisch specialistische zorgverlening en er door 10 of minder zorgverleners Zvw- of Wlz-zorg wordt verleend. Op dit moment wordt gewerkt aan een analyse ter zake. Het verder uitbreiden van de vergunningplicht voor specifieke groepen zorgaanbieders is complex en heeft veel impact, mede gezien de grote hoeveelheid en diversiteit aan zorgaanbieders. Hiervoor zijn we op zoek naar een goede balans tussen regeldruk en uitvoeringslasten en effectiviteit van de vergunning. De uitbreiding van de vergunningplicht zal daarom, zoals ik ook tijdens het debat heb aangegeven, niet gelijktijdig met de inwerkingtreding van de Wtza doorgang vinden. Naar verwachting kan de AMvB die zich richt op uitbreiding van de vergunningplicht, gezien de complexiteit en de voor die AMvB geldende verplichte formele voorhangprocedure, op zijn vroegst per 1 januari 2022 in werking treden.

Concept-wijziging BUB WMG

De concept-wijziging BUB WMG regelt de uitzonderingen van de jaarverantwoordingsplicht, de eisen met betrekking tot de transparante financiële bedrijfsvoering en de derivatenvoorschriften.

Vanwege het feit dat de inwerkingtreding van de (A)Wtza niet meer per 1 januari 2021 kan plaatsvinden, wordt het verslagjaar 2021 een overgangsjaar voor de jaarverantwoording. Dit betekent dat de nieuwe uitgebreidere doelgroep zich over het verslagjaar 2022 overeenkomstig de nieuwe regels moet verantwoorden.

Concept-AMvB acute zorg

De concept-AMvB acute zorg richt zich op het borgen van de bereikbaarheid en beschikbaarheid van de acute zorg en de voorbereiding op die zorg.

Een eerder concept daarvan is in internetconsultatie geweest en op 28 november 20184 aan de Tweede Kamer voorgelegd. Op 11 februari 20195 heeft de Tweede Kamer hierover de beantwoording van schriftelijke vragen ontvangen. Op 1 oktober 20196 is aan de Tweede Kamer geschetst welke wijzigingen op dat moment waren aangebracht in de AMvB. Deze wijzigingen gaan onder andere over het betrekken van inwoners, patiënten en gemeenten (moties Dik-Faber/Rutte7 en Slootweg/Raemakers8) en het ROAZ bij besluitvorming over het sluiten van het aanbod van acute zorg op een bepaalde locatie en over de inhoud van het continuïteitsplan dat in zo’n geval gemaakt moet worden (motie Van den Berg9 over het in kaart brengen van de gevolgen van zo’n sluiting voor de zorgcapaciteit elders). De motie Van den Berg over regiobeelden en sluitingsplannen10 zal worden verwerkt in de ministeriële regeling op grond van deze AMvB. Een andere belangrijke wijziging na 1 oktober 2019 heeft betrekking op het informeren van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) over een voorgenomen sluiting van het aanbod van acute zorg. Naar aanleiding van de toets die de NZa heeft gedaan, zal dit informeren van de NZa door de zorgaanbieder op verzoek van VWS worden geregeld in regels van de NZa. Dat geldt ook voor de verplichting voor het traumacentrum om de NZa te informeren over knelpunten in het aanbod acute zorg die ook na overleg met de zorgverzekeraars niet zijn opgelost.

Meer informatie over de inhoud van de drie concept-AMvB’s vindt u in de nota’s van toelichting bij de drie concept-AMvB’s.

Hoogachtend,

mede namens de Minister voor Medische Zorg en Sport,

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, H.M. de Jonge


X Noot
1

Ter inzage gelegd op de afdeling Inhoudelijke ondersteuning.

X Noot
2

Kamerstukken II 2019/20, 34 767, nr. 52.

X Noot
3

Kamerstukken II 2019/20, 34 767, nr. 54.

X Noot
4

Kamerstukken II 2018/19, 29 247, nr. 264.

X Noot
5

Kamerstukken II 2018/19, 29 247, nr. 268.

X Noot
6

Kamerstukken II 2019/20, 29 247, nr. 292.

X Noot
7

Kamerstukken II 2018/19, 29 247, nr. 279.

X Noot
8

Kamerstukken II 2018/19, 35 138, nr. 5.

X Noot
9

Kamerstukken II 2019/20, 31 016, nr. 198.

X Noot
10

Kamerstukken II 2019/20, 29 247, nr. 299.

Naar boven