34 675 Wijziging van de Wet milieubeheer (verwijdering asbest en asbesthoudende producten)

D MEMORIE VAN ANTWOORD

Ontvangen 7 februari 2019

Met interesse heb ik kennisgenomen van de vragen van de leden van de fracties van de VVD, het CDA, de PVV, de SP, de PvdA en GroenLinks. Waar de vragen verband met elkaar houden, zijn die vragen in samenhang met elkaar beantwoord of wordt naar eerdere antwoorden verwezen.

De leden van de vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving vragen de regering of de ingangsdatum van het verbod op asbestdaken in de amvb gewijzigd wordt van 1 januari 2024 in 31 december 2024. Zij verwijzen daarbij naar de aangenomen motie-Ziengs/Von Martels.1

Ik heb bij de behandeling van het wetsvoorstel in de Tweede Kamer aangegeven dat ik mij conformeer aan de uitkomst van de stemming over de motie. De ingangsdatum wordt 31 december 2024.

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie vragen of de regering de mogelijkheid gaat gebruiken, die de wetswijziging biedt om verplichtingen in te voeren tot verwijdering van asbest uit andere onderdelen van bouwwerken of andere objecten, asbestverontreiniging of asbestafval en hoe het parlement hierbij betrokken wordt.

In Nederland wordt sinds de jaren zeventig actief bronbeleid gevoerd om de gevaren van asbest voor mens en leefomgeving te beperken. Na het uitfaseren van het gebruik van asbest in remvoeringen en vervolgens het saneren van asbestwegen wordt met het asbestdakenverbod het bronbeleid verder ingevuld. Asbestdaken zijn de laatste grote bron van vezelemissie naar de leefomgeving. Zoals aangegeven tijdens de behandeling van dit wetsvoorstel op 10 oktober 2018 in de Tweede Kamer zie ik op dit moment geen aanleiding om ook voor andere asbesttoepassingen een verbod op te leggen.

Het voorliggende wetsvoorstel biedt de benodigde grondslag om andere asbesthoudende producten te verbieden. Conform artikel 21.6, derde lid, Wm wordt het ontwerp van een dergelijke algemene maatregel van bestuur voorgehangen bij de Tweede Kamer en Eerste Kamer en voorgepubliceerd in de Staatscourant ten behoeve van inspraak.

De leden van de VVD-fractie vragen hoe de regering aankijkt tegen de door eigenaren en hun belangenorganisaties onderschreven randvoorwaarden voor een succesvolle saneringsoperatie, zijnde een integrale aanpak die eigenaren ondersteunt, financiële ondersteuning, een btw-vrijstelling en een combinatieregeling met energiebesparing.

De genoemde randvoorwaarden herken ik als belangrijke onderwerpen die geadresseerd worden in het kader van de programmatische versnellingsaanpak asbestdaken sanering. Twee keer per jaar informeer ik de Tweede Kamer over de voortgang van de versnellingsaanpak. Hieronder ga ik kort in op de genoemde randvoorwaarden.

Integrale aanpak

In mijn brief van 17 juli 20182 staat hoe het saneren van asbestdaken efficiënter en effectiever kan als dit gezamenlijk gebeurt door middel van het vormen van een collectief. Niet alleen worden de kosten lager, ook wordt de beschikbare saneringscapaciteit efficiënter ingezet. Decentrale overheden kunnen een belangrijke rol spelen bij het vormen van collectieven door dakeigenaren bij elkaar te brengen en vervolgens te organiseren dat er gezamenlijk gesaneerd wordt. De eerste succesvolle pilots zijn afgerond. De programmatische aanpak versnelling saneren asbestdaken ondersteunt deze aanpak en zorgt ervoor dat deze aanpak ook door andere decentrale overheden opgepakt kan worden, door bijv. best practices te delen.

Financiële ondersteuning

De subsidieregeling verwijderen asbestdaken had als doel om het saneren van de asbestdaken te versnellen. Dat is goed gelukt. De verwachting, op basis van de 9,6 miljoen vierkante meter die in de eerste drie kwartalen gesaneerd zijn, is dat deze versnelling in 2018 verder doorgezet is en dat de totale sanering boven de 12 miljoen vierkante meter uitkomt. Dit is een ruime verdubbeling ten aanzien van 5 jaar geleden.

Om het proces tot sanering van asbestdaken te versnellen is in 2016 de Subsidieregeling verwijderen asbestdaken opengesteld met een totaalbedrag van € 75 miljoen. In 2019 zal voor 8 miljoen euro aan subsidie worden uitgekeerd. Inmiddels is het maximale bedrag aan aanvragen bereikt en kunnen er geen subsidieaanvragen meer worden ingediend

Om de versnelling van de sanering van asbestdaken te blijven steunen, werken het Stimuleringsfonds Volkshuisvesting (hierna: SVn), provincies, gemeenten, banken en mijn departement samen aan een fonds om deze versnelling door te zetten. Daarmee wordt de omslag van subsidiëring naar financieringsondersteuning gemaakt. De motie Von Martels/Ziengs3 vraagt de regering een extra inspanning te doen om in overleg met decentrale overheden en SVn te komen tot een landelijk asbestfonds. Op 18 januari jl.4 en tijdens het Algemeen Overleg Externe Veiligheid van 23 januari 2018 heb ik de Tweede Kamer geïnformeerd over de stand van zaken van de uitvoering van deze motie.

Btw-vrijstelling

Zoals ik heb aangegeven bij de behandeling van dit wetsvoorstel op 10 oktober 2018 in de Tweede Kamer wordt het vrijstellen van btw in dit kader niet overwogen. Voor deze vrijstelling zijn geen middelen beschikbaar. Daarnaast is btw geen beleidsinstrument, maar een generieke heffing.

Energiebesparing

De motie Kröger5 verzoekt de regering te onderzoeken hoe duurzame meekoppelkansen gestimuleerd kunnen worden. Marktpartijen zoals bijvoorbeeld Friesland Campina en Essent hebben het initiatief genomen om daken te saneren en via een leaseconstructie zonnepanelen te laten plaatsen. Deze initiatieven juich ik toe. In het kader van de programmatische aanpak wordt onderzocht of dergelijke initiatieven ondersteuning nodig hebben.

De leden van de VVD-fractie vragen welke partijen zo’n asbestfonds zouden gaan volstorten volgens de regering.

Zowel de rijksoverheid, als decentrale overheden als banken dragen bij aan het fonds om zodoende te komen tot een voldoende gevuld fonds. Op 18 januari jl. heb ik bij eerdergenoemde brief de Tweede Kamer geïnformeerd over de stand van zaken van het asbestfonds.

De leden van de VVD-fractie vragen voorts of de bedragen van bijvoorbeeld het moeten aanbrengen van een zwaardere dakconstructie, zijn meegenomen in de financiële berekeningen van de regering?

De regering heeft in 2012 een Maatschappelijke Kosten en Baten Analyse6 (hierna: MKBA) en in 2015 een geactualiseerde MKBA7 laten opstellen. De werkelijke kosten van het vervangen van een asbestdak verschillen en zijn sterk afhankelijk van allerlei omstandigheden, zoals de omvang van het dak, de bereikbaarheid van het dak, het soort bouwmateriaal (golfplaat of leien), het type dakbedekking dat wordt teruggeplaatst, de technische staat etc. In de MKBA uit 2012 is gerekend met een gemiddelde prijs van het vervangen van alle typen daken. In de geactualiseerde MKBA is op basis van nieuwe inzichten een gewogen gemiddelde prijs van 25 euro per m2 gehanteerd, uitgaande van een onderscheid in lagere kosten voor agrarische opstallen (15 tot 25 euro per m2) en hogere kosten voor een woning (35 tot 50 euro per m2). Voor de kosten van het aanbrengen van een nieuw dak is een gemiddelde prijs gehanteerd.

De leden van de fractie van de VVD vragen of door de regering ook naar samenloop van (ruimtelijk gewenste) ontwikkelingen is gekeken, bijvoorbeeld omdat een schuur moet worden afgebroken of grond moet worden herbestemd.

Gemeenten en provinciën zijn verantwoordelijk voor het opstellen van het ruimtelijk beleid. Daarnaast maken eigenaren van opstallen eigen afwegingen of een pand gesloopt of gesaneerd moet worden. In de geactualiseerde MKBA is rekening gehouden met de ontwikkeling dat een deel van de bedrijfspanden geen nieuw dak zal krijgen maar in zijn geheel zal worden gesloopt.

De leden van de VVD-fractie vragen de regering aan te geven wat op dit moment precies de verschillen zijn tussen de bestaande financiële mogelijkheden voor eigenaren van een particuliere woning en van agrarisch vastgoed.

Bedrijven kunnen btw terugvragen en kunnen aanspraak maken op de energie-investeringsaftrek (EIA). In sommige provincies zijn er stimuleringsregelingen voor agrariërs om asbestdaken te vervangen met een dak met zonnepanelen. Ook zijn er marktinitiatieven die alleen toegankelijk zijn voor bedrijven. Deze initiateven zijn te vinden op de website van de versnellingsaanpak8.

De leden van de fractie van de VVD vragen of de regering gebruik gaat maken van de in het wetsvoorstel opgenomen grondslag om terreineigenaren te verplichten gedumpt afval te verwijderen mede in het licht van

het op 16 november 2018 aangenomen amendement,9 waarbij in de Wet belastingen op milieugrondslag een vrijstelling van afvalstoffenheffing opgenomen wordt voor de afgifte van asbest afkomstig van daken.

Ik heb in de nota naar aanleiding van het verslag in antwoord op vragen van de VVD-fractie aangegeven dat ik geen signalen heb dat illegale dumping van asbest toeneemt.10 Ik ben dan ook niet voornemens om de grondslag uit het wetsvoorstel hiervoor te gebruiken. Wel roept de aangenomen motie Kröger11 de regering op om in te zetten op een effectieve bestrijding door de bevoegde gezagen van het illegaal storten van asbest en daarbij de relevante partijen zoals natuurbeheerders te betrekken en het Landelijk Asbestvolgsysteem te benutten. In overleg met omgevingsdiensten uit Noord-Brabant en Drenthe en terreinbeheerders wordt nu eerst onderzocht welk asbesthoudend materiaal wordt gedumpt. Afhankelijk daarvan, zal ik bezien of en welke maatregelen nodig zijn.

De leden van de fractie van de VVD vragen of het klopt dat eigenaren van terreinen, waar kleinere asbestdeeltjes na bijvoorbeeld een brand terechtgekomen zijn, verplicht zijn tot verwijdering.

Volgens artikel 1a van de Woningwet is de eigenaar van een erf verplicht om een terrein zodanig te onderhouden dat deze geen gevaar voor de gezondheid oplevert. Als asbestdeeltjes op een erf terecht zijn gekomen is de eigenaar dus inderdaad gehouden dit te verwijderen. Dit is voor asbest niet anders dan voor andere stoffen of materialen die een gevaar voor de gezondheid opleveren. Hij kan de kosten verhalen op de (verzekeraar van de) eigenaar van het gebouw waar brand is geweest.

Tot slot vragen de leden van de VVD-fractie hoe de voorgestelde versnellingsaanpak zich verhoudt tot de ontwikkelingen op dit punt in Europa.

In de Europese Unie zijn de import en het gebruik van asbest verboden. Het zal echter per lidstaat verschillen welke maatregelen kunnen bijdragen aan het verminderen van risico’s. In Nederland zijn asbestdaken de laatste grote bron van vezelemissie naar de leefomgeving. Het asbestdakenverbod is een belangrijke maatregel om de concentratie asbestvezels in de buitenlucht verder terug te dringen en om bij calamiteiten blootstellingsrisico’s en opruimingskosten te vermijden.

Er zijn op dit ogenblik geen Europese landen die een asbestdakenverbod hebben. Wel zijn er ontwikkelingen. Zo zijn er in Polen initiatieven voor actieve asbestverwijdering. In België werkt het Vlaamse gewest aan plannen om Vlaanderen in 2040 asbestveilig te krijgen, met behulp van versneld asbestafbouwbeleid.

De leden van de fractie van het CDA vragen naar de omvang van het asbestdakenprobleem en daarmee naar het ambitieniveau van het verbod.

In 2012 was er nog ca. 120 mln. vierkante meter asbestdak in Nederland aanwezig. Tot 2012 was de saneringssnelheid bij benadering 4,5 mln. vierkante meter per jaar. Vanaf 2015, na de aankondiging van het asbestdakenverbod vanaf 2024, is een versnelling zichtbaar. De subsidieregeling verwijderen asbestdaken had als doel om het saneren van de asbestdaken te versnellen. Dat is goed gelukt. De verwachting, op basis van de 9,6 mln. vierkante meter die in de eerste drie kwartalen gesaneerd zijn, is dat deze versnelling in 2018 verder doorgezet is en dat de totale sanering boven de 12 miljoen vierkante meter uitkomt. Dit is een ruime verdubbeling ten aanzien van 5 jaar geleden.

Er resteert op 1 januari 2019 nog ca 80 mln. m2. Verschillende decentrale overheden hebben reeds in kaart gebracht hoeveel asbestdaken er zijn of zijn van plan dit te doen. In het kader van de programmatische aanpak wordt deze informatie ontsloten en toegankelijk gemaakt.

Voor het antwoord op de vraag van de leden van de CDA-fractie welke stimuleringsmaatregelen de regering in voorbereiding heeft, wordt verwezen naar het antwoord op de vraag van de leden van de VVD-fractie over de randvoorwaarden voor een succesvolle saneringsoperatie.

De leden van de CDA-fractie vragen of een zogenaamd revolverend fonds, voor iedereen soelaas biedt.

De motie Von Martels/Ziengs12 vraagt de regering een extra inspanning te doen om in overleg met decentrale overheden en SVn te komen tot een landelijk asbestfonds. Het fonds is met name bedoeld voor minder draagkrachtige dakeigenaren. Op 18 januari jl. heb ik bij eerdergenoemde brief de Tweede Kamer geïnformeerd over de stand van zaken van het asbestfonds.

De CDA-fractieleden vragen of met het IPO en de VNG afspraken gemaakt kunnen worden over collectieve of gezamenlijke ondersteuningsmaatregelen, om regionale verschillen te voorkomen.

Bij de programmatische aanpak versnelling saneren asbestdaken zijn inmiddels veel partijen betrokken, waaronder decentrale overheden, brancheorganisaties (bijvoorbeeld Bouwend Nederland) en ook de VNG. Onder leiding van het programmabureau (opgezet door het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat) ontplooien deze partijen verschillende initiatieven, waaronder het geven van voorbeelden voor het vormen van collectieven en renteloze leningen. Tevens wordt er gewerkt aan het hierboven genoemde landelijke asbestfonds. Daarbij kunnen decentrale overheden op basis van lokale omstandigheden hun eigen regionale beleidsaccenten leggen.

Voor het antwoord op de vraag van de leden van de CDA-fractie over de gemiddelde saneringskosten wordt verwezen naar het antwoord op de vraag van de leden van de VVD-fractie over de financiële berekeningen van de kosten van het asbestdakenverbod.

Voor het antwoord op de vraag van de leden van de CDA-fractie hoe wordt omgegaan met huishoudens, bedrijven en instellingen die de verplichte sanering niet kunnen betalen wordt verwezen naar het antwoord op de vraag van de leden van deze fractie over of het fonds voor iedereen soelaas biedt.

De leden van de CDA-fractie vragen wat de consequenties zijn, zowel praktisch als van rechtswege, als de sanering op 31 december 2024 nog niet is gerealiseerd.

Mijn inzet is erop gericht dat alle asbestdaken zijn verwijderd vóór de beoogde ingangsdatum van het verbod. Om een vinger aan de pols te houden zal ik het amendement Von Martels/Ziengs13 uitvoeren en een tussentijdse evaluatie uitvoeren van de voortgang van de verwijdering. Deze evaluatie kan aanleiding geven tot beleidsintensivering.

Natuurlijk is ook nu al aandacht voor de handhaving van het verbod per 31 december 2024 van belang. In de brief van 3 maart 201514 staat beschreven hoe toezicht en handhaving verder zijn vormgegeven. Vanwege de sterke samenhang van de regels in het Asbestverwijderingsbesluit met de sloopregels in het Bouwbesluit 2012, is het in verband met een efficiënte en gecoördineerde handhaving van belang om de bestuursrechtelijke handhaving in één hand te hebben, in dit geval bij het ingevolge de Woningwet bevoegde gezag, in de meeste gevallen is dit de gemeente.

Ter uitvoering van de aangenomen motie Laçin/Kröger/Gijs Van Dijk15 ga ik samen met de VNG een plan maken om handhaving na ingang van het verbod te waarborgen.

De leden van de fractie van het CDA vragen of het juridisch verdedigbaar is dat asbest elders wordt geaccepteerd, terwijl asbestdaken worden verboden, bijvoorbeeld asbesthoudende platen, dakpannen of een andere vorm van dakbedekking.

In 2010 heeft de Gezondheidsraad het advies Asbest: Risico’s van milieu en beroepsmatige blootstelling16 uitgebracht waaruit bleek dat asbest gevaarlijker is dan tot dan toe werd aangenomen. Naar aanleiding van dit advies is er vervolgens in overleg met de Tweede Kamer17 voor gekozen om het reeds ingezette bronbeleid te versterken, teneinde de concentratie van asbestvezels in de leefomgeving verder te beperken. In vervolg op het advies van de Gezondheidsraad hebben TNO en het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu18 (hierna: RIVM) onderzoek gedaan naar de praktische consequenties van het advies van de Gezondheidsraad. Uit dat onderzoek bleek dat asbestdaken (na asbestwegen) de grootste bron van vezelemissie naar de leefomgeving zijn. De emissie van vezels treedt op als het asbestdak door weersinvloeden verweert. Uit onderzoeken van TNO19 blijkt dat verwering van asbestdaken al optreedt bij asbestdaken van 15 tot 20 jaar oud. Het verbod is erop gericht om de nu grootste bron van vezelemissie weg te nemen. Ten tijde van het ingaan van het verbod zijn asbestdaken tenminste 30 jaar oud, en veel daken een stuk ouder. Waar asbest geen gevaar vormt voor de leefomgeving, bijvoorbeeld stabiel inpandig gebruik, hoeft het niet gesaneerd te worden.

De leden van de D66-fractie vragen of de ingangsdatum van het verbod reëel is in het licht van de beschikbare capaciteit voor asbestsaneringen en of er ideeën zijn om aanpassingen in het systeem van certificering aan te brengen voor bijvoorbeeld eenvoudige verwijderingsopdrachten.

Vanaf 31 december 2024 zullen alle daken in Nederland asbestvrij moeten zijn. Zoals hierboven is aangegeven bij de beantwoording van vragen van de CDA-fractie is het tempo van saneren de laatste jaren versneld.

De asbestsaneringsbranche heeft tijdens het rondetafelgesprek van 4 oktober 2017 aangegeven dat de beoogde deadline in 2024 gehaald kan worden als er tijdig wordt begonnen met saneren. De sanering van asbestdaken is nu goed op gang gekomen. Dit wordt verder gefaciliteerd door het vormen van collectieven te stimuleren en door regulier overleg tussen betrokken partijen. De asbestsaneringsbranche is vertegenwoordigd in de programmatische aanpak en mogelijke knelpunten of risico’s kunnen dus snel gesignaleerd worden en gezamenlijk aangepakt worden.

TNO doet momenteel onderzoek naar de mate van blootstelling tijdens het saneren van asbestdaken, zodat kan worden nagegaan of de sanering in bepaalde gevallen eenvoudiger kan waardoor niet gecertificeerde bedrijven een deel van de saneringsopgave kunnen uitvoeren. De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) heeft in de brief van 27 september 201820 aan de Tweede Kamer laten weten dat als dit onderzoek aangeeft dat hier mogelijkheden liggen voor deelcertificaten, de schemabeheerder (Ascert) zal worden uitgenodigd hiervoor een voorstel te doen. Ook heeft de Staatssecretaris van SZW tijdens de behandeling van dit wetsvoorstel op 10 oktober 2018 in de Tweede Kamer aangegeven dat haar inschatting is dat, als uit het TNO-onderzoek komt dat dit verantwoord is, ook dakdekkers met een deelcertificaat voor eenvoudige verwijderingen een bijdrage kunnen leveren aan de capaciteit.

Voor het antwoord op de vraag van de leden van de D66-fractie naar een inschatting van de kosten voor verschillende sectoren, wordt verwezen naar het antwoord op de vraag van de leden van de VVD-fractie over de kosten van het asbestdakenverbod. Daar wordt geconcludeerd dat het niet mogelijk is een inschatting te geven van de (meer)kosten voor verschillende sectoren, omdat in de eerdergenoemde MKBA geen specificatie is gemaakt van totale (meer)kosten voor verschillende sectoren, zoals particulieren, overheidsgebouwen en agrarische bedrijven. Dit is ook niet te herleiden op basis van de ingeschatte hoeveelheden vierkante meter asbestdak per sector en gemiddelde prijzen per vierkante meter, omdat de prijzen per vierkante meter sterk verschillen.

De fractieleden van D66 vragen of de regering concrete ideeën heeft over «asbest eraf en zon erop», over een stimuleringsfonds of anderszins en of er voorbeelden van zijn op lokaal of provinciaal niveau. Daarbij stellen zij de vraag of de focus dan ligt op «grote dakeigenaren» en wat de mogelijkheden zijn voor dakeigenaren in de particuliere sector.

Op 17 oktober 2012 is met de 12 provincies het convenant «Asbestdak eraf zon erop» getekend. Inmiddels is deze stimuleringsregeling in alle provincies, evenals de landelijke subsidieregeling voor particulieren en bedrijven, uitgevoerd en beëindigd. In de provincie Friesland wordt momenteel een pilot uitgevoerd voor een nieuwe subsidieregeling voor het installeren van zonnepanelen door energieleveranciers na sanering van een asbestdak («Asbestdak eraf, PostcodeRoos erop»).

De motie Kröger inzake duurzame meekoppelkansen verzoekt de regering te onderzoeken hoe duurzame meekoppelkansen gestimuleerd kunnen worden. Marktpartijen zoals bijvoorbeeld Friesland Campina en Essent hebben een initiatief genomen om daken te saneren en via een lease-constructie zonnepanelen te laten plaatsen.

Inmiddels blijkt dat het verplicht stellen van het plaatsen van zonnepanelen na het saneren van een asbestdak niet zinvol is. Niet voor ieder dak is het plaatsen van zonnepanelen rendabel. Initiatieven die dit oppakken waar het wèl mogelijk is, juich ik toe. In het kader van de programmatische aanpak worden deze initiatieven gedeeld als goede voorbeelden en wordt onderzocht of er ondersteuning nodig is.

D66-fractieleden horen graag welke voortgang is geboekt bij het onderzoek naar de mogelijkheden om asbest te verwerken tot een nuttige grondstof.

Op 17 juli 2018 heb ik de Tweede Kamer een actueel en zo volledig mogelijk overzicht gestuurd van de beschikbare en in ontwikkeling zijnde verwerkingstechnieken.21 Het is aan de ondernemers om deze kansen te pakken en uiteindelijk uit te werken tot daadwerkelijk beschikbare verwerkingstechnologieën. De overheid biedt de kaders die deze realisatie mogelijk maken.

De leden van de fractie van de PVV vragen wie verantwoordelijk is of blijft, tijdens en na het verwerken van het asbest. Ze vragen wat de verantwoordelijkheid is van de eigenaar, de vervoerder, de verwerker en de ontvanger van de vervuiling.

In antwoord op deze vraag loop ik de keten door voor (a) de verwijdering van daken met een oppervlak van meer dan 35 vierkante meter en daken met een oppervlak van minder dan 35 vierkante meter die door een gecertificeerd asbestverwijderingsbedrijf verwijderd worden en (b) de verwijdering van daken met een oppervlak van minder dan 35 vierkante meter die door particulieren zelf verwijderd worden.

Voor beide categorieën geldt dat de eigenaar van het asbestdak ervoor verantwoordelijk is dat dit dak tijdig wordt verwijderd. Hij is ook aansprakelijk voor de schade bij incidenten. De dekking van sommige verzekeringen strekt zich uit tot schade als gevolg van incidenten met asbestdaken, maar meer en meer verzekeraars beëindigen deze dekking of beperken haar. Als de eigenaar geen verhaal biedt, dan moeten onschuldige omwonenden of decentrale overheden kosten maken om asbest dat als gevolg van het incident is vrijgekomen, op te ruimen. Omwonenden zijn daarvoor verantwoordelijk op grond van de Woningwet voor zover asbest op en rond hun woning is terechtgekomen. De gemeenten rekenen het vaak ook tot hun taak om asbest op te ruimen, om gezondheidsrisico’s te beëindigen.

Voor categorie (a) geldt dat het gecertificeerde bedrijf verantwoordelijk is voor een adequate verwijdering en afvoeren van het verwijderde materiaal ingevolge het Asbestverwijderingsbesluit en de Arbeidsomstandighedenregeling (bijlage XIIIa). De stortplaatsbeheerder is verantwoordelijk voor het aannemen en verwijderen van het materiaal. Asbest kan niet worden verwerkt en moet worden gestort in dubbellaags plastic in afwachting van verwerkingsmogelijkheden in de toekomst.

De particulier die zelf verwijdert (categorie b), blijft verantwoordelijk voor de afgifte van het asbesthoudende materiaal. Particulieren kunnen dit afgeven bij de milieustraat. De stortplaatsbeheerder is weer verantwoordelijk voor het aannemen en verwijderen van het materiaal.

De leden van de PVV-fractie vragen of ook is gekeken naar alternatieven, zoals het insealen van een dak.

Bij de totstandkoming van het wetsvoorstel is niet gekozen voor insealen als alternatief voor saneren, onder andere omdat het insealen geen permanente oplossing biedt en geen alternatief voor het saneren is. Bij calamiteiten, zoals brand, blijft bovendien het risico aanwezig dat de omgeving wordt verontreinigd met asbest en omwonenden en omstanders worden blootgesteld. Bij werkzaamheden, zoals een verbouwing of het plaatsen van zonnepanelen, is de aanwezigheid van asbest nog steeds een belemmering. En ten slotte is een deel van de daken al zodanig verweerd dat insealen geen soelaas zou bieden. Alles overwegende is vervanging van de daken daarom de enige aanpak die het probleem echt oplost.

De leden van de PVV-fractie vragen of er voldoende gekwalificeerde capaciteit is voor een asbestdakenverbod in 2024 en of er inzicht is op huisniveau om welke panden het gaat.

Bij de behandeling van het wetsvoorstel op 10 oktober 2018 in de Tweede Kamer is gesproken over het invoeren van een asbestdakenverbod in 2024 en is, gezien de omvang van de opgave en de zorgen die er leven over de haalbaarheid aan de ene kant, maar ook de erkenning van de urgentie aan de andere kant, gesproken over het benutten van het jaar 2024. De leden Ziengs en Von Martels hebben in verband hiermee in een motie22 de regering verzocht het verbod op asbestdaken in te laten gaan op 31 december 2024. Deze motie is aangenomen en wordt uitgevoerd.

Voor het antwoord op de vraag van de leden van de PVV-fractie over het aspect saneringscapaciteit, verwijs ik naar mijn antwoord op de vragen van de leden van de D66-fractie hieromtrent.

Voor informatie over het in kaart brengen van de aanwezigheid van asbestdaken verwijs ik naar het antwoord op de vraag van de leden van de CDA-fractie over de omvang van de problematiek. In aanvulling daarop het volgende. In het kader van de programmatische aanpak wordt gewerkt aan een kaart waarop is aangegeven waar inventarisaties hebben plaatsgevonden. Deze kaart wordt in 2019 gepubliceerd op de website van de programmatische aanpak en zal periodiek worden geactualiseerd. Daarnaast is, zoals hierboven aangegeven, het in beeld hebben van het aantal te saneren asbestdaken voor deelnemende overheden een voorwaarde om aanspraak te kunnen maken op het fonds.

Voor het antwoord op de vraag van de leden van de PVV-fractie over de mogelijke sancties indien iemand zijn object niet wil of kan saneren, verwijs ik naar het antwoord op de vraag van de leden van de CDA-fractie hieromtrent.

De leden van de PVV-fractie vragen of het probleem van asbestcement in baggerspecie niet even streng moet worden aangepakt als de asbestdaken.

De leden van de PVV-fractie stellen dat asbest niet verwijderd hoeft te worden uit baggerspecie bij een gemiddelde concentratie van 100 mg/kg, dat het om brokken van tientallen centimeters gaat en dat het asbest in baggerspecie veelal afkomstig is van het illegaal in het vaarwater storten van gesloopte asbestdaken. De leden van de PVV-fractie benoemen dat bij hergebruik van baggerspecie als grondophogingsmateriaal asbest in of op de bodem terecht komt en bij betreden asbestdeeltjes in de lucht komen. Zij vragen of dit asbestprobleem niet even streng moet worden aangepakt als de asbestdaken.

Mij zijn geen signalen bekend dat asbest in baggerspecie afkomstig is van illegaal gestort afval van asbestdaken. Uiteraard is het illegaal storten verboden. Voor de aanpak daarvan verwijs ik naar het antwoord op de vraag van de leden van de VVD-fractie over het dumpen van asbestafval. Daarnaast bestaat er al geruime tijd een strik toetsingskader voor asbest in baggerspecie. De norm van 100 mg/kg geldt als asbest vanuit een historische verontreiniging aanwezig is in de (water)bodem. Bij grote brokken asbest wordt de norm van 100 mg/kg al snel overschreden. Deze norm geldt ook bij het toepassen van grond of baggerspecie, zodat de risico’s door verspreiding van asbestvezels in de lucht verwaarloosbaar zijn. Voordat grond of baggerspecie elders mag worden toegepast, moet deze volgens protocollen in het kader van het Besluit bodemkwaliteit zijn gekeurd door een daartoe erkende bodemintermediair om vast te stellen of wordt voldaan aan de milieuhygiënische kwaliteitseisen. In het geval van een asbestverontreiniging als gevolg van het illegaal storten moet alle asbest op grond van de zorgplicht worden verwijderd en geldt dus een norm van 0 mg/kg.

Voor het antwoord op de vraag van de leden van de PVV-fractie over de kosten voor de burger, wordt verwezen naar het antwoord op de vraag van de leden van de VVD-fractie over de kosten van het asbestdakenverbod. Met initiatieven van collectief inkopen kunnen de kosten aanzienlijk dalen. De kosten die burgers moeten maken, ziet de regering als normale kosten die eigenaren van een bouwwerk van tijd tot tijd moeten maken, omdat een dak niet het eeuwige leven heeft. Het asbestdak vervangen valt onder noodzakelijk onderhoud en aanpassing aan nieuwe eisen van gebouwen en staat in verhouding tot de maatschappelijke baten, de vermeden gezondheidsrisico’s. Voor eigenaren van een asbestdak die de sanering niet kunnen betalen, wordt een voorziening via het hiervoor genoemde fonds voorbereid.

De leden van de PVV-fractie vragen hoeveel subsidie beschikbaar wordt gesteld en of rekening wordt gehouden met provinciale subsidies voor het aanbrengen van zonnepanelen op daken waarop asbestgolfplaten lagen.

Het vervangen van een dak is de verantwoordelijkheid van de dakeigenaar. Het risico bestaat dat dakeigenaren de sanering uitstellen tot op het laatste moment (2024). Om het proces tot sanering van asbestdaken te versnellen is daarom in 2016 de Subsidieregeling verwijderen asbestdaken opengesteld met een totaalbedrag van € 75 miljoen. Inmiddels is er voor dit bedrag aan aanvragen binnengekomen en kunnen er geen aanvragen meer worden ingediend. De regeling is met ingang van 15 december 2018 beëindigd.

Om de versnelling van de sanering van asbestdaken te blijven steunen, werken het SVn, provincies, gemeenten, banken en mijn departement samen aan een fonds om deze versnelling door te zetten. Daarmee wordt de omslag van subsidiëring naar financiering gemaakt.

Sommige decentrale overheden hebben aanvullend instrumentarium ontwikkeld om het saneren van asbestdaken te versnellen. De gemeente Lelystad biedt bijvoorbeeld leningen aan voor particuliere eigenaren. Daarnaast kunnen woningeigenaren ondersteuning krijgen van een procesbegeleider. Tevens heeft een aantal decentrale overheden een eigen revolverend fonds opgericht waaruit renteloze leningen kunnen worden verstrekt. Op 18 januari jl. heb ik bij eerdergenoemde brief de Tweede Kamer geïnformeerd over de stand van zaken van het asbestfonds.

De leden van de fractie van de PVV vragen – in het licht van de tekst van het voorgestelde artikel 9.2.2.1a: «De regels, bedoeld in artikel 9.2.2.1, eerste lid, kunnen met betrekking tot het voorhanden hebben van asbest of asbesthoudend product waardoor mensen het risico lopen aan asbestvezels te worden blootgesteld [...]» – wat verstaan moet worden onder «het voorhanden hebben». «Voorhanden hebben» is een begrip dat al sinds de Wet milieugevaarlijke stoffen gebruikt wordt in regelgeving. Het wordt gebruikt in combinatie met het vervaardigen, in Nederland invoeren, toepassen, bewerken, verwerken, aan een ander ter beschikking stellen, vervoeren, uitvoeren en zich ontdoen. Hieruit kan worden afgeleid dat «voorhanden hebben» in ieder geval niet betekent wat onder die andere begrippen wordt verstaan.

«Voorhanden hebben» is niet gedefinieerd in de Wet milieubeheer, maar alleen in het Besluit asbestwegen milieubeheer (Stb. 2000, 374), waarin het is gedefinieerd als «in eigendom hebben». Dit is in algemene zin voor het bepalen van de betekenis in artikel 9.2.2.1a Wet milieubeheer een te beperkte uitleg. Uit jurisprudentie blijkt dat het hebben van feitelijke zeggenschap bepalend is voor voorhanden hebben (Raad van State, 20 augustus 2014, nr. 201310125/A4). In de Wapenwetgeving is een van de voorwaarden om van voorhanden hebben van een wapen te kunnen spreken, het hebben van beschikkingsmacht. Om van voorhanden hebben te kunnen spreken, moet er sprake zijn van bevoegdheid ten aanzien van het voorwerp in kwestie. Hoewel in eigendom hebben in algemene zin een te beperkte uitleg is, zal het asbestdakenverbod in het gros van de gevallen wel zijn gericht tot de eigenaar, omdat die de beschikkingsmacht over het dak heeft.

Voor het antwoord op de vraag van de leden van de SP-fractie over de prijs per vierkante meter wordt verwezen naar het antwoord op de vraag van de leden van de VVD-fractie over de financiële berekeningen van het asbestdakenverbod.

Voor het antwoord op de vraag van de leden van de SP-fractie over onderzoek naar kosten wordt eveneens verwezen naar het antwoord op de vraag van de leden van de VVD-fractie over de financiële berekeningen van het asbestdakenverbod en naar het antwoord op de vraag van de leden van de PVV-fractie over kosten voor burgers.

Voor het antwoord op de vraag van de leden van de SP-fractie over een tegemoetkoming voor particuliere huiseigenaren, wordt verwezen naar het antwoord op de vraag van de leden van de PVV-fractie over de beschikbare subsidies.

De leden van de SP-fractie vragen naar (mede-)verantwoordelijkheid van de overheid voor de kostenpost die ontstaat.

In Nederland wordt sinds de jaren zeventig, op basis van de toen beschikbare kennis, actief bronbeleid gevoerd om de gevaren van asbest voor mens en leefomgeving te beperken. In 1978 is begonnen met het uitfaseren van het gebruik van asbest in remvoeringen.

Uit eerdergenoemd onderzoek van RIVM en TNO uit 2010 bleek dat asbestdaken (na asbestwegen) de grootste bron van vezelemissie naar de leefomgeving zijn. Vandaar dat nu het bronbeleid wordt versterkt met een asbestdakenverbod. Het asbestdakenverbod wordt op verschillende wijzen gestimuleerd. In het kader van de programmatische aanpak wordt samengewerkt om dakeigenaren te steunen en te ontzorgen. Daarnaast was er een subsidieregeling. Nu wordt gewerkt aan een landelijk fonds. Ik acht de Staat niet verantwoordelijk voor de kostenpost. Wat het asbestdakenverbod doet, is het voor een deel van de dakeigenaren naar voren halen van onderhoudskosten, die eigenaren van tijd tot tijd nu eenmaal moeten maken. Dit naar voren halen gebeurt in het belang van de gezondheid en de leefomgeving.

De leden van de SP-fractie vragen waarom compenserende regelingen (btw-teruggave, subsidie «zon erop dak eraf» en fiscale voordelen) wel bestaan voor (boeren)bedrijven en niet voor particuliere huiseigenaren.

Het specifieke doel van het convenant «Asbestdak eraf zon erop» was, naast het stimuleren van zonne-energie, het verminderen van het aantal vierkante meters asbestdakoppervlak op agrarische gebouwen. Gekozen is voor een agrarische doelgroep, omdat bij aanvang van de regeling zich ongeveer 100 mln. m2 asbestdak (van de 120 mln m2) op boerendaken bevond, en er bovendien een groep minder renderende agrarische bedrijven was die geen gebruik konden maken van de destijds beschikbare fiscale mogelijkheden. Voor particulieren stond destijds een andere subsidiemogelijkheid open. Uiteindelijk bestond 22% van de aanvragers uit eigenaren van een voormalig agrarisch object, hetzij gestopte agrarische ondernemers, hetzij particulieren in een voormalige agrarische bedrijfswoning. Voor meer informatie over «Asbestdak eraf zon erop» verwijs ik naar het antwoord op de vraag van de leden van de D66-fractie hieromtrent.

Voor particuliere eigenaren bestond tot 15 december 2018 de Subsidieregeling verwijdering asbestdaken. De subsidieregeling verwijderen asbestdaken had als doel om het saneren van de asbestdaken te versnellen. Dat is goed gelukt. De regeling is beëindigd wegens uitputting van de beschikbare gelden. Zoals in de beantwoording van de vragen van de leden van de fracties van de VVD en het CDA al aangegeven, werkt SVn samen met betrokken partijen en mijn departement aan een fonds om de versnelling door te zetten. Dit fonds gaat met name de minder draagkrachtige particuliere eigenaren en bedrijven ondersteunen.

De leden van de fractie van de PvdA vragen naar een uitsplitsing van het aantal (potentiële) slachtoffers als gevolg van arbeidsomstandigheden in de afgelopen decennia en de prognose van het aantal dat door diffuse verontreiniging in de buitenlucht, veroorzaakt door erosie van asbestdaken, het komend decennium naar verwachting zal overlijden en vragen bovendien naar een voorspelling over de reductie van deze aantallen na inwerkingtreding van dit wetsvoorstel.

Het RIVM23 heeft voor Nederland vier mogelijke toekomstscenario’s berekend voor het aantal mensen dat mesothelioom en asbestlongkanker kan krijgen. Het RIVM verwacht dat tot 2050 nog zo’n 15.800 personen gediagnosticeerd worden met een asbestziekte en zullen overlijden ten gevolge hiervan. Bij de gehanteerde scenario’s is het RIVM uitgegaan van een gelijkblijvend aandeel van omgevingsblootstelling. Het genoemde RIVM-rapport geeft geen totaal aantal slachtoffers in de afgelopen decennia door de blootstelling aan asbest in Nederland, maar geeft wel als schatting dat alleen al in 2016 in Nederland 1.200 personen zijn overleden als gevolg van blootstelling aan asbest. Het is op basis van het genoemde RIVM-rapport niet mogelijk een uitsplitsing te maken naar slachtoffers als gevolg van arbeidsomstandigheden en als gevolg van diffuse verontreiniging, noch om een uitspraak te doen over het gezondheidseffect van de aanwezigheid van asbestdaken en de reductie van aantallen slachtoffers als gevolg van het asbestdakenverbod.

De leden van de PvdA-fractie vragen om toezending van informatie met betrekking tot de programmatische aanpak en de financiële arrangementen die in samenspraak met de VNG worden voorbereid, voor de afronding van dit wetsvoorstel.

Twee keer per jaar informeer ik de Tweede Kamer over de voortgang van de versnellingsaanpak. Op 18 januari 2019 heb ik bij eerdergenoemde brief de laatste voortgangsrapportage gestuurd.

Voor het antwoord op de vraag van de leden van de PvdA-fractie over de handhaving op asbestsanering door gemeenten verwijs ik naar het antwoord van de vraag van de leden van de CDA-fractie hieromtrent.

De leden van de PvdA-fractie vragen hoe is het gesteld met de naleving van de (complexe) asbestregels, naar het aantal overtredingen, naar de gezondheidseffecten hiervan en naar het effect van het naleefgedrag (of het ontbreken ervan) bij invoering van een saneringsplicht.

Het Jaarverslag 2017 van de Inspectie SZW24 meldt dat de nalevingsgraad van bedrijven is gestegen. In totaal zijn in 2017 150 gecertificeerde bedrijven geïnspecteerd met ruim 250 inspecties. Bij 72% van die inspecties zijn geen overtredingen vastgesteld. Met de inspecties wil de Inspectie bijdragen aan een afname van het aantal werknemers met longziekten en kanker als gevolg van blootstelling aan asbest.

Het is onbekend wat de gezondheidseffecten zijn van overtredingen, van het effect van naleefgedrag op de saneringsplicht (die overigens nog niet van toepassing is) en evenmin in vergelijking met de effecten van het niet saneren.

De leden van de fractie van de PvdA vragen naar de effecten en de omvang van de schade van illegale dumpingen en wie de schade draagt, en of deze nadelen opwegen tegen de voordelen van een verbod.

Voor het antwoord op de vraag van de leden van de PvdA-fractie over illegale dumpingen verwijs ik naar het antwoord op de vraag van de leden van de CDA-fractie hieromtrent. Zoals ik heb aangegeven, heb ik geen signalen dat illegale dumping van asbest toeneemt.25 Wel geef ik uitvoering aan de aangenomen motie Kröger die de regering oproept om in te zetten op een effectieve bestrijding van illegale dumping.

Bij de afweging om te komen tot een verbod speelt een belangrijke rol dat asbestdaken na 20 jaar blijken te verweren waardoor de daken steeds meer vezels afgeven aan de leefomgeving. Bij de inwerkingtreding van het asbestdakenverbod zullen de jongste daken dertig jaar oud zijn, en veel daken een stuk ouder dan dat. Bovendien zijn er met een zekere regelmaat incidenten met gebouwen met asbestdaken die gezondheidsrisco’s opleveren voor omwonenden en die (forse) kosten met zich brengen voor decentrale overheden en omwonenden. Er zijn op dit moment als gezegd geen signalen dat het ondeskundig verwijderen dan wel het dumpen van asbest toeneemt. Het risico van onveilige verwijdering en het dumpen van asbestafval schat ik daarom lager in dan de risico’s die de asbestdaken nu vormen.

De leden van de fractie van de PvdA vragen naar de proportionaliteit van de kosten van het asbestdakenverbod en hetgeen daarover in de nota van toelichting bij de wijziging van het Asbestverwijderingsbesluit wordt opgemerkt. Ze vragen of onderscheid gemaakt wordt tussen burgers en (agrarische) ondernemers die fiscale aftrekmogelijkheden hebben.

Over de proportionaliteit van de verplichting het volgende. Hoewel de asbestdaken destijds rechtmatig zijn aangebracht, is dat geen reden om de verantwoordelijkheid om de nodige maatregelen te nemen om gevolgen voor het milieu en risico’s voor de gezondheid van de mens te voorkomen, niet bij de eigenaar van het bouwwerk met een asbestdak te leggen. Het uitgangspunt dat de eigenaar van een bouwwerk, open erf of terrein er verantwoordelijk voor is zorg te dragen dat als gevolg van de staat van dat bouwwerk, open erf of terrein geen gevaar voor de gezondheid of veiligheid ontstaat dan wel voortduurt, is vastgelegd in onder meer artikel 1a, eerste lid, van de Woningwet en bevestigd in de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Het verbod op asbestdaken brengt nalevingskosten voor eigenaren van asbestdaken met zich mee voor: asbestinventarisatie, het laten verwijderen van het asbestdak door een gecertificeerd bedrijf, de eindbeoordeling, de afvoer van het asbestafval en het aanbrengen van een nieuw dak. Onder omstandigheden kunnen daar de kosten van aanvullende maatregelen bijkomen, zoals het opnieuw treffen van isolerende maatregelen (in gevallen waarin behalve het asbestdak ook isolatiemateriaal moest worden verwijderd) of extra bouwkundige maatregelen die voor het vervangende dak noodzakelijk zijn.

In het verlengde van de beschreven uitgangspunten van de Woningwet en de jurisprudentie, is er geen reden voor de overheid om deze kosten (deels) op zich te nemen. Die reden zou er zijn, indien voor een of meer belanghebbenden de nadelige gevolgen van het asbestdakenverbod onevenredig zouden zijn in relatie tot het doel van dat verbod. Dat is hier niet het geval. De reden voor het verbod is dat de Gezondheidsraad in 2010 het advies Asbest: Risico’s van milieu en beroepsmatige blootstelling uitbracht waaruit bleek dat asbest gevaarlijker is dan tot dan toe werd aangenomen. Naar aanleiding van dit advies is er vervolgens in overleg met de Tweede Kamer voor gekozen om het reeds ingezette bronbeleid te versterken, teneinde de concentratie van asbestvezels in de leefomgeving verder te beperken. In vervolg op het advies van de Gezondheidsraad hebben TNO en het RIVM-onderzoek gedaan naar de praktische consequenties van het advies van de Gezondheidsraad. Uit dat onderzoek bleek dat asbestdaken (na asbestwegen) de grootste bron van vezelemissie naar de leefomgeving zijn. De emissie van vezels treedt op als het asbestdak door weersinvloeden verweert. Uit onderzoeken van TNO blijkt dat verwering van asbestdaken al optreedt bij asbestdaken van 15 tot 20 jaar oud. Een andere belangrijke aanleiding voor het verbod zijn de incidenten met asbestdaken. Bij een brand komen asbestvezels vrij die ook neerkomen buiten het terrein van de eigenaar van het betreffende gebouw, waardoor decentrale overheden en onschuldige omwonenden met kosten en risico’s worden geconfronteerd.

In de memorie van toelichting en in het nader rapport bij het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet milieubeheer (verwijdering asbest en asbesthoudende producten)26 is uitgebreid ingegaan op de vraag of de kosten van het asbestdakenverbod evenredig zijn in verhouding tot dit doel. Daar is samengevat aangegeven dat bij het bepalen van de evenredigheid van de verplichting zijn betrokken: de (relatief) lage kosten van de aanleg destijds, het feit dat goedkope alternatieven voorhanden zijn, het feit dat asbestproducten al sinds 1993 zijn verboden, het feit dat de naderende verplichting tot verwijdering al geruime tijd bekend is en het gegeven dat de afschrijvingstermijn voor de investeringen ten behoeve van asbestdaken reeds lang is verstreken. Iedere eigenaar moet, om wat voor een reden dan ook, van tijd tot tijd kosten maken om zijn eigendom te onderhouden. Ook zonder het asbestdakenverbod zouden eigenaren kosten moeten maken en het dak moeten vervangen. Het asbestdakenverbod leidt ertoe dat de kosten in sommige gevallen eerder moeten worden gemaakt dan gepland. Het naar voren halen van de kosten is het enige nadeel dat voortvloeit uit het verbod. Om de financiële gevolgen daarvan op te vangen, hebben de eigenaren tot en 31 december 2024 de tijd. Ze kunnen de verwijdering ook combineren met andere werkzaamheden of ze kunnen collectieve verwijderingen organiseren. Tenslotte is sprake van een verwachte afnemende verkoopbaarheid en waardevermindering als gevolg van een veranderde maatschappelijke waardering van asbestdaken die kan worden «terugverdiend» met sanering. In algemene zin is de conclusie dan ook dat er geen aanleiding is om de kosten te vergoeden of het nadeel te compenseren.

Er is voor het bepalen van de proportionaliteit van het verbod geen onderscheid gemaakt tussen particulieren en bedrijven. Wel wordt er onderscheid gemaakt naar draagkracht. Dit onderscheid wordt uitgewerkt in het kader van het fonds.

Voor het antwoord op de vraag van de leden van de PvdA-fractie of onderscheid wordt gemaakt tussen burgers en agrarische ondernemers (vanwege fiscale aftrekmogelijkheden bij ondernemers) wordt verwezen naar het antwoord op de vraag van de leden van de CDA-fractie over het asbestfonds. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen particulieren en bedrijven.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de regering de zorgen deelt over de uitvoerbaarheid van het asbestdakenverbod. De leden vragen met name naar de uitvoerbaarheid en betaalbaarheid van de opgave.

In het antwoord op vragen van de leden van de CDA-fractie hierboven is aangegeven dat het saneren van de asbestdaken de afgelopen jaren versneld is. Twee keer per jaar informeer ik de Tweede Kamer over de voortgang van de versnellingsaanpak. Op 18 januari 2019 heb ik bij eerdergenoemde brief de laatste voortgangsrapportage gestuurd. Gezien deze initiatieven en de reeds ingezette versnelling acht ik een asbestdakenverbod vanaf 31 december 2024, op grond van de huidige stand van zaken, haalbaar.

Voor het antwoord op de vraag van de leden van de GroenLinks-fractie over het aantal miljoenen vierkante meter nog te saneren asbestdak wordt verwezen naar het antwoord op de vraag van de leden van de CDA-fractie over de omvang van het probleem.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen hoeveel er nog over is van de 75 miljoen euro van de Subsidieregeling verwijdering asbestdaken.

Inmiddels is het maximale bedrag aan aanvragen bereikt en kunnen er geen subsidieaanvragen meer worden ingediend De subsidieregeling is beëindigd.27

Zoals in de beantwoording van de vragen van de leden van de VVD-fractie hierboven uitgebreider uiteengezet, verlengt de regering deze subsidie niet omdat het een aanjaagsubsidie betrof. Deze doelstelling is gehaald. Op 18 januari jl. heb ik bij eerdergenoemde brief de Tweede Kamer geïnformeerd over de stand van zaken van het asbestfonds.

Voor het antwoord op de vraag van de leden van de GroenLinks-fractie over de gemiddelde vierkante meterprijs voor het vervangen van een asbestdak wordt verwezen naar het antwoord op de vraag van de leden van de VVD-fractie over de financiële berekeningen van het asbestdakenverbod. Twee keer per jaar informeer ik de Tweede Kamer over de voortgang van de versnellingsaanpak. Op 18 januari jl. heb ik bij eerdergenoemde brief de Tweede Kamer geïnformeerd over de stand van zaken van de programmatische aanpak in deze brief wordt onder meer stilgestaan bij financieringsmogelijkheden.

Voor het antwoord op de vraag van de leden van de GroenLinks-fractie over het verlenen van subsidie als tegemoetkoming voor bepaalde niet-draagkrachtige groepen verwijs ik naar het antwoord op de vraag van de leden van de SP-fractie over een tegemoetkoming voor particulieren.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen naar de mogelijkheden voor boeren en particulieren die de sanering niet kunnen betalen en informeren naar een verlenging van de subsidieregeling.

Het landelijke asbestfonds zal zich juist richten op eigenaren die niet in aanmerking komen voor een reguliere lening bij een bank, zodat ook zij financieel in staat worden gesteld om tot sanering over te gaan. Voor de Subsidieregeling verwijderen asbestdaken was € 75 mln. beschikbaar. Jaarlijks werd een subsidieplafond bekend gemaakt. Het plafond is inderdaad een aantal keer tussentijds verhoogd, totdat het beschikbare budget van € 75 mln. was uitgeput.

In 2019 zal nog voor 8 miljoen euro aan subsidie worden uitgekeerd. Inmiddels is het maximale bedrag aan aanvragen bereikt en kunnen er geen subsidieaanvragen meer worden ingediend. De subsidieregeling is eind 2018 beëindigd.

De leden van de fractie van GroenLinks vragen of het – gelet op de omvang van de kosten, het bijzondere karakter van het verbod (een directe verplichting om in het verleden veelal rechtmatig aangebrachte asbestdaken te verwijderen) en het grote aantal belanghebbenden – niet aannemelijk is dat belanghebbenden een beroep zullen doen op de algemene regeling van artikel 15:21 van de Wet milieubeheer. Voorts vragen de leden waarom de regering niet kiest voor een specifieke regeling voor de vergoeding van kosten en schaden.

Voor een antwoord op deze vraag verwijs ik naar mijn antwoord op een vraag van de leden van de fractie van de PvdA naar de proportionaliteit van de verplichting. In verband met dat antwoord verwacht ik niet veel beroepen. Eventuele beroepen op de algemene regeling van artikel 15:21 Wet milieubeheer zullen slechts zeer beperkt gehonoreerd worden.

Voor het antwoord op de vraag van de leden van de GroenLinks-fractie wie verantwoordelijk is voor het opruimen en betalen van illegale dumpingen van asbest, verwijs ik naar het antwoord op de vraag van de leden van de VVD-fractie en van de leden van de PvdA over het illegale dumpen van asbest.

De leden van de fractie van GroenLinks vragen waarop de regering baseert dat verlaging van de belasting op asbest dat naar de milieustraat wordt gebracht, zorgt voor vermenging van asbest met andere materialen.

Het vrijstellen van al het asbesthoudende afval zou ertoe kunnen leiden dat asbest wordt toegevoegd aan asbestvrij afval om zo vrijstelling te krijgen voor dat hele mengsel van de afvalstoffenheffing. Het amendement Stoffer28 vraagt om het uitzonderen van asbest en asbesthoudende producten, die toegepast zijn geweest als dakbedekking. Dit amendement is uitgevoerd en vastgelegd in het Uitvoeringsbesluit belastingen op Milieugrondslag.29 De algemene maatregel van bestuur is toegespitst op dakbedekking, zodat eventuele bijmenging met andere afvalstromen relatief eenvoudig is vast te stellen. Dit ondervangt de praktische bezwaren die zouden kleven aan een vrijstelling voor al het asbesthoudend afval.

Voor het antwoord op de vraag van de leden van de GroenLinks-fractie over middelen en budget voor de gemeentelijke handhaving verwijs ik naar het antwoord op de vraag van de leden van de CDA-fractie hieromtrent.

Voor het antwoord op de vraag van de leden van de GroenLinks-fractie over ondersteuning door gemeenten verwijs ik naar het antwoord op de vraag van de leden van de CDA-fractie hieromtrent.

Voor het antwoord op de vraag van de leden van de GroenLinks-fractie over het in kaart brengen van de locaties met asbest en de totaliteit van het aantal asbestdaken verwijs ik naar het antwoord op de vraag van de leden van de CDA-fractie hieromtrent.

Voor het antwoord op de vraag van de leden van de GroenLinks-fractie over het stimuleren van meekoppelkansen en energiebesparing verwijs ik naar het antwoord op de vraag van de leden van de VVD-fractie hieromtrent.

Voor het antwoord op de vraag van de leden van de GroenLinks-fractie over welke provincies al zogenoemde revolverende fondsen hebben, verwijs ik naar het antwoord op de vraag van de leden van de PVV-fractie over de beschikbaarheid van subsidies.

De leden van de fractie van GroenLinks vragen welk soort daken met het geld van de Subsidieregeling verwijdering asbestdaken zijn verwijderd en of nu niet alleen de gemakkelijk te saneren daken zijn gesubsidieerd en de moeilijkere zijn overgebleven zoals abestleien en asbestgevelplaten. Ze vragen voorts of het landelijk Programmabureau Versnellingsaanpak Asbestdaken sanering een rol kan spelen en wat de resultaten zijn van de afgelopen twee jaar.

In 2016 is de Subsidieregeling verwijderen asbestdaken gestart. Deze regeling had als doel om het saneren van de asbestdaken (inclusief leien) versneld op gang te brengen. Dit is succesvol gebleken. Zowel daken van particulieren als van bedrijven zijn hiermee gesaneerd. Asbestgevelbeplating maakt geen onderdeel uit van het verbod en daar kon dan ook geen subsidie voor worden aangevraagd. Twee keer per jaar informeer ik de Tweede Kamer over de voortgang van de versnellingsaanpak. Op 18 januari jl. heb ik bij eerdergenoemde brief de Tweede Kamer geïnformeerd over de stand van zaken van de programmatische aanpak.

De leden van de fractie van GroenLinks vragen of het niet opportuun is om de evaluatie van 1 januari 2022 te vervroegen met minimaal een jaar. Ze vragen bovendien of geëvalueerd wordt op de impact voor personen en bedrijven die financieel in de problemen komen door de verplichting het asbest te verwijderen en of er een mogelijkheid komt om de voortgang van de verwijdering realtime te volgen. Tenslotte vragen ze wat de regering voornemens is te gaan doen wanneer uit de evaluatie blijkt dat er niet genoeg progressie is geboekt.

De datum van 1 januari 2022 acht ik een goede balans tussen enerzijds voldoende tijd nemen om de gekozen aanpak uit te kunnen voeren en te beoordelen en anderzijds om zo nodig voldoende tijd te hebben om bij te kunnen sturen. Het vervroegen van het evaluatiemoment lijkt mij dan ook niet wenselijk. In hoofdlijnen zal de evaluatie ingaan op de vraag hoeveel vierkante meter is gesaneerd, wat de resterende opgave is en hoe dit zich verhoudt tot de beschikbare saneringscapaciteit. Op dit moment meld ik halfjaarlijks de voortgang van de sanering van de asbestdaken aan de Tweede Kamer. Hiervoor geef ik onder meer inzicht in hoeveel miljoen m2 er per kwartaal wordt gesaneerd. Er zijn geen mogelijkheden om dit accurater dan wel in realtime weer te geven. Tevens geef ik daarbij inzicht in welke maatregelen worden genomen om voldoende voortgang te borgen. Bij de evaluatie van 1 januari 2022 zal ook bezien worden of het op te richten fonds erin slaagt financiering tot stand te brengen voor minder draagkrachtige eigenaren van asbestdaken.

Mocht de voortgang op een gegeven moment achterblijven, zal ik in overleg met de betrokken partners bezien welke additionele maatregelen mogelijk zijn. Ook daar zal ik de Tweede Kamer over informeren tijdens de halfjaarlijkse rapportage.

De leden van de fractie van GroenLinks vragen of en welke vervolgstappen de regering overweegt na het asbestdakenverbod en vragen voorts of een integraal plan om asbest te verwijderen niet logisch zou zijn vanwege het verband tussen het verbieden van asbestdaken enerzijds en het aanpakken van asbestverontreiniging of verwijdering van asbest anderzijds.

Zoals is aangegeven in het antwoord op de vraag van de leden van de VVD-fractie over mogelijke vervolgstappen na het asbestdakenverbod zijn er geen plannen om andere bestaande toepassingen, bijvoorbeeld binnen een gebouw, te verbieden. Een integraal plan heeft in dit verband dan ook geen meerwaarde, naast de bestaande verplichtingen ingevolge het Asbestverwijderingsbesluit en het Bouwbesluit 2012.

Asbest is in het verleden veelvuldig toegepast, bijvoorbeeld als dak maar ook als isolatiemateriaal bij leidingen. Waar een dak gesaneerd wordt, ligt niet vanzelf een verband met het saneren van bijvoorbeeld leidingen. Voor gebouwen geldt dat bij een verbouwing, sloop of renovatie in kaart moet worden gebracht waar het asbest zich bevindt en of het gesaneerd moet worden. Op die bouwdelen waaraan werkzaamheden plaats vinden, zal het asbest verwijderd moeten worden. Situaties waarbij asbest een gevaar vormt voor mens of leefomgeving moeten direct gesaneerd worden. Ik acht de bestaande verplichtingen afdoende.

De leden van de fractie van GroenLinks vragen waarom de grens om zelf te verwijderen is vastgesteld op 35 vierkante meter.

Particulieren mogen asbest tot een hoeveelheid van 35 vierkante meter per kadastraal perceel slechts onder voorwaarden zelf verwijderen. De site van Milieu Centraal biedt hierover de benodigde informatie. De grens van 35 vierkante meter werd niet geïntroduceerd met of specifiek ten behoeve van het asbestdakenverbod, maar staat al langer in het Asbestverwijderingsbesluit 2005 en geldt vanaf 1 maart 2006.

Ratio achter de grens van 35 vierkante meter is dat tot deze omvang, mits wordt voldaan aan de voorwaarden, de risico’s door de blootstelling bij het eenmalig verwijderen door een particulier beperkt zijn.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, S. van Veldhoven-van der Meer


X Noot
1

Kamerstukken II 2018/19, 34 675, nr. 18.

X Noot
2

Kamerstukken II 2018/19, 25 834, nr. 148.

X Noot
3

Kamerstukken II 2018/19, 34 675, nr. 23.

X Noot
4

Kamerstukken II 2018/19, 25 834 nr. 154.

X Noot
5

Kamerstukken II 2018/19, 34 675, nr. 20.

X Noot
6

Kamerstukken II, 2011/12, 25 834, nr. 76.

X Noot
7

Kamerstukken II 2014/15, 25 834, nr. 98.

X Noot
9

Kamerstukken II 2018/19, 35 029, nr. 18.

X Noot
10

Kamerstukken II 2017/18, 34 675, nr. 7, p. 9.

X Noot
11

Kamerstukken II, 2018/19, 34 675, nr. 21.

X Noot
12

Kamerstukken II 2018/19, 34 675, nr. 23.

X Noot
13

Kamerstukken II 2017/18, 34 675, nr. 10.

X Noot
14

Kamerstukken II 2014/15, 25 834, nr. 93.

X Noot
15

Kamerstukken II 2018/19, 34 675, nr. 17.

X Noot
16

Kamerstukken II 2010/11, 25 834, nr. 58.

X Noot
17

Kamerstukken II 2010/11, 25 834, nr. 66.

X Noot
18

Praktische consequenties van het advies van de Gezondheidsraad inzake asbest 2010: Een gezamenlijk rapport van TNO en RIVM. Kamerstukken II 2010/11, 25 834, nr. 57.

X Noot
19

Bijlage bij Kamerstukken II 2007/08, 22 343, nr. 189.

X Noot
20

Kamerstukken II 2018/19, 25 834, nr. 150.

X Noot
21

Kamerstukken II, 2018/19, 25 834 nr. 148.

X Noot
22

Kamerstukken II, 2018/19, 34 675, nr. 18.

X Noot
23

Gezondheidseffecten van asbest: Huidige en toekomstige omvang in Nederland. RIVM. Rapport 2017-0194.

X Noot
24

Bijlage bij Kamerstukken II 2017/18, 34 775 XV, nr. 105.

X Noot
25

Kamerstukken II 2017/18, 34 675, nr. 7, p. 9.

X Noot
26

Kamerstukken II 2016/17, 34 675, nr. 3, p. 17–21 en nr. 4, p. 5–7.

X Noot
28

Kamerstukken II, 2017/18, 35 029, nr. 15.

X Noot
29

Zoals het luidt na wijziging met Stb. 2018, 514, artikel 11c.

Naar boven