Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer | Staatsblad 2000, 374 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer | Staatsblad 2000, 374 | AMvB |
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 29 mei 2000, nr. MJZ 2000059247, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;
Gelet op artikel 24 van de Wet milieugevaarlijke stoffen;
De Raad van State gehoord (advies van 3 augustus 2000, nr. W08.0220/V);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 5 september 2000, nr. MJZ2000106793, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;
Hebben goedgevonden en verstaan:
1. In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a. asbest: vezelachtige silicaten actinoliet (Cas-nummer 77536–66–4), amosiet (Cas-nummer 12172–73–5), anthofylliet (Cas-nummer 77536–67–5), crocidoliet (Cas-nummer 12001–28–4), tremoliet (Cas-nummer 77536–68–6) en chrysotiel (Cas-nummer 12001–29–5) en materiaal dat een of meer van deze silicaten bevat;
b. serpentijnasbest: chrysotiel en materiaal dat chrysotiel bevat;
c. amfiboolasbest: vezelachtige silicaten actinoliet, amosiet, anthofylliet, crocidoliet en tremoliet en materiaal dat een of meer van deze silicaten bevat;
d. weg: weg, pad, erfverharding of gedeelte daarvan, alsmede andere grond die bestemd is om door rij- of ander verkeer te worden gebruikt;
e. voorhanden hebben: in eigendom hebben;
f. Onze Minister: Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.
2. Onder weg wordt tevens verstaan stroken van een halve meter aan beide zijden van en direct aansluitend op een weg.
1. Het is verboden een weg die asbest bevat, voorhanden te hebben.
2. Het eerste lid is niet van toepassing op een weg, waarvan de eigenaar heeft aangetoond dat de concentratie serpentijnasbest vermeerderd met tien maal de concentratie amfiboolasbest ten hoogste 100 milligram per kilogram is. De bepaling van de serpentijn- en amfiboolasbestconcentratie vindt plaats volgens NEN 5897; bij ministeriële regeling worden nadere voorschriften gegeven omtrent de toepassing van NEN 5897.
3. Het eerste lid is voorts niet van toepassing op een weg, waarvan de eigenaar heeft aangetoond dat het asbest voor 1 juli 1993 is aangebracht en waarvan het asbest is afgeschermd door een verharding die geen asbest bevat en die voldoet aan C.R.O.W.-publicatie 81, uitgave januari 1994. De verharding bestaat uit asfalt, klinkers of beton.
4. Het eerste lid is eveneens niet van toepassing op een asbestbevattende weg die voldoet aan bij ministeriële regeling gegeven voorschriften.
1. Artikel 2, eerste lid, is tot 1 juli 2001 niet van toepassing op:
a. een weg die is gelegen in de gemeente Harderwijk of binnen een straal van twaalf kilometer rond die gemeente, te rekenen vanaf de gemeentegrens;
b. een weg waarvoor, overeenkomstig de Saneringsregeling asbestwegen Twente, een aanvraag voor een saneringsmaatregel is ingediend vóór 1 oktober 1999.
2. Onze Minister kan in plaats van de datum van 1 juli 2001, genoemd in het eerste lid, ten aanzien van de in dat lid bedoelde wegen of een deel van die wegen een andere datum vaststellen indien het nemen van maatregelen aan die wegen niet vóór 1 juli 2001 kan zijn voltooid.
Onze Minister kan, zolang aan een asbestbevattende weg als bedoeld in de artikelen 2, eerste lid, en 3, geen maatregelen zijn genomen die strekken tot het tegengaan van blootstelling van gebruikers van die weg aan asbest, de eigenaar of degene die uit anderen hoofde bevoegd is tot het nemen van die maatregelen, het nemen van tijdelijke maatregelen bij of aan die weg opleggen.
1. Degene die weet of had kunnen weten dat hij een asbestbevattende weg voorhanden heeft, meldt dit terstond aan Onze Minister, die de gemelde gegevens registreert ten behoeve van toekomstige werkzaamheden aan die weg.
2. Bij de melding worden ten minste de volgende gegevens overgelegd:
a. naam, adres en telefoonnummer van de eigenaar van de weg;
b. de kadastrale gegevens van de weg;
c. de plaats of plaatsen op de weg, waar het asbest zich bevindt, en
d. de maatregelen, bedoeld in artikel 2, derde lid, die aan de weg zijn of worden genomen.
3. Op verzoek van Onze Minister legt de eigenaar van de weg binnen de door Onze Minister te bepalen termijn nadere gegevens over.
4. Het eerste lid is niet van toepassing op een weg als bedoeld in de artikelen 2, tweede lid, en 3, eerste lid, onderdeel b. Het eerste lid is voorts niet van toepassing op een weg waarvoor binnen de in de Saneringsregeling overige asbestwegen gestelde termijn overeenkomstig die regeling een aanvraag voor een saneringsmaatregel is ingediend.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
histnootDe Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
J. P. Pronk
Uitgegeven de zesentwintigste september 2000
De Minister van Justitie,
A. H. Korthals
Het onderhavige besluit strekt tot vervanging van de Regeling asbestwegen Wms1. Omdat aannemelijk is dat het gebruik van met asbestafval verharde wegen en erven in Twente in ten minste één geval een mesothelioom – een kankergezwel dat uitsluitend met asbest in verband wordt gebracht – heeft veroorzaakt, werd het dringend noodzakelijk geacht met spoed maatregelen te nemen. Gelet op de langere termijn die gemoeid is met de totstandkoming van een algemene maatregel van bestuur, heeft de vaste Commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer uit de Tweede Kamer er destijds op aangedrongen om met toepassing van artikel 31 van de Wet milieugevaarlijke stoffen een ministeriële regeling op te stellen. In het tweede lid van dat artikel is bepaald dat zo'n spoedregeling een maximale werkingsduur heeft van een jaar, eventueel te verlengen tot twee jaar. Bij de Verlengingsregeling asbestwegen Wms2 is de werkingsduur van de Regeling Asbestwegen Wms verlengd met een jaar.
Indien het onderhavige besluit binnen dat jaar in werking is getreden, vervallen op grond van artikel 31, tweede lid, van de Wet milieugevaarlijke stoffen(Wms) de spoedregeling en de verlengingsregeling op het tijdstip waarop dit besluit in werking treedt.
Gegeven het feit dat het verbod om een asbestweg voorhanden (d.w.z. in eigendom) te hebben op het moment van inwerkingtreding van het onderhavige besluit reeds zo'n twee jaar van kracht is op basis van de spoedregeling, zal het onderhavige besluit meer het karakter hebben van een vangnet. Immers, het probleem van asbestwegen doet zich voornamelijk voor rondom de gemeenten Goor en Harderwijk. Aan bedrijven, instellingen en particulieren, die eigenaar zijn van een asbestweg in die gebieden is de mogelijkheid geboden om voor het nemen van een maatregel aan die weg subsidie te verkrijgen ten einde de blootstelling van weggebruikers aan asbest te voorkomen. Op basis van de ingekomen aanvragen voor een gesubsidieerde maatregel mag worden aangenomen dat de meeste eigenaren die voor zo'n gesubsidieerde maatregel in aanmerking kunnen komen, zo'n maatregel hebben aangevraagd en ook toegewezen zullen krijgen. Met overheden die eigenaar van zo'n weg zijn en die niet in aanmerking komen voor een gesubsidieerde maatregel, zijn afspraken gemaakt om voor eigen rekening een maatregel aan hun weg(en) te nemen.
De gevaren van asbest zijn inmiddels genoegzaam bekend. Voor informatie hieromtrent wordt verwezen naar de nota's van toelichting bij het Asbestverwijderingsbesluit3 en het Besluit asbestvrije frictiematerialen Wet milieugevaarlijke stoffen4 en naar het Beleidsstandpunt aangaande asbest in het milieu (kamerstukken II 1990/91, 21 137, nr. 96).
Het maximaal toelaatbare risiconiveau (MTR) voor asbest in de lucht bedraagt honderd-duizend vezelequivalenten per kubieke meter als jaargemiddelde. De streefwaarde (SW) bedraagt duizend vezelequivalenten per kubieke meter (jaargemiddelde). Het algemeen NMP3-beleid ten aanzien van stoffen is gericht op ALARA (as low as reasonably achievable) en het bereiken van de streefwaarde vóór 2010. Omdat het ALARA-principe ten aanzien van asbestbevattende wegen (wegen die zijn verhard met asbest) niet wordt nageleefd, is besloten tot een wettelijke regeling voor de meest risicovolle situaties.
In het ergste geval is op een asbestbevattende weg een maandgemiddelde concentratie van achttienduizend vezelequivalenten per kubieke meter gemeten.
Met name in het gebied rond de voormalige asbestcementfabrieken in de gemeenten Goor (provincie Overijssel) en Harderwijk (provincie Gelderland) doet het probleem van de asbestbevattende wegen zich voor. Geschat werd dat zich rond de voormalige asbestcementfabriek in de gemeente Goor in 1984 83 wegen en erven bevonden, waar asbesthoudend materiaal nog aan de oppervlakte lag, met een totaaloppervlak van circa 33 500 vierkante meter. Uit de op grond van de Saneringsregeling asbestwegen Twente1 ingediende aanvragen voor saneringsmaatregelen blijkt echter dat deze schatting ruimschoots wordt overtroffen. Voor circa 150 000 vierkante meter wegoppervlak zijn saneringsmaatregelen aangevraagd.
Het asbesthoudend materiaal is aangebracht in de periode van 1945 tot eind zeventiger jaren.
Bij een aantal wegen zijn inmiddels maatregelen genomen om te voorkomen dat asbest in de lucht komt. Die maatregelen bestaan veelal uit asfaltering.
In het gebied rondom de voormalige asbestcementfabriek in de gemeente Harderwijk hebben enkele gemeenten een inventarisatie laten uitvoeren naar asbestbevattende wegen die gemeentelijk eigendom zijn. Een overzicht van alle asbestbevattende wegen in dit gebied is echter niet voorhanden. Op grond van de Saneringsregeling overige asbestwegen2 is voor Harderwijk en omgeving voor circa 15 500 vierkante meter wegoppervlak het aanbrengen van saneringsmaatregelen aangevraagd.
Ook elders in Nederland zijn enkele asbestbevattende wegen bekend. Een volledig overzicht hiervan ontbreekt evenzo.
Op basis van ontvangen aanvragen voor een gesubsidieerde maatregel en op basis van ontvangen meldingen van eigenaren van asbestbevattende wegen zal een overzicht van bekende asbestbevattende wegen in Nederland worden samengesteld.
Behalve de eerder genoemde asbestbevattende wegen bestaan er ook wegen, die zijn verhard met materiaal, waarin zich een geringe concentratie aan asbest bevindt. Het gaat hierbij, in tegenstelling tot bij de asbestbevattende wegen die het onderwerp van dit besluit vormen, om een onbedoelde verontreiniging van dit materiaal. Uit risicoberekeningen van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu en uit onderzoek van TNO is af te leiden dat het gezondheidsrisico voor weggebruikers en omwonenden van wegen die zijn verhard met materiaal waarin de serpentijnasbestconcentratie vermeerderd met tien maal de amfiboolasbestconcentratie niet meer is dan honderd milligram per kilogram zodanig laag is dat geen maatregelen nodig zijn om weggebruikers en omwonenden tegen blootstelling aan asbestvezels te beschermen.
Uitgangspunten van de te nemen maatregelen zijn:
– Bij alle wegen, paden, parkeerplaatsen en erven, die zijn verhard met asbestbevattend materiaal, moeten maatregelen worden genomen. Dit betekent dat er geen onderscheid wordt gemaakt tussen wegen die in handen zijn van de overheid en wegen die in handen zijn van derden.
– Wegen en erven, die zijn verhard met materiaal waarin de serpentijnasbestconcentratie vermeerderd met tien maal de amfiboolasbestconcentratie niet meer is dan honderd milligram per kilogram, vallen buiten het kader van dit besluit. Hetzelfde geldt voor reeds geasfalteerde asbestbevattende wegen waarvan het asbestbevattend materiaal voor 1 juli 1993 is aangebracht. Indien het asbestbevattend materiaal na 1 juli 1993 is aangebracht, kan de Arbeidsinspectie op grond van het Arbeidsomstandighedenbesluit eisen dat het asbestbevattend materiaal wordt verwijderd en naar een daartoe ingerichte stortplaats wordt afgevoerd.
– De eigenaren van de asbestbevattende wegen zijn in beginsel verantwoordelijk voor het nemen van maatregelen. Zij zijn vrij in de keuze tussen verwijderen of afdekken van de asbestlaag, bij voorbeeld door middel van asfalteren.
Het verwijderen van het asbestbevattend materiaal is op de korte termijn duurder dan afdekken met een asbestvrije verharding, doch verdient om de volgende redenen toch de voorkeur:
– Bij afdekken moet de aanwezigheid van het asbestbevattend materiaal permanent worden geregistreerd om te voorkomen dat tijdens wegwerkzaamheden blootstelling van werknemers aan asbest plaatsvindt.
– Door de aanwezigheid van asbestbevattend materiaal is de waarde van de grond, waarop de weg zich bevindt, lager dan wanneer er geen asbest aanwezig is. Indien in een later stadium alsnog wordt besloten het asbest te verwijderen, zal dit immers hoge kosten met zich brengen.
– De eigenaar van een afgedekte asbestbevattende weg heeft de plicht de asbestvrije verharding zodanig te onderhouden dat deze ook in de toekomst blijft voldoen aan C.R.O.W.-publicatie 81 (uitgave januari 1994) van het Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond-, Water- en Wegenbouw en de Verkeerstechniek. In deze publicatie is aangegeven aan welke eisen een (asbestvrije) verharding van een weg moet voldoen en hoe lang de levensduur van die verharding is teneinde te voorkomen dat op termijn door slijtage van die laag alsnog blootstelling aan asbestvezels mogelijk is. Met een statische verwijzing naar deze publicatie kan worden volstaan, omdat de daarin aangegeven informatie toereikend is voor het tegengaan dat alsnog blootstelling aan asbestvezels kan ontstaan. Bij een asfaltlaag is onderhoud na ongeveer twintig jaar noodzakelijk. Bij een klinkerbestrating bedraagt deze termijn ongeveer vijf tot acht jaar. Onderhoud aan een betonverharding moet ongeveer eens in de dertig jaar plaatsvinden.
4. Verhouding met andere regelgeving
De beroepsmatige toepassing van asbestbevattend materiaal is sinds 1 juli 1993 verboden op grond van het Arbeidsomstandighedenbesluit1, waarin opgenomen het voormalige Asbestbesluit Arbeidsomstandighedenwet. Op grond van het toenmalige Asbestbesluit was de beroepsmatige toepassing van crocidolietbevattend materiaal reeds sinds 1 oktober 1978 verboden.
Bij het verwijderen van het asbestbevattend materiaal moeten de bepalingen van het Asbestverwijderingsbesluit in acht worden genomen. Dit betekent onder meer dat de asbestverwijderingswerkzaamheden moeten plaatsvinden door een deskundig asbestverwijderingsbedrijf. Voorts is het Arbeidsomstandighedenbesluit van toepassing op zowel het verwijderen als het afdekken.
5. Financiering van de maatregelen
Lichamen van de overheid die eigenaar zijn van een of meer asbestbevattende wegen, moeten de kosten van de te nemen maatregelen zelf betalen.
De gemeenten in de gebieden rondom de gemeenten Goor en Harderwijk, die eigenaar zijn van een of meer asbestbevattende wegen, hebben zich bereid verklaard op eigen kosten maatregelen aan die wegen te zullen nemen, voor zover deze maatregelen nog niet zijn genomen.
Andere eigenaren van asbestbevattende wegen in en rond de gemeenten Goor en Harderwijk, niet zijnde (lichamen van) de overheid, kunnen, wanneer zij voldoen aan bepaalde voorwaarden, eenmalig een maatregel toegekend krijgen, die, afhankelijk van de gekozen maatregel, geheel of gedeeltelijk door de overheid wordt bekostigd. Deze voorwaarden zijn opgenomen in de Saneringsregeling asbestwegen Twente en in de Saneringsregeling overige asbestwegen.
De provincie Overijssel zal op eigen kosten de regievoering van de uitvoering van deze saneringsmaatregelen op zich nemen, voor zover deze plaatsvinden in het gebied rondom de gemeente Goor. Ditzelfde geldt voor de provincie Gelderland, voor zover het om asbestbevattende wegen rondom de gemeente Harderwijk gaat. Deze wegen vallen onder de Saneringsregeling overige asbestwegen.
6. Effectmeting uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid
Als gevolg van dit besluit zullen ongeveer vijfhonderd eigenaren van asbestbevattende wegen maatregelen moeten nemen. Het betreft met name gemeenten, bedrijven, instellingen en particulieren.
Uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid
Op 13 maart 1997 (kamerstukken II, 1996/1997, 25 000 XI, nr. 68) is over de problematiek van de asbestbevattende wegen overleg gevoerd met de vaste Commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer uit de Tweede Kamer der Staten-Generaal. De uitkomst van dit overleg was samengevat dat zo snel mogelijk een wettelijke regeling voor de aanpak van asbestbevattende wegen zou worden gepubliceerd en dat de financiering van deze maatregelen, bij voorkeur in de vorm van fiscale maatregelen, nader zou worden bezien.
Uit overleg binnen het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer is gebleken dat fiscale maatregelen de problematiek van de financiering van de aanpak van de asbestbevattende wegen onvoldoende zullen oplossen. Om deze reden is in plaats van fiscale maatregelen gekozen voor een eenmalige subsidiëring.
Over de totstandkoming van de Regeling asbestwegen Wms, die door het onderhavige besluit wordt vervangen, en over de Saneringsregeling asbestwegen Twente heeft vervolgens overleg plaatsgevonden met de Inspectie Milieuhygiëne en met de bij de asbestwegen rondom de gemeente Goor betrokken provincies (Overijssel en Gelderland) en gemeenten (Ambt Delden, Diepenheim, Goor, Markelo, Stad Delden, Almelo, Holten, Wierden, Borne, Rijssen, Neede en Lochem). Over de totstandkoming van de Regeling asbestwegen Wms en de Saneringsregeling overige asbestwegen heeft overleg plaatsgevonden met de Inspectie Milieuhygiëne en met de bij de asbestwegen rondom de gemeente Harderwijk betrokken provincies (Gelderland en Flevoland) en gemeenten (Apeldoorn, Dronten, Elburg, Ermelo, Harderwijk, Nunspeet, Oldebroek, Putten en Zeewolde).
Overtreding van bepalingen van dit besluit is strafbaar gesteld in artikel 1a, onder 1°, van de Wet op de economische delicten. Opsporing in het kader van strafrechtelijke handhaving vindt plaats door de Inspectie Milieuhygiëne.
Ingevolge artikel 64, eerste lid, van de Wms zijn met betrekking tot de bestuursrechtelijke handhaving van het bij of krachtens deze wet bepaalde de artikelen 18.3 tot en met 18.16 van de Wet milieubeheer van toepassing. De bestuursrechtelijke handhaving vindt eveneens plaats door de Inspectie Milieuhygiëne.
Indien de Regeling asbestwegen Wms, die door dit besluit wordt vervangen, niet van kracht zou zijn geworden, zou een hoog percentage eigenaren van asbestbevattende wegen de voorgeschreven maatregelen waarschijnlijk niet nemen. Deze verwachting kan worden afgeleid uit de situatie die bestond voor het afkondigen van de Regeling asbestwegen Wms.
Gelet op het gevoerde overleg met betrokken partijen en op de saneringsregelingen, wordt verwacht dat een hoog percentage eigenaren van asbestbevattende wegen de Regeling asbestwegen Wms en vervolgens dit besluit zonder inzet van handhavingsinstrumenten zal naleven. Of dit ook daadwerkelijk gebeurt, zal aan de hand van een overzicht van bekende asbestbevattende wegen worden gecontroleerd. Dit vergt een inzet van de Inspectie Milieuhygiëne, alsmede van een laboratorium om bij bepaalde wegen het asbestgehalte vast te stellen. Er kunnen ook asbestbevattende wegen zijn waarvan het bestaan (nog) niet bekend is.
Verwacht wordt dat bij een beperkt aantal eigenaren sancties moeten worden getroffen in de vorm van bestuursrechtelijk optreden. Dit vergt per procedure een juridische inzet van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van ongeveer vijfentwintig mensdagen, alsmede een handhavingsinzet van enkele mensdagen.
De gevolgen voor de belasting van de rechterlijke macht zijn beperkt. De kans bestaat dat enkele eigenaren van asbestbevattende wegen beroep of bezwaar zullen aantekenen wanneer tegen hen bestuursrechtelijk wordt opgetreden. Strafrechtelijke vervolging vindt naar verwachting niet plaats.
Het besluit heeft met name effecten op enerzijds bedrijven die eigenaar van een asbestbevattende weg zijn en anderzijds wegenbouwbedrijven en deskundige asbestonderzoeks- en asbestverwijderingsbedrijven.
Wat eigenaren van asbestbevattende wegen betreft, heeft het besluit met name effecten op bedrijven in de nabijheid van de voormalige asbestcementfabrieken in de gemeenten Goor en Harderwijk. Ook kunnen incidenteel bedrijven elders in Nederland met de gevolgen van dit besluit worden geconfronteerd. Voorts heeft dit besluit gevolgen voor bepaalde gemeenten, instellingen en particulieren, die eigenaar van een asbestbevattende weg zijn.
Het aantal bedrijven dat met dit besluit wordt geconfronteerd, bedraagt ongeveer vijftig, uitgaande van de gegevens die zijn verkregen uit de ingekomen saneringsaanvragen voor asbestbevattende wegen rondom de gemeente Goor. Voorts heeft dit besluit gevolgen voor bepaalde gemeenten, instellingen en particulieren.
De effecten van dit besluit zijn voor eigenaren van asbestbevattende wegen eenmalig. Zij moeten maatregelen nemen, waarvoor ten behoeve van bedrijven, instellingen en particulieren financiële middelen aan de betrokken provincies ter beschikking worden gesteld. Deze middelen kunnen, afhankelijk van de keuze van de soort maatregel, worden aangewend voor alle aan die maatregel verbonden kosten of voor een deel daarvan. In de toelichting op de Saneringsregeling asbestwegen Twente zijn de kosten die voor rekening van de eigenaren komen aangegeven. Eigen bijdragen zijn alleen aan de orde bij het aanbrengen van een klinker- of betonverharding (ongeveer f 10,– per m2) en bij het afgraven van de weg. Voor het aanbrengen van een asfaltlaag is geen eigen bijdrage vereist.
Het besluit heeft tot gevolg dat overheden, bedrijven, instellingen en particulieren, die asbestbevattende wegen bezitten, kosten moeten maken. Een deel van de bedrijven, instellingen en particulieren heeft mogelijk onvoldoende eigen middelen om deze kosten te kunnen betalen. Om deze reden en vanwege de noodzaak tot bevordering van het nalevingsgedrag zijn twee eenmalige saneringsregelingen afgekondigd.
Er zijn geen andere landen bekend waar zich ook asbestbevattende wegen bevinden. Een vergelijking met de regelgeving in die landen is dan ook vooralsnog niet mogelijk.
Het besluit heeft geen gevolgen voor de marktwerking, alsmede geen sociaal-economische effecten, althans niet anders dan dat dit besluit werk genereert voor wegenbouwbedrijven en deskundige asbestonderzoeks- en asbestverwijderingsbedrijven.
Tenslotte kan het besluit van invloed zijn op de prijs bij de verkoop van een weg waarin zich mogelijk asbest bevindt. De onderzoekskosten die moeten worden gemaakt om vast te stellen of zich asbest in een weg bevindt, bedragen circa f 2 000,–. Verwacht wordt dat de verkoopprijs van zo'n weg met maximaal dit bedrag zal dalen.
Het besluit leidt tot een (lichte) toename van het energieverbruik. Het saneren door het verwijderen van de asbestlaag of door het aanbrengen van een niet-asbestbevattende verharding op asbestbevattende wegen kost immers energie. Echter, gezien het relatief geringe oppervlak van asbestbevattende wegen zal de toename van het energieverbruik beperkt zijn.
Het besluit heeft naar verwachting niet of nauwelijks gevolgen voor de mobiliteit. Een deel van de asbestbevattende wegen zal worden geasfalteerd, hetgeen zou kunnen leiden tot een (lichte) toename van gemotoriseerd verkeer op deze wegen. Echter, gezien het feit dat een aanzienlijk deel van de wegen in eigendom is van bedrijven, instellingen en particulieren, zal die toename zeer beperkt zijn.
Het besluit leidt tot een (lichte) toename van het verbruik van grondstoffen. Op de asbestbevattende wegen zal immers, al dan niet na verwijdering van de asbestbevattende bovenlaag, een nieuwe verharding moeten worden aangebracht. Gezien het relatief geringe oppervlak van asbestbevattende wegen zal de toename van het verbruik van grondstoffen beperkt zijn, temeer daar er op enig moment toch ook onderhoud aan die wegen verricht moet worden.
Het besluit leidt tot een (lichte) toename van de hoeveelheid asbestbevattend afval, omdat een deel van de asbestbevattende wegen naar verwachting zal worden gesaneerd door het verwijderen van de asbestlaag. Deze toename is echter beperkt ten opzichte van de totale hoeveelheid asbestbevattend afval die jaarlijks vrijkomt.
Het besluit leidt tot een afname van de uitstoot van asbestvezels naar de lucht. Omdat dit besluit leidt tot een lichte toename van het energieverbruik, zal er ook een lichte toename zijn van de uitstoot naar de lucht van verzurende stoffen als gevolg van energieopwekking. Er vindt geen toename van de uitstoot naar de lucht van andere stoffen plaats.
Het besluit heeft geen significante gevolgen voor de emissies van stoffen naar de bodem of het oppervlaktewater. Voorts heeft dit besluit geen significante gevolgen voor het gebruik van de beschikbare fysieke ruimte.
Tenslotte wordt benadrukt dat als gevolg van het besluit de afname van de uitstoot van asbestvezels naar de lucht een blijvend karakter heeft, terwijl de eerder in deze paragraaf genoemde negatieve milieueffecten van het besluit voornamelijk een tijdelijk karakter hebben.
Overeenkomstig artikel 61 van de Wms is het ontwerp-besluit
– bekendgemaakt in de Staatscourant van 3 april 2000, nr. 66, opdat een ieder in de gelegenheid is zijn zienswijzen kenbaar te maken en
– toegezonden aan beide Kamers der Staten-Generaal.
Naar aanleiding van de voorpublicatie van het ontwerp-besluit zijn geen reacties ontvangen.
Door de definitie van «wegen», die ontleend is aan de wegenverkeerswetgeving, vallen ook erven, parkeerplaatsen e.d., die met asbestcementafval verhard zijn, onder dit besluit. Tot een weg worden blijkens het tweede lid ook gerekend bepaalde stroken die aan weerszijden van de weg liggen. Het gaat hier om (een deel van) bermen en taluds. Onder «verkeer» worden ook voetgangers verstaan. Het besluit is van toepassing op alle wegen; het maakt derhalve niet uit of een weg in eigendom is van een (lichaam van de) overheid, bedrijf, instelling of particulier.
In het kader van het project «Normalisatie en validatie van milieumeetmethoden 1993–1997» is een ontwerp-normblad, NEN 5897 (Monsterneming en analyse van asbest in bouw- en sloopafval en puingranulaat), ontwikkeld. Dit ontwerp-normblad is in april 1999 door het Nederlands Normalisatie-instituut te Delft gepubliceerd. In dit normblad wordt uitgebreid aandacht besteed aan de monstername, inclusief tot welke diepte de monsters van asbestbevattende wegen moeten worden genomen. Naar verwachting zal dit ontwerp in het najaar van 2000 worden vervangen door een definitief normblad. Met een statische verwijzing naar dit normblad zou kunnen zijn volstaan, omdat enerzijds het daarin beschrevene toereikend is voor het doel van het onderhavige voorschrift en anderzijds niet valt te verwachten dat een wijziging van dit normblad aanleiding zal moeten geven om dat gewijzigde normblad aan te sturen. Dit laatste hangt mede samen met het feit dat, na realisering van de op basis van de Saneringsregeling asbestwegen Twente en de Saneringsregeling overige asbestwegen te nemen maatregelen, dit besluit meer het karakter van een vangnet zal zijn. Aangenomen wordt dat met de maatregelen rondom de gemeenten Goor en Harderwijk er vrijwel geen wegen meer in ons land zullen zijn, die een te hoog blootstellingsrisico aan asbest hebben. Desalniettemin is voorzien in het bij ministeriële regeling geven van nadere voorschriften omtrent de toepassing van het normblad. Gelet op het hiervoor gestelde zullen die nadere voorschriften beperkt blijven tot de aanduiding van de datum van uitgifte van het normblad.
In C.R.O.W.-publicatie 81 «Gefundeerd op weg» (uitgave januari 1994) is aangegeven welke dikte een asfaltlaag of een andere verharding moet hebben.
Het vierde lid is opgenomen, omdat voortschrijdende inzichten met betrekking tot de risico's van asbestbevattende wegen zouden kunnen leiden tot de beslissing bepaalde categorieën asbestbevattende wegen vrij te stellen van de verplichting tot het nemen van maatregelen.
Aangezien het overleg over de asbestwegen rond de gemeente Harderwijk op een later tijdstip dan het overleg over de Saneringsregeling asbestwegen Twente tot stand is gekomen, is volgens het eerste lid, voor de asbestwegen in en rond de gemeente Harderwijk de termijn voor de sanering van deze wegen met anderhalf jaar verlengd. Hetzelfde geldt voor wegen, waarvoor een aanvraag voor een maatregel is ingediend ingevolge de Saneringsregeling asbestwegen Twente. De uitvoering van de sanering op grond van die regeling is als gevolg van de omvang daarvan, niet voor 1 januari 2000 (de datum waarop het verbod van het voorhanden hebben van een asbestbevattende weg ingevolge de Regeling asbestwegen Wms is ingegaan) afgerond. Er wordt naar gestreefd dat die sanering uiterlijk 1 juli 2001 zal zijn afgerond. Bovendien zal, indien een aanvraag wordt afgewezen, de eigenaar van de weg in de gelegenheid moeten worden gesteld zelf maatregelen te nemen.
Inmiddels is gebleken dat het aantal ingediende aanvragen voor een saneringsmaatregel voor zowel asbestbevattende wegen in en rond de gemeente Goor als de gemeente Harderwijk groter is dan ingeschat. Dat betekent dat ter plaatse ook een groter aantal onderzoeken moet worden verricht om een beslissing op een aanvraag te kunnen nemen. Daarbij komt dat een aanmerkelijk aantal aanvragen complex is vanwege civielrechtelijke aspecten, zoals eigendomsverhoudingen (er is nogal eens sprake van meer dan één eigenaar per weg of per gedeelte van een weg), waardoor de afhandeling van aanvragen meer tijd vergt dan is voorzien. Redenen waarom in het tweede lid is voorzien in de mogelijkheid dat de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer kan bepalen dat het verbod om een asbestbevattende weg voorhanden te hebben in en rond de gemeente Goor en Harderwijk op een later tijdstip zal ingaan dan 1 juli 2001.
Omdat het nemen van maatregelen aan een asbestbevattende weg, zoals het asfalteren, het aanbrengen van klinkers of beton dan wel het afgraven van die weg, in de regel tijd vergt, is aan de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer de bevoegdheid toegekend, om tijdelijke maatregelen op te leggen. Hierbij kan worden gedacht aan het laten plaatsen van waarschuwingsborden of een tijdelijk verbod voor het gebruiken van de weg als het gebruik van die weg kan worden vermeden door een andere weg te volgen.
De melding dient te worden gezonden aan de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, IPC 645, Postbus 30945, 2500 GX Den Haag.
Het doel van de registratie is te voorkomen dat degenen die onderhoud verrichten aan een (met asbestvrij materiaal verharde) asbestbevattende weg uit onwetendheid worden blootgesteld aan asbest. Overigens kan, wanneer de plaats van het asbestbevattend materiaal bekend is, het onderhoud in vrijwel alle gevallen zodanig plaatsvinden dat het asbestbevattend materiaal niet wordt bewerkt.
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
J. P. Pronk
Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid jo vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2000-374.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.