Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
|---|---|---|---|
| Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2020-2021 | 34236 nr. L |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
|---|---|---|---|
| Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2020-2021 | 34236 nr. L |
Vastgesteld 3 november 2020
De toenmalige leden van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid hebben kennisgenomen van de brief van de Minister voor Rechtsbescherming van 7 februari 20181, waarbij hij de rapportage «Toegang tot de opvang van slachtoffers zonder eerdere verblijfsstatus. Een verkennend onderzoek naar de wijze waarop toegang tot de opvang wordt geborgd, voor slachtoffers van huiselijk en eergerelateerd geweld zonder eerdere verblijfsstatus» de Kamer aanbiedt. Naar aanleiding hiervan is op 7 maart 2018 een brief gestuurd aan de Minister.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft op 15 oktober 2020 gereageerd.
De huidige vaste commissie voor Justitie en Veiligheid2 brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.
De griffier van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid, Van Dooren
Aan de Minister voor Rechtsbescherming
Den Haag, 7 maart 2018
De leden van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid hebben met belangstelling kennis-genomen van uw brief van 7 februari 20183, waarbij u de rapportage «Toegang tot de opvang van slachtoffers zonder eerdere verblijfsstatus. Een verkennend onderzoek naar de wijze waarop toegang tot de opvang wordt geborgd, voor slachtoffers van huiselijk en eergerelateerd geweld zonder eerdere verblijfsstatus» de Kamer aanbiedt. Deze rapportage heeft u de Kamer toegezonden ter afdoening van de toezegging – gedaan tijdens het plenaire debat over het wetsvoorstel Implementatie richtlijn minimumnormen voor de rechten, de ondersteuning en de bescherming van slachtoffers van strafbare feiten4 – om de Kamer te informeren over de uitkomst van het onderzoek inzake huiselijk en eergerelateerd geweld en eventuele maatregelen5. Naar aanleiding van deze rapportage hebben voornoemde leden enkele vragen.
De leden van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid hebben met instemming kennisge-nomen van het overleg dat u gaat voeren met gemeenten om te voorkomen dat de slachtoffers van huiselijke en eergerelateerd geweld worden geweigerd op grond van het feit dat zij nog geen (beslissing op hun aanvraag voor een) verblijfsvergunning op humanitaire gronden hebben. De voornoemde leden verzoeken u vriendelijk de Kamer op de hoogte te stellen van de uitkomsten van dit overleg.
In de rapportage worden ook drie oplossingsrichtingen beschreven voor het beleggen van de verantwoordelijkheid voor de opvang van de slachtoffers in kwestie, om zo naleving van de bovengenoemde richtlijn te garanderen. Kunt u de Kamer informeren over uw visie op de drie oplossingsrichtingen en daarbij laten weten welke oplossing volgens u leidt tot de meeste garanties op een uniforme praktijk en naleving van het Unierecht, en wanneer en hoe deze oplossing zal worden toegepast.
De leden van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid zien uw reactie – bij voorkeur voor 6 april 2018 – met belangstelling tegemoet.
De voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid, Duthler
Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 oktober 2020
Op 21 februari 2017 heeft het Eerste Kamerlid Strik (GroenLinks) vragen gesteld over de opvang van slachtoffers van huiselijk en eergerelateerd geweld. Naar aanleiding daarvan hebben de toenmalige bewindslieden toegezegd te laten onderzoeken hoe de vrouwenopvang in de praktijk omgaat met het verlenen van toegang tot de opvang van deze slachtoffers die een aanvraag indienen voor een verblijfsvergunning op grond van hun slachtofferschap (EK 2016/2017, nr. 19, item 5). De resultaten van dit onderzoek6 hebben de Minister voor Rechtsbescherming en de Minister van Volksgezondheid en Welzijn op 7 februari 2018 aangeboden aan de Eerste Kamer.
Naar aanleiding van het onderzoek heeft u op 7 maart 2018 enkele vragen gesteld aan de Minister voor Rechtsbescherming. Omdat de vragen de portefeuille betreffen waarvoor de verantwoordelijkheid bij VWS ligt, beantwoord ik uw vragen in deze brief. Met onderstaande informatie wordt opvolging gegeven aan de toezegging.
Uit het onderzoek bleek dat gemeenten verschillend omgingen met het beschikbaar stellen van opvangplekken aan slachtoffers huiselijk en eergerelateerd geweld gedurende de behandeltijd van de aanvraag voor een verblijfsvergunning. De Minister voor Rechtsbescherming en de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport vonden het onwenselijk dat deze slachtoffers niet overal in de vrouwenopvang terecht zouden kunnen. De wethouders van de gemeenten die verantwoordelijk zijn voor de vrouwenopvang hebben op 22 juni 2018 afgesproken deze slachtoffers op te vangen. Hiermee wordt voorkomen dat deze categorie slachtoffers wordt geweigerd op grond van het feit dat zij nog geen (beslissing op hun aanvraag voor een) verblijfsvergunning op humanitaire gronden hebben. Gemeenten ontvangen sinds 2018 per jaar structureel 2,5 miljoen euro ter compensatie van de kosten die hieruit voortkomen.7
Bovenstaande afspraak is vervolgens vastgelegd in de AMvB «Opvang van slachtoffers van huiselijk geweld en eergerelateerd geweld zonder verblijfsvergunning».8 Deze AMvB schrijft voor dat slachtoffers van huiselijk geweld en eergerelateerd geweld die (nog) niet over een verblijfsvergunning beschikken onder de Wmo2015 vallen en recht hebben op opvang. Deze oplossing sluit goed aan bij de praktijk en maakt een consistente aanpak mogelijk vanuit alle gemeenten. De aanpak is bovendien in lijn met de EU-richtlijn minimumnormen voor de rechten, ondersteuning en bescherming van slachtoffers van strafbare feiten.
Na de totstandkoming van de AMvB is deze zaak weliswaar wetstechnisch geregeld, maar is verzuimd uw Kamer hierover te informeren. Ik bied u mijn oprechte verontschuldigingen aan voor deze late beantwoording.
Met de vierde voortgangsrapportage van het programma Geweld Hoort Nergens Thuis heeft de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport de Tweede Kamer geïnformeerd over de ontwikkelingen vermeld in deze brief.9
Ik ga er vanuit u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, P. Blokhuis
Samenstelling: Backer (D66), De Boer (GL), (voorzitter), Van Dijk (SGP), Van Hattem (PVV), Nooren (PvdA), Rombouts (CDA), Bikker (CU), Baay-Timmerman (50PLUS), Adriaansens (VVD), Arbouw (VVD), Bezaan (PVV), De Blécourt-Wouterse (VVD), Cliteur (FVD), Dittrich (D66), Doornhof (D66), Gerbrandy (OSF), Janssen (SP), Karimi (GL), Meijer (VVD), Nicolaï (PvdD), Otten (Fractie-Otten), (ondervoorzitter), Van Pareren (FVD), Recourt (PvdA), Rietkerk (CDA), Veldhoen (GL) en Van Wely (FVD).
Toezegging T02453: https://www.eerstekamer.nl/toezegging/het_informeren_van_de_kamer_over_3.
«Toegang tot de opvang van slachtoffers zonder eerdere verblijfsstatus. Een verkennend onderzoek naar de wijze waarop toegang tot de opvang wordt geborgd, voor slachtoffers van huiselijk en eergerelateerd geweld zonder eerdere verblijfsstatus», Significant, 3 november 2017.
Deze AMvB is gepubliceerd op 26 november 2019 (Stb. 2019, 418), en het Koninklijk Besluit-inwerkingtreding op 2 december (Stb. 2019, 439).
https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2020/06/18/kamerbrief-4e-voortgangsrapportage-geweld-hoort-nergens-thuis; gepubliceerd als bijlage bij Kamerstuk 28 345/31 015, nr. 234.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34236-L.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.