34 000 III Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Algemene Zaken (IIIA) en van het Kabinet van de Koning (IIIB) en de Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (IIIC) voor het jaar 2015

Nr. 2 MEMORIE VAN TOELICHTING

Inhoudsopgave

   

blz.

     

A.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET BEGROTINGSWETSVOORSTEL

3

     

B.

BEGROTINGSTOELICHTING

4

     

1

Leeswijzer

4

     

2

Ministerie van Algemene Zaken

5

2.1

De beleidsagenda

5

2.2

Beleidsartikel

6

A

Algemene doelstelling

6

B

Rol en verantwoordelijkheid

7

C

Beleidswijzigingen

7

D

Budgettaire gevolgen van beleid

8

E

Toelichting artikelonderdeel

8

2.3

Agentschap Dienst Publiek en Communicatie

11

2.3.1

Begroting van baten en lasten

11

2.3.2

Kasstroomoverzicht

13

2.3.3

Overzicht doelmatigheidsindicatoren

13

     

3

Kabinet van de Koning

15

A

Algemene doelstelling

15

B

Rol en verantwoordelijkheid

15

C

Beleidswijzigingen

15

D

Budgettaire gevolgen

15

E

Toelichting artikelonderdeel

16

     

4

Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten

17

A

Algemene doelstelling

17

B

Rol en verantwoordelijkheid

17

C

Beleidswijzigingen

17

D

Budgettaire gevolgen

17

E

Toelichting artikelonderdeel

17

     

Bijlagen

18

1. Verdiepingshoofdstuk

18

2. Moties en toezeggingen

19

3. Evaluatie- en overig onderzoek

23

A. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET BEGROTINGSWETSVOORSTEL

Wetsartikelen 1, 3 en 4

De begrotingsstaten die onderdeel zijn van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 1, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld. In afwijking van het derde lid is in het vierde lid bepaald, dat de begrotingsstaten van het Kabinet van de Koning en van de Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten worden vastgesteld bij de wet waarmee de departementale begrotingsstaat van het Ministerie van Algemene Zaken wordt vastgesteld.

Het wetsvoorstel strekt ertoe om de onderhavige begrotingsstaten voor het jaar 2015 vast te stellen.

Alle voor dit jaar vastgestelde begrotingswetten tezamen vormen de Rijksbegroting voor het jaar 2015. Een toelichting bij de Rijksbegroting als geheel is opgenomen in de Miljoenennota.

Met de vaststelling van deze wetsartikelen worden de uitgaven, verplichtingen en de ontvangsten voor het jaar 2015 vastgesteld. De in de begroting opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht (de zgn. begrotingstoelichting).

Wetsartikel 2

Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de baten en de lasten, het saldo van de baten en de lasten en de kapitaaluitgaven en -ontvangsten van de in de staat opgenomen baten-lastenagentschappen voor het onderhavige jaar vastgesteld. De in die begrotingen opgenomen begrotingsartikelen worden toegelicht in onderdeel B (Begrotingstoelichting) van deze memorie van toelichting en wel in de paragraaf inzake de baten-lastenagentschappen.

De Minister-President, Minister van Algemene Zaken, M. Rutte

B. DE BEGROTINGSTOELICHTING

1. LEESWIJZER

Deze memorie van toelichting betreft de begrotingsstaten voor het jaar 2015 van het Ministerie van Algemene Zaken (inclusief die van het agentschap Dienst Publiek en Communicatie), van het Kabinet van de Koning en van de Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten. Bedoelde begrotingen komen in de hoofdstukken 2 tot en met 4 aan de orde.

Achtereenvolgens wordt aandacht besteed aan het beleid van het Ministerie (paragraaf 2.2) en het agentschap Dienst Publiek en Communicatie (paragraaf 2.3).

In de toelichting bij de begroting van het Kabinet van de Koning wordt achtereenvolgens ingegaan op de algemene doelstelling en de taken (paragraaf 3A) en de budgettaire gevolgen (paragraaf 3D).

In de toelichting bij de begroting van de Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten wordt kort aandacht besteed aan de doelstelling van de Commissie (paragraaf 4A) en aan de budgettaire gevolgen (paragraaf 4D).

Voor wat betreft het verstrekken van beleidsinformatie wordt opgemerkt dat de begroting van het Ministerie van Algemene Zaken, gelet op de aard van de werkzaamheden en het ontbreken van een specifiek beleidsveld, geen aanknopingspunten biedt tot het benoemen van maatschappelijke effecten. Dit neemt niet weg, dat in de AZ-begroting ieder jaar zo goed en zo concreet als mogelijk inzicht wordt gegeven in de activiteiten. Waar mogelijk en zinvol zijn deze gevat in output-indicatoren.

Op 20 april 2011 is de aanpassing van presentatie van de Rijksbegroting onder de naam «Verantwoord Begroten» in de Tweede Kamer behandeld (Kamerstukken II, 31 865, nr. 26). De nieuwe presentatie geeft meer inzicht in de financiële informatie, de rol en verantwoordelijkheid van de Minister en laat een duidelijke splitsing tussen apparaat en programma zien. In deze begroting zijn alle begrotingsartikelen ingevuld volgens de nieuwe voorschriften, exclusief het voorschrift voor een centraal apparaatsartikel. De apparaatsuitgaven maken – in afwijking van de voorschriften en met instemming van de Minister van Financiën – onderdeel uit van de programma-artikelen. Tevens is in deze begroting de rol en de verantwoordelijkheid van de Minister ingevuld aan de hand van de Verantwoord Begroten voorschriften.

2. MINISTERIE VAN ALGEMENE ZAKEN

2.1 DE BELEIDSAGENDA

Voor het Ministerie van Algemene Zaken en de Minister-President staan, overeenkomstig artikel 45 van de Grondwet, het algemene regeringsbeleid en de bevordering van de eenheid daarvan, centraal.

Voor het kabinet hebben ingevolge het Regeerakkoord Rutte-Asscher drie onderwerpen prioriteit, te weten het op orde brengen van de overheidsfinanciën, een evenwichtige inkomensverdeling en het versterken van het duurzame groeivermogen van de economie. Op een aantal belangrijke terreinen is – mede dankzij de constructieve houding van een aantal partijen in het parlement – flinke vooruitgang geboekt. Ook in 2015 wordt verder vormgegeven aan deze drie doelstellingen.

De overheidsfinanciën zijn zodanig hersteld dat Nederland ontslagen is uit het zware Europese toezicht van de excessieve tekortprocedure. Er is nog steeds een flink tekort, maar het lijkt erop dat de overheidsfinanciën in rustiger vaarwater zijn gekomen. Op lange termijn zijn de overheidsfinanciën – voor het eerst in decennia – zelfs houdbaar gemaakt.

De evenwichtige inkomensverdeling krijgt zijn beslag: bij alle maatregelen die het kabinet heeft voorgesteld, is uiteindelijk de afweging gemaakt hoe deze bij de Nederlandse bevolking zou neervallen. Dit heeft uiteindelijk geleid tot het inkomensbeeld dat ook in het Regeerakkoord was voorzien.

Op het terrein van de duurzame groei is vooruitgang geboekt, maar is ook nog veel te doen. De recessie lijkt – voorlopig – afgelopen, maar het groeipad van de economie blijft op een veel lager niveau steken dan we voor de crisis gewend zijn geweest en ligt ook beduidend lager dan dat van een aantal van onze belangrijkste buurlanden. Willen wij op termijn ons voorzieningenniveau op peil kunnen houden (denk aan de zorg, sociale zekerheid en ons onderwijs), dan zullen we ons groeivermogen verder moeten versterken.

De Europese agenda, waaronder de bijeenkomsten van de Europese Raad, blijft onverminderd prioritair. De belangrijkste opgave van de Unie is het prille economische herstel te consolideren en uit te bouwen. Dit is in het bijzonder urgent gelet op de hoge (jeugd-)werkloosheid in een aantal lidstaten. Het kabinet zet zich in voor een EU die zich richt op hoofdzaken en aan de lidstaten laat wat nationaal geregeld kan worden. De principes van subsidiariteit en proportionaliteit dienen daarbij leidend te zijn. Herstel van het institutionele evenwicht binnen de EU draagt bij aan een verdere versterking van de democratische legitimiteit van de Unie, waarbij de nationale parlementen een grotere rol krijgen in het EU wetgevingsproces. De Europese Raad heeft prioriteiten geïdentificeerd voor de komende 5 jaar, die hun beslag zullen moeten krijgen in het werkprogramma van de Europese Commissie.

In 2015 zullen de voorbereidingen op het Nederlandse voorzitterschap van de Raad van Ministers van de EU in de eerste helft van 2016 worden geïntensiveerd. Daartoe zullen de Minister-President en de overige leden van het kabinet de contacten met andere lidstaten en de Europese instellingen intensiveren. Nederland zet in op een sober en dienstbaar voorzitterschap dat maximale kosteneffectiviteit paart aan optimale dienstverlening. De onderwerpen die Nederland met prioriteit kan behandelen tijdens zijn voorzitterschap zullen afhankelijk zijn van de voorstellen waar de Europese Commissie mee komt en van andere ontwikkelingen de komende anderhalf jaar, zowel binnen als buiten de EU. Wat Nederland betreft krijgen de door de Europese Raad van juni gestelde prioriteiten hun weerslag in het programma van de nieuwe Commissie, en zullen zij op die manier terugkomen in de werkzaamheden van het Nederlandse Voorzitterschap.

Op internationaal vlak streeft het kabinet ernaar de handels- en investeringsbetrekkingen tussen de landen te verstevigen. Zo zal de Minister-President onder meer een grote handelsmissie naar China leiden in opvolging van het inkomende Chinese Staatsbezoek en marge van de NSS in 2014.

In 2015 eindigt de viering van 200 jaar Koninkrijk der Nederlanden. Het Nationaal Comité dat is ingesteld om deze viering te organiseren en coördineren, zal in 2015 onder meer nog een bijeenkomst organiseren over actief burgerschap (Zwolle, 18 april 2015) en een feestelijke slotbijeenkomst met als thema «eenheid in verscheidenheid» (Amsterdam, 26 september 2015).

Het Ministerie van Algemene Zaken bestaat voor een groot deel uit de interdepartementale shared-serviceorganisatie Dienst Publiek en Communicatie (ca. 40%). Voorts bestaat het Ministerie van Algemene Zaken uit het bureau van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, de Rijksvoorlichtingsdienst en het Kabinet van de Minister-President (tevens secretariaat ministerraad). De directe ondersteuning van de ministerraad en van de Minister-President omvat ca. 20% van het geheel. Het Kabinet van de Koning (KvdK) en de Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CTIVD) behoren formatief en budgettair eveneens tot de begroting van het Ministerie van Algemene Zaken. Tot slot wordt er toezicht gehouden door de Directie Concerncontrol en wordt het Ministerie ondersteund door de Directie Bedrijfsvoering.

2.2 BELEIDSARTIKEL

2.2.1 Eenheid van het algemeen regeringsbeleid

A. Algemene doelstelling

Het Ministerie van Algemene Zaken coördineert het algemeen regeringsbeleid. Doel is de Minister-President en de ministerraad adequaat te ondersteunen door beleidsinhoudelijke voorbereiding en afstemming en de woordvoering en communicatie hierover.

De ambtelijke ondersteuning van de Minister-President richt zich met name op de inhoudelijke advisering ter voorbereiding van de ministerraad en de onderraden. Deze advisering ligt voor het grootste deel bij het Kabinet van de Minister-President (KMP) en het secretariaat van de ministerraad. De woordvoering van de Minister-President en de ministerraad is een taak van de Rijksvoorlichtingsdienst (RVD).

De Rijksvoorlichtingsdienst coördineert voorts het algemeen communicatiebeleid van de rijksoverheid. Hiertoe zijn alle departementen vertegenwoordigd in de VoorlichtingsRaad (VoRa). Leidende kernbegrippen zijn eenheid in presentatie naar inhoud en vorm, adequate beschikbaarheid, toegankelijkheid en herkenbaarheid van informatie, en het duiden en gebruiken van signalen uit de samenleving.

Het regeringsbeleid is gebaat bij inzichten in ontwikkelingen en vraagstukken die op langere termijn de samenleving beïnvloeden. De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) draagt op een wetenschappelijk gefundeerde manier aan dergelijke inzichten bij. De raad heeft tot taak tijdig te wijzen op tegenstrijdigheden in en te verwachten knelpunten voor het regeringsbeleid, dilemma’s te formuleren over de grote beleidsvraagstukken en beleidsalternatieven aan te dragen. De WRR kan zich bezighouden met alle gebieden van (potentieel) regeringsbeleid.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister-President is als voorzitter van de ministerraad (art. 45, lid 2 en 3 Grondwet) verantwoordelijk voor «het bevorderen van de eenheid van het algemeen regeringsbeleid». Dat komt op verschillende manieren tot uitdrukking. Zo spreekt de Minister-President na afronding van het formatieproces namens het nieuwe kabinet de regeringsverklaring uit en gaat hij daarover met de Tweede Kamer in debat. Voorts legt de Minister-President jaarlijks verantwoording af over het algemeen regeringsbeleid tijdens de algemene politieke beschouwingen na Prinsjesdag. De Minister-President is ook verantwoordelijk voor het in stand houden en zo nodig aanpassen van het stelsel van overleg en besluitvorming, zoals dat vorm krijgt in de ministerraad en onderraden.

Voorts is de Minister-President verantwoordelijk voor coördinatie van het algemeen communicatiebeleid, zoals het bevorderen van de eenheid in presentatie en adequate publiekscommunicatie.

Het Ministerie van Algemene Zaken ondersteunt de Minister-President in zijn rol als voorzitter van de rijksministerraad, van de ministerraad en van de onderraden van de ministerraad alsmede in zijn rol als lid van de Europese Raad en als verantwoordelijke voor de coördinatie van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten.

De Minister-President heeft een aantal verantwoordelijkheden op het gebied van buitenlands beleid. Deze houden onder meer verband met zijn lidmaatschap van de Europese Raad. Voorts vertegenwoordigt de Minister-President Nederland op diverse internationale bijeenkomsten, zoals topontmoetingen van de VN en de NAVO. Ook brengt hij, in overleg met de Minister van Buitenlandse Zaken, bezoek aan landen en regio’s indien het bredere Nederlandse belang daarmee is gediend.

Verder heeft de Minister-President een bijzondere verantwoordelijkheid ten aanzien van het Koninklijk Huis. Alle ministers dragen op grond van artikel 42 van de Grondwet ministeriële verantwoordelijkheid, maar in de praktijk is het in de eerste plaats de Minister-President die daarover in de Kamer verantwoording aflegt, eventueel met één of meer andere betrokken ministers.

C. Beleidswijzigingen

Er zijn geen beleidswijzigingen.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Eenheid van het algemeen regeringsbeleid (bedragen x € 1.000)
 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Verplichtingen

55.117

57.634

59.429

59.103

58.755

57.461

57.466

               

Uitgaven

55.780

57.634

59.429

59.103

58.755

57.461

57.466

Waarvan juridisch verplicht

(percentage)

   

94,8%

       

Coördinatie van het algemeen communicatie- en regeringsbeleid

2.181

2.297

4.900

4.921

4.921

4.933

4.933

Bijdrage aan de lange termijn beleidsontwikkeling

475

594

594

594

594

594

594

               

Apparaatsuitgaven

30.619

32.903

31.935

31.587

31.239

29.933

29.938

Personele uitgaven

21.132

           

– waarvan eigen personeel

20.693

           

– waarvan externe inhuur

439

           

Materiële uitgaven

9.487

           

– waarvan ICT

4.368

           

– waarvan bijdrage aan SSO’s

3.545

           
               

Bijdrage agentschap

             

Dienst Publiek en Communicatie

22.505

21.840

22.000

22.001

22.001

22.001

22.001

               

Ontvangsten

6.605

4.344

4.295

4.295

4.295

4.295

4.295

E. Toelichting artikelonderdeel

Coördinatie van het algemeen communicatie- en regeringsbeleid

Algemeen Regeringsbeleid

Beraadslaging en besluitvorming over het algemeen regeringsbeleid en de bevordering van de eenheid van beleid is de taak van de ministerraad. Deze staat onder voorzitterschap van de Minister-President. Het Kabinet van de Minister-President ondersteunt de Minister-President in deze taak in nauwe samenwerking met de RVD.

Uit het oogpunt van taakverdeling en efficiënte besluitvorming worden voorstellen waarover de ministerraad dient te besluiten veelal eerst voorgelegd aan een onderraad van de ministerraad. Een dekkend stelsel van onderraden bestrijkt het gehele terrein van rijksbeleid. De Minister-President is voorzitter van alle onderraden.

Naast de ministerraad functioneert de ministerraad van het Koninkrijk (de zogeheten rijksministerraad). Aan de vergaderingen van de rijksministerraad nemen naast de leden van de ministerraad gevolmachtigde ministers van Aruba, Curaçao en Sint Maarten deel. In de vergadering van de rijksministerraad komen alle aangelegenheden van het Koninkrijk die meer dan één van de landen raken aan de orde.

Gemeenschappelijk Communicatiebeleid

De Rijksvoorlichtingsdienst en de directies Communicatie van de andere ministeries werken intensief samen om het gemeenschappelijke communicatiebeleid van de rijksoverheid vorm te geven en uit te voeren. In de Voorlichtingsraad (VoRa) komen alle directeuren Communicatie samen. De VoRa ontwikkelt initiatieven op het vlak van overheidscommunicatie, adviseert de ministerraad hierover (gevraagd en ongevraagd) en bundelt de uitvoering in de shared-serviceorganisatie Dienst Publiek en Communicatie (DPC).

Rijks- en kabinetsbrede communicatie

Het communicatiebeleid is geënt op drie kernbegrippen: eenduidigheid, herkenbaarheid en toegankelijkheid. Deze krijgen concreet vorm in bijvoorbeeld afstemming tussen publieks- en persvoorlichters, persberichten over ministerraadsbesluiten, het beheer van de rijksbrede huisstijl, communicatie in campagnes, rijksbrede interne communicatie en de verdere ontwikkeling en het beheer van de rijksbrede website www.rijksoverheid.nl.

Daarnaast is het communicatiebeleid erop gericht om ook signalen uit de samenleving op te vangen en beschikbaar te stellen voor beleidsontwikkeling.

In 2015 richten de inspanningen zich op het verder versterken van informatie-op-maat over overheidsbeleid op voor burgers bepalende momenten, de samenwerking bij de voorlichting over (voorgenomen) kabinetsbesluiten in woord en beeld, het toerusten van de organisaties van de rijksoverheid om communicatief te handelen in de netwerksamenleving en de uitbouw van interdepartementale samenwerking op communicatiegebied.

Bijdrage aan de lange termijn beleidsontwikkeling

De WRR geeft de regering gevraagd en ongevraagd advies over maatschappelijke vraagstukken die onderwerp zijn of kunnen worden van het regeringsbeleid. De raad kan zelfstandig en onafhankelijk thema’s agenderen die naar zijn oordeel een grote mate van urgentie en maatschappelijke relevantie bezitten. Tegelijkertijd staat de raad in nauwe verbinding met de ambtelijke en politieke instanties die betrokken zijn bij de totstandkoming van het regeringsbeleid. De raad stelt zijn voorgenomen activiteiten vast in een werkprogramma, na overleg met de Minister-President, gehoord de ministerraad. Door zijn oriëntatie op de langere termijn, multidisciplinaire aanpak en focus op overstijgende vraagstukken vormt de WRR een verbindende schakel tussen kennis en beleid en draagt daarmee bij aan de eenheid van het regeringsbeleid.

Werkprogramma

In 2015 zal de WRR zich naar verwachting onder meer buigen over de volgende thema’s:

  • a. maatschappelijke scheidslijnen;

  • b. de toenemende verwevenheid van het financiële systeem met de economie en de samenleving;

  • c. gezondheidszorg;

  • d. duurzaamheid en energievoorziening;

  • e. vrijheid en veiligheid in het cyberdomein; big data, veiligheid en privacy;

  • f. waarde van werk.

Werkwijze

De WRR hanteert een werkwijze die uitgaat van productdifferentiatie en maatwerk. Naast advisering via schriftelijke rapportages aan de regering, verkennende studies, artikelen, essays en internetbijdragen organiseert de raad ook mondelinge briefings en bijdragen aan een gerichte beleidsdialoog met het kabinet en de beide Kamers. Behalve de regering, het parlement, de ambtelijke en bestuurlijke wereld benutten ook andere partijen in de samenleving de inzichten van de WRR, zoals non-profitorganisaties, de media en het bedrijfsleven. De raad organiseert expertmeetings, conferenties, workshops en debatten, vaak ook in samenwerking met universiteiten, onderzoeksinstellingen, andere adviesraden en de planbureaus. Ter bevordering van de «netwerksynergie» met de adviescolleges van de Kaderwet Adviescolleges en de planbureaus, voert de raad regulier overleg met de voorzitters en secretarissen van deze instellingen. Op deze wijze draagt de raad bij aan het verbinden van de werelden van wetenschap, advisering en beleid, en het actief agenderen van maatschappelijke vraagstukken in het publieke debat.

Prestatiegegevens

De WRR heeft de taak complexe, weerbarstige thema’s en beleidsdilemma’s te agenderen. Soms «leeft» een thema al bij de start van WRR-project en hebben de bijdragen van de raad direct en meetbaar invloed, soms gaat er geruime tijd overheen voordat ze doorwerking hebben in het beleid of het maatschappelijke debat. De tabel biedt een kwantitatief overzicht van de output.

Prestatiegegevens

2015

Rapporten, Verkenningen, Policy Briefs

9

Overige publicaties

3

Mondelinge briefings voor, en gesprekken met bewindslieden en kamerleden

20

Overige briefings met beleidsmakers

8

Conferenties, workshops, expertmeetings

10

Lezingen en debatten

30

Bijdrage agentschap Dienst Publiek en Communicatie

In paragraaf 2.3 van deze begroting wordt een uitgebreide toelichting gegeven op de «bijdrage agentschap».

2.3 Agentschap DIENST PUBLIEK EN COMMUNICATIE

2.3.1 Begroting van baten en lasten

De kwaliteit van het rijksbeleid staat of valt bij de uitvoering ervan. Voor de communicatiediscipline is die uitvoering door het Rijk belegd bij het Agentschap Dienst Publiek en Communicatie (DPC). DPC is verantwoordelijk voor de uitvoering van gemeenschappelijke taken op het gebied van campagnemanagement, media-inkoop, beeldcentrum, communicatieadvies en -onderzoek, Communicatiediscipline op Rijksportaal, professionalisering, publieksvoorlichting en rijksoverheid.nl.

(x € 1.000)
 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Baten

             

Omzet moederdepartement

22.561

21.840

22.000

22.001

22.001

22.001

22.001

Omzet overige departementen

15.741

52.273

57.520

57.363

57.365

57.365

57.365

Omzet derden

491

0

0

0

0

0

0

Rentebaten

104

0

0

0

0

0

0

Vrijval uit voorzieningen

145

0

0

0

0

0

0

Bijzondere baten

13

0

0

0

0

0

0

Totaal baten

39.055

74.113

79.520

79.364

79.366

79.366

79.366

               

Lasten

             

Apparaatskosten

             

– Personele kosten

11.753

11.386

11.703

11.613

11.613

11.613

11.613

waarvan eigen personeel

9.992

10.386

10.703

10.613

10.613

10.613

10.613

– waarvan externe inhuur

1.761

1.000

1.000

1.000

1.000

1.000

1.000

– Materiële kosten

27.728

62.727

67.817

67.751

67.754

67.754

67.754

– waarvan ICT

1.565

4.978

4.039

4.039

4.039

4.039

4.039

– waarvan bijdrage aan SSO's

0

0

0

0

0

0

0

               

Rentelasten

0

0

0

0

0

0

0

Afschrijvingskosten

0

0

0

0

0

0

0

Overige kosten

             

– dotaties voorzieningen

551

0

0

0

0

0

0

– bijzondere lasten

47

0

0

0

0

0

0

Totaal lasten

40.079

74.113

79.520

79.364

79.367

79.367

79.367

               

Saldo van baten en lasten

– 1.024

0

0

0

0

0

0

Toelichting:

Baten

Met de invulling van de taakstellingen is DPC een 100% gemeenschappelijke dienst. Dit houdt in dat DPC opdrachten uitvoert voor de gezamenlijkheid van de ministeries.

Omzet moederdepartement

Dit betreft de vergoeding c.q. bijdrage van het moederdepartement voor opdrachten voortkomend uit de uitvoering van collectieve taken voor de (in de VoorlichtingsRaad) samenwerkende departementen. Deze post bevat de bijdrage voor producten die gefinancierd worden vanuit de Taakbijdrage. Dit is een bijdrage die door alle ministeries in het verleden is overgeboekt naar het Ministerie van Algemene Zaken voor de uitvoering van het gemeenschappelijke communicatiebeleid.

Product

Omzet

per product

Inkoopadvies

624

Campagnes

1.795

Media-inkoop

14.493

Beeldmateriaal

339

Opleidingsprogramma's

375

Communicatieonderzoek

494

Rijksportaal

227

Vraagbeantwoording

789

Rijksoverheid.nl

1.060

Online advies

1.804

Totaal

22.000

Omzet overige departementen

Vanaf 2014 bevat de omzet tevens de media-inkoop van de overige departementen die via DPC plaatsvindt. Het gaat hierbij om een geraamd bedrag van ruim 50 miljoen in 2015 met name media-inkoop verricht door de departementen Infrastructuur en Milieu, Financiën, Defensie en Economische Zaken. Dit betreft dus geen reguliere bijdragen van de departementen. De kosten die hiermee samenhangen zijn terug te vinden binnen de materiële kosten.

Omzet derden

Naast de departementen en de daaronder ressorterende organisaties kunnen ook zbo’s, rwt’s, staatsdeelnemingen en sinds 1 januari 2013 weer medeoverheden gebruik maken van de dienstverlening op het gebied van media-inkoop en media-administratie.

Het aandeel in de totale mediaomzet van deze derden bedraagt ongeveer de helft van het totale volume. Door de bijdrage van deze derden in de omzet is DPC in staat betere tarieven te verkrijgen bij de media-exploitanten. Op deze manier draagt de omzet van deze derden bij aan lagere uitgaven voor de rijksoverheid voor de inkoop van mediaruimte.

Lasten

Personele kosten

De post personeelskosten omvat de kosten van ambtelijk personeel en uitzendkrachten. De toegestane formatie van DPC bedraagt in 2015 maximaal 146,6 fte.

Materiële kosten

Het grootste deel van de materiële kosten worden bepaald door de inkoop van mediaruimte.

De dienst is gehuisvest in panden van het Ministerie van Algemene Zaken. De uitgaven voor de gebruikerszaken lopen via de begroting van dit ministerie en worden voor een deel aan het moederdepartement betaald via de vergoeding voor ontvangen diensten. De huisvesting van Algemene Zaken maakt geen deel uit van het rijkshuisvestingsstelsel.

Saldo van baten en lasten

Verwacht resultaat is dat de kosten volledig gedekt worden door de opbrengsten.

2.3.2 Kasstroomoverzicht
(x € 1.000)
 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

1. Rekening-courant RHB 1 januari (incl. deposito)

23.071

18.717

18.717

18.717

18.717

18.717

18.717

2. Totaal operationele kasstroom

– 2.354

0

0

0

0

0

0

-/- totaal investeringen

+/+ totaal boekwaarde desinvesteringen

3. Totaal investeringkasstroom

0

0

0

0

0

0

0

-/- eenmalige uitkering aan moederdepartement

– 2.000

0

0

0

0

0

0

+/+ eenmalige storting door het moederdepartement

-/- aflossingen op leningen

+/+ beroep op leenfaciliteit

4. Totaal financieringskasstroom

– 2.000

0

0

0

0

0

0

               

5. Rekening-courant RHB 31 december (1+2+3+4)

18.717

18.717

18.717

18.717

18.717

18.717

18.717

Toelichting:

Het kasstroomoverzicht geeft inzicht in de kapitaaluitgaven en -ontvangsten en geeft aan hoeveel kasmiddelen in de verslagperiode beschikbaar komen c.q. zijn gekomen (de herkomst van middelen) en op welke wijze gebruik wordt of is gemaakt van deze kasmiddelen (de besteding van middelen).

Het liquiditeitssaldo wordt veroorzaakt doordat het saldo van de nog te betalen facturen aan media-exploitanten neerslaat bij DPC als liquide middelen, terwijl deze middelen in het verleden neersloegen bij het door DPC ingeschakelde media bureau. Daarnaast zal het ultimo saldo van elk jaar in de toekomst vrij hoog zijn als gevolg van vaak relatief hoge media omzet in het vierde kwartaal wat ook leidt tot een hoger liquiditeitssaldo. Dit effect loopt echter weg in de eerste maand van het daarop volgende jaar.

2.3.3 Overzicht doelmatigheidsindicatoren

In onderstaande tabel is informatie weergegeven over de doelmatigheidsindicatoren van DPC.

Indicator

Norm 2013

Realisatie 2013

Norm 2014

Norm 2015

Saldo baten en lasten

0%

– 2,6%

0%

0%

FTE-totaal (excl. externe inhuur)

Max. 144

141,1

Max. 146,6

Max. 146,6

Ziekteverzuimpercentage

5,5%

3,8%

5,5%

5,5%

Service niveau telefonie

80% binnen 40 sec.

81,6% binnen 40 sec.

80% binnen 40 sec.

80% binnen 40 sec.

Service niveau e-mail

95% binnen 48 uur

93,2% binnen 48 uur

95% binnen 48 uur

95% binnen 48 uur

Kwaliteitsindicator burgertevredenheid telefonie

7,5

7,5

7,5

7,5

Kwaliteitsindicator burgertevredenheid

7,0

7,4

7,0

7,0

e-mail

Kwaliteitsindicator burgertevredenheid internet

7,0

7,3

7,0

7,0

Klanttevredenheid dienstverlening door Academie voor Overheidscommunicatie

7,5

8,0

7,5

7,5

Media-index RTV geeft het netto inkoopvoordeel weer dat behaald is door het collectief inkopen van mediaruimte op radio en televisie in plaats van per individuele opdrachtgever.

10%

22,9%

25%

25%

Media-index Interactieve Media geeft het netto inkoopvoordeel weer dat behaald is door het collectief inkopen van mediaruimte op alle interactieve media. Er wordt geen inkoopvoordeel behaald wanneer mediaruimte is verkregen door middel van een veiling.

12%

24,3%

21%

21%

Media-index Print geeft het bruto inkoopvoordeel weer dat behaald is door het collectief inkopen van mediaruimte in alle printtitels en out-of-home mogelijkheden. Dit voordeel betreft de verkregen korting op de tarieven vermeldt op de tariefkaart.

22%

37,0%

32%

32%

3. KABINET VAN DE KONING

A. Algemene doelstelling

Het Kabinet van de Koning (KvdK) draagt zorg voor de ambtelijke ondersteuning van de Koning bij de uitoefening van zijn constitutionele taken en fungeert als schakel tussen Koning en ministers. Het KvdK is tevens belast met de bewaring en het overdragen van oorspronkelijke staatsstukken.

Het werkaanbod wordt bepaald door externe factoren (agenda van de Koning, staatsstukken vanuit de ministeries, verzoekschriften van burgers).

Taken

  • a. Namens de Koning onderhouden van contacten met bewindslieden, commissarissen van de Koning en andere hoogwaardigheidsbekleders;

  • b. Informatie verzamelen en op grond hiervan de Koning schriftelijk en mondeling informeren, in het bijzonder ten behoeve van zijn gesprekken met de Minister-President en met andere binnenlandse en buitenlandse hoogwaardigheidsbekleders, staats- en andere buitenlandse bezoeken, bezoeken aan andere landen van het koninkrijk en werkbezoeken;

  • c. Opstellen en overbrengen van boodschappen aan staatshoofden van vreemde mogendheden;

  • d. Voeren van correspondentie namens de Koning;

  • e. Tijdig en in correcte vorm aan de Koning ter tekening of ter goedkeuring voorleggen van alle door de Ministeries aangeboden staatsstukken en het verzorgen van de daarbij behorende correspondentie;

  • f. Behandelen en doorgeleiden van aan de Koning gerichte verzoekschriften;

  • g. Archiveren van staatsstukken en in goede en geordende staat bewaren daarvan (volgens de Archiefwet).

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister-President, Minister van Algemene Zaken, is verantwoordelijk voor het beheer van de begrotingsstaat van het Kabinet van de Koning. Tussen het Ministerie van Algemene Zaken en het Kabinet van de Koning zijn afspraken gemaakt over de dienstverlening van het ministerie en de van toepassing zijnde planning & controlcyclus.

C. Beleidswijzigingen

N.v.t.

D. Budgettaire gevolgen

Opbouw verplichtingen/uitgaven (x € 1.000)
 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Stand ontwerpbegroting 2014

 

2.331

2.333

2.330

2.313

2.297

2.297

               

Mutatie eerste suppletoire begroting 2014

 

29

5

5

5

4

5

Stand ontwerpbegroting 2015

2.615

2.360

2.338

2.335

2.318

2.301

2.302

Opbouw ontvangsten (x € 1.000)
 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Stand ontwerpbegroting 2014

 

2.331

2.333

2.330

2.313

2.297

2.297

               

Mutatie eerste suppletoire begroting 2014

 

29

5

5

5

4

5

Stand ontwerpbegroting 2015

2.572

2.360

2.338

2.335

2.318

2.301

2.302

E. Toelichting artikelonderdeel

De uitgaven van het Kabinet van de Koning worden rechtstreeks doorbelast naar de begroting van de Koning. Deze doorbelasting leidt tot ontvangsten op de begrotingsstaat van het Kabinet van de Koning.

4. COMMISSIE VAN TOEZICHT BETREFFENDE DE INLICHTINGEN- EN VEILIGHEIDSDIENSTEN

A. Algemene doelstelling

Op grond van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 (Wiv) is er een Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CTIVD), die belast is met:

  • a. het toezicht op de rechtmatigheid van de uitvoering van hetgeen bij of krachtens de Wiv en de Wet veiligheidsonderzoeken is gesteld;

  • b. het gevraagd of ongevraagd inlichten en adviseren van de bij de Wiv betrokken ministers (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Defensie en Algemene Zaken) aangaande de door de commissie geconstateerde bevindingen;

  • c. het adviseren van de betrokken ministers over het onderzoeken en het beoordelen van klachten;

  • d. het ongevraagd adviseren van de betrokken ministers over het uitbrengen van verslag aan personen, ten aanzien van wie bepaalde bevoegdheden zijn uitgeoefend door de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst of de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister-President, Minister van Algemene Zaken, is verantwoordelijk voor het beheer van de begrotingsstaat van de CTIVD. Tussen het Ministerie van Algemene Zaken en de CTIVD zijn afspraken gemaakt over de dienstverlening van het ministerie en de van toepassing zijnde planning & controlcyclus. De volledige bedrijfsvoering wordt uitgevoerd door de AZ-organisatie.

C. Beleidswijzigingen

N.v.t.

D. Budgettaire gevolgen

Opbouw verplichtingen/ uitgaven (x € 1.000)
 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Stand ontwerpbegroting 2014

 

1.076

1.076

1.076

1.076

1.076

1.076

               

Mutatie eerste suppletoire begroting 2014

 

2

2

2

2

2

2

Stand ontwerpbegroting 2015

885

1.078

1.078

1.078

1.078

1.078

1.078

Opbouw ontvangsten (x € 1.000)
 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Stand ontwerpbegroting 2014

               

Mutatie eerste suppletoire begroting 2014

Stand ontwerpbegroting 2015

39

E. Toelichting artikelonderdeel

De begrotingsstaat van de CTIVD bevat de apparaatsuitgaven ten behoeve van de uitvoering van de taken van de CTIVD.

Bijlagen

1. Verdiepingshoofdstuk

Eenheid van het algemeen regeringsbeleid

Opbouw verplichtingen/uitgaven (x € 1.000)
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Stand ontwerpbegroting 2014

57.085

59.686

59.357

58.997

57.704

57.704

             

Mutaties NvW 2014

Mutaties amendement 2014

Mutaties eerste suppletoire begroting 2014

408

– 63

– 69

– 69

– 76

– 73

             

Nieuwe mutaties:

           

1. Restitutie huisvestingstaakstelling

   

7

16

19

19

2. Desaldering Datawarehouse beheer

142

         

3. Bijdrage aan begroting BZK/W&R voor dienstverlening P-Direkt

 

– 194

– 192

– 189

– 186

– 184

4. Bijdrage aan begroting BZK/W&R voor IDM

– 1

         

Stand ontwerpbegroting 2015

57.634

59.429

59.103

58.755

57.461

57.466

Opbouw ontvangsten (x € 1.000)
 

2014

2015

2016

2017

2018

2018

Stand ontwerpbegroting 2014

4.199

4.199

4.199

4.199

4.199

4.199

             

Mutaties NvW 2014

Mutaties amendement 2014

Mutaties eerste suppletoire begroting 2014

3

2

2

2

2

2

             

Nieuwe mutaties:

           

1. Desaldering Datawarehouse beheer

142

         

2. Doorbelasting actualisering personele uitgaven

           

RVD

 

94

94

94

94

94

Stand ontwerpbegroting 2015

4.344

4.295

4.295

4.295

4.295

4.295

2. Moties en toezeggingen

Omschrijving van de motie of toezegging

Vindplaats

Stand van zaken

De Minister-President geeft aan dat de evaluatie van de begroting van de Koning na vijf jaar plaatsvindt en derhalve na de verantwoording over de begroting van 2014. Bij de evaluatie zullen de voor- en nadelen van de huidige belastingvrijdom worden betrokken.

Begrotingsbehandeling 2014, 4 december 2013

De evaluatie kan in mei 2015 worden gepresenteerd.

Het kabinet zal in een brief aan de Kamer de voor- en nadelen schetsen ten aanzien van de openstellingen van de verschillende gebouwen, waaronder de royal lounges op stations.

Begrotingsbehandeling 2014, 4 december 2013

De toezegging inzake openstellingen van gebouwen is uitgewerkt in de onderstaande toelichting bij dit overzicht.

Het kabinet zal bezien of via Google een virtuele tour door Paleis Huis ten Bosch mogelijk kan worden gemaakt.

Begrotingsbehandeling 2014, 4 december 2013

De toezegging inzake een virtuele tour is uitgewerkt in de onderstaande toelichting bij dit overzicht.

Het kabinet zal in kaart brengen hoe de motie-Kalsbeek (29 800-III, nr. 17) inzake het archief Koninklijk Huis wordt uitgevoerd.

Begrotingsbehandeling 2014, 4 december 2013

De toezegging inzake de motie-Kalsbeek (29 800-III, nr. 17) is uitgewerkt in de onderstaande toelichting bij dit overzicht.

De Dienst van het Koninklijk Huis is bereid in overleg te treden met de betreffende organisatie over de mogelijke introductie van een lintjesregen voor kinderen.

Begrotingsbehandeling 2014, 4 december 2013

De betrokken organisaties hebben geen contact opgenomen.

Het kabinet spant zich in om het lekken van de inhoud van kabinetsvoorstellen te minimaliseren. In de aanloop naar de volgende Prinsjesdag zal daarbij met de voorzitters van Eerste en Tweede Kamer opnieuw worden gesproken over het moment van vrijgeven van de Prinsjesdagstukken,

Begrotingsbehandeling 2014, 4 december 2013

Hierover is op meerdere momenten gesproken met de voorzitters van de Eerste en Tweede Kamer.

De Minister-President zal in de ministerraad de mogelijkheden voor het gebruik van social media door ambtenaren aan de orde stellen, mede in het licht van de ervaringen bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken.

Begrotingsbehandeling 2014, 4 december 2013

Deze toezegging is uitgevoerd.

Tijdens de behandeling van de begrotingsstaat van de Koning (I) voor 2014 door de Tweede Kamer op 4 december 2013 is naar aanleiding van het debat een uiteenzetting toegezegd over de openstelling van verschillende gebouwen met voor- en nadelen en binnen de gestelde randvoorwaarden, een virtuele tour in Paleis Huis ten Bosch en de uitvoering van de motie-Kalsbeek (29 800-III, nr. 17) met inbegrip van de controleerbaarheid. Deze toezeggingen zijn hieronder nader uitgewerkt.

Gebouwen

In algemene zin kan openstelling van overheidsgebouwen plaatsvinden als dat verantwoord is met het oog op het gebruik, de staat van onderhoud, de kwetsbaarheid van de ruimtes, de veiligheid en beveiliging, de privacy en de werkomstandigheden. Dat geldt ook voor gebouwen (paleizen) die de Staat op basis van de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis als woon- en of werkverblijf ter beschikking heeft gesteld aan de Koning en leden van het Koninklijk Huis.

Het voormalige Paleis het Loo te Apeldoorn is een museum en, met de bijbehorende tuinen, opengesteld voor het publiek. Voormalig Paleis Soestdijk te Baarn ressorteert onder de minister voor Wonen en Rijksdienst en wordt beheerd door het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Ook dit gebouw is, met de bijbehorende tuinen, drie dagen per week toegankelijk voor het publiek. Het Koninklijk Paleis Amsterdam, in gebruik als werkverblijf van de Koning, is een groot deel van het jaar open voor het publiek en biedt ook ruimte aan tentoonstellingen, symposia en prijsuitreikingen. Foto’s van het interieur zijn via een website beschikbaar. Deze drie gebouwen trokken in 2013 rond de 700.000 bezoekers. Het Kabinet van de Koning te Den Haag is jaarlijks geopend voor het publiek op Open Monumentendag en tijdens bijzondere gelegenheden zoals het Grondwetfestival op 29 maart jl. De gebouwen waarin het Koninklijk Huisarchief en het Koninklijk Staldepartement zijn gevestigd binnen het complex van Paleis Noordeinde te Den Haag, zijn onder voorwaarden toegankelijk voor het publiek. Dit geldt niet voor het gebouw dat in gebruik is als werkverblijf van de Koning. Openstelling hiervan is niet verenigbaar met het gebruik, de veiligheid en beveiliging en de privacy. Hetzelfde geldt voor Paleis Huis ten Bosch te Den Haag dat eveneens dient als werkverblijf van de Koning en tevens zal worden gebruikt als woonverblijf. Het voorgaande neemt niet weg dat er een grote publieke belangstelling bestaat voor de paleizen die niet toegankelijk zijn. Hieraan zal tegemoet worden gekomen door een film met beelden van de Oranjezaal in Huis ten Bosch bij wijze van virtuele rondgang voor iedereen beschikbaar te stellen via internet.

De NS is eigenaar van drie stations (Amsterdam Centraal Station, Den Haag Hollands Spoor en Baarn) waarin zich een koninklijke wachtkamer bevindt die gebruikt kan worden door de Koning. Het interieur heeft de NS zichtbaar gemaakt voor het publiek door een website die beelden en een virtuele rondleiding biedt. De leiding van de NS stelt deze wachtkamers in bijzondere gevallen open voor bepaalde groepen als daarvoor een specifieke aanleiding bestaat, zoals een manifestatie van culturele aard. De voormalige koninklijke wachtkamer van het toenmalige station Den Haag Staatsspoor vormt een onderdeel van het Spoorwegmuseum te Utrecht en is daar onbeperkt toegankelijk voor de bezoekers.

Motie-Kalsbeek (29 800-III, nr. 17)

De motie-Kalsbeek (Kamerstukken II 2004/5, 29 800 III, nr. 17) is op 25 januari 2005 aangenomen en uitgevoerd (Kamerstukken II 2004/5, 29 800 III, nr. 23).

Het Koninklijk Huisarchief omvat particuliere archieven waarop de Archiefwet niet van toepassing is. De Stichting Archief van het Huis Oranje-Nassau is eigenaar van deze archivalia met betrekking tot of in verband met het Huis van Oranje-Nassau, het Huis Nassau

of een aan één van die huizen verwant huis (Kamerstukken II 2008/9, 31 700 I, nr. 4, p. 2).

Er zijn geen aanwijzingen dat zich hierin stukken bevinden die aangemerkt kunnen worden als overheidsbescheiden in de zin van de Archiefwet maar indien dit toch het geval zou zijn zullen deze stukken, naar analogie van de artikelen 10 en 11 Archiefwet, zonder meer en onverwijld worden overgedragen aan het Kabinet van de Koning. Hierbij zal dan worden afgezien van een beroep op artikel 11, tweede lid. Het Kabinet van de Koning valt onder de Archiefwet en kan dergelijke stukken overdragen aan een ander overheidsarchief dat hiervoor in aanmerking komt. Voor het geval er onduidelijkheid bestaat over de vraag of specifieke stukken, ongeacht hun herkomst of ouderdom, wel of niet dienen te worden aangemerkt als over te dragen bescheiden, vindt overleg plaats tussen de directeuren van het Koninklijk Huisarchief, het Kabinet van de Koning en het Nationaal Archief.

De overheid is niet bevoegd inventarisaties van particuliere archieven op te (laten) stellen of de ordening hiervan te laten bepalen door derden. Dit zou onverenigbaar zijn met privaatrechtelijke rechtsverhoudingen en grondrechten die worden gewaarborgd door de Grondwet en verdragen. Met medewerking en instemming van de hiervoor genoemde stichting is evenwel in 1992 een publicatie tot stand gekomen die een overzicht bevat van de archieven in het Koninklijk Huisarchief. Het betreft «Particuliere archieven in Nederland» (red. H.J.A.G.H. Metselaars, dl. 14 van de reeks Overzichten van de archieven en verzamelingen in de openbare archiefbewaarplaatsen in Nederland). Dit overzicht is compleet met dien verstande dat hierin een zestal archieven niet is opgenomen. Naast het archief van het driemanschap (commissie-Beel) dat zich sinds 1957 in het Koninklijk Huisarchief bevindt, betreft het vijf archieven van particuliere aard die onder strikt embargo zijn geschonken of in bruikleen zijn gegeven, deels met de bepaling dat ook de directeur van het Koninklijk Huisarchief vooralsnog geen kennis mag nemen van de inhoud (Kamerstukken II 2004/5, 29 800 III, nr. 29, p. 3). Het rapport van de commissie-Beel is inmiddels gepubliceerd als bijlage bij een publicatie hierover van dr. mr. C. Fasseur uit 2009. Minister-President Drees heeft eerder vastgesteld dat deze commissie en zijn archief betrekking hebben op een particuliere aangelegenheid (Kamerstukken II 2008/9, 31 700 III, nr. 14, p. 2).

Verder bestaan er historisch belangrijke bronuitgaven van archivalia en diverse gepubliceerde inventarissen van archieven die zich in het Koninklijk Huisarchief bevinden. Tot de eerste categorie behoren o.a. de zgn. «Archives» («Archives ou correspondence inédite de la Maison d’Orange-Nassau», 1835–1861) van G. Groen van Prinsterer en tot de tweede categorie onder meer «Archieven van de Friese stadhouders. Inventarissen van archieven van de Friese stadhouders van Willem Lodewijk tot en met Willem V, 1584–1795» (2002) door A.P. van Nienes en M. Bruggeman (2002), «Inventaris van de archieven van stadhouder Willem II en Amalia van Solms en enige verwanten» (2011) door J.N. Fernhout, «Inventaris van het archief van Wilhelmina van Pruisen» (1994) door C.J.M. Eymael, «Inventaris van de archieven van prinses Louise en prins Frederik» (1995) door C.J.M. Eymael en L.J.A. Pennings en «Inventaris van de archieven van de stadhouder Willem V 1745–1808 en de Hofcommissie van Willem IV en Willem V 1732–1794» (2005) door B. Woelderink.

Een groot aantal andere inventarissen is op het Koninklijk Huisarchief aanwezig zonder dat deze in druk zijn verschenen. De inventarisatie van het archief van Koningin Juliana is inmiddels bijna afgerond, terwijl de inventarisatie van het archief van prins Bernhard naar verwachting binnen enkele jaren zal zijn voltooid. In het Koninklijk Huisarchief bevinden zich geen stukken die betrekking hebben op de ambtelijke nevenfuncties. In de afgelopen jaren zijn dergelijke stukken afkomstig van prins Bernhard overgedragen aan overheidsarchieven (Kamerstukken II 2012/13, 33 400 I, nr. 9). In februari 2012 droeg het Koninklijk Huisarchief stukken afkomstig van prins Bernhard in zijn functie van inspecteur-generaal van de krijgsmacht over aan het Kabinet der Koningin dat deze stukken vervolgens in mei 2012 heeft overgedragen aan het ministerie van Defensie. Het Ministerie van Defensie droeg deze stukken in oktober 2012 over aan het Rijksarchief. Evenmin bevindt zich in het Koninklijk Huisarchief een correspondentie tussen Koningin Juliana en/of prins Bernhard met de Amerikaanse president J.F. Kennedy inzake Nieuw-Guinea. In 1996 is correspondentie tussen hen over deze kwestie vanuit het Kabinet der Koningin overgebracht naar het Rijksarchief (inventarisnr. 2.02.20.02 (1946–1975), nrs. 13723 en 13724: zie ook Kamerstukken II 2004/5, 29 800 III, nr. 23, p. 2).

De specifieke verhouding tussen de eigenaar van de archieven, de Stichting Archief van het Huis Oranje-Nassau, en het Kabinet van de Koning alsmede de procedure van overleg met de directeur van het Nationaal Archief, waarborgen een zorgvuldige werkwijze en toedeling van archiefbescheiden die hiervoor in aanmerking komen aan overheidsorganen. Dit neemt niet weg dat in aanvulling hierop de inzichtelijkheid van de werkwijze verruimd kan worden.

Hiertoe worden ter kennisneming naar de Tweede Kamer gestuurd verklaringen van overbrenging van stukken uit de periode na 1945 die door het Kabinet der Koningin aan het Rijksarchief zijn overgedragen in 1996 en 2003 alsmede een verklaring van overbrenging van het Ministerie van Defensie aan het Rijksarchief in 2012 van stukken uit de periode na 1945 afkomstig van het Kabinet der Koningin zoals hierboven genoemd. De verklaringen van overbrenging uit 1996 en 2012 hebben mede betrekking op stukken die door het Koninklijk Huisarchief zijn overgedragen aan het Kabinet der Koningin (brieven worden heden separaat verzonden). De overheidsarchieven die dergelijke stukken van het Kabinet van de Koning zullen ontvangen, kunnen bij ontvangst overgaan tot vermelding hiervan, al dan niet via een website, bij hun aanwinsten of door geactualiseerde inventarissen beschikbaar te stellen. De inventaris van een archief bevat voorts in het algemeen een verantwoording over de herkomst van de archiefbescheiden zodat in deze gevallen kan worden nagegaan welke stukken afkomstig zijn uit het Koninklijk Huisarchief.

De zichtbaarheid van het Koninklijk Huisarchief en hetgeen daarin wordt bewaard, zal op afzienbare termijn op verschillende manieren wordt vergroot. Het Koninklijk Huisarchief omvat in het hiertoe bestemde gebouw binnen het complex Paleis Noordeinde naast de archieven van de stichting Archief van het Huis Oranje-Nassau ook diverse collecties en collectieonderdelen van de stichtingen Historische Verzamelingen van het Huis Oranje-Nassau, Koninklijke Geschenken, Officiële Geschenken en Kroongoederen. De toegankelijkheid hiervan zal worden verruimd door een website die onder meer, naast het gedigitaliseerde en geactualiseerde archievenoverzicht, een overzicht van bruiklenen, beelden van collectieonderdelen en objectbeschrijvingen zal gaan omvatten. Langs deze weg komen op termijn voor iedereen ook de archiefinventarissen beschikbaar over de negentiende en het begin van de twintigste eeuw. De periode waarover de archieven in principe voor (semi-)wetenschappelijk onderzoek beschikbaar zijn, wordt verruimd van 1898 naar 1934.

3. Evaluatie- en overig onderzoek

Soort onderzoek

Titel/onderwerp

Artikel

Start

Afronding

Vindplaats

1. Onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

         

1b. Ander onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

Jaarevaluatie campagnes 2014

1

01-01-2015

20-05-2015

www.rijksoverheid.nl

Naar boven