nr. 14
BRIEF VAN DE MINISTER PRESIDENT, MINISTER VAN ALGEMENE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 28 oktober 2008
Hierbij bied ik u aan het antwoord op de vraag die mevrouw Timmer (PvdA)
heeft gesteld tijdens de regeling van werkzaamheden d.d. 23 oktober 2008
naar aanleiding van de uitvoering van de motie-Kalsbeek/Dittrich (Kamerstuk
30 300 III, nr. 5) van 12 oktober 2005.
De minister-president a.i., De minister van Algemene Zaken a.i.,
W. J. Bos
Mw. Timmer (PvdA) verzoekt mede namens D66 een brief
te ontvangen van de minister van Algemene Zaken over de uitvoering van de
motie-Kalsbeek/Dittrich van 12 oktober 2005, dit in verband met de openbaarheid
van het Archief Koninklijk Huis en de commotie die lijkt te ontstaan naar
aanleiding van de publicatie van een boek.
De motie-Kalsbeek/Dittrich van 12 oktober 2005 is verworpen. Naar
aanleiding van de aangenomen motie-Kalsbeek over het Koninklijk Huisarchief
(29 800 III, oorspronkelijk nr. 9, gewijzigd nr. 17) van 25 januari
2005 is aan de voorzitter van de Tweede Kamer op 25 april 2005 een brief
gezonden. Naar de inhoud van die brief wil ik in algemene zin verwijzen.
In de brief wordt opgemerkt dat het rapport van de zg. commissie-Beel
niet kan worden aangemerkt als vallende onder de definitie die de Archiefwet
geeft, namelijk «door een overheidsorgaan ontvangen of opgemaakt en
naar zijn aard bestemd daaronder te berusten». Minister-president Drees
heeft destijds onderstreept dat het «driemanschap [van de commissie-Beel]
van zuiver persoonlijke aard» was. Door de toenmalige minister-president
is de verantwoordelijkheid genomen voor het feit dat het uiteindelijk een
privé-aangelegenheid is gebleken en dat het daarbij is gebleven.
Het rapport is opgesteld op persoonlijk verzoek van Koningin Juliana en
Prins Bernhard, aan hen alleen uitgebracht en behoort slechts tot hun particuliere
archieven, die thans onderdeel vormen van het Koninklijk Huisarchief. De Afdeling
rechtspraak van de Raad van State heeft op 1 november 2006 bevestigd
dat het Koninklijk Huisarchief evenmin als andere particuliere archieven onder
de Archiefwet valt.
Destijds is in voornoemde brief aan de voorzitter van de Tweede Kamer
ook gemeld dat het voorgaande onverlet laat dat met inachtneming van de bescherming
van de persoonlijke levenssfeer van nog in leven zijnde personen, vanwege
historisch belang en op wetenschappelijk verantwoorde wijze, tot openbaarmaking
van het rapport van de commissie-Beel kan worden besloten door de bestuurder
van het Koninklijk Huisarchief.
Inmiddels is bekend geworden dat de komende publicatie van het boek van
prof.mr. Cees Fasseur als bijlage het rapport van de commissie-Beel bevat.
Ik acht dit een goede invulling van bovenstaande uitgangspunten: wel publicatie
van het rapport, niet op zichzelf staand, maar op wetenschappelijk verantwoorde
wijze.