33 400 I Vaststelling van de begrotingsstaat van de Koning (I) voor het jaar 2013

Nr. 9 BRIEF VAN DE MINISTER PRESIDENT, MINISTER VAN ALGEMENE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 januari 2013

Tijdens de behandeling van de voorstellen tot vaststelling van de begrotingsstaten voor 2013 van de Koning en van het ministerie van Algemene Zaken, het Kabinet der Koningin en de commissie van toezicht inlichtingen- en veiligheidsdiensten op 9 en 11 oktober 2012 (Handelingen II, 2012/2013, nr. 12 item 18, blz. 78–92), heeft het lid Pechtold een motie ingediend en aangehouden met het verzoek «het beleid voor de koninklijke archieven te herijken, waarbij het publieke karakter daarvan nadrukkelijk in beschouwing wordt genomen, in lijn met de aangenomen motie-Kalsbeek (29 800 III, nr. 17)» (Kamerstuk 33 400 I, nr. 5).

Bij de ontrading van deze motie heb ik er onder meer op gewezen dat de motie-Kalsbeek wordt uitgevoerd. Voorts heb ik naar voren gebracht dat het Koninklijk Huisarchief een particulier archief is, dat eventuele stukken die betrekking zouden hebben op het staatshoofd worden overgedragen aan het Kabinet der Koningin waarop de Archiefwet van toepassing is en dat er een procedure van overleg is tussen de directeuren van het Kabinet der Koningin, het Koninklijk Huisarchief en het Nationaal Archief met betrekking tot mogelijk afgedwaalde stukken. Verder heb ik een schriftelijke reactie toegezegd over de situatie met betrekking tot stukken uit de periode voor de motie-Kalsbeek.

De genoemde procedure was reeds van toepassing voordat de motie-Kalsbeek werd aangenomen. Deze procedure heeft naar zijn aard eveneens betrekking op stukken die dateren uit de periode die vooraf ging aan de indiening van de motie. In de praktijk wordt ten aanzien van de overdracht van stukken aan het Kabinet der Koningin of andere instanties waarvoor de Archiefwet geldt, een ruimer beleid gevolgd dan is opgenomen in de motie-Kalsbeek in die zin dat niet alleen stukken worden overgedragen die betrekking hebben op het staatshoofd maar ook stukken die betrekking hebben op andere leden van het koninklijk huis die een publiek ambt hebben vervuld. Op deze wijze zijn stukken met betrekking tot de functie die prins Bernhard vervulde als inspecteur-generaal van de krijgsmacht door het Koninklijk Huisarchief overgedragen aan het Kabinet der Koningin dat deze stukken overdroeg aan het ministerie van Defensie en het Nationaal Archief.

Uit het voorgaande blijkt dat op adequate wijze is voorzien in de overdracht van hiervoor in aanmerking komende stukken aan instanties die onder de Archiefwet vallen.

De minister-president, minister van Algemene Zaken, M. Rutte

Naar boven