33 605 XIII Jaarverslag en slotwet Ministerie van Economische Zaken 2012

Nr. 5 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 7 juni 2013

De vaste commissie voor Economische Zaken heeft een aantal vragen voorgelegd aan de staatssecretaris van Economische Zaken over het Jaarverslag 2012 van het Ministerie van Economische Zaken, onderdeel Landbouw en Natuur (Kamerstuk 33 605 XIII, nr.1).

De staatssecretaris heeft deze vragen beantwoord bij brief van 7 juni 2013. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Hamer

Adjunct-griffier van de commissie, Van Bree

1

Kunt u aangeven welke subsidies aan de agrarische sector en de visserijsector doelmatig en efficiënt zijn en welke minder?

Antwoord

De subsidieregelingen worden periodiek geëvalueerd om ervoor te zorgen dat alleen doelmatige en efficiënte subsidies worden ingezet. Bovendien is in 2012 in rijksbrede regelgeving een horizonbepaling voor subsidies ingevoerd (Kamerstuk 33 034, nr.8). Dit betekent dat een subsidie automatisch na vijf jaar vervalt. In overleg met uw Kamer kan een subsidie desgewenst worden voortgezet, mede gebaseerd op de resultaten van de uitgevoerde evaluatie.

Subsidies met beperkte subsidiebedragen per ontvanger zijn over het algemeen minder efficiënt, omdat het financiële effect op de ondernemer beperkt is en de uitvoeringskosten relatief hoog zijn.

2

Kunt u een overzicht geven van de ramingen en realisaties van alle landbouw- en visserijsubsidies over 2012 en kunt u bij dit overzicht de grootste mee- en tegenvallers toelichten?

Antwoord

Voor het antwoord verwijs ik u graag naar mijn brief aan de Tweede Kamer van 22 maart 2013 (TK, vergaderjaar 2012–2013, 33 400 XIII, nr. 139). Het gevraagde overzicht met toelichting is als bijlage opgenomen bij deze brief (Bijlage: Ramingen landbouw- en visserijsubsidies 2013 en Ramingen en realisaties 2012).

3

Bent u bereid in de jaarverslagen van het Ministerie van Economische Zaken (EZ) voor alle in de begroting genoemde instrumenten, waaronder landbouw- en visserijsubsidies, realisatiecijfers op te nemen, zodat de Kamer de mee- en tegenvallers zelf kan monitoren?

Antwoord

In het jaarverslag wordt verantwoording afgelegd over de in de begroting opgenomen financiële instrumenten. Het EZ-jaarverslag over 2013 zal voor het eerst, net als de begroting 2013, volledig volgens de richtlijnen van Verantwoord Begroten worden opgesteld. Dit betekent dat in de budgettaire tabellen ook inzicht wordt gegeven over de realisatie van de subsidieregelingen zoals opgenomen in de begroting 2013 (onder de categorie «subsidies»). De meer uitgebreide subsidiebijlage zoals opgenomen in de begroting wordt echter, conform de Rijksbegrotingsvoorschriften van het Ministerie van Financiën, niet opgesteld voor het jaarverslag. Naar aanleiding van een verzoek van uw Kamer tijdens het begrotingsonderzoek 2013, onderdeel landbouw en natuur, is een overzicht van ramingen en realisaties van landbouw- en visserijsubsidies over 2012 aan de Kamer aangeboden (bijlage bij TK, vergaderjaar 2012–2013, 33 400 XIII, nr. 139).

De Kamer kan overigens gedurende het begrotingsjaar de mee- en tegenvallers in de begrotingsuitvoering monitoren in de eerste en tweede suppletoire begroting van EZ (gelijk met de voor- en najaarsnota).

4

Kunt u een totaallijst geven van alle subsidies die er in 2012 beschikbaar waren voor de landbouwsector en de visserijsector, met daarbij de geraamde bedragen en de daadwerkelijke uitgaven, en kunt u aangeven per regeling wat de uitvoeringskosten zijn?

Antwoord

Middels kamerbrief TK, 2012–2013, 33 400-XIII, nr 139 d.d. 22 maart 2013 (Toezegging WGO Begrotingsonderzoek: verbeterplan Landbouw- en visserijsubsidies) heeft u reeds een overzicht ontvangen van de budgetten en realisaties 2012 van landbouw- en visserijsubsidies in 2012. Voor inzicht in de uitvoeringskosten is het van belang of de betreffende regeling wel of niet onder de Regeling Landbouw Subsidies (RLS) valt. Daarom is aan het eerder aan de Kamer verzonden overzicht een kolom toegevoegd waarin aangegeven staat of de desbetreffende regeling onder de Regeling Landbouw Subsidies (RLS) valt of onder «overige regelingen»(zie bijlage). De totale uitvoeringskosten voor de 16 subsidieregelingen die onder de RLS vallen bedroeg in 2012 in totaal € 9,3 miljoen. De uitvoeringskosten voor de overige 17 subsidieregelingen bedroegen in 2012 in totaal € 3,1 miljoen (visserij EVF, vamil regeling, etc).

Daarnaast is in de bijlage een overzicht opgenomen van geraamde en gerealiseerde subsidies en bijdragen aan ZBO's en organisaties. Deze subsidies worden zonder tussenkomst van een uitvoeringsorganisatie verstrekt door het beleidsdepartement, tegen zeer beperkte uitvoeringskosten. Daarom zijn hier geen uitvoeringskosten vermeld.

Subsidieregelingen

 

Artikel 16 Concurrerende, duurzame, veilige agro-, visserij- en voedselketens

Artikel

Naam subsidie(regeling)

Ontwerpbegroting 2013

Ontwerpbegroting 2012

Realisatie 2012

Verschil 2012

Uitvoeringskosten 2012

 

Kasbedragen x € 1 000

         

Artikelonderdeel 16.1 Versterken concurrentiekracht en

         

verduurzaming agroketens en visserij

         

Agrarisch ondernemerschap

         
             

16

Investeringsregeling jonge agrariërs

1,238

4,286

3,945

– 341

RLS

16

Brede weersverzekering art. 68

1,400

1,000

1,421

421

overig

16

Garantstellingsregeling (landbouw)

10,000

0

8,500

8,500

RLS

16

Bedrijfsadvies over randvoorwaarden GLB

450

450

437

– 13

RLS

16

Subsidie demonstratieregeling

         
 

proefprojecten GLB

419

1,000

2,120

1,120

RLS

Duurzame veehouderij

         

16

Investeringsregeling

         
 

Fijnstofmaatregelen

 

18,600

16,054

– 2,546

RLS

16

Investeringsregeling luchtwassers

         
 

(Subsidie gecombineerde

         
 

luchtwassystemen)

 

0

3,434

3,434

RLS

16

Subsidie integraal duurzame stallen

         
 

en houderijsystemen

4,265

1,825

5,047

3,222

RLS

16

Voedselkwaliteitregeling, biologische

         
 

productiemethode

100

200

210

10

RLS

16

Subsidie demonstratieprojecten

         
 

(Biologische landbouw, Energie,

         
 

Intensieve veehouderij,

         
 

Melkveehouderij, Schoon en Zuinig)

419

454

161

– 293

RLS

16

Subsidie grote praktijknetwerken

         
 

veehouderijen

252

108

160

52

RLS

16

Subsidie kleine praktijknetwerken

         
 

veehouderijen

230

424

462

38

RLS

16

Beëindings-& saneringsregeling

737

847

584

– 263

overig

16

Ondersteuning Innovatieprogramma veevoer

320

 

296

296

overig

Artikel

Naam subsidie(regeling)

Ontwerpbegroting 2013

Ontwerpbegrotingh 2013

Realisatie 2013

Verschil 2012

Uitvoeringskosten 2012

Mestbeleid

         

Plantaardige productie

         

16

Subsidie marktintroductie energie-

13,689

11,460

12,577

1,117

RLS

innovaties (glastuinbouw)

       

16

Investeringsregeling

2,300

3,500

2,134

– 1,366

RLS

Energiebesparing

       

16

Set aside regeling

458

588

530

– 58

overig

16

Subsidie honingverbetering

   

171

171

overig

Agrarische Innovatie

       

 

intensieve veehouderij, open teelten, glastuinbouw, biologisch, plant, dier, MIDS, POP-NU)

         

       

       

16

Tegemoetkoming VAMIL

5,625

6,000

6,673

673

overig

16

Functionele agrobiodiversiteit (POP

300

200

126

– 74

RLS

Nieuwe uitdagingen)

       

16

Subsidie beroepsopleiding en

 

260

146

– 114

RLS

voorlichting biologische landbouw

       

Visserij

       

       

16

Subsidie innovatie in de visketen

1,689

1,735

1,400

– 335

overig

16

Collectieve acties in de visketen

2,410

1,375

2,400

1,025

overig

16

Investering in vissersvaartuigen

950

600

160

– 440

overig

16

Subsidie kwaliteit, rendement en

70

118

12

– 106

overig

nieuwe markten in de visserij

       

16

Investering in aquacultuur

307

472

166

– 306

overig

16

Certificering in de visketen

231

194

177

– 17

overig

16

Compensatieregeling Aalvisserij

200

350

350

0

overig

16

Investeringen in koelvriesinstallaties

 

3,800

2,240

– 1,560

overig

16

Investering in verwerking en afzet

93

165

69

– 96

overig

Artikelonderdeel 16.3 Plant- en diergezondheid

       

Dierenwelzijn productiedieren en gezelschapsdieren

       

       

16

Stichting Zeldzame Huisdierrassen (SZH)

160

200

240

40

overig

16

In beslag genomen goederen (IBG)

2,008

1,708

2,518

810

overig

 

Subtotaal subsidie (regeling)

Waarvan:

RLS

Overig (visserij EVF, Vamil-regeling, etc)

55,627

39,388

16,658

66,704

47,552

15,352

80,099

60,692

17,167

13,395

13,140

1,815

12,400

9,300

3,100

Overige subsidies en bijdragen aan ZBO’s en organisaties

Ontwerpbegroting 2013

Ontwerpbegroting 2012

Realisatie 2012

Verschil 2012

Artikelonderdeel 16.1 Versterken concurrentiekracht en verduurzaming agroketens en visserij

       

Duurzame veehouderij

       

16

Ondersteuning biologische sector (m.n. Bionext, voorheen Biologica)

260

210

105

– 105

16

LTO Noord, Innovatieprogramma «Varkansen»

19

38

38

 

16

Louis Bolk Instituut, project «Best practices op natuurgronden"

14

14

 

16

LTO Noord, Duurzame varkenshouderij 2010–2012

179

107

– 72

16

Provincie Flevoland: Project Gooijermars (Koopmansproject)

25

 

– 25

Overige subsidies en bijdragen aan ZBO’s en organisaties

Ontwerpbegroting 2013

Ontwerpbegroting 2012

Realisatie 2012

Verschil 2012

Plantaardige productie

       

16

Stichting Flowers en Food, Winnen aan Waarde

92

175

114

– 61

16

LTO Groeiservice, «Ondernemersplatform Licht II"

33

33

 

Agrarische innovatie

       

16

Productschappen Vee, Vlees en Eieren, programma «Arbeidsmarkt en opleiding»

181

297

297

 

16

Stichting Educatief Platteland, Professionele Boerderij Educatie

 

36

36

 

16

Stichting Zorgbelang Drenthe, project «ik wil loeigoeie zorg

 

20

20

 

16

Wageningen UR, hoogleraar leerstoel fysiologie van de bloembollen

150

150

150

 

16

NAJK, Duurzame Dialoog 2011–2013

125

125

125

 

Visserij

       

16

Combinatie van Beroepsvissers, Versterking Beroepsbinnenvisserij

 

56

54

– 2

16

Initiatief Duurzame Handel, ASC-keurmerk

300

300

300

 

Artikelonderdeel 16.2 Borgen voedselveiligheid en – kwaliteit

       

Voedselkwaliteit en transparantie in de keten

       

16

Voedingscentrum Nederland instellingssubsidie

1.480

1.500

1.492

– 8

16

Voedingscentrum Nederland Communicatieproject

1.200

2.200

2.401

201

16

Consumentenbond Voedselonderzoek

120

100

124

24

16

Regeling Draagvlak Duurzaam Voedsel

 

337

204

– 133

Risicomanagement voedselproductie

       

16

Stichting Diergeneesmiddelen Autoriteit

400

200

364

164

16

PVE, Vaccinatieproeven vleeskalveren

29

 

25

25

Artikelonderdeel 16.3 Plant- en diergezondheid

       

Dierenwelzijn productiedieren en gezelschapsdieren

       

16

Landelijk InformatieCentrum Gezelschapsdieren

540

800

462

– 338

16

Landelijke inspectiedienst dierenbescherming (LID)

800

800

860

60

16

ZLTO, project «Grip op klauwen»

43

85

85

 

16

LTO Noord, Verwaarlozing Landbouwhuisdierrassen

120

29

– 91

16

LTO Nederland, Projectuitvoering stalbranden

40

410

35

– 375

Preventieve diergezondheid

       

16

Kinderboerderij Nederland (SKBN), Projectfinanciering Keurmerk

20

20

20

 

16

Kinderboerderij Nederland (SKBN), Projectfinanciering Educatie

20

20

20

 

Monitoring, early warning en bewaking fytosanitaire en veterinaire veiligheid

       

16

Universiteit Utrecht/Dutch Wildlife Health Centre

325

200

311

111

16

Gezondheidsdienst voor Dieren basismonitoring

3.200

3.200

3.040

– 160

Artikelonderdeel 16.4 Kennisontwikkeling en innovatie ten behoeve van het groene domein

       

Overige subsidies en bijdragen aan ZBO’s en organisaties

Ontwerpbegroting 2013

Ontwerpbegroting 2012

Realisatie 2012

Verschil 2012

Kennisbasis/Wettelijke onderzoekstaken/Onderzoeksprogrammering en onderzoeksopdrachten

       

16

Regeling subsidie Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek

157.169

163.611

165.313

1.702

Financiële opdrachten overige kennisinstellingen

       

16

Basisfinanciering (Kaderwet LNV-subsidies, OCW-conform)

509

601

518

– 83

16

Basisfinanciering (Kaderwet LNV-subsidies, overboeking naar I&M voor Natuur en Milieu planbureau)

 

Overgeboekt naar I&M (€ 1,4 mln)

   

Innovatieprojecten en innovatiearrangementen

       

16

Innovatiesubsidies (Kaderwet LNV-subsidies)

3 084

1.275

754

– 521

16

Innovatiesubsidies (Kaderwet volgens welke AGNL toekent)

173

1.595

485

– 1.110

Subtotaal overige subsidies en bijdragen aan ZBO’s en organisaties

170.279

178.732

177.935

– 797

Totaal Subsidieregeling + Overige subsidies en bijdragen aan ZBO’s en organisaties

225.906

245.436

258.034

12.598

5

Waarom is het rapport «Verkocht wegens vrede» van de Dienst Landelijk Gebied (DLG) niet officieel aan de Kamer aangeboden? Bent u bereid de Kamer dit rapport alsnog aan te bieden met een begeleidende brief waarin u de «lessons learned» samenvat?

6

Welke lessen trekt u uit het proces van afstoten van 53 militaire terreinen (PrOMT) en welke risico’s zijn toen onderschat en kunt u tevens de Kamer alsnog informeren over de uitkomsten en evaluatie van het afstoten van deze terreinen via DLG en daarbij een overzicht geven van de opbrengsten in relatie tot de boekwaarde, de kosten van herbestemming en sloop het tijdpad van het afstotingsproces?

Antwoord 5 en 6

Het rapport «Verkocht wegens vrede» is een intern DLG-rapport, waarbij deze organisatie heeft onderzocht in hoeverre de van het Mnisterie van Defensie overgenomen militaire terreinen hebben bijgedragen aan de natuur in Nederland. Het rapport, dat ook is aangeboden aan het toenmalige Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie en aan de Rijksvastgoed en ontwikkelingsbedrijf (RVOB), zal ik aan uw Kamer aanbieden met een begeleidende brief.

7

Wordt er bij het afstoten van vastgoed, waaronder grondpercelen, zoals in Doorn op de Utrechtse heuvelrug, door Defensie bekeken of het waardevol kan zijn als onderdeel van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS)?

Antwoord

Ja. Het Rijk hanteert daarbij de zogenaamde reallocatieprocedure, waarbij het overtollig vastgoed eerst aan andere overheidspartijen wordt aangeboden.

8

Kunt u een overzicht geven van de in 2012 beschikte landgoederen, met een inschatting van het bijbehorende belastingvoordeel?

Antwoord

In 2012 zijn exact 200 beschikkingen afgegeven voor nieuwe landgoederen. Hieronder zijn inbegrepen een aantal landgoederen die al bestonden, maar in meerdere delen zijn gesplitst.

Het belastingvoordeel is maatwerk voor elk afzonderlijk landgoed. Het is bijvoorbeeld afhankelijk van de waarde van het onroerend goed en/of van de keuze van de eigenaar. Zonder een (zeer) intensief onderzoek naar gegevens per landgoed valt hier in algemene zin geen goede inschatting van te maken.

9

Wat verstaat u onder «climate smart agriculture»?

Antwoord

Climate-smart Agriculture maakt deel uit van een bredere duurzaamheidsagenda voor de landbouw en is gericht op economische groei, armoedebestrijding en versterkte voedselzekerheid met gelijktijdige handhaving en versterking van de productiviteit en de veerkracht van natuurlijke ecosystemen.

10

Wanneer wordt het percentage van 100% duurzame stallen bereikt en wat zijn de tussendoelen en kunt u een meerjarenoverzicht geven van de oorspronkelijke doelstellingen op weg naar 100% duurzame stallen onder mevrouw Verburg, de latere doelstelling richting 100% duurzame nieuwbouw van stallen en de daadwerkelijke gerealiseerde cijfers van het aantal duurzame stallen absoluut en als percentage van de nieuwbouw?

Antwoord

In onderstaande tabel wordt een meerjarenoverzicht gegeven van de beleidsdoelstelling met betrekking tot integraal duurzame stallen en de procentuele en absolute realisatie ervan.

Peilmoment

Tussendoelstelling

(% van het totaal aantal in gebruik zijnde stallen)

Gerealiseerd

(% van het totaal aantal in gebruik zijnde stallen)

Aantal gerealiseerde integraal duurzame stallen

1-1-2010

(eind 2009)

1.2

2.6

2.325

1-1-2011

(eind 2010)

2.8

3.4

3.032

1-1-2012

(eind 2011)

5

4.5

3.891

1-1-2013

(eind 2012)

6

5.71

4.7451

1-1-2014

(eind 2013)

8

pm

pm

X Noot
1

vooorlopige cijfers

Over het aantal duurzame stallen als percentage van het aantal nieuwbouwstallen zijn geen kwantitatieve gegevens bekend.

In de Uitvoeringsagenda Duurzame Veehouderij (UDV) hebben de betrokken partijen (LTO, Centrale Organisatie voor de Vleessector (COV), de Nederlandse Zuivelorganisatie (NZO), de Nederlandse Vereniging Diervoederindustrie (Nevedi), Rabobank, Dierenbescherming, Natuur en Milieu, Interprovinciaal Overleg (IPO) en toenmalig LNV) de beleidsdoelstelling voor integraal duurzame stallen ondersteund. In mei jl. is in het bestuurlijk overleg van de UDV door alle betrokken partijen ingestemd met de ambitie dat vanaf 2015 alle nieuw te bouwen stallen integraal duurzaam zijn. Hiervoor zal door de betrokken partijen van de UDV een stimuleringpakket worden opgezet, dat eind dit jaar zal worden gepresenteerd. Omdat vanaf 2015 alle nieuwe stallen integraal duurzaam worden gebouwd, zal het aantal duurzame stallen versneld toenemen.

11

Kunt u toelichten of de beschikbare financiële instrumenten, zoals fiscale instrumenten, kredieten en subsidies, voor Research & Development en innovatie ook beschikbaar zijn voor de agrarische sector en de visserijsector?

Antwoord

Fiscale instrumenten voor innovatie (WBSO, RDA, Innovatiebox) zijn toegankelijk voor alle bedrijven die aan speur- en ontwikkelingswerk doen. Daarmee zijn deze regelingen ook toegankelijk voor bedrijven in de agrarische sector en de visserijsector. Daarnaast zijn er verschillende financieringsinstrumenten die de financiering van innovatie in de agrarische en visserijsector ondersteunen.

15

Kunt u aangeven op welke wijze u een internationaal gelijk speelveld gaat waarborgen voor de Nederlandse landbouw- en visserijsector?

Antwoord

Het beleid voor de Nederlandse landbouw- en visserijsector wordt vormgegeven middels het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid en het Gemeenschappelijk Visserijbeleid. Ik vind dat maatregelen die ingrijpen in de internationale concurrentiepositie van de Nederlandse landbouw- en visserijsector, vanwege deze positie en een level playing field, op Europees niveau genomen moeten worden. Hiervan zijn goede voorbeelden op het terrein van het milieubeleid en dierenwelzijn, bijvoorbeeld het communautaire verbod op de legbatterij. Ik zet mij in om verbeteringen op het terrein van milieu en dierenwelzijn vooral in Europees verband te regelen zodat een gelijk Europees speelveld ontstaat.

16

Zijn er ook agrarische ondernemers die gebruik maken van het SBIRbudget? Zo ja, voor welk percentage van het budget?

Antwoord

De afgelopen periode zijn er twee SBIR-tenders opengesteld gericht op stal- en veehouderijsystemen. Het betreft de SBIR Integraal Duurzame stal- en houderijsystemen (2009–2013) met een totaal budget van € 2,2 miljoen en de SBIR Integraal Duurzame stal- en houderijsystemen in het landschap (2011–2015) met een totaal budget van € 1,9 miljoen. Met SBIR worden maatschappelijke knelpunten aangepakt en het richt zich niet primair op individuele boeren maar op businesscreatie. Dus alhoewel ook deze SBIR's niet specifiek bedoeld zijn voor agrarische ondernemers komt een deel van het totale SBIR budget wel terecht bij agrarische ondernemers. Bij de genoemde SBIR's zijn vooral stallenbouwers, agrarische adviesbureaus en bedrijven gericht op klimaatbeheersing de contractpartner, waarbij agrarische ondernemers vooral als onderaannemer optreden. De bedragen die naar onderaannemers gaan zijn niet onderverdeeld naar begunstigde, omdat dit de verantwoordelijkheid is van de contractpartner.

12

Kunt u toelichten welke maatregelen zijn genomen om de regeldruk in de agrarische sector en de visserijsector te verminderen?

13

Kunt u in percentages aangeven of de administratieve lasten voor agrarische bedrijven en de visserijsector zijn gedaald of gestegen?

14

Kunt u in percentages aangeven of de nalevingskosten voor de agrarische sector en de visserijsector zijn gedaald of gestegen?

17

Is de regeldruk in de agrarische sector ook verminderd? Zo ja, om welke regels gaat het dan? Zo nee, waarom niet?

Antwoord op 12, 13, 14 en 17

De administratieve lasten als gevolg van wet- en regelgeving voor het agro-domein zijn in 2012 gedaald met € 4,4 mln. Dit als gevolg van maatregelen in de vleesketen (– € 4,2 mln door versoepeling BSE-regelgeving, invoering digitale exportcertificaten/EKS+, en invoering van «Continuous Control Monitoring Toezicht» in de vleesketen), en aanpassingen van de Gecombineerde Data Inwinning (– € 0,2 mln). Met de invoering van het elektronisch logboek ook voor vissersvaartuigen tussen de 12 en 15 meter, is het derde deel van de gefaseerde invoering van het elektronisch logboek voltooid. Hiermee worden vangstgegevens dagelijks digitaal aangeleverd aan de overheid. Door de vereenvoudiging van regelgeving op het gebied van de binnenvisserij zijn een aantal vergunningsstelsels geschrapt of vereenvoudigd. Zo is het vergunningstelsel voor beroepsvissers voor het gebruik van het electrovisapparaat afgeschaft en is voor sportvissers en sportvisverenigingen nachtvisserij generiek vrijgesteld. Dit heeft geleid tot een geringe daling van de administratieve lasten.

De daling van de administratieve lasten met € 4,4 mln betekent in procenten uitgedrukt een daling met bijna 2% ten opzichte van de lasten in 2010 in het agro-domein. Het is niet mogelijk een percentuele daling van de nalevingskosten te geven. Dit omdat voor deze kosten nooit een integrale nulmeting heeft plaatsgevonden. Inmiddels zijn administratieve lasten en inhoudelijke nalevingskosten samengebracht onder de term «regeldrukkosten» en maken als zodanig sinds 1 oktober 2012 integraal onderdeel uit van de kabinetsaanpak van regeldruk.

18

De minister is verantwoordelijk voor het faciliteren van ambities om synergie te bereiken. Kan hij aangeven hoe hij specifiek voor de agro en tuinbouw aan deze verantwoordelijkheid invulling geeft?

Antwoord

Aan de synergie tussen ontwikkelingsdoelstellingen en de belangen van het Nederlandse bedrijfsleven, mede in het kader van de topsectorenagenda’s (specifiek voor agro en tuinbouw), wordt invulling gegeven. Voor de topsector Tuinbouw en Uitgangsmaterialen worden verschillende op ontwikkelingslanden gerichte voorstellen (showcases) voor internationaal expanderen door ontwikkelingssamenwerking opgepakt. Voor de Topsectoren AgroFood en Tuinbouw en Uitgangsmaterialen worden diverse initiatieven van bedrijven uit die sector gefinancierd vanuit instrumenten voor Private Sector Ontwikkeling (PSO). Onder andere door middel van instrumenten als publiek-private partnerschappen. Het bestaande postennetwerk van landbouwraden, -attachés en economische adviseurs spelen een verbindende rol bij het verwezenlijken van vraagsturing vanuit ontwikkelingslanden en het matchen met aanbod en oplossend vermogen in Nederland. Ook wordt er samengewerkt op de kennisagenda.

19

Valt bij beleidsartikel 15 uitsluitend een bedrag van 9,4 miljoen euro onder de criteria van Official Development Assistance (ODA) of zijn er meer bedragen die vallen onder het ODA-plafond? Zo ja, welke bedragen en waar worden die middelen dan aan besteed?

Antwoord

Naast het bedrag van € 9,4 mln dat betrekking heeft op het instrument Package4Growth, valt ook de bijdrage aan UNEP (à € 0,2 mln) en een deel van de bijdrage aan FAO (à € 3,6 mln) onder het ODA-plafond.

20

Wat zijn de plannen met het Package4Growth ODA-budget?

Antwoord

Een deel van het resterende ODA budget is gereserveerd voor de uitfinanciering van de aangegane verplichtingen voor de module kennisverwerving. Dit betreft een subisidieregeling voor bedrijven om een externe adviseur in te huren om specifieke kennis te verkrijgen die van belang is voor hun positionering op China en India. Voor het overige deel wordt nog bezien hoe dit kan worden ingezet binnen het instrumentarium voor buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking.

21

Hoe wordt bij beleidsartikel 15.1 (bevorderen van internationaal handelsverkeer) de aandacht voor maatschappelijke verantwoordelijkheid vormgegeven?

Antwoord

MVO is een doorsnijdend thema in het handelsbeleid. Zo maakt het standaard onderdeel uit van economische missies, waarbij de deelnemers worden geïnformeerd over de MVO issues in de lokale context en worden MVO onderwerpen opgenomen in het programma. Ook is de inzet van Nederland dat de Europese Commissie in elk handelsakkoord een ambitieus handel en duurzaamheidshoofdstuk uitonderhandelt waar samenwerking en promotie op het vlak van MVO onderdeel van uitmaakt. Voor onderhandelingen over investeringsbeschermingsovereenkomsten is de Nederlandse inzet dat de Europese Commissie afspraken over arbeid, milieu, duurzaamheid en transparantie opneemt in deze akkoorden. Verder worden de OESO Richtlijnen voor multinationale ondernemingen als voorwaarde gesteld bij handels- en investeringsbevorderende subsidies. Een ander belangrijk element van het beleid is voorlichting, zoals bevordering van kennis en bewustwording via MVO Nederland en voorlichting over de genoemde OESO Richtlijnen. Samen met het NCP en de SER worden deze onder de aandacht van het bedrijfsleven gebracht. Daarnaast is een brochure ontwikkeld over de ISO 26000 -norm voor MVO om de toepassing daarvan voor MKB'ers te vergemakkelijken. Ook ambassades dragen bij aan MVO voorlichting. Deze beschikken over kennis van lokale MVO zaken en informeren bedrijven hierover, organiseren MVO seminars en brengen bedrijven in contact met lokale NGO’s en overheden.

22

Kunt u toelichten wat u bedoelt met het corrigeren van de negatieve externe effecten van de landbouw en de visserij en of dit op Europees en/of nationaal niveau wordt vormgegeven?

Antwoord

De Europese landbouw en visserij moeten zich verder blijven ontwikkelen om een concurrerende, duurzame en veilige landbouw- en visserijproductie binnen Europa te realiseren.

Er is toenemende internationale en Europees aandacht voor de kwaliteit van ons voedsel, met name de veiligheid van ons voedsel en de wijze waarop ons voedsel wordt geproduceerd. De zorg van de overheid bestaat onder meer uit tegengaan van de negatieve effecten van de landbouw en visserij door het borgen van maatschappelijke waarden als voedselzekerheid, voedselveiligheid en -kwaliteit, landschap, natuur, milieu (bodem, water, lucht, klimaat) en dierenwelzijn/diergezondheid. De overheid heeft in beginsel twee mogelijkheden van interventie.

De producenten zijn primair verantwoordelijk voor hun producten en productiewijze. Producenten opereren daarom op basis van normen en kaders die de overheid stelt en die goeddeels hun grondslag vinden in internationale, met name Europese regelgeving.

Daarnaast kan de overheid de landbouw of de visserij passend belonen voor allerlei maatschappelijk gewaardeerde prestaties. Prestaties die weliswaar verder gaan dan wettelijke minimumnormen, maar waarvoor via de markt voor landbouw- en visserijproducten geen beloningen plaatsvindt. Van sommige van die prestaties is al op EU-niveau afgesproken dat zij van bovennationale of grensoverschrijdende betekenis zijn, bijvoorbeeld op het gebied van natuur, biodiversiteit, landschap, milieu en waterbeheer.

23

Wat is er de oorzaak van dat Nederland in 2011 naar de vierde plaats op de ranglijst van landen met het hoogste netto handelsoverschot is gezakt en welke acties moeten volgens u genomen worden om te zorgen dat Nederland weer stijgt op deze ranglijst?

Antwoord

Het netto handelsoverschot is de resultante van de jaarlijkse exportwaarde waarvan de jaarlijkse importwaarde wordt afgetrokken. Zoals in de tabel op pag. 83 te lezen is, neemt het handelsoverschot van Nederland nog steeds elk jaar toe (in 2011 is overschot 32% hoger dan in 2006) maar stijgt het handelsoverschot van landen als Brazilië, Argentinië en Thailand sneller.

Om een betere positie te krijgen op de lijst moet Nederland zich vooral richten op producten uit het hogere marktsegment en op innovatie. Een verdere verduurzaming van de land- en tuinbouw en een sterk accent op kwaliteitsproducten zal onze exportpositie versterken. Het topsectorenbeleid, de inspanningen van de landbouwattachés en de handelsmissies kunnen helpen om onze positie op de lijst te verbeteren.

24

Kunt u aangeven hoe de maatschappelijke appreciatiescore voor de agrarische sector wordt berekend?

25

Waarom is de gemiddelde waardering voor de agrarische sector van de Nederland gedaald ten opzichte van vorige jaren?

Antwoord 24 en 25

De waardering is gebaseerd op een jaarlijks door TNS-NIPO verricht opinieonderzoek onder Nederlandse burgers. Het gaat om 1.000 respondenten uit de bevolking met een leeftijd van 15 jaar en ouder. Hun mening wordt gevraagd over de volgende meetwaarden: een schoon milieu, een mooi landschap, dierenwelzijn, natuur en andere maatschappelijke waarden.

De verschillende aspecten leiden tot een totaalrapportcijfer van 7,5 in 2012 voor de agrarische sector wat nauwelijks lager is dan de referentiewaarde van 7,7 in het jaar 2009. Voor deze geringe daling is geen duidelijke verklaring te geven. De visserij sector werd beoordeeld met een 6,8. Mogelijke reden is dat Nederlanders over het algemeen minder bekend zijn met de visserijsector dan met de agrarische sector.

26

Waarom zijn er geen realisatiecijfers beschikbaar over 2012 ten aanzien van de verhouding duurzame investeringen versus totale investeringen?

Antwoord

De cijfers over de totale investeringen in 2012 en duurzame investeringen in 2012, die door LEI/DLO verzameld en geïnterpreteerd worden komen pas in de tweede helft van 2013 beschikbaar. Op het moment van opstellen van het Jaarverslag 2012 wordt dus gebruik gemaakt van de cijfers uit 2011.

27

De tweede tabel geeft een overzicht van investeringen onderverdeeld in duurzaam en niet-duurzaam. Welke criteria ten aanzien van duurzaamheid zijn hier gebruikt?

Antwoord

Als duurzame investeringen worden de investeringen beschouwd die vallen onder de onderstaande regelingen. De criteria die van toepassing zijn bij deze regelingen worden gebruikt als duurzaamheidscriteria voor deze indicator in de begroting en jaarverslag.

  • 1. milieuinvesteringsaftrek en Willekeurige Afschrijving milieuinvesteringen (MIA/Vamil)

  • 2. Energie Investeringsaftrek (EIA)

  • 3. Groen Beleggen

  • 4. Investeringen in energiebesparing (IRE)

  • 5. Marktintroductie energie-innovaties (MEI)

  • 6. Gecombineerde luchtwassystemen (2007–2010)

  • 7. Investeringen in integraal duurzame stallen (RLS en GLB)

  • 8. Fijnstofmaatregelen (2009–2011)

  • 9. Milieuvriendelijke investeringen

28

Welke duurzaamheidseisen worden gesteld met betrekking tot de posten onder 16.1 «Agrarisch Ondernemerschap» en «Agrarische Innovatie» betreffende subsidieverlening?

Antwoord

Onder Agrarisch Ondernemerschap valt de Garantstelling Landbouw plus. Deze garantstelling wordt alleen verstrekt voor financiering van de bouw van stallen die een certificaat hebben van de Maatlat Duurzame Veehouderij en kassen die een certificaat hebben Groen Labelkas.

Bij «Agrarische Innovatie» wordt subsidie verstrekt ten behoeve van «Samenwerking bij innovatie». Hierbij dienen de projecten bij te dragen aan de duurzaamheidsdoelen van de nieuwe uitdagingen van het Plattelands Ontwikkelings Programma (POP), zijnde hernieuwbare energie, water, tegengaan van klimaatverandering en biodiversiteit.

29

Kunt u toelichten waarom voor € 43,4 miljoen garantieverplichtingen zijn aangegaan in het kader van de garantiefaciliteit Landbouw, terwijl dit niet in de oorspronkelijke begroting was opgenomen en kunt u aangeven waaruit deze garantieverplichtingen bestaan?

Antwoord

In de ontwerpbegroting 2012 was geen rekening gehouden met de budgettaire verwerking van de overheveling van taken van de Stichting Borgstellingsfonds naar het Rijk. In de 2e suppletoire begroting 2012 is dit gecorrigeerd en is het hiermee maximaal samenhangende verplichtingenbudget verhoogd met € 138 mln. Uiteindelijk zijn in 2012 daadwerkelijk voor € 43,4 mln. garantieverplichtingen aangegaan waarvan € 43,2 mln. betrekking heeft op de garantiefaciliteit Landbouw en € 0,2 mln. op de garantiefaciliteit visserij.

30

Kunt u een toelichting geven op de 43,3 miljoen euro aan garanties op pagina 85 en kunt u aangeven of dit exportgaranties zijn en in welk kader deze aan wie zijn verstrekt?

Antwoord

De 43,3 miljoen aan garantieverplichtingen betreffen garanties op leningen ten behoeve van investeringen in de ontwikkeling en verduurzaming van de land- en tuinbouw. Dit zijn geen exportgaranties.

31

Klopt het dat van de beloofde bezuinigingsopbrengsten van 46 miljoen euro ten opzichte van 2010 slechts 3,3 miljoen euro is gerealiseerd en kunt u een meerjarenoverzicht geven van de beloofde versus de gerealiseerde bezuinigingen?

Antwoord

De taakstelling uit het regeerakkoord van het vorige kabinet is voor het eerst verwerkt in de begroting 2012. Deze taakstelling op artikel 16 bedroeg voor NVWA en DR voor het jaar 2012 gezamenlijk € 4,1 mln. De opgelegde meerjarige taakstellingen voor DR en NVWA op dit artikel zien er als volgt uit (bedragen x € 1 mln).

 

2012

2013

2014

2015

2016

NVWA

2,4

5,7

11,3

13,3

13,9

DR

1,7

4,1

8,1

9,5

10,0

Totaal

4,1

9,8

19,4

22,8

23,9

32

Kunt u aangeven of het vangstverbod voor paling gehandhaafd blijft en of palingvissers gedurende deze tijd aanspraak kunnen blijven maken op de regeling schadevergoeding dioxinepaling?

Antwoord

Ja, het vangstverbod voor paling blijft gehandhaafd. Ik heb op dit moment geen aanwijzingen dat de hoeveelheid dioxines en dioxineachtige PCB's in aal uit het gesloten gebied zodanig zijn gedaald dat deze het opheffen van het verbod rechtvaardigen. De vissers die getroffen zijn door het vangstverbod per 1 april 2011 zijn via 3 verschillende sporen tegemoetgekomen in de geleden schade. Via spoor 1 zijn de huurpenningen aan de vissers terugbetaald. Middels spoor 2 hebben de vissers een tegemoetkoming kunnen aanvragen voor kosten die niet terug te verdienen zijn tijdens de huurperiode en via spoor 3 hebben de vissers een tegemoetkoming voor inkomstenverlies gedurende 5 jaar kunnen aanvragen.

33

Kunt u toelichten waarom de realisatiecijfers voor 2012 voor fosfaat en stikstof nog niet beschikbaar zijn en kunt u hier de Kamer alsnog over informeren?

Antwoord

De realisatiecijfers voor de indicatoren «realisatie normen fosfaat» en «realisatie normen stikstof» worden verzameld door het CBS en gepresenteerd in de CBS-statistiek «Mineralen in de landbouw». Omdat de realisatiecijfers feitelijk het overschot op landbouwgrond (zijnde het totaal verlies aan mineralen op landbouwgrond door toepassen van meststoffen in de Nederlandse landbouw en als gevolg van neerslag na opname door de gewassen) voor fosfor en stikstof representeren, kunnen deze cijfers pas na afloop van het betreffende kalenderjaar verzameld worden. Verzameling en bewerking nemen echter ook de nodige tijd in beslag met als gevolg dat de definitieve cijfers over het betreffende jaar pas ruim een jaar nadat het betreffende jaar is afgelopen beschikbaar zijn. Over het jaar 2012 zijn daarom nog geen realisatiecijfers beschikbaar. Het CBS heeft aangekondigd dat de voorlopige cijfers over 2012 in het derde kwartaal van 2013 zullen worden gepubliceerd.

Wel zijn inmiddels de definitieve cijfers van het CBS over het jaar 2011 beschikbaar. De definitieve realisatiecijfers over 2011 voor fosfaat en stikstof zijn vastgesteld op 34 miljoen kg respectievelijk 331 mln kg.

34

Kunt u aangeven waarom de monitoring integraal duurzame stallen, peildatum 1 januari 2013, nog niet naar de Kamer is gestuurd en bent u bereid deze rapportage alsnog zo snel mogelijk naar de Kamer te sturen?

Antwoord

De monitor integraal duurzame stallen met peildatum 1 januari 2013 zal begin juni worden afgerond en daarna zo spoedig mogelijk naar de Tweede Kamer worden gestuurd.

35

Kunt u aangeven waarom er geen voldoende middelen beschikbaar zijn uit de Reserve Borgstellingsfaciliteit om de meeruitgaven gedaan aan uitkeringen op verliesdeclaraties op basis van de Garantstelling Landbouw te financieren en uit welke onderdelen van artikel 16 deze uitgaven nu gedekt zijn?

Antwoord

In 2012 was de verwachting dat in 2013 als gevolg van de economische crisis een groot bedrag aan verliesdeclaraties uitgekeerd zou moeten worden (huidige prognose: € 23 mln.). Daarom is besloten de verliesdeclaratie van 2012 (€ 8,4 mln.) niet te onttrekken uit de reserve zodat deze reserve voldoende op peil blijft voor de betaling van toekomstige verliesdeclaraties en om nieuwe garanties af te kunnen geven op leningen voor investeringen.

Dekking voor de verliesdeclaraties van 2012 heeft plaatsgevonden uit meevallers op onderdelen 16.1 «versterken concurrentiekracht en verduurzaming agroketens en visserij», 16, 2 «Borgen voedselveiligheid en -kwaliteit» en 16.3 «plant- en diergezondheid» van artikel 16.

36

Kunt u aangeven waarom er alvast geld is uitgetrokken voor flankerend beleid ten behoeve van de nertsenhouderijsector en kunt u aangeven uit welke kamerstukken blijkt dat er ruimte is voor deze reservering en kunt u tevens toelichten waar de meeruitgaven, gedaan ten behoeve van de uitkering op verliesdeclaraties, zijn uitgekeerd en waarom?

Antwoord

Naar aanleiding van het amendement Van Gerven/Dijsselbloem (TK, 2010–2011, 32 609 XIII, nr. 4) wordt voor de periode 2011 t/m 2024 jaarlijks een bijdrage van 2 miljoen euro gestort in de begrotingsreserve borgstellingsfaciliteit ten behoeve van flankerend beleid naar aanleiding van het verbod op de pelsdierhouderij. Dekking is gevonden binnen het artikel 16 «Concurrerende, duurzame, veilige agro-, visserij- en voedselketens», zoals het amendement ook vraagt.

37

Kunt u aangeven waarom er voor 2012 en 2013 een structureel tekort is van € 1 miljoen voor de bijdrage aan het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Cgtb)

Antwoord

De inkomsten van het Ctgb komen voor het grootste deel uit de tarieven die door de toelatingsaanvragers en -houders worden betaald. Het tekort heeft betrekking op de bijdrage van de rijksoverheid voor werkzaamheden die het Ctgb uitvoert voor de rijksoverheid. De afgelopen jaren zijn er bij de zelfstandige bestuursorganen – zoals het Ctgb – enerzijds efficiëntie bezuinigingen doorgevoerd, anderzijds nam de hoeveelheid werk voor het Ctgb toe (bijvoorbeeld de implementatie van de Europese gewasbeschermingsverordening en van de Europese biocidenverordening, herbeoordeling neonicotinoïden). Het is te verwachten dat de hoeveelheid werk voor het Ctgb in de komende jaren verder zal toenemen. Er is derhalve sprake van een structureel tekort. Voor 2014 zal ik – zoals ook aangegeven in het jaarverslag 2012 – bezien hoe dit structurele probleem kan worden opgelost.

38

Kunt u aangeven wat het SBIR-programma Voedselverspilling tot nu toe heeft opgeleverd?

Antwoord

Het SBIR tenderinstrument is toegepast om het bedrijfsleven te vragen met oplossingen te komen voor het maatschappelijk probleem van «voedselverspilling». Agentschap NL voert het SBIR programma uit. De SBIR «Verminderen van Voedselverspilling» geeft zicht op reductie van voedselverspilling van 196.129 ton (196 miljoen kg per jaar).

Resultaten na fase 1, het «haalbaarheidsonderzoek»:

  • Er zijn 53 offerten ontvangen

  • 16 bedrijven zijn geselecteerd om een haalbaarheidsonderzoek te doen.

  • 15 bedrijven hebben duidelijkheid over de mogelijkheden die hun innovatie heeft in de markt.

  • 7 bedrijven werken dit verder uit in een «Onderzoek en Ontwikkel traject» (fase 2).

Resultaten fase 2, het «Onderzoek en Ontwikkel traject»

Een zevental bedrijven in de voedingsmiddelenindustrie ontwikkelen momenteel innovatieve tools en technieken om voedselverspilling terug te dringen

De looptijd van fase 2 is van oktober 2012 tot oktober 2014. Als alle projecten zijn geïmplementeerd kan het definitieve resultaat bepaald worden.

39

Kunt u de resultaten van de 51 pilots toelichten die (mede) zijn gefinancierd door het Ministerie van Economische Zaken in het kader van de verduurzaming van de voedselketen?

Antwoord

In de looptijd van het Platform Verduurzaming Voedsel van 2009 tot eind 2012 zijn 51 pilots gestart waarvan er op dit moment nog 24 doorlopen. Hoewel dus nog niet alle resultaten bekend zijn, zijn toch al veel effecten zichtbaar.

Het werken met innovatiepilots heeft geleid tot een betere samenwerking in de keten en ook de samenwerking met ngo’s is sterk verbeterd. Door het definiëren van 9 verduurzamingsthema’s kregen bedrijven de ruimte om passend bij de eigen bedrijfsvoering stappen in de verduurzaming te zetten. De pilots hebben laten zien dat verduurzaming mogelijk is en ook economisch interessant kan zijn.

Duurzaamheid is een gangbaar begrip geworden door het ontwikkelen van branchespecifieke voorbeeldaanpakken. Hierdoor werd de bereidheid om in innovatie te investeren steeds groter, is het aanbod van duurzame producten sterk toegenomen en ontstaan weer nieuwe samenwerkingsverbanden en innovaties. Door verduurzaming steeds meer integraal aan te pakken is de transparantie in de keten toegenomen en hebben partners verderop in de keten een toenemend belang bij duurzaam geproduceerde producten. Verdere opschaling en verbreding liggen nu binnen bereik en kunnen leiden tot een generieke duurzaamheidssprong (vlees, AGF). De resultaten van de pilots worden meegenomen in de evaluatie van het Platform Verduurzaming Voedsel die voor de zomer gereed zal zijn.

40

Welke acties moeten volgens u genomen worden om ervoor te zorgen dat Nederland alsnog de doelstelling/streefwaarde haalt met betrekking tot de vermindering van voedselverspilling?

Antwoord

Tijdens het Algemeen Overleg met uw Kamer op 21 maart 2013 heb ik aan uw Kamer toegezegd voor de zomer mijn visie op de verduurzaming van de voedselketen aan u toe te zenden, inclusief een actieplan rondom de vermindering van de voedselverspilling.

41

Kunt u aangeven wanneer de nota naar aanleiding van het verslag betreffende het wetsvoorstel beperkte veredelingsvrijstelling naar de Kamer wordt gestuurd?

Antwoord

Uiterlijk voor het zomerreces zal de nota naar aanleiding van het verslag betreffende het wetsvoorstel beperkte veredelingsvrijstelling naar uw Kamer worden gestuurd.

42

Kunt u aangeven welke projecten er samen met het bedrijfsleven zijn gestart in het kader van de programma’s voor landbouwontwikkeling en voedselzekerheid, voor welke bedragen en met welk resultaat en of deze middelen onder de ODA-criteria vallen?

Antwoord

In 2012 zijn met het bedrijfsleven in twintig landen1 projecten gestart op het gebied van landbouwontwikkeling en voedselzekerheid. Deze projecten variëren in omvang van enkele tienduizenden euro’s tot enkele miljoenen over meerdere jaren. In de regel wordt er bij dergelijke projecten gewerkt op basis van cofinanciering door de betrokken bedrijven en organisaties. Ook in thematiek zijn projecten zeer verschillend. Zo is er in Egypte een project gestart met Nederlandse en Egyptische bedrijven dat gericht is op versterking van de agrologistieke keten van versproducten, terwijl met Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen in Indonesië een project is opgezet dat bijdraagt aan verduurzaming van de teelten van o.a. paprika’s, sjalotten en chilipepers. Beide projecten zijn nog niet afgerond, maar net als andere projecten is het beoogde resultaat dat door middel van samenwerking tussen Nederlandse en lokale bedrijven de voedselproductie wordt verbeterd. Eén project is rechtstreeks gefinancierd vanuit de begroting van EZ en wordt niet meegerekend als ODA-uitgaven. Projecten die vanuit de ambassades worden gefinancierd worden wel als ODA aangemerkt. Samen met het bedrijfsleven zijn er ook verschillende projecten gestart via de Faciliteit Duurzaam Ondernemen en Voedselzekerheid (FDOV), die op de begroting van het Ministerie van Buitenlandse Zaken staat en waarvan de uitgaven als ODA aangemerkt worden. FDOV draagt maximaal 50% bij aan de financiering van projecten, de andere helft wordt betaald door de niet-publieke partijen in het partnerschap. EZ heeft bijgedragen aan de indiening van verschillende projecten en zal ook betrokken zijn bij de uitvoering deze projecten. Hierbij gaat het om (meerjarige) programma’s die voor een groot deel vanuit de topsectoren komen.

43

Kunt u toelichten welke afspraken met het Ministerie van Financiën zijn gemaakt over de onttrekking van € 3,2 miljoen aan de begrotingsreserve apurement?

Antwoord

Met het Ministerie van Financiën is de afspraak gemaakt dat zij moeten instemmen met onttrekkingen uit de begrotingsreserve.

44

Voor hoeveel directeuren is de 1 miljoen euro voor directeuren Voedsel en Warenautoriteit (VWA) en welk bedrag is per directeur uitbetaald en in welk kader?

Antwoord

Met ingang van 2012 worden de salarissen van de directeuren NVWA niet meer meegenomen in het budget van het departement maar uit het budget van de NVWA betaald. Vandaar de overheveling van circa € 1 mln. Het gaat niet om extra gelden. De betreffende acht directeuren van de NVWA zijn ingeschaald conform het functiegebouw rijk. Het budget dient dan ook ter dekking van de salarissen en is als zodanig gebruikt.

45

Kunt u aangeven of de genomen maatregelen, zoals het opstellen van Human Capital Agenda's, het instellen van Centra voor Innovatief Vakmanschap en de inzet op loopbaan oriëntatie, voldoende zijn om het grote verwachte tekort van vakkrachten in de agrarische sector tegen te gaan?

Antwoord

Met de topsectoren Agro en Food en Tuinbouw en Uitgangsmaterialen en het onderwijs wordt voortvarend, planmatig en structureel, samengewerkt om eventuele problemen op de arbeidsmarkt tijdig te identificeren en gezamenlijk op te lossen. De primaire verantwoordelijkheid ligt bij het bedrijfsleven en het onderwijs om tot concrete resultaten te komen. EZ faciliteert hierin. Een goed instrument hierbij is de «Human Capital Agenda van de topsectoren» waarin acties staan die nu tot uitvoering komen. Concrete voorbeelden hiervan zijn acties die gericht zijn op het verbeteren van de aansluiting tussen onderwijs en bedrijfsleven o.a. via het concept «School als Kenniscentrum», Centra voor Innovatief Vakmanschap, Centres of Expertise en lectoraten.

Overigens staan in het jaarverslag EZ 2012, naast de «inzet op loopbaan oriëntatie» en het «opstellen van Human Capital Agenda’s», een groot aantal andere acties genoemd zoals: het aanboren van nieuwe potentiële leerlinggroepen met name in de (Rand)stedelijke omgeving, het tegengaan van voortijdig schoolverlaten, het vergroten van de doorstroom naar hogere opleidingsniveaus, het versterken van de zij-instroom in de agrarische sector via omscholing, het bij- en herscholen van bestaande arbeidskrachten, het versterken van het imago en de aantrekkingskracht van de sector, het interesseren van jongeren in het primair- en voortgezet onderwijs voor de agrarische sector via het programma Leren voor Duurzame Ontwikkeling.

Voor alle bovenstaande acties geldt dat zij gericht zijn op het verbeteren van de instroom van goed gekwalificeerde beroepsbeoefenaars op de agrarische arbeidsmarkt.

46

Bent u bereid een plan van aanpak naar de Kamer te sturen voor de beleidsdoorlichting «Natuur en regio» conform de vergelijkbare toezegging van uw voorganger bij beleidsartikel 16 (Kamerstuk 33 400-XIII, nr. 18)?

Antwoord

Ja, ik zal een plan van aanpak voor de beleidsdoorlichting «Natuur en Regio» naar uw Kamer sturen.

47

Bent u bereid in het jaarverslag en in de begroting van Economische Zaken inzicht te geven in streefwaarden en effectindicatoren voor de staat en instandhouding van Natura 2000, zoals de Algemene Rekenkamer aanbeveelt in haar brief van 21 november 2012 (Kamerstuk 31 865, nr. 46)?

48

Bent u bereid daarbij tevens beleidsconclusies te trekken, zodat de Tweede Kamer voldoende zicht krijgt op de vorderingen die gemaakt worden om aan de Europese verplichtingen te voldoen?

Antwoord 47 en 48

Het doel van Natura 2000 is het bereiken van de landelijke gunstige staat van instandhouding voor desbetreffende natuurwaarden. Op landelijk niveau wordt eens in de zes jaar de balans opgemaakt en hierover aan de Europese Commissie gerapporteerd. Deze gegevens zullen ook dienen als input voor de evaluatie van de Natura 2000-doelen, die gepland staat voor 2015. Deze evaluatie levert informatie over het behalen van de doelen. Daar zullen ook de door u gevraagde beleidsconclusies getrokken worden. Aangezien het gaat om (dynamische) natuur is het niet zinvol op basis van jaarlijkse gegevens conclusies te trekken. Daarom zie ik geen toegevoegde waarde van het rapporteren hierover in het jaarverslag en de jaarlijkse begroting van mijn ministerie. Ik zal uw Kamer informeren bij de geplande evaluatie van de Natura 2000-doelen en evaluaties die daarop zullen volgen.

49

Bent u bereid in het jaarverslag en in de begroting van Economische Zaken prestatie-indicatoren op te nemen ten aanzien van de voortgang van de EHS of de ontwikkelopgaven voor nieuwe natuur (zie Kamerstuk 31 865, nr. 46) en welke nadere afspraken gaat u hierover met de provincies maken?

Antwoord

Ik wil de Tweede Kamer graag informeren over de voortgang van de EHS en de ontwikkelopgaven voor nieuwe natuur die daarmee samenhangen. Ik zal u in de aangekondigde hoofdlijnennotitie over ontwikkeling en beheer van natuur in Nederland informeren over de afspraken, die ik met provincies wil maken over de vorm en frequentie van deze voortgangsinformatie. Het nog in te winnen advies over het optimaal inrichten van de voortgangsmonitoring in de toekomst, zoals gevraagd in de motie van Veldhoven (TK 33 441, nr. 9), zal ik betrekken bij de invulling van de voortgangsrapportages.

50 – PDN [Habing]

Bent u bereid in het jaarverslag en in de begroting van Economische Zaken inzicht te geven in de status van de beheerplannen van alle Natura-2000 gebieden (in plaats van alleen de prestaties van het Rijk), zoals de Algemene Rekenkamer aanbeveelt in haar brief van 21 november 2012 (Kamerstuk 31 865, nr. 46)?

Antwoord

Ik ben bereid u los van het jaarplan op nog nader vast te stellen tijdstippen te informeren over de stand van zaken van alle beheerplannen.

51

Gaat u, zoals uw voorganger heeft toegezegd (in Kamerstuk 33 240-XIII, nr. 19) in het jaarverslag 2012 van het ministerie van Economische Zaken verantwoording afleggen over de ILG-periode 2007 tot en met 2010? Zo ja, op welke wijze wordt de definitieve prestatiebeoordeling van het Comité van Toezicht daarin betrokken? Zo nee, wanneer kan de Tweede Kamer de definitieve verantwoording over de ILG-periode tot en met 2010 tegemoet zien?

Antwoord

De verantwoording over de ILG-periode vindt niet plaats middels het departementale jaarverslag, maar – conform de wettelijke ILG-systematiek – aan de hand van de provinciale verantwoordingsrapportages 2007–2010. Via de jaarverslagen van de provincies worden de verstrekte en nog vast te stellen ILG voorschotten verantwoord. Conform de ILG afrondingsovereenkomsten zal ik in 2013 de ILG-budgetten definitief vaststellen op basis van de ILG-rapportages t/m 2010. Ik heb u hierover geïnformeerd bij de beantwoording van de motie Jacobi (Kamerstuk 33 240-XIII, nr. 17).

52

Beschouwt u de definitieve afrekening van de ILG-voorschotten 2007 tot en met 2010 als een nulmeting voor de herijkte en/of robuuste EHS, zoals de Algemene Rekenkamer aangeeft in het rapport bij het jaarverslag 2011van EL&I (Kamerstuk 33 240-XIII, nr. 2, pagina 10)? Zo ja, op welke wijze gaat u deze nulmeting gebruiken?

Antwoord

Nee, ik beschouw de definitieve afrekening van de ILG-voorschotten 2007 t/m 2010 als vaststelling van het definitieve ILG-budget. Een nulstand over de herijkte en/of robuuste EHS maakt daar geen onderdeel van uit.

53

Kunt u verklaren waarom u geen accountantsverklaringen van de provincies bij hun ILG-rapportages naar de Kamer heeft gestuurd, zoals in de bestuursakkoorden met de provincies is afgesproken en zoals onder meer is toegezegd door uw voorganger (Kamerstuk 30 825, nr. 57, pag. 24)?

Antwoord

De provinciale accountantsverklaringen maken onderdeel uit van de ILG informatie en verantwoordingsystematiek. Het ILG wordt afgerekend over de bestedingen en prestaties t/m 2010. Ik zal u zo spoedig mogelijk informeren over de afrekening van het ILG en het vaststellen van het ILG budget waarbij ik de provinciale accountantsverklaringen en de eindrapportage van het Comité van Toezicht zal betrekken.

54

Kunt u een helder meerjarenoverzicht (2007–2016) geven waarin enerzijds alle verplichtingen (bedragen) staan die eerst in het kader van de Wet Investeringsbudget Landelijk Gebied (WILG) en later met het Onderhandelingsakkoord decentralisatie natuur richting de provincies staan en anderzijds de bedragen die daadwerkelijk zijn overgemaakt in dat jaar naar het provinciefonds en kunt u aangeven of er ook bedragen zijn die zijn doorgeschoven naar latere jaren of geparkeerd zijn op andere plaatsen?

Antwoord

De totale verplichting voor de rijksbijdrage in het kader van het ILG betrof de gehele periode 2007–2013 (niet 2016). De totale toezegging op grond van de laatste ILG-beschikkingen in 2010, waarin de laatste wijzigingen op eerdere beschikkingen waren verwerkt bedroeg € 3.694.512,-. Dit bedrag is exclusief financiering via de zogenaamde PNB-leningen (particuliere natuurbeherende organisaties), EU-middelen voor het Plattelandsontwikkelingsprogramma en exploitatiewinst van Bureau Beheer Landbouwgronden, die niet via de begroting van EZ liepen.

De verplichting per provincie werd jaarlijks geactualiseerd voor de werkelijke betaalde voorschotten en (meerjarige) doorwerking van wijzigingen in de ILG-bestuursovereenkomsten en de voorschotten werden in jaartranches betaald. In de begroting van voormalig LNV werden deze gegevens opgenomen in de overzichtsconstructie ILG. In onderstaande tabel zijn de totalen opgenomen uit de overzichtsconstructie zoals die eerder waren opgenomen in de LNV begrotingen en laatstelijk geactualiseerd zijn in het kader van het verzoek in het wetgevingsoverleg van de vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 7 juni 2012 naar aanleiding van de behandeling van het Jaarverslag 2011 (zie

TK 33 240 XIII, nr. 19).

bedragen x 1 mln

2007

2008

2009

2010

2011

totaal ILG

439,2

497,8

428,5

471,8

643,5

De bedragen die, na verwerking van de taakstelling van het kabinet Rutte-Verhagen, op grond van het Onderhandelingsakkoord decentralisatie natuur via het Provinciefonds zijn en zullen worden betaald, staan hieronder. Het bedrag voor 2012 is bij Slotwet in 2012 overgeheveld, de bedragen 2013 en 2014 zijn bij Voorjaarsnota 2013 overgeheveld.

bedragen x 1 mln

2012

2013

20141

decentralisatie-uitkering (PF)

261,0

267,1

40,3

X Noot
1

Dit betreft enkel uitgaven t.b.v. voormalige FES projecten.

55

Kunt u een overzicht geven van alle Natura 2000-gebieden en per gebied de stand van zaken wat betreft de aanwijzingsprocedure en de totstandkoming van de beheerplannen aangeven?

Vraag 71

Kunt u van alle Natura 2000-gebieden in een tabelvorm aangeven in welke fase de beheerplannen verkeren?

Antwoord 55 en 71

De stand van zaken per gebied d.d. 28 mei 2013 is weergegeven in onderstaande tabel.

In totaal zijn er 163 Natura 2000-gebieden, waarvan 91 gebieden zijn aangewezen, 67 in ontwerp zijn gepubliceerd en 5 nog in voorbereiding zijn (nog geen ontwerpbesluit).

Wat betreft de beheerplannen zijn voor 3 gebieden de beheerplannen definitief vastgesteld. Verder is voor 8 gebieden het ontwerpbeheerplan vastgesteld en is de inspraakprocedure doorlopen maar is het beheerplan nog niet definitief vastgesteld. De rest van de beheerplannen zit in het voorstadia van vaststelling.

Overzicht status Natura 2000-gebieden d.d. 4 juni 2013

Natura 2000-nr

Natura 2000 gebied

Aanwijzingsbesluiten Stand van zaken d.d. 4 juni 2013

Beheerplannen Stand van zaken d.d. 4 juni 2013

1

Waddenzee (HR Eems-Dollard alleen aangemeld)

aangewezen

geen ontwerp gereed

2

Duinen en Lage Land Texel

aangewezen

geen ontwerp gereed

3

Duinen Vlieland

aangewezen

geen ontwerp gereed

4

Duinen Terschelling

aangewezen

geen ontwerp gereed

5

Duinen Ameland

aangewezen

geen ontwerp gereed

6

Duinen Schiermonnikoog

aangewezen

geen ontwerp gereed

7

Noordzeekustzone

aangewezen

geen ontwerp gereed

8

Lauwersmeer

aangewezen

geen ontwerp gereed

9

Groote Wielen

aangewezen

geen ontwerp gereed

10

Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving

aangewezen

vastgesteld ontwerpbeheerplan

11

Witte en Zwarte Brekken

aangewezen

geen ontwerp gereed

12

Sneekermeergebied

aangewezen

geen ontwerp gereed

13

Alde Feanen

aangewezen

geen ontwerp gereed

14

Deelen

aangewezen

vastgesteld ontwerpbeheerplan

15

Van Oordt’s Mersken

ontwerpbesluit

geen ontwerp gereed

16

Wijnjeterper Schar

aangewezen

geen ontwerp gereed

17

Bakkeveense Duinen

aangewezen

geen ontwerp gereed

18

Rottige Meenthe & Brandemeer

aangewezen

geen ontwerp gereed

19

Leekstermeergebied

aangewezen

geen ontwerp gereed

20

Zuidlaardermeergebied

aangewezen

geen ontwerp gereed

21

Lieftinghsbroek

aangewezen

geen ontwerp gereed

22

Norgerholt

aangewezen

vastgesteld ontwerpbeheerplan

23

Fochteloërveen

aangewezen

geen ontwerp gereed

24

Witterveld

aangewezen

geen ontwerp gereed

25

Drentsche Aa-gebied

ontwerpbesluit

geen ontwerp gereed

26

Drouwenerzand

aangewezen

geen ontwerp gereed

27

Drents-Friese Wold & Leggelderveld

aangewezen

geen ontwerp gereed

28

Elperstroomgebied

aangewezen

geen ontwerp gereed

29

Havelte-Oost

aangewezen

geen ontwerp gereed

30

Dwingelderveld

ontwerpbesluit

geen ontwerp gereed

31

Mantingerbos

aangewezen

geen ontwerp gereed

32

Mantingerzand

aangewezen

geen ontwerp gereed

33

Bargerveen

aangewezen

geen ontwerp gereed

34

Weerribben

ontwerpbesluit

geen ontwerp gereed

35

Wieden

ontwerpbesluit

geen ontwerp gereed

36

Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht

ontwerpbesluit

geen ontwerp gereed

37

Olde Maten & Veerslootslanden

ontwerpbesluit

geen ontwerp gereed

38

Uiterwaarden IJssel1

ontwerpbesluit

geen ontwerp gereed

39

Vecht- en Beneden-Reggegebied

ontwerpbesluit

geen ontwerp gereed

40

Engbertsdijksvenen

aangewezen

geen ontwerp gereed

41

Boetelerveld

aangewezen

geen ontwerp gereed

42

Sallandse Heuvelrug

aangewezen

geen ontwerp gereed

43

Wierdense Veld

ontwerpbesluit

geen ontwerp gereed

44

Borkeld

aangewezen

geen ontwerp gereed

45

Springendal & Dal van de Mosbeek

ontwerpbesluit

geen ontwerp gereed

46

Bergvennen & Brecklenkampse Veld

aangewezen

geen ontwerp gereed

47

Achter de Voort, Agelerbroek & Voltherbroek

aangewezen

geen ontwerp gereed

48

Lemselermaten

aangewezen

geen ontwerp gereed

49

Dinkelland

ontwerpbesluit

geen ontwerp gereed

50

Landgoederen Oldenzaal

ontwerpbesluit

geen ontwerp gereed

51

Lonnekermeer

aangewezen

geen ontwerp gereed

53

Buurserzand & Haaksbergerveen

aangewezen

geen ontwerp gereed

54

Witte Veen

aangewezen

geen ontwerp gereed

55

Aamsveen

aangewezen

geen ontwerp gereed

56

Arkemheen

aangewezen

geen ontwerp gereed

57

Veluwe

ontwerpbesluit

geen ontwerp gereed

58

Landgoederen Brummen

aangewezen

geen ontwerp gereed

60

Stelkampsveld

aangewezen

geen ontwerp gereed

61

Korenburgerveen

aangewezen

geen ontwerp gereed

62

Willinks Weust

aangewezen

geen ontwerp gereed

63

Bekendelle

aangewezen

geen ontwerp gereed

64

Wooldse Veen

aangewezen

geen ontwerp gereed

65

Binnenveld

ontwerpbesluit

geen ontwerp gereed

66

Uiterwaarden Neder-Rijn1

ontwerpbesluit

geen ontwerp gereed

67

Gelderse Poort1

ontwerpbesluit

geen ontwerp gereed

68

Uiterwaarden Waal1

ontwerpbesluit

geen ontwerp gereed

69

Bruuk

aangewezen

geen ontwerp gereed

70

Lingegebied & Diefdijk-Zuid

aangewezen

geen ontwerp gereed

71

Loevestein, Pompveld & Kornsche Boezem

aangewezen

geen ontwerp gereed

72

IJsselmeer

aangewezen

geen ontwerp gereed

73

Markermeer & IJmeer

aangewezen

geen ontwerp gereed

74

Zwarte Meer

aangewezen

geen ontwerp gereed

75

Ketelmeer & Vossemeer

aangewezen

geen ontwerp gereed

76

Veluwerandmeren

aangewezen

geen ontwerp gereed

77

Eemmeer & Gooimeer Zuidoever

aangewezen

geen ontwerp gereed

78

Oostvaardersplassen

aangewezen

geen ontwerp gereed

79

Lepelaarplassen

aangewezen

vastgesteld ontwerpbeheerplan

81

Kolland & Overlangbroek

aangewezen

geen ontwerp gereed

82

Uiterwaarden Lek

ontwerpbesluit

geen ontwerp gereed

83

Botshol

ontwerpbesluit

geen ontwerp gereed

84

Duinen Den Helder – Callantsoog

aangewezen

geen ontwerp gereed

85

Zwanenwater & Pettemerduinen

aangewezen

geen ontwerp gereed

86

Schoorlse Duinen

aangewezen

geen ontwerp gereed

87

Noordhollands Duinreservaat

ontwerpbesluit

geen ontwerp gereed

88

Kennemerland-Zuid

aangewezen

geen ontwerp gereed

89

Eilandspolder

aangewezen

geen ontwerp gereed

90

Wormer- en Jisperveld & Kalverpolder

ontwerpbesluit

geen ontwerp gereed

91

Polder Westzaan

aangewezen

geen ontwerp gereed

92

Ilperveld, Varkensland, Oostzanerveld & Twiske

aangewezen

geen ontwerp gereed

93

Polder Zeevang

aangewezen

vastgesteld ontwerpbeheerplan

94

Naardermeer

aangewezen

geen ontwerp gereed

95

Oostelijke Vechtplassen

aangewezen

geen ontwerp gereed

96

Coepelduynen

aangewezen

geen ontwerp gereed

97

Meijendel & Berkheide

aangewezen

geen ontwerp gereed

98

Westduinpark & Wapendal

aangewezen

vastgesteld ontwerpbeheerplan

99

Solleveld & Kapittelduinen

aangewezen

vastgesteld ontwerpbeheerplan

100

Voornes Duin

aangewezen

geen ontwerp gereed

101

Duinen Goeree & Kwade Hoek

aangewezen

geen ontwerp gereed

102

De Wilck

aangewezen

geen ontwerp gereed

103

Nieuwkoopse Plassen & De Haeck

ontwerpbesluit

geen ontwerp gereed

104

Broekvelden, Vettenbroek & Polder Stein

aangewezen

vastgesteld beheerplan

105

Zouweboezem

ontwerpbesluit

geen ontwerp gereed

106

Boezems Kinderdijk

aangewezen

geen ontwerp gereed

107

Donkse Laagten

aangewezen

geen ontwerp gereed

108

Oude Maas

aangewezen

geen ontwerp gereed

109

Haringvliet

ontwerpbesluit

geen ontwerp gereed

110

Oudeland van Strijen

aangewezen

vastgesteld beheerplan

111

Hollands Diep

ontwerpbesluit

geen ontwerp gereed

112

Biesbosch

ontwerpbesluit

geen ontwerp gereed

113

Voordelta

aangewezen

vastgesteld beheerplan

114

Krammer-Volkerak

HR aangemeld, nog geen ontwerpbesluit

geen ontwerp gereed

115

Grevelingen

ontwerpbesluit

geen ontwerp gereed

116

Kop van Schouwen

ontwerpbesluit

geen ontwerp gereed

117

Manteling van Walcheren

ontwerpbesluit

geen ontwerp gereed

118

Oosterschelde

aangewezen

geen ontwerp gereed

119

Veerse Meer

aangewezen

geen ontwerp gereed

120

Zoommeer

VR aangewezen, HR aangemeld, nog geen ontwerpbesluit

geen ontwerp gereed

121

Yerseke en Kapelse Moer

aangewezen

geen ontwerp gereed

122

Westerschelde & Saeftinghe

aangewezen

geen ontwerp gereed

123

Zwin en Kievittepolder

aangewezen

geen ontwerp gereed

124

Groote Gat

aangewezen

geen ontwerp gereed

125

Canisvliet

aangewezen

geen ontwerp gereed

126

Vogelkreek

aangewezen

geen ontwerp gereed

127

Markiezaat

aangewezen

geen ontwerp gereed

128

Brabantse Wal

aangewezen

geen ontwerp gereed

129

Ulvenhoutse Bos

aangewezen

geen ontwerp gereed

130

Langstraat

aangewezen

geen ontwerp gereed

131

Loonse en Drunense Duinen & Leemkuilen

aangewezen

geen ontwerp gereed

132

Vlijmens Ven, Moerputten & Bossche Broek

aangewezen

geen ontwerp gereed

133

Kampina en Oisterwijkse Vennen

aangewezen

geen ontwerp gereed

134

Regte Heide & Riels Laag

aangewezen

geen ontwerp gereed

135

Kempenland-West

aangewezen

geen ontwerp gereed

136

Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux

ontwerpbesluit

geen ontwerp gereed

137

Strabrechtse Heide & Beuven

aangewezen

geen ontwerp gereed

138

Weerter- en Budelerbergen & Ringselven

aangewezen

geen ontwerp gereed

139

Deurnsche Peel & Mariapeel

aangewezen

geen ontwerp gereed

140

Groote Peel

aangewezen

geen ontwerp gereed

141

Oeffelter Meent

aangewezen

geen ontwerp gereed

142

Sint Jansberg

aangewezen

geen ontwerp gereed

143

Zeldersche Driessen

aangewezen

geen ontwerp gereed

144

Boschhuizerbergen

aangewezen

geen ontwerp gereed

145

Maasduinen

aangewezen

geen ontwerp gereed

146

Sarsven en De Banen

aangewezen

geen ontwerp gereed

147

Leudal

aangewezen

geen ontwerp gereed

148

Swalmdal

aangewezen

geen ontwerp gereed

149

Meinweg

aangewezen

geen ontwerp gereed

150

Roerdal

aangewezen

geen ontwerp gereed

151

Abdij Lilbosch & voormalig Klooster Mariahoop

aangewezen

vastgesteld ontwerpbeheerplan

152

Grensmaas

ontwerpbesluit

geen ontwerp gereed

153

Bunder- en Elsloërbos

aangewezen

geen ontwerp gereed

154

Geleenbeekdal

ontwerpbesluit

geen ontwerp gereed

155

Brunsummerheide

ontwerpbesluit

geen ontwerp gereed

156

Bemelerberg en Schiepersberg

ontwerpbesluit

geen ontwerp gereed

157

Geuldal

ontwerpbesluit

geen ontwerp gereed

158

Kunderberg

aangewezen

geen ontwerp gereed

159

Sint Pietersberg en Jekerdal

ontwerpbesluit

geen ontwerp gereed

160

Savelsbos

aangewezen

geen ontwerp gereed

161

Noorbeemden & Hoogbos

aangewezen

geen ontwerp gereed

162

Abtskolk & De Putten

aangewezen

geen ontwerp gereed

163

Vlakte van de Raan

aangewezen

geen ontwerp gereed

164

Doggersbank

aangemeld, nog geen ontwerpbesluit

geen ontwerp gereed

165

Klaverbank

Aangemeld, nog geen ontwerpbesluit

geen ontwerp gereed

166

Friese Front

in voorbereiding

geen ontwerp gereed

       
   

Totaaloverzicht aanwijzingsbesluiten

Totaaloverzicht beheerplannen

   

121 aangewezen

3 beheerplannen definitief vastgesteld

   

37 ontwerpbesluit

8 beheerplannen in ontwerp vastgesteld

   

5 in voorbereiding (nog geen ontwerpbesluit)

152 beheerplannen nog niet in ontwerp gereed

   

163 in totaal

163 totaal

X Noot
1

deze vier gebieden zullen worden aangewezen als 1 samengevoegd gebied Rijntakken

56

Kunt u aangeven of en zo ja wat de reacties waren bij de inspraakprocedure met betrekking tot het schrappen van de complementaire doelen en kunt u aangeven of provincies of beheerders bezwaar hebben gemaakt?

Antwoord

Op 30 juli 2012 is het ontwerpwijzigingsbesluit, waarmee de complementaire doelen uit 13 reeds aangewezen Natura 2000-gebieden werden verwijderd, in de Staatscourant bekend gemaakt (Staatscourant 2012, nr. 15779). Tijdens de inspraakprocedure die op de bekendmaking volgde, zijn er door negen personen of instanties zienswijzen ingediend. De meeste van deze zienswijzen richten zich op het behoud van de complementaire doelen. Op 13 maart 2013 is het wijzigingsbesluit in de Staatscourant gepubliceerd (Staatscourant 2013, nr. 6334) waarbij in de Nota van toelichting is gereageerd op de ontvangen zienswijzen. De beroepstermijn liep van 14 maart 2013 tot en met 24 april 2013. Ik heb nog geen bericht ontvangen dat er beroepen zijn ingediend.

57

Vallen de (rode lijst-) soorten van Caribisch Nederland ook onder deze indicator? Zo nee, hoe wordt daar de biodiversiteit gemonitord?

58

Is Nederland verplicht om met betrekking tot de soorten die op de BES-eilanden voorkomen de rode lijststatus bij te houden?

Antwoord 57 en 58

Voor Caribisch Nederland wordt een eigen monitoringsystematiek opgezet. Basis voor de monitoring vormen de soorten, die volgens internationale verdragen beschermd zijn. De vigerende internationale verdragen zijn: de Conventie voor de bescherming van Migrerende Soorten (CMS), Cartagena conventie en protocol inzake speciaal beschermde gebieden en in de natuur levende dieren en planten (SPAW) en de Inter Amerikaanse Conventie voor de bescherming en het behoud van zeeschildpadden. In het Natuurbeleidsplan Caribisch Nederland is een lijst opgenomen van alle soorten, die beschermd zijn volgens deze verdragen en hun status op de IUCN rode lijst van bedreigde soorten.

Voorts is in het natuurbeleidsplan Caribisch Nederland aanbevolen, dat alle eilanden in hun natuurplan een eilandelijke rode lijst van lokaal bedreigde soorten opnemen. Het Ministerie van Economische Zaken kan het opstellen van die lijsten ondersteunen.

De monitoringsverplichting omtrent de status van rode lijstsoorten, zoals deze voortkomt uit de Flora en faunawet geldt niet voor Caribisch Nederland.

59

Wanneer worden de kosten voor onteigening van de Hedwigepolder naar verwachting gemaakt?

Antwoord

Conform de gedetailleerde planning die op 21 december 2012 aan uw Kamer is verzonden (TK 30 862, nr. 89), zullen de kosten voor onteigening naar verwachting eind 2016 worden gemaakt. Het is echter mogelijk dat de grondeigenaar op enig tijdstip in der minne wil schikken. In dat geval zullen de kosten eerder worden gemaakt.

60

Waarom zijn PAS-middelen gedecentraliseerd?

Antwoord

De desbetreffende middelen zijn gedecentraliseerd om in 2013 een snelle start te maken met de herstelmaatregelen en hangen nauw samen met inrichting en beheer van de EHS (TK 32 670, nr. 64). De overige PAS-middelen worden via de begroting van EZ ingezet voor ondermeer regelingen ter stimulering van een duurzamere landbouw.

61

Waarom is in 2012 480 miljoen euro uitgegeven aan de post «natuur en regio», aangezien dit 385,5 miljoen euro minder is dan de geplande 838,5 miljoen euro, en in de slotwet het bedrag op 274.367 euro komt en kunt u dit verschil verklaren en aangeven waar het bedrag dat minder is uitgegeven naartoe is gegaan?

Antwoord

Dat er minder uitgaven zijn gerealiseerd en verantwoord op artikel 18 «natuur en regio» dan het budget dat beschikbaar is gesteld in de vastgestelde begroting, heeft voornamelijk te maken met het decentraliseren van middelen naar provincies. Deze middelen zijn overgeheveld naar de begroting van het Provinciefonds en vanuit dat fonds betaald aan de provincies.

  • Op grond van het Bestuursakkoord Natuur en de daarbij behorende Afrondingsovereenkomsten Investeringsbudget Landelijk Gebied is een bedrag van € 261 mln overgeheveld naar het Provinciefonds. Ook vanuit de begroting van I&M is een bedrag van € 47 mln via het Provinciefonds aan de provincies beschikbaar gesteld voor projecten die in 2012 nog begroot waren op de begroting van EZ.

  • In het kader van de decentralisatie van regionaal economisch beleid is een aantal projecten met bijbehorende middelen gedecentraliseerd naar provincies of gemeenten. Het gaat om een bedrag van € 50 mln.

  • Tenslotte zijn voor activiteiten in het kader van Natura 2000 en de Programmatische Aanpak Stikstof via het Provinciefonds middelen (€ 28 mln) beschikbaar gesteld aan de provincies (TK, 32 670, nr. 64).

De budgettaire verwerking van de overhevelingen heeft zowel bij Najaarsnota (decentralisaties regionaal economisch beleid en PAS) als bij Slotwet plaatsgevonden (decentralisatie natuur). Het bedrag van € 274.367 is het verschil tussen de goedgekeurde begrotingsstand na verwerking van de najaarsnota en de uiteindelijke realisatie, uitgaven rechtstreeks gedaan vanuit de begroting van EZ. Het verschil tussen Najaarsnota en Slotwet bestaat grotendeels uit de decentralisatie van de natuurmiddelen.

62

Kunt u toelichten waarom 176,5 miljoen euro op post 18.4 onder «te decentraliseren» minder is uitgegeven en kunt u aangeven of dit is bedoeld voor het provinciefonds en tevens aangeven welk bedrag vanaf welke post is overgemaakt aan het provinciefonds om aan de afspraken over 2012 inzake de afhandeling ILG/decentralisatie natuurbeleid te voldoen?

Antwoord

Het verschil tussen de vastgestelde begroting en de realisatie heeft inderdaad te maken met de decentralisatie van de middelen via het Provinciefonds. Het over te hevelen bedrag aan de provincies is bij najaarsnota nog verhoogd, voornamelijk voor de voormalige FES projecten die onderdeel uitmaakten van de ILG-bestuursovereenkomsten en die op grond van de Afrondingsovereenkomsten ILG eveneens gedecentraliseerd zijn. De middelen stonden op andere operationele doelstellingen van artikel 18. De overheveling van de te decentraliseren budgetten naar het Provinciefonds heeft plaatsgevonden van operationele doelstelling 18.4 van de EZ begroting.

63

Erkent u dat natuurgrondverkopen gewoon in mindering gebracht worden op post A2 niet-financiële activa van het financiële jaarverslag en dus de staatsbalans verslechtert?

Antwoord

Natuurgronden die worden verkocht worden in mindering gebracht van de post A2 «niet financiële activa», maar de financiële opbrengsten van deze gronden leiden gelijktijdig tot een vermindering van de schuld op de staatsbalans. Hierdoor vindt er per saldo dus geen verslechtering plaats van de staatsbalans. De verkoop van de gronden heeft een positief effect op het EMU-saldo.

64

Kunt u uw besluit om het garantiebudget voor verwerving door particuliere natuurbeschermingsorganisaties niet langer open te stellen toelichten?

Antwoord

In het Bestuursakkoord natuur is overeengekomen dat provincies verantwoordelijk zijn voor het realiseren van de EHS en dat de financiering van de gehele ontwikkelopgave via het grond-voor-grond principe wordt gedekt.

65

Kunt u aangeven voor welke Natura 2000-gebieden de PAS geen oplossing biedt en aan welke andere oplossingsrichtingen wordt gedacht voor deze gebieden?

Antwoord

Zoals aangegeven in mijn brief van 23 mei jl. over de nadere duiding van de motie Geurts c.s. geldt voor alle gebieden dat bij voortgang op dit dossier steeds duidelijker zal worden wat de effecten zijn van Natura 2000. Maar ook hoe eventuele problemen opgelost kunnen worden. Uiteraard is de afgelopen jaren helder geworden wat «makkelijke» en wat «moeilijkere» gebieden zijn. Er zijn nog een aantal gebieden waar de discussie nog niet volledig is uitgekristalliseerd. De gebiedsanalyses waar nu in het kader van de PAS aan gewerkt wordt, bieden hierover meer duidelijkheid. Als mij de komende periode signalen bereiken dat er ernstige twijfel is of in een bepaald gebied tot een oplossing gekomen kan worden, zal ik in overleg treden met het desbetreffende bevoegde gezag om in gezamenlijkheid alternatieve oplossingsrichtingen te verkennen.

66

Vanuit welke post wordt de decentralisatie Fonds Economische Structuurversterking (FES)-projecten betaald richting het provinciefonds en waar wordt het in mindering gebracht op de begroting en kunt u aangeven of dit geld inmiddels overgemaakt is?

Antwoord

De te decentraliseren voormalige FES-projecten waren in de vastgestelde begroting geraamd op operationele doelstelling 18.1 en 18.2. De middelen voor 2012 zijn bij Najaarsnota overgeheveld naar operationele doelstelling 18.4, «te decentraliseren» en vanuit 18.4 bij Slotwet gedecentraliseerd. Het restant van deze middelen voor 2013 en 2014 is in de Voorjaarsnota 2013 naar de begroting van het Provinciefonds overgeheveld.

67

Kunt u aangeven wat het Nagoya Protocol betekent voor Nederland en hoe wij een bijdrage gaan leveren aan de uitvoering van dit protocol?

Antwoord

Genetische bronnen zijn de basis voor veel zaken in ons dagelijks leven. Goede afspraken over rechten en plichten rondom toegang tot deze bronnen en het delen van de voordelen uit hun gebruik, zijn daarom voor Nederland van groot belang. Vanwege onze positie als de tweede exporteur wereldwijd van uitgangsmateriaal voor voedsel, landbouw en sierteelt is het cruciaal dat internationale uitwisseling van genetische bronnen plaats kan blijven vinden en dat verstoringen daarin -mede door gebrek aan juridische zekerheid en transparantie- zo veel mogelijk worden weggenomen. Verder kunnen de opbrengsten en informatie die voortvloeien uit het gebruik van genetische materiaal bijdragen aan het behoud en duurzaam gebruik van biodiversiteit.

Bijdrage Nederland: Nederland heeft het Nagoya Protocol in juni 2011 ondertekend, maar nog niet geratificeerd. De Nederlandse implementatie wordt mede gebaseerd op de EU-wetgeving voor de implementatie. U bent eerder over de Nederlandse positie hierover geïnformeerd (TK 22 112, nr. 1508). De Nederlandse inzet is erop gericht pragmatisch invulling te geven aan het protocol. Juridische zekerheid en transparantie staan voorop en administratieve lasten voor bedrijven en overheden moeten laag worden gehouden. Nederland zal in de EU en in de nationale uitwerking aandacht geven voor specifieke overwegingen, zoals wetenschappelijk onderzoek, collecties en genetische bronnen voor voedsel en landbouw in relatie tot voedselzekerheid.

68

Wanneer wordt het Natuurbeleidsplan Caribisch Nederland vastgesteld?

Antwoord

Ik heb het Natuurbeleidsplan Caribisch Nederland toegezonden aan de Kamer (TK 30 825, nr. 191). Daarmee heb ik u mijn beleidsvoornemen kenbaar gemaakt.

69

Kunt u toelichten hoe de taak- en verantwoordelijkheidsverdeling tussen het ministerie van Economische Zaken en Caribisch Nederland op het gebied van natuur eruit ziet?

Antwoord

De verantwoordelijkheid voor natuurbehoud en – beheer ligt primair bij het Openbaar Lichaam van de eilanden. Het Rijk is verantwoordelijk voor de bescherming van bijzondere gebieden en soorten die genoemd worden in internationale verdragen en conventies, waarbij het Koninkrijk der Nederlanden partij is. Het Rijk ziet er op toe dat de natuur zodanig wordt beheerd, dat deze gebieden en soorten voldoende bescherming genieten en het kan de bestuurscolleges op hun verzoek assisteren bij hun taken. Het Rijk is bovendien direct verantwoordelijk voor het beheer van de Exclusieve Economische Zone op zee; die valt namelijk buiten de jurisdictie van de eilanden maar binnen het beheer van het Koninkrijk.

Naast deze wettelijke taken voelt het Rijk zich mede verantwoordelijk voor onderzoek en monitoring en voor publiekscommunicatie over het nut en de noodzaak van het zorgdragen voor de natuur. Het Rijk stelt elke 5 jaar een natuurbeleidsplan Caribisch Nederland op, de eilanden stellen elk 5 jaar een eilandelijk natuurplan op. De eilandelijke natuurplannen regelen het natuurbeheer meer in detail.

70

Kunt u toelichten hoeveel het Caribisch Nederland zelf financieel heeft bijgedragen aan natuur vanaf 2011?

Antwoord

Het openbaar lichaam ontvangt jaarlijks een vrije uitkering bedoeld voor de uitvoering van zijn taken. Het Openbaar Lichaam beslist zelf over de besteding van deze middelen. Het openbaar lichaam geeft een jaarlijkse subsidie aan de beschermde parken. In 2011 ging dat om een bedrag van € 167.000 (Bonaire: € 42.000; St. Eustatius: € 97.000; Saba: € 28.000). Cijfers over 2012 zijn nog niet bekend. Het openbaar lichaam ontvangt bovendien inkomsten uit de toegangsgelden voor de beschermde natuurparken. Deze middelen vloeien direct terug naar de parken en worden besteed aan het beheer. Het ging in 2011 om € 966.000 (Bonaire € 847.000; St. Eustatius € 29.000; Saba € 90.000). De overige uitgaven van Caribisch Nederland aan natuur zijn niet bekend en ook niet eenvoudig te herleiden, omdat ze zijn versleuteld in diverse posten.

72

Kunt u toelichten waarom er vertragingen zijn opgetreden in de werkzaamheden op het gebied van Natura 2000?

Antwoord

Zoals in mijn brief van 8 mei (TK 32 670, nr. 72) aangegeven heeft de onduidelijkheid of gebieden wel of niet worden aangewezen de implementatie beïnvloed en bleven oplossingen in de praktijk daardoor uit. Ook het opzetten van de Programmatische Aanpak Stikstof, om een oplossing te bieden voor de stikstofproblematiek in een groot aantal gebieden, heeft tijd gekost. Om een eind te maken aan deze vertragingen heb ik een groot aantal aanwijzingsbesluiten genomen en zal ik de komende tijd nog meer aanwijzingsbesluiten nemen. Dit geeft de duidelijkheid die nodig is om gebiedsprocessen weer op gang te helpen en zo snel mogelijk af te ronden. Ook de PAS heeft nu vorm gekregen en het streven is dat deze 1 januari 2014 in werking zal treden.

73

Waarom is het budget voor rente en aflossing niet gedecentraliseerd naar de provincies, terwijl bij het opstellen van de begroting 2012 hiermee wel rekening is gehouden?

Antwoord

Het budget voor rente en aflossing betreft het aflossen van de financiële verplichtingen voor eerder aangegane leningen. In de loop van 2012 is gebleken dat aan de overdracht van het budget een aantal nadelen verbonden waren vooral van administratieve en technische aard. Daarom is besloten hiervan af te zien.

74

Wat betekent de aanwijzing van de Saba-bank als Particularly Sensitive Area van de International Maritime Organization (IMO) concreet voor beheer en gebruik?

Antwoord

De aanwijzing van de Sababank als Particularly Sensitive Sea Area (PSSA) heeft een vaartbeperking en een ankerverbod tot gevolg.

75

Hoe vaak heeft de kustwacht op de Saba-bank opgetreden inzake de handhaving van de regels voor milieu en visserij?

Antwoord

Het Kustwacht steunpunt Sint Maarten (inclusief Saba, Sint Eustatius) is in 2012 opgetreden tegen drie overtreders van de Visserijwetgeving en drie van de milieuwetgeving.

76

Verwacht u dat de beheerplannen kunnen worden afgerond en vastgesteld als de PAS eenmaal definitief is vastgesteld?

Antwoord

Ja. Na het definitief aanwijzen van de gebieden kunnen ook de beheerplannen worden afgerond en vastgesteld. Voor veel gebieden is de uitkomst van de analyses in kader van de PAS hiervan een belangrijk onderdeel.

77

Kunt u aangeven wanneer het wetsvoorstel voor de PAS naar de Kamer wordt gestuurd?

Antwoord

Ik streef ernaar dat het wetsvoorstel voor de PAS in juni van dit jaar bij de Tweede Kamer kan worden ingediend.

78

Kunt u aangeven hoeveel en op welke momenten in 2013 bestuurlijke overleggen met de provincies over natuur ingepland staan?

Antwoord

De volgende bestuurlijke overleggen met (een delegatie van) het IPO hebben al plaatsgevonden:

  • 14 januari: kennismaking

  • 21 maart: hoofdlijnennotitie natuur

  • 2 april: bestuurlijke bijeenkomst Natura 2000/PAS

  • 21 mei: hoofdlijnennotitie natuur

In het traject om eind dit jaar tot vaststelling van de PAS te komen zijn nog twee bestuurlijke overleggen voorzien, te weten in juli en in oktober. Voor overige onderwerpen staat geen bestuurlijk overleg gepland. Wanneer een van de partijen een overleg nodig acht, wordt dat gepland.

79

Kunt u aangeven waarom het nodig is om € 5 miljoen over te hevelen naar DLG in verband met uitvoeringskosten voor de implementatie van beheersplannen in het kader van Natura 2000-gebieden, terwijl eerder in het jaarverslag is aangegeven dat er vertraging is opgetreden met betrekking tot de geplande werkzaamheden op het gebied van Natura 2000?

Antwoord

De vraagstukken rondom de Natura 2000-implementatie, waaronder de stikstofproblematiek en de wens van de Tweede Kamer om versnelling in het beheerplanproces aan te brengen, hebben in het afgelopen jaar inzet gevraagd. Voor de implementatie en de versnelling in het beheerplanproces is aan DLG een opdracht gegeven. De indicator in de tabel op pagina 117 voor definitief vastgestelde EL&I beheerplannen geeft aan dat er nog geen sprake is van definitief vastgestelde beheerplannen eind 2012. DLG heeft echter 30 beheerplannen in concept afgerond en zal de overige 10 in de eerste helft van 2013 opleveren. De definitieve vaststelling van deze beheerplannen zal gelijktijdig met die van de provincies plaatsvinden.

80

Is de aanname qua grondprijs en verkoopsnelheid gebaseerd op aannames die consistent zijn met vastgoedplannen elders van de Rijksoverheid, zoals bijvoorbeeld bij de Rijksvastgoed- en Ontwikkelingsbedrijf (RVOB) en Defensie?

Antwoord

Bij de verkoop van BBL-gronden hanteert BBL als uitgangspunt, dat in beginsel gronden worden verkocht tegen geldende marktprijzen.

81

Klopt het dat er 130 miljoen euro (519.001–389.021 euro) minder besteed is dan gepland en wordt dit bedrag in zijn geheel overgemaakt naar de staatskas?

Antwoord

De totale uitgaven over 2012 zijn € 519 mln lager dan oorspronkelijk begroot en de totale ontvangsten vallen € 389 mln lager uit dan oorspronkelijk begroot. Het is niet zo dat het saldo van deze posten (€ 130 mln) wordt overgemaakt aan de staatskas. Via de Eindejaarsmarge kan namelijk een deel van de begroting worden meegenomen naar het volgende begrotingsjaar. De Eindejaarsmarge is het saldo van uitgaven en ontvangsten. Een deel van de uitgaven loopt niet mee in de reguliere Eindejaarsmarge. Dit zijn de Stimuleringsregeling Duurzame Energieproductie (SDE), het Innovatiefonds MKB+ en de uitgaven in het kader van HGIS (Homogene Groep Internationale Samenwerking). De reguliere Eindejaarsmarge voor de EZ-begroting over 2012 bedraagt € 51,4 mln. Dit bedrag wordt samen met de Eindejaarsmarge voor de SDE ad € 23,9 mln, het Innovatiefonds MKB+ (€ 49,3 mln) en de Eindejaarsmarge HGIS ad € 28,8 mln bij de Voorjaarsnota 2013 aan de EZ-begroting toegevoegd.

82

Vallen de uitvoeringskosten van de Dienst Regelingen (DR) ten behoeve van de verdeling van de GLB-gelden ook onder het GLB-budget? Hoe is dit bij de uitvoeringskosten van andere GLB(-gecofinancierde) regelingen?

Antwoord

De uitvoeringskosten van GLB(-gecofinancierde) regelingen maken geen onderdeel uit van het GLB-budget. Uitvoeringskosten worden niet door de EC gefinancierd en dienen door de lidstaat te worden bekostigd.

83

Hoeveel van de baten komen binnen via betalingen door het bedrijfsleven?

Antwoord

De omzet derden uit het jaarverslag betreft betalingen door het bedrijfsleven. Deze bedroegen in 2012 ca. € 58,8 mln.

84

Kunt u een helder meerjarenoverzicht geven vanaf 2009 van het totale bedrag dat naar de VWA is gegaan in dat jaar, hoeveel oorspronkelijk in de begroting was gepland voor dat jaar en hoe groot de bezuiniging was die volgens de taakstelling/reorganisatie VWA aan de Kamer was voorgespiegeld?

Antwoord

Onderstaand treft u het gevraagde meerjarenoverzicht:

In het kader van de efficiencytaakstelling van het kabinet Balkenende IV is de fusie gestart van de AID, PD en VWA. Met deze fusie is een structurele besparing van circa € 50 mln per jaar beoogd. Er zijn bezuinigingsmaatregelen genomen zoals het leegmaken van kantoren en laboratoria en het laten afvloeien van personeel. Zoals aangegeven in de Ontwerpbegroting 2013, kunnen de bijbehorende personele en materiële besparingen echter minder snel worden gerealiseerd dan vooraf beoogd. Om de kosten van leegstaande kantoren en laboratoria, de kosten van ICT en kosten op het personele vlak versneld terug te brengen wordt een maatregelenpakket uitgevoerd. Ik heb u hierover geïnformeerd in mijn brief van 21 januari 2013 (TK 33 400 XIII, nr.66). Na uitvoering van dit maatregelenpakket zijn de besparingen op de NVWA begroting structureel.

85

Kunt u aangeven welke afspraken zijn gemaakt met opdrachtgevers en eigenaar voor het jaar 2013 over de financiële toekomst van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA)?

86

Er zijn afspraken gemaakt over de financiële toekomst van de NVWA zo lezen we. Welke afspraken zijn er gemaakt?

Antwoord 85 en 86

Er zijn afspraken gemaakt over het tempo waarin en de omvang van het realiseren van de fusieopbrengsten, terugdringen ICT kosten, afstoten huisvesting en terugdringen personeelskosten. Daarnaast zijn afspraken gemaakt over de krimp van het opdrachtenpakket; verlaging uitvoeringskosten en de herziening van het retributiestelsel. Tenslotte is afgesproken om aan het begin van het jaar de benodigde en beschikbare budgetten voor de uitvoeringskosten van de NVWA in de begroting op te nemen. De begrotingsmutaties hiervoor zijn bij 1e suppletoire begroting 2013 verwerkt. De afspraken zijn nader toegelicht in de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken van 21 januari 2013 (TK 33 400 XIII, nr.66).

87

Er is een bedrag van 22,5 miljoen euro gereserveerd om de kosten van de reorganisatie te financieren. Op hoeveel FTE heeft deze bezuiniging betrekking en welk deel van deze reservering is gebruikt voor kosten ten behoeve van personeel, en welk deel betreft materiële kosten?

Antwoord

In 2011 is, conform de regelgeving voor het opstellen van de jaarrekening een reorganisatievoorziening van € 22,5 mln getroffen voor de verwachte kosten van herplaatsingkandidaten en voor de kosten van WW-uitkeringen aan tijdelijk personeel waarvan het contract niet werd verlengd. Van dit bedrag had € 1,7 mln betrekking op materiële kosten en € 20,8 mln op personeelslasten en WW-uitkeringen. Bij het treffen van de voorziening is rekening gehouden met 150 herplaatsingskandidaten en met 50 ambtenaren met een tijdelijk contract.

88

Waarom is slechts 75% van het beschikbare Europees Visserijfonds (EVF) uitgegeven?

Antwoord

Nederland heeft de EVF-middelen voornamelijk ingezet voor innovatie- en samenwerkingsprojecten in de visketen. Dergelijke projecten zijn complexer uit te voeren en hebben veelal een langere doorlooptijd dan de meer traditionele investering- of saneringstrajecten. Investeringssubsidies zijn direct uit te betalen, terwijl innovatie- en samenwerkingsprojecten een looptijd hebben tot 3 jaar.

Overigens, hoewel het EVF een looptijd heeft van 2007 tot 2014, kunnen de uitgaven tot eind 2015 worden gedeclareerd. Naar verwachting zal het genoemde percentage daarom stijgen.


X Noot
1

Ethiopië, Ghana, Indonesië, Oeganda, Kenia, Malawi, Vietnam, Burundi, Mali, Rwanda, Peru, DR Congo, Colombia, Zuid-Afrika, Nicaragua, Armenië, Tanzania, Mozambique, de Filippijnen, Egypte.

Naar boven