33 561 Structuurvisie Windenergie op Zee (SV WoZ)

Nr. 23 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 16 december 2015

De vaste commissie voor Economische Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Economische Zaken over de brief van 13 november 2015 over het besluit tot toepassing van de Rijkscoördinatieregeling ten behoeve van het project transmissiesysteem op zee Hollandse Kust Zuid (Kamerstuk 33 561, nr. 22).

De vragen en opmerkingen zijn op 9 december 2015 aan de Minister van Economische Zaken voorgelegd. Bij brief van 15 december 2015 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Vermeij

Adjunct-griffier van de commissie, Thomassen

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

(Gecombineerd met vergelijkbare vragen van de leden van de SP-fractie, de D66-fractie en de PVV-fractie):

De leden van de VVD-fractie hebben aangegeven erop te vertrouwen dat de toepassing van de Rijkscoördinatieregeling voor dit project transmissiesysteem op zee geen invloed heeft op de exacte locatiekeuze voor de windparken, al dan niet binnen de 12-mijlszone. Kan de Minister dit bevestigen en toezeggen de Kamer ook van de stappen daaromtrent goed op de hoogte te houden?

SP-fractie: Op een eerder moment is besloten om «de gebieden gelegen binnen de 12-mijls zone» onder de herziening van het Nationale Waterplan te laten vallen. Wordt hier nu van afgeweken?

D66-fractie: De leden van de D66-fractie vragen de Minister waarom hij ervoor kiest om de Rijkscoördinatieregeling toe te passen, voordat er een besluit is genomen over het ruimtelijke ordeningsvraagstuk met betrekking tot waar de windparken aan de Hollandse kust komen te liggen.

PVV-fractie: In de toelichting wordt aangegeven dat in 2016 bij herziening van het Nationaal Waterplan de gebieden binnen de 12-mijlszone zullen worden vastgelegd. Is dat ook het laatste moment waarop deze plannen herzien kunnen worden of is er dankzij de voorbereidingen en kosten die Tennet heeft gemaakt voor het transmissiesysteem eigenlijk dan al geen weg meer terug?

Het kabinet heeft op 26 september 2014 (Kamerstuk 33 561, nr. A/11) een routekaart voor windenergie op zee en de Rijksstructuurvisie windenergie op zee naar de beide Kamers gestuurd. In de routekaart heeft het kabinet geconstateerd dat de huidige opgave voor windenergie op zee het meest kosteneffectief kan worden gerealiseerd in de twee gebieden Borssele en Hollandse Kust en besloten dat de uitrol van windenergie op zee wordt begonnen in het windenergiegebied Borssele, gevolgd door Hollandse Kust (zuid) en Hollandse Kust (noord). Het gebied Hollandse Kust buiten de 12-mijlszone is aangewezen in de Rijksstructuurvisie Windenergie op Zee, partiële herziening van het Nationaal Waterplan vanwege de aanwijzing van de gebieden Hollandse Kust en Ten Noorden van de Waddeneilanden voor het onderdeel windenergie op zee. Binnen de 12-mijlszone zullen de gebieden aangewezen worden in de herziening van het Nationaal Waterplan 2016–2021, die naar verwachting in 2016 plaatsvindt. Het kabinet besluit begin 2016 over het ter inzage leggen van de Ontwerprijksstructuurvisie Windenergie op Zee Aanvulling Hollandse Kust (als onderdeel van het Nationaal Waterplan), waarmee de gebieden tussen de 10 en 12 zeemijl worden aangewezen. Eerst zullen de resultaten van het onderzoek van Decisio naar de regionale economische effecten van wind op zee in deze gebieden naar de Eerste en Tweede Kamer worden gestuurd (Kamerstuk 34 058, nr. 38/K). Voor het gebied Hollandse Kust (zuid) is voorzien om eerst de kavelbesluiten I en II voor de tender van 2017 in procedure te brengen die betrekking hebben op reeds in het Nationaal Waterplan aangewezen windenergiegebied buiten de 12 zeemijl. Parallel aan deze kavelbesluiten worden onder de rijkscoördinatieregeling het inpassingsplan en de vergunningen voor het transmissiesysteem op zee Hollandse Kust (zuid) van TenneT voorbereid. Het transmissiesysteem op zee zorgt voor de stroomverbinding van het windpark met het landelijk hoogspanningsnet. Het bestaat uit één of twee platforms op zee (elk platform voor aansluiting van 700 MW), met elk twee onderzeese elektriciteitskabels naar de kust. Vervolgens worden de landkabels via een transformatorstation op een bestaand hoogspanningsstation aangesloten. De aanleg van het tweede platform op zee, inclusief twee kabelsystemen, is afhankelijk van de aanwijzing van de gebieden tussen de 10 en 12 zeemijl. In het milieueffectrapport voor het transmissiesysteem op zee Hollandse Kust (zuid) zullen beide platforms worden onderzocht, maar worden ook de effecten in beeld gebracht als één platform, inclusief haar kabeltracé wordt gerealiseerd.

Voordat een windpark op zee gebouwd kan worden, is dus nog een aantal besluiten nodig. De besluiten worden in een vaste volgorde genomen met de volgende mogelijkheden voor inspraak of beroep:

  • Eerst kan worden ingesproken op de conceptnotitie Reikwijdte en Detailniveau, die beschrijft wat er onderzocht zal worden;

  • Als het onderzoek naar de milieueffecten is afgerond, kan worden ingesproken op de ontwerpbesluiten;

  • Definitieve kavelbesluiten en de besluiten die worden genomen onder de rijkscoördinatieregeling staan voor belanghebbenden die een zienswijze hebben ingediend open voor beroep bij de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Tegen de Rijksstructuurvisie is geen beroep mogelijk.

Voor Hollandse Kust (zuid) vindt voorafgaand aan de formele besluiten steeds overleg plaats met betrokken overheden, maatschappelijke organisaties en andere belanghebbende partijen om mogelijke oplossingen, aandachtspunten en vragen op te halen en te bespreken. Voor Hollandse Kust (zuid) zal naar verwachting begin 2016 door een ieder kunnen worden ingesproken op twee documenten:

  • De conceptnotitie Reikwijdte en Detailniveau voor twee kavelbesluiten in het al eerder aangewezen windenergiegebied Hollandse Kust (zuid);

  • De conceptnotitie Reikwijdte en Detailniveau voor de rijkscoördinatieregeling (onder voorbehoud dat deze van toepassing is verklaard) voor het transmissiesysteem op zee Hollandse Kust (zuid) van TenneT.

Kort daarna kan een ieder naar verwachting inspreken op de ontwerp-Rijksstructuurvisie voor het aanwijzen van twee extra stroken op 10 tot 12 nautische mijl (circa 18,5 tot 22 kilometer) uit de kust, aansluitend op de al eerder aangewezen windenergiegebieden.

De terinzageleggingen van deze documenten zijn geen onomkeerbare, maar wel noodzakelijke stappen om de routekaart windenergie op zee uit te voeren.

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

(Gecombineerd met vergelijkbare vragen van de leden van de PVV-fractie en de D66-fractie.) De leden van de SP-fractie vinden de wijze waarop Wind op Zee aan de Kamer wordt aangeboden helaas steeds meer onduidelijk worden. Naar mening van de leden is dit bij een voorstel waar een grote meerderheid voor is, een gemiste kans. Volgens de leden heeft het gedeelte Wind Op Zee (hierna WOZ) een grote plek gekregen in het wetsvoorstel STROOM (kamerstuk 34 199). Zowel tijdens de voorbereiding als bij behandeling van dit wetsvoorstel hebben de leden van de SP -fractie aangedrongen het gedeelte WOZ uit de wet te lichten, om behandeling van dat gedeelte van de wet niet onnodig te vertragen. De Minister heeft om hem moverende redenen besloten dit niet te willen. Nu te komen met toepassing van een Rijkscoördinatieregeling voor het project transmissiesysteem op zee Hollandse Kust werkt naar mening van de leden verwarrend. De leden van de SP-fractie vragen waarom vooruitlopend op de inwerking van de Elektriciteits- en gaswet voor dit middel wordt gekozen? Waarom is een separaat besluit via een Rijkscoördinatieregeling nodig?

PVV-fractie: Kan de Minister aangeven wat de noodzaak is van deze Rijkscoördinatieregeling?

D66-fractie: Kan de Minister nader uitleggen welke bevoegdheden van de Rijkscoördinatieregeling hij nodig heeft ten behoeve van het transmissiesysteem bij de Hollandse Kust?

De rijkscoördinatieregeling biedt de rijksoverheid de mogelijkheid om bij projecten van nationaal belang de besluitvorming te coördineren. De bedoeling is de procedures te verkorten en te stroomlijnen, waardoor projecten (die vaak gemeentegrenzen en provinciegrenzen overschrijden) sneller kunnen worden gerealiseerd. Voor uitbreiding van het landelijk hoogspanningsnet voor het transport van elektriciteit op een spanningsniveau van 220 kV of hoger is op grond van de Elektriciteitswet 1998 de rijkscoördinatieregeling van rechtswege van toepassing, omdat elektriciteitstransport door middel van deze netten in het algemeen van nationaal belang is. Dit geldt op grond van de Elektriciteitswet 1998 ook voor windparken en de aansluiting met een capaciteit van ten minste 100 MW. Het transmissiesysteem op zee is juridisch gezien geen onderdeel van het landelijk hoogspanningsnet of de aansluiting van het windpark op zee. Voor de aanleg van een transmissiesysteem op zee is er momenteel dus geen wettelijk voorschrift dat voorziet in coördinatie vanuit het Rijk. In het wetsvoorstel Elektriciteits- en gaswet (hierna STROOM) wordt in artikel 5.1 bepaald dat op het transmissiesysteem op zee de rijkscoördinatieregeling van toepassing is. Vanwege de onzekerheid rond de inwerkingtreding van STROOM (beoogde inwerkingtredingsdatum 1 januari 2016) en om het tijdpad voor de uitrol van windenergie op zee zoals vastgelegd in het Energieakkoord niet in gevaar te brengen, heeft de ministerraad op 13 november ingestemd met een separaat besluit tot toepassing van de rijkscoördinatieregeling ten behoeve van het project transmissiesysteem op zee Hollandse Kust (zuid). Beide Kamers hebben vooralsnog besloten geen instemming te verlenen en verzocht geen onomkeerbare stappen te zetten totdat het besluit naar voldoening van de Kamers is besproken. Indien de Eerste Kamer het wetsvoorstel STROOM aanneemt, is het toepassingsbesluit niet meer nodig; het wetsvoorstel verklaart de rijkscoördinatieregeling van rechtswege van toepassing voor het transmissiesysteem op zee. Op dit moment treft TenneT conform de Wet windenergie op zee voorbereidingshandelingen voor het transmissiesysteem op zee Hollandse Kust (zuid). De eerste stap onder de rijkscoördinatieregeling is het ter inzage leggen van de eerder genoemde conceptnotitie Reikwijdte en Detailniveau. De planning is dat deze notitie half januari ter inzage gaat, zodat gedurende 6 weken inspraak plaats kan vinden en advies kan worden gevraagd aan wettelijke adviseurs, betrokken overheden en stakeholders over hetgeen in het milieueffectrapport aan de orde moet komen. Als de rijkscoördinatieregeling niet van toepassing is ben ik niet bevoegd deze notitie ter inzage te leggen, omdat de wettelijke grond ontbreekt.

Had de gewenste versnelling niet – eerder – verkregen kunnen worden door het Wind Op Zee gedeelte eerder en los van de wet STROOM in te dienen, vragen de leden van de SP-fractie zich af. Het tijdspad voor de uitrol van WOZ zoals vastgelegd in het Energieakkoord mag immers al lange tijd duidelijk en bekend zijn. Ook mag het nodig zijn van een transmissiesysteem als een bekend gegeven beschouwd geacht worden. En was het bekend, dat voor een transmissiesysteem op zee, nog geen wettelijke coördinatie vanuit het Rijk bestond?

De zaken die het wetsvoorstel STROOM regelt voor het transmissiesysteem op zee hebben een logische samenhang met hetgeen datzelfde wetsvoorstel regelt voor het transmissiesysteem op land en de distributiesystemen. Het betreft onder andere het aanwijzen en certificeren van de netbeheerder, bepalingen ten aanzien van de investeringsplannen voor de systemen en het beheer en onderhoud van het systeem. Vanwege deze verwantschap ligt het voor de hand om deze zaken voor het transmissiesysteem op zee ook in het wetsvoorstel te regelen en niet los van dat wetsvoorstel. Het was bekend dat voor het transmissiesysteem op zee Hollandse Kust (zuid) de rijkscoördinatieregeling nog niet van rechtswege van toepassing is op het transmissiesysteem op zee. Daarom is gekozen voor het bij apart besluit van toepassing verklaren van de rijkscoördinatieregeling op dit project; net als bij het transmissiesysteem op zee Borssele is gebeurd.

(Gecombineerd met vergelijkbare vragen van de leden van de PVV-fractie en de D66-fractie.) Is het niet zo – menen de leden van de SP-fractie – dat het instrument Rijkscoördinatieregeling met zich meebrengt dat gemeenten, provincies en bewoners hierdoor geen vorm van inspraak kunnen hebben? Klopt het dat door voor de werkwijze van één procedure te kiezen (inpassingsplan, voorbereiding en vaststelling en alle benodigde vergunningen in een gecombineerde procesgang) burgers, gemeenten en provincies buiten spel staan? Realiseert de Minister zich, dat hiermee draagvlak voor Wind Op Zee af kan gaan kalven? Zijn gemeenten en provincies geconsulteerd en zo ja, op welke wijze?

PVV-fractie: Welke mogelijkheden en momenten hebben burgers en lokale overheden om hun bezwaren te uiten tegen de komst van windmolens aan hun horizon met of zonder deze Rijkscoördinatieregeling?

D66-fractie: De leden van de D66-fractie vragen op welke manier de kustprovincies en kustgemeenten inspraak hebben en houden aan de voorkant van de beslissingen die over het transmissiesysteem worden gemaakt. Ook willen deze leden weten wat daarvoor de wettelijke instrumenten van de provinciebesturen en gemeentebesturen zullen zijn, alsook welke afspraken daarover gemaakt worden.

Een ieder kan een zienswijze indienen op alle ontwerpbesluiten en het ontwerpinpassingsplan. Deze zienswijzen betrekt het bevoegd gezag bij de vaststelling van de definitieve besluiten en het definitieve inpassingsplan. Op die manier is inspraak aan de voorkant van de beslissingen geborgd. De momenten waarop inspraak mogelijk is, zijn de terinzagelegging van de conceptnotitie reikwijdte en detailniveau en de terinzagelegging van het ontwerpinpassingsplan en de ontwerpbesluiten. Belanghebbenden kunnen in beroep tegen een besluit indien ze een zienswijze hebben ingediend op het betreffende ontwerpbesluit.

Over het windpark zelf wordt besloten in het Nationaal Waterplan (aanwijzen windenergiegebieden) en de kavelbesluiten op grond van de Wet windenergie op zee. Deze rijkscoördinatieregeling betreft alleen het transmissiesysteem op zee dat bestaat uit platforms op zee en onderzeese elektriciteitskabels naar de kust. In deze rijkscoördinatieregeling worden de verschillende besluiten (vergunningen en ontheffingen) die voor een project nodig zijn tegelijkertijd en in onderling overleg genomen. De vergunningen en ontheffingen, ook wel «uitvoeringsbesluiten» genoemd, blijven de verantwoordelijkheid van dezelfde overheden als wanneer het project niet door het Rijk gecoördineerd zou worden. De gemeenten besluiten bijvoorbeeld zélf over de aangevraagde omgevingsvergunningen waarvoor zij bevoegd gezag zijn. Het gaat naast vergunningen en ontheffingen ook om een inpassingsplan van het Rijk. Dit is een ruimtelijk besluit van het Rijk, vergelijkbaar met een bestemmingsplan. De eerste stap onder de rijkscoördinatieregeling is het ter inzage leggen van de eerder genoemde conceptnotitie Reikwijdte en Detailniveau, een ieder kan hierop inspreken. Voorafgaand aan de terinzagelegging van het ontwerpinpassingsplan vindt overleg plaats op basis van 3.1.1. Besluit ruimtelijke ordening (Bro) met de besturen van de betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van de belangen welke in het plan in het geding zijn. Voorafgaand aan de vaststelling van het inpassingsplan vindt overleg plaats met de gemeenteraden en provinciale staten die in het plangebied liggen op grond van de hoorplicht op basis van artikel 3.28 Wro. Alle besluiten voor een project onder de rijkscoördinatieregeling worden in principe tegelijkertijd in ontwerp samen met het milieueffectrapport ter inzage gelegd, een ieder kan hierop inspreken. De overheden nemen daarna de definitieve besluiten ook weer tegelijkertijd, rekening houdend met de ontvangen adviezen en zienswijzen. Als een burger of organisatie die belanghebbend is bij het besluit het niet eens is met een of meer van de besluiten, kan hij beroep instellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Ook buiten de formele inspraakmogelijkheden zijn mogelijke belanghebbende partijen betrokken. Bij de totstandkoming van de conceptnotitie Reikwijdte en Detailniveau zijn bij het onderzoeken van mogelijke tracés overheden, belangenorganisaties en andere belanghebbende partijen al betrokken, zoals provincie, gemeentes, waterschap en het havenbedrijf. Hiervoor zijn meerdere werksessies georganiseerd en individuele gesprekken gevoerd. Tijdens deze werksessies en gesprekken is ook aanvullende informatie verkregen over lokale belemmeringen.

Ook indien de rijkscoördinatieregeling niet van toepassing zou zijn heeft het Rijk de mogelijkheid om een inpassingsplan vast te stellen omdat het een project van nationaal belang betreft. Een dergelijk npassingsplan wordt ook via de besluitvormingsprocedure vastgesteld waarbij een ieder zienswijzen kan indienen op het ontwerp en belanghebbenden die een zienswijze hebben ingediend beroep kunnen instellen. Zonder de rijkscoördinatieregeling worden de overige benodigde besluiten niet per se gelijktijdig genomen. Dat betekent maakt het besluitvormingsproces minder overzichtelijk.

Welke andere wijze(n) van Rijkscoördinatie bestaat er in het kader van Ruimtelijke Ordening? Kunnen deze op een rijtje gezet worden?

In het kader van de ruimtelijke ordening zijn de volgende wijzen van rijkscoördinatie mogelijk:

  • Afdeling 3.5 Algemene wet bestuursrecht geeft een algemene mogelijkheid aan bestuursorganen om besluiten gecoördineerd te nemen;

  • De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) gaat uit van de één loket-gedachte waarbij zoveel als mogelijk één omgevingsvergunning voor een activiteit wordt verleend. De omgevingsvergunning kan derhalve uit verschillende onderdelen bestaan waarvoor verschillende bestuursorganen het bevoegd gezag zijn. Dit kan een bevoegdheid zijn van het Rijk;

  • Waterwet (Wtw): Indien meerdere organen bevoegd zijn binnen een watersysteem, bepaalt artikel 6.17. lid 1 van de Wtw dat de vergunning wordt afgegeven door het hoogste bevoegde gezag. Artikel 6.17, lid 3 Wtw bepaalt dat niet op de aanvraag wordt beslist totdat de medebetrokken bestuursorganen in de gelegenheid zijn gesteld advies te geven;

  • De Tracéwet biedt de mogelijkheid tot het nemen van een Tracébesluit;

  • Gevallen die eenmalig bij formele wet geregeld worden, bijvoorbeeld de Wet 5e baan Schiphol en de Vergunningswet Westerschelde.

Zijn er lessen getrokken uit de werkwijze rond de procedure rond Borssele? Welke?

Bij het transmissiesysteem op zee Hollandse Kust (zuid) zal een vergelijkbaar traject worden doorlopen als bij het transmissiesysteem op zee Borssele, op het moment dat de rijkscoördinatieregeling van toepassing is. Er vindt afstemming plaats tussen beide projectteams om te leren van elkaars werkwijze. Net zoals bij Borssele zijn in een vroeg stadium niet alleen de gemeenten en provincie, maar ook andere stakeholders betrokken. Met hen zijn mogelijke routes voor het kabeltracé gedefinieerd die vervolgens in het milieueffectrapport worden onderzocht. Diverse malen zal bestuurlijk overleg worden georganiseerd.

Had in het geval van voorliggend voorstel niet gewoon eerder actie moeten worden ondernomen? Is het niet zo, dat met de wet van 24 juni 2015, met inwerkingtreding van 1 juli 2015 (Stb. 2015, 261) de netbeheerder de benodigde voorbereidingshandelingen had kunnen treffen, waaronder vergunningaanvragen en een netontwikkelingsplan? De leden van de SP-fractie vernemen graag hoe het – los van dit voorleggend voorstel – staat met de vergunningsaanvragen en het netontwikkelingsplan. Waarom is een Rijkscoördinatieregeling (nog) nodig wanneer vanaf 1 juli met dit soort zaken voortvarend aan de gang was gegaan?

Is hierin vertraging in opgetreden en zo ja, waardoor?

Op dit moment treft TenneT conform de Wet windenergie op zee voorbereidingshandelingen voor het transmissiesysteem op zee Hollandse Kust (zuid). Dit is noodzakelijk om de afgesproken opschaling van windenergie op zee tijdig te realiseren. Dit is op zijn beurt noodzakelijk om de Europese en nationale doelstelling op het gebied van verduurzaming van de energievoorziening te realiseren. TenneT is dus al aan de slag en er is geen sprake van vertragingen.

Toepassing van de rijkscoördinatieregeling waarborgt de inhoudelijke afstemming van de benodigde besluiten en heeft tot gevolg dat alle besluiten dezelfde procedure volgen. Dit versnelt de besluitvorming van het project en vergroot de eenduidigheid voor de belanghebbenden. Het kabinet merkt het project daarom aan als een project van nationaal belang. Aangezien de verantwoordelijkheid voor het energiebeleid bij het Rijk ligt en de realisatie van dit transmissiesysteem een nationaal belang betreft, acht het kabinet het wenselijk dat de rijkscoördinatieregeling van toepassing is op het project.

(Gecombineerd met vergelijkbare vragen van de leden van de PvdA-fractie.) De leden van de SP-fractie vragen zich af of de plannen voor Hollandse Kust Noord, uitgevoerd zullen kunnen worden zonder hier een Rijkscoördinatieregeling op van toepassing te laten zijn.

PvdA-fractie: Is de Rijkscoördinatieregeling ook van toepassing verklaard op Borssele en Hollandse Kust Noord? Zo nee, waarom niet?

Een besluit tot toepassing van de rijkscoördinatieregeling is bij het transmissiesysteem op zee Borssele ook genomen en de Eerste en Tweede Kamer hebben daarmee ingestemd (Kamerstuk 33 561, nr. 13/C). In het wetsvoorstel STROOM wordt bepaald dat op projecten ter realisatie van het transmissiesysteem op zee de rijkscoördinatieregeling, bedoeld in artikel 3.35, eerste lid, aanhef en onderdeel c, van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing is. Voor het transmissiesysteem op zee van Hollandse Kust (noord) zal bij inwerkingtreding van het wetsvoorstel STROOM de rijkscoördinatieregeling automatisch van toepassing zijn. De benodigde besluiten voor Hollandse Kust (noord) zouden zonder de rijkscoördinatieregeling genomen kunnen worden. Echter, de verwachte tijdwinst die met het volgen van de rijkscoördinatieregeling geboekt wordt zal dan niet gehaald worden waardoor de plannen niet op tijd uitgevoerd zullen kunnen worden.

Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie

De leden van de PVV-fractie hebben met veel ongenoegen kennisgenomen van voorliggend besluit. Tegelijkertijd constateren de leden dat de regering de steun heeft van alle fracties behoudens de PVV om de horizon van nagenoeg onze hele kustlijn vol te bouwen met windturbines. Deze VVD Minister gaat zelfs nog een stap verder door hiervoor de Rijkscoördinatieregeling van toepassing voor te verklaren, zodat iedere vorm van lokale weerstand kan worden doorgedrukt. Kan de Minister aangeven wat de verwachte tijdswinst is die hiermee wordt geboekt?

Om de verwachte tijdwinst te bepalen moet het traject onder de rijkscoördinatieregeling vergeleken worden met het traject dat zou worden doorlopen als de rijkscoördinatieregeling niet van toepassing zou zijn. Aangezien de versnelling voor een deel zit in het gelijktijdig ter inzage leggen van ontwerpbesluiten, is het aantal separate besluiten dat nodig is voor de realisatie van het project en de benodigde onderlinge afstemming tussen de bevoegde gezagen van belang voor de doorlooptijd van het besluitvormingstraject. De verwachte tijdwinst is derhalve per project verschillend. De belangrijkste tijdwinst zit in de bundeling van beroepsmomenten tot één procedure zodat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in één keer uitspraak doet over alle besluiten. Op grond van de Crisis- en herstelwet moet de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen 6 maanden na afloop van de beroepstermijn uitspraak doen. Dit is een aanzienlijke versnelling ten opzichte van de gemiddelde doorlooptijd van bestuursrechtelijke beroepsprocedures. Naast versnelling en stroomlijning zorgt de rijkscoördinatieregeling er ook voor dat er een eenduidig en zorgvuldig besluitvormingsproces is en dat er voor belanghebbenden volwaardige inspraakmogelijkheden zijn.

Behoort kosteloos afstel van de komst van deze ongewenste windturbines voor de Hollandse kust nog steeds tot de mogelijkheden? Kan de Minister een indicatie geven van de kosten indien op het laatste moment de Kamer toch nog bij bezinning komt en de bouw van windturbines voor de Hollandse kust afblaast? Hoe groot zijn de geschatte kosten van Tennet die tot aan dat moment voor dit project zijn gemaakt?

De kosten zullen afhankelijk zijn van het precieze moment waarop een besluit zou vallen om geen windparken voor de Hollandse Kust te bouwen. Indien dat valt op een moment dat TenneT al verplichtingen is aangegaan met partijen die de benodigde installaties en kabels produceren kunnen de kosten flink oplopen, aangezien met deze contracten honderden miljoenen euro’s zijn gemoeid.

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief van de regering betreffende de toepassing van de Rijkscoördinatieregeling op het project Hollandse Kust Zuid. Deze leden hebben hierover nog enkele vragen.

Wat is de stand van zaken m.b.t. de tender voor Borssele? Zijn er veel deelnemers? Op welke manier heeft de behandeling van de Wet STROOM in de Eerste Kamer invloed op het verloop van de tender?

Klopt het dat het daarbij voornamelijk gaat om de schadevergoedingsregeling voor niet tijdige aansluiting door TenneT in 2019 en later? Zijn er nog andere zaken in de Wet STROOM die invloed hebben op de realisatie van wind op zee? Zo ja, welke?

Bij de behandeling van de Wet windenergie op zee heb ik aangegeven dat de eerste tender voor windenergie op zee op 1 december 2015 open zou gaan. Omdat de Eerste Kamer heeft besloten om het wetsvoorstel STROOM op 21/22 december plenair te behandelen, heb ik de definitieve kavelbesluiten nog niet vastgesteld, maar zal ik dat zo spoedig mogelijk na de stemming van de Eerste Kamer over het wetsvoorstel doen. Daarmee voorkom ik dat ik de Eerste Kamer passeer met een formeel besluit dat vooruitloopt op het aanwijzen van TenneT als beheerder van het transmissiesysteem op zee, terwijl dat onderdeel is van het te behandelen wetsvoorstel. Ook voorkom ik dat de subsidieregeling voor de eerste tender windenergie op zee in werking treedt. Dat zou niet wenselijk zijn, omdat het uitgeven van kavels in een kavelbesluit en het starten van de eerste tender kan worden opgevat als een onomkeerbare stap. Het is onverstandig om dergelijke stappen te zetten als tegelijk een belangrijke randvoorwaarde, namelijk de zekerheid dat er een transmissiesysteem op zee komt dat beheerd wordt door TenneT, er niet is. Tegen de achtergrond van deze onzekerheid is het niet te verwachten dat partijen geïnteresseerd zullen zijn om een bieding te doen alvorens dit wetsvoorstel is aangenomen. Dit is ook wat partijen in de markt aangeven. Als de Eerste Kamer het wetsvoorstel op 22 december aanneemt zal de eerste subsidietender op 15 januari 2016 openen. Eerder is niet mogelijk vanwege de benodigde advertenties in (lokale) kranten en de Staatscourant voorafgaand aan de terinzagelegging van de kavelbesluiten. Deze latere openstelling heeft geen effect op de einddatum van de tender, die blijft 31 maart 2016. Zolang het wetsvoorstel per 1 januari 2016 in werking kan treden en de kavelbesluiten ruim voor maart gepubliceerd zijn, heeft het later in werking treden van de subsidietender en kavelbesluiten dus geen consequenties voor het tijdpad en het halen van de doelen voor 2020.

Aangezien de eerste tender op dit moment nog niet geopend en gesloten is, kan ik ook niet aangeven hoeveel deelnemers er zijn.

Het belangrijkste dat het wetsvoorstel regelt is het aanwijzen van TenneT als beheerder van het transmissiesysteem op zee. Daarnaast regelt het wetsvoorstel de certificering van TenneT als beheerder van het transmissiesysteem op zee alsook de financiering van TenneT en introduceert het wetsvoorstel het scenario windenergie op zee. Dit scenario geeft de technisch-functionele eisen aan het transmissiesysteem op zee, wat cruciale informatie is voor de biedende partijen op de tenders. Tevens kan op basis van het scenario TenneT zijn investeringsplan opstellen om eind 2016 te kunnen besluiten over de investeringsuitgaven en geeft het scenario de opleveringsdatum van de verschillende delen van het transmissiesysteem op zee. Het wetsvoorstel STROOM is dus niet alleen van belang voor de compensatieregeling voor het geval het transmissiesysteem op zee te laat wordt opgeleverd of na ingebruikname tijdelijk niet beschikbaar is. Het tijdig aannemen van het wetsvoorstel is van groot belang voor de voortgang van windenergie op zee.

Klopt het dat de toepassing van de Rijkscoördinatieregeling slechts nodig tot de dag van inwerkingtreding van de Wet STROOM, die voorzien is op 1 januari 2016? Dus klopt het dat dit slechts om enkele weken gaat?

De dag van inwerkingtreding van de wet STROOM hangt af van de instemming van de Eerste Kamer, die heeft besloten om het wetsvoorstel STROOM op 21/22 december plenair te behandelen. Indien de Eerste Kamer het wetsvoorstel STROOM aanneemt, is het besluit tot toepassing van de rijkscoördinatieregeling ten behoeve van het project transmissiesysteem op zee Hollandse Kust (zuid) inderdaad niet meer nodig; het wetsvoorstel verklaart de rijkscoördinatieregeling structureel van toepassing voor het transmissiesysteem op zee.

Welke stappen moeten er in deze twee weken gezet worden, die niet kunnen wacht op inwerkingtredingen van de wet?

De geplande inzagetermijn van de conceptnotitie Reikwijdte en Detailniveau start half januari 2016 en duurt 6 weken. Als de rijkscoördinatieregeling begin januari 2016 (in verband met deadlines van lokale kranten en Staatscourant) nog niet van toepassing is, verschuift de planning tot nader order, omdat dan de wettelijke grond om deze notitie ter inzage te leggen ontbreekt. Bij inwerkingtreding van de wet STROOM op 1 januari 2016 wordt deze planning gehaald.

Wanneer zal het inpassingsplan gereed zijn? Welke vergunningen worden er in het kader van de Rijkscoördinatieregeling verstrekt? Wat is het tijdspad hiervoor?

De voorbereiding en bekendmaking van het inpassingsplan wordt gecoördineerd met de voorbereiding en bekendmaking van de in de bijlage bij het besluit tot toepassing van de rijkscoördinatieregeling ten behoeve van het project transmissiesysteem op zee Hollandse Kust (zuid) aangeduide besluiten:

  • Vergunningen op grond van de Waterwet;

  • Vergunningen op grond van de Wet beheer Rijkswaterstaatwerken;

  • Vergunningen op grond van Natuurbeschermingswet 1998;

  • Ontheffingen op grond van de Flora- en faunawet;

  • Omgevingsvergunningen op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

  • Vergunning op grond van de Spoorwegwet;

  • Ontheffingen op grond van de wegenverordening van de Provincie Zuid-Holland;

  • Ontheffingen op grond van de provinciale omgevingsverordening;

  • Ontheffing van de Keur van het Waterschap;

  • evenals overige vergunningen, toestemmingen of ambtshalve besluiten bij of krachtens wetten, algemene maatregelen van bestuur of verordeningen die nodig zijn om de realisatie van het in het eerste lid genoemde project mogelijk te maken.

De globale planning voor de rijkscoördinatieregeling ten behoeve van het project transmissiesysteem op zee Hollandse Kust (zuid) is als volgt:

Wat

Wanneer

Conceptnotitie Reikwijdte en Detailniveau: terinzagelegging, verwerking zienswijzen en advies commissie voor de m.e.r. en vaststelling.

Q1 2016

Opstellen milieueffectrapportage: onderzoek, vaststellen voorkeursalternatief en vastleggen in voorbereidingsbesluit.

Q2/Q3/Q4 2016

Opstellen ontwerpinpassingsplan en ontwerpbesluiten.

Q3/Q4 2016 en Q1 2017

Terinzagelegging MER, ontwerpinpassingsplan en ontwerpbesluiten en advies commissie voor de m.e.r en vaststelling.

Q2 2017

Terinzagelegging definitieve besluiten.

Q3 2017

Kan de regering aangeven hoeveel werkgelegenheid de windparken bij Borssele en de andere windparken naar verwachting gaan opleveren?

Tijdens de ontwikkelings-, productie-, en bouwfase (2016 – 2023) kan de directe werkgelegenheid voor Nederland, verband houdend met de windparken bij Borssele en de Hollandse Kust (noord en zuid) over deze periode toenemen met in totaal 12.600 arbeidsjaren (gemiddeld per jaar ca. 1.600 fte’s). Daarnaast wordt er tijdens de exploitatieperiode directe werkgelegenheid gecreëerd voor ca. 800 fte’s. Naast directe, zijn er nog indirecte werkgelegenheidseffecten die in deze getallen nog niet zijn meegenomen. Voor de Nederlandse economie is het belang van windenergie substantieel en groeiend. Zo bedroeg de directe werkgelegenheid in het Nederlandse offshore windcluster in 2014 al ca 2.150 fte’s, dus nog voor de grootschalige uitrol van windenergie die nu wordt gepland. De groeiende werkgelegenheid in de Nederlandse windenergiesector leidt tot versterking van de concurrentiepositie van de betrokken bedrijven. Deze bedrijven concurreren in een mondiale markt, en de ervaring die deze bedrijven opdoen bij de ontwikkeling, aanleg en exploitatie van de Nederlandse windparken vergroot hun kansen bij buitenlandse tenders.

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het Besluit tot toepassing van de Rijkscoördinatieregeling ten behoeve van het project transmissiesysteem op zee Hollandse Kust Zuid en hebben daarover nog een aantal vragen. De leden van de D66-fractie vragen of de Minister, met dit besluit tot een Rijkscoördinatieregeling, ook een gebied coördinator gaat instellen, die het inspraakproces in goede banen kan leiden.

De projecten waarvoor ik tot nu toe een gebiedscoördinator heb aangesteld (windpark N33 en windpark De Drentse Monden en Oostermoer; binnenkort volgt windpark Fryslân) zijn al verder in de besluitvormingsprocedure. Ik zie deze drie projecten als pilots om de werking van de gebiedscoördinator als instrument te verkennen en zal met een beleidskader over de inzet van de gebiedscoördinator komen, indien de evaluatie en pilots daar aanleiding toe geven.

Het besluitvormingsproces voor het transmissiesysteem op zee Hollandse Kust (zuid) staat nog aan het begin. Dit biedt de mogelijkheid om in dit project vanaf het begin in te zetten op vroegtijdige participatie en versterkt omgevingsmanagement. Vooralsnog verwacht ik dat het op dit moment met deze aanpak niet nodig is een gebiedscoördinator aan te stellen. Binnenkort kom ik in mijn visie op omgevingsmanagement, die ik begin 2016 aan uw Kamer zal sturen, hierop terug.

De leden van de D66-fractie merken op dat voor een nieuw windpark bij IJmuiden Ver «stepping stones» achter de Hollandse kust windgebieden voor het transmissiesysteem zullen moeten worden aangelegd. Deze leden vragen de Minister

  • a) waarom hij geen gebruik maakt van deze stepping stones om het transmissiesysteem aan te leggen,

  • b) hoeveel het zou kosten in vergelijking met de huidige kosten van het transmissiesysteem, en

  • c) of de windmolens bij de Hollandse kust daarmee niet alsnog buiten de 12-mijlszone zouden kunnen komen?

Op dit moment is het aanleggen van een windpark in het windenergiegebied IJmuiden Ver niet aan de orde. Ik concentreer me op de afspraken uit het Energieakkoord en de routekaart voor de aanleg van windparken in de gebieden Borssele, Hollandse Kust (zuid) en Hollandse Kust (noord). Bij de vormgeving van het transmissiesysteem op zee, die ik op grond van het wetsvoorstel STROOM op hoofdlijnen vastleg in het scenario windenergie op zee, hou ik echter rekening met een eventuele toekomstige aansluiting van IJmuiden Ver. Daartoe vraag ik TenneT in zijn ontwerp wel degelijk de mogelijkheid open te houden om, als dat nodig is, een «stapsteen» toe te passen bij het beoogde transmissiesysteem op zee voor Hollandse Kust (noord), dat gelegen is tussen de kust en IJmuiden Ver. Ik wil echter op dit moment nog alle opties voor een toekomstige aansluiting van IJmuiden Ver openhouden, mocht het ooit zover komen. De wijze waarop dat dient plaats te vinden zal afhangen van wat op dat moment de beste manier is gezien de dan geldende omstandigheden.

Het aanwijzen van de 10 tot 12 mijlszone leidt tot een kostenbesparing omdat deze gebieden dicht bij de kust relatief goedkoop zijn. Het zijn goedkopere gebieden dan gemiddeld. De kostendaling hiervan is circa 1,2 mld euro, zoals toegelicht in mijn brief van 7 november 2014 (Kamerstuk 33 561, nr. 12). Dit betreft de geringere subsidiebehoefte voor de windparken zelf.

Naar boven