33 561 Structuurvisie Windenergie op Zee (SV WoZ)

C/ Nr. 13 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Ter Griffie van de Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op 4 december 2014.

Indien geen van beide Kamers op uiterlijk 1 januari 2015 een besluit heeft genomen over de behandeling, worden beide Kamers geacht met het toegezonden besluit te hebben ingestemd.

Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 december 2014

Conform artikel 3.35, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) stuur ik u hierbij het besluit, waarin ik, de Rijkscoördinatieregeling van toepassing verklaar op de voorbereiding van het project transmissiesysteem op zee Borssele1.

Nationaal belang

In het Energieakkoord voor duurzame groei (Kamerstuk 30 196, nr. 202) is afgesproken om het operationeel windvermogen op zee op te schalen naar 4.450 MW in 2023. Om dit mogelijk te maken is recent een voorstel van wet houdende regels omtrent windenergie op zee (Wet windenergie op zee) aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstuk 34 058). Op 26 september 2014 heeft het kabinet besloten de opgave voor windenergiegebieden in drie gebieden te realiseren, te beginnen in met windenergiegebied Borssele (Kamerstuk 33 561, nr. 11).

Het kabinet heeft op 18 juni 2014 een richtinggevende beslissing genomen dat er een net op zee komt en dat de beheerder van het landelijk hoogspanningsnet TenneT, ook als beheerder van het net op zee wordt aangewezen (Kamerstuk 31 510, nr. 49). In het concept voorstel van wet houdende regels met betrekking tot de productie, het transport, de handel en de levering van elektriciteit en gas (Elektriciteits- en gaswet), dat van 31 juli tot en met 8 september via internet ter consultatie heeft gelegen, worden de vormgeving en randvoorwaarden van het net op zee nader uitgewerkt. Ook wordt in dit concept voorstel van wet bepaald dat op projecten ter realisatie van deze netaansluitingen de Rijkscoördinatieregeling, bedoeld in artikel 3.35, eerste lid, aanhef en onderdeel c, van de Wet ruimtelijke ordening op deze projecten van toepassing is. De geplande datum waarop dit concept wetsvoorstel kracht van wet krijgt en in werking kan treden, is 1 januari 2016.

Door het onderhavige besluit wordt de Rijkscoördinatieregeling van toepassing op de voorbereiding van het project transmissiesysteem op zee Borssele vooruitlopend op de inwerkingtreding van de Elektriciteits- en gaswet. Hiermee wordt de besluitvorming ten aanzien van het project versneld. Dit is nodig om het tijdpad voor de uitrol van wind op zee zoals vastgelegd in het Energieakkoord te halen.

Besluit

Het transmissiesysteem op zee is juridisch gezien geen onderdeel van het landelijk hoogspanningsnet of de aansluiting van het windpark op zee. Voor uitbreiding van het landelijk hoogspanningsnet voor het transport van elektriciteit op een spanningsniveau van 220 kV of hoger is op grond van de Elektriciteitswet 1998 de rijkscoördinatieregeling van de Wro van toepassing, omdat elektriciteitstransport door middel van deze netten in het algemeen van nationaal belang is. Dit geldt op grond van de Elektriciteitswet 1998 ook voor windparken en aansluitingen met een capaciteit van ten minste 100 MW. Voor een transmissiesysteem op zee is er momenteel geen wettelijke coördinatie vanuit het Rijk. De Minister van Economische Zaken kan – in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad – op grond van artikel 3.35, eerste lid, van de Wro ambtshalve door middel van een separaat besluit om redenen van verwezenlijking van onderdelen van het nationaal ruimtelijk beleid de rijkscoördinatieregeling van toepassing verklaren.

Tegen de achtergrond van het voorgaande wordt op grond van artikel 3.35, eerste lid, Wro de rijkscoördinatieregeling ook toegepast op het transmissiesysteem op zee. Dientengevolge zal voor het transmissiesysteem op zee een inpassingsplan opgesteld worden, de voorbereiding en vaststelling daarvan via één procedure verlopen en zullen alle benodigde vergunningen zoveel mogelijk in een gecombineerde procesgang worden verleend.

Op grond van artikel 3.35, eerste en negende lid, van de Wro is dit besluit genomen in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad en wordt aan het besluit geen uitvoering gegeven dan nadat beide Kamers der Staten-Generaal daarmee hebben ingestemd. Met het besluit wordt geacht te zijn ingestemd indien geen van beide Kamers binnen vier weken na de toezending van dat besluit een besluit heeft genomen omtrent de behandeling daarvan.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

Naar boven