33 552 Slachtofferbeleid

Nr. 55 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 juni 2019

Met deze brief informeer ik u over een aantal toezeggingen die ik heb gedaan in verschillende overleggen die met uw Kamer zijn gevoerd over mijn beleid gericht op slachtoffers van criminaliteit.1 Verder informeer ik u over de voortgang van de uitvoering van diverse maatregelen uit de meerjarenagenda Slachtofferbeleid 2018–2021. Tot slot treft u mijn beleidsreactie aan op twee WODC-onderzoeken, waarvan één op 9 januari 2019 aan uw Kamer is verzonden (Kamerstukken 31 753 en 33 552, nr. 157) en de ander als bijlage bij deze brief is gevoegd2.

Uitvoering van een aantal toezeggingen

Achterblijvers van vermissingen

Tijdens het Algemeen Overleg (hierna: AO) Slachtofferbeleid van 13 februari 2019 is gesproken over de problematiek van achterblijvers van vermiste personen (Kamerstuk 33 552, nr. 52). Tijdens het AO heb ik toegezegd om te onderzoeken of de terminologie van de verklaring van vermoedelijk overlijden kan worden aangepast, omdat deze voor achterblijvers van vermissingen emotioneel belastend is. Ik heb besloten hiervoor de wet te wijzigen en zal bij deze wijziging achterblijvers betrekken.

Ik heb uw Kamer eveneens toegezegd in gesprek te gaan met het Ministerie van Financiën over de werkwijze van de Belastingdienst bij vermissingszaken. De Staatssecretaris van Financiën heeft mij bericht dat de Belastingdienst bij vermissingszaken binnen het kader van de (fiscale) wet- en regelgeving bepaalde maatwerkafspraken met de achterblijver(s) kan maken. Dit maatwerk kan er onder meer uit bestaan dat lopende activiteiten op het gebied van zowel de vaststelling van aanslagen als controle- en invorderingshandelingen tijdelijk worden opgeschort. Daartoe heeft de Belastingdienst in 2016 een protocol afgesloten met Slachtofferhulp Nederland (hierna: SHN).3 Het Coördinatiepunt Vermissing van de Belastingdienst Den Haag treedt op als centraal aanspreekpunt voor vermissingszaken. De Belastingdienst beoogt hiermee dat achterblijvers van vermiste personen correct kunnen worden geholpen.

Ten slotte heb ik toegezegd te onderzoeken of de politie een afschrift van een vermelding van vermissing aan achterblijvers kan verstrekken. Op verzoek zal de politie een afschrift van deze melding aan de achterblijvers verstrekken. Hiermee kunnen achterblijvers aantonen dat iemand daadwerkelijk als vermist staat opgegeven. In de praktijk blijkt dat instanties of bedrijven vrijwel nooit om een dergelijk afschrift vragen indien het contact via SHN (die veel achterblijvers ondersteunt) loopt. SHN vindt het van belang dat achterblijvers ook zonder haar tussenkomst de mogelijkheid hebben om aan te kunnen tonen dat iemand als vermist staat opgegeven. Dit is nu mogelijk geworden door het verstrekken van het afschrift van de melding van vermissing.

Beroepsverbod voor religieuze leiders

Tijdens de behandeling van de begroting van het Ministerie van Justitie en Veiligheid heb ik aan het lid Kuiken toegezegd te onderzoeken of een beroepsverbod voor religieuze leiders kan worden ingezet om herhaald misbruik in kerkgemeenschappen te voorkomen.4 Hierover kan ik het volgende melden.

In geval van een verdenking van een zedenmisdrijf begaan binnen hun beroep door personen die werkzaam zijn binnen kerkgenootschappen kan het Openbaar Ministerie (OM) een beroepsverbod vorderen. De officier van justitie weegt de specifieke omstandigheden van het geval mee, zoals de aard van de verweten gedragingen of een lopend tuchtrechtelijk onderzoek.Hierbij staat het beschermen van de maatschappij tegen delinquenten centraal. De duur van het verbod wordt bepaald door de rechter, binnen een daartoe wettelijk vastgestelde bandbreedte. De strafrechter kan bijvoorbeeld bij veroordeling tot een tijdelijke gevangenisstraf een ontzetting opleggen die de duur van deze hoofdstraf ten minste twee en ten hoogste vijf jaren te boven gaat.

Een dergelijk beroepsverbod voor een religieus leider is in het verleden enkele keren geëist en opgelegd.5 Er is dus geen juridisch beletsel voor oplegging van ambts- en beroepsverboden aan personen die werkzaam zijn in een religieus beroep of ambt.

Uitvoering van de motie van Nispen inzake wetenschappelijk onderzoek naar de prevalentie seksueel misbruik en geweld

De motie van het lid Van Nispen bestaat uit twee onderdelen: het verrichten van periodiek wetenschappelijk onderzoek naar seksueel misbruik en geweld én het in kaart brengen van de effecten van de aanbevelingen van de verscheidene commissies in het kader van seksueel misbruik en geweld.6 Ter uitvoering van het eerste deel van deze motie ben ik – samen met de Minister van VWS – in gesprek met het CBS en het WODC. Wij onderzoeken de mogelijkheden om vanaf 2020 tweejaarlijkse een monitor seksueel geweld en een monitor huiselijk geweld door het CBS te laten uitvoeren. Het gaat dan om de populatie van 15 jaar en ouder. Deze monitor wordt gekoppeld aan de Veiligheidsmonitor, waarmee de verkregen data verrijkt wordt.

Ter uitvoering van het tweede deel van de motie, laat ik samen met de Minister van VWS een onderzoek uitvoeren om inzichtelijk te maken welke ontwikkelingen er in de afgelopen jaren hebben plaatsgevonden die tot meer bescherming van kinderen én volwassenen hebben geleid. Daarbij wordt gekeken naar aanbevelingen van onder meer de commissies Deetman, De Vries en Samson. Voor de uitvoering van deze opdracht zijn we in gesprek met de Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen kinderen.

Zowel de monitors als het inventariserende onderzoek geven u, de Minister van VWS en mij de mogelijkheid om meer inzicht te krijgen in het fenomeen van seksueel misbruik en geweld.

Voortgang uitvoering meerjarenagenda slachtofferbeleid 2018–2021

In de eerste helft van 2019 zijn verdere stappen gezet in de uitvoering van de meerjarenagenda Slachtofferbeleid 2018–2021 waar ik u over wil informeren.

Voortgang bescherming persoonsgegevens slachtoffers

Voor slachtoffers van criminaliteit is het van belang dat bepaalde persoonsgegevens, zoals het adres, niet langer automatisch worden opgenomen in het strafdossier dat ook de verdachte mag inzien. In mijn brief aan uw Kamer van 18 november 2018 heb ik aangekondigd dat per 1 juli 2019 een nieuw werkproces rond distributie van persoonsgegevens van slachtoffers in werking zou treden. Helaas moet ik u melden dat dit project vertraging heeft opgelopen, omdat de consequenties van de voorgestelde verbetermaatregel nog niet afdoende in kaart zijn gebracht. Naar verwachting zal deze analyse in het najaar zijn afgerond, waarna in samenspraak met de betrokken ketenpartners hierover een besluit wordt genomen.

Voortgang van het Ketenbrede Slachtofferportaal

In de meerjarenagenda heb ik het Ketenbreed Informatieportaal voor slachtoffers aangekondigd. Het portaal is een gezamenlijke ambitie van Politie, OM, Centraal Justitieel Incassobureau, Schadefonds Geweldsmisdrijven, SHN en mijn ministerie. Het portaal moet er op termijn voor zorgen dat slachtoffers van criminaliteit op elk moment, overzichtelijk en via één ingang informatie kunnen vinden over de voortgang van hun zaak bij de betrokken ketenpartners. Momenteel wordt gebouwd aan het centrale deel van het portaal en zijn betrokken ketenpartners bezig de aansluiting op het portaal te realiseren. Zodra een eerste versie van het portaal gereed is, wordt deze beschikbaar gesteld aan een beperkte groep slachtoffers. De ambitie is om een eerste versie voor het einde van dit jaar gereed te hebben. Daarna wordt het portaal in 2020 breder beschikbaar gesteld. Gegeven het belang van zorgvuldige communicatie naar slachtoffers, is gekozen voor een stapsgewijze lancering met meerdere evaluatiemomenten. Daarnaast zal hieraan voorafgaand een Gateway Review worden uitgevoerd om na te gaan of het portaal en de betrokken partijen voldoende voorbereid zijn om deze stapsgewijze lancering te kunnen dragen.7

WODC-Onderzoeken

Beleidsreactie op het onderzoek «Slachtofferadvocatuur. De rol van de advocatuur in de bijstand van slachtoffers van ernstige gewelds- en zedenmisdrijven»

Het onderzoek van het WODC naar de verwezenlijking van de slachtofferrechten door slachtofferadvocaten heb ik u op 9 januari 2019 toegestuurd (Kamerstukken 31 753 en 33 552, nr. 157). Uit dit onderzoek blijkt dat in de praktijk door slachtofferadvocaten een aantal knelpunten wordt ervaren.

De meeste van deze knelpunten worden rondom het recht op kennisneming van het dossier ervaren. Ik ben in overleg met het OM en de advocatuur om mogelijke verbeteringen te bespreken, met name waar het betreft het recht van een slachtoffer om kennis te nemen van relevante processtukken. Hier kom ik eind 2019 op terug.

In dit kader is nog een andere categorie zaken van belang, namelijk die van nabestaanden met twijfel over de conclusie van het OM over de doodsoorzaak van hun naaste. De OM-Aanwijzingen slachtofferzorg en Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens zijn in 2018 aangepast in de zin dat het OM ruimhartig om kan gaan met verzoeken tot inzage in dossiers. In de brief van 16 januari 2019 hebben de Minister van Justitie en Veiligheid en ik gereageerd op de motie van het lid Van Toorenburg (Kamerstuk 33 552, nr. 46) over een second opinion bij twijfel over de doodsoorzaak.8 Wij hebben hierin toegezegd in gesprek te gaan met het OM om aanvullende mogelijkheden te verkennen. Ook de motie van het lid Van Nispen over inzage en verstrekken van stukken aan nabestaanden heb ik in deze gesprekken betrokken. Deze gesprekken hebben erin geresulteerd dat het OM, naar verwachting na de zomer, in Noord-Holland een pilot start. De pilot – die ik financieel ondersteun – ziet erop om twijfel over de conclusie van het OM over de doodsoorzaak van een overleden familielid bij nabestaanden zoveel als mogelijk weg te nemen. In de pilot zal een andere officier van justitie samen met de politie het dossier en het verrichtte onderzoek herbezien. Hiermee wordt ervaring opgedaan met het verrichten van een second opinion en wordt nagegaan of dit bijdraagt aan het wegnemen van de twijfels bij nabestaanden.

Ook heb ik met het slachtofferadvocatennetwerk LANGZS en het OM afspraken gemaakt om te inventariseren in welke zaken een verzoek tot inzage of verstrekking wordt afgewezen. Ten aanzien van een aantal oudere verzoeken tot inzage, gedaan voor de aanpassing van de OM-Aanwijzingen, zullen het OM, LANGZS en mijn ministerie gezamenlijk op zoek gaan naar passende oplossingen, binnen de kaders van de wet. Voor al deze zaken geldt dat zij zo nodig in de pilot worden herbezien of op andere wijze nadere aandacht krijgen van het OM.

Daarnaast staat in het onderzoeksrapport dat als knelpunt wordt ervaren dat advocaten niet altijd tijdig op de hoogte worden gebracht van de aanvang, uitstel of voortgang van een zitting. Voor zowel het OM als de gerechten (afdelingen strafrecht) geldt het landelijk strafprocesreglement. In dit reglement is sinds 1 januari 2019 opgenomen dat rekening wordt gehouden met de verhinderdata van het slachtoffer en/of diens advocaat. Daarmee is tot uitdrukking gebracht dat dit de aandacht heeft van het OM en de Rechtspraak.

Verder blijkt uit het WODC-rapport dat er onduidelijkheid bestaat over waar het slachtoffer tijdens de zitting kan plaatsnemen. Naar aanleiding van het onderzoek van de Raad voor de rechtspraak naar slachtoffervoorzieningen in de Rechtspraak uit 2018 zijn er aanbevelingen gedaan om te komen tot verdere verbeteringen in de opvang en begeleiding van slachtoffers.9 De gerechtsbesturen hebben deze aanbevelingen overgenomen. Hiermee heeft een correcte en invoelende bejegening van slachtoffers prioriteit binnen de Rechtspraak. In het najaar van 2019 zal de Raad mij over de voortgang van de uitvoering informeren.

Tevens wordt in het WODC-rapport beschreven dat slachtofferadvocaten ervaren dat rechters en officieren van justitie in hun beleving niet altijd voldoende kennis hebben van het civielrechtelijke aansprakelijkheids- en schadevergoedingsrecht om de vordering benadeelde partij goed te beoordelen. De Raad voor de rechtspraak heeft desgevraagd laten weten dat het onderwerp een speerpunt is binnen de professionele standaarden van de Rechtspraak. Ook zijn er verschillende activiteiten ontplooid om deskundigheid van de strafrechter op dit gebied te bevorderen, waaronder aanvullende opleidingen voor rechters en juridische medewerkers.10

Over de knelpunten die het WODC-rapport meldt ten aanzien van doorverwijzing, opleiding en de vergoeding, ben ik in het kader van de Modernisering Rechtsbijstand in gesprek met LANGZS, SHN en de Raad voor Rechtsbijstand. Over mijn plannen hierover verwijs ik naar mijn brief over de stand van zaken die uw Kamer hierover nog voor het zomerreces ontvangt.

Beleidsreactie op het onderzoek «Onderzoek naar de toepassing van het conservatoir beslag ten behoeve van het slachtoffer»

Per 1 januari 2014 is het conservatoir beslag ten behoeve van het slachtoffer mogelijk gemaakt. Het doel van dit instrument is dat daders de door hen veroorzaakte schade vaker, vollediger en sneller aan slachtoffers vergoeden. Uit het verrichte onderzoek blijkt dat door het OM jaarlijks in 300 tot 400 strafzaken slachtofferbeslag wordt toegepast. Dit aantal is aanzienlijk minder dan het aantal zaken waarin een rechter een schadevergoedingsmaatregel oplegt (jaarlijks ongeveer 13.500).

Gelet op de uitkomsten van het onderzoek moet eerst geïnvesteerd worden in een efficiëntere toepassing van het conservatoir beslag. In de brief van 13 maart jl. heeft de Minister van Justitie en Veiligheid uw Kamer geïnformeerd dat het onderwerp «Afpakken crimineel vermogen» binnen de opleiding van het OM verder wordt geïntegreerd.11 Hierbij komt ook het leggen van conservatoir slachtofferbeslag aan de orde. Verder wordt door zowel het OM als de politie ook op andere wijze aandacht besteed aan het onderwerp slachtofferbeslag. In het Arrondissementsparket Midden-Nederland loopt voor zes maanden een slachtofferbeslag-challenge waarbij teams worden uitgedaagd om zo effectief mogelijk slachtofferbeslag te leggen. Het arrondissementsparket Den Haag richt zich met politie en SHN op ZSM-zaken om gezamenlijk naar de afpakmogelijkheden voor het slachtoffer te kijken. Op deze manier wordt een impuls gegeven aan de toepassing van het instrument van slachtofferbeslag.

Afsluitend

De afgelopen jaren is hard gewerkt aan het verbeteren van de positie van het slachtoffer in het strafproces en ook de komende jaren zal dit veel inzet vergen. Dit gaat met grote en kleine stappen. U kunt hierbij rekenen op mijn vasthoudendheid.

De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker


X Noot
1

Het Algemeen Overleg Slachtofferbeleid van 13 februari 2019 en vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie en Veiligheid van 2019.

X Noot
2

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
3

Het Protocol vermiste personen is 22 augustus 2016 gepubliceerd in de Staatscourant [https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2016-43939.html].

X Noot
4

Handelingen II 2018/19, nr. 27, items 7, 10 en 14.

X Noot
5

Uitspraak Rechtbank Rotterdam van 23 september 2016 (vindplaats: ECLI:NL:RBROT:2016:7312), artikel AD van 15 mei 2019 «zes jaar geëist tegen Haagse pastor voor jarenlang misbruik van twee buurmeisjes» en htps://www.wodc.nl/onderzoeksdatabase/beroepsverboden.aspx (p. 35).

X Noot
6

Kamerstuk 34 843, nr. 32.

X Noot
7

De Gateway Review is een intercollegiale evaluatie op bestuurlijk niveau. Resultaat hiervan is een rapport met bevindingen en aanbevelingen waarop kan worden bijgestuurd om de succeskans van de lancering te vergroten.

X Noot
8

Kamerstukken 29 279 en 33 552, nr. 487.

X Noot
9

Het rapport van de Raad voor de rechtspraak is als bijlage toegezonden bij Kamerstuk 33 552, nr. 51.

X Noot
10

De Hoge Raad heeft op 28 mei 2019 een overzichtsarrest gewezen, met daarin alle relevante toetsingsomstandigheden voor de strafrechter die oordeelt over een vordering benadeelde partij. Ook dit draagt bij aan de kennisontwikkeling op dit terrein. Vindplaats: ECLI:NL:HR:2019:793.

X Noot
11

Kamerstukken 29 911 en 31 477, nr 221.

Naar boven