33 189 Beleidsdoorlichting Koninkrijksrelaties

Nr. 14 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 september 2021

Met deze brief en onderstaande bijlage informeer ik uw Kamer conform de motie Harbers1 over de opzet en de vraagstelling van de beleidsdoorlichting van artikel 1 («Versterken rechtsstaat») van begrotingshoofdstuk IV Koninkrijksrelaties en BES-fonds.

De beleidsdoorlichting moet inzicht geven in de effecten van het beleid in de periode van 1 januari 2017 tot en met 31 december 2020. De beleidsdoorlichting van artikel 1 zal worden opgezet volgens de kwaliteitseisen die zijn opgenomen in de Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek (RPE). Het rapport van de beleidsdoorlichting stuur ik u in de tweede helft van 2022 toe.

In deze brief kom ik tegemoet aan de toezegging die ik tijdens het Wetgevingsoverleg (WGO) Jaarverslag en Slotwet Koninkrijksrelaties op 1 juli jl. aan het lid Wuite (D66) heb gedaan om te bezien of met deze doorlichting de doelstellingen van het beleidsartikel verder aangescherpt kunnen worden. Op dit moment kan ik melden dat de beleidsdoorlichting zal worden opgesteld door een extern bureau. In de onderzoeksopzet, waarvoor ik u verwijs naar de bijlage, wordt het extern bureau gevraagd aanbevelingen te doen op basis waarvan ik kan bezien waar deze aanscherpingen mogelijk zijn. Hiermee beschouw ik de betreffende toezegging als voldaan.

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.W. Knops

Bijlage: Onderzoeksopzet beleidsdoorlichting artikel 1, versterken rechtsstaat

1. Inleiding

De beleidsdoorlichting van artikel 1 volgt de voorschriften van de Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek (hierna: RPE).2 Deze bijlage bevat de inhoudelijke opzet en vraagstelling van de beleidsdoorlichting. Daarmee voldoet de opdracht aan de eisen uit de motie Harbers3. Daarnaast wordt hieronder stil gestaan bij het uitvoeren van de doorlichting, het toezicht op de kwaliteit en het verwachte tijdspad.

2. Doel beleidsdoorlichting

De doelstelling van de beleidsdoorlichting van artikel 1 is beter inzicht te krijgen in de realisatie van de beoogde beleidsdoelstellingen en de effecten van het gevoerde beleid in de periode 2017–2020. De memorie van toelichting van RPE formuleert vijftien onderzoeksvragen, die dienen als leidraad voor de beleidsdoorlichting (te vinden in sectie 10 – Appendix). Deze onderzoeksvragen hebben betrekking op de motivering van het gevoerde beleid, het budget en de uitgaven, eerder uitgevoerde evaluaties en samenhang met de bredere doelstellingen in het Caribisch gebied. Antwoorden op deze onderzoeksvragen bieden inzichten die kunnen bijdragen aan het verhogen van de doelmatig- en doeltreffendheid van toekomstige bestedingen binnen dit beleidsartikel.

3. Beleid en doelstelling artikel 1 («Versterken rechtsstaat»)

3.1 Algemene beleidsdoelstelling

De algemene doelstelling van artikel 1 is «het bevorderen van goed bestuur door een bijdrage te leveren aan het versterken van de rechtsstaat van de landen Aruba, Curaçao en Sint Maarten. Dit krijgt vorm door samenwerken op het gebied van veiligheid, rechtshandhaving en grensbewaking en ondersteuning van de landen Aruba, Curaçao en Sint Maarten».4

In lijn met de aanbevelingen uit de beleidsdoorlichting van 2017 is in 2018 de naam van het beleidsartikel gewijzigd van «Waarborgfunctie» in «Versterken rechtsstaat».5

3.2 Beleidsinzet rechtshandhavingsketen 2017-2020

Voortkomend uit het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden is rechtshandhaving een autonome aangelegenheid van de landen. Sinds de staatkundige hervormingen in 2010 zijn Curaçao en Sint Maarten daarom verantwoordelijk voor het functioneren van hun rechtshandhavingsketen. Aruba, dat sinds 1986 de status aparte heeft, had deze verantwoordelijkheid en de bijbehorende organisaties al.

Gegeven de kleinschaligheid van de landen is het beleid van artikel 1 erop gericht de landen daar waar mogelijk gebrek is aan capaciteit en/of expertise te ondersteunen door middel van het beschikbaar stellen van lokaal te plaatsen personeel. Op deze manier draagt Nederland bij aan het (door)ontwikkelen van deze belangrijke organisaties en het versterken van de rechtsstaat en de rechtshandhavingsketen.

Beleidsartikel 1 ziet voornamelijk toe op het stimuleren van de versterking van de rechtshandhavingsketen binnen het Caribisch deel van het Koninkrijk. De ondersteuning aan de lokale organisaties gebeurt deels op grond van artikel 36 uit het Statuut, waarin is bepaald dat de landen in het Koninkrijk elkaar onderlinge hulp en bijstand verlenen. Daarnaast kunnen op grond van artikel 38 uit het Statuut onderlinge regelingen en Rijkswetten worden getroffen tussen de landen.

Het Ministerie van BZK heeft een belangrijke coördinerende rol en werkt samen met de betrokken Ministeries van Justitie en Veiligheid en Defensie, die de operationele capaciteit voor de ondersteuning en versterking leveren. Over de periode 2017–2020 stimuleerde het Ministerie van BZK via artikel 1 het versterken van de rechtsstaat in Aruba, Curaçao en Sint Maarten door middelen ter beschikking te stellen aan vier organisaties: de Koninklijke Marechaussee (KMar), het Recherchesamenwerkingsteam (RST), het Openbaar Ministerie (OM) en het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (Hof).

De KMar ondersteunt de landen via een flexibel inzetbare pool die voornamelijk ingericht is op de grensbewaking. Het RST voert onderzoeken uit naar zware (ondermijnende) georganiseerde internationale criminaliteit, die de landen moeilijk zelf ter hand kunnen nemen. De inzet van de KMar en het RST vindt plaats onder lokaal gezag. De ondersteuning aan het OM en het Gemeenschappelijk Hof gebeurt door de financiering van de uitzendtoelagen voor rechters en officieren van justitie die werkzaam zijn in het Caribisch deel van het Koninkrijk.

4. Begrotingsoverzicht artikel 1 2017–2020

Tabel 1: meerjarige BZK-begroting beleidsartikel 1 Versterken rechtsstaat (bedragen x € 1.000)

BZK-begroting beleidsartikel 1

(bedragen x € 1.000)

2017

2018

2019

2020

Art.nr.

Verplichtingen

75.487

27.795

40.107

12.966

 

Uitgaven

69.841

45.772

40.422

12.836

           

1.1

Versterken rechtsstaat

       
 

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

14.355

34.703

29.456

1.858

 

Recherchecapaciteit

(Nationale Politie)

14.355

34.703

29.456

1.858

 

Bijdrage aan medeoverheden

0

0

15

0

 

Overige bijstand aan de landen

0

0

15

0

 

Bijdrage aan andere begrotingshoofdstukken

55.486

11.069

10.951

10.978

 

Grensbewaking (Defensie)

6.100

6.100

6.209

6.339

 

Kustwacht (Defensie)

46.106

0

0

0

 

Recherchecapaciteit

(Nationale Politie)

0

0

0

0

 

Rechterlijke macht (JenV)

3.280

4.969

4.742

4.639

           
 

Ontvangsten

2.174

3.952

4.253

1.311

Belangrijk om hierbij te vermelden is dat in lijn met de afspraken uit het regeerakkoord van 2017 het Nederlandse deel van het budget voor de Kustwacht in 2018 is overgegaan naar het Ministerie van Defensie.6 Daarom is deze begrotingspost in 2018 verdwenen van begrotingshoofdstuk IV en worden de bestedingen uit 2017 niet meegenomen in de beleidsdoorlichting.

5. Evaluatiecontext

5.1 Tijdsafbakening

De beleidsdoorlichting beslaat de periode van 1 januari 2017 (het eind van de vorige beleidsdoorlichting) tot en met 31 december 2020. Het begrotingsjaar 2021 is niet in deze beleidsdoorlichting meegenomen. Deze keuze is gemaakt, omdat in 2021 vooral aanvullende, beleidsvormende activiteiten zijn ondernomen. Dat gebeurde in het kader van de maatregelen die zijn opgenomen in de landspakketten en de extra middelen die zijn gereserveerd na de akkoorden over de derde tranche liquiditeitssteun met Aruba, Curaçao en Sint Maarten. Deze extra middelen worden de komende jaren besteed aan het volgende: het voortzetten van de duurzame ondermijningsaanpak op Sint Maarten en Curaçao en het uitbreiden naar Aruba en deels Curaçao; het bouwen van een nieuwe gevangenis en het structureel verbeteren van de detentiesituatie op Sint Maarten; het uitvoeren van de maatregelen voor het versterken van het grenstoezicht als vervolg op het op 4 februari 2021 getekende protocol.7

5.2 Beleidsinstrumenten

In artikel 1 van het RPE staat dat een beleidsdoorlichting betrekking heeft op «een substantieel, samenhangend deel van het beleid». In het geval van begrotingsartikel 1 gaat dit om alle uitgaven over de periode 2017–2020 aan de verschillende organisaties voor het versterken van de rechtsstaat in Aruba, Sint Maarten en Curaçao.

De volgende bestedingen vallen onder de begroting van artikel 1 en worden daarom meegenomen in de beleidsdoorlichting:

  • 1. Versterken grensbewaking:

    Met de beschikbare middelen ondersteunt het personeel van de Koninklijke Marechaussee (KMar) de landen in het Caribische deel van het Koninkrijk op het gebied van de grensbewaking. In het protocol inzake flexibel inzetbare pool Koninklijke Marechaussee zijn aanvullende afspraken gemaakt over de doelstellingen van deze ondersteuning.8 De inzet van het uitgezonden KMar-personeel valt onder het bevoegd gezag van het land waar zij werken.

  • 2. Vergroten recherchecapaciteit:

    Het doel van de middelen voor het Recherche Samenwerkingsteam (RST) is te ondersteunen in de aanpak van grensoverschrijdende, ondermijnende criminaliteit en misdrijven die de lokale rechtsorde raken. De samenwerking tussen Nederland en de landen in het Caribisch deel van het Koninkrijk gebeurt op basis van de Rijkswet Politie van Curaçao, van Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba9 en het protocol inzake gespecialiseerde recherchesamenwerking10. Rechercheurs die werken voor het RST vallen onder het lokaal gezag.

    In 2016 is begonnen met de financiering van het Team Bestrijding Ondermijning (TBO), dat belast is met het opsporen en vervolgen van grensoverschrijdende ondermijnende criminaliteit die de integriteit van het Koninkrijk aantast. Het team opereert onder de operationele aansturing van het RST en valt onder rechtstreeks gezag van de procureur-generaal van Curaçao, Sint Maarten en de BES-eilanden. Met deze projectfinanciering is capaciteit toegevoegd aan het RST, de Openbaar Ministeries en het Gemeenschappelijk Hof van Justitie. Bij Voorjaarsnota in 2020 is besloten de tijdelijke projectfinanciering van het TBO vanaf 2021 om te zetten in structurele middelen.11

  • 3. Ondersteunen rechterlijke macht:

    De middelen voor het ondersteunen van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (Hof) en de Openbare Ministeries van Aruba en van Curaçao, Sint Maarten en de BES-eilanden (OM) gaat naar het uitzenden van officieren van justitie en rechters die tijdelijk gaan werken in het Caribisch deel van het Koninkrijk. De organisaties binnen de rechterlijke macht werken op basis van respectievelijk de Rijkswet openbare ministeries van Curaçao, van Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba12 en de Rijkswet gemeenschappelijk Hof van Justitie13.

Buiten reikwijdte

Binnen andere beleidsartikelen van begrotingshoofdstuk IV Koninkrijksrelaties en BES-fonds zijn middelen opgenomen die tevens in lijn zijn met de centrale beleidsdoelstelling van beleidsartikel 1 («Versterken rechtsstaat»), maar buiten de reikwijdte van deze doorlichting vallen. Aangezien artikel 1 van de RPE stelt dat een beleidsdoorlichting betrekking heeft op een «substantieel, samenhangend deel van het beleid», is het belangrijk te expliciteren welke middelen buiten de reikwijdte van de doorlichting vallen.

De volgende middelen vallen buiten de reikwijdte van de beleidsdoorlichting van artikel 1:

  • Onder artikel 4 (Bevorderen sociaaleconomische structuur):

    • o Middelen uit de Voorjaarsnota van 2019 naar aanleiding van de bijstandsverzoeken door Curaçao en Aruba als gevolg van de situatie in Venezuela;

    • o Bijdrage aan Integriteitskamer Sint Maarten.

  • Onder artikel 8 (Wederopbouw Bovenwindse Eilanden):

    • o Bijdragen aan Grenstoezicht Sint Maarten en Korps Politie Sint Maarten (KPSM).

De beleidsinstrumenten van artikel 4 zullen worden meegenomen in de beleidsdoorlichting van dat artikel in 2023; bij artikel 8 gebeurt dit in de doorlichting die al is begonnen.14

5.3 Centrale onderzoeksvraag

De centrale onderzoeksvraag van deze beleidsdoorlichting luidt: In hoeverre zijn de beleidsinstrumenten voor het versterken van de rechtsstaat van de landen Aruba, Curaçao en Sint Maarten doelmatig en doeltreffend ingezet?

In de memorie van toelichting op de Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek (RPE) zijn vijftien vragen opgenomen die het beantwoorden van de centrale onderzoeksvraag ondersteunen (zie onderdeel 10 – Appendix). Deze vragen richten zich onder andere op het afbakenen van het beleidsterrein, het motiveren van het gevoerde beleid, het beleidsterrein en de bijbehorende uitgaven en een overzicht van (eerder uitgevoerd) onderzoek naar (het vergroten van) de doeltreffendheid en doelmatigheid.

De vragen die voortkomen uit de RPE laten onverlet dat binnen de reikwijdte van de beleidsdoorlichting ook ruimte is om aanvullende vragen te stellen over de doelmatigheid en doeltreffendheid van de beleidsinspanning binnen artikel 1.

Daarom zijn de volgende aanvullende onderzoeksvragen geformuleerd:

  • 1. In hoeverre zijn de aanbevelingen van de beleidsdoorlichting over de periode 2010–2016 opgevolgd?

  • 2. In hoeverre kunnen de beleidsdoelstellingen voor het Ministerie van BZK voor het versterken van de rechtsstaat in het Caribisch deel van het Koninkrijk verder worden aangescherpt?15

6. Methode

De beleidsdoorlichting betreft een ex post-syntheseonderzoek. Dit betekent dat na het uitvoeren van het beleid een onderzoek wordt uitgevoerd naar de doelmatigheid en doeltreffendheid (ex post) op basis van bestaande bronnen (synthese).

In zowel het protocol flexibel inzetbare pool Koninklijke Marechaussee als het protocol inzake gespecialiseerde recherchesamenwerking is sprake van een reguliere evaluatieverplichting. Beide protocollen zijn herzien in 2019.16 In 2022 vindt een tussentijdse evaluaties van deze protocollen plaats, waarbij BZK het initiatief neemt voor de evaluatie van het protocol inzake de flexibel inzetbare pool KMar en JenV het initiatief neemt voor de evaluatie van het protocol gespecialiseerde recherchesamenwerking. De uitkomsten kunnen meegenomen worden in de beleidsdoorlichting van artikel 1.

Aanvullend op de evaluaties van de twee protocollen worden de volgende methodes voorgesteld om tot een gedegen evaluatie te komen:

  • 1. Bronnenonderzoek:

    Beschikbare (internationale) onderzoeken, documenten zoals jaarverslagen, gespreksverslagen en andere bronnen die een zo objectief mogelijk beeld bieden van de beleidsinspanningen en -resultaten op de gefinancierde beleidsinstrumenten. Onderaan dit voorstel is een globaal overzicht van deze bronnen te vinden.

  • 2. Interviews:

    Aanvullend hierop zal de opdrachtnemer van de beleidsdoorlichting gesprekken houden met (lokale) bestuurders en medewerkers van de verschillende instituties. Doel is om behaalde resultaten te spiegelen en een indruk te krijgen van de doelmatigheid en doeltreffendheid van het bestede geld. Belangrijk hierbij is om extra aandacht te besteden aan de lokale ketenpartners. Dit in navolging van de adviezen van de onafhankelijk deskundige bij de beleidsdoorlichting in 2017.

Naast inzicht in de doelmatigheid en doeltreffendheid van de middelen in de periode 2017–2020, biedt de evaluatie nog twee aanvullende perspectieven:

  • Verbeterparagraaf

    Vragen 9 en 10 uit de memorie van toelichting op de RPE gaan in op de mogelijkheid om op basis van bestaande onderzoeksresultaten inzicht te krijgen in de doelmatigheid en doeltreffendheid van de bestede middelen. Op basis van de antwoorden op deze vragen kunnen voorstellen worden gedaan om in de toekomst een beter inzicht te krijgen in doeltreffendheid en doelmatigheid van het beleid. Ook wordt het onafhankelijke externe onderzoeksbureau gevraagd advies te geven over de mogelijkheden om de beleidsdoelstellingen op dit terrein verder aan te scherpen.

  • Besparings- of intensiveringsvariant

    Tot slot zullen, in lijn met vraag 15 uit de RPE, in de beleidsdoorlichting scenario’s worden opgenomen waarin beleidsopties worden uitgevoerd met 20% minder middelen (besparing) of juist met 20% meer middelen (intensivering).

7. Waarborgen kwaliteit en onafhankelijkheid

Voor de uitvoering van de beleidsdoorlichting zal een externe opdrachtnemer worden aangetrokken. De selectie van deze opdrachtnemer gebeurt door middel van een besteding die in het najaar van 2021 zal starten.

Daarnaast is een begeleidingscommissie opgezet met de andere betrokken departementen van dit beleidsartikel, om zo de kwaliteit van de doorlichting verder te waarborgen. Naast vertegenwoordigers vanuit het Ministerie van BZK nemen ook het Ministerie van Defensie, Justitie en Veiligheid en Financiën deel aan deze begeleidingscommissie.

Op basis van de RPE zal er daarnaast ook een onafhankelijke deskundige bij de beleidsdoorlichting worden betrokken om de kwaliteit van de doorlichting te waarborgen. Deze deskundige ziet toe op de kwaliteit van de onderzoeksmethoden en geeft aan het eind een oordeel over de kwaliteit van de beleidsdoorlichting en een toelichting op de betrokkenheid en inbreng van de onafhankelijk deskundige bij de totstandkoming van de beleidsdoorlichting. Deze toelichting wordt als bijlage opgenomen in de beleidsdoorlichting. De onafhankelijk deskundige voor de beleidsdoorlichting van artikel 1 is mw. dr. Nelly Schotborgh-van de Ven, professor in de criminologie en corporate governance aan de Universiteit van Curaçao.

8. Planning

Het onderzoek wordt in het najaar 2021 aanbesteed en naar verwachting in de tweede helft van 2022 afgerond. De beleidsdoorlichting met kabinetsreactie wordt voor het einde van 2022 aan de Tweede Kamer gezonden.

9. Bronnen

Hierbij een globaal overzicht van de bronnen die gebruikt kunnen worden bij de totstandkoming van de evaluatie:

  • Rijkswet Politie van Curaçao, van Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, Rijkswet openbare ministeries van Curaçao, van Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en de Rijkswet gemeenschappelijk Hof van Justitie;

  • Protocol inzake flexibel inzetbare pool Koninklijke Marechaussee en Protocol inzake gespecialiseerde recherchesamenwerking;

  • Samenwerkingsregeling waarborging plannen van aanpak landstaken Curaçao en Sint Maarten en bijbehorende voortgangsrapportages;

  • Beleidsdoorlichting hoofdstuk IV, artikel 1, Waarborgfunctie (BZK, 2017);

  • (Internationale) rapporten inzake veiligheid en rechtshandhaving in het Caribisch gebied, o.a. van de Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV), het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) en de Raad voor de Rechtshandhaving;

  • Jaarplannen- en verslagen RST, OM, Hof en KMar over de periode 2017–2020;

  • Kamerstukken gedurende de periode 2017–2020.

10. Appendix – Onderzoeksvragen in de Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek (RPE)

Afbakening van het beleidsterrein

  • 1. Welk(e) artikel(en) (onderdeel of onderdelen) wordt of worden behandeld in de beleidsdoorlichting?

  • 2. Indien van toepassing: wanneer worden/zijn de andere artikelonderdelen doorgelicht?

Motivering van het gevoerde beleid

  • 3. Wat was de aanleiding voor het beleid? Is deze aanleiding nog actueel?

  • 4. Wat is de verantwoordelijkheid van de rijksoverheid?

Het beleidsterrein en de bijbehorende uitgaven

  • 5. Wat is de aard en samenhang van de ingezette instrumenten?

  • 6. Met welke uitgaven gaat het beleid gepaard, inclusief kosten op andere terreinen of voor andere partijen?

  • 7. Wat is de onderbouwing van de uitgaven? Hoe zijn deze te relateren aan de componenten volume/gebruik en aan prijzen/tarieven?

Overzicht van eerder uitgevoerd onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

  • 8. Welke evaluaties (met bronvermelding) zijn uitgevoerd, op welke manier is het beleid geëvalueerd en om welke redenen?

  • 9. Welke beleidsonderdelen zijn (nog) niet geëvalueerd? Inclusief uitleg over de mogelijkheid en onmogelijkheid om de doeltreffendheid en de doelmatigheid van het beleid in de toekomst te evalueren.

  • 10. In hoeverre maakt het beschikbare onderzoeksmateriaal uitspraken over de doeltreffendheid en de doelmatigheid van het beleidsterrein mogelijk?

De doeltreffendheid en de doelmatigheid van het gevoerde beleid en de samenhang met kabinetsdoelstellingen

  • 11. Zijn de doelen van het beleid gerealiseerd?

  • 12. Hoe doeltreffend is het beleid geweest? Zijn er positieve en/of negatieve neveneffecten?

  • 13. Hoe doelmatig is het beleid geweest?

Verhogen doelmatigheid en doeltreffendheid

  • 14. Welke maatregelen kunnen worden genomen om de doelmatigheid en doeltreffendheid verder te verhogen?

Verkenning van beleidsopties bij minder beschikbare middelen

  • 15. In het geval dat er significant minder middelen (-/- 20% van de middelen) beschikbaar zijn op het (de) beleidsartikel(en)), welke beleidsopties zijn dan mogelijk?


X Noot
1

Kamerstuk 34 000, nr. 36.

X Noot
3

Kamerstuk 34 000, nr. 36.

X Noot
5

Kamerstuk 33 189, nrs. 10 en 11; Kamerstuk 34 775 IV, nr. 46.

X Noot
6

Kamerstuk 34 700, nr. 34.

X Noot
7

Kamerstuk 35 420, nrs. 177, 186 en 224; Kamerstuk 35 570 IV, nr. 33.

X Noot
8

Kamerstuk 35 000 IV, nr. 2.

X Noot
11

Kamerstuk 35 570 IV, nr. 13.

X Noot
14

Kamerstuk 33 189, nr. 12.

X Noot
15

Met deze aanvullende onderzoeksvraag wordt voldaan aan de toezegging aan lid Wuite (D66), zoals gedaan tijdens het WGO Jaarverslag en Slotwet 2020 van 1 juli jl., om aandacht te besteden aan de vraag of met de aanbevelingen uit deze doorlichting kan worden bezien of de beleidsdoelstellingen ten aanzien van dit beleidsartikel verder kunnen worden aangescherpt.

X Noot
16

Kamerstuk 35 000, nr. 2; Kamerstukken 29 628 en 29 279, nr. 861.

Naar boven