33 000 XVI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2012

Nr. 159 VERSLAG VAN EEN WETGEVINGSOVERLEG

Vastgesteld 30 november 2011

De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport1 heeft op 28 november 2011 overleg gevoerd met minister Schippers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de begroting van VWS, onderdeel Sport en bewegen.

Van het overleg brengt de commissie bijgaand stenografisch verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Smeets

De griffier van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Teunissen

Stenografisch verslag van een wetgevingsoverleg van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Maandag 28 november 2011

Aanvang 10.15 uur

Voorzitter: Leijten

Aanwezig zijn 7 leden der Kamer, te weten:

Bruins Slot, Van Dekken, Dijkstra, Klaver, Leijten, De Liefde en De Mos,

en mevrouw Schippers, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Aan de orde is de behandeling van:

  • het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2012 (33 000 XVI);

  • de brief van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 2 november 2011 met het verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden inzake de vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2012 (33 000 XVI, nr. 14);

  • de brief van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 25 oktober 2011 inzake de aanbieding van het rapport «Sportinfrastructuur in Nederland. Quickscan sportaccommodaties en sportorganisaties» (30 234, nr. 52);

  • de brief van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 14 november 2011 over de nadere uitwerking van het programma Sport en Bewegen in de Buurt (30 234, nr. 54);

  • de brief van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 10 november 2011 inzake verkennende studies Olympische Spelen (30 234, nr. 53);

  • de brief van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 18 november 2011 met de uitwerking van het Actieplan: «Naar een veiliger sportklimaat» (30 234, nr. 55).

De voorzitter: Ik heet u allen, waaronder de minister en haar ambtenaren, van harte welkom bij de behandeling van het onderdeel Sport en bewegen van de begroting van VWS voor 2012. Wij hebben indicatieve spreektijden. Ik zal mijn collega's waarschuwen als zij op twee derde van hun spreektijd zitten. Wij hanteren vandaag de begrotingsvolgorde en beginnen dus met de grootste oppositiepartij, de PvdA. Ik geef daarom graag het woord aan de heer Van Dekken.

De heer Van Dekken (PvdA): Voorzitter. Ik zat gisteravond nog Sport Studio of Studio Sport, wat u wilt, te kijken en ik had onmiddellijk de neiging om de minister op te roepen om vanavond toch vooral in te grijpen op die ledenraadpleging in Amsterdam, bij die ene voetbalclub. Dat heeft eigenlijk ook een beetje te maken met de optocht die wij daar vanavond kunnen verwachten, bijvoorbeeld van de harde kern die wil gaan kijken wie de baas van Ajax gaat worden: Cruijff, Van Gaal of wellicht toch nog een derde. Maar dat ga ik allemaal niet doen. Dat wil ik de minister graag besparen.

Ik wil het over een aantal andere zaken hebben. Het is precies vier jaar geleden dat de PvdA het plan presenteerde om armoede onder kinderen tegen te gaan en om de maatschappelijke deelname van deze enorm grote groep kinderen te vergroten. Dat plan heet «Alle kinderen een goede start». Wie wil dat nou niet? Het kabinet, waar wij toen deel van uitmaakten, kreeg van ons twee opdrachten mee: structureel minder armoede en gelijke kansen voor deze kinderen. Dat moet eigenlijk een algemeen streven zijn: geen economische armoede meer, geen culturele of maatschappelijke achterstand, maar volop en gelijkwaardige deelname voor kinderen, vooral op het terrein van sport. Daar zitten wij hier voor. Wij wilden in ons plan ervoor zorgen dat alle kinderen lid kunnen zijn van een sportvereniging of een andere vereniging, ongeacht het inkomen van de ouders of verzorgers. Onder druk van mijn fractie en met steun van de coalitiepartners is eerder 80 mln. vrijgemaakt om dat allemaal mogelijk te maken, dus meedoen aan sport, maar ook zwemles, toneel, muziekles of scouting.

De PvdA wilde en wil dat alle kinderen die willen sporten ook kunnen sporten. Dat geldt zeker voor kinderen van bijstandsouders, maar ook voor andere arme gezinnen. Ik denk dan bijvoorbeeld aan de zzp'ers met een zeer minimaal inkomen of gezinnen in de schuldsanering. Dit is niet alleen omdat bewegen belangrijk is, maar vooral omdat kinderen die in armoede opgroeien vaak in een sociaal isolement opgroeien. Dat is een isolement waar maar moeilijk uit los te komen is en dat niet zelden leidt tot helaas erfelijke armoede. In sommige krimpgebieden of delen van Nederland die sociaaleconomisch zwakker staan, zien wij daar op straat de wrange gevolgen van.

Het is nu 2011 en het gaat nog steeds niet goed met het bereiken van deze groep kinderen. Dat blijkt uit het onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau. De doelstelling om het aantal kinderen dat niet meedoet te halveren – dat wilde de meerderheid van de Kamer, toen en nog steeds – is niet gehaald. Veel ouders wisten niet dat de mogelijkheden om te sporten er waren. Betrokken organisaties, die overigens fantastisch werk leverden en leveren, lukt het niet om de doelgroep afdoende te bereiken. Een aantal gemeenten – het is spijtig om te moeten zeggen – is er onvoldoende in geslaagd om ouders en kinderen te bereiken en te motiveren. Dat is naar, vervelend maar vooral onaanvaardbaar voor de groep kinderen die bereikt had moeten en moet worden. De PvdA vindt het pijnlijk om te zien dat zoveel kinderen niet zijn bereikt. Meer dan 500 000 kinderen doen nog steeds niet mee. Zoals gezegd, de kans is groot dat als zij nu niet meedoen, zij later maatschappelijk ook aan de kant blijven staan. Wij willen vanaf nu dan ook eerlijke en gelijke kansen voor alle kinderen.

De PvdA, maar ook het CDA en waarschijnlijk alle politieke partijen vinden het van grote belang dat wij grote moeite doen om ook deze groep kinderen te bereiken. Wij hebben eerder dan ook een motie ingediend, waarin wordt aangegeven dat gemeenten schoolgaande kinderen moeten activeren. De PvdA vindt dat de minister vanaf nu met volle kracht vooruit moet en door moet gaan met de bestrijding van sociale uitsluiting van kinderen.

De PvdA wil ook graag voorkomen dat kinderen die nu wel lid zijn van een club, ook vanwege het economisch ontij, van die club af zouden moeten. Wij willen vanaf nu zo veel mogelijk andere kinderen aan het sporten krijgen, want sport is meedoen, het leren stellen van grenzen, samenwerken en het aanleren van sportief gedrag. Wij willen graag van deze minister weten hoe we kinderen uit arme gezinnen nu echt aan het sporten krijgen. Als je het hebt over kinderen uit arme gezinnen, dan kun je zeggen dat het om kinderen uit bijstandsgezinnen gaat, maar het gaat dan eigenlijk ook om kinderen uit gezinnen met lage inkomens en middeninkomens. Hoe kunnen we de minister daarop aanspreken? Welk plan wil zij daarvoor maken? Dat moet natuurlijk gebeuren in samenspraak met ons, maar ook met betrokken organisaties in gemeenten.

De minister kiest ervoor om buurtsportcoaches aan te stellen. Deze coaches moeten mensen aan het sporten krijgen. Dat klinkt nuttig, maar het blijft indirect stimuleren. Er gaat een forse hoeveelheid geld naar de buurtcoaches. Hoe wordt de doelgroep exact bereikt, welke taakstelling zit erachter, wat is de rol van de amateursportverenigingen in Nederland en hoe zit het eigenlijk met de precieze verdeling van de sportcoaches over alle regio's in Nederland?

Ik heb nog een aantal andere vragen op dit punt. Waarom kiest de minister ervoor om door te gaan met het aanstellen van buurtsportcoaches en wordt het geld niet, ook niet deels, ingezet ten behoeve van het direct actief krijgen van kinderen, jongeren en ouderen via amateursportverenigingen, scholen en bijvoorbeeld ook deskundige oud-topsporters? Ik heb in de afgelopen maanden veel gesprekken gevoerd met oud-topsporters die een beetje tegen een muur aanlopen. Zij zeggen: we hebben heel veel opvattingen, ambities en plannen en willen graag meedoen, niet om op een commerciële manier geld te verdienen maar om juist de doelgroepen die nu niet sporten, aan het bewegen te krijgen.

In een aantal gemeenten is het nog wel gelukt om waardevolle projecten op te zetten. Daar loop ik ook niet omheen. Dit gebeurde door bijvoorbeeld intensief samen te werken met – daar heb je hem weer! – de Johan Cruyff Foundation en de Richard Krajicek Foundation. Bij het beantwoorden van de mondelinge vragen over dit onderwerp heeft de minister aangegeven dat zij wilde aansluiten bij een project dat wel werkt. Kan zij aangeven waarom zij alleen voor buurtsportcoaches kiest, en niet voor een intensieve en landelijke samenwerking met de Johan Cruyff Foundation? Juist deze organisatie doet er immers alles aan om kinderen met achterstanden te laten sporten. Dat is succesvol.

Wat ook niet onbelangrijk is, is dat lokale amateurverenigingen het erg moeilijk hebben. Niet voor niets ligt er al een jaar een brandbrief van 1200 sportclubs. Ik wil ook refereren aan het feit dat mijn collega Renske Leijten daar meerdere keren een stevig politiek punt van heeft gemaakt. Dat is ook meer dan terecht. Feitelijk is er echter nog niet zo heel veel mee gedaan. Het gaat slecht met deze clubs door culturele veranderingen, door bezuinigingen van gemeenten en door een koopkrachtverslechtering voor grote groepen mensen. Hoe blijven de participatie en de integratie daarbij als doelen overeind? Is het voor deze clubs niet veel prettiger als de minister rechtstreeks zou investeren in de instandhouding en de versterking van de sportinfrastructuur? Daarbij zou zij gebruik moeten maken van de geweldige kennis van het Mulier Instituut over sportaccommodaties in Nederland en de kwaliteit ervan. Ik kom daar later in mijn betoog nog op terug.

De PvdA vindt het belangrijk dat zo veel mogelijk kinderen lid worden van een sportclub. Ik kan dat niet genoeg herhalen!

De PvdA heeft grote zorgen over de verruwing in de sport. Nog steeds wordt langs de lijn, in de sportkantines en in de gymzalen veel verbaal en fysiek geweld gebruikt. Er zijn echt nog steeds te veel slechte voorbeelden. Dit weekend kregen twee jonge jongens ruzie op het voetbalveld. Zij kwamen elkaar diezelfde avond tijdens het uitgaan op straat tegen. Een ruzie over een doelpunt en over een overtreding ontaardde vervolgens in een gruwelijke vechtpartij. Ik heb het dan nog niet eens over die afschuwelijke situatie waarbij zelfs een dode viel om vergelijkbare redenen. Heel cynisch stond in de krant «dat gebeurt dan wel eens in de derde helft». Ik voetbal zelf. Ik weet precies wat ik doe in die derde helft. Dat is napraten over mijn eigen prestaties. De ene keer zijn ze goed, de andere keer zijn ze wat minder. Maar om iemand nu op zijn hoofd te slaan, dat zou ik nooit willen doen.

Er zijn natuurlijk meer dingen. Ik noem topturnsters die door hun trainer worden geslagen en voor «dikke koe» worden uitgemaakt. Ik noem kinderen die met pijn in de buik naar de balletles gaan. Ik ken daar in mijn directe omgeving zeer schrijnende voorbeelden van. Ik noem er nog een: een vader die een scheidsrechter van 12 jaar bedreigt. Dat is bizar, ziek en misselijkmakend. Nu ligt er een plan om sport veilig en toegankelijk te maken. Wij hebben daar als PvdA-fractie, net als anderen, om gevraagd. Wij zijn daar blij mee. Ik complimenteer de minister ermee, net als haar collega's in het kabinet. Ik complimenteer de minister sowieso met haar geweldige drive om de sport stevig op de kaart te zetten. Die heeft zij alvast binnen!

Hoe wil de minister daadwerkelijk een definitief einde maken aan deze excessen? Wie neemt daarin de verantwoordelijkheid? De minister of de twee topspitsen van het kabinet, Opstelten en Teeven? Die hebben de veiligheid immers vooropstaan. Ik vraag dat echt niet voor niks.

Ik heb al eerder gesproken over een topscheidsrechter, Marcel Bellinga. Ik neem de Kamer kort mee in zijn verhaal. Bellinga fluit amateurvoetbalwedstrijden en is op allerlei nare manieren belaagd door ontevreden supporters. Laatst had ik weer contact met hem. Hij had in de krant gelezen van het voornemen van het kabinet om voetbal-aso's op een zwarte lijst te plaatsen. Hij was en is daarvan geen tegenstander. Wel betwijfelt hij of harder straffen helpt. Preventief handelen, de dialoog zoeken met de verenigingen en de coaches, de spelregelkennis stevig stimuleren en fair play belonen; dat kan volgens hem echt helpen.

Ik vind het knap dat deze scheidsrechter net als de landelijke scheidsrechtersvereniging hier zo stevig in meedoet. Ik heb daar respect voor. Laten wij eerlijk zijn: de heer Bellinga was en is een slachtoffer. Diezelfde scheidsrechter heeft een paar weken geleden bij justitie geïnformeerd hoe het staat met het vervolgen van zijn drie belagers. Hem werd gezegd dat de zaak nog niet beoordeeld was en dat het nog wel een half jaar zou kunnen duren voordat er iets zou gebeuren. De ellende vond trouwens plaats in mei. Dan zijn wij dus een jaar verder. Hopelijk begrijpt de minister dat dit onacceptabel is.

En dan nog wat. Een van de daders, overigens lid van de KNVB, is weliswaar voor zeven maanden gestraft, de zomervakantie inbegrepen, maar vanaf 1 januari staat die weer op het veld en mag die gewoon weer sporten, op de velden komen en jeugdtrainer zijn. Men moet het mij maar niet kwalijk nemen dat ik namens vele andere actieve sportliefhebbers erg cynisch ben over de daadwerkelijke impact van het plan voor voetbal en veiligheid. Mijn vraag aan de minister is dan ook wat zij gaat doen aan dit soort situaties en op welke termijn. Is er een stappenplan? Komt er een traject? Welke aanpak gaan wij exact kiezen? Een kwestie zoals Bellinga kan echt niet.

De heer Klaver (GroenLinks): Wat wil de heer Van Dekken dat er gebeurt met de persoon die in januari weer mag voetballen? Had hij liever gezien dat die voor de rest van zijn leven wordt geschorst?

De heer Van Dekken (PvdA): Nee, dat is natuurlijk niet het geval. Ik vind dat iedereen een tweede kans verdient. Ik denk dat deze jongens ook wel goed last hebben gehad van de situatie. Ik vind het pijnlijk dat de scheidsrechter nog steeds rondloopt met angsten, bibberig is en nog veel langer dan nu al het geval is moet afwachten wat er gebeurt met de daders. Als een duidelijke straf is afgesproken, kan mijnheer Bellinga natuurlijk ook weer gewoon zijn wedstrijden op een ontspannen manier fluiten. De daders weten dan wat hun daadwerkelijke sanctie is. Ik had graag gezien dat er een wat strengere straf was gekomen, een wat langduriger schorsing, misschien een cursus of vrijwilligerswerk bij een instantie waar slachtoffers van dit soort delicten rondlopen.

De heer Klaver (GroenLinks): Ik vraag hiernaar omdat de PvdA een stevig betoog houdt over het geweld op de velden. Iedereen is daarop tegen. Wie is er nu voor geweld? Mijn vraag is wat de PvdA dan wel wil. Een schorsing tot januari is te kort. Hoe lang moet de schorsing dan duren? De bijbehorende vraag is of het een taak van de overheid of de politiek is om daarover te spreken. Hoort dit niet thuis in het tuchtrecht van de clubs en de bonden?

De heer Van Dekken (PvdA): Dat laatste zou heel goed kunnen. Maar als het slachtoffer nog te maken heeft met de nare gevolgen van een incident, mag de dader niet rondlopen op het sportveld. Dat lijkt mij een ongewenste situatie. De vraag wie de straf uitdeelt, is dan een tweede. De voetbalclubs moeten hun verantwoordelijkheid nemen. De KNVB mag dit soort zaken niet laten lopen.

De voorzitter: Ik wijs u erop dat u nog één minuut heeft en dan zit u op tweederde van uw spreektijd.

De heer Van Dekken (PvdA): Dan moet ik er in vogelvlucht doorheen. Ik had nog het nodige te melden over sportmakelaars en kinderen die worden geronseld. Ik wil complete transparantie over het WK-bid. Die is er nog steeds niet. Mijn collega's zullen hierop wel terugkomen, vermoed ik. Hetzelfde geldt voor de Voetbalwet. De PvdA pleit al een tijdje voor een verandering van deze wet. Samen met mijn collega van de PVV en waar mogelijk ook met collega's van andere partijen wil ik een steviger wet. Ik hoop echt dat wij hierover kunnen doorvragen.

Ik maak mij grote zorgen over de inventarisatie van de buitenspeelruimten. De sportieve ruimtenorm van 3% wordt volgens de normen van Jantje Beton vaak niet gehaald.

Hoe staat het met de uitvoering van de aangenomen motie over het meiden- en vrouwenvoetbal? Zou het niet mogelijk zijn om, met inachtneming van de criteria voor de Olympische Spelen, topsporters als Epke Zonderland en wellicht ook Youri van Gelder alsnog naar de Spelen te halen? In een vorig debat hebben wij gesproken over de toekomst van schaatshal Thialf. Als het gaat om schaatshallen is er sprake van een fantastische internationale ontwikkeling. In het vorige debat heb ik de minister gevraagd of zij wil inventariseren hoeveel draagvlak er is voor het doorontwikkelen van Thialf. Ik ben benieuwd naar de stand van zaken in dezen.

Voorzitter. Ik rond af. Ik heb mij lelijk vergist in mijn spreektijd.

De heer De Liefde (VVD): Voorzitter. Vorig jaar rond deze tijd stonden de kranten bol van de beet van Suarez. Na de beet waren er vier soorten reacties die duidelijk maken hoe een exces op het voetbalveld wordt beleefd. En ik voeg hieraan toe: niet opgelost. De dader ontkent. «Ik geef 200% in een wedstrijd», werd uit zijn mond opgetekend. Het slachtoffer heeft geen oordeel en wil zich gewoon op voetbal concentreren. De trainer van Ajax sprak van een «liefdesbeet». Heel bijzonder! En de coach van PSV, van wie ik verwacht dat hij in de bres springt voor zijn speler, had niets gehoord, ook niets van zijn spelers. Blijkbaar wilde iedereen de handen schoonhouden, terwijl de tandafdrukken nog in de schouder van Bakkal stonden. En deze maand slaat profvoetballer Fernandez twee keer zijn tegenstander. Ik kan helaas nog eindeloos doorgaan met bekende voorvallen. Coach Brood van RKC Waalwijk geeft de vierde official een duw en ik zwijg dan nog maar over het verbale geweld op de voetbalvelden.

De voorzitter: Mijnheer De Liefde, ik wijs u erop – ik had dit eigenlijk ook moeten doen bij de heer Van Dekken – dat het niet netjes is om namen te noemen van mensen die zich hier niet kunnen verdedigen. Daarmee zijn de voorbeelden niet minder schokkend, maar als u nog meer voorbeelden heeft, kunt u het gewoon hebben over een voetballer of trainer van een voetbalclub.

De heer De Liefde (VVD): Ik begrijp uw punt. Bij minder bekende personen zal ik dat nadrukkelijk in overweging nemen.

Ook het amateurvoetbal kent veel schrijnende voorbeelden. In mei van dit jaar stonden de supporters van Spakenburg na een wedstrijd tegen IJsselmeervogels in de tuin van de scheidsrechter die in hun ogen niet in hun voordeel had gefloten. Voor de VVD is het duidelijk: het voetbal is verziekt, de profs bakken niets van hun voorbeeldfunctie en daarmee verpesten zij toekomstige generaties voetballertjes. Dat moet stoppen.

De VVD trekt vandaag een streep in het zand en zegt «nee» tegen het geweld op het veld. Genoeg is genoeg. Schelden is niet normaal en iemand duwen, spugen of slaan al helemaal niet. Wij willen geen zachte heelmeesters meer. Het is nu tijd dat wij doorbijten.

De minister kwam vorige week naar buiten met het actieplan Naar een veiliger sportklimaat. De VVD is erg blij met het voorstel van de minister om het tuchtrecht van amateur en betaald voetbal gelijk te trekken. Er dreigen echter toch nog wat schijnbewegingen door de KNVB en de profclubs gemaakt te worden. Bij collectieve vechtpartijen in het amateurvoetbal volgen langdurige schorsingen, maar in het betaald voetbal geldt deze regel niet. Het argument daarvoor is dat die nauwelijks voorkomen. Wat is dit voor gekke redenatie? Als die toch niet voorkomen, maakt het niet uit als het tuchtrecht gelijkgetrokken wordt. Mochten er profs zijn die toch collectief aan het matten slaan, dan is het meer dan terecht dat deze zogenaamde professionals jarenlang hun beroep niet meer mogen uitoefenen. Je kunt zelfs stellen dat voetbalprofs in Nederland zo'n belangrijke voorbeeldfunctie hebben dat zij daarom wellicht zwaarder gestraft zouden moet worden. Ik hoor hierop graag een reactie van de minister.

De VVD wil nogmaals een lans breken voor gelijke straffen bij alle sportbonden bij geweldsovertredingen en -delicten. Het maakt immers niet uit of je een klap krijgt op het voetbalveld of op het korfbalveld. De straf zou overal hetzelfde moeten zijn. Deelt de minister dit standpunt en is zij bereid dit aan te kaarten bij de bonden en het NOC*NSF?

Zoals de VVD ook al had verkondigd, stelt de minister voor een spelregelbewijs in te voeren. Spelregels moeten ervoor zorgen dat een wedstrijd op een ordelijke en eerlijke manier verloopt. Hoe kan een speler zich aan de regels houden als hij niet weet wat de regels zijn? Ik ben dus heel erg benieuwd wanneer de KNVB als eerste dit spelregelbewijs denkt te kunnen invoeren.

In haar actieplan stelt de minister voor dat aangifte verplicht wordt in gewelddadige situaties of bij excessen. Ik ben blij dat de minister dit voorstel van de VVD heeft overgenomen. Voor wie geldt deze verplichting? Geldt die voor de speler, de bond, de club, de scheids of voor allemaal? Wie moet er naar de politie stappen? Dit wordt niet duidelijk uit de brief van de minister.

De VVD is de sportpartij bij uitstek. Er gaat extra geld naar de sport. Daar ben ik ontzettend trots op. Ik ben blij te zien dat de minister in haar eerste eigen begroting diverse voorstellen heeft overgenomen die de VVD vorig jaar heeft gedaan. De minister gaat de versnippering van projecten tegen en zij concentreert zich op de best practises, zoals de VVD vroeg. Er gaat meer geld naar sport en bewegen in de buurt, zoals de VVD bepleitte. Het stipendium voor oudere topsporters wordt verhoogd en er komt meer budget voor het binnenhalen van evenementen en het opknappen van accommodaties, omdat de VVD vroeg meer geld beschikbaar te stellen voor het versterken van het topsportklimaat.

De voorzitter: De heer De Liefde zegt dat zijn fractie veel heeft binnengehaald, maar één ding komt maar niet van de grond, namelijk het meer uren bewegen door sport op school. Hoe zal de VVD-fractie op dat dossier bewegen?

De heer De Liefde (VVD): Wij bewegen volop, maar ik kom verder in mijn betoog op dit punt terug. Als ik dan de vraag van mevrouw Leijten niet naar haar zin heb beantwoord, hoor ik dat graag.

Sport in de buurt. Sport houdt een samenleving gezond, sport geldt als goed vermaak en brengt mensen bij elkaar. De gouden medaillewinnaars van 2028 zitten nu in de luiers en op de kleuterschool, behalve de turnsters, want die zitten nog in de papa's en de mama's. Wij hebben dan ook geen moment te verliezen, willen wij van de huidige baby's en kleuters een generatie gouden olympiërs maken. Met gym op school wordt volgens de VVD-fractie de basis voor een sportieve jeugd en daarmee een sportiever Nederland gelegd.

De VVD-fractie was blij met de brief van de minister van 14 november jongstleden, want de sportbuurtcoaches krijgen terecht veel aandacht en wij zien ook grote kansen voor het exploiteren van best practices. De inzet van het Rijk is waardevol op weg naar «een sportieve samenleving waarin iedereen kan kiezen voor een actieve en gezonde leefstijl». De VVD is het hiermee eens, vooral omdat de minister goede ervaringen wil versterken en projecten met tegenvallende resultaten wil beëindigen. Scholen kunnen zelf een extra bijdrage leveren door kleine aanpassingen, bijvoorbeeld het omvormen van een sfeerloos schoolplein naar een actief speelplein dat ook na schooltijd toegankelijk is. Maar ook buurtpleinen kunnen worden omgevormd tot interactieve speelplaatsen waar jong en oud kan sporten en bewegen. Ook kan de modelverordening van de VNG worden aangepast om dubbel gebruik van gymlokalen te stimuleren. Graag hoort de VVD-fractie wat de minister hiervan vindt.

De minister schrijft ons nog een brief over het Platform Sport, Bewegen en Onderwijs 2.0. Wordt hierin uitvoering gegeven aan de afspraak uit het regeerakkoord dat er meer gym op school komt? De VVD-fractie vindt namelijk dat het daaromtrent bijzonder lang stil is en krijgt graag snel duidelijkheid van het kabinet.

De voorzitter: Ik ga graag verder met mijn interruptie. Op 30 juni 2011 was de VVD-fractie bij monde van de heer De Liefde zelf zeer stellig: op Prinsjesdag 2011 moest er een actieplan liggen inzake meer beweging op school. Wat is wat de VVD-fractie betreft nu een acceptabele termijn?

De heer De Liefde (VVD): Ik denk dat het van wezenlijk belang is dat het kabinet snel helderheid verschaft over hoe het dit onderdeel van het regeerakkoord zal uitvoeren. De bal ligt dan bij minister Van Bijsterveldt. Zij is namelijk de minister van OCW en gym op school is een onderwijsverantwoordelijkheid. Ik heb de boodschap al meermaals bij die minister neergelegd. Ik wacht dat even af, maar omdat minister Schippers aankondigde dat zij de brief samen met haar collega Van Bijsterveldt zou schrijven, ben ik benieuwd wat erin komt te staan; vandaar mijn vraag.

De voorzitter: Het klinkt gek om via de voorzitter te spreken als je het zelf bent. Ik heb het regeerakkoord er gewoon eens bij gepakt. Daar staat niet onder het kopje onderwijs dat er meer sportlesuren in het basis-, beroeps- en voortgezet onderwijs moeten komen, maar onder het kopje sport. Of nu mevrouw Schippers het woord voert, de heer Rutte of mevrouw Van Bijsterveldt, ik zou toch denken dat het kabinet met één mond spreekt. Dat verwacht ik eigenlijk ook van de grootste regeringspartij in de Kamer. Wanneer wil de VVD dat de plannen voor meer sportlesuren in het basis-, beroeps- en voortgezet onderwijs, zoals beschreven onder het kopje sport op pagina 20 van het regeerakkoord, zijn uitgewerkt?

De heer De Liefde (VVD): Ik wil zo snel mogelijk duidelijkheid daarover. Daarom stel ik de vraag aan de minister of er in deze brief, die op korte termijn naar de Kamer komt, een antwoord op komt. Ik zal nog niet in als-danredeneringen treden met de collega van de Socialistische Partij maar ik maak wel duidelijk dat dit voor ons een zeer belangrijk punt is uit het regeerakkoord, waarover wij graag helderheid hebben.

Mevrouw Dijkstra (D66): Ook mij is opgevallen dat ministeries vaak naar elkaar verwijzen als het over dit onderwerp gaat. Zou er een interdepartementale werkgroep moeten komen zodat er veel meer wordt samengewerkt op dit onderwerp?

De heer De Liefde (VVD): Ik deel het standpunt van mevrouw Dijkstra dat het niet moet uitmaken wie het doet, als het maar gebeurt. Zo kijk ik naar iedere afspraak die wij in het regeerakkoord hebben gemaakt. Ik verwijs nogmaals naar mijn vraag en wacht met zeer veel belangstelling het antwoord van de minister in eerste termijn af.

Mevrouw Dijkstra (D66): Het lijkt mij toch heel gemakkelijk om te zeggen dat het goed zou zijn als de departementen in een speciale sportwerkgroep met elkaar in overleg treden. Dat is toch niet zo ingewikkeld? Daar hebt u de minister toch niet voor nodig?

De heer De Liefde (VVD): Ik heb mijn rol wel heel helder voor de geest. Ik ben er verantwoordelijk voor dat de afspraken uit het regeerakkoord worden nagekomen. Ik controleer de regering. Het maakt mij eigenlijk geen biet uit hoe de regering die afspraken uitwerkt, als zij ze maar uitwerkt.

Voorzitter. NOC*NSF heeft voorgesteld om de taskforce belemmeringen, onder leiding van Onno Hoes, te laten samenwerken met het al bestaande project vermindering administratieve lasten sportsector. Ik hoor graag een reactie van de minister op dat voorstel.

Ik kom op Thialf. Op 4 januari 1997 was de laatste Elfstedentocht. Ik was erbij. Net als de rest van Nederland hoop ik elke winter dat de noren weer uit het vet kunnen en dat duizenden Nederlanders de toch der tochten gaan schaatsten. Schaatsen is een echt Nederlandse volkssport. Wat mij verbaast, is dat wij internationale wedstrijden dreigen te verliezen omdat Thialf straks niet meer aan de eisen van de ISU, de internationale schaatsbond, voldoet. Eerder hebben wij in deze Kamer over Thialf gesproken. Collega Van Dekken refereerde er ook al aan. Ik herinner mij dat de minister welwillend stond tegenover het onderwerp, maar geen budget had. Daar kan ik inkomen. Het is primair de verantwoordelijkheid van gemeenten, provincies, sportbonden en verenigingen en hun sponsors om sportaccommodaties te realiseren. Hoewel ik de wens dat het Rijk meebetaalt aan Thialf 2.0 begrijp, wil ik hier wel duidelijk maken er op de sportbegroting van 130 mln. op jaarbasis volgens mij nauwelijks ruimte is om tientallen miljoenen in sportstadions te stoppen, of het nu om schaatsen of om een andere sport gaat.

De VVD draagt de schaatssport een zeer warm hart toe. Het voor ons niet voor te stellen dat er in de toekomst geen EK, WK of Worldcups in Nederland meer gereden worden. Daarom roep ik gemeenten en provincies die serieus nadenken over schaatsstadions op om met realistische en gedegen plannen te komen voor het realiseren van die stadions. Het Rijk is daarbij geen grote financier. Met de nieuwe Geefwet, de introductie van een schaatsloterij en het wegnemen van eventueel belemmerende regelgeving kan het Rijk zeker zijn steentje bijdragen aan de schaatssport. Is de minister daartoe bereid?

De heer Van Dekken (PvdA): Ik ben blij dat de VVD het nieuwe initiatief van Thialf omarmt, maar het is een beetje als schaatsen op water, want als alleen de provincies en de gemeenten het moeten doen, gaat het niet gebeuren. In het vorige debat hebben wij de minister gevraagd om kabinetsbreed, dat wil zeggen ook in het kader van innovatie, verduurzaming enzovoort, te bezien hoe we die nieuwe schaatszaal gerealiseerd zouden kunnen krijgen. Volgens mij moet dat de vraag zijn aan de minister namens ons allen.

De heer De Liefde (VVD): Dat biedt mij ontzettend mooi de gelegenheid om de laatste alinea van dit blokje voor te lezen.

De voorzitter: Dan gaat wel uw tijd weer lopen.

De heer De Liefde (VVD): Ik ben betrapt op mijn eigen eerlijkheid.

De voorzitter: Ik stel trouwens ook vast dat de heer Van Dekken niet echt een vraag heeft gesteld, maar eerder een voorstel deed.

Mevrouw Bruins Slot heeft een vraag.

Mevrouw Bruins Slot (CDA): CDA, PvdA en VVD delen de opvatting dat Thialf een bijzondere rol speelt binnen onze sporttraditie en -geschiedenis. Nu hebben wij laatst het Belastingplan behandeld. De CDA-fractie heeft toen een mooi amendement ingediend over steunstichtingen en aanpassingen van de Geefwet. Gaat dat niet al een beetje in de richting die ook de heer De Liefde uit wil? Maken wij daarmee niet ook bepaalde dingen mogelijk rond de toekomst van Thialf?

De heer De Liefde (VVD): Ik ben ontzettend blij dat de CDA-fractie refereert aan het amendement-Omtzigt/Neppérus van CDA en VVD, waarmee dit vanaf 1 januari inderdaad mogelijk wordt gemaakt bij sociaal belang behartigende instellingen, de SBBI's van deze wereld. Inderdaad, het amendement maakt het mogelijk dat via een aparte steunstichting onder fiscaal gunstige voorwaarden geld wordt ingezameld voor een specifiek doel, zoals de realisatie van een nieuwe schaatsaccommodatie. Ik ben daar zeer tevreden over.

Mevrouw Bruins Slot (CDA): Kunnen wij dan eigenlijk niet concluderen dat CDA en VVD dit plan al voor een groot deel tot stand hebben gebracht, of zijn er nog meer dingen nodig?

De heer De Liefde (VVD): Ik heb ook een aantal andere opties geopperd. Het was een drieluik. Ik heb niet alleen naar de Geefwet verwezen, maar ook naar een schaatsloterij en het wegnemen van belemmerende regelgeving. De VVD-fractie kan zich voorstellen dat, mochten er concrete plannen op tafel komen, een financiële bijdrage van het Rijk van tevoren niet helemaal wordt uitgesloten. Maar dan praat je hooguit over tonnen, niet over miljoenen.

De voorzitter: Bent u al weer verder gegaan met uw betoog, mijnheer De Liefde?

De heer De Liefde (VVD): Ik heb een leercurve, dus ik dacht: ik probeer het gewoon.

De voorzitter: Uw tijd gaat weer lopen.

De heer De Liefde (VVD): Wellicht hebben collega's van deze sportminister wel oren naar het leveren van een bijdrage aan een nieuw schaatsstadion. Is de minister bereid om haar collega's van I en M en EL&I aan hun jasje te trekken en te bezien hoe zij vanuit hun beleidsterreinen een bijdrage zouden leveren?

Voorzitter. Ik kom nu op het EK in Polen en Oekraïne. Ik heb in oktober aan deze minister gevraagd of ze bij haar Poolse collega's tijdens de EU-Sportraad de zorg uit Nederland wilde overbrengen over de intimiderende en racistische Poolse hooligans, die onlangs nog supporters van Twente en PSV dusdanig hebben bedreigd dat ze afzien van het georganiseerd bezoeken van wedstrijden in de Europa League in Polen. Hiermee is er wat mij betreft sprake van een Europese grensoverschrijdende kwestie. Volgens de PSV-supportersvereniging gaven de Polen zelf aan dat zij de veiligheid van PSV-fans niet konden garanderen. Dat is toch bizar? De minister wilde de Polen in oktober niet de maat nemen. De VVD-fractie heeft maar één belang voor ogen: de veiligheid van de oranjesupporters tijdens het EK. De Polen geven nu al aan dat ze de veiligheid van een Nederlands clubteam niet kunnen garanderen. Wat ons betreft is het nu zaak dat de Polen hun zaakjes op orde krijgen. Ik heb over dit onderwerp schriftelijke vragen gesteld aan minister Opstelten en kijk met zeer veel belangstelling uit naar zijn antwoorden.

Stichting Service Médical bepleit al jaren bij de Kamer met zeer veel succes haar belang. Wij werden overspoeld met steunbetuigingen. We kregen zelfs een petitie overhandigd van niemand minder dan tv-presentator Mart Smeets. De VVD is echter ook benaderd door een andere stichting, Stichting MOS. In 2008 is de subsidieaanvraag van deze stichting afgewezen met als argument dat de subsidie aan Stichting Service Médical stopgezet zou worden. Door toedoen van de Tweede Kamer – dat zeg ik er expliciet bij – is die subsidie echter nooit stopgezet, maar bij herhaling verlengd. Ik wil ervoor waken om in discussie te treden over de vraag welke stichting wel en welke stichting geen subsidie meer ontvangt. Daarom houden wij wel vast aan het voornemen van deze minister tot het beëindigen van de subsidie van Stichting Service Médical. Ik hoor graag een reactie van de minister hierop.

De heer Van Dekken (PvdA): Wat is precies het argument om die subsidie dan maar rücksichtslos te beëindigen? Het gaat om meer dan 250 vrijwilligers die zich al 25 jaar bemoeien met de medische begeleiding bij de prachtige sportevenementen waar ook mijn VVD-collega zo'n voorstander van is.

De heer De Liefde (VVD): Zo doet ook Stichting MOS dat al decennia lang, zonder subsidie, bij allerlei wielrenwedstrijden van nationaal en internationaal niveau. Legt u mij het verschil maar uit. Waarom moet de ene stichting die subsidie wel ontvangen en de andere stichting niet?

De heer Van Dekken (PvdA): Misschien moet je kijken of dergelijke instanties niet gewoon in aanmerking komen voor een redelijke subsidie. Misschien is dat wel goed om ervoor te zorgen dat de veiligheid van sporters en van supporters aan de zijkant gewaarborgd is. Niet alles is gratis. De druk op vrijwilligers neemt al gigantisch toe en dan zouden we ze ook nog wegjagen!

De heer De Liefde (VVD): Ik ben blij dat hiermee weer het verschil duidelijk wordt tussen een liberale partij en een sociaaldemocratische partij. U denkt dat alles op te lossen is met subsidies. De VVD-fractie gelooft dat niet.

De heer Van Dekken (PvdA): Voorzitter. Ik word uitgedaagd. Dat denk ik niet. Ik ken een heleboel projecten waar sec vrijwillig wordt gewerkt, maar als je het hebt over professionele evenementen, dan mag je daar ook een professioneel vrijwilligersapparaat hebben dat goed geoutilleerd is. Dat mag desnoods met wat geld worden gesteund. Dat heeft dus niets te maken met een verschil in ideologie; het heeft te maken met principes.

De heer De Liefde (VVD): Nogmaals, ik wacht met belangstelling het voorstel van de PvdA-fractie af. Wil zij of eveneens subsidie toekennen aan Stichting MOS of wil zij ook de subsidie van Stichting Service Médical beëindigen? Het kan niet van tweeën een zijn. Ik hoor graag waar de PvdA-fractie het geld vandaan denkt te halen.

De voorzitter: Mevrouw Dijkstra heeft ook een vraag op dit punt.

Mevrouw Dijkstra (D66): Voorzitter. Is de reden waarom de heer De Liefde van mening is dat de subsidie aan Stichting Service Médical moet worden stopgezet dat ook een andere stichting vindt dat zij recht kan doen gelden op zo'n subsidie?

De heer De Liefde (VVD): Ik acht het van wezenlijk belang dat je één lijn trekt voor organisaties die ondersteunen bij sportevenementen. In dezen steun ik de keuze die het departement en deze minister hebben gemaakt, namelijk dat er geen overheidsbijdrage wordt gegeven aan dergelijke stichtingen. In het verleden heeft de Kamer daar anders over besloten, maar ik leg het hier gewoon heel helder neer, ook bij de collega's aan deze kant van de tafel. Mocht er weer beweging zijn vanuit andere partijen dan de VVD om de subsidie van Stichting Service Médical voort te zetten, dan geef ik aan: denk goed na, want er zijn nog veel meer van dit soort clubs en die krijgen geen geld. Waarom de een wel en de ander niet? Ik geef dat in overweging.

Mevrouw Dijkstra (D66): De D66-fractie is wel gewend om zaken te overwegen. Voor mij is hierbij van belang dat Service Médical toch een heel belangrijke functie heeft, zoals wij hebben gezien. De overheid en dit kabinet sturen erop aan dat er veel meer wordt samengewerkt met private partijen. Een overheidsbijdrage, die overigens niet heel groot is voor Service Médical, helpt nu juist enorm om ook privaat geld aan te trekken. Dat is een van de redenen waarom je het belangrijk zou kunnen achten om deze stichting te blijven ondersteunen.

De heer De Liefde (VVD): Ik begrijp de overweging. Ik zet daartegenover dat Stichting MOS in staat is om tientallen sportevenementen op jaarbasis te ondersteunen op dezelfde manier als Stichting Service Médical, en geld uit het bedrijfsleven weet binnen te halen via sponsoren zonder subsidie van het Rijk.

De voorzitter: De heer Klaver heeft op dit punt ook een vraag. Als hij die heel goed stelt, zie ik af van mijn vraag. Anders ga ik hierover zelf ook nog een vraag stellen.

De heer Klaver (GroenLinks): U legt de lat hoog, voorzitter. Ik kan de heer De Liefde begrijpen als hij zegt dat hij aan een organisatie geen subsidie meer wil toekennen, maar ik vind zijn redenering eigenlijk wat krom. Laten wij het vergelijken met de Tweede Kamer. Daarin krijgt de PVV geen subsidie, maar is dat het juiste argument om te zeggen dat alle andere politieke partijen ook geen subsidie meer mogen krijgen?

De heer De Liefde (VVD): Ik denk dat mijn collega van de PVV daar straks wel een oordeel over heeft. Ik begrijp het punt. In de richting van de fracties die wellicht wel overwegen om Stichting Service Médical van geld te voorzien, stel ik hiertegenover dat zij nu de wetenschap hebben dat er meer van dit soort stichtingen zijn. Volgens mij moeten zij dat betrekken bij hun afweging. Waarom willen zij hieraan wel subsidie geven en straks niet aan bijvoorbeeld Stichting MOS? Zo zullen er ongetwijfeld nog andere organisaties zijn die geen rijkssubsidie krijgen. Ik kaats de bal dus met veel plezier terug.

De heer Klaver (GroenLinks): Ja, maar weinig overtuigend. Het is een beetje een slap balletje, zou ik bijna zeggen. Natuurlijk zijn er verschillen tussen organisaties. Het hangt af van het wegingskader of een organisatie recht heeft op subsidie. Ook hangt het af van de vraag of ze er zelf behoefte aan heeft. Ik ben met andere woorden op zoek naar de inhoudelijke afweging van de heer De Liefde op grond waarvan hij vindt dat deze club, Service Médical, niet voldoet aan de subsidievoorwaarden, in plaats van een vergelijking met andere clubs.

De heer De Liefde (VVD): Als organisaties bepaalde taken uitvoeren op vrijwilligersbasis en exact hetzelfde doen, maar als de ene organisatie het zonder subsidie kan en de andere schijnbaar niet, moet je kritisch kijken naar wat de meerwaarde is van de organisatie die wel subsidie nodig heeft. Kennelijk zijn anderen namelijk in staat om het zonder subsidie te doen, op hetzelfde niveau. Dat zijn ook vrijwilligers met een medische achtergrond.

De voorzitter: Kort, mijnheer Klaver.

De heer Klaver (GroenLinks): Concluderend: ik vind dit een heel enge redenering van de heer De Liefde. Als dit het criterium wordt om te bepalen of je wel of geen aanspraak kunt maken op overheidsgeld, ben ik bang dat heel veel organisaties, ook politieke partijen, zich nu druk moeten gaan maken over de subsidieverlening.

De voorzitter: Mijn vraag namens de fractie van de SP zou zijn of het puur een centenkwestie is of dat het ook moet gaan om de veiligheid van mensen die sport beoefenen. Mijn voorstel aan de VVD-fractie zou dit zijn: laten wij de minister vragen om eens te bekijken wat de redenen voor Service Médical zijn om die subsidie telkens te vragen, wat de redenen zijn om die telkens verlengd te hebben gekregen en wat de alternatieven zijn. In het verleden hebben wij die subsidie niet voor niets steeds verlengd. Als wij dit in het komende jaar goed op een rij zetten, kunnen wij weloverwogen een besluit nemen, en niet enkel om wat een centenkwestie lijkt. Zou de heer De Liefde met zo'n voorstel akkoord kunnen gaan?

De heer De Liefde (VVD): In antwoord op de vraag van de Socialistische Partij: wat mij betreft is het geen centenkwestie maar een kwestie van het voeren van eenduidig beleid. Als ik verschillende stichtingen zie – er zullen ongetwijfeld nog andere zijn dan deze twee – waarvan de ene wel geld ontvangt en de andere niet, doet zich voor mij een principiële vraag voor. Volgens mij heeft de Kamer zelf het initiatief genomen om aan de een wel geld te blijven geven, en wist zij niet – althans, dat is mijn aanname – van het bestaan van andere. Dit geef ik aan de collega's mee ter overweging, en daar is volgens mij helemaal niets mis mee.

De voorzitter: Mijn vraag was of we het niet wat zorgvuldiger konden aanpakken. Ik vind het niet goed om nu al te aankondigen dat de subsidie in 2013 vervalt. Daarmee gooien we heel veel expertise, kennis en ervaring weg. We weten niet goed op welke gronden de subsidie nu wordt gegeven. Ik vind het jammer dat het zo hard gespeeld wordt. De subsidie is in het verleden niet voor niets verlengd. Dit is ook vaak op initiatief van de VVD gebeurd.

Mevrouw Bruins Slot (CDA): De VVD doet volgens mij aan geschiedvervalsing. Ook de VVD heeft een collectief geheugen. Twee jaar geleden is een motie ingediend waarmee ook mevrouw Neppérus namens de VVD heeft ingestemd. In deze motie werd de regering gevraagd om de acute hulpverlening bij sportevenementen te continueren en er actief steun aan te verlenen. Het CDA stond achter deze motie. Daarna heeft het ministerie de afweging gemaakt om een bepaalde instelling te steunen. In 2009 heeft de VVD dit actief ondersteund. De VVD staat onder deze motie. Wat verklaart de draai van de VVD met betrekking tot het belang van acute hulpverlening bij sportevenementen?

De heer De Liefde (VVD): Wij vinden het belang nog steeds groot. Ook de VVD ziet de meerwaarde van medische ondersteuning bij grote sportevenementen. Wat wel is veranderd, is dat zich nu ook een andere organisatie bij de VVD heeft gemeld, die exact dezelfde werkzaamheden uitvoert als Stichting Service Médical, maar geen subsidie ontvangt. Een subsidieaanvraag door deze stichting, Stichting MOS, is naar eigen zeggen in 2008 afgewezen door het ministerie. Een van de redenen voor deze afwijzing was dat de subsidie aan Stichting Service Médical zou worden beëindigd. De Kamer heeft eerder anders besloten, maar ik geef de Kamer dit argument mee. Het denken staat nooit stil, niet bij de VVD tenminste. Volgens mij moeten wij hiermee zeer zorgvuldig omgaan. Er moet geen sprake zijn van willekeur.

Mevrouw Bruins Slot (CDA): In 2009 was er ook geen sprake van willekeur. Zonet heeft de heer De Liefde keurig uitgelegd wat zijn rol als Kamerlid is, namelijk dat hij het beleid van de regering controleert. In algemene zin is door middel van de motie die de VVD in 2009 heeft ondersteund, uitgesproken dat de acute hulpverlening bij sportevenementen gecontinueerd wordt. Dit wel zeggen dat de minister toentertijd de afweging heeft kunnen maken om aan bepaalde instellingen wel of geen subsidie te verlenen. In aansluiting bij de woorden van de heer Klaver vraag ik de heer De Liefde of hij niet meer bereid is om dit soort zaken actief te ondersteunen. Het argument dat de heer De Liefde in 2009 maar één instelling voor ogen had, geldt niet. Welk argument geldt wel?

De heer De Liefde (VVD): De realiteit is dat er organisaties zijn die in staat zijn om acute noodhulp te verlenen zonder subsidie van het Rijk. Andere organisaties zeggen dat zij subsidie van het Rijk moeten blijven ontvangen om hun werk te kunnen doen. Dat vind ik een wezenlijk verschil. Volgens mij moeten wij hier goed naar willen kijken. Noodhulp is heel erg belangrijk, maar als iemand het zonder bijdrage van het Rijk kan en de ander niet, dan moeten we met elkaar bekijken wat dit verschil verklaart en hoe wij daarmee omgaan. Ik geef mevrouw Bruins Slot en de andere collega's die hier aan tafel zitten in overweging om hier zorgvuldig naar te kijken, voordat we blind achter één stichting blijven aanlopen.

Mevrouw Bruins Slot (CDA): De VVD zegt dat zij de acute hulpverlening bij sportevenementen van belang vindt, maar vindt dat je bij de beslissing over overheidssteun naar alle instellingen moet kijken die hulp verlenen en dat je daarna een afweging moet maken. Dit doet de minister, niet de Kamer. Ik begrijp dat de VVD de subsidie niet wil stopzetten, maar dat de VVD vindt dat als subsidie wordt verleend, bekeken moet worden welke instelling deze krijgt.

De heer De Liefde (VVD): Nee, dat is een onjuiste samenvatting. Ik heb gezegd dat ik vind dat we met elkaar kritisch moeten durven bekijken waarom de een het wel kan zonder rijkssubsidie en de ander niet, terwijl ze beide hetzelfde doen. Het belang staat voorop, maar er is een wezenlijk verschil in de manier waarop het wordt uitgevoerd en gefinancierd. Daar moeten we met elkaar kritisch naar durven kijken.

De voorzitter: Voordat u verdergaat, wijs ik u erop dat u nog twee minuten hebt.

De heer De Liefde (VVD): In totaal of van mijn twee derde?

De voorzitter: Van uw twee derde.

De heer De Liefde (VVD): Dan spaar ik die graag op voor mijn tweede termijn, want ik ben klaar.

Voorzitter: Bruins Slot

Mevrouw Leijten (SP): Voorzitter. We hebben het vandaag over het sportbeleid. Vorig jaar spraken we over het sportbeleid met een minister die nog niet zelf haar eigen uitgangspunten had geformuleerd. Toen vroeg ik mij af: hebben wij te maken met een minister van sport voor de mensen of met een minister voor de sportbobo's? Ik ga vandaag wel in op die vraag, want het is natuurlijk wel relevant met welke minister wij hier te maken hebben.

Mijn allereerste vraag aan de minister is waarin de buurtsportcoaches verschillen van de combinatiefuncties die staatssecretaris Bussemaker al had geformuleerd. Ik zie het verschil niet helemaal, maar het kan zijn dat ik iets over het hoofd zie. Hoe wordt het uitgangspunt van bewegen in de buurt, waarbij het primaat bij de gemeente ligt met de regierol, ook echt gerealiseerd? Gemeenten krijgen een hoop taken toegeschoven van dit kabinet en er wordt flink wat bezuinigd. Het moet allemaal efficiënter, heet het dan. De SP is bang dat de belangrijke rol van de gemeenten om sporten in de buurt te versterken, weg gaat vallen in alles wat er nog meer op gemeenten afkomt.

De inzet van 2900 sportcoaches klinkt heel goed. Ik zie er veel in om sport dicht bij mensen te organiseren en om kinderen al vroeg met sport in aanraking te laten komen, maar welke garanties hebben we? Wat gaan die sportcoaches doen? Lopen die in de buurt en bellen die aan: «Komt u buitenspelen?» En waar gaan ze dan buitenspelen, want hoe zit het met de 3%-norm? Die wordt nog steeds niet gerealiseerd en de minister wijst die ook af. Laatst is de norm nog in een motie van mijn collega Kooiman verwoord. De minister zegt dat ze het aan gemeenten laat. Ik ben daardoor niet zo gerustgesteld.

We hebben bijvoorbeeld de nulmeting gezien, de inventarisatie van sportaccommodaties. Die is mede op mijn verzoek tot stand gekomen. Daaruit wordt heel erg duidelijk dat we het niet weten. We moeten nader onderzoek doen en er komt naast een zorgatlas ook een sportatlas. Dat klinkt allemaal wel goed, maar er is zo ontzettend weinig in beeld. Er wordt iedere keer gezegd dat er veel vertrouwen in gemeenten is, maar ik maak mij er zorgen over. Is de minister bereid om het geld dat voor sport naar de gemeenten gaat, echt te bestemmen voor sport? Dat heet dan in het politieke jargon «oormerken». Dat zou het plan van deze minister als minister van sport voor alle mensen steunen.

Uit het rapport Sportinfrastructuur in Nederland blijkt dat investeringskosten en de niet-dekkende exploitatiekosten van sportaccommodaties ervoor zorgen dat gemeenten hun rol als sportregisseur, als regelaar van sport in de buurt, zien als kostenpost. Hoe reageert de minister daarop? Is het niet heel tegenstrijdig om te zeggen dat gemeenten de regierol krijgen via de sportcoaches of de combinatiefuncties – het maakt mij niet uit welk stickertje we erop plakken – terwijl ze het zelf als kostenpost zien?

De SP is eigenlijk een beetje klaar met het sporten op school. Niet alleen ik in de vorige periode maar ook Agnes Kant in de periode daarvoor heeft keer op keer gezegd dat een grote fout is gemaakt onder paars door het sporten op school te dereguleren. Scholen zouden dat zelf, in eigen verantwoordelijkheid, wel op zich nemen. We hebben gezien dat het sporten op school achteruit is gehold. Schoolzwemmen komt amper nog voor. Het is hartstikke duur voor scholen. Nu staat er iets goeds in het regeerakkoord, namelijk dat er meer uren bewegen op school moet komen, en dan wordt dat niet uitgevoerd. Anders dan mevrouw Dijkstra, die een interdepartementale werkgroep voorstelt, stel ik voor dat deze minister van Sport de lead neemt. Dan moet de minister van OCW maar volgen. Staatssecretaris Zijlstra van OCW zal dat toch ook van harte ondersteunen? Was het immers niet zijn motie (31 899, nr. 7) van twee jaar geleden waarin werd gesteld dat sporten op school er weer moet komen, vanuit de gedachte dat onze jeugd te dik wordt? Naar aanleiding van het convenant overgewicht ontstond er weer een Kamermeerderheid voor meer sport op school. Als wij dingen in de buurt zo moeilijk kunnen regelen en wij de gemeente die verantwoordelijkheid dan maar geven, dan vraag ik de minister om op één punt zelf haar verantwoordelijkheid te nemen en het sporten op school te regelen. Laten wij namelijk wel zijn: de topsporters van straks zitten nu op school. Als die niet in aanraking komen met sport, hoe weten wij dan hoeveel medailles wij hadden kunnen halen in de toekomst?

Dan kom ik op de bijna onvermijdelijke Olympische Spelen. Hier komt de vraag naar boven: is dit de minister voor de bobo's of voor sportend Nederland? Terwijl Opstelten eerst het olympisch vuurtje moest aanwakkeren, wat niet echt lukt onder de Nederlandse bevolking maar wel bij de bobo's, mag nu Eurlings het vuurtje opstoken. Ik krijg heel erg het idee dat dit meer een feestje is van de elite dan van de mensen. Ik heb even de stukken die wij vandaag bespreken, naast elkaar gelegd. Dit stapeltje gaat over het sporten voor de mensen in de buurt en het bewegen op school, dat nog niet is geregeld, en deze stapel – dubbel zo dik – gaat over de Olympische Spelen. Ik vind dat tekenend voor wat het belang is. Daar zit ook nog een maatschappelijke kosten-batenanalyse in van de Spelen. Die zou de Kamer krijgen en daarna zouden wij kijken of wij verder zouden gaan. Daar staat in: «Naar onze best mogelijke inschatting vandaag varieert het saldo van de kosten en baten van de onderzochte varianten in de base case, voor zover we die hebben kunnen monetariseren en uitgedrukt in een netto contante waarde in 2020 tussen min 1,1 mld. en min 1,8 mld. (prijspeil 2011). Dat saldo ligt in de worst case tussen min 3,0 mld. en min 3,8 mld. en in de best case tussen 0,7 mld. en 1,2 mld. Daarbij is nog geen rekening gehouden met de overwegend positieve PM-posten.»

Als ik dit lees, dan heb ik een déjà vu en die heet: WK-bid. Wij zijn een voetbalnatie. Op de FIFA-ranglijst staan wij op één. Maar kregen wij van de FIFA de gunning voor de organisatie van dat mooie evenement? Nee, want wat speelt daarbij een rol? Roebels en olie. Aangezien wij in deze tijd zo ontzettend veel moeten bezuinigen, wij niet kunnen voorzien wat dit allemaal gaat kosten en wij niet eens kunnen regelen dat er drie uur wordt gesport op de basisschool en de middelbare school, vind ik dat wij die olympische ambitie moeten verplaatsen van een bobo-feestje en het vuurtje van Eurlings naar de olympische gedachte van mensen die willen sporten in de buurt en op school. Ik roep de minister dan ook op om haar hele financiële bijdrage aan dit feestje te staken.

De heer De Liefde (VVD): Denkt de SP werkelijk dat wij in 2020 of 2028 nog in dezelfde financiële crisis zitten als nu? Ik dacht even: wat is mevrouw Leijten pessimistisch.

Mevrouw Leijten (SP): Ik leg de minister nu langs de meetlat: is zij de minister voor de bobo's, de elite, of voor de basis? Aan de basis wordt wel gewerkt, maar zij heeft niet de meeste aandacht. Sterker, in het beleidsartikel staan zes speerpunten van sport, waarvan er vier gaan over topsporten en de olympische gedachte. De SP heeft altijd gezegd dat er bijvoorbeeld een goed stipendium moet zijn voor sporters. Wij vinden dat die ondersteund moeten worden. Van dit soort grote evenementen kun je je echter afvragen of daar nu zo veel geld in gestoken moet worden. Daarom vinden wij dat de overheidsbijdrage moet worden teruggetrokken uit de voorbereiding ervan. Laat die ten goede komen aan het sporten aan de basis.

De heer De Liefde (VVD): Dat is kortetermijndenken versus langetermijndenken. Dat roept een vraag op: wanneer kan ik de amendement van de SP op dit begrotingsartikel verwachten? De SP moet dan namelijk met geld gaan schuiven.

Mevrouw Leijten (SP): Dat is inderdaad waar. Je kunt een amendement indienen en geld gaan verschuiven, maar je kunt hier ook een morele oproep doen. En misschien zegt de minister dan wel dat zij dat een goed idee vindt. De VVD vindt dat mensen er vooral zelf moeten komen: niet teveel subsidies, mensen in hun kracht zetten, noem maar op. Als de Olympische Spelen echt meerwaarde hebben voor onze samenleving, dan hoeft dat niet met subsidie. Dat is wat ik hier betoog. En ja, het is lastig schuiven want er zit ook geld bij voor NOC*NSF. Ik zeg niet dat al het geld daar weg mag, want ik vind het ook belangrijk dat er aan talentontwikkeling en aan topsportontwikkeling wordt gedaan. Ik vind het ook belangrijk dat we straks naar Londen gaan en verder. Maar wat betreft de ontwikkeling en het Olympisch vuur, zeg ik: trek daar de subsidie van terug. Ik vind dat logisch, want we moeten overal al de subsidies van terugtrekken. Als dit zo'n geweldig plan is, dan komt het er met steun van de markt zelf ook wel.

De heer De Liefde (VVD): Het verschil is duidelijk. De SP is tegen de Olympische Spelen. Dat iedereen dat maar even weet.

De voorzitter: Mevrouw Leijten vervolgt haar betoog.

Mevrouw Leijten (SP): Ik ben niet tegen de Olympische Spelen; ik ben ertegen dat wij die subsidiëren. Als de Olympische Spelen zo'n succes zijn en zo veel winst op gaan leveren als in de brief staat, dan heeft dat project geen subsidie nodig. Kijkend naar het debacle van de WK pas ik wel drie keer op voordat ik hier geld in stop, zeker als we niet eens goede accommodaties hebben, als gemeenten niet eens de sportvelden ...

De voorzitter: Ik neem aan dat u uw betoog weer aan het vervolgen bent.

Mevrouw Leijten (SP): Ja, hoor, dat mag. Ik ben ook aan het afronden. Ik vind het zo'n groot contrast. We weten niet hoe onze accommodaties erbij liggen. Daar moeten we nog een atlas van maken. We kunnen niet regelen dat het sporten op school verbeterd wordt. Dat hangt blijkbaar tussen de ministeries. Iedereen wordt echter wel hartstikke warm van borrelen en praten en plannen voor de Olympische Spelen. Ik vind dat elitebeleid en ik wil graag basisbeleid.

Voorzitter, ik rond af. Ik had het zojuist in interruptie op de VVD-fractie al even over Service Médical. De SP wil graag dat goede acute hulpverlening bij sportevenementen gegarandeerd blijft. Het maakt ons niet zo gek veel uit wie het doet. Ik denk dat het heel verstandig is om mensen met ervaring het te laten doen, maar ik zou graag van de minister horen hoe zij garandeert dat er na 2013, als de subsidie voor Service Médical vervalt, goede acute zorgverlening is bij sportevenementen. Ja, ook als dat grote evenementen zijn, mijnheer De Liefde.

Ik hoop dat de minister vandaag haar ware gezicht laat zien en een minister wordt voor sport voor iedereen en sport voor de basis. Door te zeggen dat zij de minister van OCW zal gaan dwingen om het sporten op school weer te regelen, laat zij dat gezicht zien.

Voorzitter: Leijten

Mevrouw Bruins Slot (CDA): Voorzitter. Het CDA vindt sporten en bewegen ontzettend belangrijk. Het brengt mensen samen, het is gezond en mensen beleven er plezier aan. Kinderen leren ook samenwerken en omgaan met regels. Sport is maatschappelijk goud en dat moeten we verzilveren. Wat voor een sportland is Nederland? De honkballers zijn wereldkampioen geworden. De heren en dames van het korfbal hebben ook de titel. En het WK atletiek komt in 2014 naar Amsterdam. Dat klinkt als een land dat in het linkerrijtje van de competitie meedoet.

Maar er is natuurlijk ook een andere kant van de medaille. Ik noem de rellen in het betaald voetbal, die niets met sport van doen hebben maar alles met zinloos geweld. De Nederlandse jeugd en volwassenen worden steeds dikker en er zijn meer dan 400 000 kinderen die nog steeds niet op een sport zitten of aan een andere vrijetijdsactiviteit kunnen doen. Ook is de hufterigheid op en langs het veld het CDA een doorn in het oog. Een voetbalwedstrijd van de E-pupillen van vv Klundert en Rood-Wit uit Sint Willebrord is gestaakt omdat de vader van een van de spelers de scheidsrechter van twaalf jaar oud bedreigde. De vereniging trad daar achteraf in ieder geval wel kordaat tegen op, maar het zal dat weekend echt niet het enige wedstrijdveld zijn geweest waar dit gebeurd is. Sommige sportverenigingen spannen de kroon als het gaat om hufterigheid. Het CDA heeft daarom gevraagd of zulke verenigingen niet op een zwarte lijst terecht kunnen komen. Sportclubs waar wangedrag vaak voorkomt, kunnen zo worden begeleid in de aanpak ervan, dan wel gestraft worden wanneer zij geweld of intimidatie niet of ondermaats aanpakken. Het is mooi dat de minister dit nu heeft uitgewerkt.

De minister heeft oog voor het maatschappelijk goud van de sport. Met het Nationaal Actieplan Sport en Bewegen in de buurt kan zij een fundament leggen voor een verhoging van het aantal mensen dat beweegt. Dat is ook een wens van het CDA, maar wij hebben nog wel een aantal kritische vragen over de uitwerking van het plan. Op welke resultaten kunnen wij de minister over een paar jaar aanspreken? Het CDA kan zich indenken dat de minister zich vastlegt op het vergroten van de sportparticipatie en het afnemen van het aantal incidenten op het veld. Sportbonden maken zich druk over verdringingseffecten van de sportbuurtcoach. By the way, had de minister niet een taart op het ministerie kunnen uitloven voor een betere naam voor deze functionaris?

Minister Schippers: Dat heb ik gedaan.

Mevrouw Bruins Slot (CDA): Dan is het toch wel vervelend dat dit de uitkomst is.

Het is niet de bedoeling dat de sportbuurtcoach een verlengstuk van de gemeente gaat worden, een soort ambtenaar. De sportbuurtcoach kan het beste in dienst zijn van sportverenigingen en scholen. Hoe gaat de minister hiervoor zorgen? Is het bijvoorbeeld mogelijk om aan te sluiten bij het werkgeverschapsvereiste van de combinatiefunctionaris? 2900 sportbuurtcoaches klinkt als de ambitie van «meer blauw op straat». Ze moeten er wel komen. De minister schrijft dreigend dat bij onderuitputting de gelden worden herbesteed. Dat laat zij toch niet gebeuren?

De minister heeft het voorstel van het CDA overgenomen om zich met sport en bewegen in de buurt ook op ouderen te richten. Prima. Daarbij heeft de minister in de uitwerking van de plannen de nadruk gelegd op ouderen in verpleeg- en verzorgingshuizen. Het CDA heeft de ambitie om ouderen zo lang mogelijk in hun eigen huis en woonomgeving oud te laten worden. Hoe gaat de minister ervoor zorgen dat ouderen die nog zelfstandig wonen, meer gaan sporten?

Ik kom op een gemiste kans. De minister zet in op sporten én bewegen. Dat is goed. De minister zegt ook dat niet iedereen sporten leuk hoeft te vinden, als kinderen en volwassenen maar meer gaan bewegen. Waarom legt de minister in de uitwerking van haar plannen dan niet de verbinding met organisaties als speeltuinverenigingen en scouting?

Vrijwilligers vormen het fundament van de sportwereld. Meer dan een miljoen vrijwilligers zijn binnen sportverenigingen actief. Hun waarde is niet in geld uit te drukken. Zij fluiten wedstrijden, doen bardiensten, houden de ledenadministratie en de velden bij. Verenigingen vinden het belangrijk dat de vrijwilligers ook betrouwbaar zijn en bijvoorbeeld geen zedendelicten op hun naam hebben staan. Daarom heeft het CDA voorgesteld om het aanvragen van een verklaring omtrent het gedrag gratis te maken voor vrijwilligers die met kinderen werken. Het is mooi dat het kabinet dit gaat uitvoeren. Het vrijwillig karakter van de vrijwilligers staat jammer genoeg in schril contrast met de vele eisen waaraan de sportverenigingen vanuit rijksregelgeving en vanuit de gemeenten te maken hebben. Het CDA heeft daarom dezelfde vraag als de VVD als het gaat om het verbinden van de taskforce regelgeving met de projectgroep tot vermindering van administratieve lasten. Het CDA ziet ook graag dat als de taskforce regelgeving met zijn bevindingen komt, de Kamer die ook ontvangt. Hoe minder regels sportverenigingen hebben, hoe gemakkelijker het voor de vrijwilligers wordt, hoe beter dat volgens het CDA is.

De regering is één geheel. Het goede werk dat deze minister van VWS doet, wordt door de staatssecretaris van Financiën op één puntje onderuit geschoffeld. De huidige plannen voor wijziging van het Sportbesluit leiden ertoe dat de gemiddelde sportvereniging bij de bouw van kleedkamers € 50 000 meer moet betalen. Er komt een stijging van de exploitatielasten van € 3000 per jaar.

Welke mogelijkheden ziet de minister om te stimuleren dat speelplaatsen in de buurt ook toegankelijk worden gemaakt voor gehandicapten? Dat is een slag die wij misschien met dit programma ook kunnen slaan. Het CDA vindt het ook mooi dat de provincie Brabant dit jaar de nationale Special Olympics organiseert. De minister is zelf ook op bezoek geweest bij de World Games in Athene. Welke mogelijkheden ziet zij om de World Games van de Special Olympics naar Nederland te halen?

Uit de evaluatie van het WK-bid bleek dat de toenmalige staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport te weinig regie heeft gehouden over het bid-proces. Tijdens het laatste overleg Sport gaf deze minister aan dat zij voor het bid van de Olympische Spelen slechts een van de vele actoren is en daarbij een kleine radar in het geheel. Toch blijkt uit het laatste rapport van Berenschot dat een plek van de minister op de bijrijdersstoel geen optie is. Zij riepen op tot regie door de minister van Sport. Ik krijg hierop graag een reactie van de minister.

Hoe hard is de datum van medio 2012 waarop de Olympische naamgever bekend moet zijn? Het is nu een continue strijd tussen 010 en 020. Aanvankelijk had de naam natuurlijk al in 2009 bekend gemaakt moeten worden. Graag een reactie.

Doping verpest de sport. Het is goed dat er strenge controles plaatsvinden. Belangrijk is wel dat de controles geen drempels zijn om als sporter goed te kunnen trainen. Het CDA volgt dan ook nauwlettend het nieuwe initiatief van de Dopingautoriteit, Innosport NL en NOC*NSF van de Whereabout App. Sporters kunnen daarmee gemakkelijker gegevens over hun verblijfplaats doorgeven. Dat is een mooi Nederlands staaltje innovatie. Hoe kan de minister bevorderen dat deze app ook door de World Anti-Doping Agency wordt overgenomen?

De afgelopen decennia hebben wij gezien dat gemeenten steeds maar weer grote geldbedragen hebben moeten investeren om voetbalclubs uit de brand te helpen. Tot voor kort was PSV de enige betaaldvoetbalorganisatie die nog nooit overheidssteun had gekregen. Met de verkoop van de grond onder het stadion en het trainingscomplex aan de gemeente Eindhoven zijn nu alle BVO's in Nederland op een zeker moment afhankelijk geweest van publieke gelden. Volgens De Groene Amsterdammer zou uit onderzoek blijken dat de afgelopen vijftien jaar al ruim 600 mln. naar voetbalclubs is gegaan. Volgens de letter van de wet mag het, maar de overheid zit nu krap bij kas. De ondersteuning is bedoeld om een mooie sport levensvatbaar te houden, maar daar zit ook een andere kant aan. Daarom vraagt het CDA wat de minister van het plan vindt om betaaldvoetbalclubs inzicht te laten geven in de salarissen van de raad van bestuur, de raad van toezicht en de werknemers. Dan wordt transparant of de ondersteuning van gemeenten tot hogere salarissen bij de voetbalclubs leidt. Daar is de ondersteuning van gemeenten niet voor bedoeld. Ik krijg hierop graag een reactie van de minister.

De heer Van Dekken (PvdA): Opmerkelijk dat het CDA ineens die transparantie wenst van de salarissen van voetbalbestuurders, want daar vragen wij feitelijk al een jaar om. Nu er een discussie is geweest over de subsidie aan PSV en de verkoop of verhuur van gronden, is het CDA ineens extra alert. Vindt het CDA dat dit ook geldt voor salarissen en vergoedingen van KNVB-bestuurders? Daar hebben wij laatst Kamervragen over gesteld.

Mevrouw Bruins Slot (CDA): Als het gaat om de transparantie moeten de VNG, de BVO's en de minister kijken of zij daar werk van willen maken. Het is mooi om te zien dat een club als FC Groningen dit jaar al stappen heeft gezet op dit punt. Als wij vinden dat de BVO's dat moeten doen, is het natuurlijk logisch dat de overkoepelende bond daarin ook wat stappen gaan zetten.

De heer Van Dekken (PvdA): Ik heb bijna de neiging om een grap te maken over de voormalige financiële administratie van de FC, want die werd weggemetseld achter een muurtje. Maar dat was eind jaren tachtig. Ik ben echter blij dat het CDA de Kamervragen van de PvdA steunt.

Mevrouw Bruins Slot (CDA): Voorzitter. Ik kom tot een afronding. Ik sluit mij gemakshalve aan bij de vraag van de Socialistische Partij over het voortzetten van de acute hulpverlening bij sportevenementen. Het gaat dan ook om de vraag hoe het staat met de uitvoering van de motie-Atsma c.s. voor het jaar 2012.

Het CDA vindt sport maatschappelijk goud en de minister heeft de kans dit te verzilveren.

Mevrouw Dijkstra (D66): Voorzitter. Sport smeert het lichaam en de geest, aldus Benjamin Franklin. Dat zijn woorden die meer dan 200 jaar oud zijn, maar ze zijn nog steeds waar. Mensen die sporten, hebben minder lichamelijke problemen en sport op school leidt tot betere studieresultaten. De minister erkent dit belang van sport. Haar sportbeleid verdient, wat mij betreft, dan ook een complement, maar er is altijd ruimte voor verbetering.

Ik zal het in mijn betoog over drie onderwerpen hebben: sport op school en in de buurt, topsport en financiën. Om te beginnen: sport op school en in de buurt. Ik wil eerst ingaan op de buurtsportcoaches, voorheen de combinatiefunctionarissen. De minister reserveert geld voor 2900 van deze coaches. De vraag is: komen die er ook, en wanneer? Die vraag is overigens al eerder gesteld. Hoe staat het met de effectiviteit en de kwaliteit? Wil de minister in samenspraak met de VNG een competentieprofiel opstellen voor de buurtsportcoaches? Welke doelen en kwaliteitseisen gaan gelden? Hoe wordt de effectiviteit gemeten en gemonitord? De SP zei het iets simpeler. Die vroeg: hoe gaan ze het doen, gaan ze aanbellen aan de voordeur? In feite komen mijn vragen op hetzelfde neer.

Juist de mensen die weinig bewegen, hebben de buurtsportcoaches nodig. Die moeten we aan het sporten krijgen. Vindt de minister ook dat de buurtsportcoaches zich vooral moeten focussen op de stilzittende groepen en is hierover met de VNG gesproken? Verder verneem ik dat sportkoepels en verenigingen niet echt zijn betrokken bij de plannen over de buurtsportcoaches. Dat lijkt me nu juist heel belangrijk. Gaat de minister het maatschappelijk middenveld betrekken bij de verdere uitwerking?

Dan de gymlessen. Ik ben geen fan van dit regeerakkoord, maar soms lees ik ook wel iets verstandigs. Zo ook de zin: het kabinet streeft naar meer sportlesuren in basis-, beroeps- en voortgezet onderwijs. Kan de minister aangeven hoe het daarmee staat? Kan zij inzichtelijk maken hoeveel gymlessen er nu per week zijn en met hoeveel het aantal is gestegen? Wie trekt de kar als het gaat om de combinatie sport en school? Daar is vandaag al eerder over gesproken. Ik begrijp dat het ministerie van OCW en het ministerie van VWS vaak naar elkaar verwijzen. Ik heb zojuist in een interruptie gevraagd om een mogelijke interdepartementale werkgroep sport en onderwijs, maar het gaat natuurlijk vooral om de vraag: wie gaat nu eigenlijk de regie nemen? Dat is belangrijk. In het veld is daar gewoon geen duidelijkheid over.

Ik kom te spreken over topsport. Topsport is een internationaal uithangbord. Als je in het buitenland zegt dat je uit Nederland komt, dan krijg je als eerste reactie: Ah, Cruijff! Verder kennen ze eigenlijk niemand uit Nederland. Daarnaast stimuleert topsport de amateursport.

Ik wil het hebben over de studerende topsporters. Topsport is een dagtaak, net als een studie. Toch is er een groep die deze twee combineert. Dat is een heel knappe prestatie. Helaas ontmoedigt de langstudeerdersboete deze ambitie. Als toernooien bijvoorbeeld samenvallen met tentamens, is het niet altijd mogelijk om de studie op tijd af te ronden. Van de 300 studerende topsporters, dreigen er 180 een studieboete te krijgen. Zij overwegen vaak om te stoppen met ofwel de topsport ofwel hun studie. Wat ons betreft, moeten we ambitie belonen en niet beboeten. Gelukkig wil NOC*NSF een fonds oprichten voor studerende sporters dat financieel bijspringt in noodgevallen. Met een beperkte overheidsbijdrage van 0,5 mln. is dit fonds zeker levensvatbaar. Ik heb daarvoor dan ook een amendement ingediend. Ik hoor graag een reactie van de minister daarop.

Mevrouw Bruins Slot (CDA): Er is natuurlijk op het gebied van onderwijs ook het Profileringsfonds dat ruimte biedt aan excellerende studenten of andere categorieën om steun te krijgen vanuit de onderwijsinstellingen. Waarom is de fractie van D66 voor een extra maatregel?

Mevrouw Dijkstra (D66): Dit is een probleem dat echt opgelost moet worden. Er is ook geld voor beschikbaar. Dat heb ik ook aangegeven in mijn amendement. Er is een fonds ter ondersteuning van studerende topsporters. Daarin zit nog een reserve. Dat lijkt me bij uitstek daarvoor bedoeld.

Mevrouw Bruins Slot (CDA): Waarom wil D66 dan voor deze ene specifieke categorie een uitzondering maken, en bijvoorbeeld voor gehandicapten of andere zaken niet?

Mevrouw Dijkstra (D66): Het gaat hier om topsporters en topsport. Dat moet wat ons betreft geregeld worden. Gehandicapte topsporters die studeren, daarvoor moet hetzelfde gelden. Het is helemaal niet gezegd dat het alleen om die ene groep gaat. Ook de gehandicapte topsporter kan hieronder vallen.

De heer De Liefde (VVD): Ik heb het amendement gelezen. Ik zie dat mevrouw Dijkstra geld voor de financiering voor de bewezen topsporters haalt bij de nog niet bewezen topsporters en de talentontwikkeling. Ik heb naar aanleiding daarvan twee vragen. Wat maakt een topsportstudent anders dan een andere student die langer dan zes jaar doet over zijn studie? Hoe rechtvaardigt mevrouw Dijkstra een onderscheid tussen bewezen topsporters en talenten die nog geen A-status van NOC*NSF hebben? Er zijn immers veel meer mensen die hopen die status te bereiken. Ik ben razend nieuwsgierig naar het antwoord.

Mevrouw Dijkstra (D66): Waarom is een topsportstudent anders dan een andere student die langer dan zes jaar over zijn studie doet? Wij hebben het over het stimuleren van topsport en het belang van die topsport als voorbeeld voor de breedtesport. Topsporters hebben te maken met een zware belasting als gevolg van het trainen en het volgen van toernooien. Als dat gevolgen heeft voor de studie, bijvoorbeeld als een toernooi plaatsvindt wanneer er tentamens moeten worden gedaan, willen wij topsporters en talenten de gelegenheid geven om sport én studie aandacht te geven.

De heer De Liefde (VVD): Ik heb op beide vragen niet echt antwoord gekregen. Ik probeer het nog eens. D66 is voorstander van een sociaal leenstelsel voor studenten. Studenten moeten in principe dus volledig zelf hun studie betalen. Dat geldt dan toch ook voor topsporters? Nu worden die echter via de route van de sportbegroting gecompenseerd als zij langer dan zes jaar over hun studie doen.

Mevrouw Dijkstra (D66): Wij hebben het hier niet over het bekostigen van de studie, maar over de boetes voor langstudeerders, studenten dus die langer over hun studie doen. Deze groep heeft daarbij extra aandacht nodig. Ik heb net uitgelegd waarom.

De voorzitter: Mijnheer De Liefde, u mag nog heel even, maar het zou erg fijn zijn als u de verkiezingsprogramma's er niet bij wilt slepen.

De heer De Liefde (VVD): Ik ben op zoek naar een duidelijk beeld. Dat is bij D66 niet altijd even gemakkelijk!

Het is mooi dat D66 het voorstelt als een boete. Volgens de regeling moet een student die langer dan zes jaar over zijn studie doet, in het zevende jaar een hogere eigen bijdrage betalen. Ik vraag nogmaals aan mevrouw Dijkstra waarom een student die geen topsporter is of geen talent, wél die € 3000 aan eigen bijdrage moet betalen en waarom topsporters daarvan worden gevrijwaard. Gebeurt dat enkel omdat het topsporters zijn?

Mevrouw Dijkstra (D66): Ik denk na over hoe ik het de heer de Liefde kan laten begrijpen. De topsporter onderscheidt zich van de gemiddelde student omdat de gemiddelde student de tijd heeft om binnen de gestelde termijn zijn of haar studie te voltooien. De topsporter, die wij stimuleren, heeft minder tijd voor die studie over en heeft te maken met een zware belasting om op topsportniveau te trainen, wedstrijden te spelen en aan toernooien mee te doen. Om die reden vraag ik de minister om die te steunen. Als de heer De Liefde het nu nog niet begrijpt, spreken wij elkaar buiten deze zaal nog wel eens!

In het regeerakkoord wordt ook gesproken over meer private studiefondsen voor sporters. Hoe staat het met deze belofte? Hoeveel extra fondsen zijn er beschikbaar?

De reputatie van de FIFA is vergelijkbaar met die van een Griekse obligatie. Ondanks protesten vanuit de hele wereld denkt Sepp Blatter niet aan aftreden. Onlangs was het weer raak. Blatter meende dat racisme op het veld niet bestaat. De Engelse minister van sport riep op tot het aftreden van Blatter. De Nederlandse minister van sport hield zich stil. Ook de KNVB liet het afweten. Nu weet ik dat de minister niet besluit over de KNVB en de FIFA, maar toch wil ik haar vragen de KNVB indringend aan te spreken op de steun voor Blatter. Wil zij samen met haar Engelse collega optrekken voor een schone FIFA?

Over het geweld op het veld is al heel veel gezegd. Strenge straffen en repressief optreden alleen gaan het niet oplossen. In hoeverre wil de minister door middel van preventie geweld op het veld voorkomen? Zij heeft hierover al een aantal dingen gezegd, maar waar legt zij de nadruk op?

De minister heeft mede op ons verzoek de relatie tussen dopingcontroles en privacy op de Europese agenda gezet. Daar ben ik haar dankbaar voor. Hoe is de stand van zaken? Tijdens een uitzending van Nieuwsuur bleek dat de wereldatletiekbond, de IAAF, bloed voor dopingcontroles gebruikt voor onderzoek naar testosteron. Dat is niet toegestaan. Bloed voor dopingcontroles mag niet gebruikt worden voor andere experimenten. Kan de minister uitzoeken wat hier is gebeurd? Welke stappen gaat zij zetten als blijkt dat de IAAF over de schreef is gegaan en wil zij de Kamer hiervan op de hoogte houden?

Voorzitter. Hoeveel tijd heb ik nog?

De voorzitter: U zit nu op zes minuten en het is aan uzelf om te bepalen hoeveel tijd u nog wilt gebruiken voor de tweede termijn.

Mevrouw Dijkstra (D66): Ik zal de rest van mijn betoog in tempo doen. Uit de eerste kosten-batenanalyse blijkt dat de organisatie van de Olympische Spelen zo'n 1,1 mld. tot 1,8 mld. gaat kosten. Dat is eufemistisch gezegd een fors bedrag. Maar de cijfers zijn nog prematuur. De onderzoekers schrijven dat het te vroeg is voor een nauwkeurige schatting. Wij steunen de lijn van de minister om voor de kandidaatstelling in 2016 een nieuwe kosten-batenanalyse te maken. Wel wil ik graag weten of de minister daarbij weer de planbureaus betrekt en of er ook wordt gekeken naar de kosten en baten voor de overheid. Dat laatste ontbreekt nu nog.

Ten slotte nog een enkele opmerking over de staatssteun aan voetbalclubs. In 2000 verkocht Real Madrid het parkeerterrein voor 500 mln. aan de gemeente. Sindsdien klotst het geld daar tegen de plinten en staat het ene na het andere sterrenteam op de mat. Kortom, goede voetballers dankzij staatssteun. Voor een eerlijke competitie moeten wij op Europees niveau een eind maken aan staatssteun. Dat is in het belang van de voetbalfan en de belastingbetaler. In het afgelopen jaar ging er zo'n 610 mln. aan gemeentegeld naar de clubs. Wil de minister zich in Europa inzetten voor een algehele stop van staatssteun aan commerciële voetbalclubs? Omwille van mijn eigen tijd laat ik het hierbij.

De voorzitter: We zullen zien of wij u een beetje kunnen matsen in de tweede termijn, maar u snoept natuurlijk wel uw eigen tijd op.

De heer De Mos (PVV): Voorzitter. Ik wil dit wetgevingsoverleg beginnen met een compliment aan de minister. Onlangs kwam zij met het voorstel om een zwarte lijst op te stellen van sporters die zich schuldig maken aan wangedrag. Een heel mooi voornemen! Goed ook dat er gelet gaat worden op de voorbeeldfunctie die topsporters hebben. Ik wil alvast een suggestie doen voor de eerste naam op die zwarte lijst, namelijk die van de zakkenvullende bobo Sepp Blatter. Was hij vorig jaar nog de sterk ruikende aroma rondom de geur van corruptie bij de toewijzing van de WK's in Rusland en Qatar, het laatste jaar laat de FIFA-voorzitter zien volledig van het pad af te zijn. Vorig jaar december vond hij dat homo's die het WK in Qatar willen bijwonen zich maar moeten onthouden van seks, gewoon omdat ze in een islamitisch land maar even geen homo moeten zijn. Onlangs liet de kaviaarliefhebbende bondsbestuurder weten dat racisme op de voetbalvelden geen enkel probleem is: alles zal na het laatste fluitsignaal zijn vergeten. Het zou natuurlijk een geweldig statement zijn als onze minister van Sport zo'n druiloor als eerste naam op de zwarte lijst zet. Gewoon om te laten zien dat wij in Nederland homoseksualiteit normaal vinden en dat we van racisme niets moeten hebben. Ik hoor hierop graag een reactie van de minister.

Ondanks de zwarte lijst heeft de KNVB afgelopen zomer de noodklok geluid over de enorme toename van agressie en geweld. Hoe worden de strengere straffen goed naar de clubs en hun leden gecommuniceerd?

Het geven van complimenten voelt zo nu en dan best goed en daarom wil ik graag een tweede complimentje geven, namelijk over het aanstellen van de sportbuurtcoach. Ik hoop wel dat bij deze coaches de nadruk komt te liggen op de jeugd. Bij hen moeten we sport met de paplepel ingieten. Als je bedenkt dat TNO vorig jaar liet optekenen dat nog niet de helft van de jeugd – namelijk 46% – voldoende sport, moeten we dit zeker doen. Hoe zit het in het verlengde hiervan met de verplichte gymnastieklessen in het basisonderwijs? Hoe zit het met het zwemonderwijs? Hoe zit het met het creëren van veilige en voldoende sportplaatsen? Zo verdwijnen langzaam alle buitenzwembaden. Het AD meldde afgelopen zomer dat het toezicht bij zwembaden vaak onder de maat is en dat personeel soms niet eens kan reddend zwemmen. Welke plek krijgen gehandicapten bij de buurtcoaches?

De voorzitter: Het zou heel goed zijn als u af en toe ademhaalt, want dan kan ik aankondigen dat u een interruptie krijgt van mevrouw Bruins Slot.

Mevrouw Bruins Slot (CDA): De heer De Mos benadrukte zojuist dat het bij de buurtsportcoaches vooral om de jongeren gaat, maar de PVV is natuurlijk ook een partij die zich sterk maakt voor ouderen. We zien dat de mensen in Nederland veel ouder worden. De komende jaren verdubbelt het aantal ouderen met 2 miljoen. Ziet de heer De Mos geen rol voor deze coaches om juist ouderen meer te activeren tot bewegen? Beweging draagt immers bij aan het gezonder oud worden.

De heer De Mos (PVV): Dat is zeker zo, maar die rol zien wij in een wat beperktere mate voor ouderen. Zij kunnen die keuze immers zelf wel maken. Kinderen moet je eerder stimuleren en vertellen dat sport gezond is, want zij weten dat vaak nog niet. Ouderen, waaronder ikzelf, kunnen best zelf een keuze maken om op een sportclub te gaan. Daarvoor hebben we de overheid niet nodig.

Mevrouw Bruins Slot (CDA): Ik schaar de heer De Mos nog niet onder de groep ouderen. Ik wist niet dat het bij de PVV zo vroeg begon. Ik heb het over de 60-plussers. Uit de cijfers over sportparticipatie blijkt dat er inderdaad veel jeugd afhaakt. Daar moeten we echt iets aan doen. Hetzelfde geldt voor de ouderen. Juist uit onderzoeken blijkt dat het blijven bewegen, goed is voor valpreventie en dat mensen minder eenzaam worden. Er zijn eigenlijk wel tien redenen waarom ouderen toch ook een belangrijke rol hierin moeten spelen. Het zou toch jammer zijn als de PVV dit punt voor ouderen niet belangrijk vindt.

De heer De Mos (PVV): Ik heb niet gezegd dat ik het niet belangrijk vind. Ik heb alleen gezegd dat wat betreft de PVV de nadruk voor de sportcoaches op de jeugd moet komen te liggen. De jeugd moet op school immers meekrijgen dat sport erg gezond is. Ouderen kunnen deze keuze zelf maken. Uiteraard moet sport voor ouderen wel gefaciliteerd worden. Ik heb niets gezegd over het faciliteren van sport voor ouderen. Als Haags gemeenteraadslid heb ik onlangs nog gepleit voor een heuse bejaardendisco. Ik zou zeggen: kom een stukje dansen.

Uit landelijk onderzoek is gebleken dat gehandicapten duidelijk minder sporten dan mensen zonder beperking. Extra aandacht hiervoor lijkt de PVV geen overbodige luxe.

Wie kent het principe niet van ««s zondags het bord op schoot»? Wekelijks zitten miljoenen mensen aan de buis gekluisterd als zij bij Studio Sport kunnen zien welk resultaat hun favoriete club heeft behaald. Gemiddeld zo'n 250 000 voetballiefhebbers nemen wekelijks de moeite om hun lievelingsclub uit het betaalde voetbal vanaf de tribune naar de overwinning toe te schreeuwen.

Helaas blijft een klein, maar hardnekkig groepje relschoppers dit enorme voetbalfeest verstoren. Zij zijn erop uit om een voetbalfeest naar de knoppen te helpen. De vorig jaar in werking getreden Voetbalwet blijkt helaas niet voldoende afschrikwekkend. Met als voorlopig dieptepunt de bestorming van het Maasgebouw bij het Feijenoordstadion waar een groep die zich Feijenoordsupporters noemt, de echte Feijenoordfans in diepe rouw dompelde. Daarom is het de hoogste tijd voor een voetbalwet deel 2.

Samen met mijn PvdA-collega Van Dekken heb ik de laatste maanden gewerkt aan een initiatiefwetsvoorstel dat binnenkort aan de Kamer wordt voorgelegd. Dit initiatiefwetsvoorstel, Relschoppers buiten spel genaamd, moet ertoe leiden dat hooliganisme voor eens en voor altijd tot het verleden gaat behoren. Wij werken samen met Bureau Wetgeving aan de verdere uitwerking, maar het pakket maatregelen bestaat onder andere uit de volgende elementen. Het stadionverbod zal veranderen in een gebiedsverbod dat niet langer meer door clubs maar door de minister van Veiligheid en Justitie wordt opgelegd. Het gebiedsverbod zal gelden voor alle voetbalwedstrijden van eredivisie en eerste divisie. Bij een opgelegd gebiedsverbod wordt automatisch opgenomen dat een relschopper zich niet in de nabijheid van een stadion, een evenement of in het centrum van de desbetreffende stad mag begeven. Het gebiedsverbod van 90 dagen in de huidige Voetbalwet dient te worden vervangen door een verbod voor de periode van één jaar. Daarnaast wordt direct een standaardboete opgelegd van de derde categorie, dus even € 7600 aftikken. Als een gebiedsverbod voor de tweede maal tegen een relschopper wordt uitgesproken, moet de rechter een gebiedsverbod voor tien jaar opleggen. Om te voorkomen dat een relschopper amok maakt in het buitenland, moet de mogelijkheid bestaan om een uitreisverbod op te leggen. Voor wie het opgelegde gebiedsverbod en/of de opgelegde meldplicht naast zich neerlegt hebben wij zwaardere sancties in petto. De maximale celstraf voor het negeren van het gebiedsverbod en/of de meldplicht gaat van een naar drie jaar. Daarnaast wordt een minimumcelstraf ingevoerd van een jaar. Ten behoeve van adequate opsporing en het vergroten van de pakkans dient van grote evenementen en voetbalwedstrijden steevast foto- en beeldmateriaal te worden gemaakt zodat relschoppers standaard verschijnen op beeldschermen en billboards. Al deze maatregelen moeten ertoe leiden dat de clubkaart en de verplichte combiregeling tot het verleden behoren.

De voorzitter: De SP-fractie ziet de voorstellen natuurlijk graag tegemoet. Ze klinken heel fors. Zou dit alles ook te ondervangen zijn met de actieve invoering en handhaving van de meldplicht, zodat iemand zich simpelweg niet meer kan ophouden in de omgeving van het stadion of het centrum?

De heer De Mos (PVV): Zeker. De meldplicht is een van de middelen die daarbij kunnen worden ingezet, natuurlijk wel voor supporters die echt buitensporig gedrag vertonen. Het gaat dan niet om het gooien van een aansteker, maar echt om het mishandelen van mensen. De meldplicht moet er dus zeker in en moet ook zeker worden nageleefd. Alleen blijkt nu dat de huidige Voetbalwet volgens de Nederlandse Politiebond en volgens Frank Paauw, de coördinator voetbalvandalisme, helaas niet afdoende is. Daarom is mijn fractie samen met die van de PvdA gekomen tot een wat strenger pakket. Ik hoop dat het hier in de Kamer wordt omarmd, zodat wij de relschoppers voor eens en voor altijd buitenspel kunnen zetten.

De voorzitter: Wij zullen de wetsbehandeling natuurlijk tegemoet zien. Een van onze kritiekpunten op de huidige Voetbalwet – daarover heeft de SP-fractie veel ruzie gemaakt met minister Donner – was dat de meldplicht, ook voor lichte vergrijpen, niet werd ingevoerd omdat de capaciteit van de politie te laag was. De vraag is natuurlijk wel hoe effectief het dan wordt als je iets heel simpels, namelijk de meldplicht – je meldt je op het politiebureau wanneer er een voetbalwedstrijd is – niet eens kunt uitvoeren.

De heer De Mos (PVV): Nogmaals, ik ben het hartstikke eens met de meldplicht, zeker bij de zwaardere vergrijpen. Bij de lichtere vergrijpen een gebiedsverbod? Dank je de koekkoek. Door het opleggen van een gebiedsverbod van een jaar mag je een jaar lang niet in een stadion, bij een evenement of in het centrum van een stad komen. Als je dat toch doet, loop je de kans om een jaar de bak in te gaan. Ik denk dat dat behoorlijk afschrikwekkend is.

Voorzitter. De tijd dat de welwillende voetbalfan het slachtoffer is van malloten, moeten wij definitief achter ons laten. Ik krijg graag een eerste reactie van de minister.

Wij gaan er even tussenuit voor een rondje 30 blank. Mijn collega Bart de Liefde kwam vanmorgen met een goed idee om de A-status van het schaatsen te behouden door te komen met een loterij en giften. Ik heb enkele vragen aan de minister. Is er nu helemaal geen rijkssubsidie om de A-status in Nederland te houden? Kan er ergens nog wat worden getoverd uit een broekzak of vestzak? Als de verbouwing van een ander schaatsstadion dan Thialf goedkoper is, staat zij daar dan voor open? Ik noem zomaar een Uithof in Den Haag.

Het belooft weer een mooie zomer te worden: het EK voetbal staat voor de deur. Straks kleuren de straten weer oranje, staan wij als één man of vrouw achter onze jongens, verzamelen wij met zijn allen nieuwe wuppies en staat de biertap in menige tuin. Er zullen heel wat Oranjefans naar Oekraïne of Polen afreizen om aldaar breed te verkondigen dat wij de nieuwe Europese voetbalkampioen zullen worden. Tot zover alles prachtig en alles mooi, maar achter dit festijn schuilt een enorme droefheid. As we speak worden de straten in de Oekraïense steden zwerfhondvrij gemaakt zodat voetbalfans geen last hebben van deze dieren. De wijze waarop dat gebeurt is bruut. Er is sprake van massamoord. Deze zwerfhonden, die toch echt door ons mensen in de steek zijn gelaten, worden vergiftigd en soms zelfs levend verbrand in ovens. Mijn mailbox en die van collega Graus lopen over van mails van mensen die ons oproepen om hier wat tegen te doen.

Er is meer aan de hand. Voor menig vrouw in Oekraïne zal dit toernooi er een worden van vernedering, uitbuiting ofwel van gedwongen prostitutie. De vrouwenbeweging in Oekraïne schreeuwt al maanden moord en brand over de aankomende vrouwonterende toestanden; helaas is dit aan dovemansoren gericht. Ik weet dat de minister nog doende is met het beantwoorden van Kamervragen die ik hierover heb gesteld, maar wil zij vandaag in dit debat alvast toezeggen dat zij deze twee schrijnende zaken bij haar Oekraïense collega zal aankaarten met het indringende verzoek om hieraan een einde te maken? Wat kan zij doen via de KNVB en de hoofdsponsor ING? Als zij in haar werkkamer toch aan het bellen is geslagen, kan zij ook haar Poolse ambtgenoot bellen. In dat land schijnt, net zoals in Oekraïne, homofobie de normaalste zaak van de wereld te zijn.

Een andere zaak die mij verontrust zijn de stadions. Zijn die af? Voldoen ze aan de veiligheidseisen? Een andere vraag is hoe het Oranjelegioen wordt gewaarschuwd voor de misstanden in de EK-organiserende landen.

Afgelopen zomer werd een akkoord bereikt over een gemengd Nederlands-Belgische voetbalcompetitie voor vrouwen, de Beneliga. De PVV-fractie vindt dat een ontzettend goed initiatief. Vooral Nederland en Vlaanderen hebben heel veel met elkaar gemeen. Daarom is het ten tijde van crisis een vreemde constatering dat zo veel Nederlandse en Vlaamse bonden onafhankelijk van elkaar opereren. In de Europese competitie wordt het steeds zeldzamer dat Nederlandse of Vlaamse clubs ver komen. Wat zou het mooi zijn als door het samenbrengen van de beste Nederlandse en Vlaamse clubs in één competitie het niveau omhoog zou gaan, waardoor Nederlandse en Vlaamse voetbalclubs vaker zullen overleven in de lucratieve Europese voetbaltoernooien. Wie weet zijn er meer competities waar dit ook kan. Wat te denken van het korfbal; wat een topcompetitie zou dat worden. Heeft de minister de bereidheid om het samengaan van Nederlandse en Vlaamse competities te onderzoeken?

De voorzitter: Mijnheer De Mos, haalt u even adem. De heer Klaver heeft een vraag voor u.

De heer De Mos (PVV): Kom er maar in.

De heer Klaver (GroenLinks): Ik vroeg mij af of de heer De Mos al een concreet voorstel heeft over welke clubs hij graag bij elkaar zou willen voegen.

De heer De Mos (PVV): De beste, dus ik denk aan ADO Den Haag.

De heer Klaver (GroenLinks): ADO Den Haag samenvoegen met ADO Den Haag?

De heer De Mos (PVV): Nee, het idee leeft al wat langer. Wij weten dat bijvoorbeeld in het voetbal zowel Nederlandse als Vlaamse clubs helaas niet meer zo ver komen in de Europese competitie. Dat is buitengewoon jammer, want zo worden heel veel inkomsten misgelopen. Als wij die competitie wat vergroten, zien wij wellicht eerder een Nederlandse of Vlaamse club op dat mooie Europese podium. Het is misschien ook interessanter voor sponsors, want dan hebben wij het over een markt van 23 miljoen mensen.

De heer Klaver (GroenLinks): Ik waardeer de creativiteit van de heer De Mos, maar ik probeer de creatieve ideeën ook te toetsen aan de realiteit. De topclub in Nederland is natuurlijk ADO Den Haag voor de heer De Mos, dat is evident. Maar aan welke topclub in België zou die gekoppeld moeten worden? Is er al draagvlakonderzoek gedaan door de heer De Mos? Wat is de realiteitszin van dit – het moet gezegd – toch wel creatieve plan?

De heer De Mos (PVV): Volgens mij is het niet aan de heer De Mos om draagvlakonderzoeken te gaan doen. Ik ben volksvertegenwoordiger. Ik kom af en toe eens met een ideetje, een plannetje of een suggestie. In België leeft het idee wat meer dan in Nederland, maar als ik als ADO-supporter op de koffie kan bij Club Brugge, lijkt mij dat een zeer genoeglijke middag. Misschien wordt het wel een heel mooi weekend in Brugge. Zo stimuleer ik ook de lokale economie in Brugge en kunnen de mensen uit Brugge, als zij bij ons komen, de Haagse lokale economie stimuleren. Volgens mij is het allemaal hartstikke mooi. Ik hoor graag de reactie van de minister.

Voorzitter. Dan nog even de altijd zo gezellige derde helft. Die wil ik afsluiten met een anekdote en een aantal vragen. Onlangs ben ik zelf weer begonnen met voetballen, teneinde het ietwat uitgezakte lichaam weer in het gareel te krijgen. Wat mij opviel bij de club waar ik verwoede pogingen onderneem om de bal onder controle te krijgen, is de wijze waarop de club zaken integreert. In de kantine is ruimte voor kinderopvang en voor ouderen. Scholen maken gebruik van het kunstgras en er zit een heuse bloedbank. Ik denk dat er op die manier veel centjes bespaard kunnen worden. Denkt de minister dit ook, en zo ja, wordt dit landelijk beleid?

Dan heb ik nog een paar korte vragen. Hoe zit het nu met het WK-bid? Hoe zit het met het verontrustende nieuws vanuit Washington dat de VS heeft aangegeven, eigen beveiliging naar de Olympische Spelen in Londen te zullen sturen? Zijn onze sporters veilig? Wat vindt de minister van de stelling van Daan Luijkx, de manager van de wielerploeg Vacansoleil, dat het onmenselijk is dat wielrenners na een dopingcontrole een jaar moeten wachten op de uitslag? Kan de minister aandringen op snellere afhandeling van dopingzaken? Last, but not least: kan het eisenpakket aan opleidingen en betalingen in de amateursport astublieft wat minder? Een eerste klas amateurclub, bijvoorbeeld, moet een gediplomeerde trainer aanstellen, à € 27 000 per jaar. De PVV vindt dat een beetje te gortig.

De heer Klaver (GroenLinks): Voorzitter. Sporten is gezond. Het is al vaker gezegd: het helpt ons om fysiek en mentaal in balans te blijven. Het biedt sociale contacten en netwerken die essentieel zijn om goed te functioneren in onze samenleving. Sporten verbindt. Als Oranje scoort of als Kramer zijn concurrenten verplettert, staan wij met elkaar op de bank in oranje shirtjes en met Nederlandse vlaggetjes op de wangen. Eigenlijk doen wij dan alles wat wij normaal gesproken niet doen, en dat is maar goed ook.

Sport is belangrijk in het kader van preventie. Ik ben blij dat de minister dit duidelijk aangeeft. Sport is belangrijk voor het individu en voor de samenleving. Het baart mij dan ook zorgen dat er nog steeds heel veel kinderen zijn die niet kunnen meedoen. De minister komt met een plan voor meer sportbuurtcoaches. Dit sluit aan bij de structuur die er al is voor de combinatiefunctionarissen in het onderwijs. De plannen klinken goed, maar gaan zij ook werken? De sportvelden blijven immers aan de randen van de steden liggen, dus wat helpen deze sportbuurtcoaches zonder aanpassing van de fysieke infrastructuur? Is de minister zich ervan bewust dat de gemeenten op brede scholen bezuinigen? Die kiezen er daarom juist voor, minder combinatiefunctionarissen aan te stellen. Wat is het effect van deze acties van gemeenten voor de plannen van de minister?

Voorzitter. Er wordt enorm veel gedecentraliseerd naar de gemeenten, zonder dat die gemeenten voldoende middelen erbij krijgen om al hun verantwoordelijkheden goed uit te voeren. Het is dan ook niet verwonderlijk – maar het baart de GroenLinks-fractie wel zorgen – dat de gemeenten ervoor kiezen om het schoolzwemmen te schrappen. Is de minister met mij van mening dat kunnen zwemmen in waterland Nederland van essentieel belang is? En kan de minister toezeggen dat ze er alles aan gaat doen om het schoolzwemmen in stand te houden? Voor GroenLinks moet de aandacht bij de breedtesport uitgaan naar die groepen die nu niet kunnen sporten. Er zijn nog te veel gezinnen waar gewoon te weinig geld is om kinderen te laten sporten. Initiatieven zoals de Voetbalschool Scorende Jongens, waar kinderen gratis kunnen sporten, verdienen meer navolging. Het is goed dat deze jongens zijn uitgeroepen tot het beste sportbestuur. Wat doet de minister om deze kinderen aan het sporten te krijgen? Op welke wijze zoekt zij samenwerking met staatssecretaris De Krom die verantwoordelijk is voor het armoedebeleid?

De voorzitter: Op dit punt heeft mevrouw Bruins Slot nog een vraag.

Mevrouw Bruins Slot (CDA): De heer Klaver van GroenLinks zegt terecht dat het belangrijk is om kinderen meer te laten participeren. Dat deelt de CDA-fractie. Hij gaf daar echter eigenlijk alleen maar een financieel argument bij, terwijl uit het laatste onderzoek van het SCP blijkt dat er niet alleen financiële redenen zijn, maar dat ook culturele redenen meespelen. Van belang zijn ook andere achtergronden, zoals het feit dat de ouders zelf niet sporten en dat soort zaken. Daar gaat de heer Klaver niet op in. Wat vindt de GroenLinks-fractie van deze overige factoren? Hoe wil zij die beïnvloeden?

De heer Klaver (GroenLinks): Voorzitter. Daar heeft mevrouw Bruins Slot een heel terecht punt. Je ziet dat sporten in de lagere sociale klassen minder vanzelfsprekend is en dat het misschien ook minder gestimuleerd wordt. Een belemmering daarbij is geld. Daar ben ik op ingegaan. Een tweede belemmering is dat het verder gestimuleerd zou moeten worden. Ik denk dat het onderwijs daarin een rol kan spelen. Ik acht het belangrijk dat de school kinderen in een veel eerder stadium in aanraking brengt met sport. Sport zou weer een veel integraler onderdeel moeten uitmaken van het lespakket.

Dan kom ik op het voetballen. Als het over voetbal gaat, dan gaat het vaker over geweld, sponsoring door gemeenten of de strijd tussen Cruijff en Van Gaal dan over het spelletje zelf. Voor de perikelen bij Ajax kan ik de minister niet verantwoordelijk stellen, gelukkig maar. Daar heb ik dan ook geen vragen over. Ik ben echter wel kritisch op de steun door gemeenten aan noodlijdende clubs in het betaald voetbal. Ik heb daar zo mijn bedenkingen bij. Zo vinden veertien gemeenten, die de afgelopen tien jaar de plaatselijke club hebben gesteund, die steun eigenlijk principieel onaanvaardbaar. Toch hebben ze het gedaan. Wij willen niet dat er gemeenschapsgeld gaat naar clubs die soms wel miljoenen te besteden hebben. Op zijn minst kunnen er goede voorwaarden gesteld worden als de gemeenten er toch voor kiezen om deze financiële impuls te geven. Kan de minister toezeggen dat zij samen met de gemeenten wil werken aan een set criteria, waarmee de ongebreidelde steun aan clubs met belastinggeld een halt kan worden toegeroepen?

Geweld op en rond het veld baart ook mijn fractie zorgen, vooral als het gaat om de amateursport. Direct klinkt dan de roep om zwaarder straffen. Heeft de minister het hier over een verdere juridisering of het meer inzetten van het tuchtrecht? Is zwaarder straffen nu wel de meest effectieve manier om geweld op en rond het veld tegen te gaan? Ik hoor daar graag cijfers over. Hoe ziet de minister haar rol in het blijven aanspreken van ouders op hun gedrag en op hun voorbeeldfunctie? Op welke wijze kunnen ouders aangemoedigd worden tot meer betrokkenheid bij de sport, dus ook als rijdende hockeyvader of -moeder of als jurylid bij wedstrijden?

Dan de grote evenementen, het WK voetbal en de lessen die we daaruit kunnen trekken voor de Olympische Spelen. Ik ben blij dat de minister in haar brief aangeeft dat ze lessen probeert te trekken uit de gang van zaken en uit het Berenschot-onderzoek. Ze wil de Kamer er in het proces eerder bij betrekken. Hoe gaat de minister dat precies doen? Ze wil in ieder geval gaan spreken over hoe de overheidsgaranties eruit moeten zien. Ik lees echter weinig over de andere concessies die Nederland aan de FIFA had moeten doen, zoals belastingvrijstellingen, speciale rijbanen en reclamevrije zones rondom voetbalstadions. Wat ons betreft, spreekt de minister nu alvast uit aan het adres van het IOC: dat gaat niet gebeuren. Graag een toezegging op dit punt. Als we namelijk kijken naar het draagvlak voor het WK, dan begon dat vorig jaar af te nemen op het moment dat de Bavaria-jurkjes werden geweerd in de stadions en dat alles bekend werd over de toezeggingen die er gedaan zouden worden aan de FIFA.

De voorzitter: Dan heb ik een vraag aan de fractie van GroenLinks. Grote kans dat dit soort eisen ook gesteld wordt door het IOC. Zegt GroenLinks dan: dan maar geen Olympische Spelen en geen bid?

De heer Klaver (GroenLinks): Ja. Ik dacht dat ik daar heel helder in was. Ik vind dat de minister nu al moet aangeven dat er geen sprake kan zijn van dit soort toezeggingen. Als dit wordt geëist, is het wat ons betreft duidelijk: dan hoeven wij de spelen niet te heben.

De voorzitter: Helder.

De heer Klaver (GroenLinks): Als deze concessies niet worden gedaan en als het IOC dan nog steeds interesse heeft in Nederland als gastland – dat hoop ik zeer – wil ik ook graag dat wij eerlijk zijn over de kosten. Het is moeilijk om een kosten-batenanalyse te maken, maar het is misschien wel goed om een studie te maken van kosten en baten van eerder georganiseerde Olympische Spelen en op basis daarvan prognoses te maken. Ik zou zeggen dat de Olympische Spelen sowieso geld gaan kosten. Dat vind ik niet per se verkeerd. De Nederlandse samenleving haalt er misschien niet heel veel economisch gewin uit, maar Nederland kan er wel veel plezier aan beleven. Ik vind dat het kabinet eerlijk moet zijn over de kosten, zodat wij op transparante wijze kunnen beslissen of wij het ervoor over hebben of niet. Ga dit echter niet wegmoffelen, en doen alsof zo'n evenement heel veel geld gaat opleveren, want daar geloof ik niet zo veel van.

Tot slot bespreek ik het onderwerp Thialf. Dit weekend werd er volop geschaatst in Kazachstan. Wat blijkt? Ver van ons land staat een perfecte schaatsbaan, gebouwd door een Nederlander. Ooit was ons Thialf ook zo'n supersnelle baan. Er wordt al een tijdje gesproken over het moderniseren van Thialf en zelfs over nieuwbouw. Hierbij wordt expliciet gekeken naar overheidssteun. Mijn fractie ziet graag een supersnelle, superduurzame ijshal op de huidige locatie van Thialf. Dat betekent wat ons betreft dat het huidige Thialf moet worden verbouwd en gemoderniseerd. Kies dus niet voor nieuwbouw, maar zorg ervoor dat de hal duurzame energie kan opwekken om topijs voor topsporters en recreanten te maken. Nieuwbouw is in deze tijden van schaarste een gepasseerd station. Hergebruik van gebouwen is duurzaam. Ontwerp en maak dus een hal die 100% energieneutraal is, zonder enige concessie aan binnenklimaat of ijskwaliteit te doen. Dat dit kan, blijkt uit gesprekken die wij hierover al hebben gevoerd met experts uit zowel de schaats- als de bouwwereld. Door het zelf opwekken van energie wordt een besparing van 1,2 mln. in de exploitatie van de hal gerealiseerd. Door het gebruik van slimme innovaties bij de bouw van de ijshal kan worden bespaard op de hoeveelheid energie die nodig is voor het maken van ijs. De energie die dan nog nodig is, kan worden opgewekt in of nabij de hal zelf. Dat scheelt geld en voorkomt onnodige uitstoot van broeikasgassen.

Wij vragen tevens om er bij de vernieuwing voor te zorgen dat de recreanten niet de dupe worden van de topsporters. Twee banen onder één dak is technisch mogelijk en biedt groter draagvlak om energie te winnen uit zon. Mijn fractie ziet het als een politieke voorwaarde voor welke overheidssteun dan ook dat er wordt verbouwd in plaats van nieuwbouw gepleegd en dat de ijsbaan helemaal zelfvoorzienend is wat betreft de energievoorziening. Graag krijg ik een reactie van de minister over dit onderwerp.

De voorzitter: Wij gaan schorsen. De minister en haar ambtenaren kunnen dan het antwoord voorbereiden en wij kunnen even een broodje eten; verschil moet er zijn.

De vergadering wordt van 12.09 uur tot 13.00 uur geschorst.

Minister Schippers: Voorzitter. Als er één ding is waarover een grote mate van eensgezindheid bestaat in de Kamer, dan is dat wel het belang van sport. Ook over de manier waarop we sport moeten inzetten, bestaat naar mijn idee grote overeenstemming. Ik zal niet herhalen wat de Kamer over sport en het belang daarvan heeft gezegd. Ik onderschrijf dit. Dat wij sport belangrijk vinden, blijkt doordat wij Sport in onze begroting met bijna 10% hebben laten groeien. Daarmee geven we in deze tijd van bezuinigingen aan hoe belangrijk sport is.

Wij hebben verschillende programma's opgesteld. Ik loop die kort langs. De essentie is dat we doorgaan met wat goed gaat, waar iedereen enthousiast over is en dat iets oplevert. We stoppen met alles dat daaraan niet voldoet en we bundelen de krachten op een paar grote programma's. De begroting voor Sport kenmerkt zich door ontzettend veel versnippering. Wij hebben ons voorgenomen om de gelden en de energie te bundelen op een paar grote programma's. Wij willen de toenemende agressie en het wangedrag tegengaan. Dat zijn de grootste lijnen. Het programma voor sport in de buurt is een voortzetting van het programma dat voormalig staatssecretaris Bussemaker heeft ingezet voor de combifunctionarissen. Ik vroeg mij alleen af welk klein jongetje ooit combifunctionaris wilde worden. Een klein jongetje wil alleen een beroep dat een beetje klinkt. Ik had een taart uitgeloofd voor degene die met een goede naam zou komen, maar wij hebben deze taart nog niet uitgedeeld. De naam «buurtsportcoach» vond ik beter. Een klein jongetje wil dat misschien wél worden. Daarom noem ik het beroep voortaan zo.

Ik vind dat je bij sport niet iedere vier jaar het wiel opnieuw moet uitvinden. Dat is zonde, gezien alles wat bereikt is en de ervaringen die zijn opgedaan. We hebben een aantal aanpassingen gedaan. We hebben het programma breder inzetbaar gemaakt. Eerst ging het alleen over school en sport. Nu kan het ook gaan over buitenschoolse opvang en sport. Het kan ook gaan over de zorg en sport, bijvoorbeeld in verzorgingshuizen. Het kan over van alles gaan dat in een gemeente als belangrijk wordt gezien. Als men een sportcoach wil, kan men een verbinding leggen. Ook hebben we de mogelijkheden voor cofinanciering verruimd. Als mensen willen meebetalen aan een buurtsportcoach, waarom niet? Het was eerder alles of niets. Er werd op basis van het inwoneraantal van een gemeente bekeken hoeveel functionarissen je moest realiseren. Als je dat niet deed, kreeg je niets. We hebben nu gezegd dat ook als een gemeente maar één buurtsportcoach wil, terwijl deze gemeente er veel meer zou kunnen aanvragen, zij er één kan krijgen. Dat hebben we dus wat makkelijker gemaakt.

We zetten veel geld en energie in voor dit programma. Ik vertel mevrouw Leijten eventjes iets over de verhouding. Er gaat bijna 70 mln. naar het programma voor sport in de buurt en 2 mln. naar de Olympische Spelen. Dat geeft precies de verhouding weer. Je kunt heel grote onderzoeken doen naar de indicaties van de kosten en de baten. Wij moeten deze onderzoeken ook laten doen. Laten we wel wezen, de Olympische Spelen waarover we het hebben, zijn er überhaupt pas over zeventien jaar. Daarvoor worden onderzoeksrapporten geschreven. Sport in de buurt is iets anders. Het is een actieplan, dat we gewoon gaan uitvoeren. De hoogte van het stapeltje zegt dus niets over het belang dat we eraan hechten.

We werken bij het programma samen met Krajicek, Cruijff en Esther Vergeer. De inbreng van Esther Vergeer is om te bekijken hoe je de gehandicaptensport, ook op de sportveldjes en de sportverenigingen, ingang kan doen vinden. Esther Vergeer is hier heel druk mee bezig. Zij heeft hier goede ideeën voor. Daarom hebben wij haar ook bij dit programma betrokken. Ook de basketbalbond en andere bonden hebben heel goede programma's lopen. We proberen het samen te doen, zonder concurrentie. We proberen elkaar aan te vullen en van elkaar te leren.

Dan naar een veiliger sportklimaat. U hebt er allen aandacht aan besteed. Het aantal incidenten is echt onacceptabel. Het zijn er tientallen per weekend. Vooral hoe scheidsrechters het te verduren krijgen, is niet te tolereren. Daarom hebben wij dan ook het initiatief genomen voor het actieplan. Betrokkenen, zoals de voetbalbond, maar ook de hockeybond, de MOgroep en anderen, waren zeer gemotiveerd om eraan bij te dragen. Het is dus niet alleen een plan van de overheid, maar een plan van al die groepen samen. Mevrouw Dijkstra vroeg of de groepen erbij betrokken zijn. We hebben het plan dus gezamenlijk gemaakt. Het is geen plan van de overheid alleen. Ook de bonden, NOC*NSF en de gemeenten hebben bekeken wat ze kunnen doen. Zo is het actieplan tot stand gekomen. Ook het ministerie van Veiligheid en Justitie heeft bekeken wat zij op haar terrein kan doen. Dat ten eerste.

Ten tweede is het een gebalanceerd programma met veel aandacht voor preventie. Ik was bij de aftrap ervan. Toen zei een bond: eigenlijk moeten mensen van de vereniging in hesjes langs de kant van de lijn lopen en ouders die uit hun dak gaan, aanspreken op een manier waarop je ook de gemoederen een beetje tot rust brengt. Dat soort heel praktische dingen werkt enorm goed. Wij maken dit programma dus samen. Het bestaat dus uit preventie en straffen. Het is een zwarte lijst, maar het is ook de spelregels van te voren helder en scherp hebben. Het gaat dus ook over gedragsregels en over het opleiden en het coachen van vrijwilligers.

Het gaat nu in. Iedereen heeft daar zijn eigen rol en deel in. Ik kan weinig ten opzichte van het OM, maar ik kan wel op andere terreinen wat. Iedereen moet zijn deeltje doen. Wij monitoren dat en we moeten elkaar aanspreken op resultaat. De Kamer, de bonden en ik moeten elkaar daar scherp op houden, want het is een gemeenschappelijke ambitie om dit echt drastisch de kop in te drukken.

Ik kom op het volgende punt van mijn inleiding. Verschillende partijen hebben verschillende onderdelen. Op het gebied van een veiliger sportklimaat gaat Veiligheid en Justitie over het OM, moeten gemeenten ervoor zorgen dat het sportbeleid en het lokale politiebeleid op elkaar aansluiten en moeten sportclubs ervoor zorgen dat de spelregels helder zijn. VWS zet weer geld in op trainingsprogramma's voor vrijwilligers. Zo heeft iedereen zijn onderdeel. Dat betekent echter niet dat je taken van elkaar over moet nemen. Zo'n rolverdeling hebben we ook op nationaal niveau. Voor de veiligheid en de Voetbalwet liggen de regie en de voortrekkersrol bij de minister van Veiligheid en Justitie. Voor sport in school ligt de regie bij OCW en voor sport om school bij mij. Zo zijn de taken verdeeld.

Ik begin met de beantwoording van de vragen van de leden. Als het onderwerp door verschillende leden is genoemd, probeer ik ze direct gezamenlijk te beantwoorden.

Gelukkig vroeg de heer Van Dekken niet van mij om bij Ajax in te grijpen, want er zijn dingen die je liever niet doet.

De heer Van Dekken zei dat alle kinderen een goede start moeten krijgen en dat alle kinderen moeten kunnen sporten. We hebben de vorige keer afgesproken in dit overleg dat het Jeugdsportfonds een landelijke uitrol krijgt en dat wij dat subsidiëren tot en met het eerste kwartaal van 2014. Dan moet het overgenomen worden door de gemeenten om maatwerk te kunnen leveren. Het is altijd zo geweest dat de primaire verantwoordelijkheid bij het ministerie van SZW lag, maar we werken wel samen. Dat zijn een beetje de afspraken die we hebben gemaakt.

De heer Van Dekken stelde dat 80 mln. naar gemeenten is gegaan en dat dit volgens het SCP niet zo veel heeft opgeleverd voor sport in de buurt. Wat we daarvan geleerd hebben, is dat je geld moet oormerken. Het geld was niet geoormerkt. Ik heb gezegd: ik heb sportgeld en we hebben er hard voor geknokt om dat voldoende en substantieel te laten zijn, maar ik wil pertinent dat het aan sport uitgegeven wordt. Het is dus een geoormerkt programma. Op basis van de bevindingen van het SCP – je moet leren van dingen uit het verleden – hebben we besloten dat het geld echt is voor de buurtsportcoach en niet voor andere dingen. Wat is er nog meer belangrijk om dit een succes te laten worden? De school is een belangrijke spil. Ook kinderen die op school wat minder presteren, gaan altijd weer naar die school toe, omdat die op een of andere manier toch een veilige haven is. Daar sluiten wij heel graag op aan met sport om de school door het schoolplein actiever in te richten, door ervoor te zorgen dat het schoolplein ook geschikt is om na school op te sporten en door ervoor te zorgen dat wij het geld niet steken in overleg en eindeloze circuits maar in buurtsportcoaches.

Er werd gevraagd hoe de doelgroep wordt bereikt. Alles is erop gericht om de doelgroep te bereiken. Wij zeggen niet van bovenaf tegen gemeenten: u krijgt een sportcoach en u doet er maar wat mee. Het is lokaal. Van onderop worden dingen aangevraagd. Van onderop ontstaat de vraag om die dingen te doen. Dan vraagt men een buurtsportcoach aan. Allerlei partijen kunnen die aanvragen. Wij gaan dus niet in concurrentie met de sportbonden. Nee, de sportbonden zijn daar actief bij betrokken. De sportbonden kunnen ook initiator zijn en zeggen: wij hebben hier iemand rondlopen die wij niet helemaal zelf kunnen betalen, maar misschien kunnen wij hem ouderen om 10.00 uur 's ochtends op een veldje laten sporten. Dan zijn de kinderen er immers niet en is de sportcoach vrij. Zo is de Johan Cruyff Foundation begonnen met sportaanbod voor ouderen op uren dat de kinderen op school zitten. Zo kun je de coaches op meerdere manieren inzetten en kan een bepaalde sportvereniging die zelf niet zo rijk is, zijn trainer houden aangezien die ook elders wordt ingezet.

Er werd gevraagd naar de verdeling over Nederland. Een en ander wordt ingezet vanuit de basis. Dan was de vraag nog: waarom niet direct via scholen en sportverenigingen? Bij de combifunctionarissen ging het altijd op deze manier. Uiteindelijk heeft de gemeente de regie over dit overheidsgeld, maar iedereen kan daarbij aansluiten. Initiatieven kunnen door verschillende partijen worden genomen. Heel veel sportverenigingen zijn daar initiator in. Wij zetten dit programma dus niet op in concurrentie met maar in samenwerking met de particuliere foundations die al bezig zijn. Wij hebben mogelijk gemaakt om pps-constructies op te zetten via dit programma. De striktheid die daarbij bestond, hebben wij ervan afgehaald zodat een en ander veel breder kan worden ingezet.

Mevrouw Bruins Slot vroeg hoe omgegaan kan worden met scouting, speeltuinverenigingen enzovoort. Daarin zit dus die verbreding. Vroeger was het schoolsport, maar nu kan een scouting of een speeltuinvereniging ook kijken hoe coaches worden ingezet. Het gaat echter om bewegen. Sporten en bewegen liggen dichtbij elkaar. Het gaat erom dat men in beweging is. Een van de vernieuwingen is dat daardoor activerende programma's mogelijk worden.

Mevrouw Dijkstra (D66): Wie bepaalt wanneer sportcoaches bijvoorbeeld vanuit de speeltuinen of vanuit een andere hoek worden ingezet? Wat zijn de criteria? Misschien komt de minister daar nog op, maar dat is mij niet duidelijk.

Minister Schippers: Wij gaan dat niet vanuit rijksniveau verdelen over het land. Wij hebben onvoldoende zicht op lokaal maatwerk. Wij hebben afgesproken om het te laten doen zoals het al ging onder de combifunctionaris. Dat is niet nieuw. Wij vinden niet opnieuw het wiel uit. De combifunctionaris is namelijk een behoorlijk succesvol programma. De knelpunten daarbij hebben wij aangepakt. De gemeenten vragen zaken aan. Wij gaan ervan uit dat de gemeenten inzicht hebben in waar dingen gebeuren. Ik kan mij heel goed voorstellen dat iedereen in een gemeente als Blaricum lid is van een sportvereniging en dat zij daar minder gemotiveerd zijn voor een sportcoach dan in Den Haag. Dat hangt dus van de lokale situatie af. De gemeenten kunnen de regie voeren en mensen inzetten waar ze het meest nodig zijn. Zij kunnen het echter ook de sportverenigingen laten doen. Dat doen ze nu ook al. De gemeente kan ook beoordelen of de sportvereniging, die het nu ook al doet en het blijkbaar goed doet, succesvol is.

Mevrouw Dijkstra (D66): De minister zegt dat je je bijvoorbeeld van Blaricum kunt voorstellen dat de meeste mensen er al sporten. Dat is nu precies wat ik bedoel. Ik zou me kunnen voorstellen dat zo'n gemeente toch mogelijkheden ziet om financiering te vinden voor zo'n coach, terwijl die daar eigenlijk niet nodig is. Hoe zorg je ervoor dat het middel vooral daar wordt ingezet waar het nodig is, namelijk in de wijken en de dorpen waar niet bewogen wordt?

Minister Schippers: Je kunt denken dat je dat als minister het beste weet, maar je kunt ook denken dat de gemeente dat eigenlijk veel beter weet. De gemeente is dus ook de initiator die dat aanvraagt. Vaak doen gemeenten dat met een lokale sportserviceorganisatie, die de werkgeversrol op zich neemt. De gemeente bepaalt echter of zij zo'n sportcoach aanvraagt. De gemeenten betalen daar ook zelf aan mee en zij zullen dat alleen doen als zij er belang bij hebben. Waarom zouden gemeenten er anders geld aan uitgeven? Behalve in achterstandswijken komen obesitas en weinig bewegen ook heel veel in het landelijk gebied voor. Het is dus ook belangrijk dat dit daar kan. Doordat we de regel hebben laten vallen dat gemeenten alles moesten nemen of niets kregen, kan dit ook in de kleinere gemeenten op gang worden gebracht.

Mevrouw Bruins Slot (CDA): De minister zei dat ze het programma verbreed heeft, zodat meerdere actoren ermee aan de slag kunnen gaan. Dat is een prima zet. De minister zei ook dat verenigingen als de NUSO en scouting die bewegingsprogramma's hebben, kunnen aansluiten. Zijn dergelijke instanties ook betrokken bij het vormgeven van het programma?

Minister Schippers: Het programma is een kaderprogramma dat de mogelijkheid schept. Wat men uiteindelijk op lokaal niveau doet, en of het op een schoolplein, op een speelveldje of in het verzorgingshuis gebeurt, wil ik overlaten aan de gemeenten. We hebben namelijk gezien dat dingen die we vanuit het Rijk wilden regelen eerder blokkerend hebben gewerkt dan stimulerend. Ik heb prachtige dingen zien ontstaan in het land door deze regeling en die wil ik nog een extra zet geven. Op lokaal niveau gebeuren er echt leuke dingen mee.

Mevrouw Bruins Slot (CDA): Inderdaad, dat deel ik met de minister. Wij hebben als Kamer ook mooie voorbeelden gezien in gemeenten. De minister heeft een nieuwe draai gegeven aan dit programma. Zij heeft gesproken met een aantal actoren als NOC*NSF en bonden, maar ik begrijp dat instellingen die meer op bewegen zitten en minder op sporten niet bij de vormgeving van het programma betrokken zijn. Die kunnen wel lokaal aan bod komen.

Minister Schippers: Ja. Ik heb het programma verruimd zodat deze organisaties met hun doelen er gebruik van kunnen maken. Het hangt van de lokale overheid af in hoeverre het in een bepaalde plaats echt een push kan krijgen. Wij hebben ook het bedrijfsleven betrokken bij het programma. Dat was eerder niet betrokken. Ik kan me namelijk voorstellen dat een lokale supermarkt of een lokale bedrijfsvereniging het bijvoorbeeld van belang vindt om hangjongeren een alternatief te bieden in de vorm van sport in plaats van ze weg te sturen. Het programma is dus fiks verbreed.

De heer Van Dekken (PvdA): Volgens mij wordt er nu juist bezuinigd op die obesitasvereniging. Als ik me vergis, hoor ik dat graag. De vraag is hoe we de financiële afrekenbaarheid op al die prachtige sportactiviteiten op lokaal niveau gaan organiseren op het moment dat het geld landelijk wordt gegeven.

Minister Schippers: Over welke vereniging hebt u het?

De heer Van Dekken (PvdA): Ik weet niet precies hoe die vereniging heet, maar het ging om de obesitasvereniging, waar op bezuinigd zou zijn. Ik las daar een krantenartikel over.

Minister Schippers: Wij hebben de hele infrastructuur voor bewegen op recept, dus voor mensen met bijvoorbeeld diabetes, hartkwalen of overgewicht van wie de dokter zegt dat het goed voor hen zou zijn om te bewegen, verder hebben uitgebouwd en ook dit jaar doorgezet. Het enige wat wij niet doen, is het in het pakket opnemen. Daarover hebben wij een principiële discussie gevoerd. Het is indertijd op tijdelijke basis gebeurd. Na die tijdelijke basis van twee jaar moest men het voor eigen rekening nemen. De infrastructuur hebben wij gewoon doorgebouwd en die staat er nu dus. Als de dokter je wil verwijzen, dan kan dat. Verder hebben wij alle energie op dat sporten in de buurt gezet.

De heer Van Dekken (PvdA): Het lijkt mij toch een bezuinigingsmaatregel, maar goed. Ik vroeg mij af hoe het zit met de financiële afrekenbaarheid van de activiteiten uit die 70 mln. Wie rekent waar op welk moment af? Wat zijn de doelen? Wie mogen er meedoen? Wie haalt het wel en wie haalt het niet? Ik wil één keer per jaar kunnen zien wie wij allemaal bereikt hebben. Dat mag van Wassenaar tot Ten Boer.

Minister Schippers: Wij monitoren het programma. De doelstelling is: Nederland in beweging krijgen. 46% van de kinderen beweegt, dus 54% niet. Uit het SCP-onderzoek blijkt dat de bewegingscijfers van mensen boven de 60 helemaal schrikbarend zijn, terwijl wij allemaal weten dat het helpt tegen depressie en overgewicht. Een heleboel gezondheidsdoelen worden bevorderd door bewegen. Wij moeten ouderen in beweging krijgen. Hup, stoelen aan de kant, iemand ervoor, en een uurtje bewegen. Dat is goed voor de gezondheid en goed tegen eenzaamheid. Wij willen het heel breed trekken. Wij monitoren het. Over die monitoring kunnen wij vervolgens praten. Heeft het opgeleverd wat wij willen hebben? Gaat het programma goed? Moeten wij het bijstellen? Als uit de monitoring blijkt dat wij bepaalde doelen niet halen, kunnen wij het misschien weer bijstellen.

De voorzitter: De minister zegt dat de gelden geoormerkt zijn. Gemeenten die kans zien een combinatiefunctie of een buurtsportcoach in te zetten, kunnen een aanvraag doen. Hoe gaan wij dan om met gemeenten die sport eigenlijk zien als een soort kostenpost?

Minister Schippers: Laten wij wel zijn. De rijksoverheid draagt bijzonder beperkt bij aan het budget van sport. Het allermeeste wordt betaald door mensen zelf via hun lidmaatschap. Gemeenten dragen een veelvoud bij van wat wij uitgeven, bijvoorbeeld aan sportaccommodaties. Ik zou de gemeenten daarin niet de les willen lezen. Als wij monitoren, kunnen wij zien hoe het loopt. Zijn er gemeenten waarvan wij verwacht hadden dat zij er gebruik van zouden maken, maar dat niet doen? Wij moeten daar eerst inzicht in krijgen, voordat wij een oordeel geven. Wij hebben uitgebreid met de gemeenten gesproken. Ze zijn gemotiveerd voor dit programma. Veel partijen zien het als een kans, ook sportbonden en nieuwe partijen. Ik zal het goed monitoren en de Kamer op de hoogte houden van tegenvallende of meevallende resultaten.

In het programma van de buurtsportcoach betrekken wij mensen met een handicap om te bekijken hoe wij verbeterslagen kunnen maken. Speelplaatsen vallen onder de lokale verantwoordelijkheid. Wij spreken met gemeenten over de inzet voor gehandicapten. Ik wil daarin best de speelplaatsen meenemen, maar uiteindelijk ligt de verantwoordelijkheid bij de gemeenten.

Zullen de buurtsportcoaches de verenigingen verdringen? Dat is niet de bedoeling. In het verleden blijken gemeenten en sport heel goed samen te gaan. Zij hebben goede plannen gemaakt en goed samengewerkt. Sportbonden die financieel krap zitten, zien hier juist een kans om hun eigen coaches te behouden.

Wat gaan de buurtsportcoaches eigenlijk doen? Zij gaan lokaal mensen stimuleren en een veilige omgeving bieden om te gaan bewegen. Ik ben in bepaalde wijken gaan kijken en ben geschrokken van de motoriek van veel kinderen. Je kunt dan zien wat het betekent voor de ontwikkeling van kinderen als zij niet sporten. Als ik daar dan over sprak, zeiden veel moeders: ik vind het veel te gevaarlijk om mijn dochter hier buiten te laten sporten; ik durf dat niet aan. Als je daar een betrouwbaar iemand neerzet, die misschien via de school zoiets aanbiedt, in aansluiting op de school, heeft die moeder er misschien wel vertrouwen in dat het kind veilig en schoon kan sporten en dat zij daar beter van wordt in plaats van dat zij achter de tv wordt gezet. Wij zetten het lokaal in. Een dorpje is echt geen achterstandswijk en er zit een heel verschillende problematiek achter. Dat is waarom wij het ook echt lokaal inzetten. Maar wij monitoren wel wat het oplevert.

Mevrouw Dijkstra heeft gevraagd of die coaches er komen en wanneer. Wij hebben er 2900 beschikbaar. Maar gemeenten vragen het aan en uiteindelijk zullen zij het moeten initiëren. Wij hopen dat ze veel worden aangevraagd. De combifunctionaris heeft het goed gedaan en biedt ruime mogelijkheden. Ik neem aan dat dat kansen biedt. Het is echter iets dat wij moeten monitoren. Wij moeten bekijken hoe het loopt. Als wij hier volgend jaar bij elkaar zitten en de monitor wijst aan dat het anders loopt, dan moeten wij met elkaar bedenken hoe wij dat weer beter op de rit kunnen krijgen.

De heer Van Dekken vroeg wat er gaat gebeuren met de quickscan van de sportaccommodaties, de sportatlas. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor het accommodatiebeleid. Daar gaat ongelofelijk veel geld in om. Dat hebben gemeenten ook serieus aan- en opgepakt. Wij vinden het onze taak om te steunen met kennis en onderzoek en om te kijken of die sportaccommodaties niet beter kunnen worden benut. Als kinderen op school zitten, kun je daar bijvoorbeeld iets voor ouderen doen. Ik heb nog veel meer variaties gezien, met een mix van cultureel aanbod en sportaanbod. Wij zullen daar de best practices voor ter beschikking stellen. Het Sociaal en Cultureel Planbureau maakt een verbeterplan voor monitoring van basisgegevens. Dat betreft ook de accommodaties. Wij zullen ook de kennis over bouw, renovatie, exploitatie en beheer van multifunctionele accommodaties met de gemeenten delen. Dat gebeurt vooral in het netwerk van de Vereniging Sport en Gemeenten. Zij zijn er dus primair verantwoordelijk voor, maar wij proberen met kennis uitwisselen dat te versterken.

De heer De Liefde vroeg naar het creatief gebruik van ruimten. Hij had daar een aantal voorbeelden van. Dat is precies waar ik naartoe wil. Het stoort mij enorm dat ik bij een Haagse voetbalclub ben en dat die zegt: hier lopen de kinderen het hele weekend vol te sporten, maar via de BSO mag het niet, want dan voldoet de kantine niet aan de eisen die de naschoolse opvang stelt. Daar hebben wij een taksforce voor ingesteld, onder leiding van de heer Hoes, die alle belemmeringen, op alle niveaus – fysiek of btw of iets anders, je kunt het zo gek niet bedenken – gaan inventariseren. Mevrouw Bruins Slot vroeg of dat niet met de administratieve lasten gebundeld kan worden. NOC*NSF heeft een website waar iedereen dat kan melden. Dat is een doorlopende website. Die wordt betrokken bij deze groep, maar die gaat ook door nadat deze taskforce klaar is. Ik heb gewoon één opdracht gegeven en ik wil een inventarisatie krijgen. Dan kunnen wij kijken wat wij moeten doen om dat multifunctioneel gebruik echt van de grond te trekken.

Mevrouw Bruins Slot (CDA): Daar heb ik nog een concrete vraag over. De minister heeft het nu over sportaccommodaties, maar er zijn ook heel veel gymzalen bij scholen. Als ik op werkbezoek ben, hoor ik regelmatig van sportverenigingen en gymverenigingen dat zij heel graag in die nieuwe gymzalen willen sporten, maar dat dat niet kan, omdat de basiseisen die zij hebben als atletiek- of gymverenigingen afwijken van de eisen waarmee deze sportzalen gebouwd worden. Als de minister zich alleen richt op sportaccommodaties dan mist zij deze specifieke categorie waar ook nog een verbeterslag kan worden gemaakt.

Minister Schippers: Ik beperk het niet tot sportaccommodaties. Dat was een voorbeeld. Ik heb ook als voorbeeld genoemd de revalidatie-instellingen. Die hebben vaak ook mooie faciliteiten, die veel beter gebruikt zouden kunnen worden. In Apeldoorn gymmen alle scholen in een enorm mooie sportaccommodatie. Daarbij snijdt het mes aan heel veel kanten. Wij nemen dus alles mee wat belemmerend zou kunnen werken.

Mevrouw Bruins Slot (CDA): Uit het bericht dat de minister naar ons stuurde, bleek dat de taskforce zelf mag kiezen welke projecten hij gaat uitvoeren. Ik heb al gevraagd of wij als Kamer op de hoogte worden gesteld van de selectie die is gemaakt. Wellicht zijn er bepaalde afwegingen die wij anders zouden maken.

Minister Schippers: Bedoelt u de taskforce-Hoes? Dat is de taskforce die de belemmeringen inventariseert.

Mevrouw Bruins Slot (CDA): Dat was volgens mij inderdaad de taskforce die in de stukken werd genoemd. Ja, daar ging het om.

Minister Schippers: Deze taskforce inventariseert zo breed mogelijk. Onze opdracht aan de taskforce is om te kijken hoe wij accommodaties veel beter kunnen delen, waar die zich ook bevinden. De taskforce moet nagaan waar sprake is van belemmeringen. Belemmeringen kunnen worden veroorzaakt door btw, maar ook door haakjes die verkeerd zijn opgehangen. Er is ook iemand bij betrokken vanuit het veld van onderwijs. Er wordt ook meegekeken door SZW. We kijken gewoon heel breed. Alle belemmeringen die wij kunnen bedenken, zullen wij inventariseren. Iedereen kan dat ook aandragen bij die taskforce. Als er dingen zijn die niet voor de hand liggen maar die wel zouden moeten worden meegenomen, kan dat worden gemeld. Wij hebben dat dus gewoon open opgezet.

Mevrouw Bruins Slot (CDA): Mijn concrete vraag was: is het de bedoeling om daarna de Kamer te informeren?

Minister Schippers: De informatie die de taskforce oplevert, zal worden doorgestuurd naar de Kamer. We bekijken dat vervolgens zelf. Het ligt of op gemeentelijk niveau, of op brancheniveau, of op rijksniveau. Het is de bedoeling dat iedereen zijn stukje van de puzzel weer gaat leggen.

Mevrouw Leijten heeft gezegd dat er sprake is van een niet-dekkende exploitatie van een toenemend aantal accommodaties en dat gemeenten dat vaak zien als kostenpost. Juist de noodzaak tot het zuiniger aandoen met gemeenschapsmiddelen omdat we allemaal de broekriem moeten aanhalen, is de motivatie om te kijken hoe accommodaties kunnen worden gedeeld. Hoe kan ervoor worden gezorgd dat niet iedereen zijn eigen dingetje bouwt, maar dat er gezamenlijk wordt gebouwd, dat er een tijdslot is voor de ene en voor de andere groep, dat misschien zelfs voetbalvelden door verschillende clubs worden gedeeld, dat zo veel mogelijk accommodaties een dekkende exploitatie kunnen hebben doordat dingen worden gedeeld? Er is een heel actieve club in Apeldoorn die de buitenschoolse opvang combineert met sporten. Die maakt gebruik van accommodatie en betaalt daar ook gewoon voor, vanuit hun eigen budget. Daardoor zijn die accommodaties ook weer beter rendabel. Het is dus juist een motivatie om het beter te delen.

Mevrouw Bruins Slot heeft gevraagd hoe ik zal voorkomen dat de sportverenigingen de dupe worden van het Sportbesluit. Financiën heeft op 27 oktober nieuwe richtlijnen gepubliceerd voor btw en sportaccommodaties. Dat is gebeurd in overleg met de VNG, NOC*NSF en VNO-NCW. Dat is alleen bedoeld om constructies te voorkomen die zijn gericht op belastingontduiking. Het lage btw-tarief blijft dus gewoon van toepassing op accommodaties en delen van de openbare ruimte die zijn bestemd voor sportbeoefening. Ook is de eis vervallen dat organisaties om aanspraak op de regeling te maken, zelf kleed- en doucheruimte ter beschikking moeten stellen. Het is dus eigenlijk gewoon bedoeld om fraude en oplichting te voorkomen.

De heer Van Dekken heeft gesproken over een brandbrief van 1200 sportclubs. Ik weet niet wat voor brief dat is. Ik zou die brief heel graag krijgen van de heer Van Dekken. Wij hebben natuurlijk 28 000 sportverenigingen. Soms is een sportvereniging in de bloei, omdat heel veel mensen die bepaalde sport willen beoefenen. Soms gaat het wat slechter met een vereniging, omdat een sport uit de mode raakt. Dat is het enige wat ik me erbij zou kunnen voorstellen. Misschien helpt het als ik die brief krijg. Dan weet ik precies waar het over gaat.

De heer Van Dekken (PvdA): Het gaat om een brandbrief van 1200 amateurvoetbalverenigingen die te maken hebben met een kwalitatief slechte accommodatie en stijgende lasten. Zij hebben tegelijkertijd te maken met een grote vraag als het gaat om kinderen die graag willen sporten. Ik zal ervoor zorgen dat die brief er komt. Collega Leijten is er ook van op de hoogte.

Minister Schippers: Daarbij kan het delen van accommodaties en het delen van voorzieningen echt een enorm stuk schelen. Daar zijn immers gigantische kosten mee gemoeid.

De voorzitter: Ik stel voor dat de brief zo snel mogelijk wordt verspreid, zodat er in tweede termijn op kan worden ingegaan. Ik vraag de heer Van Dekken dus om die brief even te laten kopiëren, zodat iedereen er kennis van kan nemen.

Minister Schippers: Voorzitter. Iedereen ergert zich aan de verruwing van de sport en iedereen wil daar eigenlijk korte metten mee maken. Daarom hebben wij daarvoor een plan opgesteld. De heer Van Dekken vroeg wie hierin het voortouw neemt. Mijn antwoord is: iedereen op zijn eigen terrein. Wij moeten elkaar daarop aanspreken. Ik kan echter niet ingrijpen in wat des verenigings is en verenigingen kunnen niet ingrijpen op mijn terrein. Hij vond dat het OM onvoldoende alert is en dat we een jaar verder zijn voordat er iets gebeurt. Ik vind ook dat het sneller moet. Vandaar ook het plan en ik ga de medeondertekenaars van dat plan aanspreken op het naleven van de gemaakte afspraken. Ook over het tuchtrecht zijn afspraken gemaakt. In mei zijn de hoofdlijnen van het plan naar de Kamer gestuurd en recentelijk kreeg de Kamer de uitwerking ervan. En nu moet het daadwerkelijk gaan gebeuren.

Gevraagd is wanneer de KNVB het spelregelbewijs invoert. Men is daar al mee bezig. In 2016 heeft alle jeugd het spelregelbewijs en dan is het ook verplicht. Gezien het aantal leden – gelukkig zijn dat er heel veel – kan het niet van de ene op de andere dag ingaan. Bovendien gaat er een opleiding aan vooraf. Maar men is dus nu al bezig met de invoering ervan.

De heer De Liefde vroeg waarom niet alle sportbonden gelijk straffen. De strafbepalingen en spelregels worden internationaal door de federaties bepaald. Wel komt er een onderzoek naar de strafmaat in verschillende sporten bij overtreding op het vlak van geweld tegen bijvoorbeeld scheidsrechters, seksuele intimidatie en discriminatie. Dat moet leiden tot een sportbrede samenhang tussen de strafmaten bij excessen. Eigenlijk willen wij topsport en amateursport op één lijn, maar de overheid gaat hier nu eenmaal niet over. De sportfederaties bepalen hun eigen beleid en wij kunnen alleen maar inzetten op een gelijktrekking ervan. Dat traject moet je met de volle ambitie aangaan, maar het is niet morgen afgerond.

De heer De Liefde (VVD): Ik begrijp waarop de minister doelt, maar ik spreek haar nu aan als medeondertekenaar van het actieplan. Wil zij er bij de sportbonden op aandringen dat zij hun internationale bonden duidelijk maken dat er geen verschil meer moet zijn in strafmaten? Ook internationaal gezien moet het niet uitmaken of je een klap in het gezicht krijgt op een korfbalveld of op een voetbalveld. Je moet ernaar streven dat zoiets op eenzelfde manier wordt bestraft. Hierover gaan inderdaad de nationale bonden, maar dat betekent niet dat de minister geen inzet hoeft te plegen. Is de minister bereid om de medeondertekenaars van het actieplan erop aan te spreken dat zij met de internationale bonden contact opnemen?

Minister Schippers: Dat is nu net wat ik gedaan heb en vastgelegd heb in het actieplan. Wij moeten elkaar houden aan de afspraken van het actieplan, maar ik zie hier mijn beperkingen. Als Nederlandse minister van VWS kan ik niet de internationale federaties op de vingers tikken. Maar de partijen die dat wel kunnen, zal ik erop aanspreken dat zij dat doen.

De heer De Liefde (VVD): Vindt de minister het niet gek dat de KNVB, al dan niet onder druk van de betaaldvoetbalorganisaties, blijft vasthouden aan verschillen in tuchtregels? Ik doel dan niet alleen op de gele kaarten, maar ook op de strafmaat voor excessief gedrag. Het lijkt erop dat een medeondertekenaar niet het goede voorbeeld geeft.

Minister Schippers: We vertrekken uit een verschil van inzicht over de situatie. De heer De Liefde zegt dat er een groot verschil is. Onze bevindingen zijn echter dat de reglementen en strafbepalingen tussen amateurvoetbal en betaald voetbal vrijwel overeenkomen. Dit seizoen worden ook de reglementen en strafbepalingen nog eens vergeleken. Ook zal er een vergelijkende casestudie worden gedaan naar een aantal excessieve overtredingen en een aantal gewone overtredingen binnen het amateurvoetbal en betaald voetbal. Als het nodig is, wil de KNVB het beleid aanpassen. Dat is logisch, want we hebben dit afgesproken in het sportprogramma. Wij hebben een programma afgesproken waarin wij allemaal iets moeten doen en elkaar zullen houden aan het resultaat. De heer De Liefde vraagt naar de vergelijking op het resultaat. Wij hebben echter afgesproken dat we allemaal ons eigen traject inzetten. De KNVB zet zijn eigen traject in. Hij zal dat het komend seizoen doen en afhankelijk van wat er uitkomt, zal de KNVB wel of niet iets moeten aanpassen. Zoals het er echter nu naar uitziet, vindt de KNVB – dat is ook onze bevinding – dat het helemaal niet zo uiteenloopt zoals de heer De Liefde nu heel vaak zegt. Mocht dit echter na het onderzoek van het eerste seizoen wel zo blijken te zijn, dan spreek ik de KNVB erop aan dat hij ervoor heeft getekend om dat aan te passen.

De heer De Liefde (VVD): Ik concludeer dat er verschil van inzicht is over de vraag hoe je tot één tuchtreglement komt. Volgens mij is dat heel eenvoudig, namelijk door de woordjes «amateur» en «prof» te schrappen. Dan heb je één reglement. De aanvliegroute die de KNVB en de partijgenoot van de minister in dit actieplan kiezen, is een weg die de VVD niet voorstaat. Maak een einde aan dat verschil, maar daarover verschillen wij inderdaad van inzicht.

Minister Schippers: Mij is gevraagd of ik met partijen om tafel wil zitten om een actieplan te maken om het veiliger te maken. Alle betrokkenen hebben zich gecommitteerd aan een aantal acties. Ik spreek mijn counterparts aan op deze acties. Dat doe ik niet aan het begin, want anders hadden we het al volbracht. De excessen zijn nu te groot. Die willen we aanpakken en daarom vraag ik iedereen daaraan bij te dragen.

Ik kom bij de Voetbalwet. Deze wet is een jaar geleden, op 1 september 2010, in werking getreden. De evaluatie vindt in 2012 plaats. Voor een wet is dit een heel snelle evaluatie; meestal doen we er twee keer zo lang over. De eerste monitor komt voor de zomer van 2012. Deze wet is dan anderhalf jaar in werking. Ik meen dat de evaluatie vlot plaatsvindt. Ik heb geen inzicht in de initiatieven van de Tweede Kamer en in de vraag in hoeverre daar heel goede bijdragen bij zitten. Dat zal ongetwijfeld het geval zijn, maar ik heb nog geen kennis kunnen nemen van dit initiatiefwetsvoorstel. Deze Voetbalwet, die eigenlijk veel breder is dan voetbal, want hij gaat over grote evenementen, valt onder de minister van Veiligheid en Justitie. Ik weet niet precies wat er moet worden veranderd en hoe. Ik wacht heel graag het initiatiefwetsvoorstel af, maar ik wijs erop dat veel partijen een jaar na de inwerkingtreding van deze wet wel redelijk tevreden zijn. Wij kunnen dat echter pas echt goed beoordelen als voor de zomer van 2012 de monitor verschijnt.

De heer De Mos (PVV): Het evalueren ten spijt is nu al duidelijk dat de praktijk weerbarstiger is. Al voor de invoering van de Voetbalwet hebben politiedeskundigen laten weten dat deze wet te soft is en niet zal werken. Ik noem onder andere de coördinator voetbalgeweld, Frank Paauw, de Nederlandse Politiebond en hoogleraar rechtswetenschappen van de Rijksuniversiteit Groningen, Jan Brouwer. Zij zijn van mening dat de wet naar Engels model moet worden ingericht. Nu is de wet in werking getreden en komen er ook klachten van supporters en daar doen wij het toch allemaal voor. Er is een heuse stichting tegen het moderne voetbal en een Supportersplatform Betaald Voetbal en zij zeggen alle dat het voetbal wordt verziekt door een stel relschoppers. Zij vragen om snel optreden, want de Voetbalwet werkt niet en ieder weekend zijn de welwillende voetbalfans daarvan de dupe. Hoe kan dit sneller? Is de minister bereid om sneller dan bij de evaluatie naar het initiatiefwetsvoorstel te kijken als die eenmaal in de Kamer ligt? Ik heb er al wat elementen van verklapt.

Minister Schippers: Ik denk dat wij een gemeenschappelijk doel hebben en ik wil er natuurlijk naar kijken. Het initiatiefwetsvoorstel zal eerst worden beoordeeld door de partijen in de Kamer. Vervolgens zal de minister van Veiligheid en Justitie reageren namens het kabinet, want hij heeft de regie en is primair aan zet. Vanuit mijn verantwoordelijkheid wil ik excessen tegengaan. Ik erger mij net zoals de heer De Mos gruwelijk aan vreselijke spreekkoren, aan mensen die zich supporter noemen maar dat niet zijn en niet alleen gebouwen, maar ook een scheidsrechter van twaalfjarige voetbaljongetjes belagen. Alles wat daartoe kan bijdragen, vind ik positief. Ik kan het helemaal niet beoordelen. Er zijn vandaag een aantal dingen genoemd, maar die kan ik niet zo maar beoordelen. Ik wacht heel graag af waar de heren De Mos en Van Dekken mee komen.

De heer Van Dekken (PvdA): Steunt de minister wel de intentie om de Voetbalwet te veranderen?

Minister Schippers: Ik heb aangegeven dat deze wet heel snel wordt geëvalueerd. Ik weet niet wat het tempo is van dit initiatiefvoorstel. Waarschijnlijk zal het dubbelen met de eerste monitoring. Misschien zal het ook veel sneller gaan; ik ga niet over het tempo van de Tweede Kamer. Ik kan van mijn kant alleen zeggen dat ik vind dat wij een streep moeten trekken bij het geweld en de agressie in de sport. Als dit daartoe bijdraagt en als er suggesties in zitten die wij als evidente verbeteringen zien, kan ik mij heel goed voorstellen dat iedereen – Kamer en kabinet – die zo snel mogelijk opneemt. Zoals ik al zei is de Voetbalwet breder dan het voetbal alleen. Bij het voetbal gaat het echter wel het meest opzichtig mis.

Voorzitter. Ik kom bij de inventarisatie van de buitenspeelruimten. De afgelopen weken hebben wij hierover verschillende discussies gevoerd, zowel bij de behandeling van de begroting als bij het debat over de aanpassing van de richtlijnen met betrekking tot speeltoestellen. De SP-fractie heeft bij het laatstgenoemde debat een aantal moties ingediend. De fractie van de Partij voor de Dieren heeft dat gedaan bij de begrotingsbehandeling. De buitenspeelruimten vallen onder de ruimtelijke ordening, een taak van de gemeenten. Zij bepalen dat. Het is belangrijk dat kinderen kunnen sporten en bewegen. Met ons programma proberen wij om al ons geld in te zetten op de buurtsportcoaches en op de benutting en verbetering van bestaande veldjes en bestaande schoolpleinen. Ten aanzien van de buitenspeelruimten zie ik dus echt een taak en verantwoordelijkheid van de gemeenten.

Er is gevraagd hoe het staat met de uitvoering van de motie over het vrouwenvoetbal. De KNVB heeft een beleidsplan ontwikkeld, dat zich nu in de conceptfase bevindt. Begin 2012 heeft de KNVB overleg met de Duitse voetbalbond. Daarna zal ik de Tweede Kamer informeren over zowel het plan als de eventuele aanscherping via dat gesprek.

Gelukkig ga ik niet over de criteria van de Olympische Spelen en dat wilde ik ook zo houden. Ik vind Yuri van Gelder ook een prachtige topsporter, maar als hij niet naar de Olympische Spelen gaat omdat hij volgens de regels niet kwalificeert dan kan ik daar heel weinig in betekenen.

De heer Van Dekken (PvdA): Wij willen een heleboel met topsport. Wij willen medailles, wij willen internationale allure en wij willen internationale uitstraling. Ik heb twee voorbeelden genoemd van topsporters die dat allemaal kunnen bewerkstelligen en die worden dan afgerekend op criteria die worden vastgesteld door de bonden waarin zij zelf actief zijn. Die criteria zijn vaak nog strenger dan die van bijvoorbeeld het IOC. Het is toch dood- en doodzonde dat dit type sporters de komende jaren helemaal niet mag meedoen in de Olympische ambitie?

De voorzitter: En uw vraag is ...?

De heer Van Dekken (PvdA): Of de minister dit met mij van mening is en of zij denkt dat het wel eens zou kunnen schelen in de medaillekansen voor Nederland.

Minister Schippers: Ik wil heel helder een lijn trekken tussen datgene waar ik over ga en datgene waar ik niet over ga. Ik ga hier gewoon niet over. Ik vind het prachtige sporters. Ik vind dat Yuri van Gelder prachtig is teruggekomen. Daar heb ik heel veel respect voor. Ik ga echter niet over de selectiecriteria. Ik vind ook niet dat wij alles moeten nationaliseren of dat de overheid overal over moet willen gaan en overal verstand van moet denken te hebben. Dat is namelijk niet zo. Soms hebben de bonden er zelf gewoon meer verstand van. Ik wilde mij daar maar niet in mengen.

Voorzitter. Verschillende woordvoerders hebben gesproken over Thialf. Om te beginnen zeg ik dat iedereen die een schaatsaccommodatie wil opzetten die aan de hoogste eisen van de internationale schaatsbond voldoet, wat mij betreft gelijke kansen heeft. Ik geloof dat de heer De Mos het een beetje luchtig bedoelde, maar er zijn wel degelijk andere partijen dan Thialf die ambities hebben om zo'n accommodatie op te zetten. Het is niet aan mij om te bepalen waar die komt. De heer De Liefde vroeg mij of ik overleg heb met de collega's van I en M en EL&I over de plannen van Thialf. Ik heb nog geen uitgewerkt businessplan van Thialf ontvangen. Ik heb wel bestuurders van allerlei gremia uit Friesland gesproken over hun ambities, maar een concreet businessplan, dat zij bij de overheid indienen met het verzoek om een bijdrage, heb ik niet gekregen. Dat moet je toch echt hebben wil je weten of het enigszins kansrijk is en wat men eigenlijk van je verwacht. De ambities voor zo'n accommodatie zijn hoog, en de kosten ook. Het is een illusie dat wij daar grote delen aan zouden kunnen bijdragen. Alles wat wij kunnen doen is faciliteren en stimuleren. De schaatssport is een Nederlandse volkssport. Het zou doodzonde zijn als wij die wedstrijden hier niet meer konden houden, maar laten wij wel zijn: zo'n beetje mijn hele sportbegroting is bij wijze van spreken wat de nieuwbouw van zo'n stadion kost. Dat is «out of the question». Als ik een businessplan heb, kan ik bezien wat daaraan ontbreekt, hoe het met de duurzaamheid zit en hoe het zit met eventuele bijdragen of faciliteiten van EL&I of I en M. Ik kan dat nu niet aangeven, zonder dat ik enig officieel stuk dat daaraan ten grondslag ligt heb gekregen.

De heer De Liefde heeft een aantal suggesties gedaan, die ik graag onder de aandacht wil brengen van Thialf, maar ook van iedereen die meeluistert die ook ambities heeft op dit terrein. Wij hebben een Geefwet en de loterijen worden geliberaliseerd. Dan komen er dus meer mogelijkheden om op verschillende terreinen dingen bij elkaar te krijgen van mensen die het een warm hart toedragen.

De heer Klaver (GroenLinks): Ik zie wel een parallel met de keuze van een stad voor de Olympische Spelen. Daar wordt niet echt een keus in gemaakt. Wat het schaatsstadion betreft is het voor mij evident dat dit eigenlijk in Heerenveen moet staan. Dat is de plek waar het hoort. Maar daar gaat mijn vraag niet over. Ik vraag de minister, of zij nu al kan aangeven dat overheidssteun, in welke vorm dan ook, alleen mogelijk is als het nieuw te bouwen of te verbouwen schaatsstadion, waar het ook moge komen te staan, voldoet aan de allerhoogste duurzaamheidseisen en dat het in de eigen energiebehoefte kan voorzien. Is de minister bereid om dat nu al aan te geven? Dat is belangrijk voor alle partijen die nu bezig zijn met een businessplan, zodat zij dat daarin kunnen opnemen.

Minister Schippers: Daar vind ik het echt veel te vroeg voor. Ik heb nog helemaal niets ontvangen. Ik weet dat verschillende partijen erbij betrokken zijn. U hebt aangegeven dat u geen nieuwbouw wilt, maar ik weet helemaal niet wat het verschil is tussen nieuwbouw en verbouw. Misschien geeft nieuwbouw veel meer mogelijkheden dan verbouw, ook op het gebied van duurzaamheid. Maar natuurlijk is het belangrijk dat wij een duurzaam gebouw neerzetten voor de toekomst. Maar met «wij» bedoel ik niet de rijksoverheid. Ik denk dat wij het eerst maar eens moeten bezien. Natuurlijk zijn wij allemaal gewend dat Thialf er is en wij dragen het een warm hart toe. Friesland is dé schaatsprovincie, maar als een andere regio met een beter plan komt en het wel zelf kan, zou het toch heel raar zijn als ik zei: dat kan niet, want het moet in Friesland? Zo werkt het natuurlijk ook niet. Ik wil gewoon een goede businesscase. Als er van mij iets wordt gevraagd, wil ik eerst de plannen zien en de financiering erbij. Dan kan ik bezien wat wij kunnen doen. Ik zou alle verwachtingen willen matigen, want de rijksoverheid heeft weinig geld. Ik heb een groot, zwaar programma Sport in de Buurt, dat wij ook allemaal belangrijk vinden. Mijn accommodatiepotje is heel beperkt van omvang. Dat wil ik vast meegeven.

De heer Klaver (GroenLinks): Ik waardeer het verwachtingenmanagement van de minister. Wat betreft de vraag wie er wel of niet naar de Olympische Spelen mag, vind ik het heel goed dat de minister zegt dat het hier niet een soort Sovjet-Unie is, waar de rijksoverheid dat bepaalt, maar op dit punt kan de minister nu wel een goal pakken. Ik vraag namelijk niet om nu al een keuze te maken voor een stad of een provincie. Ik vraag ook niet om een keuze te maken tussen nieuwbouw of verbouw. Ik vraag de minister, nu al aan te geven dat enige vorm van overheidssteun alleen mogelijk is als het nieuw te bouwen stadion, waar dat dan ook staat, voldoet aan de allerhoogste duurzaamheidseisen. Volgens mij is dat een heel belangrijke richtinggevende uitspraak voor alle partijen die nu voornemens zijn om misschien met een businesscase te komen voor zo'n schaatsstadion.

Minister Schippers: Het zou toch raar zijn als ik nu al met allerlei eisen kom, terwijl ik nog geen plan onder ogen heb gehad? Ik wil eerst maar eens zien of er iemand met een plan komt en zo ja, wie dat is en wat er aan mij gevraagd wordt. Misschien kan ik wel helemaal niet voldoen aan wat er aan mij gevraagd wordt. Of misschien zegt EL&I: we doen dat alleen als het voldoet aan de allerhoogste duurzaamheidseisen. Dan willen wij misschien ook wel wat doen. Ik weet het niet en EL&I weet het ook niet, want die hebben ook nog niets gezien.

De heer Klaver (GroenLinks): Daarom vraag ik het ook niet aan EL&I. Ik vraag alleen aan de minister om nu alvast een richtinggevende uitspraak te doen dat ieder plan dat voor komt te liggen, maar dat niet voldoet aan de allerhoogste duurzaamheidseisen, het überhaupt niet zal redden. Het is immers belangrijk om juist in deze fase, waarin er nog geen concrete plannen op het bureau van de minister liggen, aan te geven waar die plannen in ieder geval aan moeten voldoen om überhaupt een kans te maken. Ik denk dat dit een belangrijke impuls kan zijn voor het verduurzamen van een stadion, wat een enorme spin-off kan hebben voor de samenleving.

Minister Schippers: Voorzitter. Ik ga geen eisen stellen aan een vraag die nog niet aan mij gesteld is. Dat vind ik echt de verkeerde volgorde. Ik wil dat er eerst een vraag aan mij gesteld wordt en dan ga ik kijken of het überhaupt kan. Misschien kan ik wel helemaal niets doen. Misschien kan ik wel niets betekenen. Ik kan alleen maar aangeven dat ik het belangrijk vind dat wij hier een goede accommodatie hebben, waardoor onze schaatsers mee kunnen doen en waardoor wij evenementen van wereldklasse naar Nederland kunnen halen. Als ik daar iets voor kan betekenen door te faciliteren, door te coördineren tussen verschillende bewindslieden, door een klein – ik zeg nadrukkelijk: klein – financieel zetje te geven of door de organisatoren te wijzen op wetten die wij hebben en voordelen die zij kunnen behalen, dan ben ik daar zeer toe bereid, in het belang van de schaatssport. Maar ik ga niet op zaken vooruitlopen. Ik wil eerst een vraag gesteld hebben aan mij, voordat ik daar antwoord op geef.

De heer De Liefde vroeg naar de aangifteverplichting bij geweld. Wie moet dat doen? Wij hebben gezegd dat dit verbreed kan worden. Het is niet alleen het slachtoffer zelf dat het kan doen. Iemand kan dat ook van het slachtoffer overnemen. Als iets gebeurt, kijk je dus of het slachtoffer in staat is om aangifte te doen en of het dat wil doen. Als het slachtoffer dat niet wil, dan willen wij dat iemand van de sportvereniging het doen van de aangifte kan overnemen. Het moet wel in die volgorde. Zo hebben wij het ook geregeld in de zorg. Daar hebben we eveneens te maken met agressie, vooral op de spoedeisende hulp in de grote steden, en ook daar hebben we gezegd: als de verpleegkundige die er staat, zelf geen aangifte durft te doen, dan moet de ziekenhuisdirecteur het doen. Dan moeten we zo iemand niet laten zwemmen en die grote stap laten nemen.

De heer De Liefde (VVD): U gebruikte de woorden «moeten» en «mogelijkheid» in twee verschillende zinnen. Vandaar dat ik ernaar vroeg. Het woord verplichting staat nadrukkelijk in uw actieplan. Betekent dit dat als het slachtoffer het niet doet, de club of de bond verplicht worden om die aangifte plaatsvervangend te doen? Mag ik u zo verstaan?

Minister Schippers: Ja. In eerste instantie is degene aan zet die het betreft. Is hij of zij zo geschrokken en zo van de kaart dat dit niet kan, dan is het de club. Dat is onze inzet, zo hebben we het afgesproken.

Sport op school. Sport is niet iets wat je als rijksoverheid kunt afdwingen bij mensen of bij organisaties. Dat is echt iets waarvoor je met zijn allen de randvoorwaarden moet creëren. Mensen moeten makkelijker kunnen sporten. Mevrouw Bruins Slot vroeg of ik helderheid kon geven over wie waar de regie heeft. Dat is heel helder. De regie over wat er op school gebeurt, of iets gedecentraliseerd wordt op school en welke uren waaraan toegekend worden, ligt bij de minister van OCW. De regie over wat er op de sportverenigingen gebeurt of om een sport heen, ligt bij ons. Wat het sporten en bewegen in de wijk betreft, buiten schooltijd en om de school heen, daar heb ik u het plan Sporten in de Buurt voor gegeven. Aan dat plan draagt OCW ook financieel bij. We hebben het niet om OCW heen gedaan, we hebben het in overleg met OCW gedaan. Dan krijgen we daar eenduidigheid in en OCW financiert het ook mee. Voor sporten op school is de komst van een nieuw plan aangekondigd. Daar ligt het precies andersom. Ik denk mee met dat plan, ik praat mee over dat plan, maar het voortouw ligt bij OCW. Dat is de taakverdeling die we hebben afgesproken. Wij werken samen op de plannen die we gemaakt hebben en nog moeten maken.

Mevrouw Dijkstra (D66): Ik heb daar ook vragen over gesteld. Ik blijf het onhelder vinden. Ik begrijp heel goed wat de minister zegt, dat die verantwoordelijkheden verschillend liggen, maar de vraag is wel: wie is nu het aanspreekpunt voor iedereen? Nu kom je bij OCW en word je doorverwezen naar VWS en omgekeerd. Het gevoel blijft heel erg stroperig.

Minister Schippers: Het is heel duidelijk. Ik kan niet bepalen wat er op school gebeurt. Ten eerste heb ik de bevoegdheid niet en ten tweede heb ik de financiën niet. Voor de vraag of er geld wordt besteed aan rekenen of aan drama of aan muziek of aan taal of aan sport, daar hebben we de minister van OCW voor. Het is wel zo dat sport en school en onderwijs en jeugd veel met elkaar te maken hebben. Daarom heb ik bij het programma Sport in de Buurt aan de minister van OCW gevraagd om mee te denken. Zij financiert ook een deel mee. Daarom is het andersom ook zo dat ik meepraat over het programma dat OCW maakt over sporten binnen het onderwijs. Toch heeft ieder zijn eigen verantwoordelijkheid. De minister van OCW bepaalt wat er in het onderwijs gebeurt en ik ben verantwoordelijk voor sportclubs en alles wat om de school heen gebeurt. Het heeft met elkaar te maken en we werken wel samen, maar het is wel heel helder wie waar de regie heeft.

De heer De Liefde (VVD): Ik ben blij dat de minister hierover helderheid verschaft. Zij kan dan ongetwijfeld ook antwoord geven op de vraag wanneer de minister van OCW het regeerakkoord op dit punt zal uitvoeren.

Minister Schippers: Ik praat mee over de plannen van de minister van OCW, maar ik weet niet precies wanneer zij met haar plan zal komen. Volgens mijn ambtenaar is dat in het eerste kwartaal van 2012. Ik denk daarover wel mee, maar het moet heel helder zijn dat ik het aantal lesuren op school niet kan bepalen. Ik ga niet over budget dat bij OCW wordt uitgegeven. Ik kan alleen iets bepalen over wat er na school gebeurt, en bezien of daarin iets is te koppelen of dat wij daarin kunnen samenwerken.

De heer De Liefde (VVD): Ik dank de minister voor de verstrekte helderheid. Ik neem aan dat zij dan deze commissie ook zal inlichten. Is zij bereid, hoewel het formeel over OCW gaat, om ook deze commissie in te lichten over de plannen, aangezien er zo veel raakvlakken zijn wat betreft dit onderwerp?

Minister Schippers: Het plan van het ministerie van OCW wordt naar de Kamer gestuurd, waarvan u ook lid bent. Ik weet niet precies hoe dit gaat, eerlijk gezegd. Als dit alleen via de commissie gaat, zal ik vragen of uw commissie daarbij ook wordt betrokken. Als iedereen het krijgt, dan krijgt u het automatisch.

De voorzitter: De voorzitter stelt ook nog een vraag namens de SP-fractie. Welke garantie hebben wij dat dit actieplan voor meer bewegen op school en voor sportlesuren in basisonderwijs, beroepsonderwijs en voortgezet onderwijs er in het voorjaar ligt?

Minister Schippers: Ik denk mee over het plan van een ander. Ik ben zo eerlijk om te zeggen dat mijn plan voor sport in de buurt iets later is uitgekomen dan ik had toegezegd aan de Kamer en dan aanvankelijk de bedoeling was, omdat ik iedereen erbij heb willen betrekken en een zo goed mogelijk plan heb willen afleveren. Ik denk mee over het plan van een ander en ik neem aan dat het uitwerken daarvan volgens schema verloopt.

De voorzitter: Ik begrijp niet goed waarom er zo onduidelijk wordt gesproken. Als het erop aankomt om jongeren in beweging te krijgen, moet je niet te veel van sportbeleid verwachten, zo heeft het milieu-instituut heel duidelijk gezegd. Wat echt effectief is, omdat je er alle kinderen mee bereikt, is bewegingsonderwijs, lichamelijke opvoeding op school. Ik vraag de minister van Sport dus nogmaals om gewoon af te dwingen dat dit plan in het voorjaar klaar is.

Minister Schippers: Misschien ligt dit helemaal op schema. Ik ben daarvan gewoon de regievoerder niet en kan het u daarom niet vertellen. Wel kan ik vertellen dat sport ongelooflijk belangrijk is voor jeugd om jeugd goed te laten leren. Dat betekent echter niet dat de minister van OCW kan ingrijpen op mijn begroting. Andersom is het ook zo. Wij praten met elkaar en denken met elkaar mee, maar wij hebben wel een taakverdeling, waarbij is bepaald wie primair verantwoordelijk is voor welke begroting. Als u eisen wilt stellen ten aanzien van de onderwijsbegroting, kan ik daarop alleen zeggen: vanuit mijn sportverantwoordelijkheid denk ik mee met de plannen van de minister van OCW, maar ik kan niet ingrijpen. Als ik op dat gebied iets wil, zal ik zelf geld voor een programma moeten vrijmaken. Ik kan nooit tegen de minister van OCW zeggen dat zij dat moet doen. Net zo heeft OCW geld vrijgemaakt om op mijn terrein een programma te doen.

De voorzitter: Tot slot: ik vind dit eigenlijk een stuitende uitleg van deze sportminister. Als het gaat om sport en veiligheid, een onderwerp waarop de minister niet het voortouw heeft – dat is namelijk de minister van Veiligheid en Justitie – komt de minister wél met een actieplan. Als het gaat om sport en onderwijs, zit zij echter op de handen, zo lijkt het; of er is ruzie tussen het ministerie van OCW en het ministerie van VWS. Ik zou graag willen dat deze sportminister vandaag voor iedereen zegt: ja, in het voorjaar ligt er een plan, ruzie of geen ruzie.

Minister Schippers: Ik heb samengewerkt met de minister van Veiligheid en Justitie. Hij heeft meegedacht over mijn plan ten aanzien van een veiliger sportklimaat. Dit betekent dat het voortouw bij mij ligt en dat hij erover meedenkt. Hetzelfde geldt in dit geval. Ik ben primair verantwoordelijk voor sport rondom de school – daarop heb ik ook financiën ingezet – en ik denk mee over het plan van OCW. Als mij gevraagd wordt – zoals mij werd gevraagd door mevrouw Bruins Slot – hoe het staat met de regie, is dit het antwoord: zo ligt de regie.

De heer Klaver (GroenLinks): Volgens mij is niet zozeer relevant wat de minister graag wil. Het is gewoon een Kamerbrede wens dat het onderwijs uiteindelijk meer met sport gaat doen. Daarom maakt het mij niet zo veel uit met wie ik hier aan tafel zit; al is het met de staatssecretaris van EL&I. Als de Kamer die wens heeft, moet daaraan uitvoering worden gegeven. Er is een aantal keren heel helder gevraagd wanneer het wordt gerealiseerd. De minister heeft in eerste instantie een tamelijk helder antwoord gegeven. Zij zei dat dit in het eerste kwartaal van 2012 zou gebeuren. Daarna is de minister op haar schreden teruggekeerd. Zij zei dat dit niet onder haar verantwoordelijkheid valt, maar onder die van de minister van OCW. Zou ik de minister mogen verzoeken of er een klein telefoontje kan worden gepleegd met het ministerie van OCW? Dan kan de minister hierop in tweede termijn terugkomen en kunnen wij wel een heldere indicatie krijgen en een update van de stand van zaken. Het kabinet spreekt met één mond. Deze minister is daarom meer dan in staat om uit te leggen hoe het met dit programma staat.

Minister Schippers: Ik heb gezegd dat het mijn planning is om in het eerste kwartaal van 2012 met dit programma te komen. Zonder tegenbericht zal het zo zijn.

De heer Klaver (GroenLinks): Ik ben blij dat het nu wel helder is dat het in het eerste kwartaal van 2012 gebeurt. Ik neem aan dat dit als toezegging wordt genoteerd. Misschien kan het nog iets specifieker worden aangeduid, zodat we een brief ontvangen waarin het plan staat.

Minister Schippers: Het eerste kwartaal is het eerste kwartaal. Zo staat het op de planning.

De heer Klaver (GroenLinks): Mijn collega helpt mij. Het tweede kwartaal begint op 1 april. Vóór die datum zal de Kamer de brief dus hebben ontvangen.

Minister Schippers: Zo werkt het met kwartalen.

De heer De Liefde heeft in een eerder overleg al gesproken over het Europees Kampioenschap in Polen en Oekraïne. Hij vroeg mij toen om contact op te nemen met mijn collega in Polen. Ik heb daarop gezegd dat dit een Europese zaak is en dat op Europees niveau iedereen elkaar in gremia spreekt. We hebben veel regels met elkaar afgesproken. Deze regels gaan over de bescherming van vrouwen en over de wijze waarop wij met elkaar een Europese samenleving vormgeven. Als een Europees kampioenschap in Polen of in de Oekraïne georganiseerd wordt, ligt de verantwoordelijkheid ervoor bij de organiserende landen. Dat betekent dat Polen en Oekraïne ervoor verantwoordelijk zijn dat dit veilig en ordentelijk gebeurt. Mensen die hierheen gaan, moeten veilig zijn. Wij houden dit scherp in de gaten. Dit geldt voor de ontwikkelingen en de geruchten daarover, maar ook voor de signalen die wij van andere landen krijgen. Als er te zijner tijd aanleiding is tot extra maatregelen, zullen wij die natuurlijk te zijner tijd ook nemen. Wij hebben echter afgesproken om daarop niet vooruit te lopen en Polen niet aan te spreken. Als aan de orde zou zijn dat onze mensen daar gevaar zouden lopen, nemen wij daar natuurlijk maatregelen tegen.

De heer De Liefde (VVD): De minister herhaalt nu wat zij begin oktober, tijdens een algemeen overleg over dit onderwerp, heeft gezegd. Is er geen sprake van een nieuw feit nu supporters van FC Twente en PSV niet naar een wedstrijd in de Europa League gaan omdat hun veiligheid door de Poolse autoriteiten niet gegarandeerd kan worden? Vindt de minister niet dat we nu al zijn op het punt dat zij net omschreef in de als-danredenering? Volgens mij zijn we er al. Volgens mij is het tijd dat de Poolse autoriteiten in ieder geval op de hoogte gebracht worden van de zorgen, via deze minister of via een andere minister.

Minister Schippers: Polen heeft deze grote taak op zich genomen. Ik heb de vorige keer gezegd dat Polen geholpen wordt met adviezen van verschillende landen. De Poolse autoriteiten krijgen advies over hoe ze risico's kunnen vermijden. Ik heb niet vernomen dat er aanleiding is om er niet op te vertrouwen dat zij de adviezen niet overnemen of niet goed in de praktijk brengen. Ik vind het veel te vroeg om te voldoen aan het verzoek van de heer De Liefde. Het is absoluut niet de gewoonte dat wij elkaar intern de maat nemen op dingen die nog niet gebeurd zijn en waarmee men nog druk bezig is ten einde de situatie te verbeteren. Ik wil mij daaraan ook in dit geval houden.

De heer De Liefde (VVD): Ik vind het jammer om dit te vernemen. Er is een nieuw feit. De Poolse autoriteiten hebben de supportersvereniging van PSV laten weten dat ze de veiligheid van bezoekende supporters niet kunnen garanderen. Daarop heeft de supportersvereniging het besluit genomen om niet te gaan. Volgens mij is de veiligheid van Nederlandse supporters nu al in het geding in Polen. De minister doet alsof daar geen sprake van is. Ik vind dat jammer. Ik vraag me werkelijk af of dit op dit moment het standpunt zou moeten zijn van de regering.

Minister Schippers: Ik wil graag de verantwoordelijkheden en hoe je die kunt vervullen, scherp neerzetten. Ik word vaak gevraagd, mij te bemoeien met het beleid van sportbonden over wie waarheen gestuurd wordt. Daar ga ik als minister echt niet over. De verantwoordelijkheid ligt bij de Poolse regering. Nederland stuurt altijd agenten mee om de lokale politie bij te staan in de organiserende landen, om Nederlandse supporters te beschermen maar ook om de plaatselijke autoriteiten te helpen om te gaan met Nederlandse supporters. Dat doen we altijd en dat zullen we nu ook doen. Verder ligt de verantwoordelijkheid bij de Polen. Die zijn nog druk bezig met de organisatie. Ze krijgen adviezen. Ik ben in dit stadium niet van plan om een deel van die verantwoordelijkheid naar Nederland te halen.

De voorzitter: Tot slot, mijnheer De Liefde.

De heer De Liefde (VVD): De VVD maakt zich ongelooflijk zorgen over het feit dat Nederlandse voetbalsupporters, in dit geval van PSV, het advies krijgen van een buitenlandse regering, in dit geval de Poolse, om niet naar Polen, onderdeel van de Europese Unie, te komen, omdat zij niet in staat is om de veiligheid van de bezoekende supporters in eigen land te garanderen. Dat is zorgelijk. Ik had van de minister verwacht dat zij die zorgen over zou nemen en zou willen overdragen aan de Poolse regering, maar het is mij duidelijk dat zij daar niet toe bereid is.

Minister Schippers: Dit is een herhaling van zetten. We hebben dit debat een aantal maanden geleden ook gevoerd. Toen waren de standpunten hetzelfde.

De heer De Mos (PVV): Ik heb ook een aantal zaken genoemd dat tot ernstige zorgen noopt. Ik heb genoemd de veiligheid van stadions die niet af zijn. We herinneren ons allemaal nog het stadion van FC Twente dat afgelopen zomer is ingestort. Gaan we straks onder druk van bouwvoorschriften die niet meer worden nageleefd, hetzelfde krijgen? Ik heb genoemd de massamoord op zwerfhonden, de vrouwenrechten, en de homofobie in beide landen. Het is dus wel degelijk van groot belang dat er een telefoontje gaat naar beide collega's van sport in die landen om te zeggen dat Nederland dit geen goede ontwikkeling vindt.

Minister Schippers: Er is vaak bij grote evenementen die landen organiseren, stress op het laatste moment of de accommodaties op tijd af zijn. Dat hebben we vaker gezien bij WK's maar ook zelfs bij Olympische Spelen. Dat is de verantwoordelijkheid van het organiserende land. Mocht er tegen die tijd extra aanleiding zijn dat wij speciale maatregelen moeten nemen, dan zullen wij dat doen. Maar ik zou zeggen, ieder zijn eigen verantwoordelijkheid. Dit is de verantwoordelijkheid van Polen en Oekraïne. Zij moeten voldoen aan de Europese regels voor mensenrechten, vrouwenrechten en alle sociale rechten die wij in Europa met elkaar hebben afgesproken.

De heer De Mos (PVV): Ik weet niet of de minister het nieuws volgt. De vrouwenbeweging in de Oekraïne schreeuwt moord en brand over gedwongen prostitutie. Nederland is heel geciviliseerd. Wij gaan daar naartoe. We gaan daar een voetbalfeest organiseren. Het Nederlands elftal doet daar aan mee, een van de betere teams van de wereld. Ik vind dat wij, als grote voetbalnatie moeten zeggen: we zijn daar, maar dames en heren Nederlanders, Europeanen en wereldburgers, let wel op dat er in beide landen dingen gebeuren die het daglicht niet kunnen verdragen. Dan vind ik dat de minister van sport moet kunnen zeggen: dat pikken wij niet en wij maken dat in ieder geval aanhangig.

Minister Schippers: Sport is ook sport. Als wij daar van alles aan gaan koppelen, wordt internationale deelname aan wedstrijden steeds lastiger. Veel landen zullen ons prostitutiebeleid met de legale prostitutie ontoelaatbaar vinden. Ik heb nog helemaal geen reden om aan te nemen dat de geruchten die rondgaan, waar zijn. Ik vind dat wij niet alles aan sport moeten verbinden. In internationale gremia spreken de betrokken ministers elkaar op allerlei dingen aan. Ik wijs erop dat deze landen in dit stadium zelf hulp hebben gevraagd om zaken op tijd voor elkaar te krijgen. Als die landen helemaal niets zouden doen, was het een ander verhaal, maar ze hebben juist hulp gevraagd aan andere landen. Ook de VS is erbij betrokken. Moeten wij dan Polen en de Oekraïne nu kapittelen? Ik vind van niet.

De heer De Mos (PVV): In dit stadium worden zwerfhonden levend verbrand om die voor het EK van de straat te krijgen. Zaken staan nu eenmaal met elkaar in verband. Straks zullen heel veel mannelijke supporters van Oranje en van andere landen naar die landen gaan en die hebben misschien wel zin in een prostituee. Dat is op zichzelf prima, maar als die vrouwen gedwongen zijn tot prostitutie, dan is dat een schande. Nederland moet daar sterk afstand van nemen, zeker omdat ons land een zeer sterk vertegenwoordigend elftal heeft. Oranje is een van de beste teams van de wereld. Wij kunnen een leidende rol spelen om deze zaken te verwerpen en verre van ons te houden. Het EK en deze misstanden houden verband. Ik had een pittiger reactie van de minister verwacht.

Minister Schippers: Voor iedere vrouw die tot prostitutie gedwongen wordt, geldt dat het een schande is en dat dit ontoelaatbaar is. Niemand kan het ermee eens zijn dat dieren worden vergast of verband. Nu gaat erom dat er aan alle kanten wordt gewerkt om het EK goed te laten verlopen. Er zijn allerlei adviseurs bij betrokken. De betrokken overheden staan wel degelijk open voor adviezen. Zij vragen hoe dingen beter kunnen. Het lijkt mij niet goed om dit stadium met een schrobbering te komen. Ik denk er gewoon anders over.

De heer Van Dekken (PvdA): Kan de Kamer een overzicht krijgen van de maatregelen die tot nu zijn genomen om de veiligheid te bevorderen? Ik heb het dan over de maatregelen ten aanzien van dieren, prostituees en voetbalsupporters. Dat lijkt mij ook goed voor degenen die overwegen om als supporter naar het EK te gaan. Als ik dit allemaal hoor, heb ik niet sterk de neiging om naar dat EK te gaan. Het lijkt mij een heel enge plek om Europees kampioen voetbal te worden. Ik vraag dus om een overzicht van de maatregelen en van die dingen die nog moeten gebeuren. Daarmee kunnen mensen wellicht gerustgesteld worden.

Minister Schippers: De nationale overheid heeft helemaal geen maatregelen genomen. Polen heeft een aantal landen advies gevraagd voor deze enorme klus. Een aantal landen geeft nu ook advies. De Nederlandse overheid heeft dat niet gevraagd.

Het overleg over PSV betrof een ander verband dan dat van het EK. Daarbij ging het om rivaliserende clubs en niet om supporters van de nationale ploeg. De nationale overheid heeft alleen de gangbare uitwisselingen bij zo'n EK verzorgd. Als er advies is gevraagd, dan hebben wij dat gegeven, maar bij mijn weten zijn andere landen dan Nederland Polen behulpzaam bij de beveiliging.

De heer Van Dekken (PvdA): Misschien formuleerde ik het wat ongelukkig. Ik vroeg om een overzicht van veiligheidsmaatregelen die genomen moeten worden om het toernooi fatsoenlijk en veilig te laten verlopen.

Minister Schippers: Door Polen?

De heer Van Dekken (PvdA): Ja. Als u daar om wilt vragen, kunnen wij gerustgesteld worden.

Minister Schippers: Ik kom hier in tweede termijn op terug.

Er is veel gesproken over Stichting Service Médical. De kern van het systeem is dat organisaties verplicht zijn om de acute zorg goed te regelen. De organisaties zijn daar zelf verantwoordelijk voor. Wij steunen niet een bepaalde stichting. Er zijn verschillende aanbieders die voor het verlenen van acute zorg ingeschakeld kunnen worden. Dat zijn er veel meer dan Stichting Service Médical of Stichting MOS. Wij hebben aangegeven dat wij niet de ene stichting wel en de andere stichting niet steunen. Op verzoek van de Tweede Kamer heb ik destijds Stichting Service Médical een afbouwsubsidie gegeven. Dat heb ik vorig jaar toegezegd en die belofte heb ik ingelost. Het gaat om steun tot en met 2012. Dat wordt dus twee jaar; het is vorig jaar al gedaan. Dat was bedoeld om de periode te overbruggen waarin Stichting Service Médical kan werken aan het verwerven van steun van derden, want die stichting moet op eigen benen gaan staan. Zij moet andere geldbronnen aanboren, contracten afsluiten met verzekeraars of afspraken maken met organisatoren van evenementen. Onze overweging is dat er zo veel verschillende clubs zijn dat wij het niet fair vinden om de ene club wel te steunen en de andere niet. Wij doen dat over het algemeen helemaal niet vanuit VWS. Er is hoogstens geld voor een functie maar niet voor een club die iets biedt.

De doorstartsubsidie heb ik op verzoek van de Tweede Kamer opgehoogd, want de Tweede Kamer vond haar te laag. Wij hadden die eerst op € 280 000 bepaald. Dat bleek onvoldoende voor een doorstart. Toen hebben wij die tot en met 2012 eenmalig verlengd en verhoogd met € 500 000. Zo is het de vorige keer gegaan. De stichting heeft nu een totaalbedrag van € 780 000 als overgangssubsidie. Deze tegemoetkoming aan Stichting Service Médical geeft mij voldoende vertrouwen dat het doel om zelfstandig goede mobiele zorg te kunnen verlenen zal worden bereikt. Ook hierin hebben wij dus de omslag gemaakt van aanbodsturing naar vraagsturing. In plaats van de aanbieders huren de vragers, degenen die dingen organiseren, de mensen in die zij zelf willen op basis van hun kwaliteiten.

Dan kom ik op de Olympische Spelen van 2028. De verhouding is heel helder: er gaat 2 mln. naar de Olympische Spelen en 70 mln. naar sport in de buurt. Het is dus helemaal geen feestje van de elite. Dit kabinet neemt geen besluit over de Olympische Spelen. Laten wij daar heel helder in zijn. Het volgend kabinet doet dat. Dit kabinet voert een no-regretbeleid. Het zorgt ervoor dat ons beleid geen ja in de weg staat of niet zodanig is dat je eigenlijk geen nee meer kunt zeggen. Het houdt alle opties open. In 2016 wordt besloten of wij daadwerkelijk een bid doen. Wij hebben willen leren van de WK-bid. Daarom hebben wij nu al een inventarisatie van de mogelijke kosten en baten gegeven, zeventien jaar voordat ze daadwerkelijk plaats hebben. Daar zitten dus heel veel mitsen en maren in, want in zeventien jaar kan alles, een samenleving, een economische situatie, er totaal anders uitzien. Dat hebben wij gedaan vanuit de ervaring dat hoe eerder je begint, hoe meer invloed je kunt hebben in de kosten en baten, hoe meer je aan de knoppen kunt draaien om de baten hoger en de kosten lager te laten zijn. Daarom zijn wij zo vroeg begonnen.

In de evaluatie van de WK-bid is aangegeven dat de minister of de staatssecretaris van VWS, afhankelijk van wie de portefeuille heeft, veel meer regie zou moeten voeren en de lead zou moeten nemen. Ik ben echter van mening dat je dat pas doet nadat je besloten hebt om een bid voor de Olympische Spelen te doen. Ik zou het erg prematuur vinden om dat nu te doen, want wij hebben helemaal niet besloten een bid te doen voor de Olympische Spelen. Wij zijn nu bezig met de vertaling van de olympische ambitie zoals ik die heb gegeven: Nederland in beweging, het Programma Sport en Bewegen in de Buurt. De kampioenen van straks zijn immers nu de kinderen en jongeren die wij aan het sporten willen krijgen. Het is mijn ambitie om de sport echt te laten wortelen in onze samenleving. Daar heb ik mijn programma op gericht. Nederland moet veel meer een sportland worden waar veel meer gesport wordt. Dat probeer ik te bewerkstelligen. Dat is mijn olympische ambitie.

Die eerste verkenning die wij hebben gedaan, is dus heel erg vroeg en met ongelooflijk grote onzekerheden omgeven. Wij hebben de planbureaus ook gevraagd om hun oordeel daarover te geven. Ik dacht dat mevrouw Dijkstra daarnaar vroeg. Dat hebben zij gegeven. Zij hebben gezegd dat het in een vervolgstudie belangrijk zou zijn inzicht te krijgen in de kosten en de baten van de rijksoverheid en andere partijen. Wat mevrouw Dijkstra vroeg, hebben zij dus aangeraden. Wij nemen dat mee. Zij hebben ook gezegd dat de methodiek die wij toepassen, klopt.

De voorzitter: Tot zover de olympische ambitie?

Minister Schippers: Nog heel even, voorzitter. Mij is ook gevraagd wanneer ik de keuze van de stad bekend ga maken. Zoals de Kamer weet, beslis ik niet zelf welke stad het wordt. De keuze van de stad vindt in alliantieverband plaats. De alliantie is heel breed maatschappelijk belegd. Met de alliantiepartners is afgesproken dat er toegewerkt wordt naar een keuze van de naamgevende stad vóór de Olympische Spelen in Londen van volgend jaar, zodat wij dan weten wie de trekker is. Tegelijkertijd hebben wij met de twee steden die deze ambitie hebben, conform de wens van de Kamer afgesproken dat zij geen geld steken in marketing voor hun verkiezing.

De heer Van Dekken vroeg of topsporters hierbij moeten worden betrokken. Ja, dat worden ze ook. 28 topsporters hebben zich verenigd in een topsportteam, dat zich namens de alliantie Olympisch Vuur actief inzet om ambities te realiseren.

Van de regierol heb ik al aangegeven dat ik die nu niet voor de hand vind liggen. Als je een bid doet, moet je die regierol hebben. Wij proberen wel om vroegtijdig hiermee aan de slag te gaan en zaken die substantie hebben met de Kamer te delen, bijvoorbeeld zo'n eerste inventarisatie. Daarvan vind ik het belangrijk om de Kamer mee te nemen bij elke stap die daarin wordt gezet.

Mevrouw Bruins Slot (CDA): Het is duidelijk dat het kabinet een no-regretbeleid voert. Het verbaast mij echter dat de minister aan de ene kant zegt dat zij probeert om nu een aantal zaken vroeg uit te zoeken omdat dit verstandig is vanwege bijvoorbeeld de gang van zaken rond het WK-bid, en aan de andere kant zegt dat zij geen regie voert. Zij doet wel iets, maar in welk verband doet zij dat dan? Waar probeert zij afstemming te zoeken? De minister stemt namelijk ook af met het ministerie van I en M en met andere ministeries, maar zij wil er niet aan dat ze nu al regie moet voeren. Hoe ziet de minister haar rol dan?

Minister Schippers: Dat is heel helder. Wij hebben Olympisch Vuur, een alliantie onder voorzitterschap van Camiel Eurlings. Daarin zitten alle partijen aan tafel die het hartstikke leuk zouden vinden als de Olympische Spelen in Nederland georganiseerd zou worden en die vroeg willen beginnen om allemaal een steentje bij te kunnen bijdragen. Wat is de legacy die je voor zo'n Olympische Spelen wilt? Hoe zet je daarop in? Hoe zet je al vroeg in opdat de kosten zo laag mogelijk zijn en de baten zo hoog mogelijk? Hoe kun je bijvoorbeeld verbinden met infrastructuur? Er zitten ongelooflijk veel partijen rond de tafel bij de alliantie. Dat zijn zowel de minister van I en M als ik als de hogescholen als de gemeenten. Wij hebben een gemeenschappelijk programma opgesteld en wij vinden dat je, als je de Olympische Spelen naar Nederland wilt krijgen, eerst Nederland Sportland voor elkaar moet krijgen. Je moet er dan eerst voor zorgen dat er in de buurten een hogere sportparticipatie is dan nu. Daar zetten wij dus ook fors op in. Iedereen probeert daar zijn eigen rol in op te pakken. In die alliantie hebben nu de gesprekken plaats en worden dingen uitgezet.

Mevrouw Bruins Slot (CDA): Het is goed dat de minister een zorgvuldig onderzoek doet naar bijvoorbeeld de kosten en baten van eventuele Olympische Spelen. Het is ook goed dat een aantal andere ministeries zich ook met de randvoorwaarden bezighoudt. Maar ziet de minister dan geen rol voor zichzelf weggelegd om in ieder geval binnen het kabinet als minister van sport regievoerder te zijn?

Minister Schippers: Dat doe ik al. De minister van I en M is nu echter heel belangrijk, want als je ten aanzien van infrastructuur dingen zou willen doen, moeten die dingen al jaren eerder in de planning te zitten om ze voor elkaar te krijgen. Dan kan het zijn dat het naar voren halen van een weg die vijf of tien jaar later in de planning staat enorm veel betekent in het kader van het Olympisch Plan, maar niet veel geld kost omdat wij iets naar voren halen wat wij toch al willen. Dan is ineens de minister van I en M heel erg belangrijk. Ook bij de keuze van een stad zijn infrastructuur en ruimtelijke ordening heel erg van belang. Dat staat ook heel helder in het rapport. Wij hebben een heel brede maatschappelijke alliantie opgezet waarin ieder op zijn terrein gaat bekijken hoe wij dit positief tot een einde kunnen brengen. In 2016 wordt door de Kamer en het nieuwe kabinet bepaald of er een bid komt of niet. Tot die tijd wil ik alles wat wij investeren positief laten zijn. Als ik meer kinderen aan het sporten krijg en wij doen niet mee aan een bid, is het geen weggegooid geld. Dan heeft het opgeleverd.

Mevrouw Bruins Slot (CDA): Betekent dit dat de minister een duidelijke regierol voor zichzelf ziet binnen het kabinet, ook gezien de keuzes die gemaakt moeten worden en de plannen die worden neergelegd in de voorbereiding? Heeft zij daarmee een sturende rol binnen die alliantie?

Minister Schippers: Nee, ik ben een van de partijen, want er is niet besloten tot een bid. Het gaat om een zo breed mogelijk draagvlak voor de Olympische Spelen. Wij inventariseren, bekijken of het haalbaar is en of wij überhaupt van start kunnen gaan. Als wij besluiten om in 2016 een bid te doen, zitten wij nog steeds ruim voor 2028. Dan gaat het nog over twaalf jaar. Ik kan mij voorstellen dat als je een bid doet en je dat toegewezen krijgt, je een strakke regie en een projectgroep oppakt. Maar als je, zeventien jaar voor dato, niet eens weet of je een bid gaat doen, dan gaat het om een andere fase. Dit is een fase van verbreding, waarin zoveel mogelijk mensen enthousiast gemaakt en gehouden worden en wij zoveel mogelijk projecten doen die nuttig zijn in het kader van de Olympische Spelen, maar die geen weggegooid geld zijn als ze niet hierheen komen.

De heer Klaver (GroenLinks): Ik heb het gehad over het draagvlak voor de Olympische Spelen en hoe belangrijk dat is. Ik heb daarbij twee punten aangegeven en daarop geen reactie van de minister gehoord. Het eerste punt is dat van eerlijkheid. De kosten-batenanalyse zeventien jaar van tevoren maken is heel moeilijk, maar over tien jaar is dat nog even lastig. Is het niet goed om een grove schatting te maken op basis van resultaten uit het verleden en van andere steden die ze hebben georganiseerd, daarover heel eerlijk te zijn naar de Nederlandse bevolking en dat in een vroegtijdig stadium te communiceren? Dit gaat geld kosten. Als de volksvertegenwoordiging het er voor over heeft, is in een keer duidelijk dat wij ons er niet in laten moffelen.

Het tweede punt is dat ik het prima vind dat de overheid hier een rol inspeelt. Dat kan zelfs met overheidsgaranties, maar ik heb een grens getrokken bij de Blatteriaanse toezeggingen van allerlei fiscale constructies voor het IOC, de rijbanen die moesten worden afgesloten en al die andere zaken die bij het WK-bid speelden. Kunnen wij niet nu al zeggen dat dat soort toezeggingen ons te ver gaat, ook omdat dat het draagvlak onder de bevolking uitholt?

Minister Schippers: Ik ben het helemaal eens met het eerste punt. Wij moeten open en eerlijk communiceren, ook over de kosten. Ik ben daarom vroeg begonnen met een eerste verkenning en heb die naar de Kamer gestuurd. Het onderzoeksbureau zegt hiervan dat alles gebouwd is op aannames en suggesties omdat wij zeventien jaar voor dato zitten en dat het allemaal beïnvloed kan worden door besluiten die wij nemen. Als wij een bid doen, moeten wij alles wat wij weten bij elkaar vegen en open een besluit nemen. Dat is volledig mijn inzet en vandaar dat ik die eerste verkenningen naar de Kamer heb gestuurd.

Het stellen van grenzen aan het IOC bij de afweging van het bid, vind ik echt veel te vroeg. Wij gaan pas in 2019 een bid doen. Ik weet helemaal niet wat het IOC ons gaat vragen. Misschien vraagt het wel totaal andere dingen dan de WK-organisatie. In 2016 vindt het kabinetsbesluit plaats en ik vind dat wij daar niet op vooruit moeten lopen. Wij moeten tegen 2016 eerst eens bepalen of wij überhaupt aan een bid gaan meedoen.

De heer Klaver (GroenLinks): Ik heb bij het eerste punt gevraagd om terug te kijken naar de resultaten ...

Minister Schippers: Dat doen wij. Dat zit al in de eerste verkenning. Daar zijn de ervaringen van andere landen al in meegenomen. De nieuwe ervaringen moeten wij daar ook in meenemen. Londen komt eraan en die nemen wij dan ook weer mee.

De heer Klaver (GroenLinks): Daar ben ik heel blij mee. Ik zal die resultaten nog eens bestuderen. Het lijkt mij goed dat wij het in het kader van het verwachtingenmanagement niet zullen moeten hebben over de baten, maar vooral over de kosten.

Verder kun je volgens mij wel degelijk nu al grenzen stellen en zeggen: dit gaat ons in ieder geval te ver. Voor mij ligt er een heel principieel punt als het gaat om belastingheffing. Belastingen worden geheven door nationale staten. Ik kan mij, als echte Europeaan, nog voorstellen dat Europa dat ook doet, maar dat een internationale sportkoepel hier belasting zou kunnen gaan heffen, dat gaat mij echt een stap te ver. Daarom ben ik er ook goed toe in staat om nu te zeggen dat wij die grens moeten trekken als Nederlandse overheid: tot hier en niet verder.

Minister Schippers: Wij hebben al grenzen gesteld. De Kamer is ervan op de hoogte dat wij modelgaranties uitwerken die voor alle sporten gelden. Naar aanleiding van alle ophef die er is geweest, hebben wij toegezegd dat wij aan modelgaranties voor alle sporten werken. Daar kom ik nog mee richting de Kamer. Ik weet niet wat het IOC ons daar bovenop nog allemaal gaat vragen. Daar wil ik niet op vooruitlopen. Ik zeg toe dat wij zullen kijken wat er binnen de huidige wet- en regelgeving kan en wat er past in die garanties. Wij doen voortdurend bids – een atletiekbid, een EK-bid voor hockey en voor roeien enzovoort – en daarom hebben wij gezegd dat wij één kader moeten maken waar al die bits aan moeten voldoen. Dat is de eerst stap. Waar het IOC mee komt, dat kan ik niet zeggen.

De voorzitter: Het was net niet echt een vraag. Dus wat zou u dan nog tot slot willen zeggen?

De heer Klaver (GroenLinks): Ik heb nog een vraag over het normenkader. Werkt dat ook voor allerlei andere zaken waar nog om gevraagd kan worden of is het een basis?

Minister Schippers: Het is wat wij vinden dat binnen de huidige wet- en regelgeving kan of niet kan. Dat kader komt in het eerste kwartaal, dus voor 1 april, naar de Kamer en dat geldt voor alle sporten.

De voorzitter: Dan heb ik zelf ook nog een vraag, maar ik begin met een opmerking. In de verkenning van de maatschappelijke kosten en baten van de Spelen staat op pagina 15 bij de niet gemonetariseerde directe effecten, de PM-posten, wel degelijk een minpost wordt verondersteld voor fiscale vrijstellingen. Ik wijs mijn collega daarop.

Ik heb nog een andere vraag. Op dit moment gaat er 3 mln. overheidssubsidie naar Olympisch vuur, 2 mln. vanuit dit ministerie en 1 mln. vanuit volgens mij BZK, maar dat kan ook een ander ministerie zijn. Nu vindt dit kabinet dat goede ideeën zichzelf in de markt moeten promoten. Dat zien wij bij cultuur en bij andere dingen. Daar hoort geen subsidie meer bij. Patiëntenverenigingen moeten zichzelf bedruipen en die moeten dat maar doen via lidmaatschapsgelden. Waarom in hemelsnaam moet er naar zoiets ambitieus 3 mln. voor een organisatie, voor een verkenning? Is de minister bereid om deze 3 mln. terug te trekken en dat geld gewoon uit de markt te laten komen? Als dit zo'n succesvol idee is, zou je toch zegen dat daar voldoende investeerders voor te vinden zijn.

Minister Schippers: Wat wij met die Olympische Spelen proberen te doen, is meer dan alleen dat bid. Dat geld is bedoeld als motor voor samenwerking die wij toch graag willen. Samenwerking tussen scholen, samenwerking met andere sectoren en met het bedrijfsleven. Die alliantie is een hele bonte aanwezigheid van FNV tot en met VNO/NCW. Wie zit er eigenlijk niet aan tafel? Wij kijken hoe wij in Nederland het sporten beter van de grond kunnen krijgen. U kunt dan zeggen dat dat weggegooid geld is, maar de cijfers geven voldoende de urgentie aan en dat moeten wij niet alleen als overheid, maar dat moeten wij met alle organisaties van de grond trekken. Dat is precies wat wij hier ook doen. Een van de resultaten zien wij al, namelijk dat het bedrijfsleven zich heeft aangesloten bij sport in de buurt. Men wil kijken hoe men sport in de buurt kan stimuleren en hoe men daar financieel aan kan bijdragen. Dat soort resultaten wil ik graag halen. Daarom vind ik de verbinding tussen allerlei maatschappelijke groeperingen die hiermee bezig zijn, een goede investering.

De voorzitter: De SP zal nooit het sporten in de buurt en al die impulsen ter discussie stellen. Een olympische ambitie die we met z'n allen uitspreken, is ook uitstekend. Maar waarom moet er 3 mln. subsidie naar de koepels? Waarom moet daar 3 mln. naartoe, als VNO-NCW aan tafel zit en al likkebaardend kijkt naar straks het organiseren en het binnenhalen van sponsorgelden. Die 3 mln. kunnen wij goed gebruiken voor heel veel andere dingen. Dat er afspraken gemaakt worden en dat de overheid daarbij betrokken is, dat is prima. Maar dat hoeft de overheid dan toch niet te betalen! Het gaat om 3 mln.

Minister Schippers: Iedereen die aan tafel zit, draagt bij. Het is dus niet waar dat één iemand daarvan profiteert. Iedereen draagt bij aan deze gemeenschappelijke doelstelling. Het geld is bedoeld om iets van de grond te krijgen. Het geld gaat niet naar koepels, het gaat naar verbindingen die wij op allerlei niveaus weten te leggen tussen sport en andere sectoren, zodat wij dat makkelijker en meer massaal van de grond kunnen krijgen. Dat is een belangrijke doelstelling. Die gaat inderdaad onder die vlag van de Olympische Spelen, want die vlag willen we ook gebruiken om dingen van de grond te krijgen. Die willen we ook gebruiken om dingen voor elkaar te krijgen.

De voorzitter: Olympisch Vuur 2028 kenmerkt zich als een lobbyclub. Een zeer sterke lobbyclub trekt ook een sterk prominent iemand aan. Eerder was dat Opstelten, nu is het Eurlings. We weten heus wel waarom Eurlings daar zit. Hij heeft een breed, commercieel netwerk. Ik vraag me af waarom wij zo'n breed commercieel netwerk moeten subsidiëren met 3 mln. als voor de culturele sector en voor de patiëntenbeweging geldt dat zij hun eigen broek moeten ophouden en hun eigen waarde moeten bepalen. Ik vind dat dubbelhartig.

Minister Schippers: Wij verschillen daarover van mening. Ik heb gezocht naar een enthousiaste voorzitter. Camiel Eurlings is een enthousiaste voorzitter. Hij is een voorzitter die partijen ook zover kan krijgen dat zij een tandje extra bijzetten, dat we het sneller van de grond gaan krijgen. Vanaf het regeerakkoord is het hele beleid met betrekking tot de Olympische Spelen bedoeld om het sporten in Nederland veel breder en robuuster van de grond te krijgen. Dit staat allemaal in het teken daarvan.

Mevrouw Bruins Slot heeft gevraagd wat de mogelijkheden zijn om de Special Olympics naar Nederland te halen. Ik ben inderdaad in Athene gaan kijken. Dat is een gigantische organisatie. Als wij het hebben over kosten en baten en over risico's, ook over de risico's die de overheid loopt, dan is dit ook een heel grote organisatie. Wij dienen geen bid in, maar dat doen bonden of organisaties. Gehandicaptensport Nederland heeft in overleg met mij inderdaad een bid ingediend. Dat hebben we echter niet zomaar gedaan. Er is een haalbaarheidsonderzoek gedaan. Dat hebben wij ook gefinancierd. Ik heb echter nog geen geld toegezegd. Ik moet eerst kijken wat dit allemaal betekent en wat ik kan bijdragen. Sport- en private partijen zijn wat mij betreft het eerste aan zet. Ik wil dat dingen leven; ik wil dat dingen ook vanuit de maatschappij komen als wij die hier organiseren. Als wij het zouden kunnen organiseren, dan is het een geweldig evenement. Ik denk dat het enorm veel betekent voor de emancipatie van gehandicapten. Ik was zeer onder de druk van datgene wat ik in Athene gezien heb. Het kan dus wel degelijk een heel belangrijke rol spelen. Maar ja, ook daar moet ik goed letten op kosten en baten, op wat het de overheid kost, op de risico's die we lopen. Wat dat betreft, zullen we dat eerst nog even goed moeten bekijken.

Mevrouw Bruins Slot (CDA): Wanneer verwacht de minister meer duidelijkheid over de toekenning van dit evenement?

Minister Schippers: Ik kan nu antwoord geven, maar ik laat het liever even op schrift stellen voor de tweede termijn.

Er is gesproken over de Nederlandse applicatie op het gebied van dopingcontrole. De WADA heeft aangegeven, daarin geïnteresseerd te zijn. Er zijn ook contacten geweest. Ik volg dat met veel interesse. Ik juich het ook toe. Men is dus met elkaar in gesprek.

Mevrouw Dijkstra heeft gevraagd of bloedcontroles ook gebruikt worden voor onderzoek. Ik ben daar niet van op de hoogte. Ik zal het uitzoeken en de Kamer daarover informeren. Ik zal nagaan of daar iets onoorbaars gebeurt en, zo ja, in welk opzicht.

Mevrouw Dijkstra vroeg verder naar de problematiek van doping en privacy. Er is inderdaad sprake van een spanning tussen deze twee zaken, vooral in Europa. Tegelijkertijd is het heel moeilijk om eruit te stappen omdat je dan tegelijkertijd uit de internationale competitie stapt. Wel is er voortdurend overleg tussen de Raad van Europa, de Europese Commissie en de WADA. Er is overigens wel enig resultaat geboekt als het gaat om de privacystandaard van WADA, de regelgeving en de bewaartermijnen van persoonsgegevens. Wij zijn echter nog niet tevreden en daarom zetten wij het overleg voort, vooral met het oog op de herziening van de WADA-code. Die herziening start begin volgend jaar. Het is belangrijk dat wij er bovenop zitten. Nederland speelt een belangrijke rol in dat overleg en zal dat blijven doen.

De heer De Mos vroeg waarom de termijnen tussen de dopingtest en de uitspraak van de tuchtrechter zo lang zijn. In ons land geldt een termijn van vier maanden. Binnen die termijn moet je een reactie krijgen. Dat is vastgelegd in een reglement bij het Instituut Sportrechtspraak. Soms duurt het langer, maar dat komt dan meestal doordat een sporter beroep aantekent.

Mevrouw Bruins Slot vroeg naar de mogelijkheid om inzicht te bieden in de salarissen bij betaaldvoetbalclubs. Als gemeenten BVO's ondersteunen, kunnen zij voorwaarden stellen, ook als het gaat om het inzichtelijk maken van salarissen. Soms wordt dat inzicht geboden op de jaarrekening. Op Europees niveau wordt bezien of geen ongeoorloofde overheidssteun wordt verleend. Ik kan niet zeggen wanneer dat onderzoek wordt afgerond. Dat is altijd moeilijk in te schatten bij onderzoeken op Europees niveau.

Dat wij partijen niet betrokken zouden hebben bij buurtsportcoaches is volstrekt onjuist. Wij hebben er namelijk ongelooflijk veel partijen bij betrokken en dat zullen wij blijven doen. Dat kan de rijksoverheid niet alleen regelen.

Vervolgens een enkele opmerking over studerende topsporters en de langstudeerboetes. Mevrouw Dijkstra heeft op dit punt een amendement ingediend. Ik vind dat ik sportgeld moet besteden aan sport. Zaken die elders gebeuren, moeten wij niet opplussen met dit sportgeld. OCW en NOC*NSF hebben de lead en zijn hierover in gesprek. In samenwerking met het bedrijfsleven wordt via de stichting Sport & Zaken een optie verkend. Die stichting voert ook het project Goud op de werkvloer uit, samen met Randstad. NOC*NSF heeft de opdracht om uit te zoeken om hoeveel topsporters het gaat. Ik zou het echt bij die partijen willen laten. Wij moeten die verantwoordelijkheid niet naar ons toetrekken. In het regeerakkoord worden ook private studiebeurzen voor topsporters genoemd als goed voorbeeld van een initiatief voor samenwerking tussen overheid, de sportsector en het bedrijfsleven. Er zijn een aantal verkennende gesprekken gevoerd tussen OCW, NOC*NSF en VWS om een beurzenprogramma op te zetten voor topsporters, gefinancierd door het bedrijfsleven. Binnenkort zal nog een gesprek tussen NOC*NSF en OCW plaatsvinden.

Mevrouw Dijkstra (D66): De minister zegt dat wij ons vanuit de sport niet moeten bezigheden met topsporters die door hun sport langer over de studie doen. Tegelijkertijd formuleert zij ook een aantal ambities op het gebied van topsport. Wij zijn op zoek naar excellente sporters en ook naar excellente wetenschappers. De vraag is nu waarom je niet met sportgelden mogelijk maakt dat toptalent zich kan waarmaken. Er is toch een nauwe relatie tussen beide zaken?

Minister Schippers: Wij zien heel veel initiatief op dit terrein waarbij het bedrijfsleven, het NOC*NSF en OCW zijn betrokken. Waarom zouden wij dat initiatief in de kiem smoren nu zij bezig zijn met het formuleren van een oplossing, dit betalen uit het eigen topsportgeld en het alvast financieren? Ik meen dat dit zeer voorbarig en onwenselijk is.

Mevrouw Dijkstra (D66): Dit amendement houdt niet in dat VWS dat geheel moet financieren, maar het gaat om een onderdeel daarvan.

Minister Schippers: Mevrouw Dijkstra haalt het af van de talentontwikkeling van topsporters. Drie partijen zoeken heel druk naar een oplossing. Moet ik nu al geld van de talentontwikkeling afhalen, terwijl zij broeden op een oplossing? Dat acht ik ongewenst.

Mevrouw Dijkstra (D66): Stel, ik kom met een andere dekking, bijvoorbeeld de topsportevenementen, waar 9,1 mln. in zit. Is de minister dan bereid om daar nog een keer naar te kijken?

Minister Schippers: Mevrouw Dijkstra weet misschien niet hoeveel aanvragen ik voor topsportevenementen krijg en hoe weinig ik daarvan kan toezeggen. Soms gaat het om kleine bedragen waardoor je toch evenementen hiernaartoe kan krijgen. Het ligt niet in de rede dat ik dat doe. Drie partijen zoeken naar een oplossing. Waarom zou ik dan dat geld daaraan besteden? Dat geld is bedoeld voor sport waarvoor we allemaal een warm hart hebben en waarvan we allemaal willen dat er eerder meer komt dan minder.

Ik kom bij de uitspraken van de heer Blatter. Ik was er trots op dat de sporters er zelf afstand van namen in woorden waarover geen misverstand kon bestaan. Het is hartstikke goed dat zij dat doen. Laat het evident zijn: ik neem ook afstand van de woorden van de heer Blatter. Ze snijden geen hout en ze brengen hetgeen wat we met sport willen bereiken niet dichterbij, maar juist steeds verder weg. Wat dit betreft, kan ik mij rustig aansluiten bij alle mensen die kritiek hadden. Het is echter wel heel positief dat sporters opgestaan zijn. Ik heb er ongelofelijk veel voorbij zien komen die daar afstand van namen.

Eerder zei ik al: als je fair play in de sport wil – iedereen op zijn eigen terrein investeert daarin – moet je ook fair play in de besturen van de sport hebben. Wij hebben ongelofelijk hard geknokt om dat op agenda van de Europese Commissie te krijgen. Wij hebben resultaat geboekt. In de EU komt een nieuwe expertgroep Goed bestuur onder voorzitterschap van een Nederlander, Jan Loorbach. Hij is ex-topbasketballer en deken van de Orde van Advocaten en heeft eerder leiding gegeven aan de Commissie Code Goed Bestuur in Nederland. Wij kunnen er dus het volste vertrouwen in hebben dat hij hieraan een flinke slinger zal geven op Europees niveau.

Ik kan de heer De Mos geruststellen, want de nadruk zal op de jeugd liggen. Het programma is ook opgezet voor de jeugd, maar wij willen het verbreden door ook groepen erbij te betrekken die evident te weinig sporten. Ik heb verder contact met de minister van SZW om te bezien hoe wij werknemers fitter en meer in beweging kunnen krijgen. Ik probeer dus alles breed op te zetten, maar de jeugd heeft de toekomst; het is een ongelooflijk belangrijke groep.

De samenwerking van de Nederlandse en Vlaamse bonden is een creatief idee. Ook hier kan de vraag worden gesteld wie waarvoor verantwoordelijk is. De organisatie van de sport is aan de sport. Zij maken eigen afwegingen voor hun regels maar zijn ook autonoom in de beslissing met wie zij samenwerken. Ik kan me voorstellen dat samenvoeging ook complicaties en nadelen heeft. Ik vind het een ontzettend leuk idee. Het is alleen in de verkeerde postbus gepost, want het moet eigenlijk niet naar mij maar naar degenen die er daadwerkelijk over gaan: de Nederlandse en Vlaamse bonden. Datzelfde geldt voor het samenvoegen van de competities. Ik ga helemaal niet over competities. Ik weet wel dat erover wordt gesproken binnen het vrouwenvoetbal omdat daar echt sprake is van een schaalgrootteprobleem. Ik heb al gezegd dat ik het een heel creatief idee vind. Ik kan mij voorstellen dat zulke dingen tot stand komen, maar ik ga er niet over.

Ten aanzien van het eisenpakket van de opleidingen ligt het volgens onze informatie iets anders. Ook opleidingen zijn de verantwoordelijkheid van de sport zelf. De opleidingskosten zijn over het algemeen laag. Ik weet niet of dit signaal uit de hogere regionen van het voetbal komt, maar onze informatie is dat de kosten om op te leiden relatief laag zijn.

De heer Klaver heeft gevraagd naar sportinitiatieven waarin VWS samenwerkt met SZW. Wij hebben daarover vorig jaar afspraken gemaakt door het Jeugdsportfonds een overgangssubsidie te geven tot en met het eerste kwartaal van 2014 en daarmee voldoende body en power te geven om inkomstenbronnen te organiseren om daadwerkelijk op eigen benen verder te gaan.

Voorzitter. Ik kan iets over het hoofd hebben gezien, maar ik heb mijn best gedaan om alle vragen te beantwoorden.

De voorzitter: Dank voor uw heel uitgebreide antwoorden. Ik vraag de collega's om alleen vragen te stellen als het zeer zwaarwegende onderwerpen betreft en om ze anders mee te nemen naar de tweede termijn. Noemt u alleen het onderwerp, dan maken wij er geen uitgebreide monologen van.

Mevrouw Bruins Slot (CDA): Ik had mijn interruptie even uitgesteld om de minister tempo te laten maken. Dat leek mij goed. Ik heb nog een korte aanvullende vraag. De minister heeft met betrekking tot de betaaldvoetbalorganisaties gezegd dat de gemeenten overleg hebben gevoerd over de vraag of zij de gegevens inzichtelijk maken. Inmiddels zitten wij echter op het punt dat elke betaaldvoetbalorganisatie op enigerlei wijze steun heeft van de gemeente. Kunnen zij niet beter allemaal inzicht geven in de stijging van hun salarissen? De minister kan dat inderdaad niet regelen maar misschien kan zij wel een keer een balletje opgooien bij de VNG en de Federatie Betaald Voetbal.

Minister Schippers: Het is de vraag of het überhaupt mag. Op Europees niveau is men niet voor niets aan het kijken of hier sprake is van staatssteun. Als een gemeentelijke democratie zelf bepaalt dat zij geld geeft aan een club, moet zij natuurlijk binnen de Europese regels blijven maar kan zij verder eigen randvoorwaarden en eisen stellen. Ik weet helemaal niet of mijn oordeel in alle gevallen hetzelfde zou zijn als dat van de gemeenteraad. Daar zet ik echt vraagtekens bij. Soms kun je je echt afvragen waarom er geld naartoe moet. Ik respecteer de lokale democratie. Als de gemeenteraad bepaalt dat hij dat wil, vind ik dat hij er ook randvoorwaarden aan moet stellen. Verder wacht ik het oordeel van de Europese Unie af of dit allemaal eigenlijk wel zo kan.

De voorzitter: Kort, mevrouw Bruins Slot, en alleen als het echt moet. Het hoeft niet omdat het kort mag.

Mevrouw Bruins Slot (CDA): Laat ik er dan maar in tweede termijn op ingaan, voorzitter.

De voorzitter: Mijnheer Klaver, is er een onderwerp dat nog niet behandeld was?

De heer Klaver (GroenLinks): Mijn vraag ging ook hierover. Ik heb gevraagd of het mogelijk is om samen met de gemeenten tot een set criteria en eisen te komen waaraan moet worden voldaan als men dan steun geeft aan een voetbalclub en als je de lokale democratie wilt respecteren. Zo ja, wil de minister daarin dan het voortouw nemen?

Minister Schippers: Ik vind dat een gemeente zelf moet bepalen of zij dit soort vragen beantwoordt. Ik heb net al voorzichtig gezegd dat ik mij wel eens afvraag of het allemaal wel zulke verstandige beslissingen zijn en of ik ze zelf zo zou hebben genomen. Ik vind echt dat de lokale democratie op dit punt een eigen verantwoordelijkheid heeft, maar men is er ook zelf verantwoordelijk voor dat een en ander binnen de Europese richtlijnen plaatsvindt. Ik wacht het oordeel daarover af.

De heer Van Dekken (PvdA): Ik heb in de marge van mijn bijdrage iets geroepen over de evaluatie van het WK-bid. Wij hadden het daarover in het kader van de Olympische Spelen. Ik vroeg mij af of wij nu uiteindelijk komen tot volledige openheid over de exact uitgegeven bedragen. Het is niet voor niets dat er WOB-onderzoeken zijn geweest. Het is niet voor niets dat RTL4 een onderzoek heeft gedaan en het is niet voor niets dat de NRC precies hetzelfde heeft gedaan. Er is een bedrag aan geld uitgegeven en wij willen gewoon weten waaraan dat is uitgegeven.

De voorzitter: Ter informatie van de mensen op de publieke tribune en de mensen thuis, maar ook de minister, zeg ik dat de commissie heeft besloten om een apart algemeen overleg te houden over het WK-bid en de evaluatie daarvan. Ik geef de minister mee dat zij ook bij die gelegenheid op de zaak mag ingaan. Het is een besluit geweest van de voltallige commissie, en die procedure kunnen wij nu niet meer terugdraaien.

De heer Van Dekken (PvdA): Ik ben daar heel blij mee, dank u wel, voorzitter.

Minister Schippers: Wij hebben de stukken ten behoeve van dat overleg toegestuurd. Laten wij het onderwerp daar bespreken.

De heer De Mos (PVV): Er zijn een paar punten blijven liggen, maar die mogen ook beantwoord worden in de tweede termijn, want ik ben de moeilijkste niet. Ik heb vragen gesteld over de veiligheid in de zwembaden. Wij vinden sporten belangrijk, maar dan is het ook heel belangrijk dat zwemleraren in ieder geval reddend kunnen zwemmen. Verder heb ik het gehad over het eisenpakket aan amateursportclubs. De opleidingen en de kosten van de trainers aldaar zijn heel veel amateurclubs een doorn in het spreekwoordelijke oog. Ten slotte heb ik het nog gehad over de geluiden vanuit de Verenigde Staten dat men de beveiliging tijdens de Olympische Spelen zelf gaat regelen in Londen. Dat vond ik niet zo'n heel prettige voorbode. De VS heeft aangekondigd zelf beveiligers af te vaardigen naar de Engelse hoofdstad. Het lijkt mij niet heel erg aanlokkelijk om daar dan naartoe te gaan.

De vergadering wordt van 15.07 uur tot 15.15 uur geschorst.

De voorzitter: Ik zal bij iedere spreker aangeven hoeveel tijd hij nog heeft voor de tweede termijn. Deze spreektijd hoeft niet op, maar het is wel een maximum. Toen wij de totale spreektijd per fractie aangaven, heeft niemand bezwaar gemaakt. Ik ga er dan ook van uit dat ook nu niemand hiertegen bezwaar heeft.

Ik geef het woord aan de heer Van Dekken voor zijn tweede termijn. Hij heeft nog zes minuten.

De heer Van Dekken (PvdA): Voorzitter. Ik had nog een vraag gesteld over de spelersmakelaars in relatie tot jonge kinderen, en de wijze waarop daarmee wordt omgegaan. Volgens mij is daarop niet echt ingegaan. Ik heb er ook een motie over.

Ik heb vier moties, die ik meteen begin voor te lezen. Ik zal kijken of het in zes minuten lukt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat sport belangrijk is voor alle kinderen en dus ook voor kinderen die opgroeien in armoede;

overwegende dat de buurtsportcoach uitgaat van cofinanciering en daardoor ook een forse impact heeft op het sportbudget van gemeenten;

overwegende dat gemeenten en lokale sportclubs onder grote financiële druk staan en minder geld hebben om kinderen die opgroeien in armoede direct financieel te steunen als zij lid willen worden van een sportclub;

overwegende dat de Aboutaleb-gelden om kinderen te laten sporten niet meer ingezet worden;

overwegende dat we willen voorkomen dat kinderen die opgroeien in armoede niet meer kunnen sporten in clubverband en van de sportvereniging niet meer naar de scouting, de toneelles of bijvoorbeeld de muziekles kunnen;

verzoekt de regering om te kiezen voor een minder eenzijdige aanpak en – in overleg met de Johan Cruyff Foundation en andere succesvolle projecten – na te gaan op welke wijze het meedoen van kinderen direct bevorderd kan worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Van Dekken. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 79 (33000-XVI).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat op het niveau van de Europese Unie is vastgesteld dat regulering van spelersmakelaars noodzakelijk is om jeugdig voetbaltalent te beschermen, financiële transparantie rondom voetbaltransfers te bevorderen, de kwaliteit van spelersmakelaars te verbeteren en de rechtszekerheid rondom voetbaltransfers te vergroten;

overwegende dat de wereldvoetbalbond (FIFA) voornemens is om het huidige reguleringskader voor spelersmakelaars per 2012 op te heffen en dat andere adequate vormen van regulering ontbreken;

overwegende dat de Europese Commissie primair de weg van zelfregulering aanwijst, maar de mogelijkheid tot politieke interventie openhoudt voor het geval dat de doelstellingen van regulering van spelersmakelaars niet of onvoldoende worden bereikt;

overwegende dat alle belanghebbenden in het Nederlandse betaald voetbal onderschrijven dat regulering van spelersmakelaars op nationaal niveau noodzakelijk is;

verzoekt de regering om in overleg met de belanghebbenden zelfregulering van de spelersmakelaars te stimuleren en over te gaan tot interventie door middel van wetgeving als de zelfregulering op 1 januari 2013 niet of onvoldoende heeft geleid tot het bereiken van de doelstellingen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Van Dekken. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 76 (33000-XVI).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat acute medische begeleiding en verzorging onmisbaar is bij grote sportevenementen;

overwegende dat de kennis en ervaring van 175 artsen, verpleegkundigen, fysiotherapeuten, ambulanceverpleegkundigen en ambulancechauffeurs met het verlenen van acute medische begeleiding en verzorging dreigt te verdwijnen;

verzoekt de regering om met Service Médical in overleg te treden en na te gaan op welke wijze de kennis en ervaring behouden kan blijven en de uitkomsten van dit overleg op korte termijn aan de Kamer te sturen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Van Dekken. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 78 (33000-XVI).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de belangen van zeer jonge (top)sporters nauwelijks beschermd worden tegen overambitieuze trainers;

overwegende dat ouders en kinderen uit angst voor schade aan de sportcarrière kritiek op trainers vaak – te – lang voor zich uitschuiven en klachten lang niet altijd adequaat worden opgelost;

overwegende dat verbaal en fysiek geweld tegen jonge spelers kindermishandeling is en kindermishandeling altijd snel en effectief bestreden moet worden;

verzoekt de regering om een onafhankelijk meldpunt en een onafhankelijke vertrouwenspersoon aan te stellen waar ouders en kinderen misstanden aan de kaak kunnen stellen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Van Dekken. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 77 (33000-XVI).

Ik stel vast dat het melden dat u een korte spreektijd had, erin heeft geresulteerd dat u uw termijn ver onder de tijd hebt gedaan. Dank u wel daarvoor.

De heer Van Dekken (PvdA): Voorzitter, ik wil exact de tijd weten!

De voorzitter: Vier minuten.

Dan geef ik het woord aan de heer De Liefde voor zijn tweede termijn. Hij heeft negen minuten spreektijd, maar die tijd hoeft niet te worden opgemaakt.

De heer De Liefde (VVD): Voorzitter. Ik zal het inhoudelijk en zakelijk houden. Volgens mij is dit mogelijk binnen negen minuten.

Ik dank de minister zeer voor de beantwoording van de vragen die ik in eerste termijn heb gesteld. Ik vond het plezierig om te kunnen constateren dat deze minister helder en duidelijk antwoord geeft, ook al zijn wij het niet altijd met elkaar eens.

Ik heb een motie over schaatsen. Daarna sluit ik af met een klein ander onderwerp.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat schaatsen een typisch Nederlandse volkssport is;

constaterende dat Nederland hierin excelleert;

constaterende dat de ISU de eisen voor schaatsaccommodaties heeft aangescherpt, dat er geen Nederlandse accommodaties zijn die aan die nieuwe eisen voldoen en dat Thialf zijn A-status kwijtraakt;

van mening dat het zeer onwenselijk is als er in de toekomst geen WK's, EK's of Worldcups in Nederland geschaatst worden;

constaterende dat de gemeente Heerenveen en de provincie Fryslân de bouw van een nieuw schaatsstadion onderzoeken;

van mening dat de verantwoordelijkheid voor de bouw van een sportaccommodatie de verantwoordelijkheid is van een lokale overheid, de betreffende sportbond, vereniging en eventuele eigenaar;

van mening dat schaatsen een populaire volkssport is en er hierdoor sprake is van een nationaal belang;

spreekt uit dat de regering initiatiefnemers wijst op de fiscale mogelijkheden van de nieuwe Geefwet en onderzoekt of een schaatsloterij gerealiseerd kan worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid De Liefde. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 80 (33000-XVI).

De heer De Liefde (VVD): Ik had nog een motie opgesteld, maar ik ga deze niet indienen. Ik wil de strekking ervan wel graag vermelden, ook voor het verslag: De Kamer, overwegende dat er mogelijk risico's voor Nederlandse supporters zijn in Polen bij het EK 2012 vanwege agressieve Poolse hooligans; overwegende dat Poolse autoriteiten vooralsnog niet in staat blijken om deze problematiek adequaat aan te pakken, verzoekt de Nederlandse regering om deze zorg kenbaar te maken aan de Poolse regering en waar nodig haar hulp aan te bieden.

Deze motie dien ik niet in, omdat ik in afwachting ben van de antwoorden op de schriftelijke vragen die ik over dit onderwerp aan een collega van deze minister heb gesteld. Het is de VVD ernst als het gaat om de veiligheid van onze Oranjesupporters. Men mag ervan verzekerd zijn dat de VVD hier bovenop zal blijven zitten.

Voorzitter: Bruins Slot

Mevrouw Leijten (SP): In eerste termijn heb ik afgevraagd of dit de minister van de bobo's of de minister van de basis is. Dat dit een gevoelige vraag is, blijkt uit de dikte van de rapporten en uit de opmerking aan het begin van de eerste termijn van de minister dat veel meer geld naar de buurtsporten gaat dan naar het Olympisch Vuur. Eigenlijk vind ik het wel goed dat ik een gevoelige snaar heb geraakt bij deze minister.

We willen allemaal dat de jeugd meer gaat sporten. We willen allemaal dat sport terugkomt in de buurten waar het is verdwenen en dat het versterkt wordt in de buurten waar het al is. Ik constateer dat er niet zoveel verandert aan het beleid wat betreft het inzetten van de combinatiefuncties. «Combinatiefunctie» is inderdaad een ongelukkige term. Dit beroep heet voortaan buurtsportcoaches. Toch verandert er wel iets, namelijk dat het een iets meer vrijwillige optie wordt voor gemeenten. Ik ben het eens met de minister dat het eerst te strak was, maar ik vraag mij af of gemeenten nu niet voor laaghangend fruit gaan. Sommige gemeenten ontkennen dat zij een probleem hebben met jeugd en beweging. Sommige gemeenten zeggen dat zij op zoveel al moeten bezuinigen dat zij niet hun deel willen opbrengen voor de investering in deze buurtsportcoaches. Daarom doen zij geen verzoek tot budget vanuit het Rijk. De minister komt met een monitor. Wij zullen deze vooral beoordelen op het gebruik door gemeenten.

Wij vinden het in ieder geval positief dat het geld geoormerkt wordt. De SP heeft met verschillende kabinetten discussies gevoerd over het oormerken van gemeentelijke budgetten. Nu zegt de minister dat zij leert uit het verleden en dat zij gaat oormerken als dit nodig is. Dit vind ik een positief signaal.

De SP wil graag dat geld goed besteed wordt. Er is nog geen plan voor het binnenhalen van de Olympische Spelen. Er wordt wel van alles doorgerekend. Tussen het positiefste scenario en het zwartste scenario zit een verschil van 5 mld. Daarop kun je geen beleid maken, maar we investeren wel in het warm maken van allerlei bestuurders en de geestenrijpmaakmachine van het Olympisch Vuur. Ik zou liever zien dat wij een Olympische ambitie hebben voor het sporten op school. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Olympische sportambitie zichzelf zou moeten kunnen bedruipen door geld «uit de markt» te halen;

verzoekt de regering, te stoppen met de subsidie van het project Olympisch Vuur en het vrijgekomen budget in te zetten voor sport op school,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Leijten. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 81 (33000-XVI).

Mevrouw Leijten (SP): Ik merk op dat het gaat om in ieder geval 3 mln. per jaar. Dat is een druppel op een gloeiende plaat als het gaat over sport op school. Het zou echter een goed signaal zijn. Willen wij klaar zijn met onze Olympische ambitie, dan gaan wij ervoor zorgen dat alle kinderen gaan sporten op school. Dat is toch wat, dat we dat gaan regelen! De grootste fout van Paars – er waren er vele – was dat kinderen op school geen verplichte sportlessen meer kregen. Overigens zegt Erica Terpstra ook overal waar ze komt dat een van de grootste fouten van het paarse kabinet was, dat het het sporten op school niet meer stimuleerde.

Als de minister zegt dit te gaan doen, laat zij echt zien dat de basis voor haar van belang is. Wij houden in de gaten of in het voorjaar het plan sporten op school komt. Deze week is ook de behandeling van de begroting van OCW. Ik kondig vast aan dat onze woordvoerder de minister op de pijnbank zal leggen om het plan sporten op school ook echt in het voorjaar te krijgen. Hebben wij het op 1 april niet, dan zal de SP-fractie daar direct een debat over aanvragen en dat is dan geen 1 aprilgrap.

Voorzitter: Leijten

Mevrouw Bruins Slot (CDA): Voorzitter. Ik dank de minister voor de beantwoording. Een jaar nadat wij voor het eerst met haar over sport spraken, is duidelijk dat de minister sport verder in de steigers heeft gezet. Het is ook goed dat de minister werk gaat maken van enerzijds het bevorderen van de multifunctionele accommodaties en anderzijds de werkzaamheden van de Taskforce Regelgeving onder leiding van de heer Hoes. Het is natuurlijk ook voor een deel cultuur. Het valt op dat drie van de sportverenigingen in bijvoorbeeld Amsterdam een buitenschoolse opvang hebben. Dat heeft alles te maken met het feit dat er ook soms binnen gemeenten afdelingen zijn die elkaar tegenwerken. Het is dus niet alleen regelgeving, het is ook kwestie van cultuur en een denkomslag bij de betrokkenen, zoals gemeenten.

Het is goed dat de minister zegt dat het programma zoals het er nu staat, verbreed kan worden naar bijvoorbeeld de speeltuinverenigingen en de scouting. Het CDA maakt zich wel enigszins zorgen of de verbreding voldoende verspreid is onder de professionals en de gemeente. Ons hebben de laatste tijd voldoende geluiden bereikt van speeltuinverenigingen maar ook andere verenigingen, die graag aan de slag willen met een nieuw plan, maar die geen voet tussen de deur krijgen bij de gemeente. Ik verzoek de minister of zij samen met de VNG actief naar de gemeenten wil communiceren dat het programma daadwerkelijk verbreed is.

Wij hebben het met de minister gehad over het feit dat er gemeenten zijn die betaaldvoetbalclubs steunen. De vraag is natuurlijk of dit allemaal binnen de Europese regelgeving is. Er wordt nu onderzoek gedaan, maar dat betekent natuurlijk niet dat de wereld stil staat. Juist steun kan tot een waterbedeffect leiden in de uitgaven van de betaaldvoetbalverenigingen leiden, bijvoorbeeld tot de stijging van salarissen. Gelukkig zijn enkele clubs daar hartstikke open in. Gemeenten ervaren soms ook wel dat ze bij het stellen van voorwaarden wat onder druk worden gezet. Daarom verzoekt de CDA-fractie om met respect voor de lokale autonomie van de gemeenten in gesprek te gaan over dit onderwerp. Ik dien daartoe de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat alle betaaldvoetbalorganisaties een bepaalde mate van ondersteuning van gemeenten ontvangen;

van mening dat de ondersteuning van gemeenten niet bedoeld is voor hogere salarissen van bestuurders en werknemers van betaaldvoetbalorganisaties;

constaterende dat op dit moment maar in beperkte mate inzichtelijk is of ondersteuning van gemeenten een opdrijvend effect op de salarissen heeft;

verzoekt de regering om in overleg met de VNG en de Federatie van Betaald Voetbal Organisaties te bevorderen dat betaaldvoetbalorganisaties de groei van salarissen van bestuurders en werknemers transparant maken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Bruins Slot. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 82 (33000-XVI).

Dan is het woord aan mevrouw Dijkstra. Zij heeft nog drie minuten spreektijd.

Mevrouw Dijkstra (D66): Voorzitter. Ik dank de minister voor haar antwoorden in eerste termijn. U zult begrijpen dat ik haar niet dank voor het afwijzen van mijn amendementen. De minister zegt dat er in eerste instantie naar private middelen moet worden gezocht. Is zij bereid om opnieuw naar eventuele overheidssteun te kijken als blijkt dat dit niet lukt? Het blijft belangrijk dat toptalent in staat blijft om een studie af te rond.

De minister verdedigt het belang van sport hartstochtelijk. Zij is erin geslaagd om de sportbegroting met 10% te laten groeien. Mogelijk staan er nieuwe bezuinigingen voor de deur. Kan de minister ervoor zorgen dat sport wordt ontzien?

De minister heeft niet gereageerd op mijn vraag of zij inzichtelijk kan maken hoeveel gymlessen er nu zijn en met hoeveel lesuren dit aantal is gestegen. Zij verwees naar OCW, maar ik kan mij voorstellen dat zij hier zelf ook inzicht in heeft.

Ik had twee moties voorbereid, maar ik kan die achterwege laten hoewel het antwoord van de minister niet helemaal helder was. Zij verwijst naar de EU als het gaat om staatssteun. Tot nu toe zijn er allerlei openingen voor sluiproutes, zoals steun via het stadion of de verhuur van grond. Wil de minister zich in Europees verband inzetten voor het stopzetten daarvan?

De minister is blij dat er van de sporters zelf veel afkeuring op de uitlatingen van Blatter is gekomen. Is zij ook bereid om haar invloed aan te wenden en er bij de KNVB op aan te dringen dat zij zich inzet voor een «schone» FIFA?

De voorzitter: U bent keurig binnen de tijd gebleven, mevrouw Dijkstra. Dan is nu het woord aan de heer De Mos. Hij heeft nog zes minuten spreektijd.

De heer De Mos (PVV): Dan kan ik rustig spreken.

Voorzitter. Ik ben natuurlijk maar een Haagse snotaap, maar ik was toch in veronderstelling dat onze minister van VWS een grotere vuist had om op de spreekwoordelijke tafel te slaan. Zij gaat niet over gym op school, niet over schoolzwemmen, niet over de Voetbalwet en zij wil niet met de Nederlandse en Vlaamse bonden om de tafel om uit een oogpunt van kostenbesparing te kijken naar het samengaan van Nederlandse en Vlaamse clubs. Ik moet op zoek naar een andere postbus is het devies. Als liefhebber van de paardensport zal ik mijn trouwe viervoeter de sporen geven. Tip van Flip: er schijnt een wekelijkse bijeenkomst in de Trêveszaal te zijn waarop ook de andere ministers aanwezig zijn,

De sint is in het land en een kinderhand is snel gevuld. Ik ben blij dat de minister een streep wil zetten door voetbalexcessen en het initiatief van PVV en PvdA gaat helpen. Ik verzoek dan ook om met de evaluatie van de Voetbalwet op ons initiatief te wachten. Dit zal eerdaags naar de Kamer zal worden gezonden.

Het is jammer dat de minister die druiloor van een Blatter niet op haar mooie zwarte lijst wil zetten. Een statement dat Nederland homoseksualiteit heel gewoon vindt en racisme verwerpt, was voor deze bobo pur sang iets heel moois geweest.

De heer De Liefde (VVD): Moet de evaluatie van de Voetbalwet wachten op het initiatief van uzelf en de PvdA? Ik hoop dat het initiatief eerder komt of in ieder gelijk met de evaluatie.

De heer De Mos (PVV): Daar gaan wij zeker voor zorgen. Het initiatief ligt nu bij Bureau Wetgeving en komt als de wiedeweerga naar de Kamer.

Echt teleurgesteld ben ik over de beantwoording van de vragen over de misstanden in de EK-organiserende landen: zwerfhondenmoord, gedwongen prostitutie en homofobie. Hieraan moet een einde komen en wel subiet. Daarom zeg ik tegen de minister: pak dus die telefoon en bel uw ambtscollega's in de Oekraïne en Polen. Om haar daarbij te helpen dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er in de EK-organiserende landen, Oekraïne en Polen, veel misstanden zijn, zoals de massamoord op zwerfhonden, gedwongen prostitutie, mensenhandel en homofobie;

verzoekt de regering, er bij Oekraïne en Polen op aan te dringen dat deze misstanden, per direct, actief worden bestreden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid De Mos. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 83 (33000-XVI).

De heer De Mos (PVV): Dan kan ik in alle rust zeggen dat ik aan het einde ben van mijn inbreng in tweede termijn en dat ik het een heel gezellige middag vond.

De voorzitter: Wij krijgen onder andere nog de antwoorden op uw motie. Wij zullen zien of het gezellig blijft.

Dan geef ik graag het woord aan de heer Klaver. Hij heeft nog drie minuten.

De heer Klaver (GroenLinks): Voorzitter. Ik heb maar drie minuten, dus ik zal gelijk tot mijn moties komen. Ik heb er vier.

De eerste gaat over de breedtesport, om precies te zijn over het schoolzwemmen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat sportvoorzieningen voor alle kinderen toegankelijk moeten zijn, ongeacht de financiële situatie in het gezin;

overwegende dat in een waterland als Nederland het een halszaak is dat ieder kind kan zwemmen;

overwegende dat verschillende gemeenten besloten hebben schoolzwemmen niet meer te subsidiëren;

verzoekt de regering, een plan van aanpak op te stellen waardoor schoolzwemmen voor alle kinderen beschikbaar komt en de Kamer daarover voor de zomer van 2012 te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Klaver. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 84 (33000-XVI).

De heer Klaver (GroenLinks): Mijn volgende motie gaat over het gemeenschapsgeld dat naar clubs in het betaalde voetbal gaat. Ik vind dat ongelooflijk, zeker als je terugleest dat veertien van de zestien gemeenten in een onderzoek van de NRC stellen het principieel onjuist te vinden dat daar geld naartoe gaat. Om deze gemeenten te steunen, dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat verschillende gemeenten ervoor gekozen hebben noodlijdende voetbalclubs uit het profvoetbal financieel te steunen;

overwegende dat deze gemeenten nu financieel risico lopen doordat zij deze banden zijn aangegaan;

van mening dat met gemeenschapsgeld zeer terughoudend moet worden omgesprongen;

verzoekt de regering, samen met gemeenten duidelijke voorwaarden op te stellen voor dergelijke steunoperaties,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Klaver. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 85 (33000-XVI).

De heer Klaver (GroenLinks): Mijn volgende motie gaat over de Olympische Spelen. Het lijkt mij fantastisch om die te organiseren als Nederland daar echt toe in staat is, maar wij moeten wel heel eerlijk zijn over de kosten. Het gaat gewoon veel geld kosten. Laten wij dat dan ook duidelijk voor ogen hebben. Ik maak mij wel zorgen over toezeggingen die Blatteriaanse vormen kunnen aannemen. Vandaar de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat voor het in aanmerking komen voor de organisatie van het WK voetbal in 2018 verschillende voorwaarden werden gesteld, zoals belastingvrijstellingen, speciale rijbanen of reclamevrije zones rondom stadions;

overwegende dat het draagvlak onder de Nederlandse bevolking voor het binnenhalen van de organisatie van het WK in 2018 duidelijk terugliep zodra deze extra deals bekend werden;

van mening dat de Olympische Spelen een volksfeest horen te zijn;

spreekt als haar mening uit dat voor de Olympische Spelen dergelijke garanties, zoals belastingvrijstellingen, niet mogen worden gegeven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Klaver. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 86 (33000-XVI).

U hebt nog een halve minuut.

De heer Klaver (GroenLinks): Mijn laatste motie gaat over Thialf. Ik wil graag dat wij er nu al op aansturen dat, welk initiatief er ook komt, dat initiatief aan de meest duurzame standaarden voldoet. Voordat ik de motie voorlees, vind ik het belangrijk te melden dat ik daarmee niet gezegd wil hebben dat allerlei andere initiatieven op deze manier worden uitgesloten.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat vernieuwing van de ijshal Thialf noodzakelijk is vanuit sportief en recreatief oogpunt;

overwegende dat momenteel plannen uitgewerkt worden voor een nieuw Thialf;

overwegende dat deze verbouwing mogelijk alleen te realiseren is met behulp van overheidsinvesteringen;

verzoekt de regering, voor eventuele garantstelling ten behoeve van de verbouw van Thialf de voorwaarde te stellen dat het nieuwe complex volledig gebruikmaakt van duurzame energiebronnen en dusdanig ontworpen is dat het 100% energieneutraal kan functioneren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Klaver. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 87 (33000-XVI).

Wij wachten tot de minister alle moties heeft en gaan om 15.45 uur weer verder.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter: De motie-Van Dekken (33 000 XVI, nr. 78), over Service Médical, is overigens medeondertekend door het lid Dijkstra.

Minister Schippers: Voorzitter. Ik heb nog een aantal onderwerpen liggen uit de eerste termijn.

Ik begin met de voorbereiding die Nederland pleegt ten aanzien van Polen en Oekraïne. Dat is een serieuze voorbereiding. De politie, de KNVB en de Oranjesupporters reizen eind januari naar Polen en Oekraïne. Alle relevante partijen worden bezocht: de speelsteden, de overheden en de politie. Partijen geven presentaties over de taken en verantwoordelijkheden. Er reist ook een team van specialisten ten aanzien van het toernooi mee uit Nederland. Polen en Oekraïne bereiden zich terdege voor. Ze krijgen veel input uit andere landen. De gastlanden en de organiserende comités zijn verantwoordelijk. De politieteams zullen voorafgaand een risk-assessment maken. Polen maakt deel uit van de internationale denktank bestrijding voetbalvandalisme. Deze club ondersteunt Polen dan ook in zijn voorbereiding op de Europese Kampioenschappen.

Hoeveel sportlesuren zijn er op school? Mevrouw Dijkstra vroeg daarnaar. Bewegingsonderwijs wordt gemonitord via de brede analyse. In het primair onderwijs is dat twee keer 45 minuten per week. In het voortgezet onderwijs is het twee uur per week. Dat is een stabiel cijfer.

De heer De Mos vroeg naar de veiligheid van zwembaden. Hebben alle toezichthouders zwemdiploma's en kunnen ze reddingszwemmen? Alle toezichthouders moeten voldoen aan de voorwaarden die zijn opgesteld door het Nationaal Platform Zwembaden. Daaronder valt het hebben van zwemdiploma's. Zij krijgen een cursus waarvan reddingszwemmen een onderdeel is.

De heer De Mos vroeg ook naar het inzetten in Europees verband van een algehele stop, en naar het werken aan een set van criteria ten aanzien van de organisaties in het betaald voetbal. Steun mag onder bepaalde omstandigheden. Nederlandse gemeenten en provincies zijn autonoom en zelf verantwoordelijk voor correcte naleving van de regels. In 2003 is er een referentiekader steun opgesteld, samen met BZK, de KNVB en gemeenten. Zodra de Europese Commissie zich uitgesproken heeft over een aantal steunzaken die zij onderzoekt, zullen wij deze criteria updaten.

Mevrouw Dijkstra (D66): De minister zegt dat het aantal lesuren op de scholen niet is toegenomen. Hoe wordt dan de belofte in het regeerakkoord waargemaakt van meer sportlesuren?

Minister Schippers: Om de schooluren heen is dat mijn verantwoordelijkheid en pleeg ik een forse inzet om kinderen meer aan het sporten te krijgen. In school is dat een verantwoordelijkheid van de minister van OCW. Wij hebben afgesproken dat wij werken aan een plan dat in het eerste kwartaal van 2012 naar de Kamer komt. Dat zal gebeuren onder leiding van de minister van OCW en ik zal daarin meedenken.

Dan de Special Olympics. Op 31 oktober is er een bid ingediend. Medio december wordt duidelijk welke landen bids hebben gedaan. Omdat het bid sneller moest worden ingediend dan gepland hebben wij een voorbehoud opgenomen: of wij daadwerkelijk een bid indienen, hangt af van de financiële gevolgen. Wij hebben dus een financieel voorbehoud gemaakt. Medio 2012 worden landen die een bid gedaan hebben, bezocht en eind volgend jaar volgt naar verwachting de definitieve keuze.

De heer De Mos vroeg ook naar de beveiliging van de Olympische Spelen in Londen. De veiligheid ten aanzien van de Olympische Spelen in Londen is een lokale verantwoordelijkheid. Voor de veiligheid zijn in Londen substantiële investeringen gedaan. Op dit moment vindt overleg plaats op beleidsniveau en operationeel niveau over de veiligheid van de Spelen in Londen. Er zijn geen aanwijzingen dat die in het geding is. De Amerikaanse ambassade in Engeland heeft in een reactie gesteld dat het betreffende krantenartikel niet klopt. Wij zullen de vinger aan de pols houden.

De heer De Mos vroeg ook naar de kosten van de opleiding en het eisenpakket van een trainer. In eerste termijn heb ik gezegd dat het naar onze informatie niet klopt dat die eisen ontzettend hoog zijn en dat de opleiding zo ongelooflijk duur is. Wij hebben in de pauze gebeld en krijgen geen bevestiging van het signaal. Misschien dat de heer De Mos buiten de vergadering of later specifiek kan aangeven waar hij het signaal gehoord heeft. Dan kan ik er namelijk iets specifieker op ingaan. In zijn algemeenheid kan ik het zo niet opduiken.

De heer De Mos (PVV): Het zijn geluiden vanuit het amateurvoetbal. Afhankelijk van de klasse waarin de betreffende amateurclub uitkomt, worden eisen gesteld aan het diploma van de trainer die voor de groep staat. Daar is veelal een salaris of een vergoeding aangekoppeld. Ik heb gehoord van clubs in Den Haag die uitkomen in de eerste klasse van het amateurvoetbal, dat ze € 27 000 per jaar moeten aftikken voor een voetbaltrainer. Dat vind ik een fors salaris voor een trainer van een amateurclub. Ik zal de geluiden doorverwijzen naar de minister.

De voorzitter: Kunnen wij afspreken dat de minister hier schriftelijk op reageert zodat de Kamer er kennis van kan nemen en het kan betrekken bij andere sportdebatten?

Minister Schippers: Ja. Ik had een heel ander bedrag gehoord, namelijk € 70 000 en daarom konden wij het niet plaatsen. Wij zullen hierop snel schriftelijk terugkomen.

Voorzitter. Het eerste deel van de motie-Van Dekken op stuk nr. 76 verzoekt de regering om in overleg met belanghebbenden zelfregulering te stimuleren. Dat gebeurt in Europees verband. Er wordt een expertgroep spelersmakelaars opgericht onder Nederlands voorzitterschap van Henk Kesler. Dat is ondersteuning van beleid. Het tweede deel van de motie zegt dat wij als het niet tot stand is gekomen en de doelstellingen niet bereikt zijn, binnen een jaar over moeten gaan tot wetgeving. Ik vind dat wij de groep eerst een kans moeten geven. Als die niet voldoet, moeten wij op een redelijke termijn concluderen of wij dat al of niet moeten doen. Ik wil de motie ontraden.

De motie-Van Dekken op stuk nr. 77 verzoekt de regering om een onafhankelijk meldpunt en een onafhankelijke vertrouwenspersoon aan te stellen waar ouders en hun kinderen misstanden aan de kaak kunnen stellen. Naar mijn informatie is dit een overbodige motie omdat dit al bestaat. Het actieplan Naar een veiliger sportklimaat voorziet in vertrouwenspersonen voor sportverenigingen en hun leden. Daar kunnen alle misstanden gemeld worden. Volgens mij is dit onderdeel van het actieplan dat ik heb ingediend.

De motie-Van Dekken/Dijkstra verzoekt de regering om met Service Medical in overleg te treden en na te gaan op welke wijze kennis en ervaring behouden kunnen blijven en de uitkomsten op korte termijn naar de Kamer te sturen. Ik zie dit als ondersteuning van beleid. Ik wil het graag opvolgen en laat het oordeel aan de Kamer.

De voorzitter: Ik heb een vraag over de motie-Van Dekken op stuk nr. 77. U zei dat die overbodig was. Laat u het oordeel aan de Kamer of ontraadt u haar?

Minister Schippers: Ik zei dat het onderdeel is van het actieplan dat nog moet ingaan. Wij doen wat in de motie gevraagd wordt. Ik weet niet wat de Kamer daarmee wil doen, maar de motie is overbodig.

De voorzitter: U zegt dat de motie ondersteuning is van het beleid en daarmee is de motie niet ontraden.

Minister Schippers: Naar mijn oordeel is de motie overbodig. Wij hebben aangekondigd dit te gaan doen.

De voorzitter: Dan laat ik het aan de heer Van Dekken wat hij hiermee gaat doen.

De heer Van Dekken (PvdA): De minister zegt: wij gaan het doen, maar het is ook al zo. Wat gaan wij nou doen?

Minister Schippers: Het is onderdeel van het actieplan dat van start gaat. Wij gaan allemaal ons onderdeel doen. Dit staat in het actieplan beschreven, dus wij gaan dat doen en wij gaan elkaar daar aan houden.

De voorzitter: Het is een overbodige motie, mijnheer Van Dekken. Brengt u haar in stemming?

De heer Van Dekken (PvdA): Ik ga eens even nadenken over de vraag of ik de motie overbodig vind of niet. Ik hoef toch niet direct te zeggen wat ik doe?

De voorzitter: Wij zullen dat dan vernemen op de stemmingslijst.

De heer De Liefde (VVD): Ik heb een vraag over de motie over Service Médical omdat ik mijn fractie een goed stemadvies wil geven. De minister zegt dat de motie het beleid ondersteunt en dat zij het oordeel aan de Kamer laat. Mag ik dit zo verstaan, dat zij zegt dat er een eindigheid is aan de subsidierelatie met Service Médical?

Minister Schippers: Er wordt verzocht om kennis en ervaring te behouden en daar een gesprek over aan te gaan en de uitkomsten van dit gesprek aan de Kamer te sturen. Ik vind het prima om dat te doen en daarom laat ik het oordeel aan de Kamer. Overigens is de overgangssubsidie op verzoek van de Kamer zelfs opgehoogd.

De motie van de heer Van Dekken op stuk nr. 79 gaat over de Aboutaleb-gelden om kinderen te laten sporten. Dat waren ongeoormerkte gelden. Die zijn dus wel ergens, maar daar hebben wij geen zeggenschap over. Hij verzoekt de regering om te kiezen voor een minder eenzijdige aanpak. U begrijpt dat ik die motie zal ontraden, want ik vind dat ik een veelzijdiger aanpak heb gekozen dan het programma was. Het ging alleen om school en sport en wij zoeken juist de breedte in allerlei andere initiatieven die goed zijn voor bewegen en sport in de buurt. Ik wil de motie dan ook ontraden.

Dan de motie van de heer De Liefde op stuk nr. 80. Daarin staat: «spreekt uit dat de regering initiatiefnemers wijst op de fiscale mogelijkheden van de nieuwe Geefwet ...» – ik zal dat doen bij iedere initiatiefnemer die zich bij mij meldt met het voornemen voor een accommodatie ten behoeve van schaatsen en die aan de hoogste eisen kan voldoen – «en onderzoekt of een schaatsloterij gerealiseerd kan worden». Ik laat het oordeel over aan de Kamer, maar ik wil wel aantekenen dat ik zo'n onderzoek niet zelf zal doen, maar dat zal doorgeleiden naar V en J. Daar zit namelijk de kennis over loterijen.

Ten aanzien van de niet ingediende motie heb ik net aangegeven hoe de samenwerking plaatsvindt en dat wij erop investeren. De schriftelijke vragen die hierover zullen worden gesteld, zullen binnen de termijn worden beantwoord. Ik denk verder dat de nieuwe regeling juist meer breedte geeft. Het was alles of niets: of je moest doen wat de overheid deed, ook in aantallen, of je kreeg niets. Het wordt veel meer maatwerk, er komen meer mogelijkheden voor financiering en dus kunnen dingen sneller worden gerealiseerd. Of dat in tijden van bezuiniging bij de gemeenten ook gebeuren gaat, dat kunnen wij uiteindelijk zien in de monitor.

Als het gaat om de Olympische Spelen zei mevrouw Leijten dat er geen plan is, maar dat wel een en ander wordt doorgerekend en dat wij de bestuurders warm maken voor iets. Ik zie het meer als een platform om de sport daadwerkelijk van de grond te trekken. Zij heeft een motie ingediend, waarin wordt gevraagd om te stoppen met het verlenen van subsidie aan het project Olympisch Vuur en het vrijgekomen budget in te zetten voor sport op school. Zij tekent al aan dat het maar een heel klein beetje is en ik kan haar daarin gelijk geven. Het gaat namelijk om heel andere bedragen. Ik ontraad de motie, want ik vind dat de brede alliantie Olympisch Vuur werkt of in ieder geval moet werken als een katalysator en niet als een lobbyclub. Men moet juist van de grond trekken dat er in Nederland veel actiever gesport zal gaan worden.

Mevrouw Bruins Slot zegt dat niet alleen regelgeving maar ook cultuur de totstandkoming van dingen belemmert. Dat ben ik helemaal met haar eens, maar niets is zo moeilijk dan om de cultuur te veranderen en dan helemaal als je niet weet waar het zit. Dat is daarom echt een taak voor het lokale niveau.

Hoe krijgen speeltuinen de voet tussen de deur? Wat ik kan toezeggen, is dat wij in gesprek met gemeenten deze verbreding – ze zijn daar al van op de hoogte – nog eens extra onder de aandacht zullen brengen. Dat zullen wij ook doen bij de verenigingen voor speeltuinen.

In de motie van mevrouw Bruins Slot wordt de regering verzocht om in overleg met de VNG en de Federatie van Betaald Voetbal Organisaties te bevorderen dat betaaldvoetbalorganisaties de groei van salarissen van bestuurders en werknemers transparant maken. Ik moet deze motie ontraden. Het kan niet altijd omdat gegevens die herleidbaar zijn naar personen niet gepubliceerd mogen worden, bijvoorbeeld bij een klein bestuur. Dan lopen wij namelijk aan tegen de privacywetgeving in Nederland. Als het wel kan, zijn die al publiek.

Mevrouw Bruins Slot (CDA): Het is fijn dat de minister toezegt dat ze breder kenbaar zal maken dat de regeling verbreed is. Ik heb begrepen dat het Nederlands Instituut voor Sport en Bewegen nu ook een nieuwe rol gaat spelen als het gaat om het kenbaar maken van goede initiatieven. Kan dat instituut daar nog een bepaalde rol in spelen? Zou het uitmaken als ik in de motie het woord «geaggregeerd» opneem om dat privacyaspect te omzeilen?

Minister Schippers: Ik denk dat het in ieder geval scheelt, omdat het dan niet tegen privacywetgeving aanloopt. Ik zal die motie dan nog even moeten zien. Ik kan daar een schriftelijke reactie op geven. Die kan ik dan tegelijkertijd geven met de reactie op het betoog van de heer De Mos.

Het NISB kijkt inderdaad naar wat werkt, naar wat wel of geen effect heeft. Ik heb het nu al gedaan en ik ben voornemens om de komende jaren goed te kijken of iets wel of niet werkt. En als iets niet werkt, dan houden we er gewoon mee op. We gaan dan echt alle energie steken in dingen die wel werken.

Mevrouw Dijkstra heeft in relatie met het door haar ingediende amendement gevraagd of ik bereid ben, overheidssteun te geven als initiatieven mislukken. Als ik dat zou zeggen, dan zou niemand meer actief aan de slag gaan. Dat zou gebeuren als ik zeg: als het u niet lukt, dan neemt VWS dat wel over. Ik vind dat we geld voor sport ook aan sport moeten geven. Als hier dingen zijn die anderen betreffen en die anderen zijn op zoek naar een oplossing, dan ga ik daar niet tussendoor fietsen.

Zij heeft voorts gevraagd of ik wil aangeven dat ik sport kan ontzien in de bezuinigingen die komen. Het feit dat we 10% groeien wil al zeggen hoeveel waarde ik hecht aan sport. Tegelijkertijd wil ik helemaal niet vooruitlopen op bezuinigingen die zouden moeten komen. Dat is allemaal afhankelijk van de ontwikkelingen die we nog krijgen. Als die ontwikkelingen zich voordoen, moeten we kijken waar we het geld vandaan halen. Het is niet voor niets dat wij hier zo op sport inzetten.

Ik heb zojuist al inzichtelijk gemaakt hoeveel gymlessen er nu zijn en met hoeveel lesuren dit aantal is gestegen.

Mevrouw Dijkstra heeft voorts gevraagd of wij een breed onderzoek willen doen naar de sluiproutes via de verhuur van grond et cetera.

Mevrouw Dijkstra (D66): Ik vroeg niet zozeer om een breed onderzoek. Ik vroeg of de minister zich ervoor wil inzetten dat dat in Europa aan de orde komt en dat het wordt stopgezet.

Minister Schippers: De Europese Unie onderzoekt momenteel een paar cases. Ik wil echt even afwachten wat daaruit komt, wat de precieze bevindingen zullen zijn en hoe breed dat onderzoek is geweest. In navolging daarvan wil ik gewoon kijken wat wij hier in Nederland moeten doen en of er ook een taak ligt voor de rijksoverheid.

Mevrouw Dijkstra heeft ten slotte gevraagd of ik mij wil inzetten voor een «schone» FIFA en of ik daar een gesprek met de KNVB over wil voeren. Dat is voortdurend onderwerp van gesprek met de KNVB. Tijdens het wetgevingsoverleg van vorig jaar ging het ook al over de FIFA. Dat is in alle overleggen zo'n beetje aan de orde geweest. Wij hebben niet voor niets ontzettend ingezet op good governance op Europees niveau. Dat zullen we blijven doen. Wij zullen de KNVB ook zo nodig aanspreken op dingen die naar onze mening bij de FIFA niet goed gaan.

De heer De Mos heeft gezegd dat ik een aantal teleurstellende antwoorden heb gegeven. Ik vind het belangrijk dat ik geen valse verwachtingen wek. Als ik valse verwachtingen wek, dan denkt iedereen dat ik het ga regelen. Maar ik kan het dan helemaal niet regelen. Daarom vind ik het belangrijk om aan te geven waar ik verantwoordelijk voor ben, waar ik ook daadwerkelijk iets kan betekenen en waar ik er gewoon niet over ga. Als ik dat niet zo strikt doe, dan ben ik misschien hier met de Kamer heel goede vrienden, maar wek ik uiteindelijk verwachtingen die ik nooit kan waarmaken. Ik houd daar zelf helemaal niet van. Ik vind het dus ook belangrijk om aan te geven waar ik daadwerkelijk wel wat kan, en waar niet.

De evaluatie van de Voetbalwet vindt voor de zomer plaats. De heer De Mos heeft aangegeven dat hij heel vlot met zijn initiatief wil komen. Als hij daarmee komt, kunnen we dat misschien samen bekijken en in samenhang ook beoordelen.

De heer De Mos heeft een motie ingediend, die op stuk nr. 83, waarin de regering wordt verzocht, er bij Oekraïne en Polen op aan te dringen dat deze misstanden per direct actief worden bestreden. Zoals ik in eerste termijn al heb aangegeven, vind ik dat de sport geen drager moet zijn van dit soort boodschappen. Ik zou dat echt bij het buitenlands beleid willen houden en niet expliciet willen koppelen aan onze sportinzet.

De heer De Mos (PVV): Volgens mij is de sport juist het aangewezen middel, omdat die zo veel aandacht trekt. Dat geldt zeker voor een EK voetbal. De massamoord op zwerfhonden, de gedwongen prostitutie en de mensenhandel zijn echt gelieerd aan het EK. Die komen voort uit het EK. Dan is het toch heel erg zinvol. Nogmaals, ik verwacht niet van de minister dat zij het regelt, maar ik verwacht wel dat Nederland een statement afgeeft dat het dat soort excessen niet tolereert. Nederland is een grootmacht op het gebied van voetbal. Ons land zou toch via de KNVB en de ING actie kunnen ondernemen, zodat de mensen in ieder geval weten dat er in die landen nog excessen zijn die we niet willen. Ik had op dit gebied iets meer support van de minister verwacht.

Minister Schippers: Om misverstanden te voorkomen: ik vind dat landen elkaar heel goed kunnen aanspreken als er sprake is van misstanden, bijvoorbeeld op het gebied van de mensenrechten. Ik wil minister Rosenthal best vragen of hij de stellingen van de heer De Mos herkent en, zo ja, of hij er iets mee wil doen. Maar ik zou daarbij niet het vehikel van sport willen gebruiken.

De heer Klaver vraagt in zijn motie op stuk nr. 84 om een plan van aanpak met als doel om schoolzwemmen voor alle kinderen beschikbaar te stellen. Schoolzwemmen is een aantal jaren geleden bewust gedecentraliseerd naar de gemeenten, dus daar ligt de verantwoordelijkheid. Als wij dat willen centraliseren, kost dat veel geld. Een goede dekking daarvoor is niet zomaar gevonden. De motie van de heer Klaver valt binnen OCW, want het gaat over schoolzwemmen. De minister van OCW is dus de eerste die hierover iets te zeggen heeft. Maar zeker als er geen dekking is, ligt het niet voor de hand om het weer te decentraliseren.

De heer Klaver heeft ook een motie ingediend, de motie op stuk nr. 85, over financiële steun aan voetbalclubs. Hij vindt dat daarmee terughoudend moet worden omgegaan. Ik heb al gezegd dat ik het Europese onderzoek wil afwachten. Samen met BZK, de KNVB, de gemeenten en de Europese Commissie worden overigens wel de kaders verduidelijkt waarbinnen wel of geen steun mag worden verleend. Het punt is dat je moeilijk termijnen kunt noemen als het gaat om Europese processen, maar er is dus voldoende actie op dit punt. Daarom wil ik de motie ontraden. Het is beter te wachten op stappen in EU-verband.

De heer Klaver spreekt verder in zijn motie op stuk nr. 86 uit dat voor de Olympische Spelen geen garanties als bijvoorbeeld belastingvrijstellingen mogen worden gegeven. Ik heb al gezegd dat ik dit heel prematuur vind. Wij zijn bezig met modelgaranties voor alle evenementen. De Kamer krijgt die in het eerste kwartaal van 2012. Daar moeten wij niet op vooruitlopen. Ook deze motie ontraad ik.

In zijn vierde motie, de motie op stuk nr. 87, vraagt de heer Klaver om als voorwaarde voor een eventuele garantstelling voor de verbouw van Thialf op te nemen dat het nieuwe complex volledig gebruikmaakt van duurzame energiebronnen en dusdanig ontworpen is dat het 100% energieneutraal kan functioneren. Als deze motie wordt aangenomen, blokkeren we wellicht een nieuw stadion. Misschien lukt het het stadion niet om 100% energieneutraal te zijn, maar wel voor 90%. Met een schaatshal is enorm veel energie gemoeid. Nu ligt er een motie waarin staat dat het 100% moet zijn. Ik wil niet het onmogelijke eisen en ik wil ook geen dingen eisen die men misschien niet waar kan maken. Ik wil wel kijken naar plannen en of men daarmee de maximale inspanning heeft gepleegd om het zo energiezuinig als haalbaar te maken. Dit is echter echt een andere formulering.

De voorzitter: Mijnheer Klaver, omdat u vier moties hebt ingediend, mag u twee vragen stellen.

De heer Klaver (GroenLinks): Ik ga mijn best doen.

Ik begin bij de motie op stuk nr. 87 over Thialf. Het is niet mijn bedoeling om iets te blokkeren, omdat Thialf misschien 98% energieneutraal is. Ik wil graag mijn motie herformuleren in bewoordingen als «die aan de hoogst mogelijk standaarden en aan de nieuwste technieken moet voldoen». Ik hoop dat die formulering in de buurt komt en dat de minister de motie dan positief kan beoordelen.

De voorzitter: Ik beschouw dit als een opmerking van de heer Klaver. Ik stel voor dat de heer Klaver zijn motie snel wijzigt, opdat in de brief die is toegezegd over een andere gewijzigde motie – namelijk die van de heer De Mos – ook de reactie van de minister op deze motie kan worden meegenomen. Om te zien wat er gebeurt met de beoordeling, lijkt mij dat het meest transparant voor iedereen.

De heer Klaver (GroenLinks): Ik zorg ervoor.

Minister Schippers: Ik verzoek om een zodanige formulering dat de haalbaarheid niet bij voorbaat tot mislukken gedoemd is. De heer Klaver moet dus goed kijken naar de formulering, want het zou zonde zijn als we daarmee vooraf eigenlijk alles al onmogelijk maken.

De voorzitter: Daar zult u vast uitkomen.

De heer Klaver (GroenLinks): Daar komen we uit.

Ik heb nog twee korte vragen. De eerste betreft mijn motie op stuk nr. 85 over gemeenschapsgeld voor de clubs voor betaald voetbal. Heb ik de minister goed begrepen dat zij zei dat er inmiddels al met Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de KNVB wordt gewerkt aan duidelijkere normen? Zo ja, wanneer komt daarover meer duidelijkheid? Wanneer kan de Kamer daarover geïnformeerd worden?

De tweede betreft mijn motie op stuk nr. 84 over het plan aanpak voor het schoolzwemmen. Is het mogelijk dat de Kamer een brief ontvangt waarin staat wat de eventuele kosten zijn van het «de-decentraliseren»? Eerder hebben we ook al erover gesproken. In de paarse jaren werd het sportonderwijs niet meer centraal geregeld en nu menen we dat het misschien goed is om dat toch weer naar een centraal niveau te tillen. Als we meer informatie hebben, kan ik mij voorstellen dat we een zelfde beslissing kunnen nemen over het schoolzwemmen.

Minister Schippers: Er bestaan al kaders die aangeven of er steun verleend mag worden. Men is nu samen met Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de KNVB, de gemeenten en de Europese Commissie bezig om die te verduidelijken. Ik wil dat traject eerst afwachten, ook gezien het traject van het onderzoek naar de steun. Misschien blijkt immers wel dat er heel veel minder mag dan wij denken of dat er juist meer mag. Op basis daarvan neem ik eventueel een vervolgstap.

De heer Klaver vraagt naar aanleiding van zijn motie over het schoolzwemmen om een overzicht van de kosten. Ik zal mijn collega van OCW, die hiervoor primair verantwoordelijk is, vragen of zij de kosten aan de Kamer kenbaar wil maken. Aan die vraag kan ik dus voldoen, maar die is anders dan de vraag in de motie.

De heer Klaver (GroenLinks): Dat is waar, maar ik tel mijn zegeningen. Ik houd de motie aan met de toezegging dat er een brief komt over de kosten.

Het was mij duidelijk dat er al een kader is, dat wordt gewerkt aan een update en dat onderzoeken beschikbaar zijn. Wanneer komt een en ander naar de Kamer? Ik kan dan bekijken of ik deze motie wil aanhouden.

Minister Schippers: Het is vervelend, maar dat kan ik van die Europese processen niet zeggen. Eerst moet Europa het werk doen en als ik over het resultaat daarvan kan beschikken, stuur ik dat per omgaande aan de Kamer. Dat is het punt niet, maar ik weet niet wanneer ik het kan verwachten. Wij informeren er natuurlijk wel naar, maar het is ons nog niet erg duidelijk wanneer wij dit tegemoet kunnen zien.

De heer Klaver (GroenLinks): Ik meen dat het een los staat van het ander, dat wil zeggen de Europese onderzoeken en het feit dat het ministerie van BZK en de KNVB überhaupt werken aan het aanscherpen van de regels.

Minister Schippers: Het ene traject is geïnspireerd door het andere. Toen de Europese Commissie een onderzoek ging doen, is men ook begonnen aan een update.

De voorzitter: De heer Klaver verzoekt zijn motie op stuk nr. 84 aan te houden.

Ik sluit de vergadering, maar niet dan nadat ik heb opgemerkt dat de minister meerdere toezeggingen heeft gedaan. Die worden in het verslag opgenomen dat deze week beschikbaar komt. Wij zullen volgende week dinsdag stemmen over de moties.

Ik dank de minister en haar ambtenaren, het publiek op de tribune en thuis en mijn collega's.

Sluiting 16.16 uur.


X Noot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Staaij (SGP), Smeets (PvdA), voorzitter, Smilde (CDA), Koşer Kaya (D66), Van der Veen (PvdA), Van Gerven (SP), Ouwehand (PvdA), Agema (PVV), Leijten (SP), Bouwmeester (PvdA), Wolbert (PvdA), Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie), Uitslag (CDA), Elias (VVD), ondervoorzitter, Dijkstra (D66), Dille (PVV), Gerbrands (PVV), Mulder (VVD), Venrooy-van Ark (VVD), Bruins Slot (CDA), Voortman (GroenLinks), Klaver (GroenLinks) en Straus (VVD).

Plv. leden: Dijkgraaf (SGP), Kuiken (PvdA), Omtzigt (CDA), Berndsen (D66), Klijnsma (PvdA), Ulenbelt (SP), Thieme (PvdD), De Mos (PVV), Kooiman (SP), Arib (PvdA), Vermeij (PvdA), Ortega-Martijn (ChristenUnie), Van Toorenburg (CDA), Van der Burg (VVD), Van der Ham (D66), Beertema (PVV), Bosma (PVV), Lodders (VVD), Van Miltenburg (VVD), Ormel (CDA), Sap (GroenLinks), Van Tongeren (GroenLinks) en De Liefde (VVD).

Naar boven