32 891 Wijziging van de Wet op de rechterlijke indeling, de Wet op de rechterlijke organisatie en diverse andere wetten in verband met de vermindering van het aantal arrondissementen en ressorten (Wet herziening gerechtelijke kaart)

Nr. 29 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 oktober 2015

Bij brief van 2 september jl. heeft uw vaste commissie voor Veiligheid en Justitie mij aanvullende vragen gesteld over het voorgenomen locatiebeleid van de rechtspraak en de impact van de voorgenomen plannen voor de werkgelegenheid in de betreffende regio's1. Hieronder beantwoord ik de door uw commissie, namens de fracties van de SP en het CDA, gestelde vragen.

Vragen SP-fractie:

Vraag 1

Wanneer worden de voorgenomen huisvestingsplannen onomkeerbaar, ook in juridische zin?

Antwoord 1:

De Raad voor de rechtspraak (hierna: Raad) heeft in zijn brief van 29 september 2015 over het voorgenomen Meerjarenplan van de rechtspraak 2015–2020 (hierna: MJP) laten weten dat er door de rechtspraak tot het moment van de begrotingsbehandeling van het Ministerie van Veiligheid en Justitie geen onomkeerbare stappen zullen worden gezet. Ik heb uw Kamer diezelfde dag over de brief van de Raad geïnformeerd (Kamerstuk 29279 t betrekking tot, nr. 277). De Raad reageert met genoemde brief ook op de tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen aangenomen motie van de leden Slob en Samson (Kamerstuk 34 300, nr. 22).

Vraag 2

Wanneer zal er uiterlijk over het plan gedebatteerd moeten worden om eventuele bezwaren van de Kamer mee te kunnen nemen in de besluitvorming?

Antwoord 2:

Zo lang er geen definitieve besluitvorming heeft plaatsgevonden over het locatiebeleid van de rechtspraak kan er door uw Kamer over de plannen worden gedebatteerd. De uitkomst van een debat kan worden betrokken bij de definitieve besluitvorming. De Raad heeft in zijn brief van 29 september 2015 aangegeven het MJP na de begrotingsbehandeling van het Ministerie van Veiligheid en Justitie in uw Kamer te willen vaststellen.

Vraag 3

Bent u voornemens om een maatschappelijke kosten-batenanalyse te laten opmaken, waardoor niet alleen de besparingen voor de rechtspraak blijken, maar ook alle mogelijke maatschappelijk gevolgen en kosten zullen worden doorgerekend, zoals toegenomen reiskosten voor rechtzoekenden, rechtbankpersoneel en ketenpartners? Zo ja, wanneer kan de Kamer deze analyse verwachten? Zo nee, waarom niet en op welke manier is daar in de huisvestingsplannen rekening mee gehouden?

Antwoord 3:

Ik ben niet voornemens een maatschappelijke kosten-batenanalyse te laten uitvoeren ten aanzien van het voorgenomen locatiebeleid van de rechtspraak. Het is primair de taak van het gerechtsbestuur om te zorgen voor de huisvesting van een gerecht, daartoe ondersteund door en onder toezicht van de Raad. Ook de verdeling van zaken binnen een arrondissement is primair een bevoegdheid van het gerechtsbestuur.

De rechtspraak dient er bij de totstandkoming van het voorgenomen locatiebeleid rekening mee te houden dat de toegankelijkheid van rechtspraak in balans is met de kwaliteit en een goede bedrijfsvoering van de rechtspraak. In zijn brief van 29 september 2015 licht de Raad het consultatieproces, naar de huidige stand, toe.

Vragen CDA-fractie:

Vraag 1

Kunt u de openstaande overgebleven schriftelijke vragen beantwoorden over het bericht dat de rechtbank in Almelo compleet wordt uitgekleed?

Vraag 2

Kunt u de openstaande schriftelijke vragen beantwoorden over de gevolgen van de huisvestingsplannen van de Rechtspraak voor de rechtbank Assen?

Antwoord 2:

De beantwoording van de door u genoemde schriftelijke vragen is op 29 september 2015 aan uw Kamer verzonden (Aanhangsel Handelingen II 2015/16, nrs. 161 en 169).

Vraag 3

Kunt u aangeven hoe de voorgenomen huisvestingsplannen van de Raad voor de rechtspraak passen binnen de doelstellingen en eisen van de Wet herziening gerechtelijke kaart, gelet op het feit dat in het jaarplan van de Rechtspraak duidelijk wordt aangeven dat de noodzaak tot besparingen op onder andere het locatiebeleid voortkomt uit de rode cijfers die de Rechtspraak vanaf 2016 schrijft?

Antwoord 3:

De aanzienlijke leegstand in gerechtsgebouwen loopt door de modernisering en digitalisering van de rechtspraak naar verwachting op tot ruim 130.000 m2 in de komende jaren. Zoals ook aangegeven in de beantwoording van de schriftelijke vragen van de leden Oskam en Omtzigt (beiden CDA) over het bericht dat de rechtbank in Almelo compleet wordt uitgekleed vind ik een dergelijke leegstand, mede bezien in het licht van de taakstelling op de begroting van de rechtspraak, een valide reden voor de rechtspraak om aanpassingen in de huisvesting van gerechten te overwegen.

De voorgestelde uitwerking van het voorgenomen locatiebeleid past daarbij binnen de doelstellingen en eisen van de wet herziening gerechtelijke kaart. Zo blijven er zittingen plaatsvinden in de 32 bij algemene maatregel van bestuur aangewezen zittingsplaatsen van de rechtspraak. De Raad heeft bovendien aangegeven dat in alle zittingsplaatsen (met uitzondering van Haarlemmermeer) veelvoorkomende kantonzaken, Mulderzaken en overtredingen worden behandeld. Scheidingszaken, zaken met betrekking tot omgang en gezag, zaken met betrekking tot levensonderhoud kunnen eveneens in alle 32 zittingsplaatsen worden behandeld. Hiermee wordt gehoor gegeven aan een drietal door uw Kamer aangenomen moties die betrekking hebben op de zaaksverdeling, namelijk de motie-Helder (Kamerstuk 32 891, nr. 12), de motie-Çörüz (Kamerstuk 32 891, nr. 13) en de motie-Recourt (Kamerstuk 32 891, nr. 19). De concentratie van werkplekken binnen een arrondissement draagt bij aan de versterking van de kwaliteit van rechtspraak door het organiseren van grotere teamverbanden.

Vraag 4:

Hoe kunnen volgens u de drie «gradaties» in het gewijzigde locatiebeleid (basis, uitgebreid en volledig-pakket) aan de kwalificatie «volwaardige» zittingsplaats voldoen zoals afgesproken bij de Wet herziening gerechtelijke kaart?

Antwoord 4:

Zoals ook aangegeven in de beantwoording van de schriftelijke vragen van de leden Oskam en Omtzigt (beiden CDA) over het bericht dat de rechtbank in Almelo compleet wordt uitgekleed kent Nederland sinds de herziening van de gerechtelijke kaart 32 bij algemene maatregel van bestuur aangewezen zittingsplaatsen die de geografische toegankelijkheid van rechtspraak waarborgen. De zittingsplaatsen zijn gelijkwaardig, maar dit betekent niet dat het aanbod van zaakscategorieën (zaakspakket) in de zittingsplaatsen identiek is. De wet biedt ruimte voor differentiatie in de zaakspakketten van de zittingsplaatsen binnen een arrondissement. De drie in het voorgenomen locatiebeleid geschetste typen zaakspakketten passen binnen deze flexibiliteit.

Vraag 5:

Kunt u aangeven hoeveel en welke rechtbanken en hoven te maken krijgen met een gewijzigd takenpakket, dat wil zeggen minder zaakscategorieën krijgen toebedeeld dan thans het geval is bij de betreffende locatie?

Antwoord 5:

Behoudens wettelijke concentraties behandelen de elf rechtbanken en vier gerechtshoven in Nederland alle zaken op grond van de regels van de relatieve bevoegdheid van gerechten. Dit verandert niet met het voorgenomen locatiebeleid van de rechtspraak. Wel is er binnen een aantal rechtbanken sprake van verschuiving van zaakscategorieën tussen zittingsplaatsen. Dat betreft met name zittingsplaatsen van de rechtbanken Gelderland, Limburg, Midden-Nederland, Noord-Holland, Noord-Nederland, Overijssel en Rotterdam.

Vraag 6:

Kunt u per locatie aangeven wat de gevolgen zijn voor de gemiddelde reistijd van zowel cliënten als medewerkers naar de rechtbank waar ze voortaan heen moeten reizen?

Antwoord 6:

Op deze vraag kan ik in dit stadium van de besluitvorming geen antwoord geven.

Vraag 7:

Kunt u procentueel aangeven wat de besparingen op het locatiebeleid zijn ten opzichte van het totale pakket aan besparingen zoals gepresenteerd in het Meerjarenplan?

Antwoord 7:

Aan het einde van de looptijd van het voorgenomen MJP (2020) zijn de besparingen, als gevolg van het voorgenomen locatiebeleid, jaarlijks € 15 mln. Dit is 16% van het totaal aan besparingen van het voorgenomen MJP. Deze besparing loopt op tot jaarlijks € 30 mln. (32%) in 2025.

Vraag 8:

Klopt het dat de besparingen op het locatiebeleid in totaal «slechts» 39 mln. euro opleveren (6 mln. in 2018, 9 mln. in 2019 en 15 mln. in 2020)?

Antwoord 8:

Het voorgenomen locatiebeleid levert een structurele jaarlijkse besparing op die oploopt van € 6 mln. in 2018 tot € 15 mln. in 2020. Cumulatief over de jaren 2018–2020 is deze besparing € 30 mln. De besparing, als gevolg van het voorgenomen locatiebeleid, loopt verder op naar € 30 mln. Structureel vanaf 2025.

Vraag 9:

Waarom heeft u er niet voor gekozen het bedrag dat bespaard wordt met locatiebeleid bij de begrotingsbehandeling van het Ministerie van Veiligheid en Justitie te compenseren jegens de Rechtspraak?

Antwoord 9:

Mijn financiële bijdrage aan de rechtspraak is gebaseerd op outputfinanciering. Voor het aantal zaken dat de rechtspraak behandelt ontvangt de rechtspraak een vooraf afgesproken prijs. De prijzen die thans worden gehanteerd zijn vastgelegd in het Prijsakkoord voor de jaren 2014 tot en met 2016. Dit zijn integrale prijzen, dat wil zeggen inclusief alle directe én indirecte kosten die met een zaak samenhangen, dus inclusief de kosten voor huisvesting. Binnen deze prijzen kan de Raad en kunnen gerechtsbesturen eigen keuzes maken. De rechtspraak is op basis van de wet op de rechterlijke organisatie zelf verantwoordelijk voor zijn bedrijfsvoering, dus ook voor de wijze waarop de huisvestingsportefeuille wordt beheerd en ingevuld.

Vraag 10:

Kunt u ingaan op de onomkeerbaarheid van besluitvorming omtrent het locatiebeleid dat de Raad voor de rechtspraak voornemens is te nemen met goedkeuring van het kabinet? Welke rol en mogelijkheid heeft de Tweede Kamer volgens u in de wijze komende tijd om invloed uit te oefenen op dit locatiebeleid?

Antwoord 10:

Ik verwijs naar de antwoorden op de vragen 1 en 2 van de SP fractie.

Vraag 11:

Kunt u aangeven of een definitief instemmingsbesluit van de Raad voor de rechtspraak op 8 september a.s. ook kan worden uitgesteld? Indien dit het geval is, kunt u deze mogelijkheid onder de aandacht van de Raad voor de rechtspraak te brengen, gelet op de zorgen in de Kamer en de wens om hierover plenair te debatteren zoals besproken in de regeling van werkzaamheden d.d. 1 september 2015 (Handelingen II 2014/15, nr. 106, item 10)?

Antwoord 11:

De Raad heeft zijn besluitvorming over het MJP uitgesteld. Ik heb uw Kamer hierover in mijn brieven van respectievelijk 31 augustus 2015 en 29 september 2015 geïnformeerd (Kamerstuk 32 891, nr. 28 en Kamerstuk 29 279, nr. 277).

Vraag 12

Bent u bereid om het instemmingsbesluit van de Raad voor de rechtspraak te vernietigen bij koninklijk besluit, indien op 8 september 2015 een definitief besluit volgt?

Antwoord 12:

Het MJP is een document van de rechtspraak. Vernietiging van een (toekomstig) besluit van de Raad en de presidenten van de gerechten met betrekking tot het MJP behoort niet tot mijn bevoegdheden.

Indien het voorgenomen locatiebeleid van de rechtspraak op enig moment aanleiding zou zijn voor een gerechtsbestuur om het zaaksverdelingsreglement te wijzigen, behoeft een dergelijke wijziging de instemming van de Raad. In die situatie kan de Minister van Veiligheid en Justitie gebruikmaken van de vernietigingsbevoegdheid op grond van artikel 106 van de wet op de rechterlijke organisatie indien het instemmingsbesluit van de Raad in strijd is met het recht of het algemeen belang. Dergelijke besluiten zijn op dit moment niet aan de orde.

Vraag 13:

Herinnert u zich de motie-Oskam d.d. 29 april jl. die opriep tot terughoudendheid bij het anders organiseren van de rechtspraaklocaties (Kamerstuk 29 279, nr. 239)?

Antwoord 13:

Ja.

Vraag 14:

Concludeert u uit het gegeven dat de fracties van de VVD, de PvdA en de PVV destijds tegen deze motie hebben gestemd dat er klaarblijkelijk een parlementaire meerderheid zich niet verzet tegen een wijziging van het locatiebeleid?

Antwoord 14:

Uit het feit dat de fracties van de VVD, de PvdA en de PVV destijds tegen de genoemde motie hebben gestemd, leid ik af dat een meerderheid van de Tweede Kamer het niet met de inhoud van de motie eens was.

Vraag 15:

Bent u zich ervan bewust dat concentratie van de Overijsselse rechtspraak in Zwolle niet logisch is? Deelt u de analyse dat terwijl de trein in 35 minuten van Leeuwarden naar Groningen rijdt, de reis van Enschede (de grootste stad in Overijssel en in omvang de 11e stad van Nederland) naar Zwolle een uur en zeven minuten kost, plus 15 minuten lopen van het station naar de rechtbank en weer terug?

Antwoord 15:

Uit het feit dat de duur van de treinreis van Enschede naar Zwolle, inclusief looptijd naar de rechtbank en terug, afwijkt van andere reistijden trek ik geen enkele conclusie met betrekking tot de logica van enig besluit over het voorgenomen locatiebeleid.

Vraag 16:

Kunt u aangeven hoe groot de reistijd is tussen bijvoorbeeld Den Helder en Amsterdam, tussen Emmeloord en Utrecht en tussen Denekamp/Enschede en Zwolle per openbaar vervoer en per auto?

Antwoord 16:

Volgens de reguliere dienstregeling is de reistijd met het openbaar vervoer van Den Helder naar Amsterdam circa 1 uur en 14 minuten, de reistijd van Emmeloord naar Utrecht circa 1 uur en 48 minuten, de reistijd van Denekamp naar Zwolle 1 uur en 44 minuten en die van Enschede naar Zwolle circa 1 uur en 7 minuten. De reistijd per auto wordt geschat op respectievelijk circa 1 uur en 20 minuten, circa 1 uur en 05 minuten, circa 1 uur en 27 minuten en circa 1 uur en 14 minuten; uiteraard afhankelijk van de exacte locatie en omstandigheden op de weg.

Vraag 17:

Is er een schatting gemaakt van de extra reiskosten die politieagenten, advocaten, burgers moeten maken door het uitkleden van zeven rechtbanken? Zo ja, hoeveel extra kosten zijn dat? Zo nee, bent u bereid die alsnog in beeld te brengen?

Antwoord 17:

Ik verwijs naar het antwoord op vraag 3 van de SP fractie.

Vraag 18:

Heeft u kennisgenomen van het statement van 45 rechters met feitelijke standplaats in Almelo/Enschede, die stellen niet bij de totstandkoming van deze plannen betrokken te zijn geweest? Kunt u dit bevestigen? Waarom heeft er geen overleg plaatsgevonden met de rechters in kwestie, alsmede op andere locaties?

Antwoord 18:

Ik verwijs voor een toelichting op het proces rondom de totstandkoming van het voorgenomen locatiebeleid, alsmede de betrokkenheid van medewerkers van de rechtspraak daarbij, naar de door mij aan uw Kamer toegezonden brief van de Raad van 29 september 2015.

Vraag 19:

Wat zegt het gegeven u dat – naar het schijnt nog nooit eerder vertoond – alle raadsfracties in Twente een brief hebben ondertekend om te pleiten voor behoud van volwaardige rechtspraak in deze regio zoals thans het geval is?

Antwoord 19:

Ik heb kennisgenomen van de brief van alle raadsfracties in Twente. Daaruit blijkt dat er in Twente eenduidig wordt gedacht over het voorgenomen locatiebeleid van de rechtspraak en gemeenschappelijk wordt gehecht aan het behoud van het huidige zaakspakket voor de zittingsplaats Almelo.

Vraag 20:

Met welke lokale partijen en bestuurders is vooraf contact gelegd door de Raad voor de rechtspraak en u zelf over de plannen omtrent het locatiebeleid? Is bijvoorbeeld vooraf het advies gevraagd van de regioburgemeesters? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 20:

Het voorgenomen MJP is een document van de rechtspraak. Voor een toelichting op de totstandkoming en afstemming van het voorgenomen locatiebeleid met onder andere het lokaal bestuur verwijs ik u naar de door mij aan uw Kamer toegezonden brief van de Raad van 29 september 2015.

Vraag 21:

Kunt u per locatie die te maken krijgt met een vermindering van het te behandelen aantal zaakscategorieën, aangeven wat de impact is op verlies van werkgelegenheid en inkomstenderving voor de omringende ondernemers/winkeliers/(toe)leveranciers en andere bedrijven/personen die diensten of producten leverde aan de betreffende locatie?

Vraag 22:

Indien u geen antwoord kunt geven op de vorige vraag, hoe kan dan gesteld worden dat de voorgestelde plannen geen effect hebben op de werkgelegenheid? Bent u bereid hier nader onderzoek naar te doen/een impactanalyse te laten uitvoeren naar dergelijke effecten?

Vraag 23:

Kunt u aangeven of de Raad voor de rechtspraak in haar prognose omtrent behoud van werkgelegenheid alleen rekening heeft gehouden met rechterlijk, juridisch en ondersteunend personeel of ook naar andere werknemers zoals bijvoorbeeld genoemd in de vorige vraag?

Antwoord 21–23:

Zoals ook aangegeven in de beantwoording van de schriftelijke vragen van de leden Van Oosten en De Caluwé (beiden VVD) naar aanleiding van de meerjarenplannen van de Raad voor de rechtspraak leidt het voorgenomen locatiebeleid tot een verschuiving van arbeidsplaatsen binnen een aantal gerechten. Dit kan werkgelegenheidseffecten hebben op lokaal niveau, maar zal niet leiden tot krimp van de totale werkgelegenheid van de rechtspraak. Ik heb contact met de Minister voor Wonen en Rijksdienst over de voorgenomen plannen van de rechtspraak. Hij heeft in dat verband aandacht gevraagd voor eventuele werkgelegenheidseffecten in de provincies die in de motie-De Vries (Kamerstuk 31 490, nr. 126) worden genoemd en in de krimpgebieden.

Vraag 24

Kunt u per locatie die te maken krijgt met een vermindering van het te behandelen aantal zaakscategorieën, aangeven in hoeverre deze locatie in de laatste 25 jaar te maken heeft gehad met een renovatie/aanbouw/vernieuwing, wat de kosten hiervan zijn geweest en welke partijen deze financiering mogelijk hebben gemaakt?

Antwoord 24:

Naar aanleiding van deze vraag heeft de Raad mij als volgt geïnformeerd:

  • in Almelo is er bij een uitbreiding van het gerechtsgebouw in 2011 van de gelegenheid gebruik gemaakt om, als pilot, een digitale zittingzaal te bouwen. Die zaal is eind 2012 in gebruik genomen. Bij dit project is afgezien van een uitbreiding van de kantoorvoorziening; een lokale wens die destijds op tafel lag. De investering bedroeg in totaal € 7 mln.;

  • in Assen is in 2013 het klimaat in het gerechtsgebouw verbeterd. Hiermee werd voldaan aan wettelijke eisen. De kosten bedroegen € 2,7 mln. en zullen in 2020 geheel zijn afgeschreven;

  • in Alkmaar is in 2010 gebouwd op basis van een studie uit 2007, met als aanleiding sloop van de noodhuisvesting, vertrek van het openbaar ministerie uit het gerechtsgebouw en het voldoen aan wetgeving op verschillende terreinen. De kosten bedroegen € 3,1 mln. en zijn in 2021 geheel afgeschreven. In het gerechtsgebouw is in 2012 nog voor € 3 mln. geïnvesteerd in brandveiligheid;

  • in Maastricht hebben in het afgelopen decennium geen investeringen plaatsgevonden anders dan een kleine investering voor veiligheid en beveiliging. De capaciteit is in 2014 verminderd door tijdelijke huisvesting te slopen;

  • in Zutphen zijn enige honderdduizenden geïnvesteerd voor veiligheid en beveiliging. De capaciteit is in 2013 verminderd door tijdelijke huisvesting te slopen;

  • in Lelystad zijn in de afgelopen decennia geen investeringen gedaan anders dan een paar ton in brandveiligheid;

  • in Dordrecht is recent voor circa drie honderdduizend euro geïnvesteerd door de onderhuurder (Raad voor de Kinderbescherming); in 1998 heeft de laatste verbouwing plaatsgevonden welke volledig is afgeschreven.

Omdat locaties nergens worden gesloten hebben deze investeringen niet vergeefs plaatsgevonden.

Vraag 25:

Hoe beoordeelt u het gegeven dat ook extra reistijd komt te gelden bij een fors aantal locaties voor bijvoorbeeld politiemedewerkers die als getuige worden gehoord, wat ook ten koste gaat van effectieve diensttijd die kan worden besteed aan opsporing en vervolging?

Antwoord 25:

Op deze vraag kan ik in dit stadium van de besluitvorming geen antwoord geven.

Vraag 26:

Kunt u bevestigen dat de president van de rechtbank Alkmaar is teruggetreden vanwege onvrede over het voorgestelde locatiebeleid? Hoe beoordeelt u deze zware stap?

Antwoord 26:

De Raad heeft mij geïnformeerd dat de voormalig president van de rechtbank Noord-Holland van mening is dat de procedure met betrekking tot de totstandkoming van het voorgenomen locatiebeleid van de rechtspraak anders ingericht had moeten worden door eerder in het proces een mogelijkheid tot inspraak te creëren, in plaats van consultatie op basis van een voorgenomen besluit. Bovendien vindt hij dat veranderingen als gevolg van het voorgenomen locatiebeleid te snel volgen op de reorganisatie die de rechtspraak de laatste jaren heeft gerealiseerd.

Vraag 27:

Hoe verhoudt deze voorgenomen sluiting zich tot het beleid van de Minister voor Wonen en Rijksdienst ten aanzien van spreiding van kantoorlocaties?

Antwoord 27:

Er is geen sprake van een voorgenomen sluiting van rechtbanken en het aantal zittingsplaatsen verandert niet. Daarmee blijft de spreiding van zittingsplaatsen gelijk. Het aantal plaatsen waar de rijksoverheid is gevestigd in kantoren en daarmee de spreiding van kantoorlocaties, verandert door de voorgenomen plannen van de rechtspraak niet.

Vraag 28:

Is bij de opbrengst van deze bezuiniging rekening gehouden met uiteindelijke leegstand van door de rechtbank verlaten gebouwen voor zover de rekening daarvan op de rijksbegroting staat als gevolg van eigendom van die gebouwen of langdurige huurcontracten? Zo ja, op welke wijze? Kunt u dat inzichtelijk maken?

Antwoord 28:

De kosten voor leegstand van rechtbankgebouwen liggen gedurende de contractstermijn bij de rechtspraak zelf. Na de contractstermijn gaat het risico over naar het rijksvastgoedbedrijf of het blijft bij de rechtspraak. In beide gevallen heeft dat een effect op de rijksbegroting voor wat betreft het beheer van het leegstaande vastgoed en het afstootresultaat.

Vraag 29:

Klopt het dat de ruimte die het openbaar ministerie voorheen tot haar beschikking had in de rechtbank Alkmaar, nog steeds niet verhuurd is aan een andere partij en dat dit een huurcontract betreft voor de duur van 20 jaar? Wat zijn de kosten hiervan op jaarbasis (geweest) tot dusver voor het OM?

Antwoord 29:

Het openbaar ministerie heeft geen ruimte tot haar beschikking gehad in de rechtbank Alkmaar, maar is, voorafgaand aan de verplaatsing naar Haarlem, gehuisvest geweest in een pand dat vlak naast de rechtbank is gelegen. Dit pand staat sinds twee jaar leeg; het contract ervan loopt tot 2023. De leegstand kost het openbaar ministerie op jaarbasis (stand 2014) € 613.707. Het rijksvastgoedbedrijf is bezig om een huurder te zoeken voor dit pand.

Vraag 30:

Kunt u aangeven hoeveel demonstraties afgelopen tijd hebben plaatsgevonden bij de verschillende locaties die getroffen worden door het huisvestingsplan? Bent u bijvoorbeeld op de hoogte van de demonstratie bij de rechtbank Alkmaar aanstaande vrijdag? Zijn bij dit soort (zeldzame) demonstraties ook vertegenwoordigers aanwezig vanuit de Raad voor de Rechtspraak en het Ministerie van Veiligheid en Justitie? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 30:

Bij diverse rechtbanken hebben medewerkers gereageerd op het voorgenomen MJP. Zo hebben bijvoorbeeld in de gerechtsgebouwen in Lelystad, Assen en Almelo medewerkers het werk op 31 augustus 2015 kort onderbroken om voor het gerechtsgebouw een verklaring af te leggen voor de pers. Medewerkers van de rechtbank Noord-Holland hebben op 4 september 2015 een petitie aangeboden bij het gemeentehuis en medewerkers van de rechtbank Limburg hebben op 7 september 2015 een protestactie gehouden. Bij deze acties waren veelal vertegenwoordigers van het Presidenten Raad Overleg aanwezig. Er waren geen medewerkers van het Ministerie van Veiligheid en Justitie aanwezig.

Vraag 31:

Kunt u bevestigen dat er de afgelopen jaar een forse investering heeft plaatsgevonden als het gaat om officieren van justitie (onder andere vanuit Roermond) die op de locatie Maastricht zijn gaan werken? Kunt u dit nader specificeren en toelichten? Om hoeveel officieren van justitie gaat het en wat voor zaken behandelden zij?

Antwoord 31:

Het openbaar ministerie is in het hele arrondissement Limburg aanwezig en houdt niet separaat bij welke verplaatsingen van personeel er in het kader van locatiebeleid plaatsvinden. Dat is een doorlopend en flexibel proces.

Vraag 32:

Hoe beoordeelt het college van procureurs-generaal de verplaatsing van belangrijke zaken en mensen vanuit Maastricht terug naar Roermond? Heeft u of de Raad voor de rechtspraak het college van procureurs-generaal vooraf gevraagd om advies omtrent deze verhuizing?

Vraag 33:

Wat is in het algemeen het oordeel van het college van procureurs-generaal over het voorgestelde locatiebeleid? Heeft u of de Raad voor de rechtspraak het college van procureursgeneraal vooraf om advies gevraagd over de plannen?

Antwoord 33:

De Raad heeft het College van procureurs-generaal (hierna: College) geconsulteerd over het voorgenomen MJP en mij naar aanleiding daarvan meegedeeld dat het College met betrekking tot het arrondissement Limburg van mening is dat het volledige zaakspakket aangeboden dient te worden in Maastricht. De Raad heeft het daartegenover het standpunt ingenomen dat concentratie in Maastricht aanzienlijk duurder is dan concentratie in Roermond.

Vraag 34:

Kunt u de vorige vraag ook beantwoorden ten aanzien van de nationale politie?

Antwoord 34:

De rechtspraak zal over de uitvoering van de plannen nader met de nationale politie in overleg treden. Overigens heeft de politie bij de vaststelling van zaaksverdelingsreglementen, anders dan het openbaar ministerie die zijn zienswijze naar voren kan brengen over hetgeen in het reglement zal worden bepaald ten aanzien van strafzaken, geen formele rol.

Vraag 35:

Kunt u vraag 33 ook beantwoorden ten aanzien van alle andere ketenpartners, zoals de Nederlandse Orde van Advocaten?

Antwoord 35:

Net als andere ketenpartijen is de Nederlandse Orde van Advocaten (hierna: NOvA) op 31 augustus 2015 geïnformeerd over het voorgenomen MJP. De Raad heeft mij laten weten dat de NOvA geen generiek oordeel heeft uitgesproken over het in het voorgenomen MJP voorgestelde locatiebeleid.

Vraag 36:

Kunt u deze vragen ruimschoots beantwoorden en deze beantwoording mede doen toekomen aan de Raad voor de rechtspraak, alvorens een definitief besluit wordt genomen door de Raad?

Antwoord 36:

De beantwoording van deze schriftelijke vragen heb ik mede doen toekomen aan de Raad voor de rechtspraak.

De beantwoording van de schriftelijke vragen van de leden Oskam en Omtzigt (beiden CDA) over de business case om de rechtbank Almelo half te ontmantelen zend ik gelijktijdig met deze brief aan uw Kamer (Aanhangsel Handelingen II 2015/16, nr. 252).

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven