29 279 Rechtsstaat en Rechtsorde

Nr. 277 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 september 2015

Hierbij zend ik u de brief die ik vandaag heb ontvangen van de voorzitter van de Raad voor de rechtspraak (verder: de Raad) over de afspraken die in het Presidenten Raad Overleg (PRO) zijn gemaakt rond de vaststelling van het Meerjarenplan van de Rechtspraak 2015–2020 (MJP)1. Daarbij informeert de Raad mij over de uitkomsten van het consultatieproces en de reactie van het PRO daarop.

De brief van de Raad is een vervolg op de bekendmaking van het voorgenomen MJP op 31 augustus jl. die ik u op dezelfde datum toezond.

Ik constateer dat nog geen definitieve besluitvorming heeft plaatsgevonden over het MJP en over het daarin opgenomen locatiebeleid. Hiermee wordt tegemoet gekomen aan de motie Slob/Samson (Kamerstukken II, 2015–2016, 34 300, nr. 22), waarover ik vorige week met de Raad heb overlegd. Door de Raad en/of de gerechtsbesturen worden geen onomkeerbare stappen gezet.

Het MJP bevat ook een raming van de financiële problematiek voor de komende jaren. De Raad raamt een tekort van € 50 mln. in 2016, € 80 mln. in 2017, aflopend naar € 32 mln. structureel. Deze raming vormt de inzet voor de onderhandelingen die het komend half jaar met de Raad zullen worden gevoerd over de kostprijzen voor de periode 2017 tot en met 2019. Deze prijsonderhandelingen zijn recent van start gegaan en moeten leiden tot herijking van de huidige prijzen. Deze prijzen zijn integraal, dat wil zeggen dat daarin een component voor kwaliteit, voor KEI en voor huisvesting is opgenomen. De nog af te spreken prijzen zullen bepalend zijn voor het totale budget dat de Rechtspraak voor de periode 2017 tot en met 2019 zal ontvangen en dat zal worden opgenomen in de ontwerpbegroting 2017. Op de uitkomsten van deze onderhandelingen wil ik niet vooruitlopen.

Gezien de financiële reserves waarover de Rechtspraak thans beschikt (ruim € 80 mln.) worden voor het jaar 2015 geen financiële problemen voorzien. Of er in 2016 sprake zal zijn van financiële problematiek hangt mede af van de ontwikkeling van de instroom van zaken in het komende jaar. Gelet op de daling van de instroom van zaken, verwacht ik niet dat er zich in 2016 grote financiële problemen zullen voordoen.

Wat de besluitvorming met betrekking tot de verdeling van zaken over de locaties betreft wil ik benadrukken dat dit primair een verantwoordelijkheid van het gerechtsbestuur is. Uit artikel 21 van de wet op de rechterlijke organisatie volgt dat het gerechtsbestuur een zaaksverdelingsreglement opstelt en daarbij in ieder geval rekening houdt met het belang van een goede toegankelijkheid van rechtspraak. Uw Kamer heeft dit kader aangevuld door, naar aanleiding van het wetgevingsoverleg over het wetsvoorstel herziening gerechtelijke kaart, een drietal moties aan te nemen, namelijk de motie-Helder (TK 32 891, nr. 12), de motie-Çörüz (TK 32 891, nr. 13) en de motie-Recourt (TK 32 891, nr. 19).

De Raad dient met het vastgestelde zaaksverdelingsreglement in te stemmen. Daarbij worden drie criteria gehanteerd: de kwaliteit van de rechtspraak, de toegankelijkheid van de rechtspraak en de goede bedrijfsvoering van gerechten.

De Minister van Veiligheid en Justitie kan tenslotte gebruikmaken van de vernietigingsbevoegdheid op grond van artikel 106 van de wet op de rechterlijke organisatie, indien het instemmingsbesluit van de Raad in strijd is met het recht of het algemeen belang.

Ik hecht er belang aan dat overeenkomstig deze wettelijke bevoegdheidsverdeling eerst door gerechtsbesturen, rekening houdend met de belangen van betrokken partijen zoals het lokaal bestuur en het openbaar ministerie, een besluit wordt genomen over de toedeling van zaken aan locaties binnen arrondissementen en ressorten en dat vervolgens de Raad beoordeelt of hij hiermee kan instemmen. Ik acht het voorbarig om vooruitlopend op deze besluiten nu al een standpunt in te nemen.

Tevens zend ik u hierbij antwoorden op schriftelijke vragen van de leden Oskam en Omtzigt (beiden CDA) over het bericht dat de rechtbank in Almelo compleet wordt uitgekleed (Aanhangsel Handelingen II 2015/16, nr. 161), op schriftelijke vragen van de leden Recourt en Fokke (beiden PvdA) over het sluiten van de rechtbank in Almelo (Aanhangsel Handelingen II 2015/16, nr. 172), op schriftelijke vragen van de leden Recourt en Wolbert (beiden PvdA) over het sluiten van de rechtbank in Assen (Aanhangsel Handelingen II 2015/16, nr. 176), op schriftelijke vragen van de leden Recourt en Fokke (beiden PvdA) over het sluiten van een rechtbank in Limburg (Aanhangsel Handelingen II 2015/16, nr. 171), alsmede op schriftelijke vragen van de leden Oskam en Agnes Mulder (beiden CDA) over de gevolgen van de huisvestingsplannen van de Rechtspraak voor de rechtbank Assen (Aanhangsel Handelingen II 2015/16, nr. 169). In de bijlage bij deze brief worden ook, mede namens de Minister voor Wonen en Rijksdienst, de schriftelijke vragen beantwoord van de leden Van Oosten en De Caluwé (beiden VVD) naar aanleiding van de meerjarenplannen van de Raad voor de rechtspraak (Aanhangsel Handelingen II 2015/16, nr. 167).

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven